ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 172

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

50e jaargang
30 juni 2007


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EG) nr. 753/2007 van de Raad van 28 juni 2007 betreffende de sluiting van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de regering van Denemarken en de autonome regering van Groenland, anderzijds

1

Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de regering van Denemarken en de autonome regering van Groenland, anderzijds

4

Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie als bedoeld in de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de regering van Denemarken en de autonome regering van Groenland, anderzijds

9

 

*

Verordening (EG) nr. 754/2007 van de Raad van 28 juni 2007 tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1941/2006, (EG) nr. 2015/2006 en (EG) nr. 41/2007 wat betreft de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en de bij de visserij in acht te nemen voorwaarden

26

 

 

Verordening (EG) nr. 755/2007 van de Commissie van 29 juni 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

39

 

*

Verordening (EG) nr. 756/2007 van de Commissie van 29 juni 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 3223/94 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit

41

 

*

Verordening (EG) nr. 757/2007 van de Commissie van 29 juni 2007 tot verlening van een permanente vergunning voor bepaalde toevoegingsmiddelen voor dierenvoeding ( 1 )

43

 

*

Verordening (EG) nr. 758/2007 van de Commissie van 29 juni 2007 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3149/92 houdende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de levering van levensmiddelen uit interventievoorraden aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap

47

 

*

Verordening (EG) nr. 759/2007 van de Commissie van 29 juni 2007 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor worst van oorsprong uit IJsland

48

 

*

Verordening (EG) nr. 760/2007 van de Commissie van 29 juni 2007 tot 80e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al Qaida-netwerk en de Taliban, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 467/2001 van de Raad

50

 

 

Verordening (EG) nr. 761/2007 van de Commissie van 29 juni 2007 tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 juli 2007

52

 

 

Verordening (EG) nr. 762/2007 van de Commissie van 29 juni 2007 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor granen en meel, gries en griesmeel van tarwe of van rogge

55

 

 

Verordening (EG) nr. 763/2007 van de Commissie van 29 juni 2007 tot vaststelling van het op de restitutie voor granen toe te passen correctiebedrag

57

 

 

Verordening (EG) nr. 764/2007 van de Commissie van 29 juni 2007 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor mout

59

 

 

Verordening (EG) nr. 765/2007 van de Commissie van 29 juni 2007 tot vaststelling van het op de restitutie voor mout toe te passen correctiebedrag

61

 

 

Verordening (EG) nr. 766/2007 van de Commissie van 29 juni 2007 tot vaststelling van de restituties die gelden voor de in het kader van communautaire en nationale voedselhulpacties geleverde producten van de sectoren granen en rijst

63

 

 

Verordening (EG) nr. 767/2007 van de Commissie van 29 juni 2007 betreffende de 34e bijzondere inschrijving die wordt gehouden in het kader van de permanente openbare inschrijving als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1898/2005, hoofdstuk II

65

 

 

Verordening (EG) nr. 768/2007 van de Commissie van 29 juni 2007 tot vaststelling van de minimumverkoopprijzen voor boter die gelden voor de 34e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving waarin Verordening (EG) nr. 1898/2005 voorziet

66

 

 

Verordening (EG) nr. 769/2007 van de Commissie van 29 juni 2007 tot vaststelling van de minimumverkoopprijs voor boter voor de 66e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving als bedoeld in Verordening (EG) nr. 2771/1999

68

 

 

Verordening (EG) nr. 770/2007 van de Commissie van 29 juni 2007 betreffende de toewijzing van rechten tot invoer voor aanvragen die zijn ingediend voor de periode van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 529/2007 geopende tariefcontingent voor bevroren rundvlees

69

 

 

Verordening (EG) nr. 771/2007 van de Commissie van 29 juni 2007 betreffende de toewijzing van rechten tot invoer voor aanvragen die zijn ingediend voor de periode van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008 in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 545/2007 geopende tariefcontingenten voor bevroren rundvlees, bestemd voor verwerking

70

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2007/42/EG van de Commissie van 29 juni 2007 inzake materialen en voorwerpen van folie van geregenereerde cellulose, bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen (Gecodificeerde versie) ( 1 )

71

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Commissie

 

 

2007/452/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 29 juni 2007 tot rectificatie van Richtlijn 2006/132/EG tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde procymidon op te nemen als werkzame stof (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 3066)  ( 1 )

83

 

 

2007/453/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 29 juni 2007 tot vaststelling van de BSE-status van lidstaten, derde landen of gebieden daarvan naar gelang van hun BSE-risico (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 3114)  ( 1 )

84

 

 

2007/454/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 29 juni 2007 tot wijziging van Beschikking 2006/415/EG betreffende bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 bij pluimvee in de Gemeenschap (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 3183)  ( 1 )

87

 

 

III   Besluiten op grond van het EU-Verdrag

 

 

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

 

*

Besluit 2007/455/GBVB van de Raad van 25 juni 2007 tot uitvoering van Gemeenschappelijk Standpunt 2004/161/GBVB houdende verlenging van beperkende maatregelen tegen Zimbabwe

89

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

30.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/1


VERORDENING (EG) Nr. 753/2007 VAN DE RAAD

van 28 juni 2007

betreffende de sluiting van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de regering van Denemarken en de autonome regering van Groenland, anderzijds

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37, juncto artikel 300, lid 2 en lid 3, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Gemeenschap, enerzijds, en de Regering van Denemarken en de autonome Regering van Groenland, anderzijds, hebben onderhandeld over een partnerschapsovereenkomst inzake visserij waarbij aan vissers uit de Gemeenschap vangstmogelijkheden worden toegekend in de wateren van de exclusieve economische zone van Groenland.

(2)

Na afloop van die onderhandelingen is op 2 juni 2006 een nieuwe partnerschapsovereenkomst inzake visserij geparafeerd.

(3)

Er dient te worden bepaald hoe de vangstmogelijkheden over de lidstaten moeten worden verdeeld.

(4)

Om de benutting van de vangstmogelijkheden in het kader van deze overeenkomst te optimaliseren, moet de Commissie de mogelijkheid krijgen om tijdens het jaarlijkse visseizoen niet-benutte vangstmogelijkheden van een bepaalde lidstaat over te dragen aan een andere lidstaat, met inachtneming van bepaalde voorwaarden en criteria en in nauwe samenwerking met de betrokken lidstaten. Een dergelijke herverdeling laat de sleutels voor de verdeling van de vangstmogelijkheden over de lidstaten overeenkomstig de relatieve stabiliteit onverlet, evenals de bevoegdheden van de lidstaten uit hoofde van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (2).

(5)

Het is in het belang van de Gemeenschap deze overeenkomst goed te keuren,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de regering van Denemarken en de autonome regering van Groenland, anderzijds, wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd.

De tekst van de overeenkomst is aan deze verordening gehecht.

Artikel 2

De uitvoeringsbepalingen van de administratieve maatregelen die overeenkomstig artikel 6, lid 3, en artikel 10, lid 2, onder h), van de in artikel 1 bedoelde overeenkomst zijn overeengekomen, kunnen volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure worden vastgesteld.

Artikel 3

1.   De vangstmogelijkheden, inclusief de vergunningen, in het kader van de in artikel 1 genoemde overeenkomst worden toegewezen en beheerd overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002.

2.   Onverminderd lid 1 kan de Commissie, indien met de door de lidstaten ingediende vergunningaanvragen niet alle vangstmogelijkheden worden benut die uit hoofde van lid 1 aan de lidstaten zijn toegewezen, met inbegrip van de vangstmogelijkheden die overeenkomstig artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 vóór de in de bijlage genoemde data onderling zijn geruild, vergunningaanvragen van andere lidstaten in aanmerking nemen. De Commissie kan dan, in nauwe samenwerking met de betrokken lidstaten, na de in de bijlage genoemde data de niet-benutte vangstmogelijkheden van een lidstaat overdragen aan een andere lidstaat.

Deze herverdeling van de vangstmogelijkheden laat de verdeelsleutels voor de verdeling van de vangstmogelijkheden over de lidstaten overeenkomstig de relatieve stabiliteit onverlet.

3.   Voor alle in de bijlage genoemde soorten stelt de Commissie de lidstaten in kennis van het niveau van benutting van de vangstmogelijkheden, dat gebaseerd is op de vergunningaanvragen die zijn ontvangen uiterlijk:

a)

één maand vóór de in de bijlage genoemde datum, en

b)

op de in de bijlage genoemde datum.

4.   De Commissie stelt uiterlijk op 31 december 2007 volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure de nadere regels en criteria voor de toepassing van het bovengenoemde herverdelingsmechanisme vast. Zolang die voorschriften niet zijn vastgesteld, mag de Commissie niet worden belet om het in lid 2 bedoelde mechanisme toe te passen.

Artikel 4

De lidstaten waarvan de vaartuigen in het kader van deze overeenkomst vissen, melden de in de visserijzone van Groenland gevangen hoeveelheden van elk bestand aan de Commissie overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 500/2001 van de Commissie van 14 maart 2001 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad wat betreft de controle op de vangsten van de communautaire vissersvaartuigen in de wateren van derde landen en in volle zee (3).

Artikel 5

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de personen aan te wijzen die bevoegd zijn de overeenkomst te ondertekenen teneinde daardoor de Gemeenschap te binden.

Artikel 6

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 28 juni 2007.

Voor de Raad

De voorzitter

S. GABRIEL


(1)  Advies uitgebracht op 22 mei 2007 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

(2)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(3)  PB L 73 van 15.3.2001, blz. 8.


BIJLAGE

Datum waarna de bepalingen van artikel 3, leden 2 en 3, inzake de herverdeling van de vangstmogelijkheden door de Commissie van toepassing zijn.

In het Protocol genoemde soorten waarop wordt gevist

Tijdschema

Garnaal oostelijke wateren

1 augustus (1)

Groenlandse heilbot oostelijke wateren

15 september

Heilbot

1 september

Groenlandse heilbot westelijke wateren

15 oktober

Garnaal westelijke wateren

1 oktober

Roodbaars

1 september

Sneeuwkrab

1 oktober

Kabeljauw

31 oktober


(1)  Indien het op de vergunningaanvragen gebaseerde niveau van benutting van de vangstmogelijkheden op 1 augustus meer dan 65 % bedraagt, wordt deze datum verschoven naar 1 september.


PARTNERSCHAPSOVEREENKOMST

inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de regering van Denemarken en de autonome regering van Groenland, anderzijds

DE EUROPESE GEMEENSCHAP, hierna „de Gemeenschap” genoemd, en

DE REGERING VAN DENEMARKEN EN DE AUTONOME REGERING VAN GROENLAND, hierna „Groenland” genoemd,

hierna „de partijen” genoemd,

GELET OP het Protocol betreffende de speciale regeling voor Groenland,

ERKENNENDE dat de Europese Gemeenschap en Groenland hun onderlinge banden willen versterken en een partnerschap en samenwerking tot stand willen brengen ter ondersteuning, aanvulling en uitbreiding van hun bestaande betrekkingen en samenwerking,

HERINNEREND AAN het Besluit van de Raad van 20 november 2001 betreffende de associatie van de LGO met de Europese Gemeenschap,

REKENING HOUDEND MET het feit dat de Raad in februari 2003 heeft erkend dat de toekomstige betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap en Groenland moeten worden verruimd en verstevigd, met inachtneming van het belang van de visserij en de noodzaak van structurele en sectorgerichte hervormingen in Groenland op basis van een alomvattend partnerschap voor duurzame ontwikkeling,

REKENING HOUDEND MET de gezamenlijke verklaring van 27 juni 2006 van de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de autonome regering van Groenland en de regering van Denemarken, anderzijds, inzake partnerschap tussen de Europese Gemeenschap en Groenland,

HERINNEREND AAN het Besluit van de Raad van 17 juli 2006 inzake de betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en Groenland en het Koninkrijk Denemarken, anderzijds,

HERINNEREND AAN de status van Groenland, dat autonoom is en tevens integrerend deel van een van de lidstaten van de Gemeenschap,

GEZIEN de betrekkingen tussen de Gemeenschap en Groenland in hun geheel, en hun wederzijdse wens om deze voort te zetten,

GELET OP het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee en de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van grensoverschrijdende visbestanden en over grote afstanden trekkende visbestanden,

ZICH BEWUST van het belang van de beginselen die zijn vastgelegd in de in 1995 tijdens de conferentie van de FAO goedgekeurde Gedragscode voor een verantwoorde visserij,

VASTBESLOTEN om in hun beider belang een duurzame verantwoorde visserij veilig te stellen ter waarborging van de instandhouding op lange termijn en de duurzame exploitatie van de mariene biologische rijkdommen,

ERVAN OVERTUIGD DAT deze samenwerking de vorm moet aannemen van al dan niet gezamenlijke initiatieven en maatregelen die elkaar aanvullen, met het beleid in overeenstemming zijn en op een synergetische manier worden uitgevoerd,

VASTBESLOTEN daartoe een dialoog voort te zetten om het sectorale visserijbeleid in Groenland te verbeteren en passende middelen te kiezen om ervoor te zorgen dat dit beleid doeltreffend wordt uitgevoerd en dat de economische actoren en het maatschappelijk middenveld bij dit proces worden betrokken,

VERLANGENDE voorwaarden en voorschriften vast te stellen met betrekking tot de visserijactiviteiten van communautaire vaartuigen die actief zijn in de exclusieve economische zone van Groenland en met betrekking tot de steun die de Gemeenschap verleent voor het veilig stellen van een duurzame verantwoorde visserij in die wateren,

VASTBERADEN te streven naar een nog nauwere economische samenwerking op visserijgebied en in de daarvan afhankelijke sectoren door de totstandbrenging en ontwikkeling van gemengde vennootschappen met ondernemingen van beide partijen en de bevordering van tijdelijke samenwerkingsverbanden,

KOMEN ALS VOLGT OVEREEN:

Artikel 1

Toepassingsgebied en doelstellingen

Bij deze overeenkomst worden de beginselen, regels en procedures vastgesteld inzake:

de economische, financiële, technische en wetenschappelijke samenwerking in de visserijsector met het doel ervoor te zorgen dat de exploitatie van de visbestanden duurzame sociaal-economische voorwaarden en de ontwikkeling van de Groenlandse visserijsector garandeert;

de voorwaarden voor de toegang van de communautaire vissersvaartuigen tot de Groenlandse exclusieve economische zone (hierna „de Groenlandse EEZ” genoemd);

de regelingen inzake het beheer van de visserij door communautaire vaartuigen in de Groenlandse EEZ, die tot doel hebben de naleving van de voor hen geldende voorschriften en voorwaarden te garanderen, de doeltreffendheid van de maatregelen op het gebied van instandhouding en beheer van de visbestanden te verzekeren en illegale, niet-aangegeven en niet-gereglementeerde visserij te voorkomen;

partnerschappen tussen ondernemingen met het oog op de ontwikkeling, in het wederzijdse belang, van economische activiteiten in de visserijsector en van daarmee verband houdende activiteiten.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze overeenkomst, het protocol en de bijlage wordt verstaan onder:

a)

„Groenlandse autoriteiten”: de autonome regering van Groenland;

b)

„autoriteiten van de Gemeenschap”: de Europese Commissie;

c)

„communautair vaartuig”: een vissersvaartuig dat de vlag van een lidstaat van de Gemeenschap voert en in de Gemeenschap is geregistreerd;

d)

„gemengde vennootschap”: een vennootschap naar Groenlands recht die is opgericht door een of meer reders uit de Gemeenschap en een of meer partners in Groenland met het doel de Groenlandse visquota in de Groenlandse EEZ te bevissen en eventueel te exploiteren met vaartuigen die de vlag van Groenland voeren, met het oog op de prioritaire voorziening van de markt van de Gemeenschap;

e)

„tijdelijke samenwerkingsverbanden”: ieder samenwerkingsverband dat is gebaseerd op een overeenkomst van beperkte duur tussen een of meer reders uit de Gemeenschap en natuurlijke of rechtspersonen uit Groenland, met het doel de Groenlandse visquota gezamenlijk te bevissen en te exploiteren met vaartuigen die de vlag voeren van een lidstaat van de Europese Gemeenschap en de kosten, winsten of verliezen van de gezamenlijke economische activiteit te delen, met het oog op de prioritaire voorziening van de markt van de Gemeenschap;

f)

„gemengde commissie”: een commissie van vertegenwoordigers van de Gemeenschap en van Groenland, waarvan de taken zijn beschreven in artikel 10 van deze overeenkomst.

Artikel 3

Beginselen betreffende de uitvoering van deze overeenkomst

1.   De partijen verbinden zich ertoe een duurzame verantwoorde visserij in de Groenlandse EEZ veilig te stellen zonder onderscheid te maken tussen de verschillende vloten die in die wateren actief zijn, en zonder afbreuk te doen aan het protocol.

2.   Groenland werkt verder aan een sectoraal visserijbeleid en beheert de tenuitvoerlegging daarvan via jaarlijkse en meerjarenprogramma's op basis van doelstellingen die de partijen in onderlinge overeenstemming hebben vastgesteld. Met het oog hierop zetten de partijen de politieke dialoog over de noodzakelijke hervormingen voort. De Groenlandse autoriteiten verbinden zich ertoe de autoriteiten van de Gemeenschap op te hoogte te houden van verdere belangrijke maatregelen op dit gebied.

3.   De partijen werken, op verzoek van een van hen, ook samen aan gezamenlijke of unilaterale evaluaties van maatregelen, programma's en acties die worden uitgevoerd op grond van deze overeenkomst.

4.   De partijen verbinden zich ertoe deze overeenkomst uit te voeren volgens de beginselen van goed economisch en sociaal bestuur.

Artikel 4

Wetenschappelijke samenwerking

1.   Zolang de overeenkomst van kracht is, volgen de Gemeenschap en Groenland de toestand van de bestanden in de Groenlandse EEZ; een gezamenlijk wetenschappelijk comité stelt op verzoek van de gemengde commissie een verslag op op basis van een door die commissie vastgesteld mandaat.

2.   De partijen raadplegen elkaar in de gemengde commissie op basis van de beste beschikbare wetenschappelijke adviezen; Groenland neemt vervolgens de instandhoudings- en beheersmaatregelen die het land nodig acht om de doelstellingen van het Groenlandse visserijbeleid te bereiken.

3.   De partijen verbinden zich ertoe om elkaar te raadplegen, hetzij rechtstreeks, hetzij in het kader van de betrokken internationale organisaties, met het oog op het beheer en de instandhouding van de biologische rijkdommen in de Groenlandse EEZ en om samen te werken in het kader van het desbetreffende wetenschappelijk onderzoek.

Artikel 5

Toegang tot de visserij in de Groenlandse EEZ

1.   Groenland verbindt zich ertoe communautaire vaartuigen in zijn EEZ te laten vissen overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst en met name van het protocol en de bijlage daarbij. De Groenlandse autoriteiten verlenen aan door de Gemeenschap aangewezen vaartuigen vergunningen uit hoofde van het protocol in verhouding tot de vangstmogelijkheden die krachtens het protocol zijn toegewezen.

2.   De uit hoofde van deze overeenkomst door Groenland aan de Gemeenschap toegewezen vangstmogelijkheden mogen worden gebruikt door vaartuigen die de vlag van Noorwegen, IJsland en de Faeröer voeren en in Noorwegen, IJsland en de Faeröer zijn geregistreerd, voor zover dit nodig is voor de goede werking van visserijovereenkomsten tussen de Gemeenschap en deze partijen. Met het oog hierop verbindt Groenland zich ertoe vaartuigen die de vlag van Noorwegen, IJsland en de Faeröer voeren en in Noorwegen, IJsland en de Faeröer zijn geregistreerd, in zijn EEZ te laten vissen.

3.   De visserijactiviteiten waarop deze overeenkomst betrekking heeft, moeten worden uitgevoerd overeenkomstig de in Groenland geldende wetten en voorschriften. De Groenlandse autoriteiten verzoeken de autoriteiten van de Gemeenschap hun opmerkingen over wijzigingen in die wetgeving te doen toekomen vóór de inwerkingtreding ervan, tenzij het doel van de wetgeving een onmiddellijke inwerkingtreding rechtvaardigt die geen ruimte laat voor raadpleging van de autoriteiten van de Gemeenschap. De Groenlandse autoriteiten stellen de autoriteiten van de Gemeenschap vooraf en tijdig in kennis van wijzigingen in die wetgeving.

4.   Groenland is verantwoordelijk voor de doeltreffende toepassing van de in het protocol opgenomen bepalingen inzake visserijtoezicht. De communautaire vaartuigen werken samen met de voor de uitoefening van dit toezicht bevoegde autoriteiten.

5.   De autoriteiten van de Gemeenschap verbinden zich ertoe al het nodige te doen om ervoor te zorgen dat haar vaartuigen de bepalingen van deze overeenkomst en de wetgeving inzake de uitoefening van de visserij in de Groenlandse EEZ in acht nemen.

Artikel 6

Vergunningen

1.   Communautaire vaartuigen mogen slechts visserijactiviteiten in de Groenlandse EEZ uitoefenen indien zij in het bezit zijn van een visvergunning in het kader van deze overeenkomst.

2.   De procedure voor het aanvragen van een visvergunning, de toepasselijke bedragen en de wijze van betaling door de reder zijn vermeld in de bijlage bij het protocol.

3.   De overeenkomstsluitende partijen zorgen er via een adequate administratieve samenwerking tussen hun bevoegde autoriteiten voor dat deze procedures en voorwaarden correct worden toegepast.

Artikel 7

Financiële tegenprestatie

1.   De Gemeenschap betaalt Groenland een financiële tegenprestatie overeenkomstig de in het protocol en de bijlage vastgestelde voorwaarden. Deze financiële tegenprestatie wordt berekend op basis van twee gegevens, namelijk:

a)

een financiële compensatie betreffende de toegang van communautaire vaartuigen tot de Groenlandse visserij, en

b)

de financiële steun die de Gemeenschap verleent ter waarborging van een verantwoorde visserij en een duurzame exploitatie van de visbestanden in de Groenlandse EEZ.

2.   Het in lid 1, onder b), bedoelde gedeelte van de financiële tegenprestatie wordt door de Groenlandse autoriteiten beheerd op basis van doelstellingen die de partijen in onderlinge overeenstemming en overeenkomstig het protocol vaststellen voor het visserijbeleid van Groenland en op basis van een jaarlijkse en meerjarige programmering van de uitvoering.

3.   De financiële tegenprestatie van de Gemeenschap wordt in jaarlijkse bedragen betaald overeenkomstig het bepaalde in het protocol. Overeenkomstig het bepaalde in deze overeenkomst en het protocol kan de financiële tegenprestatie worden gewijzigd om de volgende redenen:

a)

uitzonderlijke omstandigheden, met uitzondering van natuurverschijnselen, die de visserij in de Groenlandse EEZ onmogelijk maken;

b)

een verlaging van de vangstmogelijkheden voor communautaire vaartuigen, na onderlinge overeenstemming tussen de partijen, ten behoeve van het beheer van de betrokken bestanden, wanneer dit op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies nodig wordt geacht voor de instandhouding en de duurzame exploitatie van de bestanden;

c)

bijzondere prioriteit voor de Gemeenschap wat betreft de toegang tot aanvullende vangstmogelijkheden die uitgaan boven die van het protocol bij deze overeenkomst, na onderlinge overeenstemming tussen de partijen in de gemengde commissie, voor zover dit, gelet op de toestand van de betrokken bestanden, volgens het beste beschikbare wetenschappelijke advies mogelijk is;

d)

een herziening van de voorwaarden voor de financiële steun van de Gemeenschap voor de tenuitvoerlegging van het visserijbeleid van Groenland, voor zover dit gerechtvaardigd is op grond van de door de partijen geconstateerde resultaten van de jaarlijkse en meerjarige programmering;

e)

de opschorting van de toepassing van deze overeenkomst overeenkomstig artikel 13.

