ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 182

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

50e jaargang
12 juli 2007


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EG) nr. 809/2007 van de Raad van 28 juni 2007 tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 894/97, (EG) nr. 812/2004 en (EG) nr. 2187/2005 met betrekking tot drijfnetten

1

 

 

Verordening (EG) nr. 810/2007 van de Commissie van 11 juli 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

3

 

*

Verordening (EG) nr. 811/2007 van de Commissie van 11 juli 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 917/2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 797/2004 van de Raad betreffende maatregelen ter verbetering van de productie en afzet van producten van de bijenteelt

5

 

*

Verordening (EG) nr. 812/2007 van de Commissie van 11 juli 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van een aan de Verenigde Staten van Amerika toegewezen tariefcontingent voor varkensvlees

7

 

 

Verordening (EG) nr. 813/2007 van de Commissie van 11 juli 2007 tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt voor de afgifte van in de periode van 2 tot en met 6 juli 2007 aangevraagde certificaten voor de invoer van producten van de sector suiker in het kader van de tariefcontingenten en preferentiële overeenkomsten

15

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2007/43/EG van de Raad van 28 juni 2007 tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens ( 1 )

19

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Raad

 

 

2007/485/EG

 

*

Beschikking van de Raad van 10 juli 2007 waarbij Oostenrijk wordt gemachtigd met Zwitserland een overeenkomst te sluiten waarin bepalingen voorkomen die afwijken van artikel 2, lid 1, onder d), van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

29

 

 

Commissie

 

 

2007/486/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 20 december 2006 in een procedure op grond van artikel 65 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (Zaak COMP/F/39.234 — Legeringstoeslag — Wedergoedkeuring) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 6765)

31

 

 

2007/487/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 6 juli 2007 betreffende de toewijzing aan het Verenigd Koninkrijk van extra dagen aanwezigheid in ICES-sector VII e (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 3212)

33

 

 

2007/488/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 11 juli 2007 tot verlening van ontheffingen aan Italië overeenkomstig Richtlijn 92/119/EEG van de Raad voor het vervoer van slachtvarkens over openbare of particuliere wegen naar een slachthuis in beschermingsgebieden in Cremona (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 3314)

34

 

 

2007/489/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 11 juli 2007 tot vaststelling van de financiële bijdrage van de Gemeenschap in de uitgaven voor de spoedmaatregelen ter bestrijding van de ziekte van Newcastle in Denemarken in 2005 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 3315)

36

 

 

OVEREENKOMSTEN

 

 

Raad

 

*

Informatie betreffende de datum van inwerkingtreding van de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Economische Gemeenschap, enerzijds, en de regering van Denemarken en de autonome regering van Groenland, anderzijds

37

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

12.7.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 182/1


VERORDENING (EG) Nr. 809/2007 VAN DE RAAD

van 28 juni 2007

tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 894/97, (EG) nr. 812/2004 en (EG) nr. 2187/2005 met betrekking tot drijfnetten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 894/97 van de Raad van 29 april 1997 houdende technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden (1) is een beheerskader vastgesteld voor de instandhouding van de visbestanden aan de hand van technische maatregelen in de vorm van een algemene bepaling dat de individuele of gezamenlijke lengte van drijfnetten niet groter mag zijn dan 2,5 km, en een verbod op het aan boord hebben en het gebruiken van drijfnetten bestemd voor de vangst van bepaalde vissoorten, dat van toepassing is voor alle communautaire vissersvaartuigen, behalve de vaartuigen die actief zijn in de Baltische Zee, de Belten en de Sont.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 812/2004 van de Raad van 26 april 2004 tot vaststelling van maatregelen betreffende de bijvangsten van walvisachtigen bij de visserij (2) zijn voorschriften vastgesteld met betrekking tot het gebruik van akoestische afschrikmiddelen en het toezicht op de bijvangsten van walvisachtigen bij bepaalde vormen van visserij met drijfnetten.

(3)

Bij Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad van 21 december 2005 betreffende de instandhouding door middel van technische maatregelen van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Sont (3), zijn beperkingen en voorschriften vastgesteld inzake het gebruik van drijfnetten in het betrokken gebied.

(4)

In de betrokken verordeningen is evenwel geen definitie van drijfnetten opgenomen. Duidelijkheidshalve en om de uniformiteit op het vlak van het toezicht door de lidstaten te vergemakkelijken, moet in de drie verordeningen een uniforme definitie van drijfnetten worden opgenomen.

(5)

De vaststelling van een definitie van drijfnetten leidt niet tot een uitbreiding van de werkingssfeer van de beperkingen en voorschriften inzake het gebruik van drijfnetten, die zijn vervat in de communautaire regelgeving.

(6)

Verordening (EG) nr. 894/97, Verordening (EG) nr. 812/2004 en Verordening (EG) nr. 2187/2005 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 11 van Verordening (EG) nr. 894/97 wordt vervangen door:

„Artikel 11

1.   Onder „drijfnetten” wordt verstaan: kieuwnetten die aan het wateroppervlak of in de waterkolom worden gehouden door drijflichamen die vrijelijk met de stroom meedrijven of meedrijven met het vaartuig waaraan zij zijn bevestigd. Zij mogen uitgerust zijn met voorzieningen om het net te stabiliseren en/of het drijven te beperken.

2.   Geen enkel vaartuig mag één of meer drijfnetten waarvan de individuele of gezamenlijke lengte groter is dan 2,5 km, aan boord hebben of daarmee vissen.”.

Artikel 2

In Verordening (EG) nr. 812/2004 wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 1 bis

Begripsomschrijvingen

„Drijfnetten”: kieuwnetten die op het zee-oppervlak of op een bepaalde afstand daaronder worden gehouden door drijflichamen die vrijelijk met de stroom meedrijven of met het vaartuig waaraan zij zijn bevestigd. Zij mogen uitgerust zijn met voorzieningen om het net te stabiliseren en/of het drijven te beperken.”.

Artikel 3

Aan artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2187/2005 wordt het volgende punt toegevoegd:

„o)

„drijfnetten”: kieuwnetten die op het zee-oppervlak of op een bepaalde afstand daaronder worden gehouden door drijflichamen die vrijelijk met de stroom meedrijven of, wat vaker het geval is, met het vaartuig waaraan zij zijn bevestigd. Zij mogen uitgerust zijn met voorzieningen om het net te stabiliseren en/of het drijven te beperken.”.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 28 juni 2007.

Voor de Raad

De voorzitter

S. GABRIEL


(1)  PB L 132 van 23.5.1997, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1239/98 (PB L 171 van 17.6.1998, blz. 1).

(2)  PB L 150 van 30.4.2004, blz. 12.

(3)  PB L 349 van 31.12.2005, blz. 1.


12.7.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 182/3


VERORDENING (EG) Nr. 810/2007 VAN DE COMMISSIE

van 11 juli 2007

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 12 juli 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 756/2007 (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 41).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 11 juli 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MK

48,1

TR

83,4

XS

23,6

ZZ

51,7

0707 00 05

JO

151,2

TR

115,8

ZZ

133,5

0709 90 70

TR

86,4

ZZ

86,4

0805 50 10

AR

55,2

UY

51,0

ZA

56,7

ZZ

54,3

0808 10 80

AR

86,2

BR

88,2

CL

89,9

CN

99,5

NZ

101,4

US

103,8

UY

59,1

ZA

89,6

ZZ

89,7

0808 20 50

AR

76,7

CL

84,4

CN

59,8

NZ

99,0

ZA

103,7

ZZ

84,7

0809 10 00

TR

199,7

ZZ

199,7

0809 20 95

TR

283,7

US

481,7

ZZ

382,7

0809 30 10, 0809 30 90

TR

129,4

ZZ

129,4

0809 40 05

IL

124,1

ZZ

124,1


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.


12.7.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 182/5


VERORDENING (EG) Nr. 811/2007 VAN DE COMMISSIE

van 11 juli 2007

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 917/2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 797/2004 van de Raad betreffende maatregelen ter verbetering van de productie en afzet van producten van de bijenteelt

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 797/2004 van de Raad van 26 april 2004 betreffende maatregelen ter verbetering van de productie en afzet van producten van de bijenteelt (1), en met name op artikel 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om elk gevaar van dubbelzinnigheid te voorkomen, moet in artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 917/2004 van de Commissie (2) duidelijk worden bepaald dat de maatregelen in het kader van de bijenteeltprogramma's absoluut moeten zijn uitgevoerd vóór het einde van de betrokken jaarperiode.

(2)

Van de voor elke maatregel in het kader van een bijenteeltprogramma in de loop van een jaarperiode bestemde uitgaven mag worden afgeweken, zonder dat dergelijke afwijkingen moeten worden goedgekeurd volgens de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 797/2004 bedoelde procedure, op voorwaarde dat de afwijking niet meer bedraagt dan 20 % naar boven of naar beneden.

(3)

Dit maximum van 20 % is uit administratief oogpunt te klein, zowel voor de lidstaten als voor de Commissie. Zij moet derhalve worden geschrapt.

(4)

Met het oog op de vereenvoudiging moet worden gezorgd voor meer flexibiliteit inzake de aanpassing van de maatregelen in het kader van een bijenteeltprogramma in de loop van een jaarperiode, en moet de maximaal toegestane afwijking in het kader van een nieuwe verdeling van de begrotingsmiddelen per soort van maatregelen binnen de aan elke lidstaat toegewezen begroting worden afgeschaft.

(5)

Bepaald moet worden dat de aanpassingen van de maatregelen in het kader van een bijenteeltprogramma aan de Commissie moeten worden meegedeeld, voor zover het gaat om maatregelen die niet waren opgenomen in het oorspronkelijk meegedeelde driejarenprogramma.

(6)

Verordening (EG) nr. 917/2004 moet derhalve worden gewijzigd.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor slachtpluimvee en eieren,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 917/2004 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:

a)

lid 1, tweede alinea, wordt geschrapt;

b)

lid 3, eerste zin, wordt vervangen door:

„De maatregelen die in de bijenteeltprogramma's voor elk jaar van de driejarige periode zijn gepland, moeten volledig zijn uitgevoerd vóór 31 augustus van de betrokken jaarperiode.”.

2)

Artikel 6 wordt vervangen door:

„Artikel 6

De maatregelen in het kader van een bijenteeltprogramma mogen in de loop van een jaarperiode worden aangepast, voor zover zij in overeenstemming blijven met het bepaalde in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 797/2004. De voor elke van de bedoelde maatregelen bestemde uitgaven mogen worden gewijzigd, voor zover het totale maximumbedrag van de geraamde jaarlijkse uitgaven niet wordt overschreden en de bijdrage van de Gemeenschap in de financiering van de bijenteeltprogramma's niet meer bedraagt dan 50 % van de door de betrokken lidstaat gedane uitgaven.

De betrokken lidstaat deelt de Commissie elk ontwerp mee tot aanpassing van maatregelen in de loop van een jaarperiode op grond van de eerste alinea, voor zover het gaat om maatregelen die niet waren opgenomen in het oorspronkelijk meegedeelde driejarenprogramma. Indien de Commissie zich daar niet tegen verzet, wordt de aanpassing van toepassing op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de mededeling.

Binnen twee maanden na afloop van elke jaarperiode delen de lidstaten aan de Commissie een overzicht mee van de gedane uitgaven per soort van maatregel.”.

3)

Artikel 7 wordt geschrapt.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2007.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 125 van 28.4.2004, blz. 1.

(2)  PB L 163 van 30.4.2004, blz. 83. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2006 (PB L 365 van 21.12.2006, blz. 52).


12.7.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 182/7


VERORDENING (EG) Nr. 812/2007 VAN DE COMMISSIE

van 11 juli 2007

houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van een aan de Verenigde Staten van Amerika toegewezen tariefcontingent voor varkensvlees

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2759/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector varkensvlees (1), en met name op artikel 11, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, in verband met hun toetreding tot de Europese Unie (2), goedgekeurd bij Besluit 2006/333/EG van de Raad (3), is bepaald dat een aan de Verenigde Staten toegewezen specifiek invoertariefcontingent van 4 722 ton varkensvlees wordt opgenomen.

(2)

Verordening (EG) nr. 1233/2006 van de Commissie van 16 augustus 2006 houdende de opening en wijze van beheer van een aan de Verenigde Staten van Amerika toegewezen tariefcontingent voor de invoer van varkensvlees (4) moet ingrijpend worden gewijzigd. Daarom moet Verordening (EG) nr. 1233/2006 worden ingetrokken en door een nieuwe verordening worden vervangen.

(3)

Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie van 9 juni 2000 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (5) en Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (6) zijn van toepassing, tenzij in de onderhavige verordening anders is bepaald.

(4)

Met het oog op een regelmatige invoer moet de contingentperiode, die van 1 juli tot en met 30 juni van het volgende jaar loopt, in verschillende deelperioden worden onderverdeeld. Bij Verordening (EG) nr. 1301/2006 is in ieder geval bepaald dat de certificaten geldig zijn tot en met de laatste dag van de tariefcontingentperiode.

(5)

Het tariefcontingent dient aan de hand van invoercertificaten te worden beheerd. Hiertoe moeten uitvoeringsbepalingen inzake de indiening van de aanvragen en de in de aanvragen en certificaten op te nemen vermeldingen worden vastgesteld.

(6)

Vanwege het aan deze regeling inherente gevaar voor speculatie in de sector varkensvlees moeten precieze voorwaarden worden vastgesteld waaraan de marktdeelnemers moeten voldoen om van de tariefcontingentregeling gebruik te kunnen maken.

(7)

Met het oog op een doeltreffend beheer van het tariefcontingent moet de zekerheid voor invoercertificaten worden vastgesteld op 20 EUR per 100 kg.

(8)

In het belang van de marktdeelnemers moet worden bepaald dat de Commissie de hoeveelheden vaststelt waarvoor geen aanvragen zijn ingediend en die overeenkomstig artikel 7, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 aan de volgende deelperiode worden toegevoegd.

(9)

Voor de toegang tot het tariefcontingent moet een certificaat van oorsprong worden overgelegd dat door de autoriteiten van de Verenigde Staten van Amerika is afgegeven overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (7).

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor varkensvlees,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Jaarlijks wordt voor de periode van 1 juli tot en met 30 juni van het volgende jaar een tariefcontingent voor de invoer van 4 722 ton producten van de sector varkensvlees van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika geopend.

Het contingent draagt het volgnummer 09.4170.

2.   De hoeveelheid producten waarvoor de in lid 1 bedoelde regeling geldt, alsmede het douanerecht, worden vastgesteld in bijlage I.

Artikel 2

De bepalingen van Verordening (EG) nr. 1291/2000 en van Verordening (EG) nr. 1301/2006 zijn van toepassing, tenzij in de onderhavige verordening anders is bepaald.

Artikel 3

De voor de jaarlijkse contingentperiode vastgestelde hoeveelheid wordt als volgt in vier deelperioden verdeeld:

a)

25 % voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september,

b)

25 % voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december,

c)

25 % voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart,

d)

25 % voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni.

Artikel 4

1.   Voor de toepassing van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1301/2006 moet een aanvrager van een invoercertificaat bij de indiening van zijn eerste aanvraag voor een bepaalde jaarlijke contingentperiode bewijzen dat hij ten minste 50 ton producten als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 2759/75 heeft in- of uitgevoerd gedurende elk van beide in genoemd artikel 5 bedoelde perioden.

2.   De certificaataanvraag mag betrekking hebben op verscheidene producten die onder verschillende GN-codes vallen en van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika zijn. In dat geval moeten in vak 16 van de certificaataanvraag en het certificaat alle GN-codes en in vak 15 ervan de desbetreffende omschrijvingen worden vermeld.

De certificaataanvraag moet betrekking hebben op ten minste 20 ton en ten hoogste 20 % van de hoeveelheid die beschikbaar is in de betrokken deelperiode.

3.   De certificaten verplichten tot invoer uit de Verenigde Staten van Amerika.

4.   In de certificaataanvraag en het certificaat worden de volgende gegevens vermeld:

a)

in vak 8: de naam van het land van oorsprong en een kruisje bij de vermelding „ja”;

b)

in vak 20, één van de vermeldingen van bijlage II, deel A.

Vak 24 van het certificaat bevat één van de in bijlage II, deel B, opgenomen vermeldingen.

Artikel 5

1.   Een certificaataanvraag kan alleen gedurende de eerste zeven dagen van de maand vóór elke in artikel 3 genoemde deelperiode worden ingediend.

2.   Bij de indiening van de certificaataanvraag wordt een zekerheid van 20 EUR per 100 kg gesteld.

3.   De lidstaten delen de Commissie uiterlijk op de derde werkdag na het einde van de periode voor de indiening van de aanvragen mee welke hoeveelheden, uitgedrukt in kilogram, in totaal zijn aangevraagd.

4.   De certificaten worden afgegeven vanaf de zevende werkdag en uiterlijk op de elfde werkdag na afloop van de in lid 3 bedoelde kennisgevingsperiode.

5.   De Commissie stelt zo nodig de hoeveelheden vast waarvoor geen aanvragen zijn ingediend en die automatisch aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid worden toegevoegd.

Artikel 6

1.   In afwijking van artikel 11, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 delen de lidstaten de Commissie vóór het einde van de eerste maand van iedere deelperiode de in kilo's uitgedrukte totale hoeveelheden mee als bedoeld in artikel 11, lid 1, onder b), van die verordening waarvoor certificaten zijn afgegeven.

2.   De lidstaten delen de Commissie vóór het einde van de vierde maand na iedere jaarlijkse periode mee welke hoeveelheden in de loop van de betrokken periode daadwerkelijk op grond van deze verordening in het vrije verkeer zijn gebracht, uitgedrukt in kilogram.

3.   In afwijking van artikel 11, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 delen de lidstaten de Commissie een eerste maal tegelijk met de aanvraag voor de laatste deelperiode en vervolgens nogmaals aan het einde van de vierde maand volgende op iedere jaarlijkse periode de in kilogram uitgedrukte hoeveelheden mee waarvoor de invoercertificaten helemaal niet of gedeeltelijk niet zijn gebruikt.

Artikel 7

1.   In afwijking van artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1291/2000 zijn de invoercertificaten 150 dagen geldig vanaf de eerste dag van de deelperiode waarvoor ze zijn afgegeven.

2.   Onverminderd artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 mogen de rechten die voortvloeien uit de certificaten alleen worden overgedragen aan cessionarissen die voldoen aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1301/2006 en artikel 4, lid 1, van de onderhavige verordening vastgestelde voorwaarden.

Artikel 8

Met het oog op het in het vrije verkeer brengen van de producten moet een certificaat van oorsprong worden overgelegd dat door de bevoegde autoriteiten van de Verenigde Staten van Amerika is afgegeven overeenkomstig de artikelen 55 tot en met 65 van Verordening (EEG) nr. 2454/93. De oorsprong van de producten die onder de onderhavige verordening vallen wordt vastgesteld overeenkomstig de geldende communautaire regels.

Artikel 9

Verordening (EG) nr. 1233/2006 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen overeenkomstig de in bijlage III opgenomen concordantietabel.

Artikel 10

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2007.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 282 van 1.11.1975, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 124 van 11.5.2006, blz. 15.

(3)  PB L 124 van 11.5.2006, blz. 13.

(4)  PB L 225 van 17.8.2006, blz. 14.

(5)  PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2006 (PB L 365 van 21.12.2006, blz. 52).

(6)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 289/2007 (PB L 78 van 17.3.2007, blz. 17).

(7)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 214/2007 (PB L 62 van 1.3.2007, blz. 6).


BIJLAGE I

Volgnummer

GN-code

Omschrijving

Toepasselijk recht

Totale hoeveelheid (ton)

(productgewicht)

09.4170

ex 0203 19 55

ex 0203 29 55

Karbonadestrengen en hammen, zonder been, vers, gekoeld of bevroren

250 EUR/t

4 722


BIJLAGE II

DEEL A

In artikel 4, lid 4, eerste alinea, onder b), bedoelde vermeldingen

in het Bulgaars

:

Регламент (ЕО) № 812/2007.

in het Spaans

:

Reglamento (CE) no 812/2007.

in het Tsjechisch

:

Nařízení (ES) č. 812/2007.

in het Deens

:

Forordning (EF) nr. 812/2007.

in het Duits

:

Verordnung (EG) Nr. 812/2007.

in het Ests

:

Määrus (EÜ) nr 812/2007.

in het Grieks

:

Kανονισμός (ΕΚ) αριθ. 812/2007.

in het Engels

:

Regulation (EC) No 812/2007.

in het Frans

:

Règlement (CE) no 812/2007.

in het Italiaans

:

Regolamento (CE) n. 812/2007.

in het Lets

:

Regula (EK) Nr. 812/2007.

in het Litouws

:

Reglamentas (EB) Nr. 812/2007.

in het Hongaars

:

812/2007/EK rendelet.

in het Maltees

:

Ir-Regolament (KE) Nru 812/2007.

in het Nederlands

:

Verordening (EG) nr. 812/2007.

in het Pools

:

Rozporządzenie (WE) nr 812/2007.

in het Portugees

:

Regulamento (CE) n.o 812/2007.

in het Roemeens

:

Regulamentul (CE) nr. 812/2007.

in het Slowaaks

:

Nariadenie (ES) č. 812/2007.

in het Sloveens

:

Uredba (ES) št. 812/2007.

in het Fins

:

Asetus (EY) No: 812/2007.

in het Zweeds

:

Förordning (EG) nr 812/2007.