Artikel 8

Bevordering van samenwerking tussen de economische actoren en in het maatschappelijk middenveld

1.   De partijen stimuleren de economische, commerciële, wetenschappelijke en technische samenwerking in de visserijsector en aanverwante sectoren. Zij plegen onderling overleg om de verschillende maatregelen die hiertoe kunnen worden genomen, te coördineren.

2.   De partijen stimuleren de uitwisseling van informatie over vistechnieken, vistuig, instandhoudingsmethoden en procédés voor de industriële verwerking van visserijproducten.

3.   De partijen stimuleren de oprichting van tijdelijke samenwerkingsverbanden en gemengde vennootschappen in hun wederzijds belang en overeenkomstig hun wetgeving.

Artikel 9

Experimentele visserij

De partijen stimuleren de beoefening van experimentele visserij in de Groenlandse EEZ. De partijen voeren de experimentele visserij samen uit overeenkomstig het bepaalde in de bijlage bij het protocol.

Artikel 10

Gemengde commissie

1.   Er wordt een gemengde commissie opgericht als forum voor de partijen met het oog op toezicht op de toepassing van deze overeenkomst en de tenuitvoerlegging ervan.

2.   De gemengde commissie heeft de volgende taken:

a)

toezicht uitoefenen op de uitvoering, interpretatie en toepassing van deze overeenkomst en met name op de vaststelling en de beoordeling van de uitvoering van de in artikel 7, lid 2, bedoelde jaarlijkse en meerjarige programmering;

b)

optreden als contactorgaan voor vraagstukken van gemeenschappelijk belang op visserijgebied;

c)

fungeren als forum voor verzoening en voor de minnelijke schikking van geschillen over de interpretatie of toepassing van de overeenkomst;

d)

het herzien van en zo nodig onderhandelen over bestaande en nieuwe vangstmogelijkheden voor de betrokken bestanden in de Groenlandse EEZ, en bijgevolg ook de vangstmogelijkheden voor de Gemeenschap en in voorkomend geval de in het protocol bedoelde financiële tegenprestatie, op basis van het beschikbare wetenschappelijke advies, de voorzorgsaanpak en de behoeften van de Groenlandse visserijsector;

e)

de noodzaak van herstel- en beheersplannen voor de lange termijn voor onder deze overeenkomst vallende bestanden evalueren met het doel een duurzame exploitatie van de bestanden te garanderen en het effect van visserijactiviteiten op de mariene ecosystemen op een duurzaam niveau te houden;

f)

de aanvragen voor de oprichting van tijdelijke samenwerkingsverbanden en gemengde vennootschappen in het kader van deze overeenkomst controleren, en met name de door de partijen ingediende projecten voor de oprichting van tijdelijke samenwerkingsverbanden en gemengde vennootschappen evalueren volgens de criteria in de bijlage bij het aan deze overeenkomst gehechte protocol, alsook de activiteiten van in de Groenlandse EEZ actieve vaartuigen van tijdelijke samenwerkingsverbanden en gemengde vennootschappen controleren;

g)

per geval de relevante soorten, voorwaarden en overige parameters voor de experimentele visserij vaststellen;

h)

administratieve maatregelen inzake de toegang van communautaire vissersvaartuigen tot de Groenlandse EEZ en bestanden, alsook inzake vergunningen, bewegingen van communautaire vissersvaartuigen en vangstaangiften overeenkomen;

i)

de voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van de financiële steun van de Gemeenschap voor een duurzame verantwoorde visserij en een duurzame exploitatie van de visbestanden in de Groenlandse EEZ overeenkomen;

j)

de voorwaarden voor de financiële steun van de Gemeenschap voor de tenuitvoerlegging van het visserijbeleid van Groenland herzien, voor zover de door de partijen geconstateerde resultaten van de jaarlijkse en meerjarige programmering dit rechtvaardigen;

k)

elke andere taak die de partijen in onderlinge overeenstemming vaststellen.

3.   De gemengde commissie komt minstens éénmaal per jaar bijeen, afwisselend in de Gemeenschap en in Groenland, en wordt voorgezeten door de partij die de vergadering organiseert. Op verzoek van één van beide partijen wordt een buitengewone vergadering belegd.

4.   De gemengde commissie stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 11

Geografisch toepassingsgebied

Deze overeenkomst is van toepassing, enerzijds, op het grondgebied waarvoor het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is, volgens de in dat Verdrag gestelde voorwaarden en, anderzijds, op het grondgebied van Groenland en de Groenlandse EEZ.

Artikel 12

Looptijd en beëindiging

1.   Deze overeenkomst is geldig voor een periode van zes jaar vanaf de datum van inwerkingtreding ervan; de overeenkomst wordt voor een periode van telkens zes jaar verlengd, tenzij zij overeenkomstig de leden 2 en 3 wordt opgezegd.

2.   De overeenkomst kan door elk van beide partijen met name wegens ernstige omstandigheden worden beëindigd, bijvoorbeeld wanneer de toestand van de betrokken bestanden verslechtert of een van beide partijen haar verbintenis tot het bestrijden van illegale, niet-aangegeven en niet-gereglementeerde visserij niet nakomt.

3.   Wordt de overeenkomst beëindigd om de in lid 2 genoemde redenen, dan stelt de betrokken partij de andere partij ten minste zes maanden vóór het einde van de eerste periode of van iedere volgende periode schriftelijk in kennis van haar voornemen om de overeenkomst op te zeggen. Wordt de overeenkomst om een andere reden beëindigd, dan bedraagt de kennisgevingsperiode negen maanden.

Artikel 13

Opschorting

1.   De toepassing van het protocol kan op initiatief van een partij worden opgeschort wanneer deze partij van oordeel is dat de andere partij de verbintenissen in het kader van de overeenkomst niet is nagekomen. De toepassing kan slechts worden opgeschort indien de betrokken partij haar voornemen hiertoe schriftelijk en ten minste zes maanden vóór de datum van inwerkingtreding van de opschorting meldt. Na ontvangst van deze kennisgeving plegen de partijen overleg met het oog op een minnelijke schikking van hun geschil.

2.   De in artikel 7 bedoelde financiële tegenprestatie en de in artikel 5 bedoelde vangstmogelijkheden worden voor de duur van de opschorting evenredig verlaagd.

Artikel 14

Het protocol en de bijlage met aanhangsels vormen een integrerend deel van deze overeenkomst.

Artikel 15

Intrekking

De visserijovereenkomst van 1 februari 1985 tussen de Europese Gemeenschap en Groenland inzake de visserij voor de kust van Groenland wordt ingetrokken en vervangen door deze overeenkomst.

Artikel 16

Taal en inwerkingtreding

Deze overeenkomst, opgesteld in twee exemplaren in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek, treedt in werking op de dag waarop de partijen elkaar ervan in kennis stellen dat de daartoe vereiste procedures zijn afgewikkeld.

PROTOCOL

tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie als bedoeld in de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de regering van Denemarken en de autonome regering van Groenland, anderzijds

Artikel 1

Toepassingsperiode en vangstmogelijkheden

1.   De Groenlandse autoriteiten staan communautaire vaartuigen voor een periode van zes jaar vanaf 1 januari 2007 toe visserijactiviteiten uit te voeren binnen de grenzen van de in hoofdstuk I van de bijlage en de overeenkomstig lid 2 vastgestelde vangstmogelijkheden.

De in hoofdstuk I van de bijlage vastgestelde vangstmogelijkheden kunnen door de gemengde commissie worden herzien.

2.   Uiterlijk op 1 december van het jaar 2007 en van elk daaropvolgend jaar komt de gemengde commissie de vangstmogelijkheden voor de in hoofdstuk I van de bijlage vermelde soorten voor het volgende jaar overeen, rekening houdend met het beschikbare wetenschappelijke advies, de voorzorgsaanpak, de behoeften van de visserijsector en in het bijzonder de in lid 7 van dit artikel vastgestelde hoeveelheden.

Worden de vangstmogelijkheden door de gemengde commissie op een lager niveau dan dat in hoofdstuk I van de bijlage vastgesteld, dan wordt de Gemeenschap door Groenland gecompenseerd door overeenkomstige vangstmogelijkheden in de daaropvolgende jaren of andere vangstmogelijkheden in hetzelfde jaar.

Indien geen compensatie wordt overeengekomen tussen de partijen, worden de in artikel 2, lid 1, van dit protocol bedoelde financiële bepalingen, inclusief de parameters voor de berekening van de waarde, verhoudingsgewijs aangepast.

3.   Het quotum voor garnaal uit de wateren ten oosten van Groenland mag worden gevangen in de wateren ten westen van Groenland als per bedrijf regelingen voor quotaruil zijn getroffen tussen reders uit Groenland en uit de Europese Gemeenschap. De Groenlandse autoriteiten verbinden zich ertoe dergelijke regelingen te vergemakkelijken. De quotaruil is beperkt tot 2 000 ton per jaar in de gebieden ten westen van Groenland. Voor de visserijactiviteiten van de communautaire vaartuigen gelden dezelfde voorwaarden als die welke zijn vastgesteld in de aan Groenlandse reders afgegeven vergunning, onder voorbehoud van het bepaalde in hoofdstuk III van de bijlage.

4.   Vergunningen voor experimentele visserij worden afgegeven voor een proefperiode van maximaal zes maanden, overeenkomstig de bijlage.

5.   Indien de partijen concluderen dat de experimentele visserij positieve resultaten heeft opgeleverd, wijzen de Groenlandse autoriteiten tot het einde van de looptijd van dit protocol 50 % van de vangstmogelijkheden voor de nieuwe soorten toe aan de communautaire vloot, waarbij het in artikel 2 bedoelde gedeelte van de financiële compensatie dienovereenkomstig wordt verhoogd.

6.   Groenland biedt de Gemeenschap aanvullende vangstmogelijkheden aan. Indien de Gemeenschap dit aanbod geheel of gedeeltelijk aanvaardt, wordt de in artikel 2, lid 1, bedoelde financiële tegenprestatie verhoudingsgewijs verhoogd. De procedure voor de toewijzing van aanvullende vangstmogelijkheden is vastgesteld in de bijlage bij dit protocol.

7.   De minimumhoeveelheden voor de handhaving van de Groenlandse visserijactiviteiten worden jaarlijks als volgt vastgesteld:

Soort (ton)

Westelijk bestand

(NAFO 0/1)

Oostelijk bestand

(ICES XIV/V)

Sneeuwkrab

4 000

 

Kabeljauw

30 000 (1)

 

Roodbaars

2 500

5 000

Zwarte heilbot

4 700

4 000

Garnaal

25 000

1 500

8.   Groenland geeft aan communautaire vaartuigen uitsluitend vergunningen af in het kader van dit protocol.

Artikel 2

Financiële tegenprestatie — Betalingswijze

1.   De in artikel 7 van de overeenkomst bedoelde financiële tegenprestatie wordt, voor de in artikel 1 van dit protocol bepaalde periode, vastgesteld op 85 843 464 EUR (2). Hierbij komt een financiële reserve van 9 240 000 EUR, waaruit betalingen zullen worden verricht volgens de in onderstaand lid 3 vastgestelde methode, voor de hoeveelheden kabeljauw en lodde die Groenland bovenop de in hoofdstuk I van de bijlage vastgestelde hoeveelheden beschikbaar stelt.

2.   Bovenstaand lid 1 is van toepassing onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 1, leden 2, 5 en 6, en artikel 6 van dit protocol. Het totaalbedrag van de door de Europese Gemeenschap betaalde financiële tegenprestatie mag evenwel niet meer bedragen dan tweemaal het in artikel 2, lid 1, genoemde bedrag.

3.   Onverminderd het bepaalde in artikel 1, leden 2, 5 en 6, van dit protocol betaalt de Gemeenschap de in bovengenoemd lid 1 bedoelde financiële tegenprestatie in de vorm van een jaarlijks bedrag van 14 307 244 EUR gedurende de toepassingsperiode van dit protocol. Groenland stelt de autoriteiten van de Gemeenschap jaarlijks in kennis van de hoeveelheden kabeljauw en lodde die bovenop de in hoofdstuk I van de bijlage vastgestelde hoeveelheden beschikbaar zijn gesteld. Voor deze aanvullende hoeveelheden betaalt de Gemeenschap 17,5 % van de waarde van de eerste aanlanding, berekend op basis van 1 800 EUR per ton voor kabeljauw en 100 EUR per ton voor lodde, minus de door de reders betaalde rechten, tot een maximum van 1 540 000 EUR per jaar voor beide soorten samen. Wanneer een deel van deze financiële reserve in een bepaald jaar niet wordt gebruikt, kan dit worden overgedragen om Groenland te betalen voor aanvullende hoeveelheden kabeljauw en lodde die in de daaropvolgende twee jaar beschikbaar worden gesteld.

4.   De Gemeenschap betaalt het jaarlijkse bedrag van de financiële tegenprestatie uiterlijk op 30 juni 2007 in het eerste jaar en uiterlijk op 1 maart in de daaropvolgende jaren, en het jaarlijkse bedrag van de financiële reserve voor kabeljauw en lodde uiterlijk op dezelfde data of zo spoedig mogelijk daarna, nadat de beschikbaarheid van de betrokken hoeveelheden is gemeld.

5.   Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 4 van dit protocol valt de beslissing over de bestemming van deze financiële tegenprestatie en financiële reserve onder de exclusieve bevoegdheid van de Groenlandse autoriteiten, met uitzondering van de jaarlijkse bedragen van 500 000 EUR en 100 000 EUR, die respectievelijk zullen worden bestemd voor de werking van het Groenlands Natuurinstituut en voor de opleiding van visserijambtenaren, en, in 2007, een bedrag van 186 022 EUR dat voor studies over het beheersplan voor kabeljauw zal worden gebruikt.

6.   De financiële tegenprestatie wordt overgemaakt op een rekening van het ministerie van Financiën bij een door de Groenlandse autoriteiten aangewezen financiële instelling.

Artikel 3

Opschorting en herziening van de betaling van de financiële tegenprestatie bij overmacht

1.   Indien ernstige omstandigheden, met uitzondering van natuurverschijnselen, de visserij in de Groenlandse EEZ onmogelijk maken, kan de betaling van de in artikel 2, lid 1, van dit protocol vermelde financiële tegenprestatie door de Europese Gemeenschap worden opgeschort, waar mogelijk na overleg met de andere partij en op voorwaarde dat de Europese Gemeenschap op het moment van de opschorting alle verschuldigde bedragen heeft betaald.

2.   De betaling van de financiële tegenprestatie wordt hervat zodra de partijen, na overleg en, in onderlinge overeenstemming, constateren dat de omstandigheden die aan de basis van de stopzetting van de visserij lagen, verdwenen zijn.

3.   De geldigheidsduur van de op grond van artikel 5 van de overeenkomst aan de communautaire vaartuigen verleende vergunningen wordt verlengd voor een periode gelijk aan de duur van de opschorting van de visserijactiviteiten.

Artikel 4

Steun voor het veiligstellen van een duurzame verantwoorde visserij in de Groenlandse EEZ

1.   Elk jaar wordt een bedrag van 3 261 449 EUR (voor 2007 uitzonderlijk 3 224 244 EUR) van de in artikel 2, lid 1, van dit protocol bedoelde financiële tegenprestatie bestemd voor de verbetering en tenuitvoerlegging van een sectoraal visserijbeleid in Groenland met het oog op een duurzame verantwoorde visserij in de Groenlandse EEZ. Deze bijdrage wordt beheerd op basis van door de partijen in onderlinge overeenstemming vastgestelde doelstellingen en de desbetreffende jaarlijkse en meerjarige programmering.

2.   Met het oog op de tenuitvoerlegging van lid 1 stelt de gemengde commissie uiterlijk drie maanden na de datum van inwerkingtreding van dit protocol een meerjarig sectoraal programma en de daarbij horende uitvoeringsbepalingen vast, waarin met name het volgende is bepaald:

a)

de op meerjarige en jaarbasis vastgestelde richtsnoeren voor het gebruik van het in lid 1 genoemde deel van de financiële tegenprestatie;

b)

de doelstellingen die op meerjarige en jaarbasis moeten worden bereikt voor de voortzetting, op termijn, van een duurzame en verantwoorde visserij, rekening houdend met de prioriteiten in de nationale beleidslijnen van Groenland op het gebied van visserij en andere terreinen die met de voortzetting van een duurzame en verantwoorde visserij in verband staan of deze kunnen beïnvloeden;

c)

de criteria en de procedures voor de jaarlijkse evaluatie van de resultaten.

3.   Voorstellen tot wijziging van het meerjarige sectorale programma moeten door de partijen in de gemengde commissie worden overeengekomen.

4.   Elk jaar beslist Groenland over de toewijzing van het in lid 1 bedoelde deel van de financiële tegenprestatie voor de tenuitvoerlegging van het meerjarige programma. Voor het eerste toepassingsjaar van het protocol wordt deze toewijzing aan de Gemeenschap meegedeeld op het tijdstip waarop de mededeling voor het volgende jaar plaatsvindt. Voor elk daaropvolgend jaar deelt Groenland de toewijzing uiterlijk op 1 december van het voorafgaande jaar aan de Gemeenschap mee.

5.   Wanneer de jaarlijkse evaluatie van de bij de uitvoering van het meerjarige sectorale programma geboekte vooruitgang dit rechtvaardigt, kan de Europese Gemeenschap met de instemming van de gemengde commissie om een aanpassing van de in artikel 2, lid 1, van dit protocol vastgestelde financiële tegenprestatie verzoeken.

Artikel 5

Geschillen — Opschorting van de toepassing van het protocol

1.   De partijen plegen in de gemengde commissie, zo nodig in een bijzondere zitting ervan, overleg over eventuele onderlinge geschillen inzake de interpretatie en de toepassing van dit protocol.

2.   Onverminderd het bepaalde in artikel 6 van dit protocol kan de toepassing van het protocol op initiatief van een partij worden opgeschort wanneer deze partij van oordeel is dat de andere partij de verbintenissen in het kader van de overeenkomst niet is nagekomen en wanneer het in lid 1 bedoelde overleg in de gemengde commissie niet tot een minnelijke schikking heeft geleid.

3.   De toepassing van het protocol kan pas worden opgeschort indien de betrokken partij haar voornemen hiertoe schriftelijk en ten minste drie maanden vóór de datum van inwerkingtreding van de opschorting meldt.

4.   Bij opschorting blijven de partijen in onderling overleg streven naar een minnelijke schikking van het geschil. Wanneer zij hierin slagen, wordt de toepassing van het protocol hervat en worden het bedrag van de financiële tegenprestatie en de vangstmogelijkheden pro rata temporis verhoudingsgewijs verlaagd naargelang van de duur van de periode waarin de toepassing van het protocol is opgeschort.

Artikel 6

Opschorting van de toepassing van het protocol wegens niet-betaling

Wanneer de Gemeenschap de in artikel 2 van dit protocol bedoelde betalingen niet verricht, kan de toepassing van het protocol onder de volgende voorwaarden worden opgeschort:

a)

de bevoegde autoriteiten van Groenland stellen de autoriteiten van de Gemeenschap in kennis van het feit dat de betaling niet heeft plaatsgevonden. De Commissie verricht de nodige controles en gaat zo nodig binnen 30 werkdagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de kennisgeving, over tot betaling;

b)

indien binnen de onder a) gestelde termijn de betaling niet is verricht en niet op adequate wijze is gemotiveerd waarom dat niet is gebeurd, hebben de bevoegde autoriteiten van Groenland het recht de toepassing van het protocol op te schorten. Zij stellen de Gemeenschap daarvan onverwijld in kennis;

c)

de toepassing van het protocol wordt hervat zodra de betrokken betaling is verricht.

Artikel 7

Evaluatie halverwege

Indien een van de partijen hierom verzoekt in de loop van het jaar 2009, wordt de toepassing van de artikelen 1, 2 en 4 van het onderhavige protocol geëvalueerd vóór 1 december van dat jaar. Bij die gelegenheid kunnen de partijen overeenkomen het onderhavige protocol te wijzigen, met name wat betreft de indicatieve quota in hoofdstuk I van de bijlage hierbij, de financiële bepalingen en het bepaalde in artikel 4.

Artikel 8

Inwerkingtreding

Dit protocol en de bijlage daarbij zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2007.


(1)  Mag ten westen of ten oosten van Groenland worden gevangen.

(2)  Bij dit bedrag komt nog:

Het bedrag van de door de reders rechtstreeks aan Groenland te betalen rechten als bedoeld in hoofdstuk II, punt 3, van de bijlage (naar schatting ongeveer 2 000 000 EUR per jaar).

BIJLAGE

VOORWAARDEN VOOR DE UITOEFENING VAN DE VISSERIJ DOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP IN DE GROENLANDSE EEZ

HOOFDSTUK I

INDICATIEVE VANGSTMOGELIJKHEDEN 2007-2012 EN BIJVANGSTEN

1.   Niveau van de door Groenland toegestane vangstmogelijkheden

Soort

2007

2008

2009

2010

2011

2012

Kabeljauw (NAFO 0/1) (1)

1 000

3 500

3 500

3 500

3 500

3 500

Pelagische roodbaars (ICES XIV/V) (2)

10 838

8 000

8 000

8 000

8 000

8 000

Groenlandse heilbot (NAFO 0/1) — ten zuiden van 68°

2 500

2 500

2 500

2 500

2 500

2 500

Groenlandse heilbot (ICES XIV/V) (3)

7 500

7 500

7 500

7 500

7 500

7 500

Garnaal (NAFO 0/1)

4 000

4 000

4 000

4 000

4 000

4 000

Garnaal (ICES XIV/V)

7 000

7 000

7 000

7 000

7 000

7 000

Atlantische heilbot (NAFO 0/1)

200

200

200

200

200

200

Atlantische heilbot (ICES XIV/V) (4)

1 200

1 200

1 200

1 200

1 200

1 200

Lodde (ICES XIV/V)

55 000 (5)

55 000 (5)

55 000 (5)

55 000 (5)

55 000 (5)

55 000 (5)

Garnaal (NAFO 0/1)

500

500

500

500

500

500

Bijvangsten (NAFO 0/1) (6)

2 600

2 300

2 300

2 300

2 300

2 300

2.   Bijvangstbeperkingen

Communautaire vissersvaartuigen die in de Groenlandse EEZ actief zijn, houden zich aan de bijvangstregels, zowel voor gereglementeerde als niet-gereglementeerde soorten. Bovendien mogen in de Groenlandse EEZ geen gereglementeerde soorten worden teruggegooid.

Bijvangsten worden gedefinieerd als vangsten van andere soorten dan de in de vergunning vermelde doelsoorten van het vaartuig.

De maximale hoeveelheden die als bijvangst mogen worden gevangen, worden vastgesteld bij de afgifte van de vergunning voor de doelsoorten. De maximale hoeveelheid voor de bijvangst per gereglementeerde soort wordt in de afgegeven vergunning vermeld.