DEEL B

In artikel 4, lid 4, tweede alinea, bedoelde vermeldingen

in het Bulgaars

:

намаляване на общата митническа тарифа съгласно предвиденото в Регламент (ЕО) № 812/2007.

in het Spaans

:

reducción del arancel aduanero común prevista en el Reglamento (CE) no 812/2007.

in het Tsjechisch

:

snížení společné celní sazby tak, jak je stanoveno v nařízení (ES) č. 812/2007.

in het Deens

:

toldnedsættelse som fastsat i forordning (EF) nr. 812/2007.

in het Duits

:

Ermäßigung des Zollsatzes nach dem GZT gemäß Verordnung (EG) Nr. 812/2007.

in het Ests

:

ühise tollitariifistiku maksumäära alandamine vastavalt määrusele (EÜ) nr 812/2007.

in het Grieks

:

Μείωση του δασμού του κοινού δασμολογίου, όπως προβλέπεται στον κανονισμό (ΕΚ) αριθ. 812/2007.

in het Engels

:

reduction of the common customs tariff pursuant to Regulation (EC) No 812/2007.

in het Frans

:

réduction du tarif douanier commun comme prévu au règlement (CE) no 812/2007.

in het Italiaans

:

riduzione del dazio della tariffa doganale comune a norma del regolamento (CE) n. 812/2007.

in het Lets

:

Regulā (EK) Nr. 812/2007 paredzētais vienotā muitas tarifa samazinājums.

in het Litouws

:

bendrojo muito tarifo muito sumažinimai, nustatyti Reglamente (EB) Nr. 812/2007.

in het Hongaars

:

a közös vámtarifában szereplő vámtétel csökkentése a 812/2007/EK rendelet szerint.

in het Maltees

:

tnaqqis tat-tariffa doganali komuni kif jipprovdi r-Regolament (KE) Nru 812/2007.

in het Nederlands

:

Verlaging van het gemeenschappelijke douanetarief overeenkomstig Verordening (EG) nr. 812/2007.

in het Pools

:

Cła WTC obniżone jak przewidziano w rozporządzeniu (WE) nr 812/2007.

in het Portugees

:

redução da Pauta Aduaneira Comum como previsto no Regulamento (CE) n.o 812/2007.

in het Roemeens

:

reducerea tarifului vamal comun astfel cum este prevăzut de Regulamentul (CE) nr. 812/2007.

in het Slowaaks

:

Zníženie spoločnej colnej sadzby, ako sa ustanovuje v nariadení (ES) č. 812/2007.

in het Sloveens

:

znižanje skupne carinske tarife v skladu z Uredbo (ES) št. 812/2007.

in het Fins

:

Asetuksessa (EY) N:o 812/2007 säädetty yhteisen tullitariffin alennus.

in het Zweeds

:

nedsättning av den gemensamma tulltaxan i enlighet med förordning (EG) nr 812/2007.


BIJLAGE III

Concordantietabel

Verordening (EG) nr. 1233/2006

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4, lid 1, onder a)

Artikel 4, lid 1

Artikel 4, lid 1, onder b)

Artikel 4, lid 2, eerste alinea

Artikel 4, lid 1, onder c)

Artikel 4, lid 2, tweede alinea

Artikel 4, lid 1, onder d)

Artikel 4, lid 3

Artikel 4, lid 1, onder e)

Artikel 4, lid 3

Artikel 4, lid 1, onder f)

Artikel 4, lid 3

Artikel 4, lid 2

Artikel 5, lid 1, eerste alinea

Artikel 5, lid 1

Artikel 5, lid 1, tweede alinea

Artikel 5, lid 2

Artikel 5, lid 3

Artikel 5, lid 2

Artikel 5, lid 4, eerste alinea

Artikel 5, lid 3

Artikel 5, lid 4, tweede alinea

Artikel 5, lid 5

Artikel 5, lid 6

Artikel 5, lid 7

Artikel 5, lid 8, eerste alinea

Artikel 5, lid 4

Artikel 5, lid 9

Artikel 5, lid 10

Artikel 6, lid 2

Artikel 6, lid 1, eerste alinea

Artikel 7, lid 1

Artikel 6, lid 1, tweede alinea

Artikel 6, lid 2

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 8, eerste alinea

Artikel 2

Artikel 8, tweede alinea

Artikel 9

Artikel 10

Bijlage I

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage II, deel A

Bijlage III

Bijlage II, deel B

Bijlage IV

Bijlage V

Bijlage VI


12.7.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 182/15


VERORDENING (EG) Nr. 813/2007 VAN DE COMMISSIE

van 11 juli 2007

tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt voor de afgifte van in de periode van 2 tot en met 6 juli 2007 aangevraagde certificaten voor de invoer van producten van de sector suiker in het kader van de tariefcontingenten en preferentiële overeenkomsten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 950/2006 van de Commissie van 28 juni 2006 tot vaststelling, voor de verkoopseizoenen 2006/2007, 2007/2008 en 2008/2009, van de uitvoeringsbepalingen voor de invoer van producten van de sector suiker in het kader van bepaalde tariefcontingenten en preferentiële overeenkomsten (2), en met name op artikel 5, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In de week van 2 tot en met 6 juli 2007 zijn bij de bevoegde autoriteiten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 950/2006 of Verordening (EG) nr. 1832/2006 van de Commissie van 13 december 2006 tot vaststelling van overgangsbepalingen in de sector suiker in verband met de toetreding van Bulgarije en Roemenië (3), invoercertificaataanvragen ingediend voor een totale hoeveelheid die gelijk is aan of groter is dan de voor volgnummer 09.4343 (2006-2007) beschikbare hoeveelheid.

(2)

In dergelijke omstandigheden dient de Commissie een toewijzingscoëfficiënt vast te stellen aan de hand waarvan naar rata van de beschikbare hoeveelheid certificaten kunnen worden afgegeven, en dient zij aan de lidstaten te melden dat de betrokken maximumhoeveelheid is bereikt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De certificaten met betrekking tot de invoercertificaataanvragen die in de periode van 2 tot en met 6 juli 2007 overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 950/2006 of artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1832/2006 zijn ingediend, worden afgegeven met inachtneming van de in de bijlage bij de onderhavige verordening aangegeven maximumhoeveelheden.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2006/2006 (PB L 379 van 28.12.2006, blz. 95).

(3)  PB L 354 van 14.12.2006, blz. 8.


BIJLAGE

ACS-Indiase suiker

Titel IV van Verordening (EG) nr. 950/2006

Verkoopseizoen 2006/2007

Volgnummer

Betrokken land

Te leveren percentage van de voor de week van 2.7.2007-6.7.2007 aangevraagde hoeveelheden

Maximumhoeveelheid

09.4331

Barbados

100

 

09.4332

Belize

100

 

09.4333

Ivoorkust

0

bereikt

09.4334

Republiek Congo

0

bereikt

09.4335

Fidji

100

 

09.4336

Guyana

100

 

09.4337

India

0

bereikt

09.4338

Jamaica

100

 

09.4339

Kenia

0

bereikt

09.4340

Madagaskar

0

bereikt

09.4341

Malawi

100

 

09.4342

Mauritius

100

 

09.4343

Mozambique

100

bereikt

09.4344

Saint Kitts en Nevis

 

09.4345

Suriname

 

09.4346

Swaziland

100

 

09.4347

Tanzania

0

bereikt

09.4348

Trinidad en Tobago

0

bereikt

09.4349

Oeganda

 

09.4350

Zambia

100

 

09.4351

Zimbabwe

100

 


ACS-Indiase suiker

Titel IV van Verordening (EG) nr. 950/2006

Verkoopseizoen 2007/2008

Volgnummer

Betrokken land

Te leveren percentage van de voor de week van 2.7.2007-6.7.2007 aangevraagde hoeveelheden

Maximumhoeveelheid

09.4331

Barbados

100

 

09.4332

Belize

100

 

09.4333

Ivoorkust

100

 

09.4334

Republiek Congo

100

 

09.4335

Fidji

100

 

09.4336

Guyana

100

 

09.4337

India

0

bereikt

09.4338

Jamaica

100

 

09.4339

Kenia

100

 

09.4340

Madagaskar

100

 

09.4341

Malawi

100

 

09.4342

Mauritius

100

 

09.4343

Mozambique

100

 

09.4344

Saint Kitts en Nevis

 

09.4345

Suriname

 

09.4346

Swaziland

100

 

09.4347

Tanzania

100

 

09.4348

Trinidad en Tobago

100

 

09.4349

Oeganda

 

09.4350

Zambia

100

 

09.4351

Zimbabwe

100

 


Aanvullende suiker

Titel V van Verordening (EG) nr. 950/2006

Verkoopseizoen 2006/2007

Volgnummer

Betrokken land

Te leveren percentage van de voor de week van 2.7.2007-6.7.2007 aangevraagde hoeveelheden

Maximumhoeveelheid

09.4315

India

100

 

09.4316

Ondertekenaars van het ACS-protocol

100

 


Suiker CXL-concessies

Titel VI van Verordening (EG) nr. 950/2006

Verkoopseizoen 2006/2007

Volgnummer

Betrokken land

Te leveren percentage van de voor de week van 2.7.2007-6.7.2007 aangevraagde hoeveelheden

Maximumhoeveelheid

09.4317

Australië

0

bereikt

09.4318

Brazilië

0

bereikt

09.4319

Cuba

0

bereikt

09.4320

Andere derde landen

0

bereikt


Balkansuiker

Titel VII van Verordening (EG) nr. 950/2006

Verkoopseizoen 2006/2007

Volgnummer

Betrokken land

Te leveren percentage van de voor de week van 2.7.2007-6.7.2007 aangevraagde hoeveelheden

Maximumhoeveelheid

09.4324

Albanië

100

 

09.4325

Bosnië en Herzegovina

0

bereikt

09.4326

Servië, Montenegro en Kosovo

100

 

09.4327

voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

100

 

09.4328

Kroatië

100

 


Suiker voor uitzonderlijke en voor industriële invoer

Titel VIII van Verordening (EG) nr. 950/2006

Verkoopseizoen 2006/2007

Volgnummer

Type invoer

Te leveren percentage van de voor de week van 2.7.2007-6.7.2007 aangevraagde hoeveelheden

Maximumhoeveelheid

09.4380

Uitzonderlijke invoer

 

09.4390

Industriële invoer

100

 


Invoer van suiker in het kader van de voor Bulgarije en Roemenië geopende overgangstariefcontingenten

Hoofdstuk I, afdeling 2, van Verordening (EG) nr. 1832/2006

Verkoopseizoen 2006/2007

Volgnummer

Type invoer

Te leveren percentage van de voor de week van 2.7.2007-6.7.2007 aangevraagde hoeveelheden

Maximumhoeveelheid

09.4365

Bulgarije

0

bereikt

09.4366

Roemenië

0

bereikt


RICHTLIJNEN

12.7.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 182/19


RICHTLIJN 2007/43/EG VAN DE RAAD

van 28 juni 2007

tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens

(Voor de EER relevante tekst)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In het Protocol betreffende de bescherming en het welzijn van dieren, dat aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, staat dat de Gemeenschap en de lidstaten bij het formuleren en uitvoeren van het beleid op het gebied van landbouw ten volle rekening moeten houden met hetgeen vereist is voor het welzijn van dieren, onder eerbiediging van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en gebruiken van de lidstaten met betrekking tot met name godsdienstige riten, culturele tradities en regionaal erfgoed.

(2)

Bij Richtlijn 98/58/EG van de Raad van 20 juli 1998 inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren (3), opgesteld op basis van het Europees Verdrag inzake de bescherming van landbouwhuisdieren (4) (hierna „het verdrag” genoemd), zijn minimumnormen vastgesteld inzake de bescherming van landbouwhuisdieren, die onder meer bepalingen omvatten op het gebied van huisvesting, voedsel, water en verzorging die passen bij de fysiologische en ethologische behoeften van de dieren.

(3)

De Gemeenschap is partij bij het verdrag, in het kader waarvan een specifieke aanbeveling inzake de bescherming van landbouwhuisdieren (Gallus gallus), met bijkomende bepalingen inzake pluimvee dat voor vleesproductie wordt gehouden, is goedgekeurd.

(4)

In het rapport van het Wetenschappelijk Comité voor de gezondheid en het welzijn van dieren van 21 maart 2000 over het welzijn van vleeskuikens is geconcludeerd dat de snelle groei van kippenrassen die momenteel voor deze doeleinden worden gebruikt, niet gepaard gaat met een hoog niveau van welzijn en gezondheid, en dat de negatieve gevolgen van een hoge bezettingsgraad afnemen in gebouwen met goede klimatologische omstandigheden.

(5)

Zodra de desbetreffende adviezen van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) beschikbaar zijn, zullen voor niet van strooisel voorziene oppervlakten specifieke voorschriften worden vastgesteld teneinde de invloed van genetische parameters te minimaliseren of welzijnsindicatoren op het gebied van voetzooldermatitis op te nemen.

(6)

Op communautair niveau moeten voorschriften voor de bescherming van vleeskuikens worden vastgesteld om mededingingsproblemen te voorkomen die de vlotte werking van de gemeenschappelijke marktordening kunnen belemmeren, en om de rationele ontwikkeling van de sector te garanderen.

(7)

Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel is het, teneinde de fundamentele doelstelling te verwezenlijken, namelijk verbeteringen op het gebied van dierenwelzijn in te voeren in de intensieve kippenhouderij, noodzakelijk en passend minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens vast te stellen. Deze richtlijn gaat overeenkomstig artikel 5, derde alinea, van het Verdrag niet verder dan nodig is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken.

(8)

De voorschriften moeten worden toegespitst op de welzijnsproblemen in intensieve houderijsystemen. Om te voorkomen dat onevenredige maatregelen gelden voor het houden van kleine aantallen vleeskuikens, moet een minimumdrempel voor de toepassing van deze richtlijn worden vastgesteld.

(9)

Personen die belast zijn met de zorg voor vleeskuikens moeten op de hoogte zijn van de relevante voorschriften inzake dierenwelzijn en een passende opleiding krijgen om hun taken uit te voeren, of een gelijkwaardige ervaring hebben opgedaan.

(10)

Bij de vaststelling van voorschriften voor de bescherming van vleeskuikens moet een evenwicht worden gevonden tussen de verschillende aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, namelijk dierenwelzijn en diergezondheid, economische en sociale overwegingen en gevolgen voor het milieu.

(11)

Bij Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (5) en Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (6) is reeds een kader ingesteld voor officiële controles, inclusief naleving van voorschriften inzake dierenwelzijn. Verordening (EG) nr. 882/2004 bepaalt bovendien dat de lidstaten jaarlijks een verslag moeten indienen over de uitvoering van de meerjarige nationale controleplannen, met inbegrip van de resultaten van de controles en de audits. Te dien einde wordt zowel in deze verordeningen als in Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (7) voorzien in financiële bijstand.

(12)

In verschillende lidstaten bestaan al vrijwillige regelingen voor de etikettering van kippenvlees dat is geproduceerd in overeenstemming met normen inzake dierenwelzijn en andere parameters.

(13)

In het licht van de ervaring die met dergelijke vrijwillige etiketteringsregelingen is opgedaan, is het passend dat de Commissie een rapport opstelt over de eventuele invoering van een specifieke, geharmoniseerde en verplichte etiketteringsregeling op communautair niveau voor kippenvlees en producten en bereidingen daarvan, die gebaseerd is op de naleving van de normen inzake dierenwelzijn. In dat rapport moet ook aandacht worden besteed aan de mogelijke sociaaleconomische implicaties, de gevolgen voor de economische partners van de Gemeenschap en de overeenstemming van een dergelijke etiketteringsregeling met de regels van de Wereldhandelsorganisatie.

(14)

Het is passend dat de Commissie op basis van nieuwe wetenschappelijke informatie en rekening houdend met nader onderzoek en praktijkervaring een rapport opstelt om het welzijn van vleeskuikens, inclusief de ouderdieren daarvan, verder te verbeteren, met name op het gebied van aspecten die niet onder deze richtlijn vallen. In dat rapport moet specifiek worden ingegaan op de mogelijkheid om drempels in te voeren voor indicaties van slechte welzijnsomstandigheden die tijdens de post-mortemkeuringen worden vastgesteld en de invloed van genetische parameters op geconstateerde afwijkingen die het welzijn van vleeskuikens ondermijnen.

(15)

De lidstaten moeten sancties vaststellen voor inbreuken op de bepalingen van deze richtlijn en moeten ervoor zorgen dat deze sancties worden toegepast. De straffen moeten doelmatig zijn, in verhouding staan tot de geconstateerde overtreding en ontradend werken.

(16)

De Raad dient de lidstaten, overeenkomstig punt 34 van het interinstitutioneel akkoord „Beter wetgeven” (8), ertoe aan te sporen om voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, waarin voor zover mogelijk het verband wordt weergegeven tussen de richtlijnen en de omzettingsmaatregelen, en deze tabellen openbaar te maken.

(17)

De nodige maatregelen voor de toepassing van deze richtlijn dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (9),

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en werkingssfeer

1.   Deze richtlijn is van toepassing op vleeskuikens.

Zij is echter niet van toepassing op:

a)

pluimveebedrijven met minder dan 500 vleeskuikens;

b)

pluimveebedrijven met enkel vermeerderingsdieren;

c)

broederijen;

d)

vleeskuikens in extensieve scharrel- en vrije-uitloophouderijen zoals bedoeld in bijlage IV onder b), c), d) en e), bij Verordening (EEG) nr. 1538/91 van de Commissie van 5 juni 1991 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1906/90 van de Raad tot vaststelling van handelsnormen voor vlees van pluimvee (10), en

e)

biologisch gehouden vleeskuikens overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen (11).

2.   De richtlijn is van toepassing op mestkuikens op bedrijven met zowel vermeerderingsdieren als mestkuikens.

Het staat de lidstaten vrij strengere maatregelen te nemen op het door deze richtlijn bestreken gebied.

De verantwoordelijkheid voor het welzijn van de dieren berust in de eerste plaats bij de eigenaar of houder van de dieren.

Artikel 2

Definities

1.   In deze richtlijn zijn de volgende definities van toepassing:

a)

„eigenaar”: elke natuurlijke of rechtspersoon die het pluimveebedrijf waar de vleeskuikens worden gehouden, in eigendom heeft;

b)

„houder”: elke natuurlijke of rechtspersoon die bij wet of bij overeenkomst permanent of tijdelijk verantwoordelijk is voor of belast is met de zorg voor vleeskuikens;

c)

„bevoegde autoriteit”: de voor het verrichten van aan dierenwelzijn gerelateerde, veterinaire en zoötechnische controles bevoegde centrale autoriteit van een lidstaat of een andere autoriteit waaraan zij deze bevoegdheid op regionaal, lokaal of een ander niveau heeft overgedragen;

d)

„officiële dierenarts”: een dierenarts die, overeenkomstig bijlage I, sectie III, hoofdstuk IV, punt A, bij Verordening (EG) nr. 854/2004, gekwalificeerd is om als zodanig op te treden en die door de bevoegde autoriteit is aangesteld;

e)

„vleeskuiken”: een dier van de soort Gallus gallus dat voor het vlees wordt gehouden;

f)

„pluimveebedrijf”: een productieplaats waar vleeskuikens worden gehouden;

g)

„stal”: een gebouw op een pluimveebedrijf waar een koppel vleeskuikens wordt gehouden;

h)

„bruikbare oppervlakte”: een van strooisel voorziene oppervlakte die te allen tijde voor de vleeskuikens toegankelijk is;

i)

„bezettingsdichtheid”: het totale levende gewicht van vleeskuikens die tegelijkertijd in de stal per vierkante meter bruikbare oppervlakte aanwezig zijn;

j)

„koppel”: een groep vleeskuikens die in een stal van het pluimveebedrijf zijn ondergebracht en gelijktijdig in die stal aanwezig zijn;

k)

„dagelijkse mortaliteit”: het aantal vleeskuikens dat op dezelfde dag in een stal gestorven is, met inbegrip van de vleeskuikens die zijn gedood omdat zij ziek zijn of om andere redenen, gedeeld door het aantal vleeskuikens dat op die dag in de stal aanwezig was, vermenigvuldigd met 100;

l)

„gecumuleerde dagelijkse mortaliteit”: de som van de dagelijkse mortaliteitscijfers.