Bijvangsten van gereglementeerde soorten worden afgeboekt op de bijvangstreserve die wordt vastgesteld als deel van de aan de Gemeenschap toegewezen vangstmogelijkheden voor de betrokken soorten. Bijvangsten van niet-gereglementeerde soorten worden afgeboekt van de voor de Gemeenschap vastgestelde bijvangstreserve voor niet-gereglementeerde soorten.

Voor bijvangsten hoeven geen rechten te worden betaald. Wanneer een communautair vissersvaartuig de maximaal toegestane hoeveelheid voor bijvangsten van gereglementeerde soorten echter overschrijdt, wordt voor de hoeveelheid waarmee deze maximale hoeveelheid is overschreden, een boete opgelegd die drie maal hoger is dan het normale recht voor die soort.

HOOFDSTUK II

FORMALITEITEN VOOR HET AANVRAGEN EN HET AFGEVEN VAN VERGUNNINGEN

1.

Alleen daarvoor in aanmerking komende vaartuigen kunnen een visvergunning voor de Groenlandse EEZ krijgen.

2.

Indien voor een reder, een kapitein of een vaartuig een verbod tot de uitoefening van visserijactiviteiten in de Groenlandse EEZ geldt, komt het desbetreffende vaartuig niet in aanmerking voor een vergunning. De vaartuigen moeten in overeenstemming zijn met de bestuursrechtelijke bepalingen van Groenland, in die zin dat zij in het verleden bij hun visserijactiviteiten in Groenland of in de Groenlandse EEZ alle verplichtingen in het kader van met de Gemeenschap gesloten visserijovereenkomsten zijn nagekomen.

3.

De in artikel 1, lid 3, van de overeenkomst bedoelde formaliteiten voor het aanvragen en het afgeven van vergunningen zijn beschreven in het administratief akkoord in aanhangsel 1.

HOOFDSTUK III

VISSERIJZONES

De visserijactiviteiten vinden plaats in de als de Groenlandse Exclusieve Economische Zone omschreven visserijzone zoals vastgesteld in Verordening nr. 1020 van 15 oktober 2004 overeenkomstig koninklijk besluit nr. 1005 van 15 oktober 2004 inzake de inwerkingtreding van wet nr. 411 van 22 mei 1996 betreffende exclusieve economische zones.

De visserijactiviteiten worden uitgeoefend in de wateren buiten 12 zeemijl, gemeten vanaf de basislijnen, overeenkomstig § 7, afdeling 2, van wet nr. 18 van de Landsting van Groenland van 31 oktober 1996 inzake visserijactiviteiten, laatstelijk gewijzigd bij wet nr. 28 van de Landsting van 18 december 2003, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.

De basislijnen zijn vastgesteld overeenkomstig koninklijk besluit nr. 1004 van 15 oktober 2004 houdende wijziging van het koninklijk besluit inzake de afbakening van de territoriale wateren van Groenland.

HOOFDSTUK IV

AANVULLENDE VANGSTMOGELIJKHEDEN

Overeenkomstig artikel 1, lid 6, van het protocol bieden de Groenlandse autoriteiten de autoriteiten van de Gemeenschap de in artikel 7 van de overeenkomst bedoelde aanvullende vangstmogelijkheden aan.

De Gemeenschap deelt de Groenlandse autoriteiten uiterlijk zes weken na ontvangst van het aanbod mee of zij daar al dan niet op ingaat. Wanneer de autoriteiten van de Gemeenschap het aanbod afwijzen of niet binnen zes weken antwoorden, mogen de Groenlandse autoriteiten de aanvullende vangstmogelijkheden aan andere gegadigden aanbieden.

HOOFDSTUK V

BEPALINGEN INZAKE DE VANGSTAANGIFTEN, TECHNISCHE INSTANDHOUDINGSMAATREGELEN EN WAARNEMERSREGELING

1.

Aan communautaire vissersvaartuigen worden documenten met relevante bepalingen van de Groenlandse wetgeving in het Engels verstrekt met betrekking tot de voorwaarden inzake vangstaangiften, technische instandhoudingsmaatregelen en de waarnemersregeling.

2.

Kapiteins van communautaire vissersvaartuigen hebben een logboek aan boord waarin zij hun activiteiten noteren overeenkomstig de bij de Groenlandse wetgeving vastgestelde voorschriften.

3.

De visserijactiviteiten worden uitgeoefend in overeenstemming met de bij de Groenlandse wetgeving vastgestelde technische instandhoudingsmaatregelen.

4.

Alle visserijactiviteiten in de Groenlandse EEZ vallen onder de waarnemersregeling in het kader van de Groenlandse wetgeving. Kapiteins van communautaire vissersvaartuigen werken samen met de Groenlandse autoriteiten voor het aan boord nemen van waarnemers in de door de Groenlandse autoriteiten aangewezen havens.

HOOFDSTUK VI

VMS

De voorwaarden inzake VMS zijn vastgesteld in aanhangsel 2.

HOOFDSTUK VII

TIJDELIJKE SAMENWERKINGSVERBANDEN

De voorwaarden voor de toegang van tijdelijke samenwerkingsverbanden tot de visbestanden zijn vastgesteld in aanhangsel 3.

HOOFDSTUK VIII

EXPERIMENTELE VISSERIJ

De voorwaarden inzake de experimentele visserij zijn vastgesteld in aanhangsel 4.

HOOFDSTUK IX

CONTROLE

Wanneer de bevoegde autoriteiten vaststellen dat een kapitein van een communautair vissersvaartuig inbreuk heeft gemaakt op de Groenlandse wetgeving, worden de Europese Commissie en de vlaggenlidstaat hiervan zo spoedig mogelijk op de hoogte gebracht. Hierbij worden de naam van het vaartuig, het registratienummer, de roepletters en de naam van de reder en de kapitein van het vaartuig verstrekt. Voorts wordt een beschrijving gegeven van de omstandigheden die tot de inbreuk hebben geleid en worden eventuele sancties vermeld.

De Commissie verstrekt de Groenlandse autoriteiten een lijst van de bevoegde autoriteiten in de lidstaten, en doen hen regelmatig een bijgewerkte versie daarvan toekomen.


(1)  Indien het bestand zich herstelt, mag de Gemeenschap maximaal pm ton vissen, waarbij het in artikel 2, lid 1, van het protocol bedoelde deel van de financiële tegenprestatie dienovereenkomstig wordt verhoogd. De quota voor 2007 mogen pas vanaf 1 juni worden gebruikt. Mogen ten westen of ten oosten van Groenland worden gevangen.

(2)  Mogen ten westen of ten oosten van Groenland worden gevangen. Moet met pelagische trawlnetten worden gevist.

(3)  Dit cijfer kan worden herzien in het licht van de overeenkomst voor de verdeling van vangstmogelijkheden onder kuststaten. De visserij wordt beheerd door een beperking van het aantal vaartuigen dat tegelijk mag vissen.

(4)  waarvan 1 000 ton moet worden gevist door niet meer dan 6 communautaire vaartuigen voor de visserij met de beug op demersale soorten die Atlantische heilbot en aanverwante soorten vangen. De visserijvoorwaarden voor vaartuigen voor de visserij met de beug op demersale soorten worden overeengekomen in het kader van de gemengde commissie.

(5)  Wanneer het bestand exploiteerbaar is, mag de Gemeenschap het volgende jaar maximaal 7,7 % van de TAC voor lodde benutten voor het seizoen van 20 juni tot en met 30 april, waarbij het in artikel 2, lid 1, bedoelde deel van de financiële tegenprestatie dienovereenkomstig wordt verhoogd.

(6)  Bijvangsten worden gedefinieerd als vangsten van andere soorten dan de in de vergunning vermelde doelsoorten van het vaartuig. De samenstelling van de bijvangsten wordt jaarlijks herzien in het kader van de gemengde commissie. Mogen ten westen of ten oosten van Groenland worden gevangen.

Aanhangsels

1)

Administratief akkoord inzake vergunningen. Voorwaarden voor de uitoefening van de visserij door communautaire vaartuigen in de Groenlandse EEZ.

2)

Voorwaarden inzake het volgen van vissersvaartuigen per satelliet.

3)

Voorwaarden inzake tijdelijke samenwerkingsverbanden.

4)

Uitvoeringsbepalingen inzake de experimentele visserij.

Aanhangsel 1

Administratief akkoord inzake vergunningen tussen de Europese Commissie, de regering van Denemarkenen de autonome regering van Groenland

Voorwaarden voor de uitoefening van de visserij door communautaire vaartuigen in de Groenlandse EEZ

A.   Formaliteiten voor het aanvragen en het afgeven van vergunningen

1.

Reders van communautaire vissersvaartuigen die gebruik wensen te maken van de vangstmogelijkheden in het kader van deze overeenkomst, of hun zaakgelastigde, stellen de Commissie via de nationale autoriteiten uiterlijk op 1 december van het jaar dat voorafgaat aan het visjaar, langs elektronische weg in het bezit van een lijst van de betrokken vaartuigen, die de in het bijgaande aanvraagformulier vermelde gegevens bevat. De autoriteiten van de Gemeenschap sturen deze lijst onverwijld door naar de Groenlandse autoriteiten. Wijzigingen worden vooraf gemeld overeenkomstig deze procedure.

Reders van communautaire vaartuigen of hun zaakgelastigde dienen uiterlijk op 1 maart of dertig dagen vóór aanvang van hun visreis via hun nationale autoriteiten bij de autoriteiten van de Gemeenschap een aanvraag in voor elk vaartuig dat in het kader van de overeenkomst visserij wenst te bedrijven. De aanvragen worden ingediend op het daartoe door Groenland verstrekte formulier, waarvan een model is bijgevoegd. Elke vergunningsaanvraag moet vergezeld gaan van het bewijs dat de voor de geldigheidsduur van de vergunning verschuldigde visrechten zijn betaald. De rechten omvatten alle nationale en lokale belastingen in verband met de toegang tot visserijactiviteiten, alsook de door banken aangerekende kosten voor geldtransfers. Heeft een vaartuig de banktransferkosten niet betaald, dan moet dit bedrag worden betaald bij de volgende vergunningsaanvraag en is dit een voorwaarde voor de afgifte van een nieuwe vergunning. De Groenlandse autoriteiten leggen een administratieve heffing op ten belope van één procent van de visrechten.

Communautaire vaartuigen van dezelfde reder of zaakgelastigde kunnen een collectieve vergunningsaanvraag indienen, mits deze vaartuigen de vlag van éénzelfde lidstaat voeren. Elke in het kader van een collectieve aanvraag afgegeven vergunning bevat de totale hoeveelheid waarvoor de visrechten zijn betaald, alsook de voetnoot „maximale hoeveelheid te verdelen onder de vaartuigen … (namen van alle op de collectieve aanvraag vermelde vaartuigen)”.

Een collectieve aanvraag moet vergezeld gaan van een visplan waarin de hoeveelheid voor ieder vaartuig is aangegeven. Wijzigingen in het visplan worden ten minste 3 dagen vooraf gemeld aan de Groenlandse autoriteiten met een kopie aan de Europese Commissie en de nationale autoriteiten.

De autoriteiten van de Gemeenschap leggen de (collectieve) vergunningsaanvraag voor elk vaartuig dat visserijactiviteiten in het kader van de overeenkomst wenst uit te oefenen, over aan de Groenlandse autoriteiten.

De Groenlandse autoriteiten hebben het recht een bestaande vergunning op te schorten of geen nieuwe vergunning af te geven wanneer een communautair vaartuig niet voldoet aan de eisen inzake de indiening van logboekbladen en aanvoeraangiften bij de Groenlandse autoriteiten overeenkomstig de regeling inzake de vangstaangiften.

2.

De Groenlandse autoriteiten delen vóór de inwerkingtreding van het administratief akkoord alle gegevens mee over de voor de betaling van de visrechten te gebruiken bankrekeningen.

3.

Onder voorbehoud van het bepaalde in punt 4 wordt de vergunning afgegeven op naam van een bepaald vaartuig en is zij niet overdraagbaar. Op de vergunning staat de maximale hoeveelheid vermeld die mag worden gevangen en aan boord gehouden. Voor iedere wijziging van de op de vergunning(en) vermelde maximale hoeveelheid dient een nieuwe aanvraag te worden ingediend. Indien een vaartuig de in de vergunning vermelde maximale hoeveelheid incidenteel overschrijdt, dient het vaartuig voor de hoeveelheid waarmee deze maximale hoeveelheid is overschreden, extra rechten te betalen. Zolang de bedoelde extra rechten niet zijn betaald, wordt geen nieuwe vergunning aan het vaartuig afgegeven. Deze rechten worden berekend overeenkomstig het bepaalde in deel B 2, en vervolgens verdrievoudigd.

4.

Op verzoek van de Commissie van de Europese Gemeenschappen wordt de vergunning in geval van overmacht evenwel vervangen door een nieuwe vergunning voor een ander vaartuig met soortgelijke kenmerken als het te vervangen vaartuig. Op de nieuwe vergunning moet het volgende worden vermeld:

de datum van afgifte,

dat deze vergunning in de plaats komt van de vergunning voor een ander vaartuig en dat de vergunning van het vorige vaartuig wordt geannuleerd.

5.

De vergunningen worden binnen een termijn van 15 werkdagen na ontvangst van de aanvraag door de visserijautoriteiten van Groenland afgegeven aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

6.

Het origineel of een kopie van de vergunning moet steeds aan boord zijn en op ieder verzoek aan de bevoegde autoriteiten van Groenland worden voorgelegd.

B.   Geldigheidsduur van de vergunningen en betaling

1.

Vergunningen zijn geldig vanaf de datum van afgifte tot het einde van het kalenderjaar waarin zij zijn afgegeven. De vergunningen worden binnen een termijn van 15 werkdagen na ontvangst van de aanvraag en na ontvangst van de voor ieder vaartuig per jaar verschuldigde visrechten afgegeven.

Voor de visserij op lodde worden vergunningen afgegeven van 20 juni tot en met 31 december en van 1 januari tot en met 30 april.

Indien de communautaire bepalingen tot vaststelling, voor een bepaald jaar, van de vangstmogelijkheden voor communautaire vaartuigen in wateren waar vangstbeperkingen vereist zijn, aan het begin van het visjaar niet zijn goedgekeurd, mogen communautaire vissersvaartuigen die op 31 december van het voorgaande visjaar mochten vissen, hun activiteiten in het kader van dezelfde vergunning voortzetten in het jaar waarvoor geen regelgeving is goedgekeurd, onder voorbehoud van het wetenschappelijk advies. Voorlopig gebruik van 1/12de van het quotum per maand is toegestaan, op voorwaarde dat de visrechten voor het quotum zijn betaald. Het voorlopige quotum mag worden aangepast in het licht van het wetenschappelijk advies en de voorwaarden van de betrokken visserijtak.

2.

De visrechten komen overeen met 5 % van de omgerekende prijs, die gelijk is aan:

Soort

Prijs levend gewicht per ton

Kabeljauw

1 800

Roodbaars

1 053

Groenlandse heilbot

2 571

Garnaal

1 600

Atlantische heilbot (1)

4 348

Lodde

100

Sneeuwkrab

2 410

3.

De visrechten zijn als volgt vastgesteld:

Soort

Euro per ton

Kabeljauw

90

Roodbaars

53

Groenlandse heilbot

129

Garnaal

80

Atlantische heilbot (2)

217

Lodde

5

Sneeuwkrab

120

Over de totale visrechten (de maximale te vissen hoeveelheid vermenigvuldigd met de prijs per ton) wordt door Groenland een administratieve heffing geheven van één procent van de visrechten.

Wanneer de maximale hoeveelheid niet wordt gevangen, worden de overeenkomstige visrechten niet aan de reder terugbetaald.

Aanvraagformulier voor een visvergunning in de Groenlandse EEZ

1

Nationaliteit

 

2

Naam van het vaartuig

 

3

Nummer van het communautaire vlootregister

 

4

Op het vaartuig aangebrachte kentekens

 

5

Haven van registratie

 

6

Radioroepnaam

 

7

Inmarsat-nummer (telefoon, telex, e-mail) (3)

 

8

Bouwjaar

 

9

Vaartuigtype

 

10

Soort vistuig

 

11

Doelsoorten en hoeveelheid

 

12

Visserijzone (ICES/NAFO)

 

13

Geldigheidsperiode van de vergunning

 

14

Reders, adres, telefoon, telex, e-mail

 

15

Exploitant van het vaartuig

 

16

Naam van de kapitein

 

17

Aantal bemanningsleden

 

18

Motorvermogen (KW)

 

19

Lengte (l.o.a.)

 

20

Tonnage (GT)

 

21

Vertegenwoordiger in Groenland Naam en adres

 

22

Adres waarheen de vergunning moet worden verzonden; fax

Europese Commissie, Directoraat-generaal Visserij, Wetstraat 200, B-1049 Brussel, fax + 322 2962338


(1)  Atlantische heilbot en aanverwante soorten: 3 000 EUR.

(2)  Visrechten voor Atlantische heilbot en aanverwante soorten: 150 EUR per ton.

(3)  Kan worden toegezonden na goedkeuring van de aanvraag.

Aanhangsel 2

Voorwaarden inzake het volgen van vissersvaartuigen per satelliet

1.

De vissersvaartuigen van de partijen worden per satelliet gevolgd wanneer zij zich in de wateren van de andere partij bevinden.

Vissersvaartuigen worden door het Visserijcontrolecentrum (VCC) van hun vlaggenstaat per satelliet gevolgd wanneer zij actief zijn in de wateren die onder de jurisdictie van de andere partij vallen.

2.

Ter fine van het volgen per satelliet wisselen de partijen breedte- en lengtecoördinaten uit van de wateren die onder hun jurisdictie vallen. Deze coördinaten laten andere claims en aanspraken van de partijen onverlet. De gegevens worden verstrekt in computerleesbare vorm, uitgedrukt in decimale graden, in het systeem WGS-84.

3.

De hardware en software van het satellietvolgsysteem mogen niet manipuleerbaar zijn, d.w.z. het mag niet mogelijk zijn om foute posities in te vullen of te verzenden noch om gegevens manueel te wijzigen. Het systeem moet volledig automatisch en permanent operationeel zijn en mag niet worden beïnvloed door milieu- en klimaatfactoren. Het is verboden het satellietvolgsysteem te vernielen, te beschadigen, buiten werking te stellen of op enige andere wijze te beïnvloeden.

De kapiteins zien er met name op toe dat:

de gegevens niet worden gewijzigd;

de antenne(s) van de satellietvolgapparatuur niet worden gestoord;

de stroomtoevoer van de satellietvolgapparatuur op geen enkele wijze wordt onderbroken, en

de satellietvolgapparatuur niet wordt gedemonteerd.

Vissersvaartuigen mogen de Groenlandse EEZ niet binnenvaren zonder operationeel satellietvolgsysteem. De Groenlandse autoriteiten hebben het recht de vergunning van communautaire vissersvaartuigen die de Groenlandse EEZ binnenvaren zonder operationeel satellietvolgsysteem, onmiddellijk op te schorten. De Groenlandse autoriteiten stellen het betrokken vaartuig hiervan onverwijld in kennis. De Europese Commissie en de vlaggenlidstaat worden onverwijld in kennis gesteld van de opschorting van vergunningen door de Groenlandse autoriteiten.

4.

De positie van vaartuigen wordt bepaald met een foutenmarge van minder dan 500 m en een betrouwbaarheidsinterval van 99 %.

5.

Wanneer een vaartuig dat per satelliet wordt gevolgd, de onder de jurisdictie van de andere partij vallende wateren binnenvaart of verlaat, zendt de vlaggenstaat aan het VCC van de andere partij een bericht bij het binnenvaren of buitenvaren zoals beschreven in de bijlage. Deze berichten worden onverwijld verstuurd en zijn gebaseerd op een registratie op uurbasis. Vaartuigen die zich in de onder de jurisdictie van de andere partij vallende wateren bevinden, worden door het VCC van de vlaggenstaat gevolgd op uurbasis, of frequenter indien de partijen dit wensen.

6.

Wanneer een vaartuig de onder de jurisdictie van de andere partij vallende wateren binnenvaart, wordt het laatste positiebericht door het VCC van de vlaggenstaat onverwijld en ten minste om de twee uur doorgestuurd aan het VCC van de andere partij. Deze berichten worden geïdentificeerd als „positiebericht” zoals beschreven in de bijlage.

7.

Het is vaartuigen niet toegestaan het statellietvolgsysteem uit te schakelen tijdens de activiteiten in de onder de jurisdictie van de andere partij vallende wateren.

Wanneer het satellietvolgsysteem meer dan 4 uur lang om het uur berichten met dezelfde geografische positie heeft verstuurd, kan een positiebericht met de activiteitencode „ANC” zoals beschreven in de bijlage worden verstuurd. Deze positieberichten kunnen met intervallen van 12 uur worden verstuurd. Minder dan 1 uur na de verandering van de positie wordt de rapportage op uurbasis hernomen.

8.

Berichten in de zin van de punten 5, 6 en 7 worden in computerleesbare vorm in X.25-formaat of volgens een ander beveiligd protocol verstuurd, mits de betrokken VCC's dit van tevoren zijn overeengekomen.

Het X.25-formaat wordt vervangen door HTTPS of een ander beveiligd protocol zodra de NEAFC hiertoe heeft besloten.

9.

Wanneer de aan boord van een vissersvaartuig geïnstalleerde satellietvolgapparatuur defect is of anderszins niet functioneert, verstrekt de kapitein van het vaartuig de in punt 7 bedoelde gegevens tijdig aan het VCC van de vlaggenlidstaat. In dergelijke omstandigheden is één positiebericht om de 4 uur voldoende, zolang het vaartuig in de onder de jurisdictie van de andere partij vallende wateren blijft. Het VCC van de vlaggenlidstaat of de vaartuigen sturen deze berichten zo spoedig mogelijk door aan het VCC van de andere partij.

De onklare appartuur wordt gerepareerd of vervangen voordat het vaartuig een nieuwe visreis aanvangt.

Wanneer de apparatuur om redenen buiten de wil van de kapitein of de reder van het vaartuig duidelijk niet kan worden gerepareerd of vervangen, kunnen afwijkingen worden toegestaan.

10.

Het VCC van de vlaggenlidstaat controleert om het uur de positie van zijn vaartuigen wanneer deze zich in de onder de jurisdictie van de andere partij vallende wateren bevinden. Het VCC van de andere partij wordt onverwijld verwittigd wanneer wordt vastgesteld dat het volgen van de vaartuigen niet functioneert zoals overeengekomen.

11.

Wanneer een VCC vaststelt dat de andere partij de in de punten 5, 6 en 7 bedoelde gegevens niet verstrekt, wordt de andere partij hiervan onverwijld op de hoogte gebracht.

De opgeslagen berichten worden doorgestuurd zodra de elektronische communicatie tussen de betrokken VCC's is hersteld.

Communicatiestoringen tussen VCC's mogen de activiteiten van de vaartuigen niet hinderen.

12.

Waarnemingsgegevens die overeenkomstig deze overeenkomst aan de andere partij worden verstrekt, mogen onder geen beding aan andere instanties dan controle- en toezichtinstanties op zodanige wijze worden bekendgemaakt dat het vaartuig kan worden geïdentificeerd.

13.

De VCC's van de Europese Gemeenschap zijn de VCC's van de vlaggenstaat voor de mededeling van de in de punten 5, 6 en 7 bedoelde berichten en verslagen door de Europese Gemeenschap aan Groenland. Voor de mededeling van deze verslagen en berichten van Groenland aan de Europese Gemeenschap is het VCC van de Europese Gemeenschap het VCC van de lidstaat in de wateren waarvan het vaartuig actief is of was. Het VCC van Groenland is ondergebracht in de controle-eenheid van het directoraat Visserij (Groenlandse autoriteiten voor de controle van visserijvergunningen) in Nuuk.

14.

De partijen wisselen gegevens betreffende adressen en specificaties uit die worden gebruikt voor de elektronische communicatie tussen hun VCC's overeenkomstig de punten 5, 6 en 7. Deze gegevens omvatten, voor zover mogelijk, ook namen, telefoonnummers en e-mailadressen die van nut kunnen zijn voor de algemene communicatie tussen de VCC's.

15.

Indien wordt vastgesteld dat een vaartuig in de zin van punt 1, dat de vlag voert van één van de partijen, in onder de jurisdictie van de andere partij vallende wateren vist of voornemens is te vissen zonder operationeel satellietvolgsysteem aan boord en zonder dat berichten worden meegedeeld aan die andere partij, mag dit vaartuig worden gelast de wateren van die partij te verlaten. De partijen stellen routineprocedures vast voor de uitwisseling van gegevens om uit te maken waarom geen berichten werden meegedeeld. Met deze uitwisseling moet worden voorkomen dat een vaartuig ten onrechte wordt uitgesloten.

16.

Herhaalde inbreuken op de vastgestelde maatregelen kunnen als een ernstige overtreding worden beschouwd.

17.

Deze voorwaarden worden in voorkomend geval door de partijen herzien.

Mededeling van VMS-berichten aan het VCC van de andere partij

1)

Bericht van binnenvaren

Gegeven:

Veldcode:

Verplicht/Facultatief

Opmerkingen:

Begin record

SR

V

Systeemgegeven; geeft het begin van de record aan

Adres

AD

V

Berichtgegeven; ISO-drielettercode van het land van bestemming

Verzender

FR

V

Berichtgegeven; ISO-drielettercode van de verzender

Recordnummer

RN

F

Berichtgegeven; volgnummer van het bericht voor het betrokken jaar

Datum record

RD

F

Berichtgegeven; transmissiedatum

Tijdstip record

RT

F

Berichtgegeven; transmissietijdstip

Type bericht

TM

V

Berichtgegeven; type bericht, „ENT”

Radioroepnaam

RC

V

Vaartuiggegeven; internationale radioroepnaam van het vaartuig

Intern referentienummer

IR

V

Vaartuiggegeven. Uniek volgnummer van het vaartuig van de betrokken partij (ISO-drielettercode van de vlaggenstaat, gevolgd door nummer)

Extern registratienummer

XR

F

Vaartuiggegeven; kenteken aangebracht op de romp van het vaartuig

Breedtegraad

LT

V

Positiegegeven; positie ± 99.999 (WGS-84)

Lengtegraad

LG

V

Positiegegeven; positie ± 99.999 (WGS-84)

Vaarsnelheid

SP

V

Positiegegeven; vaarsnelheid van het vaartuig, in tienden van knopen

Vaarrichting

CO

V

Positiegegeven; vaarrichting van het vaartuig, op een schaal van 360°

Datum

DA

V

Positiegegeven; datum van registratie van de positie in UTC (JJJJMMDD)

Tijdstip

TI

V

Positiegegeven; tijdstip van registratie van de positie in UTC (UUMM)

Einde record

ER

V

Systeemgegeven; geeft het einde van de record aan

2)

Positiebericht/-verslag

Gegeven:

Veldcode:

Verplicht/facultatief

Opmerkingen:

Begin record

SR

V

Systeemgegeven; geeft het begin van de record aan

Adres

AD

V

Berichtgegeven; ISO-drielettercode van het land van bestemming

Verzender

FR

V

Berichtgegeven; ISO-drielettercode van de verzender

Recordnummer

RN

F

Berichtgegeven; volgnummer van het bericht voor het betrokken jaar

Datum record

RD

F

Berichtgegeven; transmissiedatum

Tijdstip record

RT

F

Berichtgegeven; transmissietijdstip

Type bericht

TM

V

Berichtgegeven; type bericht, „POS” (1)

Radioroepnaam

RC

V

Vaartuiggegeven; internationale radioroepnaam van het vaartuig

Intern referentienummer

IR

V

Vaartuiggegeven. Uniek volgnummer van het vaartuig van de betrokken partij (ISO-drielettercode van de vlaggenstaat, gevolgd door nummer)

Extern registratienummer

XR

F

Vaartuiggegeven; kenteken aangebracht op de romp van het vaartuig

Breedtegraad

LT

V

Positiegegeven; positie ± 99.999 (WGS-84)

Lengtegraad

LG

V

Positiegegeven; positie ± 99.999 (WGS-84)

Activiteit

AC

F (2)

Positiegegeven; „ANC”, geeft de verminderde rapportage aan

Vaarsnelheid

SP

V

Positiegegeven; vaarsnelheid van het vaartuig, in tienden van knopen

Vaarrichting

CO

V

Positiegegeven; vaarrichting van het vaartuig, op een schaal van 360°

Datum

DA

V

Positiegegeven; datum van registratie van de positie in UTC (JJJJMMDD)

Tijdstip

TI

V

Positiegegeven; tijdstip van registratie van de positie in UTC (UUMM)

Einde record

ER

V

Systeemgegeven; geeft het einde van de record aan

3)

Bericht van buitenvaren

Gegeven:

Veldcode:

Verplicht/Facultatief

Opmerkingen:

Begin record

SR

V

Systeemgegeven; geeft het begin van de record aan

Adres

AD

V

Berichtgegeven; ISO-drielettercode van het land van bestemming

Verzender

FR

V

Berichtgegeven; ISO-drielettercode van de verzender

Recordnummer

RN

F

Berichtgegeven; volgnummer van het bericht voor het betrokken jaar

Datum record

RD

F

Berichtgegeven; transmissiedatum

Tijdstip record

RT

F

Berichtgegeven; transmissietijdstip

Type bericht

TM

V

Berichtgegeven; type bericht, „EXI”

Radioroepnaam

RC

V

Vaartuiggegeven; internationale radioroepnaam van het vaartuig

Intern referentienummer

IR

V

Vaartuiggegeven. Uniek volgnummer van het vaartuig van de betrokken partij (ISO-drielettercode van de vlaggenstaat, gevolgd door nummer)

Extern registratienummer

XR

F

Vaartuiggegeven; kenteken aangebracht op de romp van het vaartuig

Datum

DA

V

Positiegegeven; datum van registratie van de positie in UTC (JJJJMMDD)

Tijdstip

TI

V

Positiegegeven; tijdstip van registratie van de positie in UTC (UUMM)

Einde record

ER

V

Systeemgegeven; geeft het einde van de record aan

4)

Formaat

De structuur van de gegevenstransmissie is als volgt:

een dubbele schuine streep (//) en de letters „SR” geven het begin van een bericht aan,

een dubbele schuine streep (//) en een veldcode geven het begin van een gegeven aan,

een enkele schuine streep (/) scheidt de veldcode en de gegevens,

gegevenparen worden gescheiden door een spatie,

de letters „ER” en een dubbele schuine streep (//) geven het einde van een record aan.

Voor alle veldcodes in deze bijlage wordt het Noord-Atlantische formaat gebruikt zoals beschreven in de NEAFC-controle- en rechtshandhavingsregeling.


(1)  Mededeling „MAN” voor verslagen van vaartuigen met defect satellietvolgsysteem.

(2)  Uitsluitend van toepassing indien het vaartuig POS-berichten met verminderde frequentie doorstuurt.

Aanhangsel 3

Methodes en criteria voor de evaluatie van projecten voor tijdelijke samenwerkingsverbanden en gemengde vennootschappen

1.

De partijen wisselen informatie uit over de overeenkomstig artikel 2 van deze overeenkomst ingediende projecten voor de oprichting van tijdelijke samenwerkingsverbanden en gemengde vennootschappen.

2.

De projecten worden via de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat of lidstaten bij de Gemeenschap ingediend.

3.

De Gemeenschap legt aan de gemengde commissie de lijst voor van projecten voor tijdelijke samenwerkingsverbanden en gemengde vennootschappen. De gemengde commissie evalueert de projecten onder meer op basis van onderstaande criteria:

a)

voor de voorgestelde visserijactiviteiten geschikte vismethoden;

b)

doelsoorten en vangstgebieden;

c)

leeftijd van het vaartuig;

d)

wat tijdelijke samenwerkingsverbanden betreft, de totale duur van het samenwerkingsverband en van de visserijactiviteiten;

e)

eerdere ervaring op visserijgebied van de reder uit de Gemeenschap en de Groenlandse partner.

4.

De gemengde commissie brengt na de evaluatie op basis van de criteria in punt 3 een advies uit.

5.

In het geval van tijdelijke samenwerkingsverbanden geeft de bevoegde autoriteit van Groenland de nodige vergunningen af wanneer projecten een gunstig advies van de gemengde commissie hebben gekregen.

Voorwaarden voor de toegang tot de visbestanden van tijdelijke samenwerkingsverbanden in Groenland

1.   Vergunningen

De visvergunningen worden door Groenland afgegeven voor een periode die gelijk is aan de duur van het tijdelijke samenwerkingsverband. De visserij vindt plaats in het kader van quota die door de Groenlandse uitvoerende autoriteit worden toegewezen.

2.   Vervanging van vaartuigen

Een communautair vaartuig dat onder een tijdelijk samenwerkingsverband is gebracht, mag alleen op met redenen omklede gronden en met instemming van de partijen worden vervangen door een ander communautair vaartuig met een gelijkwaardige capaciteit en gelijkwaardige technische kenmerken.

3.   Uitrusting

Voor vaartuigen die onder tijdelijke samenwerkingsverbanden zijn gebracht, gelden de Groenlandse wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften inzake scheepsuitrusting. De voorschriften zullen worden toegepast zonder te discrimineren tussen Groenlandse en communautaire vaartuigen.

Aanhangsel 4

Uitvoeringsbepalingen inzake de experimentele visserij

De Autonome Regering van Groenland en de Europese Commissie stellen in onderling overleg de marktdeelnemers van de Europese Gemeenschap, de meest geschikte tijden en de regelingen voor de uitvoering van de experimentele visserij vast. Om de verkenningswerkzaamheden van de vaartuigen te vergemakkelijken levert de autonome regering van Groenland (via het Groenlands Natuurinstituut) de beschikbare wetenschappelijke en andere elementaire informatie.

De Groenlandse visserijsector wordt hierbij nauw betrokken (coördinatie en dialoog inzake de regelingen voor experimentele visserij).

Duur van de visserij: maximaal zes maanden en minimaal drie maanden, tenzij beide partijen in onderlinge overeenstemming anders beslissen.

Selectie van kandidaten voor de uitvoering van de experimentele visserij:

Aanvragen om vergunningen voor experimentele visserij worden door de Europese Commissie aan de Groenlandse autoriteiten meegedeeld. Het technisch dossier dient de volgende gegevens te bevatten:

de technische kenmerken van het vaartuig;

de expertise inzake visserij van de officieren aan boord;

het voorstel voor de technische parameters van de experimentele visserij (duur, vistuig, exploratiegebieden enz.).

De autonome regering van Groenland zal, indien zij dit nodig acht, een technische dialoog tussen de autoriteiten van Groenland en de autoriteiten van de Gemeenschap enerzijds en de betrokken reders anderzijds tot stand brengen.

Vóór het begin van de experimentele visserij dienen de reders bij de autoriteiten van Groenland en bij de Europese Commissie het volgende in:

een verklaring van de vangsten die zich reeds aan boord bevinden;

de technische kenmerken van het voor de experimentele visserij gebruikte vistuig;

een verklaring dat zij voldoen aan de Groenlandse visserijvoorschriften.

Tijdens de experimentele visserij dienen de reders van de betrokken vaartuigen:

het Groenlands Natuurinstituut, de Groenlandse autoriteiten en de Europese Commissie wekelijks verslag uit te brengen over de vangsten per dag en per trek, met een beschrijving van de technische parameters van de visserij (positie, diepte, datum en tijd, vangsten en andere waarnemingen of opmerkingen);

de positie, snelheid en koers van het vaartuig per VMS mee te delen;

één Groenlandse wetenschappelijke waarnemer of door de Groenlandse autoriteiten aangewezen waarnemer aan boord te nemen. De waarnemer heeft tot taak wetenschappelijke informatie over de vangsten te verzamelen en de vangsten te bemonsteren. De waarnemer krijgt dezelfde behandeling als de officieren aan boord van het vaartuig en de reder dekt de kosten van het levensonderhoud van de waarnemer tijdens diens verblijf aan boord. Het tijdstip en de duur van het verblijf aan boord en de wijze van inscheping en ontscheping van de waarnemers worden in overleg met de Groenlandse autoriteiten vastgesteld. Tenzij de partijen anders besluiten, kan een vaartuig niet worden verplicht meer dan eenmaal om de twee maanden een haven aan te doen;

de vaartuigen te laten inspecteren bij het verlaten van de Groenlandse wateren, indien de Groenlandse autoriteiten daarom verzoeken;

erop toe te zien dat zij voldoen aan de Groenlandse visserijvoorschriften.

De tijdens de experimentele visserij gedane vangsten en bijvangsten blijven eigendom van de reder.

De vangsten in het kader van de experimentele visserij worden door de Groenlandse autoriteiten vastgesteld vóór het begin van elk seizoen en meegedeeld aan de kapitein van de betrokken vaartuigen.

De autoriteiten van Groenland wijzen een contactpersoon aan voor de afhandeling van onvoorziene problemen die de ontwikkeling van de experimentele visserij zouden kunnen belemmeren.

Vóór het begin van elk seizoen presenteren de Groenlandse autoriteiten de bepalingen en voorwaarden inzake de experimentele visserij overeenkomstig de artikelen 9 en 10 van de overeenkomst en de Groenlandse wetgeving.


30.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/26


VERORDENING (EG) Nr. 754/2007 VAN DE RAAD

van 28 juni 2007

tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1941/2006, (EG) nr. 2015/2006 en (EG) nr. 41/2007 wat betreft de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en de bij de visserij in acht te nemen voorwaarden

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 20,

Gelet op Verordening (EG) nr. 423/2004 van de Raad van 26 februari 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor bepaalde kabeljauwbestanden (2), en met name op artikel 8,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1941/2006 van de Raad (3) worden voor 2007 de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn, en de bij de visserij in acht te nemen voorschriften vastgesteld.

(2)

In Verordening (EG) nr. 1941/2006 is bepaald dat extra dagen met een verbod die door de lidstaten moeten worden aangewezen voor bepaalde deelsectoren van de Oostzee, in perioden van niet minder dan vijf dagen moeten worden verdeeld. Deze bepaling wordt evenwel niet toegepast wanneer de extra dagen met een verbod gekoppeld zijn aan één van de vaste gesloten perioden die in die verordening zijn vastgesteld, op voorwaarde dat de totale looptijd van de gesloten dagen ten minste vijf dagen bedraagt. De toewijzing van de extra dagen met een verbod dient retroactief te worden verduidelijkt.

(3)

De bepalingen betreffende de aangewezen havens dienen te worden verduidelijkt.

(4)

Drijvende beugen moeten worden uitgesloten van de soorten vistuig waarop de beperkingen van de visserijinspanning betrekking hebben wanneer dat vistuig niet voor de kabeljauwvangst wordt gebruikt.

(5)

Daar het niet nodig wordt geacht om de verwijzing naar deelsector 27 wat betreft de beperkingen van de visserijinspanning in de Oostzee te behouden, dient de verwijzing naar deze deelsector, gelet op de geringe kabeljauwvangsten in deze deelsector te worden geschrapt.

(6)

Verordening (EG) nr. 2015/2006 van de Raad (4) voorziet in de vaststelling, voor 2007 en 2008, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen.

(7)

De beschrijving van bepaalde vangstgebieden in die verordening moet worden verduidelijkt met het oog op de correcte identificatie van de gebieden waarin een quotum mag worden gevangen.

(8)

Bepaalde quota en voetnoten voor bepaalde soorten zijn in die verordening onjuist aangegeven en moeten worden gecorrigeerd.

(9)

Bij Verordening (EG) nr. 41/2007 van de Raad (5) zijn voor 2007 de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, alsmede de bij de visserij in acht te nemen voorschriften vastgesteld.

(10)

Een aantal bijzondere bepalingen betreffende de aanvoer en overlading van bevroren vis die door vissersvaartuigen van derde landen in het NEAFC-verdragsgebied is gevangen, moeten worden verduidelijkt.

(11)

De titel van bijlage IA bij Verordening (EG) nr. 41/2007 en bepaalde omschrijvingen van vangstgebieden moeten worden verduidelijkt met het oog op de correcte identificatie van de gebieden waarin een quotum mag worden gevangen.

(12)

De definitieve vangstbeperkingen voor de zandspieringvisserij in de ICES-zones III a, IV en II a (EG-wateren) worden vastgesteld op basis van het advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) en van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV), en overeenkomstig punt 8 van bijlage IID bij Verordening (EG) nr. 41/2007. Zandspiering is een Noordzeebestand dat met Noorwegen wordt gedeeld, maar dat momenteel niet gezamenlijk wordt beheerd. De definitieve vangstbeperkingen sporen met de Goedgekeurde Notulen van de Conclusies van het visserijoverleg met Noorwegen van 22 mei 2007.

(13)

De voorwaarden die gelden voor het bijvangstquotum voor roggen moeten beperkt worden tot hoeveelheden van meer dan 200 kg van deze soorten.

(14)

De referentieperiode in verband met de kwantificering van de visserijinspanning van vloten waaraan extra dagen worden toegewezen in verband met definitieve beëindigingen van visserijactiviteiten, is verkeerd aangegeven en moet worden gecorrigeerd.

(15)

De coördinaten in bijlage III die het gebied aangeven voor de toepassing van technische maatregelen in de Ierse Zee, zijn verkeerd aangegeven en moeten worden gecorrigeerd.

(16)

De Commissie voor de visserij in het westelijke en het centrale deel van de Stille Oceaan (WCPFC) heeft tijdens haar vergadering van 11 tot en met 15 december 2006 maatregelen ter bescherming van tonijnbestanden en regelgeving voor zwaardvis in bepaalde gebieden vastgesteld. Deze maatregelen moeten worden omgezet in het Gemeenschapsrecht.

(17)

Naar aanleiding van onderhandelingen die op 18 januari 2007 hebben plaatsgevonden tussen de Gemeenschap, de Faeröer, IJsland, Noorwegen en de Russische Federatie, is een overeenkomst bereikt over vangstmogelijkheden voor Atlantisch-Scandinavische (Noorse lentepaaiende) haring in het noordoostelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan. Op grond van deze overeenkomst moet het aantal EG-vergunningen worden verhoogd van 77 tot 93. Deze overeenkomst dient in het Gemeenschapsrecht te worden omgezet.

(18)

Verordening (EG) nr. 1941/2006, Verordening (EG) nr. 2015/2006 en Verordening (EG) nr. 41/2007 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 1941/2006

De bijlagen I, II en III bij Verordening (EG) nr. 1941/2006 worden gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

Artikel 2

Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 2015/2006

Deel 2 van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2015/2006 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 41/2007

Verordening (EG) nr. 41/2007 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 51 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   In afwijking van het bepaalde in artikel 28 sexies, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 doet de kapitein of de vertegenwoordiger van de kapitein van een vissersvaartuig dat in artikel 49 bedoelde vis aan boord heeft en een haven wil aandoen voor aanvoer of overlading, de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarvan hij een haven wenst te gebruiken, daarvan ten minste 3 werkdagen vóór zijn vermoedelijke aankomst melding.”.

2)

Artikel 52 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1, eerste alinea, wordt vervangen door:

„1.   Aanvoer of overlading mag door de bevoegde autoriteiten van de havenstaat slechts worden toegestaan indien de vlaggenstaat van het vissersvaartuig dat voornemens is aan te voeren of over te laden, of ingeval het betrokken vaartuig buiten een haven vis heeft overgeladen, de vlaggenstaat (of -staten) van overladende vaartuigen middels een afschrift van het overeenkomstig artikel 51, lid 3, ingediende formulier waarvan deel B naar behoren is ingevuld, heeft bevestigd dat:”;

b)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   De bevoegde autoriteiten van de havenstaat brengen hun besluit om de aanvoer of de overlading al dan niet toe te staan onverwijld ter kennis van de Commissie en de secretaris van de NEAFC middels een afschrift van het formulier naar het model van deel I van bijlage IV, waarvan deel C naar behoren is ingevuld, wanneer de aangevoerde of overgeladen vis in het NEAFC-verdragsgebied is gevangen.”.

3)

In artikel 53 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten inspecteren jaarlijks in hun havens ten minste 15 % van de aanvoer en de overlading door vissersvaartuigen van derde landen als bedoeld in artikel 49.”.

4)

De bijlagen IA, IIA, III en IV bij Verordening (EG) nr. 41/2007 worden gewijzigd overeenkomstig bijlage III bij de onderhavige verordening.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1 is evenwel van toepassing met ingang van 1 januari 2007 wat betreft de wijzigingen in bijlage I, de punten 1 en 2, van deze verordening.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 28 juni 2007.

Voor de Raad

De voorzitter

S. GABRIEL


(1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(2)  PB L 70 van 9.3.2004, blz. 8. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 441/2007 van de Commissie (PB L 104 van 21.4.2007, blz. 28).

(3)  PB L 367 van 22.12.2006, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 609/2007 van de Commissie (PB L 141 van 2.6.2007, blz. 33).

(4)  PB L 384 van 29.12.2006, blz. 28. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 609/2007.

(5)  PB L 15 van 20.1.2007, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 643/2007 (PB L 151 van 13.6.2007, blz. 1).


BIJLAGE I

De bijlagen bij Verordening (EG) nr. 1941/2006 worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a)

voetnoot nr. 1 onder de rubrieken betreffende de kabeljauwsoorten in deelsectoren 25-32 (EG-wateren) en de kabeljauwsoorten in deelsectoren 22-24 (EG-wateren) wordt geschrapt, en

b)

aanhangsel I van bijlage I wordt geschrapt.

2)

Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 1.1 wordt vervangen door:

„1.1.

De visserij met trawls, zegennetten of soortgelijk vistuig met een maaswijdte van 90 mm of meer, dan wel met geankerde kieuwnetten, warnetten of schakelnetten met een maaswijdte van 90 mm of meer, dan wel met grondbeugen of beugen, met uitzondering van drijvende beugen, is verboden:

a)

van 1 tot en met 7 januari, van 31 maart tot en met 1 mei en op 31 december in deelsectoren 22-24, en

b)

van 1 tot en met 7 januari, van 5 tot en met 10 april, van 1 juli tot en met 31 augustus en op 31 december in deelsectoren 25-26.”;

b)

punt 1.2 wordt vervangen door:

„1.2.

Voor vissersvaartuigen die hun vlag voeren, zorgen de lidstaten ervoor dat de visserij met trawls, zegennetten of soortgelijk vistuig met een maaswijdte van 90 mm of meer, dan wel met geankerde kieuwnetten, warnetten of schakelnetten met een maaswijdte van 90 mm of meer, dan wel met grondbeugen of beugen, met uitzondering van drijvende beugen, tevens verboden is gedurende:

a)

77 kalenderdagen buiten de in punt 1.1, onder a), bedoelde periode in deelsectoren 22-24, en

b)

67 kalenderdagen buiten de in punt 1.1, onder b), bedoelde periode in deelsectoren 25-26.