2.   De definitie van „bruikbare oppervlakte” in lid 1, onder h), met betrekking tot een niet van strooisel voorziene oppervlakte kan overeenkomstig de in artikel 11 bedoelde procedure worden aangevuld op grond van de resultaten van een wetenschappelijk advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid over de gevolgen van een niet van strooisel voorziene oppervlakte voor het welzijn van vleeskuikens.

Artikel 3

Voorschriften voor het houden van vleeskuikens

1.   De lidstaten dragen er zorg voor dat:

a)

alle stallen voldoen aan de voorschriften van bijlage I;

b)

de vereiste inspecties en de monitoring en follow-up, met inbegrip van die waarin bijlage III voorziet, door de bevoegde autoriteit of de officiële dierenarts worden uitgevoerd;

2.   De lidstaten zien erop toe dat de maximale bezettingsdichtheid in een pluimveebedrijf of een stal op een bedrijf nooit hoger is dan 33 kg/m2.

3.   In afwijking van lid 2 kunnen de lidstaten bepalen dat vleeskuikens mogen worden gehouden met een hogere bezettingsdichtheid, mits de eigenaar of de houder niet alleen de voorschriften van bijlage I, maar ook de voorschriften van bijlage II naleeft.

4.   De lidstaten zien erop toe dat, wanneer een afwijking wordt toegestaan uit hoofde van lid 3, de maximale bezettingsdichtheid in een pluimveebedrijf of een stal op een pluimveebedrijf nooit hoger is dan 39 kg/m2.

5.   Indien aan de criteria van bijlage V wordt voldaan, kunnen de lidstaten toestaan dat de in lid 4 bedoelde maximale bezettingsdichtheid met ten hoogste 3 kg/m2 wordt verhoogd.

Artikel 4

Opleiding en begeleiding van personen die zich bezighouden met vleeskuikens

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat houders die natuurlijke personen zijn, voldoende zijn opgeleid om hun taken uit te voeren en dat er passende cursussen beschikbaar zijn.

2.   De in lid 1 bedoelde cursussen zijn toegespitst op welzijnsaspecten en hebben met name betrekking op de in bijlage IV genoemde onderwerpen.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat er een systeem voor de controle en goedkeuring van de cursussen wordt opgezet. De houder van de vleeskuikens dient in het bezit te zijn van een door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat erkend certificaat waaruit blijkt dat hij de bewuste cursussen heeft voltooid of gelijkwaardige ervaring heeft opgedaan.

4.   Ervaring opgedaan vóór 30 juni 2010 mag door de lidstaten worden erkend als gelijkwaardig aan het volgen van dergelijke cursussen; zij geven een certificaat af waaruit die gelijkwaardigheid blijkt.

5.   De lidstaten kunnen bepalen dat de voorschriften van de leden 1 tot en met 4 ook op eigenaars van toepassing zijn.

6.   De eigenaar of de houder verstrekt instructies en advies over de relevante voorschriften inzake dierenwelzijn, inclusief die met betrekking tot de dodingsmethoden die in de pluimveebedrijven worden toegepast, aan de personen die hij in dienst heeft of die voor hem diensten verrichten en die voor de vleeskuikens zorgen of ze vangen en laden.

Artikel 5

Etikettering van kippenvlees

Uiterlijk op 31 december 2009 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de eventuele invoering van een specifieke, geharmoniseerde en verplichte etiketteringsregeling voor kippenvlees en producten en bereidingen daarvan, die gebaseerd is op de naleving van de normen inzake dierenwelzijn.

In dat verslag wordt aandacht besteed aan de mogelijke sociaaleconomische implicaties, de gevolgen voor de economische partners van de Gemeenschap en de overeenstemming van een dergelijke etiketteringsregeling met de regels van de Wereldhandelsorganisatie.

Het verslag gaat vergezeld van passende wetgevingsvoorstellen die rekening houden met de genoemde overwegingen en met de ervaring die de lidstaten hebben opgedaan met vrijwillige etiketteringsregelingen.

Artikel 6

Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad

1.   Op basis van een wetenschappelijk advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid dient de Commissie uiterlijk op 31 december 2010 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de invloed van genetische parameters op geconstateerde tekortkomingen die het welzijn van vleeskuikens ondermijnen. Dat verslag kan, indien nodig, vergezeld gaan van passende wetgevingsvoorstellen.

2.   De lidstaten dienen bij de Commissie de resultaten in van de gegevensverzameling die gebaseerd is op de monitoring van een representatief monster van geslachte koppels gedurende een minimumperiode van een jaar. Ten behoeve van een relevante analyse dienen de monsterneming en de gegevensvereisten zoals bedoeld in bijlage III, wetenschappelijk gefundeerd, objectief en vergelijkbaar te zijn en vastgesteld volgens de procedure van artikel 11.

De lidstaten hebben wellicht een financiële bijdrage van de Gemeenschap nodig voor de verzameling van gegevens in het kader van deze richtlijn.

3.   Op basis van de beschikbare gegevens en rekening houdend met nieuwe wetenschappelijke aanwijzingen dient de Commissie uiterlijk op 30 juni 2012 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van deze richtlijn en de invloed ervan op het welzijn van vleeskuikens, alsook over de ontwikkeling van welzijnsindicatoren. In dit verslag wordt rekening gehouden met de verschillende productieomstandigheden en -methoden. In het verslag wordt tevens rekening gehouden met de sociaaleconomische en bestuurlijke implicaties van deze richtlijn, ook in regionaal opzicht.

Artikel 7

Inspecties

1.   De bevoegde autoriteit voert niet-discriminerende inspecties uit om na te gaan of aan de voorschriften van deze verordening is voldaan.

Deze inspecties worden uitgevoerd op een toereikend percentage van de dieren die ieder jaar binnen elke lidstaat worden gehouden, overeenkomstig de betrokken bepalingen van Verordening (EG) nr. 882/2004, en kunnen tegelijk met controles voor andere doeleinden worden uitgevoerd.

De lidstaten stellen passende procedures vast om de bezettingsdichtheid te bepalen.

2.   De lidstaten leggen de Commissie elk jaar vóór 30 juni een jaarverslag voor over de in het voorgaande jaar verrichte inspecties zoals bedoeld in lid 1. Het verslag gaat vergezeld van een lijst van de meest relevante acties die de bevoegde autoriteiten hebben ondernomen om de belangrijkste aan het licht gebrachte welzijnsproblemen aan te pakken.

Artikel 8

Gidsen voor goede praktijken

De lidstaten moedigen de opstelling van gidsen voor goede praktijken aan, die aanbevelingen bevatten voor de naleving van deze richtlijn. De verspreiding en toepassing van deze gidsen wordt aangemoedigd.

Artikel 9

Bestraffing

De lidstaten stellen de regels vast voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 30 juni 2010 in kennis van die bepalingen en delen eventuele latere wijzigingen daarop zo spoedig mogelijk mee.

Artikel 10

Uitvoeringsbevoegdheden

De voor de uniforme uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen kunnen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 11 bedoelde procedure.

Artikel 11

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het bij Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (12) ingestelde Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, hierna „het comité” genoemd.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

Artikel 12

Omzetting

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 30 juni 2010 aan deze richtlijn te voldoen.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 13

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 14

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Luxemburg, 28 juni 2007.

Voor de Raad

De voorzitter

S. GABRIEL


(1)  Advies uitgebracht op 14 februari 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Advies uitgebracht op 26 oktober 2005 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  PB L 221 van 8.8.1998, blz. 23. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

(4)  PB L 323 van 17.11.1978, blz. 14. Verdrag gewijzigd bij het protocol tot wijziging (PB L 395 van 31.12.1992, blz. 22).

(5)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206, gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 83. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(6)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1, gerectificeerd in PB L 191 van 28.5.2004, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006.

(7)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19. Besschikking laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006.

(8)  PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1. Rectificatie in PB C 4 van 8.1.2004, blz. 7.

(9)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).

(10)  PB L 143 van 7.6.1991, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2029/2006 (PB L 414 van 30.12.2006, blz. 29).

(11)  PB L 198 van 22.7.1991, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 394/2007 van de Commissie (PB L 98 van 13.4.2007, blz. 3).

(12)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 575/2006 (PB L 100 van 8.4.2006, blz. 3).


BIJLAGE I

VOORSCHRIFTEN VOOR PLUIMVEEBEDRIJVEN

Naast de toepasselijke bepalingen van andere relevante communautaire wetgeving moet aan de volgende voorschriften worden voldaan:

Drinkvoorzieningen

1.

Drinkvoorzieningen moeten zo zijn geplaatst en worden onderhouden dat morsen tot een minimum wordt beperkt.

Voeding

2.

Het voer moet hetzij permanent beschikbaar zijn, hetzij op gezette tijden worden aangeboden; het voer mag niet vroeger dan twaalf uur vóór de geplande slachttijd bij de vleeskuikens worden weggenomen.

Strooisel

3.

Alle vleeskuikens moeten permanent toegang hebben tot droog en los strooisel op de vloer.

Ventilatie en verwarming

4.

De ventilatie moet voldoende zijn om oververhitting te voorkomen en, indien nodig in combinatie met verwarmingssystemen, overmatig vocht te verwijderen.

Geluidsemissie

5.

Het geluidsniveau dient zo laag mogelijk te worden gehouden. Ventilators, voedermachines en andere uitrusting moeten zo worden gebouwd, geplaatst, gebruikt en onderhouden dat zij zo weinig mogelijk lawaai produceren.

Licht

6.

In alle gebouwen moet de lichtintensiteit tijdens de lichtperiode op ten minste 80 % van de bruikbare oppervlakte ten minste 20 lux bedragen, gemeten op ooghoogte van de dieren. Een tijdelijke vermindering van het verlichtingsniveau is toegestaan als dat volgens de dierenarts noodzakelijk is.