De lidstaten verdelen de onder a) en b) bedoelde dagen in perioden van niet minder dan vijf dagen, tenzij de onder a) en b) bedoelde dagen worden toegevoegd aan de respectievelijk in punt 1.1, onder a), en in punt 1.1, onder b), aangegeven perioden, met uitzondering van 31 december.”;

c)

het volgende punt wordt toegevoegd:

„1.3.

Bij visserij met drijvende beugen tijdens de in de punten 1.1 en 1.2 vermelde perioden en dagen, mag geen kabeljauw aan boord gehouden worden.”.

3)

Punt 2.7.1 van bijlage III wordt vervangen door:

„2.7.1.

Wanneer een lidstaat aangewezen havens voor de aanlanding van kabeljauw heeft, mag een vissersvaartuig dat meer dan 750 kg kabeljauw, uitgedrukt in levend gewicht, aan boord heeft, die kabeljauw uitsluitend in die aangewezen havens aanlanden.”.


BIJLAGE II

Deel 2 van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2015/2006 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De tabel betreffende de bericyden in wateren van de Gemeenschap en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van ICES-zones I, II, III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV, wordt vervangen door:

„Soort

:

Bericyden

Beryx spp.

Zone

:

III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV (wateren van de Gemeenschap en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen)

Jaar

2007

2008

 

Spanje

74

74

 

Frankrijk

20

20

 

Ierland

10

10

 

Portugal

214

214

 

Verenigd Koninkrijk

10

10

 

EG

328

328”

 

2)

De tabel betreffende grenadiersvis in ICES-zone IIIa en wateren van de Gemeenschap van ICES-zones IIIbcd wordt vervangen door:

„Soort

:

Grenadiersvis

Coryphaenoides rupestris

Zone

:

IIIa en wateren van de Gemeenschap van IIIbcd

Jaar

2007

2008

 

Denemarken

1 002

946

 

Duitsland

6

5

 

Zweden

52

49

 

EG

1 060

1 000”

 

3)

De tabel voor grenadiersvis in wateren van de Gemeenschap en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van ICES-zones VIII, IX, X, XII en XIV en V (wateren van Groenland), wordt vervangen door:

„Soort

:

Grenadiersvis

Coryphaenoides rupestris

Zone

:

VIII, IX, X, XII en XIV (wateren van de Gemeenschap en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen)

Jaar

2007

2008

 

Duitsland

40

40

 

Spanje

4 391

4 391

 

Frankrijk

202

202

 

Ierland

9

9

 

Verenigd Koninkrijk

18

18

 

Letland

71

71

 

Litouwen

9

9

 

Polen

1 374

1 374

 

EG

6 114

6 114”

 

4)

De tabel voor Atlantische slijmkop/orange roughy in wateren van de Gemeenschap en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van ICES-zones I, II, III, IV, V, VIII, IX, X, XI, XII en XIV, wordt vervangen door:

„Soort

:

Atlantische slijmkop/Orange roughy

Hoplostethus atlanticus

Zone

:

I, II, III, IV, V, VIII, IX, X, XII en XIV (wateren van de Gemeenschap en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen)

Jaar

2007

2008

 

Spanje

4

3

 

Frankrijk

23

15

 

Ierland

6

4

 

Portugal

7

5

 

Verenigd Koninkrijk

4

3

 

EG

44

30”

 

5)

De tabel voor blauwe leng in wateren van de Gemeenschap en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van ICES zones VI en VII wordt vervangen door:

„Soort

:

Blauwe leng

Molva dypterygia

Zone

:

VI en VII (wateren van de Gemeenschap en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen) (2)

Jaar

2007

2008

 

Duitsland

26

21

 

Estland

4

3

 

Spanje

83

67

 

Frankrijk

1 898

1 518

 

Ierland

7

6

 

Litouwen

2

1

 

Polen

1

1

 

Verenigd Koninkrijk

482

386

 

Andere (1)

7

6

 

EG

2 510

2 009

 

6)

De tabel voor zeebrasem in wateren van de Gemeenschap en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van ICES zone X wordt vervangen door:

„Soort

:

Zeebrasem

Pagellus bogaraveo

Zone

:

X (Wateren van de Gemeenschap en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen)

Jaar

2007

2008

 

Spanje (3)

10

10

 

Portugal (3)

1 116

1 116

 

Verenigd Koninkrijk (3)

10

10

 

EG (3)

1 136

1 136

 


(1)  Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.

(2)  De lidstaten zorgen ervoor dat er wetenschappelijke controle uitgeoefend wordt op de visserij op blauwe leng, met name op de activiteiten van de visserijvaartuigen die in 2005 meer dan 30 ton blauwe leng aangeland hebben. Alle vaartuigen moeten aanlandingen van meer dan 5 ton blauwe leng vooraf melden en mogen na een visreis niet meer dan 25 ton blauwe leng aan land brengen.”

(3)  In december 2007 mag maximaal 10 % van de quota voor 2008 zijn gevangen.”.


BIJLAGE III

De bijlagen bij Verordening (EG) nr. 41/2007 worden als volgt gewijzigd:

1)

In bijlage IA

a)

wordt de titel vervangen door:

b)

wordt de tabel voor zandspiering in ICES-zone IIIa, EG-wateren van ICES-zones IIa en IV vervangen door:

„Soort

:

Zandspiering

Ammodytidae

Zone

:

IIIa; EG-wateren van IIa en IV (1)

SAN/2A3A4.

Denemarken

144 324 (2)

Analytische TAC.

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Verenigd Koninkrijk

3 155 (3)

Alle lidstaten

5 521 (4)  (5)

EG

153 000 (6)

Noorwegen

20 000 (7)

TAC

Niet relevant (8)

c)

wordt de tabel betreffende haring in ICES-zone IV benoorden 53° 30′ NB vervangen door:

„Soort

:

Haring (9)

Clupea harengus

Zone

:

EG-wateren en Noorse wateren van zone IV benoorden 53° 30′ NB

HER/04A., HER/04B.

Denemarken

50 349

Analytische TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Duitsland

34 118

Frankrijk

19 232

Nederland

47 190

Zweden

3 470

Verenigd Koninkrijk

50 279

EG

204 638

Noorwegen

50 000 (10)

TAC

341 063

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

 

Noorse wateren bezuiden 62° NB (HER/*04N-)

EG

50 000”

d)

wordt de tabel betreffende haring in ICES-zones Vb en VIb en de EG-wateren van ICES-zone VIaN vervangen door:

„Soort

:

Haring

Clupea harengus

Zone

:

Vb, VIb en VIaN van (EG-wateren en internationale wateren) (11)

HER/5B6ANB.

Duitsland

3 727

Voorzorgs-TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Frankrijk

705

Ierland

5 036

Nederland

3 727

Verenigd Koninkrijk

20 145

EG

33 340

Faeröer

660 (12)

TAC

34 000

e)

wordt de tabel betreffende schelvis in ICES-zones VIb, XII en XIV vervangen door:

„Soort

:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Zone

:

VIb, XII en XIV (EG-wateren en internationale wateren)

HAD/6B1214

België

10

Analytische TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Duitsland

12

Frankrijk

509

Ierland

363

Verenigd Koninkrijk

3 721

EG

4 615

TAC

4 615”

f)

wordt de tabel betreffende roggen in de EG-wateren van IIa en IV vervangen door:

„Soort

:

Roggen

Rajidae

Zone

:

EG-wateren van IIa en IV

SRX/2AC4-C

België

369 (13)

Voorzorgs-TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Denemarken

14 (13)

Duitsland

18 (13)

Frankrijk

58 (13)

Nederland

314 (13)

Verenigd Koninkrijk

1 417 (13)

EG

2 190 (13)

TAC

2 190

2)

In bijlage IIA:

a)

wordt punt 10.1 vervangen door:

„10.1.

De Commissie kan de lidstaten extra dagen toekennen waarop een vaartuig in een gebied aanwezig en buitengaats mag zijn terwijl het één van de in punt 4.1 omschreven vistuigen aan boord heeft, op basis van het aantal definitieve beëindigingen van de visserij na 1 januari 2002. De in 2001 in het betrokken gebied geleverde visserijinspanning, gemeten in kilowattdagen, van de vaartuigen met vistuig van een bepaalde categorie waarvan de activiteiten worden beëindigd, wordt gedeeld door de visserijinspanning van alle vaartuigen met vistuig van die categorie gedurende 2001. Het aantal extra dagen wordt berekend door de verkregen ratio te vermenigvuldigen met het oorspronkelijk aantal toegewezen dagen. Het resultaat van deze berekening wordt afgerond op de dichtstbijzijnde hele dag. Dit punt is niet van toepassing wanneer een vaartuig overeenkomstig punt 5.2 is vervangen of wanneer de onttrekking reeds in de voorgaande jaren is aangewend om extra zeedagen te krijgen.”;

b)

wordt punt 11.4 vervangen door:

„11.4.

Op basis van een proefproject met uitgebreidere gegevens kan de Commissie de lidstaten tussen 1 februari 2007 en 31 januari 2008 zes extra dagen toewijzen waarop een vaartuig zich in het in punt 2.1, onder c), bedoelde gebied mag bevinden als het vistuig aan boord heeft als bedoeld in punt 4.1, onder a), iv) en v).”;

c)

wordt punt 11.5 vervangen door:

„11.5.

Op basis van een proefproject met uitgebreidere gegevens kan de Commissie de lidstaten tussen 1 februari 2007 en 31 januari 2008 twaalf extra dagen toewijzen waarop een vaartuig zich in het in punt 2.1, onder c), bedoelde gebied mag bevinden als het vistuig aan boord heeft als bedoeld in punt 4.1, met uitzondering van vistuig als bedoeld in punt 4.1, onder a), iv) en v).”.

3)

In bijlage III:

a)

wordt punt 8.1 vervangen door:

„8.1.

In de periode van 14 februari tot en met 30 april 2007 is het verboden bodemtrawls, zegennetten of soortgelijke sleepnetten, kieuwnetten, warnetten of soortgelijke staande netten of vistuig met haken te gebruiken in het gedeelte van ICES-zone VIIa dat wordt begrensd door:

de oostkust van Ierland en de oostkust van Noord-Ierland en

rechte lijnen die achtereenvolgens de punten met de volgende geografische coördinaten met elkaar verbinden:

een punt op de oostkust van het schiereiland Ards in Noord-Ierland op 54° 30′ NB,

54° 30′ NB, 4° 50′ WL,

53° 15′ NB, 4° 50′ WL,

een punt op de oostkust van Ierland op 53° 15′ NB.”;

b)

wordt punt 9.4 vervangen door:

„9.4.

In afwijking van punt 9.3 is het gebruik toegestaan van:

a)

kieuwnetten met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 120 mm en kleiner dan 150 mm, op voorwaarde dat zij worden uitgezet op plaatsen waar de kaartdiepte minder dan 600 meter bedraagt, niet meer dan 100 mazen diep zijn, een hanging ratio hebben van minstens 0,5 en voorzien zijn van vlotters of soortgelijke drijfvoorzieningen. De maximale lengte per net bedraagt 2,5 km en de totale lengte van alle netten op eender welk moment 25 km per vaartuig. De maximale uitzettijd bedraagt 24 uur; of

b)

warrelnetten met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 250 mm, op voorwaarde dat zij worden uitgezet op plaatsen waar de kaartdiepte minder dan 600 meter bedraagt, niet meer dan 15 mazen diep zijn, een hanging ratio hebben van minstens 0,33 en niet voorzien zijn van vlotters of soortgelijke drijfvoorzieningen. De maximale lengte per net bedraagt 10 km. De totale lengte van alle netten op eender welk moment bedraagt maximaal 100 km per vaartuig. De maximale uitzettijd bedraagt 72 uur.

Deze afwijking geldt evenwel niet in het NEAFC-verdragsgebied.”;

c)

wordt punt 21 vervangen door:

„21.   Westelijk en centraal deel van de Stille Oceaan

21.1.

De lidstaten zien erop toe dat de totale inspanning bij de visserij op grootoogtonijn, geelvintonijn, gestreepte tonijn en zuidelijke geelvintonijn in het gebied dat wordt bestreken door het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van over grote afstanden trekkende visbestanden in het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan (hierna „het verdragsgebied” genoemd), wordt beperkt tot de visserijinspanning die in partnerschapsovereenkomsten tussen de Gemeenschap en kuststaten in de regio is overeengekomen.

21.2.

Lidstaten wier vaartuigen in het verdragsgebied mogen vissen, stellen beheersplannen op voor het gebruik van verankerde of drijvende visaantrekkende structuren (Fish Aggregating Devices, FAD's). Deze beheersplannen omvatten strategieën om de interactie met jonge grootoog- en geelvintonijn te beperken.

21.3.

De in punt 21.2 bedoelde beheersplannen worden uiterlijk op 15 oktober 2007 aan de Commissie overgelegd. De Commissie brengt deze beheersplannen samen en legt uiterlijk op 31 december 2007 een communautair beheersplan over aan het secretariaat van de Commissie voor de visserij in het westelijke en het centrale deel van de Stille Oceaan (WCPFC).

21.4.

In gebieden bezuiden 20° ZB van het verdragsgebied mogen niet meer dan 14 vaartuigen van de Gemeenschap vissen. De deelname van de Gemeenschap aan visserijactiviteiten aldaar wordt beperkt tot vaartuigen die de vlag van Spanje voeren.”.

4)

In bijlage IV:

a)

wordt deel I vervangen door:

„DEEL I

Kwantitatieve beperkingen inzake vergunningen en visdocumenten voor vaartuigen van de Gemeenschap in wateren van derde landen

Visserijzone

Visserijtak

Aantal vergunningen

Verdeling van de vergunningen onder de lidstaten

Maximumaantal vaartuigen aanwezig op eender welk tijdstip:

Noorse wateren en visserijzone rond Jan Mayen

Haring, benoorden 62° 00′ NB

93

DK: 32, DE: 6, FR: 1, IRL: 9, NL: 11, SW: 12, UK: 21, PL: 1

69

Demersale soorten, benoorden 62° 00′ NB

80

FR: 18, PT: 9, DE: 16, ES: 20, UK: 14, IRL: 1

50

Makreel, bezuiden 62° 00′ NB, ringzegenvisserij

11

DE: 1 (14), DK: 26 (14), FR: 2 (14), NL: 1 (14)

Niet van toepassing

Makreel, bezuiden 62° 00′ NB, trawlvisserij

19

Niet van toepassing

Makreel, benoorden 62° 00′ NB, ringzegenvisserij

11 (15)

DK: 11

Niet van toepassing

Industriële soorten, bezuiden 62° 00′ NB

480

DK: 450, UK: 30

150

Wateren van de Faeröer

Elke vorm van trawlvisserij met vaartuigen van ten hoogste 180 voet in de zone tussen 12 en 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer

26

BE: 0, DE: 4, FR: 4, UK: 18

13

Gerichte visserij op kabeljauw en schelvis met netten met mazen niet kleiner dan 135 mm, beperkt tot het gebied ten zuiden van 62° 28′ NB en ten oosten van 6° 30′ WL

8 (16)

 

4

 

Trawlvisserij buiten 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer. In de perioden van 1 maart tot en met 31 mei en van 1 oktober tot en met 31 december mogen deze vaartuigen vissen in het gebied tussen 61° 20′ NB en 62° 00′ NB en tussen 12 en 21 mijl vanaf de basislijnen.

70

BE: 0, DE: 10, FR: 40, UK: 20

26

 

Trawlvisserij op blauwe leng met netten met mazen niet kleiner dan 100 mm in het gebied ten zuiden van 61° 30′ NB en ten westen van 9° 00′ WL en in het gebied tussen 7° 00′ WL en 9° 00′ WL ten zuiden van 60° 30′ NB en in het gebied ten zuidwesten van een lijn tussen 60° 30′ NB, 7° 00′ WL en 60° 00′ NB, 6° 00′ WL

70

DE: 8 (17), FR: 12 (17), UK: 0 (17)

20 (18)

 

Gerichte trawlvisserij op koolvis met netten met mazen niet kleiner dan 120 mm, en waarbij verstevigingsstroppen rond de kuil mogen worden gebruikt.

70

 

22 (18)

Visserij op blauwe wijting. Het totale aantal vergunningen kan met 4 vaartuigen worden verhoogd om in spannen te vissen indien de autoriteiten van de Faeröer zouden beslissen om bijzondere toegangsregels voor een gebied, „main fishing area of blue whiting” genaamd, in te stellen.

36

DE: 3, DK: 19, FR: 2, UK: 5, NL: 5

20

Lijnvisserij

10

UK: 10

6

Makreelvisserij

12

DK: 12

12

Haringvisserij benoorden 62° NB

21

DE: 1, DK: 7, FR: 0, UK: 5, IRL: 2, NL: 3, SW: 3

21

b)

wordt deel II vervangen door:

„DEEL II

Kwantitatieve beperkingen inzake vergunningen en visdocumenten voor vaartuigen van derde landen in Gemeenschapswateren

Vlagstaat

Visserijtak

Aantal vergunningen

Maximumaantal vaartuigen aanwezig op eender welk tijdstip:

Noorwegen

Haring, benoorden 62° 00′ NB

20

20

Faeröer

Makreel, VIa (benoorden 56° 30′ NB), VIIe, f, h, horsmakreel, IV, VIa (benoorden 56° 30′ NB), VIIe, f, h; Haring, VIa (benoorden 56° 30′ NB)

14

14

Haring, benoorden 62° 00′ NB

21

21

Haring, IIIa

4

4

Industriële visserij op kever en sprot, IV, VIa (benoorden 56° 30′ NB): zandspiering, IV (incl. onvermijdelijke bijvangsten van blauwe wijting)

15

15

Leng en torsk

20

10

Blauwe wijting, II, VIa (benoorden 56° 30′ NB), VIb, VII (ten westen van 12° 00′ WL)

20

20

Blauwe leng

16

16

Venezuela

Snappers (19) (wateren van Frans-Guyana)

41

pm

Haai (wateren van Frans-Guyana)

4

pm


(1)  Exclusief wateren binnen 6 mijl van de basislijnen van het VK bij Shetland, Fair Isle en Foula.

(2)  Waarvan tot 125 459 ton mag worden gevangen in de EG-wateren van IIa en IV. De resterende 18 865 ton mag uitsluitend in ICES-zone IIIa worden gevangen.

(3)  Waarvan tot 2 742 ton mag worden gevangen in de EG-wateren van IIa en IV. De resterende 413 ton mag uitsluitend in de EG-wateren van ICES-zone IIIa worden gevangen.

(4)  Waarvan tot 4 799 ton mag worden gevangen in de EG-wateren van ICES-zones IIa en IV. De resterende 722 ton mag uitsluitend in ICES-zone IIIa worden gevangen; andere lidstaten dan Zweden mogen uitsluitend in de EG-wateren van ICES-zone IIIa vissen.

(5)  Behalve Denemarken en het Verenigd Koninkrijk.

(6)  Waarvan tot 133 000 ton mag worden gevangen in de EG-wateren van ICES-zones IIa en IV. De resterende 20 000 ton mag uitsluitend in ICES-zone IIIa worden gevangen.

(7)  Te vangen in ICES-zone IV.

(8)  Ten hoogste 170 000 ton mag worden gevangen in ICES-zones IIa en IV overeenkomstig de Goedgekeurde Notulen van de Conclusies van het visserijoverleg met Noorwegen van 22 mei 2007.”

(9)  Aanvoer van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm. Elke lidstaat moet zijn aanvoer van haring aan de Commissie melden, uitgesplitst naar de ICES-zones IVa en IVb.

(10)  Mag in EG-wateren worden gevist. Binnen dit quotum gedane vangsten moeten van het Noorse TAC-aandeel worden afgetrokken.

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

 

Noorse wateren bezuiden 62° NB (HER/*04N-)

EG

50 000”

(11)  Bedoeld is het haringbestand in ICES-zone VI a, benoorden 56° 00′ NB, en in het gedeelte van VIa ten oosten van 7° 00′ WL en benoorden 55° 00′ NB, met uitzondering van de Clyde.

(12)  Mag enkel worden gevangen in ICES-zone VI a benoorden 56° 30′ NB.”

(13)  Bijvangstquotum. Wanneer meer dan 200 kg van deze soort wordt gevangen in een aaneensluitende periode van 24 uur mag deze soort niet meer uitmaken dan 25 % levend gewicht van de totale aan boord gehouden vangsten.”

(14)  Deze verdeling geldt voor de ringzegen- en trawlvisserij.

(15)  Te kiezen uit de 11 vergunningen voor ringzegenvisserij op makreel bezuiden 62° 00′ NB.

(16)  Volgens de Goedgekeurde Notulen van 1999 zijn de aantallen voor de gerichte visserij op kabeljauw en schelvis opgenomen in de aantallen voor „Elke vorm van trawlvisserij met vaartuigen van ten hoogste 180 voet in de zone tussen 12 en 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer”.

(17)  Maximumaantal vaartuigen dat op enig moment tegelijkertijd in het gebied aanwezig mag zijn.

(18)  Dit aantal is begrepen in het aantal voor „Trawlvisserij buiten 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer.”;”

(19)  Uitsluitend te vangen met beuglijnen of vallen (snappers) of beuglijnen of netten met een maaswijdte van ten minste 100 mm te gebruiken op een diepte van meer dan 30 meter (haaien). Deze vergunningen mogen alleen worden afgegeven na overlegging van een bewijs dat er een geldig contract bestaat tussen de scheepseigenaar die de vergunning aanvraagt, en een verwerkend bedrijf in het Franse departement Guyana en dat dit contract een verplichting bevat om minstens 75 % van alle vangsten van snappers of minstens 50 % van alle vangsten van haaien door het betrokken vaartuig in genoemd Frans departement aan te landen voor verwerking in het betrokken verwerkende bedrijf.

Bovengenoemd contract moet worden geviseerd door de Franse autoriteiten, die zich ervan moeten vergewissen dat het zowel correspondeert met de capaciteit van het verwerkende bedrijf waarmee het is gesloten als met de doelstellingen voor de ontwikkeling van de economie in Guyana. Een afschrift van dit geviseerde contract moet bij de aanvraag van de vergunning worden gevoegd.

Wanneer de Franse autoriteiten bovenbedoelde visering weigeren, delen zij deze weigering, met redenen omkleed, mee aan de betrokkene en aan de Commissie.”.


30.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/39


VERORDENING (EG) Nr. 755/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2007

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 30 juni 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 29 juni 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

33,7

MK

39,3

TR

97,2

ZZ

56,7

0707 00 05

JO

159,1

TR

101,8

ZZ

130,5

0709 90 70

IL

42,1

TR

91,3

ZZ

66,7

0805 50 10

AR

60,4

ZA

62,1

ZZ

61,3

0808 10 80

AR

100,5

BR

83,9

CA

99,5

CL

84,6

CN

74,3

CO

90,0

NZ

99,9

US

123,7

UY

100,6

ZA

103,2

ZZ

96,0

0809 10 00

EG

88,7

TR

192,3

ZZ

140,5

0809 20 95

TR

305,5

US

508,6

ZZ

407,1

0809 40 05

IL

171,7

ZZ

171,7


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.


30.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/41


VERORDENING (EG) Nr. 756/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2007

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 3223/94 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit (1), en met name op artikel 32, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (2) bevat kruisverwijzingen naar een aantal bepalingen van de artikelen 173 tot en met 176 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (3).