7.

Binnen zeven dagen nadat de vleeskuikens in het gebouw zijn geplaatst, tot drie dagen vóór de geplande slachttijd moet de verlichting een 24-uurschema volgen en donkerperiodes omvatten die in totaal ten minste zes uur duren, met ten minste één ononderbroken donkerperiode van ten minste vier uur, periodes met gedimd licht niet inbegrepen.

Inspectie

8.

Alle vleeskuikens die in het pluimveebedrijf worden gehouden, moeten ten minste tweemaal per dag worden geïnspecteerd. Er moet in het bijzonder worden gelet op tekenen die duiden op een verlaagd niveau van dierwelzijn en/of diergezondheid.

9.

Vleeskuikens die zwaargewond zijn of duidelijk blijk geven van een gezondheidsstoornis, bijvoorbeeld doordat zij moeilijk lopen, aan een ernstige vorm van ascites lijden of zwaar misvormd zijn en daar waarschijnlijk onder lijden, moeten een passende behandeling krijgen of onmiddellijk worden gedood. Telkens als dat nodig is, moet contact worden opgenomen met een dierenarts.

Schoonmaken

10.

Delen van gebouwen, uitrusting of gereedschap die met de vleeskuikens in contact komen, moeten na elke definitieve ontruiming grondig worden gereinigd en ontsmet voordat nieuwe dieren in de stal worden binnengebracht. Na de definitieve ontruiming van een stal moet al het strooisel worden verwijderd en moet er vers strooisel worden aangebracht.

Bewaren van bewijsstukken

11.

De eigenaar of houder registreert voor elke stal van een pluimveebedrijf de volgende gegevens:

a)

het aantal binnengebrachte vleeskuikens;

b)

de bruikbare oppervlakte;

c)

de kruising of het ras van de vleeskuikens, indien bekend;

d)

voor iedere controle, het aantal dood aangetroffen vleeskuikens met een indicatie van de oorzaken, indien bekend, alsmede het aantal gedode vleeskuikens, met de reden;

e)

het resterende aantal vleeskuikens in het koppel nadat er vleeskuikens uit zijn verwijderd voor verkoop of slacht;

Deze gegevens moeten gedurende ten minste drie jaar worden bijgehouden en bij een inspectie of op verzoek ter beschikking worden gesteld van de bevoegde autoriteit.

Chirurgische ingrepen

12.

Chirurgische ingrepen voor andere dan therapeutische of diagnosedoeleinden die leiden tot beschadiging of verlies van een gevoelig deel van het lichaam of tot wijziging van het beendergestel, zijn verboden.

De lidstaten kunnen het inkorten van snavels toelaten, wanneer alle andere maatregelen ter voorkoming van verenpikken en kannibalisme reeds vruchteloos zijn toegepast. In dat geval mag het inkorten alleen na raadpleging en advies van een dierenarts worden uitgevoerd; de ingreep moet door gekwalificeerd personeel worden verricht bij vleeskuikens jonger dan tien dagen. Voorts kunnen lidstaten castratie van vleeskuikens toestaan. Castratie mag uitsluitend onder toezicht van een dierenarts worden uitgevoerd door personeel dat een specifieke opleiding heeft gekregen.


BIJLAGE II

VOORSCHRIFTEN VOOR HET AANHOUDEN VAN EEN HOGERE BEZETTINGSDICHTHEID

Kennisgeving en documentatie

De volgende voorschriften zijn van toepassing:

1.

De eigenaar of houder stelt de bevoegde autoriteit in kennis van zijn voornemen om een bezettingsdichtheid van meer dan 33 kg/m2 levend gewicht aan te houden.

Hij geeft het precieze cijfer aan en stelt de bevoegde autoriteit ten minste 15 dagen voordat het koppel in de stal wordt geplaatst, op de hoogte van wijzigingen van de bezettingsdichtheid.

Indien daarom door de bevoegde autoriteit wordt verzocht, gaat deze kennisgeving vergezeld van een samenvatting van de informatie in de krachtens punt 2 vereiste documentatie.

2.

De eigenaar of houder moet in de stal een verzameling documenten aanleggen en beschikbaar houden waarin de productiesystemen in detail zijn beschreven. Hierin moet met name informatie zijn opgenomen over de technische details van de stal en de uitrusting ervan, zoals:

a)

een plattegrond van de stal met inbegrip van de afmetingen van de door de vleeskuikens ingenomen oppervlakten;

b)

het ventilatiesysteem en, indien van toepassing, het koel- en het verwarmingssysteem en de locatie van deze systemen, het ventilatieschema met de beoogde parameters inzake luchtkwaliteit, zoals luchtstroming, luchtsnelheid en temperatuur;

c)

de voeder- en watervoorziening en de locatie ervan;

d)

de alarm- en reservesystemen die in werking treden in geval van een storing van de automatische of mechanische apparatuur die noodzakelijk is voor de gezondheid en het welzijn van de dieren;

e)

het vloertype en het normaliter gebruikte strooisel;

De documentatie wordt op verzoek ter beschikking gesteld aan de bevoegde autoriteit en wordt up-to-date gehouden. Met name de technische inspecties van het ventilatiesysteem en het alarmsysteem worden geregistreerd.

De eigenaar of houder brengt de bevoegde autoriteit onverwijld op de hoogte van eventuele wijzigingen van de beschreven stal, uitrusting of procedures die van invloed kunnen zijn op het welzijn van de dieren.

Voorschriften voor de pluimveebedrijven — controle van omgevingsparameters

3.

De eigenaar of houder garandeert dat elke stal van een pluimveebedrijf is uitgerust met een ventilatiesysteem en, indien nodig, met koel- en verwarmingssystemen, die zo zijn ontworpen en gebouwd en zo functioneren dat:

a)

de concentratie van ammoniak (NH3) niet hoger is dan 20 ppm en de concentratie van kooldioxide (CO2) niet hoger is dan 3 000 ppm, gemeten ter hoogte van de kop van de vleeskuikens;

b)

de binnentemperatuur de buitentemperatuur met niet meer dan 3 °C overschrijdt wanneer het buiten in de schaduw warmer is dan 30 °C;

c)

de gemiddelde relatieve vochtigheidsgraad in de stal over een periode van 48 uur niet hoger is dan 70 % bij een buitentemperatuur van minder dan 10 °C.


BIJLAGE III

TOEZICHT EN FOLLOW-UP IN HET SLACHTHUIS

(zoals bedoeld in artikel 3, lid 1)

1.   Mortaliteit

1.1.

In geval van bezettingsdichtheden van meer dan 33 kg/m2 bevat de documentatie bij het koppel gegevens over de dagelijkse mortaliteit en de gecumuleerde dagelijkse mortaliteit, door de eigenaar of houder berekend, en informatie over de kruising of het ras van de vleeskuikens.

1.2.

Deze gegevens, alsmede het aantal vleeskuikens dat dood aankomt, worden onder toezicht van de officiële dierenarts geregistreerd met vermelding van het pluimveebedrijf en de stal van het pluimveebedrijf. De aannemelijkheid van de gegevens en van de gecumuleerde dagelijkse mortaliteit wordt geverifieerd, rekening houdend met het aantal geslachte vleeskuikens en met het aantal vleeskuikens dat dood aankomt bij het slachthuis.

2.   Post-mortemkeuring

In het kader van de controles die op grond van Verordening (EG) nr. 854/2004 worden uitgevoerd, beoordeelt de officiële dierenarts de resultaten van de post-mortemkeuring om andere mogelijke indicaties van slechte welzijnsomstandigheden in het pluimveebedrijf of de unit van de stal van het pluimveebedrijf van oorsprong op te sporen, zoals abnormale niveaus van contactdermatitis, parasitisme, systemische ziektes.

3.   Mededeling van de resultaten

Indien de in punt 1 bedoelde mortaliteit of de in punt 2 bedoelde resultaten van de post-mortemkeuring wijzen op slechte dierwelzijnsomstandigheden, deelt de officiële dierenarts de gegevens mee aan de eigenaar of de houder van de dieren en aan de bevoegde autoriteit. De eigenaar of de houder van de dieren en de bevoegde autoriteit treffen passende maatregelen.


BIJLAGE IV

OPLEIDING

De cursussen bedoeld in artikel 4, lid 2, moeten ten minste betrekking hebben op de communautaire wetgeving inzake de bescherming van vleeskuikens en met name op de volgende aspecten:

a)

de bijlagen I en II;

b)

de fysiologie, met name de drink- en voederbehoeften, diergedrag en het begrip stress;

c)

de praktische aspecten van de zorgzame omgang met vleeskuikens en van het vangen, laden en transporteren;

d)

eerste hulp voor vleeskuikens, noodslachten en doden;

e)

preventieve maatregelen op het gebied van de bioveiligheid.


BIJLAGE V

CRITERIA VOOR HET AANHOUDEN VAN EEN HOGERE BEZETTINGSDICHTHEID

(zoals bedoeld in artikel 3, lid 5)

1.   Criteria

a)

De in de afgelopen twee jaren door de bevoegde autoriteit op het pluimveebedrijf uitgevoerde monitoring heeft geen tekortkomingen met betrekking tot de voorschriften van deze richtlijn aan het licht gebracht en

b)

de monitoring door de eigenaar of houder van het pluimveebedrijf wordt uitgevoerd met gebruikmaking van de gidsen voor goede praktijken zoals bedoeld in artikel 8, en

c)

in ten minste zeven opeenvolgende gecontroleerde koppels van een stal lag de gecumuleerde dagelijkse mortaliteit onder 1 % + 0,06 % vermenigvuldigd met de slachtleeftijd van de dieren uitgedrukt in dagen.

Indien de bevoegde autoriteit in de afgelopen twee jaren geen monitoring op het pluimveebedrijf heeft uitgevoerd, moet ten minste een monitoring worden uitgevoerd om na te gaan of aan criterium a) is voldaan.

2.   Buitengewone omstandigheden

In afwijking van punt 1, onder c), mag de bevoegde autoriteit beslissen om de bezettingsdichtheid te verhogen wanneer de eigenaar of houder een toereikende verklaring voor de buitengewone aard van een hogere gecumuleerde dagelijkse mortaliteit heeft verstrekt en heeft aangetoond dat het om een geval van overmacht gaat.


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Raad

12.7.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 182/29


BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 10 juli 2007

waarbij Oostenrijk wordt gemachtigd met Zwitserland een overeenkomst te sluiten waarin bepalingen voorkomen die afwijken van artikel 2, lid 1, onder d), van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

(2007/485/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name op artikel 396,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 396, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen met een derde land een overeenkomst te sluiten waarin bepalingen kunnen voorkomen die van deze richtlijn afwijken.

(2)

Bij brief, ingekomen bij het secretariaat-generaal van de Commissie op 13 september 2005, heeft Oostenrijk verzocht met Zwitserland een overeenkomst te mogen sluiten in verband met een grensoverschrijdende elektriciteitscentrale op de Inn tussen Prutz (Oostenrijk) en Tschlin (Zwitserland).

(3)

Overeenkomstig artikel 396, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 1 maart 2007 van het verzoek van Oostenrijk in kennis gesteld. Bij brief van 6 maart 2007 heeft de Commissie Oostenrijk meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

(4)

In de overeenkomst zullen voor goederen die ten behoeve van de grensoverschrijdende elektriciteitscentrale in Oostenrijk worden ingevoerd, btw-bepalingen worden opgenomen die afwijken van artikel 2, lid 1, onder d), van Richtlijn 2006/112/EG. Dergelijke goederen die door belastingplichtigen met een volledig recht op aftrek vanuit Zwitserland in Oostenrijk worden ingevoerd, zullen niet aan de btw worden onderworpen in ruil voor een soortgelijke regeling in Zwitserland voor goederen die vanuit Oostenrijk in Zwitserland worden ingevoerd.

(5)

De derogatie zal dus geen negatieve gevolgen hebben voor de eigen middelen van de Europese Gemeenschappen uit de btw,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Oostenrijk wordt gemachtigd met Zwitserland een overeenkomst te sluiten waarin van Richtlijn 2006/112/EG afwijkende bepalingen voorkomen ter zake van de bouw, het onderhoud, de herstelling en de exploitatie van een grensoverschrijdende elektriciteitscentrale op de Inn tussen Prutz (Oostenrijk) en Tschlin (Zwitserland).

De afwijkende belastingbepalingen van deze overeenkomst zijn in artikel 2 uiteengezet.

Artikel 2

In afwijking van artikel 2, lid 1, onder d), van Richtlijn 2006/112/EG worden goederen die door belastingplichtigen met een volledig recht op aftrek vanuit Zwitserland in Oostenrijk worden ingevoerd, niet aan de btw onderworpen, mits zij worden gebruikt voor de bouw, het onderhoud, de herstelling en de exploitatie van de in artikel 1 genoemde grensoverschrijdende elektriciteitscentrale.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de Republiek Oostenrijk.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2007.

Voor de Raad

De voorzitter

F. TEIXEIRA DOS SANTOS


(1)  PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1. Richtlijn zoals gewijzigd bij Richtlijn 2006/138/EG (PB L 384 van 29.12.2006, blz. 92).


Commissie

12.7.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 182/31


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 20 december 2006

in een procedure op grond van artikel 65 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal

(Zaak COMP/F/39.234 — Legeringstoeslag — Wedergoedkeuring)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 6765)

(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)

(2007/486/EG)

Op 20 december 2006 gaf de Commissie een beschikking in een procedure op grond van artikel 65 van het EGKS-Verdrag. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad (1), publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van de beschikking — met inbegrip van de opgelegde sancties —, rekening houdend met het rechtmatige belang van de ondernemingen inzake de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. De volledige tekst van de beschikking, met weglating van de onderdelen waarvoor de onderneming rechtmatig aanspraak kan maken op een vertrouwelijke behandeling, kan in de authentieke taal van de zaak worden geraadpleegd op de website van het directoraat-generaal Concurrentie http://europa.eu.int/comm/competition/index_en.html

ADRESSAAT, INBREUKPLEGER EN INBREUK

(1)

De beschikking is gericht tot TKS (ThyssenKrupp Stainless AG) voor de gedraging van TS-AG (Thyssen Stahl AG). TKS nam — ten minste voor de jaren 1993/1994 — vrijwillig de aansprakelijkheid over voor het optreden van TS-AG, hetgeen blijkt uit een uitdrukkelijke verklaring aan de Commissie op 23 juli 1997.

(2)

TS-AG nam vanaf 16 december 1993 deel aan één enkele voortgezette inbreuk op artikel 65 van het EGKS-Verdrag door prijsafspraken te maken voor legeringen die in de West-Europese roestvrijstaalsector worden gebruikt, totdat de onderneming op 31 december 1994 ophield economisch actief te zijn in de roestvrijstaalsector.

PROCEDURE

(3)

Deze beschikking heeft betrekking op de wedergoedkeuring van Beschikking 98/247/EGKS van de Commissie van 21 januari 1998 (2). Deze beschikking werd door het Hof van Justitie en het Gerecht van eerste aanleg (3) op procedurele gronden nietig verklaard. Het Gerecht van eerste aanleg en het Hof van Justitie stelden vast dat de Commissie in 1998 aan TKS een boete heeft opgelegd voor de gedraging van TS-AG zonder aan de onderneming de gelegenheid te hebben geboden om voorafgaand aan de oplegging van een boete toelichting te geven bij deze gedraging. Hierdoor werd het recht van TKS om te worden gehoord, geschonden.

(4)

Op 24 april 2006 heeft de Commissie een mededeling van punten van bezwaar aan TKS gericht om de door de rechterlijke instanties vastgestelde procedurefout recht te zetten.

WERKING VAN HET KARTEL

(5)

De legeringstoeslag is een prijssupplement dat wordt berekend aan de hand van de koers van de legeringselementen en dat aan de basisprijs van roestvrij staal wordt toegevoegd. De kosten van de door de producenten van roestvrij staal gebruikte legeringselementen (nikkel, chroom en molybdeen) vormden een zeer aanzienlijk deel van de totale productiekosten. De koersen van deze grondstoffen waren uitermate wisselvallig.

(6)

De prijzen van legeringselementen en van roestvrij staal zijn in 1993 aanzienlijk gedaald. Toen de koers van nikkel vanaf september 1993 begon te stijgen, zijn de winstmarges van de producenten aanzienlijk geslonken. Om daaraan iets te doen, kwamen de producenten van platte producten van roestvrij staal overeen op 16 december 1993 in Madrid een bijeenkomst te beleggen. Na deze bijeenkomst zijn er een aantal contacten geweest tussen de producenten met betrekking tot de berekening en tenuitvoerlegging van de legeringstoeslag.

(7)

In de beschikking werd vastgesteld dat TS-AG samen met andere ondernemingen in onderlinge afstemming de referentiewaarden voor de berekeningswijze van de legeringstoeslag hebben gewijzigd en toegepast. Deze praktijk had zowel ten doel als ten gevolge dat de mededinging op de gemeenschappelijke markt werd beperkt en vervalst.

TOEPASSING VAN HET EGKS-VERDRAG

(8)

De Commissie is van oordeel dat de materiële bepalingen van het EGKS-Verdrag van toepassing zijn op de kartelinbreuk, aangezien het EGKS-Verdrag ten tijde van de inbreuk (1993/1994) van kracht was. Er was geen enkele aanleiding om het lex mitior-beginsel toe te passen.

DE AANSPRAKELIJKHEID VAN TKS VOOR TS-AG

(9)

In de beschikking wordt bepaald dat TKS op basis van de verklaring van TKS van 23 juli 1997 aansprakelijk is voor de gedraging van TS-AG en wordt gepreciseerd dat op de beginselen van wettelijke of bedrijfsopvolging geen beroep wordt gedaan.

(10)

In het arrest van het Hof van Justitie werd de verklaring van 1997 niet ter discussie gesteld. Voorts druist zulke verklaring niet in tegen de algemene rechtsbeginselen en de beschikkingspraktijk van de Commissie.

VERJARING

(11)

In de beschikking wordt geconcludeerd dat er als gevolg van de schorsing tijdens de rechtsprocedures geen sprake kan zijn van een vernietigende verjaring.

GELDBOETEN

Basisbedrag

Zwaarte

(12)

Om de non-discriminatie tussen de adressaten van Beschikking 98/247/EGKS van de Commissie te waarborgen, is de Commissie van oordeel dat het gaat om een zware inbreuk (basisbedrag 4 miljoen EUR).

Duur

(13)

Het basisbedrag wordt met 10 % verhoogd, aangezien de inbreuk gedurende meer dan één jaar plaatsvond (van 16 december 1993 tot 31 december 1994).

Verzachtende omstandigheden

(14)

In overeenstemming met Beschikking 98/247/EGKS van de Commissie wordt het basisbedrag met 10 % verlaagd, omdat de economische toestand in de sector bijzonder kritiek was.

Toepassing van de clementieregeling van 1996

(15)

Op grond van de mededeling van 1996 van de Commissie betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken en in het licht van het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (4), wordt de geldboete verder met 20 % verlaagd voor de medewerking die TKS de Commissie heeft verleend bij het vaststellen van de feiten. Derhalve bedraagt de geldboete 3 168 000 EUR.


(1)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.

(2)  Zaak nr. IV/35.814, Legeringstoeslag (PB L 100 van 1.4.1998, blz. 55).

(3)  Arrest van 13 december 2001, gevoegde zaken T-45/98 en T-47/98, Krupp Thyssen Stainless GmbH en Acciai Speciali Terni SpA/Commissie, Jurispr. 2001, blz. II-3757 en arrest van 14 juli 2005, gevoegde zaken C-65/02 P en C-73/02 P, ThyssenKrupp Stainless GmbH en Acciai speciali Terni SpA/Commissie.

(4)  Punt 281 van het arrest van 13 december 2001, gevoegde zaken T-45/98 en T-47/98, Krupp Thyssen Stainless GmbH en Acciai speciali Terni SpA/Commissie, Jurispr. 2001, blz. II-3757.


12.7.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 182/33


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 6 juli 2007

betreffende de toewijzing aan het Verenigd Koninkrijk van extra dagen aanwezigheid in ICES-sector VII e

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 3212)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(2007/487/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 41/2007 van de Raad van 21 december 2006 tot vaststelling, voor 2007, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn (1), en met name op punt 9 van bijlage II C,

Gezien het door het Verenigd Koninkrijk ingediende verzoek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In punt 7 van bijlage II C bij Verordening (EG) nr. 41/2007 is het maximale aantal dagen (192) vastgesteld waarop communautaire vaartuigen met een lengte over alles gelijk aan of groter dan 10 m, die boomkorren met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 80 mm, dan wel staande netten met inbegrip van kieuwnetten, schakelnetten en warnetten met een maaswijdte van minder dan 220 mm aan boord hebben, aanwezig mogen zijn in ICES-sector VII e in de periode van 1 februari 2007 tot en met 31 januari 2008.