(2)

Deze bepalingen zijn evenwel geschrapt uit hoofde van Verordening (EG) nr. 215/2006 van de Commissie van 8 februari 2006 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2286/2003 (4).

(3)

Omwille van de rechtszekerheid en met het oog op de goede werking van Verordening (EG) nr. 3223/94 dient derhalve een aantal wijzigingen aan Verordening (EG) nr. 3223/94 te worden aangebracht.

(4)

Gezien de snel veranderende groenten- en fruitprijzen en rekening houdend met de wijzigingen van Verordening (EEG) nr. 2454/93, moet worden uitgesloten dat in het kader van de regeling inzake invoerprijzen nog langer wordt gebruikgemaakt van verouderde eenheidsprijzen.

(5)

Aangezien de wijzigingen aan Verordening (EEG) nr. 2454/93 met ingang van 19 mei 2006 van toepassing zijn geworden, is de rechtszekerheid ermee gediend dat de wijzigingen aan Verordening (EG) nr. 3223/94 eveneens op die datum van toepassing worden.

(6)

Artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 3223/94 bevat een lijst van representatieve markten. De representatieve markten in Bulgarije en Roemenië moeten aan die lijst worden toegevoegd.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor verse groenten en fruit,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 3223/94 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 2, lid 2, worden de tweede en de derde alinea vervangen door:

„De prijzen worden verminderd met de volgende bedragen:

a)

een handelsmarge van 15 % voor de handelscentra Londen, Milaan en Rungis en van 8 % voor de andere handelscentra, en

b)

de kosten van vervoer en verzekering binnen het douanegebied.

Voor de overeenkomstig de derde alinea in mindering te brengen vervoers- en verzekeringskosten kunnen de lidstaten forfaitaire bedragen vaststellen. Deze forfaitaire bedragen, alsmede de wijze waarop zij zijn berekend, worden onverwijld ter kennis van de Commissie gebracht.”.

2)

Artikel 3, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   De volgende markten worden als representatief beschouwd:

België en Luxemburg: Brussel,

Bulgarije: Sofia,

Tsjechië: Praag,

Denemarken: Kopenhagen,

Duitsland: Hamburg, München, Frankfurt, Keulen, Berlijn,

Estland: Tallinn,

Ierland: Dublin,

Griekenland: Athene, Thessaloniki,

Spanje: Madrid, Barcelona, Sevilla, Bilbao, Zaragoza, Valencia,

Frankrijk: Parijs-Rungis, Marseille, Rouen, Dieppe, Perpignan, Nantes, Bordeaux, Lyon, Toulouse,

Italië: Milaan,

Cyprus: Nicosia,

Letland: Riga,

Litouwen: Vilnius,

Hongarije: Boedapest,

Malta: Attard,

Nederland: Rotterdam,

Oostenrijk: Wenen-Inzersdorf,

Polen: Ozarów Mazowiecki-Bronisze, Poznan,

Portugal: Lissabon, Porto,

Roemenië: Boekarest, Constanța

Slovenië: Ljubljana,

Slowakije: Bratislava,

Finland: Helsinki,

Zweden: Helsingborg, Stockholm,

Verenigd Koninkrijk: Londen.”.

3)

Artikel 4, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   Voor zover voor de producten en gedurende de toepassingsperioden die in de bijlage, deel A, zijn vermeld, overeenkomstig deze verordening een forfaitaire waarde wordt vastgesteld, geldt de eenheidswaarde in de zin van artikel 152, lid 1, onder a bis), van Verordening (EEG) nr. 2454/93 niet. In de plaats daarvan komt dan de in lid 1 bedoelde forfaitaire invoerwaarde.”.

4)

Artikel 4, lid 5, wordt vervangen door:

„5.   Wanneer geen forfaitaire invoerwaarde kon worden berekend, is, in afwijking van het bepaalde in lid 1, vanaf de eerste dag van de in de bijlage, deel A, vermelde toepassingsperioden geen forfaitaire invoerwaarde van toepassing.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De punten 1, 3 en 4 van artikel 1 zijn van toepassing met ingang van 19 mei 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2007.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 297 van 21.11.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 47/2003 van de Commissie (PB L 7 van 11.1.2003, blz. 64).

(2)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).

(3)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 214/2007 (PB L 62 van 1.3.2007, blz. 6).

(4)  PB L 38 van 9.2.2006, blz. 11.


30.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/43


VERORDENING (EG) Nr. 757/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2007

tot verlening van een permanente vergunning voor bepaalde toevoegingsmiddelen voor dierenvoeding

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding (1), en met name op artikel 3 en artikel 9.D, lid 1,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (2), en met name op artikel 25,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1831/2003 voorziet in de toelating van toevoegingsmiddelen voor dierenvoeding.

(2)

Artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 bevat overgangsmaatregelen voor vergunningaanvragen betreffende toevoegingsmiddelen die vóór de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 1831/2003 overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG zijn ingediend.

(3)

De aanvragen voor de in de bijlagen bij deze verordening genoemde toevoegingsmiddelen zijn vóór de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingediend.

(4)

De eerste opmerkingen betreffende deze aanvragen zijn krachtens artikel 4, lid 4, van Richtlijn 70/524/EEG vóór de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 1831/2003 aan de Commissie toegezonden. Die aanvragen moeten daarom nog overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 70/524/EEG worden behandeld.

(5)

Er zijn nieuwe gegevens ingediend ter staving van een aanvraag van een vergunning zonder tijdsbeperking voor mestrunderen voor het als conserveermiddel gebruikte preparaat van natriumbenzoaat, propionzuur en natriumpropionaat. De Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid heeft op 18 oktober 2006 een advies uitgebracht over de veiligheid en de werkzaamheid van dat preparaat. Uit de beoordeling blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 3.A van Richtlijn 70/524/EEG voor een dergelijke vergunning wordt voldaan. Het gebruik van dat preparaat, zoals omschreven in bijlage I bij deze verordening, moet daarom zonder tijdsbeperking worden toegestaan.

(6)

Voor het gebruik van het benzoëzuurpreparaat is bij Verordening (EG) nr. 877/2003 van de Commissie (3) voor het eerst een voorlopige vergunning verleend voor mestvarkens. Er zijn nieuwe gegevens ingediend ter staving van een aanvraag om een vergunning voor onbeperkte duur voor dat preparaat voor mestvarkens. Uit de beoordeling blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 3.A van Richtlijn 70/524/EEG voor een dergelijke vergunning wordt voldaan. Het gebruik van dat preparaat, zoals omschreven in bijlage II bij deze verordening, moet daarom zonder tijdsbeperking worden toegestaan.

(7)

Uit de beoordeling van deze aanvragen blijkt dat er bepaalde procedures nodig zijn om werknemers tegen blootstelling aan de in de bijlagen opgenomen toevoegingsmiddelen te beschermen. Die bescherming moet worden gewaarborgd door toepassing van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (4).

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het tot de groep „Conserveermiddelen” behorende preparaat in bijlage I wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning zonder tijdsbeperking voor gebruik als toevoegingsmiddel in dierenvoeding verleend.

Artikel 2

Voor het tot de groep „Zuurteregelaars” behorende preparaat in bijlage II wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning zonder tijdsbeperking voor gebruik als toevoegingsmiddel in dierenvoeding verleend.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2007.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1800/2004 van de Commissie (PB L 317 van 16.10.2004, blz. 37).

(2)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 378/2005 van de Commissie (PB L 59 van 5.3.2005, blz. 8).

(3)  PB L 126 van 22.5.2003, blz. 24.

(4)  PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).


BIJLAGE I

EG-nr.

Toevoegingsmiddel

Chemische formule, beschrijving

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Andere bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

mg/kg graan

Conserveermiddelen

E700

Natriumbenzoaat 140 g/kg

Propionzuur 370 g/kg

Natriumpropionaat 110 g/kg

 

Samenstelling van het toevoegingsmiddel:

Natriumbenzoaat: 140 g/kg

Propionzuur: 370 g/kg

Natriumpropionaat: 110 g/kg

Water: 380 g/kg

 

Werkzame bestanddelen:

Natriumbenzoaat C7H5O2Na

Propionzuur C3H6O2

Natriumpropionaat C3H5O2Na

Mestrunderen

3 000

22 000

Voor de conservering van graan met een vochtgehalte van meer dan 15 %

Zonder tijdsbeperking


BIJLAGE II

EG-nr.

Toevoegingsmiddel

Chemische formule, beschrijving

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Andere bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

mg/kg volledig dierenvoeder

Zuurteregelaars

E210

Benzoëzuur

C7H6O2

Mestvarkens

5 000

10 000

In de gebruiksaanwijzing vermelden:

 

„Aanvullende dierenvoeders die benzoëzuur bevatten, mogen niet als zodanig aan mestvarkens worden vervoederd.”

 

„Voor de veiligheid van de gebruiker moeten maatregelen worden genomen om de vorming van inadembaar stof van dit toevoegingsmiddel zo veel mogelijk te beperken. Er is een veiligheidsinformatieblad (VIB) beschikbaar.”

Zonder tijdsbeperking


30.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/47


VERORDENING (EG) Nr. 758/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2007

tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3149/92 houdende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de levering van levensmiddelen uit interventievoorraden aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 3730/87 van de Raad van 10 december 1987 houdende algemene voorschriften voor de levering van levensmiddelen uit interventievoorraden aan bepaalde organisaties met het oog op verstrekking aan de meest hulpbehoevenden in de Gemeenschap (1), en met name op artikel 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 3, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 3149/92 van de Commissie (2) is bepaald dat 70 % van de aan een lidstaat toegewezen producten vóór 1 juli van het jaar van uitvoering van het programma moet worden uitgeslagen uit de voorraden. Aangezien Roemenië, in verband met de datum van toetreding tot de Gemeenschap, slechts in een laat stadium aan het jaarprogramma 2007 heeft kunnen meewerken, moet voor deze lidstaat van deze verplichting worden afgeweken voor het betrokken programma.

(2)

Verordening (EEG) nr. 3149/92 moet derhalve worden gewijzigd.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 3, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 3149/92 wordt vervangen door:

„70 % van de in artikel 2, lid 3, punt 1, onder b), bedoelde hoeveelheden moet vóór 1 juli van het jaar van uitvoering van het programma worden uitgeslagen uit de voorraden. Deze verplichting geldt evenwel niet voor de toewijzingen die betrekking hebben op hoeveelheden van maximaal 500 t. Deze verplichting geldt evenmin voor de producten die in het kader van het jaarprogramma voor 2007 zijn toegewezen aan Roemenië. De hoeveelheden die op 30 september van het jaar van uitvoering van het programma niet uit de interventievoorraden zijn uitgeslagen ten voordele van de lidstaat waaraan ze zijn toegewezen, worden in het kader van het betrokken programma niet meer aan die lidstaat toegewezen.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 30 juni 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2007.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 352 van 15.12.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2535/95 (PB L 260 van 31.10.1995, blz. 3).

(2)  PB L 313 van 30.10.1992, blz. 50. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 725/2007 (PB L 165 van 27.6.2007, blz. 4).


30.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/48


VERORDENING (EG) Nr. 759/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2007

betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor worst van oorsprong uit IJsland

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2759/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector varkensvlees (1), en met name op artikel 11, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek IJsland over aanvullende handelspreferenties voor landbouwproducten op grond van artikel 19 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (2), goedgekeurd bij Besluit 2007/138/EG van de Raad (3), is bepaald dat een jaarlijks tariefcontingent van 100 ton worst van oorsprong uit IJsland wordt geopend.

(2)

In de overeenkomst is bepaald dat het tariefcontingent op jaarbasis moet worden toegepast en dat de invoer derhalve per kalenderjaar moet worden beheerd. Aangezien de overeenkomst echter met ingang van 1 maart 2007 van toepassing is, moet de jaarlijkse hoeveelheid voor dit jaar dienovereenkomstig worden aangepast.

(3)

In de overeenkomst is bepaald dat de opening van het tariefcontingent plaatsvindt op 1 juli op basis van 9 maanden-hoeveelheden voor 2007. Daarom dient deze verordening vanaf 1 juli 2007 van toepassing te zijn.

(4)

Bij het beheer van deze contingenten wordt uitgegaan van het beginsel dat de aanvragen in chronologische volgorde van binnenkomst worden behandeld. Dit dient te gebeuren overeenkomstig de artikelen 308 bis en 308 ter en artikel 308 quater, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (4).

(5)

Aangezien het bij deze verordening geopende tariefcontingent geen risico inhoudt voor een verstoring van de markt, dient het aanvankelijk niet als kritiek te worden beschouwd in de zin van artikel 308 quater van Verordening (EEG) nr. 2454/93. De douaneautoriteiten dienen derhalve te worden gemachtigd af te zien van het eisen van een zekerheid voor goederen die aanvankelijk in het kader van dit contingent worden ingevoerd overeenkomstig artikel 308 quater, lid 1, en artikel 248, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 2454/93, en artikel 308 quater, leden 2 en 3, van die verordening is derhalve niet van toepassing.

(6)

Daarom moet duidelijk worden gemaakt welk soort bewijs de marktdeelnemers moeten overleggen ter staving van de oorsprong van de producten om voor de tariefcontingenten in aanmerking te komen volgens het beginsel dat de aanvragen in chronologische volgorde van binnenkomst worden behandeld.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor varkensvlees,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een communautair tariefcontingent voor worst van GN-code 1601 van oorsprong uit IJsland (hierna „het tariefcontingent” genoemd) geopend, zoals bepaald in de Overeenkomst tussen de Gemeenschap en IJsland, die is goedgekeurd bij Besluit 2007/138/EG.

Het tariefcontingent wordt jaarlijks geopend voor de periode van 1 januari tot en met 31 december.

Het volgnummer van het tariefcontingent is 09.0809.

2.   De in het kader van het tariefcontingent jaarlijks in te voeren hoeveelheid worst, uitgedrukt in nettogewicht, alsmede het toepasselijk douanerecht, worden in de bijlage vastgesteld.

Voor 2007 is de beschikbare hoeveelheid 75 ton.

Artikel 2

Het tariefcontingent wordt beheerd overeenkomstig de artikelen 308 bis en 308 ter en artikel 308 quater, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2454/93. Artikel 308 quater, leden 2 en 3, van die verordening zijn niet van toepassing.

Artikel 3

Om in aanmerking te komen voor het in artikel 1 bedoelde tariefcontingent en te worden beheerd overeenkomstig artikel 2, moet aan de douaneautoriteiten van de Gemeenschap een geldig bewijs van oorsprong worden overgelegd dat door de bevoegde autoriteiten van IJsland is afgegeven, met inachtneming van alle voorschriften van de artikelen 55 tot en met 65 van Verordening (EEG) nr. 2454/93.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 1 juli 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2007.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 282 van 1.11.1975, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 61 van 28.2.2007, blz. 29.

(3)  PB L 61 van 28.2.2007, blz. 28.

(4)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 214/2007 (PB L 62 van 1.3.2007, blz. 6).


BIJLAGE

WORST

Communautaire tariefcontingenten voor IJsland

GN-code

Omschrijving

Volgnummer

Jaarlijkse hoeveelheid

(in ton nettogewicht)

Invoerrecht

1601 00

Worst van alle soorten, van vlees, van slachtafvallen of van bloed; bereidingen van deze producten, voor menselijke consumptie

09.0809

100 ton

0


30.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/50


VERORDENING (EG) Nr. 760/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2007

tot 80e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al Qaida-netwerk en de Taliban, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 467/2001 van de Raad

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al Qaida-netwerk en de Taliban, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 467/2001 van de Raad tot instelling van een verbod op de uitvoer van bepaalde goederen en diensten naar Afghanistan, tot versterking van het verbod op vluchten en verlenging van de bevriezing van tegoeden en andere financiële middelen ten aanzien van de Taliban van Afghanistan (1), en met name op artikel 7, lid 1, eerste streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 worden personen, groepen en entiteiten opgesomd wier tegoeden en economische middelen krachtens die verordening worden bevroren.

(2)

Het Sanctiecomité van de VN-Veiligheidsraad heeft op 8 juni 2007 besloten tot wijziging van de lijst van personen, groepen en entiteiten wier tegoeden en economische middelen moeten worden bevroren. Bijlage I moet dus dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(3)

Teneinde de effectiviteit van de maatregelen waarin deze verordening voorziet te waarborgen, dient de verordening onmiddellijk in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2007.

Voor de Commissie

Eneko LANDÁBURU

Directeur-generaal Buitenlandse betrekkingen


(1)  PB L 139 van 29.5.2002, blz. 9. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 732/2007 van de Commissie (PB L 166 van 28.6.2007, blz. 13).


BIJLAGE

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt als volgt gewijzigd

De volgende vermeldingen worden toegevoegd aan de lijst van natuurlijke personen:

1)

Salem Nor Eldin Amohamed Al-Dabski (ook bekend als a) Abu Al-Ward, b) Abdullah Ragab, c) Abu Naim). Adres: Bab Ben Ghasheer, Tripoli, Libië. Geboortedatum: 1963. Geboorteplaats: Tripoli, Libië. Nationaliteit: Libisch. Paspoort nr.: 1990/345751 (Libisch paspoort). Overige informatie: de naam van zijn moeder is Kalthoum Abdul Salam Al-Shaftari.

2)

Said Youssef Ali Abu Aziza (ook bekend als Abdul Hamid, Abu Therab). Geboortedatum: 1958. Geboorteplaats: Tripoli, Libië. Nationaliteit: Libisch. Paspoort nr.: 87/437555 (Libisch paspoort). Overige informatie: gehuwd met Sanaa Al-Gamei’i.

3)

Aly Soliman Massoud Abdul Sayed (ook bekend als a) Ibn El Qaim, b) Mohamed Osman, c) Adam). Adres: Ghout El Shamal, Tripoli, Libië. Geboortedatum: 1969. Geboorteplaats: Tripoli, Libië. Nationaliteit: Libisch. Paspoort nr.: 96/184442 (Libisch paspoort). Overige informatie: gehuwd met Safia Abdul El Rahman (Sudanese onderdaan).


30.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/52


VERORDENING (EG) Nr. 761/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2007

tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 juli 2007

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1249/96 van de Commissie van 28 juni 1996 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name op artikel 2, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 is bepaald dat het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 (zachte tarwe van hoge kwaliteit), 1002, ex 1005, met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, en ex 1007, met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, gelijk is aan de interventieprijs voor deze producten bij de invoer, verhoogd met 55 % en verminderd met de cif-invoerprijs voor de betrokken zending. Dit invoerrecht mag echter niet hoger zijn dan het recht van het gemeenschappelijk douanetarief.

(2)

In artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 is bepaald dat voor de berekening van het in lid 2 van dat artikel bedoelde invoerrecht regelmatig representatieve cif-invoerprijzen voor de betrokken producten worden vastgesteld.

(3)

Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 is de prijs die in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 (zachte tarwe van hoge kwaliteit), 1002 00, 1005 10 90, 1005 90 00 en 1007 00 90, de dagelijkse representatieve cif-invoerprijs die wordt bepaald volgens de methode van artikel 4 van die verordening.

(4)

Er dienen invoerrechten te worden vastgesteld voor de periode vanaf 1 juli 2007, die van toepassing zullen zijn tot er nogmaals nieuwe invoerrechten worden vastgesteld en in werking treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde invoerrechten in de sector granen die van toepassing zullen zijn vanaf 1 juli 2007, worden in bijlage I bij de onderhavige verordening vastgesteld zoals zij zijn bepaald aan de hand van de in bijlage II bij de onderhavige verordening vermelde elementen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 161 van 29.6.1996, blz. 125. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1816/2005 (PB L 292 van 8.11.2005, blz. 5).


BIJLAGE I

Vanaf 1 juli 2007 geldende invoerrechten voor de in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde producten

GN-code

Omschrijving

Invoerrecht (1)

(EUR/t)

1001 10 00

HARDE TARWE van hoge kwaliteit

0,00

van gemiddelde kwaliteit

0,00

van lage kwaliteit

0,00

1001 90 91

ZACHTE TARWE, zaaigoed

0,00

ex 1001 90 99

ZACHTE TARWE van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed

0,00

1002 00 00

ROGGE

0,00

1005 10 90

MAÏS, zaaigoed, ander dan hybriden

3,72

1005 90 00

MAÏS, andere dan zaaigoed (2)

3,72

1007 00 90

GRAANSORGHO, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden

0,00


(1)  Voor producten die via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal in de Gemeenschap worden aangevoerd, komt de importeur op grond van artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/96 in aanmerking voor een verlaging van het invoerrecht met:

3 EUR/t als de loshaven aan de Middellandse Zee ligt,

2 EUR/t als de loshaven in Denemarken, Estland, Ierland, Letland, Litouwen, Polen, Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt.

(2)  De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR/t als aan de in artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1249/96 vastgestelde voorwaarden is voldaan.


BIJLAGE II

Elementen voor de berekening van de in bijlage I vastgestelde rechten

15.6.2007-28.6.2007

1.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:

(EUR/t)

 

Zachte tarwe (1)

Maïs

Harde tarwe van hoge kwaliteit

Harde tarwe van gemiddelde kwaliteit (2)

Harde tarwe van lage kwaliteit (3)

Gerst

Beurs

Minneapolis

Chicago

Notering

177,83

110,77

Fob-prijs VSA

181,36

171,36

151,36

159,72

Golfpremie

12,53

Grote-Merenpremie

8,69

2.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:

Vrachtkosten: Golf van Mexico–Rotterdam:

35,00 EUR/t

Vrachtkosten: Grote Meren–Rotterdam:

33,00 EUR/t


(1)  Premie van 14 EUR/t inbegrepen (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(2)  Korting van 10 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(3)  Korting van 30 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).


30.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/55


VERORDENING (EG) Nr. 762/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2007

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor granen en meel, gries en griesmeel van tarwe of van rogge

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt van de in artikel 1 van die verordening bedoelde producten en de prijzen van deze producten in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer.

(2)

De restituties moeten worden vastgesteld met inachtneming van de elementen als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (2).

(3)

Voor meel, gries en griesmeel van tarwe of van rogge moet de restitutie worden berekend met inachtneming van de hoeveelheid granen benodigd voor de vervaardiging van de betreffende producten. Deze hoeveelheden zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1501/95.

(4)

De situatie op de wereldmarkt of de specifieke eisen van bepaalde markten voor sommige producten kunnen een differentiatie van de restitutie naar bestemming nodig maken.

(5)

De restitutie moet eenmaal per maand worden vastgesteld. Zij kan tussentijds worden gewijzigd.

(6)

De toepassing van deze regelen op de huidige situatie in de sector granen en met name op de noteringen of prijzen van deze producten in de Gemeenschap en op de wereldmarkt voert tot het vaststellen van de bedragen van de restitutie zoals vermeld in de bijlage.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties bij uitvoer in ongewijzigde staat van de in artikel 1, onder a), b) en c), van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde producten, met uitzondering van mout, worden op de in de bijlage aangegeven bedragen vastgesteld.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 29 juni 2007 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor granen en meel, gries en griesmeel van tarwe of van rogge

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Bedrag van de restitutie

1001 10 00 9200

EUR/t

1001 10 00 9400

A00

EUR/t

0

1001 90 91 9000

EUR/t

1001 90 99 9000

A00

EUR/t

1002 00 00 9000

A00

EUR/t

0

1003 00 10 9000

EUR/t

1003 00 90 9000

A00

EUR/t

1004 00 00 9200

EUR/t

1004 00 00 9400

A00

EUR/t

0

1005 10 90 9000

EUR/t

1005 90 00 9000

A00

EUR/t

0

1007 00 90 9000

EUR/t

1008 20 00 9000

EUR/t

1101 00 11 9000

EUR/t

1101 00 15 9100

C01

EUR/t

0

1101 00 15 9130

C01

EUR/t

0

1101 00 15 9150

C01

EUR/t

0

1101 00 15 9170

C01

EUR/t

0

1101 00 15 9180

C01

EUR/t

0

1101 00 15 9190

EUR/t

1101 00 90 9000

EUR/t

1102 10 00 9500

A00

EUR/t

0

1102 10 00 9700

A00

EUR/t

0

1102 10 00 9900

EUR/t

1103 11 10 9200

A00

EUR/t

0

1103 11 10 9400

A00

EUR/t

0

1103 11 10 9900

EUR/t

1103 11 90 9200

A00

EUR/t

0

1103 11 90 9800

EUR/t

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.

C01

:

Alle derde landen met uitzondering van Albanië, Kroatië, Bosnië en Herzegovina, Montenegro, Servië, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Liechtenstein en Zwitserland.


30.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/57


VERORDENING (EG) Nr. 763/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2007

tot vaststelling van het op de restitutie voor granen toe te passen correctiebedrag

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 15, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 moet bij uitvoer van granen de op de dag van indiening van de aanvraag van een certificaat geldende restitutie op verzoek worden toegepast op uitvoer die tijdens de geldigheidsduur van het certificaat moet plaatsvinden. In dat geval kan op de restitutie een correctiebedrag worden toegepast.

(2)

Op grond van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (2) kan een correctiebedrag worden vastgesteld voor de in artikel 1, onder a), b) en c), van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde producten. Dit correctiebedrag moet worden berekend met inachtneming van de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 genoemde elementen.

(3)

Op grond van de situatie op de wereldmarkt of de specifieke eisen van bepaalde markten kan het noodzakelijk zijn het correctiebedrag naar gelang van de bestemming te differentiëren.

(4)

Het correctiebedrag moet volgens dezelfde procedure als de restitutie worden vastgesteld. Het kan tussentijds worden gewijzigd.

(5)

Uit de bovengenoemde bepalingen volgt dat het correctiebedrag moet worden vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het correctiebedrag op de vooraf vastgestelde restituties bij uitvoer van de in artikel 1, onder a), b) en c), van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde producten, met uitzondering van mout, wordt vastgesteld in de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).


BIJLAGE

bij de Verordening van de Commissie van 29 juni 2007 tot vaststelling van het op de restitutie voor granen toe te passen correctiebedrag

(in EUR/t)

Productcode

Bestemming

Lopend

7

1e term.

8

2e term.

9

3e term.

10

4e term.

11

5e term.

12

6e term.

1

1001 10 00 9200

1001 10 00 9400

A00

0

0

0

0

0

1001 90 91 9000

1001 90 99 9000

C01

0

0

0

0

0

1002 00 00 9000

A00

0

0

0

0

0

1003 00 10 9000

1003 00 90 9000

C02

0

0

0

0

0

1004 00 00 9200

1004 00 00 9400

C03

0

0

0

0

0

1005 10 90 9000

1005 90 00 9000

A00

0

0

0

0

0

1007 00 90 9000

1008 20 00 9000

1101 00 11 9000

1101 00 15 9100

C01

0

0

0

0

0

1101 00 15 9130

C01

0

0

0

0

0

1101 00 15 9150

C01

0

0

0

0

0

1101 00 15 9170

C01

0

0

0

0

0

1101 00 15 9180

C01

0

0

0

0

0

1101 00 15 9190

1101 00 90 9000

1102 10 00 9500

A00

0

0

0

0

0

1102 10 00 9700

A00

0

0

0

0

0

1102 10 00 9900

1103 11 10 9200

A00

0

0

0

0

0

1103 11 10 9400

A00

0

0

0

0

0

1103 11 10 9900

1103 11 90 9200

A00

0

0

0

0

0

1103 11 90 9800

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).

C01

:

Alle derde landen met uitzondering van Albanië, Kroatië, Bosnië en Herzegovina, Montenegro, Servië, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Liechtenstein en Zwitserland.

C02

:

Algerije, Saoedi Arabië, Bahrein, Egypte, de Verenigde Arabische Emiraten, Iran, Irak, Israël, Jordanië, Koeweit, Libanon, Libië, Marokko, Mauritanië, Oman, Qatar, Syrië, Tunesië en Jemen.

C03

:

Alle landen met uitzondering van Noorwegen, Zwitserland en Liechenstein.


30.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/59


VERORDENING (EG) Nr. 764/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2007

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor mout

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), inzonderheid op artikel 13, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor de in artikel 1 van die verordening genoemde producten en de prijzen van deze producten in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer.

(2)

De restituties moeten worden vastgesteld met inachtneming van de elementen als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (2).

(3)

Voor mout moet de restitutie worden berekend met inachtneming van de hoeveelheid granen benodigd voor de vervaardiging van de betreffende producten. Deze hoeveelheden zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1501/95.

(4)

De situatie op de wereldmarkt of de specifieke eisen van bepaalde markten voor zekere producten kunnen een differentiatie van de restitutie, naar gelang van de bestemming, nodig maken.

(5)

De restitutie moet eenmaal per maand worden vastgesteld. Zij kan in de tussentijd worden gewijzigd.

(6)

Bij toepassing van deze regelen op de huidige situatie in de sector granen en met name op de noteringen of prijzen van deze producten in de Gemeenschap en op de wereldmarkt, moet de restitutie op de in de bijlage vermelde bedragen worden vastgesteld.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties bij uitvoer van de in artikel 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde mout worden op de in de bijlage aangegeven bedragen vastgesteld.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 29 juni 2007 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor mout

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Bedrag van de restitutie

1107 10 19 9000

A00

EUR/t

0,00

1107 10 99 9000

A00

EUR/t

0,00

1107 20 00 9000

A00

EUR/t

0,00

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).


30.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/61


VERORDENING (EG) Nr. 765/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2007

tot vaststelling van het op de restitutie voor mout toe te passen correctiebedrag

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 15, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 moet bij uitvoer van granen de op de dag van indiening van de aanvraag van een certificaat geldende restitutie op verzoek worden toegepast op uitvoer die tijdens de geldigheidsduur van het certificaat moet plaatsvinden. In dat geval kan op de restitutie een correctiebedrag worden toegepast.

(2)

Op grond van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen (2), kan een correctiebedrag worden vastgesteld voor de in artikel 1, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde mout. Het correctiebedrag moet worden berekend met inachtneming van de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 genoemde elementen.

(3)

Uit de bovengenoemde bepalingen volgt dat het correctiebedrag moet worden vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het in artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde correctiebedrag dat van toepassing is op de vooraf vastgestelde restituties bij uitvoer van mout, wordt vastgesteld in de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 29 juni 2007 tot vaststelling van het op de restitutie voor mout toe te passen correctiebedrag

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).

(EUR/t)

Productcode

Bestemming

Lopend

7

1e term.

8

2e term.

9

3e term.

10

4e term.

11

5e term.

12

1107 10 11 9000

A00

0

0

0

0

0

0

1107 10 19 9000

A00

0

0

0

0

0

0

1107 10 91 9000

A00

0

0

0

0

0

0

1107 10 99 9000

A00

0

0

0

0

0

0

1107 20 00 9000

A00

0

0

0

0

0

0


(EUR/t)

Productcode

Bestemming

6e term.

1

7e term.

2

8e term.

3

9e term.

4

10e term.

5

11e term.

6

1107 10 11 9000

A00

0

0

0

0

0

0

1107 10 19 9000

A00

0

0

0

0

0

0

1107 10 91 9000

A00

0

0

0

0

0

0

1107 10 99 9000

A00

0

0

0

0

0

0

1107 20 00 9000

A00

0

0

0

0

0

0


30.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/63


VERORDENING (EG) Nr. 766/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2007

tot vaststelling van de restituties die gelden voor de in het kader van communautaire en nationale voedselhulpacties geleverde producten van de sectoren granen en rijst

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (2), en met name op artikel 14, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 2681/74 van de Raad van 21 oktober 1974 betreffende de communautaire financiering van de uitgaven in verband met de levering van landbouwproducten als voedselhulp (3) is bepaald dat het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie, het gedeelte van de uitgaven financiert dat overeenkomt met de desbetreffende restituties bij uitvoer die overeenkomstig de betrokken communautaire voorschriften zijn vastgesteld.

(2)

Om de opstelling en het beheer van de begroting voor de communautaire voedselhulpacties te vergemakkelijken en om de lidstaten in staat te stellen het bedrag van de communautaire deelname in de financiering van de nationale voedselhulpacties te kennen, moet het bedrag van de voor deze acties toegekende restituties worden vastgesteld.

(3)

De algemene voorschriften en de uitvoeringsbepalingen die in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 en artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1785/2003 voor de uitvoerrestituties zijn vastgesteld, zijn van overeenkomstige toepassing op bovenbedoelde transacties.

(4)

De specifieke criteria die in aanmerking moeten worden genomen bij de berekening van de uitvoerrestituties voor rijst zijn vastgesteld in artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1785/2003.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De geldende restituties voor de producten van de sectoren granen en rijst geleverd voor de communautaire en nationale voedselhulpacties, uitgevoerd in het kader van internationale verdragen of andere aanvullende programma's of die in het kader van andere communautaire acties gratis worden geleverd, worden vastgesteld overeenkomstig de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 797/2006 van de Commissie (PB L 144 van 31.5.2006, blz. 1).

(3)  PB L 288 van 25.10.1974, blz. 1.


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 29 juni 2007 tot vaststelling van de restituties die gelden voor de in het kader van communautaire en nationale voedselhulpacties geleverde producten van de sectoren granen en rijst

(EUR/t)

Productcode

Bedrag van de restitutie

1001 10 00 9400

0,00

1001 90 99 9000

0,00

1002 00 00 9000

0,00

1003 00 90 9000

0,00

1005 90 00 9000

0,00

1006 30 92 9100

0,00

1006 30 92 9900

0,00

1006 30 94 9100

0,00

1006 30 94 9900

0,00

1006 30 96 9100

0,00

1006 30 96 9900

0,00

1006 30 98 9100

0,00

1006 30 98 9900

0,00

1006 30 65 9900

0,00

1007 00 90 9000

0,00

1101 00 15 9100

0,00

1101 00 15 9130

0,00

1102 10 00 9500

0,00

1102 20 10 9200

8,96

1102 20 10 9400

7,68

1103 11 10 9200

0,00

1103 13 10 9100

11,52

1104 12 90 9100

0,00

NB: Productcodes: zie de Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.


30.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/65


VERORDENING (EG) Nr. 767/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2007

betreffende de 34e bijzondere inschrijving die wordt gehouden in het kader van de permanente openbare inschrijving als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1898/2005, hoofdstuk II

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1898/2005 van de Commissie van 9 november 2005 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad, wat betreft maatregelen voor de afzet van room, boter en boterconcentraat op de markt van de Gemeenschap (2) kunnen de interventiebureaus bepaalde hoeveelheden boter uit hun interventievoorraden verkopen door middel van een permanente openbare inschrijving en kunnen zij steun toekennen voor room, boter en boterconcentraat. In artikel 25 van die verordening is bepaald dat in het licht van de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen offertes een minimumverkoopprijs voor boter en een maximumbedrag van de steun voor room, boter en boterconcentraat worden vastgesteld. Voorts is bepaald dat die prijs of steun kan worden gedifferentieerd volgens de bestemming van de boter, het vetgehalte ervan en de bijmengingsmethode. Het bedrag van de in artikel 28 van Verordening (EG) nr. 1898/2005 bedoelde verwerkingszekerheid moet dienovereenkomstig worden vastgesteld.

(2)

Het onderzoek van de offertes heeft ertoe geleid geen gevolg te geven aan de inschrijving.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Aan de 34e bijzondere inschrijving die wordt gehouden in het kader van de permanente verkoop bij inschrijving als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1898/2005, hoofdstuk II, wordt geen gevolg gegeven.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 30 juni 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 308 van 25.11.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2107/2005 (PB L 337 van 22.12.2005, blz. 20).


30.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/66


VERORDENING (EG) Nr. 768/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2007

tot vaststelling van de minimumverkoopprijzen voor boter die gelden voor de 34e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving waarin Verordening (EG) nr. 1898/2005 voorziet

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1898/2005 van de Commissie van 9 november 2005 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad, wat betreft maatregelen voor de afzet van room, boter en boterconcentraat op de markt van de Gemeenschap (2) kunnen de interventiebureaus bepaalde hoeveelheden boter uit hun interventievoorraden verkopen door middel van een permanente openbare inschrijving en kunnen zij steun toekennen voor room, boter en boterconcentraat. In artikel 25 van die verordening is bepaald dat in het licht van de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen offertes een minimumverkoopprijs voor boter en een maximumbedrag van de steun voor room, boter en boterconcentraat worden vastgesteld. Voorts is bepaald dat die prijs of steun kan worden gedifferentieerd volgens de bestemming van de boter, het vetgehalte ervan en de bijmengingsmethode. Het bedrag van de in artikel 28 van Verordening (EG) nr. 1898/2005 bedoelde verwerkingszekerheid moet dienovereenkomstig worden vastgesteld.

(2)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de 34e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving waarin Verordening (EG) nr. 1898/2005 voorziet, worden de minimumverkoopprijzen voor boter uit de interventievoorraden en de bedragen van de verwerkingszekerheid zoals bedoeld in respectievelijk artikel 25 en artikel 28 van die verordening vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 30 juni 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 308 van 25.11.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2107/2005 (PB L 337 van 22.12.2005, blz. 20).


BIJLAGE

Minimumverkoopprijzen voor boter en bedragen van de verwerkingszekerheid voor de 34e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving waarin Verordening (EG) nr. 1898/2005 voorziet

(EUR/100 kg)

Formule

A

B

Bijmengingsmethode

Met verklikstoffen

Zonder verklikstoffen

Met verklikstoffen

Zonder verklikstoffen

Minimumverkoopprijs

Boter ≥ 82 %

In ongewijzigde staat

Concentraat

Verwerkingszekerheid

In ongewijzigde staat

Concentraat


30.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/68


VERORDENING (EG) Nr. 769/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2007

tot vaststelling van de minimumverkoopprijs voor boter voor de 66e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving als bedoeld in Verordening (EG) nr. 2771/1999

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10, onder c),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EG) nr. 2771/1999 van de Commissie van 16 december 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de interventiemaatregelen op de markt voor boter en room (2) hebben interventiebureaus bepaalde hoeveelheden boter die in hun bezit zijn, te koop aangeboden door middel van een permanente openbare inschrijving.

(2)

Krachtens artikel 24 bis van Verordening (EG) nr. 2771/1999 wordt op basis van de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen biedingen een minimumverkoopprijs vastgesteld of besloten geen boter toe te wijzen.

(3)

Gezien de ontvangen biedingen, dient een minimumverkoopprijs te worden vastgesteld.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de 66e bijzondere inschrijving op grond van Verordening (EG) nr. 2771/1999, waarvoor de termijn voor het indienen van biedingen is verstreken op 26 juni 2007, wordt de minimumverkoopprijs voor boter vastgesteld op 365,20 EUR/100 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 30 juni 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 van de Commissie (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 333 van 24.12.1999, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1802/2005 (PB L 290 van 4.11.2005, blz. 3).


30.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/69


VERORDENING (EG) Nr. 770/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2007

betreffende de toewijzing van rechten tot invoer voor aanvragen die zijn ingediend voor de periode van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 529/2007 geopende tariefcontingent voor bevroren rundvlees

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name op artikel 7, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 529/2007 van de Commissie van 11 mei 2007 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van bevroren rundvlees van GN-code 0202 en producten van GN-code 0206 29 91 (1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008) (3) is een tariefcontingent geopend voor de invoer van producten van de sector rundvlees.

(2)

De aanvragen voor rechten tot invoer die voor de periode van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008 zijn ingediend, hebben betrekking op een hoeveelheid die de beschikbare hoeveelheden overschrijdt. Bijgevolg dient door vaststelling van de op de aangevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt te worden bepaald in hoeverre de rechten tot invoer kunnen worden toegewezen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Op de aanvragen voor rechten tot invoer die in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 529/2007 vastgestelde contingent met het volgnummer 09.4003 zijn ingediend voor de periode van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008, wordt een toewijzingscoëfficiënt toegepast van 14,840062 %.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 30 juni 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 289/2007 (PB L 78 van 17.3.2007, blz. 17).

(3)  PB L 123 van 12.5.2007, blz. 26.


30.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/70


VERORDENING (EG) Nr. 771/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2007

betreffende de toewijzing van rechten tot invoer voor aanvragen die zijn ingediend voor de periode van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008 in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 545/2007 geopende tariefcontingenten voor bevroren rundvlees, bestemd voor verwerking

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name op artikel 7, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 545/2007 van de Commissie van 16 mei 2007 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van voor verwerking bestemd bevroren rundvlees (1 juli 2007-30 juni 2008) (3) is een tariefcontingent geopend voor de invoer van producten van de sector rundvlees.

(2)

De aanvragen voor rechten tot invoer die voor de periode van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008 zijn ingediend, hebben betrekking op hoeveelheden die de beschikbare hoeveelheden overschrijden. Bijgevolg dient door vaststelling van de op de aangevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt te worden bepaald in hoeverre de rechten tot invoer kunnen worden toegewezen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Op de aanvragen voor rechten tot invoer die op grond van Verordening (EG) nr. 545/2007 zijn ingediend voor de periode van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008, wordt een toewijzingscoëfficiënt toegepast van 5,206706 % voor de rechten tot invoer in het kader van het contingent met volgnummer 09.4057 en van 34,204866 % voor de rechten tot invoer in het kader van het contingent met volgnummer 09.4058.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 30 juni 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 289/2007 (PB L 78 van 17.3.2007, blz. 17).

(3)  PB L 129 van 17.5.2007, blz. 14.


RICHTLIJNEN

30.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/71


RICHTLIJN 2007/42/EG VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2007

inzake materialen en voorwerpen van folie van geregenereerde cellulose, bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen

(Voor de EER relevante tekst)

(Gecodificeerde versie)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen en houdende intrekking van de Richtlijnen 80/590/EEG en 89/109/EEG (1), inzonderheid op artikel 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 93/10/EEG van de Commissie van 15 maart 1993 inzake materialen en voorwerpen van folie van geregenereerde cellulose, bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen (2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (3). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.

(2)

De in deze richtlijn neer te leggen communautaire maatregelen zijn niet alleen noodzakelijk maar ook onmisbaar voor het bereiken van de doelstellingen van de interne markt, die niet door de lidstaten afzonderlijk kunnen worden verwezenlijkt. Bovendien werd het bereiken van die doelstellingen op het niveau van de Gemeenschap reeds in Verordening (EG) nr. 1935/2004 in het vooruitzicht gesteld.

(3)

Ter verwezenlijking van de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1935/2004 genoemde doelstelling was, in het geval van folies van geregenereerde cellulose, het juiste instrument een bijzondere richtlijn in de zin van artikel 5 van die verordening.

(4)

Kunstdarmen van geregenereerde cellulose dienen aan specifieke regelen te worden onderworpen.

(5)

De analysemethode betreffende de afwezigheid van migratie van de kleurstoffen dient later te worden uitgewerkt.

(6)

In afwachting van de uitwerking van zuiverheidscriteria en analysemethoden, dienen de nationale bepalingen van toepassing te blijven.

(7)

De vaststelling van een lijst van stoffen waarvan het gebruik is toegestaan, met vermelding van de grenswaarden hiervoor, is in dit geval in principe voldoende om de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1935/2004 genoemde doelstelling te verwezenlijken.

(8)

Bis(2-hydroxyethyl)ether (= diëthyleenglycol) en ethaandiol (= monoëthyleenglycol) kunnen echter in niet geringe hoeveelheden migreren in bepaalde levensmiddelen en het is derhalve beter, als preventieve maatregel ter voorkoming van deze mogelijkheid, definitief vast te stellen welke hoeveelheid van deze verbindingen aanwezig mag zijn in levensmiddelen die in aanraking komen met folie van geregenereerde cellulose.

(9)

Met het oog op de bescherming van de consumenten, is het wenselijk te voorkomen dat de bedrukte oppervlakken van geregenereerde cellulosefolie direct met levensmiddelen in aanraking komen.

(10)

Bij het beroepsmatig gebruik van folie van geregenereerde cellulose voor materialen en voorwerpen die bestemd zijn om met levensmiddelen in aanraking te komen, behalve wanneer deze gezien hun aard duidelijk voor deze toepassing bestemd zijn, dient de in artikel 16, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1935/2004 genoemde schriftelijke verklaring te worden afgegeven.

(11)

De regels voor folie van geregenereerde cellulose dienen duidelijk te zijn wat betreft de aard van de zijde die bestemd is om in aanraking te komen met levensmiddelen. De voorschriften voor folie van geregenereerde cellulose met laklagen bestaande uit kunststoffen dienen dan ook te verschillen van die voor folie van geregenereerde cellulose zonder laklaag of met een laklaag op basis van cellulose.

(12)

Bij de productie van alle typen van folie van geregenereerde cellulose, met inbegrip van folie van geregenereerde cellulose met een laklaag van kunststof, dienen alleen toegestane stoffen te worden gebruikt.

(13)

Bij folie van geregenereerde cellulose met een laklaag van kunststof bestaat de zijde die in aanraking komt met levensmiddelen, uit een materiaal dat vergelijkbaar is met materialen en voorwerpen van kunststof die bestemd zijn om met levensmiddelen in contact te komen. Het is dan ook zinvol dat de regels zoals bepaald in Richtlijn 2002/72/EG van de Commissie van 6 augustus 2002 inzake materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen (4), ook op deze folie van toepassing worden verklaard.

(14)

In het belang van de consistentie van de communautaire wetgeving dient de controle of met kunststof beklede folie van geregenereerde cellulose aan de in Richtlijn 2002/72/EG genoemde migratielimieten voldoen, te worden uitgeoefend overeenkomstig de regels vastgelegd in Richtlijn 82/711/EEG van de Raad van 18 oktober 1982 betreffende de basisregels voor de controle op migratie van bestanddelen van materialen en voorwerpen van kunststof bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen (5), en in Richtlijn 85/572/EEG van de Raad van 19 december 1985 tot vaststelling van de lijst van de simulatiestoffen waarvan gebruik moet worden gemaakt voor de controle op migratie van bestanddelen van materialen en voorwerpen van kunststof bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen (6).

(15)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid.

(16)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage III, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Deze richtlijn is een bijzondere richtlijn in de zin van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1935/2004.

2.   Deze richtlijn is van toepassing op folies van geregenereerde cellulose die voldoen aan de beschrijving van bijlage I, die bestemd zijn om in aanraking te komen, of overeenkomstig de bestemming ervan in aanraking zijn, met levensmiddelen en die:

a)

op zichzelf een eindproduct vormen, dan wel

b)

een onderdeel zijn van een eindproduct dat uit nog andere materialen bestaat.

3.   Deze richtlijn is niet van toepassing op kunstdarmen van geregenereerde cellulose.

Artikel 2

De in artikel 1, lid 2, bedoelde folie van geregenereerde cellulose dient tot een van de volgende typen te behoren:

a)

folie van geregenereerde cellulose zonder laklaag;

b)

folie van geregenereerde cellulose met een laklaag op basis van cellulose, of

c)

folie van geregenereerde cellulose met een laklaag op basis van kunststof.