(2)

Krachtens punt 9 van bijlage II C bij Verordening (EG) nr. 41/2007 kan de Commissie extra dagen toekennen waarop een vaartuig in dat gebied aanwezig mag zijn terwijl het dergelijke boomkorren of staande netten aan boord heeft, op basis van de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten sinds 1 januari 2004.

(3)

Uit de door het Verenigd Koninkrijk meegedeelde gegevens blijkt dat de visserijinspanning van de vaartuigen die sinds 1 januari 2004 hun activiteiten hebben beëindigd, gelijk is aan 5,24 % van de visserijinspanning in 2003, het jaar dat wordt aangehouden als referentieperiode voor de in het gebied aanwezige vaartuigen die boomkorren met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 80 mm aan boord hebben.

(4)

Op grond van de meegedeelde gegevens en met toepassing van de in punt 9.1 van bijlage II C bij Verordening (EG) nr. 41/2007 vastgestelde berekeningsmethode moeten voor de periode van 1 februari 2007 tot en met 31 januari 2008 aan het Verenigd Koninkrijk tien extra dagen aanwezigheid in het gebied worden toegewezen voor vaartuigen die dergelijke boomkorren aan boord hebben.

(5)

Ter wille van de duidelijkheid heeft deze beschikking betrekking op het totale aantal extra dagen dat aan het Verenigd Koninkrijk wordt toegewezen en is hierbij rekening gehouden met de twaalf extra dagen aanwezigheid in het gebied die voordien reeds waren toegewezen bij Beschikking 2006/461/EG van de Commissie van 26 juni 2006 betreffende de toewijzing aan het Verenigd Koninkrijk van extra dagen aanwezigheid in ICES-sector VII e (2), aangezien die extra dagen toegewezen blijven in 2007.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Het in tabel I van bijlage II C bij Verordening (EG) nr. 41/2007 vastgestelde maximale aantal dagen per jaar waarop een vissersvaartuig dat de vlag van het Verenigd Koninkrijk voert en dat boomkorren met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 80 mm aan boord heeft, aanwezig mag zijn in ICES-sector VII e, wordt verhoogd tot 214.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Gedaan te Brussel, 6 juli 2007.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 15 van 20.1.2007, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 643/2007 (PB L 151 van 13.6.2007, blz. 1).

(2)  PB L 180 van 4.7.2006, blz. 25.


12.7.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 182/34


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 11 juli 2007

tot verlening van ontheffingen aan Italië overeenkomstig Richtlijn 92/119/EEG van de Raad voor het vervoer van slachtvarkens over openbare of particuliere wegen naar een slachthuis in beschermingsgebieden in Cremona

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 3314)

(Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

(2007/488/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 92/119/EEG van de Raad van 17 december 1992 tot vaststelling van algemene communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde dierziekten en van specifieke maatregelen ten aanzien van de vesiculaire varkensziekte (1), en met name op bijlage II, punt 7, subpunt 2, onder d),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 7 en 15 mei 2007 heeft de Italiaanse bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 92/119/EEG rond uitbraken van de vesiculaire varkensziekte in de gemeenten Salvirola en Fiesco in de provincie Cremona beschermingsgebieden ingesteld. Op 14 juni 2007 werd een beschermingsgebied ingesteld rond een uitbraak in de gemeente Offanengo in de provincie Cremona. De beschermingsgebieden overlappen elkaar gedeeltelijk.

(2)

Bijgevolg was de verplaatsing en het vervoer van varkens over openbare en particuliere wegen in die beschermingsgebieden verboden.

(3)

Italië heeft echter twee verzoeken om ontheffing van dat verbod ingediend voor het vervoer van slachtvarkens van buiten de beschermingsgebieden die over openbare of particuliere wegen in de beschermingsgebieden worden vervoerd naar in de beschermingsgebieden gelegen slachthuizen.

(4)

Deze twee ontheffingen kunnen worden toegestaan op voorwaarde dat Italië strikte controle- en voorzorgsmaatregelen neemt die garanderen dat er geen risico van verspreiding van de ziekte is.

(5)

Bij Beschikking 2007/123/EG van de Commissie van 20 februari 2007 werd een vergelijkbare ontheffing verleend voor een slachthuis in het beschermingsgebied rond een uitbraak van de vesiculaire varkensziekte in de gemeente Romano di Lombardia in de provincie Bergamo, Italië. De voor dat beschermingsgebied ingestelde maatregelen worden niet langer toegepast. Bijgevolg dient Beschikking 2007/123/EG te worden ingetrokken.

(6)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Italië mag het vervoer van slachtvarkens van buiten de op 7 en 15 mei 2007 rond de uitbraken van de vesiculaire varkensziekte in de gemeenten Salvirola en Fiesco ingestelde beschermingsgebieden en het op 14 juni 2007 rond de uitbraak in de gemeente Offanengo ingestelde beschermingsgebied („de varkens”) over openbare en particuliere wegen in die beschermingsgebieden naar de slachthuizen „2037 M/S” en „523M” („het slachthuis”) onder de in artikel 2 genoemde voorwaarden toestaan.

Artikel 2

Voor de in artikel 1 bedoelde ontheffingen gelden de volgende voorwaarden:

a)

de officiële dierenarts voor het bedrijf van herkomst moet de officiële dierenarts voor het slachthuis minstens 24 uur vooraf in kennis stellen van de verzending van de varkens;

b)

het vervoer van de varkens naar het slachthuis moet via een corridor verlopen; Italië moet de details voor die corridor vooraf vaststellen;

c)

voertuigen waarin de varkens zich bevinden, moeten voor of bij het binnenkomen van de corridor door de bevoegde autoriteit worden verzegeld; bij het verzegelen moet de bevoegde autoriteit het kentekennummer van het voertuig en het aantal daarin vervoerde varkens registreren;

d)

bij aankomst van het voertuig in het slachthuis moet de bevoegde autoriteit:

i)

het zegel van het voertuig controleren en verwijderen;

ii)

aanwezig zijn bij het lossen van de varkens;

iii)

het kentekennummer van het voertuig en het aantal daarin vervoerde varkens registreren.

e)

elk voertuig dat varkens naar het slachthuis vervoert, wordt onmiddellijk na het lossen onder officiële controle en overeenkomstig de instructies van de bevoegde autoriteit gereinigd en ontsmet voordat het voertuig het slachthuis verlaat.

Artikel 3

Beschikking 2007/123/EG wordt ingetrokken.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de Italiaanse Republiek.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2007.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 62 van 15.3.1993, blz. 69. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/10/EG van de Commissie (PB L 63 van 1.3.2007, blz. 24).


12.7.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 182/36


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 11 juli 2007

tot vaststelling van de financiële bijdrage van de Gemeenschap in de uitgaven voor de spoedmaatregelen ter bestrijding van de ziekte van Newcastle in Denemarken in 2005

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 3315)

(Slechts de tekst in de Deense taal is authentiek)

(2007/489/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name op artikel 3, lid 3, en artikel 4, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Denemarken zijn in 2005 uitbraken van de ziekte van Newcastle geconstateerd. Het uitbreken van deze ziekte vormde een ernstig risico voor de veestapel in de Gemeenschap.

(2)

Om de verspreiding van de ziekte te voorkomen en haar zo snel mogelijk te helpen uitroeien, moet de Gemeenschap overeenkomstig Beschikking 90/424/EEG financieel bijdragen in de subsidiabele kosten die de lidstaat in het kader van de spoedmaatregelen ter bestrijding van de ziekte heeft gemaakt.

(3)

Bij Beschikking 2006/579/EG van de Commissie van 24 augustus 2006 inzake een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de uitroeiing van de ziekte van Newcastle in Denemarken in 2005 (2) werd een financiële bijdrage toegekend van 50 % van de voor financiering door de Gemeenschap in aanmerking komende uitgaven voor de maatregelen ter bestrijding van deze uitbraak.

(4)

Ingevolge die beschikking moet de financiële bijdrage van de Gemeenschap worden betaald op basis van het op 23 oktober 2006 door Denemarken ingediende verzoek en van de bewijsstukken als bedoeld in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 349/2005 van de Commissie van 28 februari 2005 tot vaststelling van voorschriften inzake de communautaire financiering van de in Beschikking 90/424/EEG van de Raad bedoelde urgente maatregelen en maatregelen ter bestrijding van bepaalde dierziekten (3).

(5)

In het licht van het bovenstaande moet thans het totaalbedrag van de financiële bijdrage van de Gemeenschap in de subsidiabele uitgaven voor de uitroeiing van de ziekte van Newcastle in Denemarken in 2005 worden vastgesteld.

(6)

Op grond van de resultaten van de controles die de Commissie overeenkomstig de veterinairrechtelijke voorschriften van de Gemeenschap en de voorwaarden voor het verlenen van communautaire financiële steun heeft uitgevoerd, kunnen niet alle kosten als subsidiabel worden erkend.

(7)

De opmerkingen van de Commissie, de wijze van berekening van de subsidiabele kosten en de slotconclusies zijn per brief van 8 maart 2007 aan Denemarken meegedeeld.

(8)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De totale financiële bijdrage van de Gemeenschap in de uitgaven voor de uitroeiing van de ziekte van Newcastle in Denemarken in 2005 overeenkomstig Beschikking 2006/579/EG wordt vastgesteld op 219 385,67 EUR.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk Denemarken.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2007.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(2)  PB L 232 van 25.8.2006, blz. 40.

(3)  PB L 55 van 1.3.2005, blz. 12.


OVEREENKOMSTEN

Raad

12.7.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 182/37


Informatie betreffende de datum van inwerkingtreding van de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Economische Gemeenschap, enerzijds, en de regering van Denemarken en de autonome regering van Groenland, anderzijds (1)

De Europese Gemeenschap en de autonome regering van Groenland hebben elkaar, respectievelijk op 28 juni 2007 en 2 juli 2007, ervan in kennis gesteld dat de voor de inwerkingtreding vereiste procedures zijn voltooid.

De overeenkomst is bijgevolg krachtens artikel 16 op 2 juli 2007 in werking getreden.


(1)  PB L 172 van 30.6.2007, blz. 4.