Artikel 3

1.   De in artikel 2, onder a) en b), bedoelde folies van geregenereerde cellulose worden geproduceerd met gebruikmaking van uitsluitend de stoffen of groepen stoffen die in bijlage II worden genoemd, met inachtneming van de in die bijlage aangegeven beperkingen.

2.   In afwijking van lid 1 is het gebruik van andere stoffen dan de in bijlage II genoemde, toegestaan wanneer deze stoffen als kleurstoffen (verfstoffen of pigmenten) of als hechtmiddelen worden gebruikt en voor zover er geen migratie van deze stoffen in of op de levensmiddelen aantoonbaar is met een gevalideerde methode.

Artikel 4

1.   De in artikel 2, onder c), bedoelde folie van geregenereerde cellulose wordt geproduceerd, voorafgaande aan het aanbrengen van de laklaag, met gebruikmaking van uitsluitend de stoffen of groepen stoffen die in het eerste deel van bijlage II worden genoemd, met inachtneming van de in die bijlage aangegeven beperkingen.

2.   De op de in lid 1 bedoelde folie van geregenereerde cellulose aangebrachte laklaag wordt geproduceerd met gebruikmaking van uitsluitend de stoffen of groepen stoffen die in het eerste deel van de bijlagen II tot en met VI van Richtlijn 2002/72/EG worden genoemd, met inachtneming van de in die bijlagen aangegeven beperkingen.

3.   Onverminderd lid 1 dienen materialen en voorwerpen vervaardigd van folie van geregenereerde cellulose, zoals bedoeld in artikel 2, onder c), te voldoen aan de artikelen 2, 7 en 8 van Richtlijn 2002/72/EG.

Artikel 5

De bedrukte zijde van folies van geregenereerde cellulose mag niet in aanraking komen met levensmiddelen.

Artikel 6

1.   Materialen en voorwerpen van folie van geregenereerde cellulose, die zijn bedoeld om in aanraking te worden gebracht met levensmiddelen, dienen, wanneer zij worden verkocht en deze verkoop niet in de detailhandel plaatsvindt, vergezeld te zijn van een schriftelijke verklaring overeenkomstig artikel 16, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1935/2004.

2.   Lid 1 is niet van toepassing op materialen en voorwerpen van folie van geregenereerde cellulose die naar hun aard duidelijk zijn bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen.

3.   Indien bijzondere gebruiksvoorwaarden worden vermeld, wordt het materiaal of voorwerp van folie van geregenereerde cellulose dienovereenkomstig geëtiketteerd.

Artikel 7

Richtlijn 93/10/EEG, zoals gewijzigd bij in bijlage III, deel A, genoemde richtlijnen, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage III, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IV.

Artikel 8

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 9

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2007.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 338 van 13.11.2004, blz. 4.

(2)  PB L 93 van 17.4.1993, blz. 27. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/14/EG (PB L 27 van 30.1.2004, blz. 48).

(3)  Zie bijlage III, deel A.

(4)  PB L 220 van 15.8.2002, blz. 18. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/19/EG (PB L 91 van 31.3.2007, blz. 17).

(5)  PB L 297 van 23.10.1982, blz. 26. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/48/EG van de Commissie (PB L 222 van 12.8.1997, blz. 10).

(6)  PB L 372 van 31.12.1985, blz. 14. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/19/EG.


BIJLAGE I

BESCHRIJVING VAN FOLIE VAN GEREGENEREERDE CELLULOSE

Folie van geregenereerde cellulose is een folie verkregen uit gezuiverde cellulose afkomstig van niet-gerecycleerd hout of katoen. Om technische redenen kunnen passende stoffen in de massa of aan het oppervlak worden toegevoegd. Folies van geregenereerde cellulose kunnen aan één zijde of aan beide zijden van een laklaag zijn voorzien.


BIJLAGE II

LIJST VAN STOFFEN DIE ZIJN TOEGESTAAN VOOR DE VERVAARDIGING VAN FOLIES VAN GEREGENEREERDE CELLULOSE

NB:

De percentages genoemd in het eerste en het tweede deel van deze bijlage zijn uitgedrukt in gewichtspercenten (m/m) en berekend op de folie als bestaand uit watervrije geregenereerde cellulose, zonder laklaag.

De gebruikelijke technische benamingen zijn tussen vierkante haken vermeld.

De in de lijst opgenomen stoffen dienen van een goede technische kwaliteit te zijn, waar het de zuiverheidscriteria betreft.

EERSTE DEEL

Niet van een laklaag voorziene folie van geregenereerde cellulose

Naam

Beperkingen

A.

Geregenereerde cellulose

Ten minste 72 % (m/m)

B.   

Hulpstoffen

1.

Vochtregelende middelen

Ten hoogste 27 % (m/m) in totaal

Bis(2-hydroxyethyl)ether [= diethyleenglycol]

Alleen toegestaan indien de folie van een laklaag voorzien wordt en niet in contact komt met vochtige levensmiddelen, d.w.z. levensmiddelen die geen fysisch vrij water aan het oppervlak bevatten. In totaal mag in levensmiddelen die met deze soort foliën in contact komen niet meer dan 30 mg bis(2-hydroxyethyl)ether ethaandiol per kg levensmiddel aanwezig zijn.

Ethaandiol [= monoethyleenglycol]

1,3-butaandiol

 

Glycerol

 

1,2-propaandiol [= 1,2-propyleenglycol]

 

Polyetheenoxide [= polyethyleenglycol]

Gemiddeld molecuulgewicht van 250 tot 1 200

1,2-polypropeenoxide

[= 1,2-polypropyleenglycol]

Gemiddeld molecuulgewicht ten hoogste 400 en een gehalte aan 1,3 propaandiol in de stof van minder dan 1 % (m/m)

Sorbitol

 

Tetraethyleenglycol

 

Triethyleenglycol

 

Ureum

 

2.

Andere hulpstoffen

Ten hoogste 1 % (m/m) in totaal

1e klasse

Totale hoeveelheid stof of groep stoffen bij elk streepje ten hoogste 2 mg/dm2 folie zonder laklaag

Azijnzuur en de ammonium-, calcium-, magnesium-, kalium- en natriumzouten daarvan

 

Ascorbinezuur en de ammonium-, calcium-, magnesium-, kalium- en natriumzouten daarvan

 

Benzoëzuur en het natriumzout daarvan

 

Mierenzuur en de ammonium-, calcium-, magnesium-, kalium- en natriumzouten daarvan

 

Vetzuren, onvertakte, verzadigde of onverzadigde, met een even aantal koolstofatomen, C8-C20, inclusief beheen- en ricinolzuren en de ammonium-, calcium-, magnesium-, kalium-, natrium-, aluminium- en zinkzouten daarvan

 

Citroenzuur, d- en 1-melkzuur, maleïnezuur, l-wijnsteenzuur, en de natrium- en kaliumzouten daarvan

 

Sorbinezuur en de ammonium-, calcium-, magnesium-, kalium- en natriumzouten daarvan

 

Amiden van vetzuren, onvertakte, verzadigde of onverzadigde, met een even aantal koolstofatomen, C8-C20, inclusief de amiden van beheenzuur en ricinolzuur

 

Voedingszetmeel en -bloem

 

Voedingszetmeel en -bloem, chemisch gemodificeerd

 

Amylose

 

Calcium- en magnesiumcarbonaat en calcium- en magnesiumchloride

 

Vetzuren, onvertakte, verzadigde of onverzadigde, met een even aantal koolstofatomen, C8-C20 veresterd met glycerol en/of adipine-, citroen-, 12-hydroxystearine- (oxystearine) en ricinolzuur

 

Vetzuren, onvertakte, verzadigde of onverzadigde, met een even aantal koolstofatomen, C8-C20, veresterd met polyetheenoxide (8-14 etheenoxidegroepen)

 

Vetzuren, onvertakte, verzadigde en onverzadigde, met een even aantal koolstofatomen, C8-C20, veresterd met sorbitol

 

Stearinezuur, mono- en diesters van ethaandiol en/of bis(2-hydroxyethyl)ether en/of triethyleenglycol

 

Oxiden en hydroxiden van aluminium, calcium, magnesium en silicium en silicaten en gehydrateerde silicaten van aluminium, calcium, magnesium en kalium

 

Polyetheenoxide [= polyethyleenglycol]

Gemiddeld molecuulgewicht tussen 1 200 en 4 000

Natriumpropionaat

 

2e klasse

In totaal ten hoogste 1 mg/dm2 folie zonder laklaag en behoudens speciale vermelding mag de totale hoeveelheid van elk bestanddeel of groep van bestanddelen 0,2 mg/dm2 folie zonder laklaag niet overschrijden

Alkyl(C8-C18)benzeensulfonaten, natriumzouten

 

Isopropylnaftaleensulfonaat, natriumzouten

 

Alkyl(C8-C18)sulfaten, natriumzouten

 

Alkyl(C8-C18)sulfonaten, natriumzouten

 

Dioctylsulfosuccinaat, natriumzout

 

Distearaat van dihydroxyethyldiethyleentriamine- monoacetaat

Ten hoogste 0,05 mg/dm2 folie zonder laklaag

Laurylsulfaat, ammonium-, magnesium- en kaliumzouten

 

N,N′-distearoyldiaminoethaan, N,N′-dipalmitoyldiaminoethaan en N,N′-dioleoyldiaminoethaan

 

2-Heptadecyl-4,4-bis (methyleenstearaat)oxazoline

 

Polyethyleenaminostearamideethylsulfaat

Ten hoogste 0,1 mg/dm2 folie zonder laklaag

3e klasse — Verankeringsmiddelen

Totale hoeveelheid stoffen ten hoogste 1 mg/dm2 folie zonder laklaag

Melamine-formaldehydecondensatieproducten, al dan niet chemisch gemodificeerd met een of meer van de volgende stoffen:

butanol, diethyleentriamine, ethanol, triëthyleentetramine, tetraethyleenpentamine, tris(2-hydroxyethyl)amine, 3,3′-diaminodipropylamine, 4,4′-diaminodibutylamine

Gehalte aan vrij formaldehyde ten hoogste 0,5 mg/dm2 folie zonder laklaag

Gehalte aan vrij melamine ten hoogste 0,3 mg/dm2 folie zonder laklaag

Melamine-ureum-formaldehydecondensatieproducten gemodificeerd met tris(2-hydroxyethyl)amine

Gehalte aan vrij formaldehyde ten hoogste 0,5 mg/dm2 folie zonder laklaag

Gehalte aan vrij melamine ten hoogste 0,3 mg/dm2 folie zonder laklaag

Kationische, verknoopte polyalkeenaminen:

a)

polyamide-epichloorhydrineharsen, verkregen door reactie van diaminopropylmethylamine en epichloorhydrine

b)

polyamide-epichloorhydrineharsen, verkregen door reactie van epichloorhydrine, adipinezuur, caprolactam, diethyleentriamine en/of ethyleendiamine

c)

polyamide-epichloorhydrineharsen, verkregen door reactie van adipinezuur, diethyleentriamine en epichloorhydrine of een mengsel van epichloorhydrine en ammoniak

d)

polyamide-polyamine-epichloorhydrineharsen, verkregen door reactie van dimethyladipaat en diethyleentriamine en epichloorhydrine

e)

polyamide-polyamine-epichloorhydrineharsen, verkregen door reactie van adipinezuuramide en diaminopropylmethylamine en epichloorhydrine

Overeenkomstig richtlijnen van de Gemeenschap en, bij afwezigheid daarvan, de nationale wetgeving, in afwachting van de vaststelling van richtlijnen van de Gemeenschap

Polyetheenaminen en polyetheeniminen

Ten hoogste 0,75 mg/dm2 folie zonder laklaag

Ureumformaldehydecondensatieproducten, al dan niet chemisch gemodificeerd met een of meer van de volgende stoffen:

aminomethylsulfonzuur, sulfanilzuur, butanol, diaminobutaan, diaminodiethylamine, diaminodipropylamine, diaminopropaan, diethyleentriamine, ethanol, guanidine, methanol, tetraethyleenpentamine, triethyleentetramine, natriumsulfiet

Gehalte aan vrij formaldehyde ten hoogste 0,5 mg/dm2 folie zonder laklaag

4e klasse

Totale hoeveelheid stoffen ten hoogste 0,01 mg/dm2 folie zonder laklaag

Reactieproducten van aminen van voedingsoliën en polyetheenoxide

 

Laurylsulfaat, 2-hydroxyethylaminezout

 


TWEEDE DEEL

Van een laklaag voorziene folie van geregenereerde cellulose

Naam

Beperkingen

A.

Geregenereerde cellulose

Zie eerste deel

B.

Hulpstoffen

Zie eerste deel

C.   

Laklaag

1.

Polymeren

Totale hoeveelheid stoffen ten hoogste 50 mg/dm2 laklaag op de zijde in contact met levensmiddelen

Methyl-, hydroxypropyl-, ethyl- en hydroxyethylcellulose

 

Cellulosenitraat

Ten hoogste 20 mg/dm2 laklaag op de zijde in contact met levensmiddelen; stikstofgehalte cellulosenitraat 10,8-12,2 % (m/m)

2.

Harsen

De totale hoeveelheid stoffen mag niet meer zijn dan 12,5 mg/dm2 laklaag op de zijde in contact met levensmiddelen en mag slechts worden gebruikt voor de vervaardiging van folie van geregenereerde cellulose met een laklaag op basis van cellulosenitraat

Caseïne

 

Colofonium, al dan niet gemodificeerd door polymerisatie, hydrogenering, disproportionering en al dan niet veresterd met methanol, ethanol, meerwaardige alcoholen C2-C6 of met een mengsel van deze alcoholen

 

Colofonium, al dan niet gemodificeerd door polymerisatie, hydrogenering, disproportionering of reactie met een of meer van de volgende stoffen: acrylzuur, maleïnezuur, citroenzuur, fumaarzuur en/of ftaalzuur en/of 2,2-bis(4-hydroxyfenyl)propaan en/of formaldehyde en al dan niet veresterd met methanol, ethanol, meerwaardige alcoholen C2-C6 of met een mengsel van deze alcoholen

 

Esters van bis(2-hydroxyethyl)ether met additieproducten van beta-pineen en/of dipenteen en/of diterpeen en maleïnezuuranhydride

 

Voedingsgelatine

 

Ricinusolie, al dan niet gehydrogeneerd of gedehydrateerd en zijn condensatieproducten met polyglycerol, adipine-, citroen-, maleïne-, ftaal- en sebacinezuur

 

Natuurlijke harsen [= damar]

 

Poly-beta-pineen [= terpeenharsen]

 

Ureumformaldehydeharsen (zie verankeringsmiddelen)

 

3.

Weekmakers

Totale hoeveelheid stoffen ten hoogste 6 mg/dm2 laklaag op de zijde in contact met levensmiddelen

Acetyltributylcitraat

 

Acetyltris(2-ethylhexyl)citraat

 

Di-isobutyladipaat

 

Di-n-butyladipaat

 

Di-n-hexylazelaat

 

Dicyclohexylftalaat

Ten hoogste 4,0 mg/dm2 laklaag op de zijde in contact met levensmiddelen

Difenyl-2-ethylhexylfosfaat synoniem: ester van fosforzuur difenyl-2-ethylhexyl

De hoeveelheid difenyl-2-ethylhexylfosfaat mag niet meer zijn dan:

a)

2,4 mg/kg van de levensmiddelen die met dit type folie in contact komen, of

b)

0,4 mg/dm2 in de laklaag op de zijde in contact met levensmiddelen

Glycerolmonoacetaat [= monoacetin]

 

Glyceroldiacetaat [= diacetin]

 

Glyceroltriacetaat [= triacetin]

 

Dibutylsebacaat

 

Di-n-butyltartraat

 

Di-isobutyltartraat

 

4.

Andere hulpstoffen

Totale hoeveelheid stoffen ten hoogste 6,0 mg/dm2 in de folie van geregenereerde cellulose zonder laklaag, inclusief de laklaag op de zijde in contact met levensmiddelen

4.1.

In het eerste deel opgenomen hulpstoffen

Dezelfde beperkingen als in het eerste deel (de hoeveelheden in mg/dm2 hebben echter betrekking op de folie van geregenereerde cellulose zonder laklaag, inclusief de laklaag op de zijde in contact met levensmiddelen)

4.2.

Specifieke hulpstoffen voor de laklaag

De hoeveelheid stof of groep stoffen bij elk streepje ten hoogste 2 mg/dm2 laklaag op de zijde in contact met levensmiddelen (tenzij een lagere grenswaarde is gespecificeerd)

1-Hexadecanol en 1-octadecanol

 

Vetzuren, onvertakte, verzadigde of onverzadigde, met een even aantal koolstofatomen, C8-C20 en/of ricinolzuur, veresterd met ethyl-, butyl-, amyl- en oleylalcohol

 

Montaanwas, bestaande uit zuivere montaanzuren (C26-C32) en/of esters met ethaandiol en/of 1,3-butaandiol en/of calcium- en kaliumzouten van deze zuren

 

Carnaubawas

 

Bijenwas

 

Espartowas

 

Candelillawas

 

Dimethylpolysiloxaan

Ten hoogste 1 mg/dm2 laklaag op de zijde in contact met levensmiddelen

Geëpoxideerde sojaolie met een oxiraangehalte tussen 6 en 8 %

 

Geraffineerde paraffine en microkristallijne wassen

 

Pentaerythritoltetrastearaat

 

Mono- en bis(octadecyldietheenoxy)fosfaat

Ten hoogste 0,2 mg/dm2 laklaag op de zijde in contact met levensmiddelen

Vetzuren, alifatische (C8-C20), veresterd met mono- of bis(2-hydroxyethyl)amine

 

2- en 3-tert-butyl-4-hydroxyanisool

[= butylhydroxyanisool = BHA]

Ten hoogste 0,06 mg/dm2 laklaag op de zijde in contact met levensmiddelen

2,6-di-tert-butyl-4-methylfenol

[= butylhydroxytolueen = BHT]

Ten hoogste 0,06 mg/dm2 laklaag op de zijde in contact met levensmiddelen

Di-n-octyltin-bis(2-ethylhexyl)maleaat

Ten hoogste 0,06 mg/dm2 laklaag op de zijde in contact met levensmiddelen

5.

Oplosmiddelen

Totale hoeveelheid stoffen ten hoogste 0,6 mg/dm2 laklaag op de zijde in contact met levensmiddelen

Butylacetaat

 

Ethylacetaat

 

Isobutylacetaat

 

Isopropylacetaat

 

Propylacetaat

 

Aceton

 

1-butanol

 

Ethanol

 

2-butanol

 

2-propanol

 

1-propanol

 

Cyclohexaan

 

Ethyleenglycolmonobutylether

 

Ethyleenglycolmonobutyletheracetaat

 

Methylethylketon

 

Methylisobutylketon

 

Tetrahydrofuraan

 

Tolueen

Ten hoogste 0,06 mg/dm2 laklaag op de zijde in contact met levensmiddelen


BIJLAGE III

DEEL A

Ingetrokken richtlijn met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

(bedoeld in artikel 7)

Richtlijn 93/10/EEG van de Commissie

(PB L 93 van 17.4.1993, blz. 27).

Richtlijn 93/111/EG van de Commissie

(PB L 310 van 14.12.1993, blz. 41).

Richtlijn 2004/14/EG van de Commissie

(PB L 27 van 30.1.2004, blz. 48).

DEEL B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing

(bedoeld in artikel 7)

Richtlijn

Omzettingstermijn

Toepassingsdatum

93/10/EEG

1 januari 1994

1 januari 1994 (1)

1 januari 1994 (2)

1 januari 1995 (3)

93/111/EG

2004/14/EG

29 juli 2005

29 juli 2005 (4)

29 januari 2006 (5)


(1)  Overeenkomstig artikel 5, lid 1, eerste streepje, van Richtlijn 93/10/EEG: „De lidstaten staan met ingang van 1 januari 1994 de handel in en het gebruik van folie van geregenereerde cellulose die bestemd is om met levensmiddelen in aanraking te komen en die aan deze richtlijn voldoet, toe.”.

(2)  Overeenkomstig artikel 5, lid 1, tweede streepje, van Richtlijn 93/10/EEG: „De lidstaten verbieden met ingang van 1 januari 1994 de handel in en het gebruik van folie van geregenereerde cellulose die bestemd is om met levensmiddelen in aanraking te komen en die niet aan deze noch aan Richtlijn 83/229/EEG voldoet, met uitzondering van folie waarvoor krachtens Richtlijn 92/15/EEG met ingang van 1 juli 1994 een verbod geldt.”.

(3)  Overeenkomstig artikel 5, lid 1, derde streepje van Richtlijn 93/10/EEG: „De lidstaten verbieden met ingang van 1 januari 1995 de handel in en het gebruik van folie van geregenereerde cellulose die bestemd is om met levensmiddelen in aanraking te komen en die niet aan deze richtlijn voldoet maar aan Richtlijn 83/229/EEG voldeed.”.

(4)  Overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder a), van Richtlijn 2004/14/EG: „De lidstaten passen deze bepalingen zodanig toe dat met ingang van 29 juli 2005 de handel in en het gebruik van folie van geregenereerde cellulose die bestemd is om met levensmiddelen in aanraking te komen en die aan deze richtlijn voldoet, is toegestaan.”.

(5)  Overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder b), van Richtlijn 2004/14/EG: „De lidstaten passen deze bepalingen zodanig toe dat met ingang van 29 januari 2006 de productie en de invoer in de Gemeenschap van geregenereerde cellulose die bestemd is om met levensmiddelen in aanraking te komen en die niet aan deze richtlijn voldoet, verboden zijn.”.


BIJLAGE IV

Concordantietabel

Richtlijn 93/10/EEG

De onderhavige richtlijn

Artikel 1, leden 1 en 2

Artikel 1, leden 1 en 2

Artikel 1, lid 3, aanhef, onder b)

Artikel 1, lid 3

Artikel 1 bis

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 2 bis

Artikel 4

Artikel 3

Artikel 5

Artikel 4

Artikel 6

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 7

Artikel 9

Bijlage I

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage II

Bijlage III

Bijlage III

Bijlage IV


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Commissie

30.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/83


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2007

tot rectificatie van Richtlijn 2006/132/EG tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde procymidon op te nemen als werkzame stof

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 3066)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/452/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 6, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2006/132/EG van de Commissie (2) bevat een fout die moet worden gerectificeerd, namelijk een vermelding in gram in plaats van kilogram in de bijlage.

(2)

Het is nodig dat die rectificatie van kracht wordt vanaf de datum van inwerkingtreding van Richtlijn 2006/132/EG. Deze terugwerkende kracht is niet in strijd met de rechten van enige personen.

(3)

De in deze beschikking vervatte maatregel is in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

In de bijlage bij Richtlijn 2006/132/EG wordt in de kolom „Specifieke bepalingen” het derde streepje vervangen door:

„—

0,75 kg werkzame stof per hectare en per toepassing”.

Artikel 2

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 1 januari 2007.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2007.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/31/EG van de Commissie (PB L 140 van 1.6.2007, blz. 44).

(2)  PB L 349 van 12.12.2006, blz. 22.


30.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/84


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2007

tot vaststelling van de BSE-status van lidstaten, derde landen of gebieden daarvan naar gelang van hun BSE-risico

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 3114)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/453/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (1), en met name op artikel 5, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE's) bij dieren. Volgens artikel 1 van die verordening is zij van toepassing op de productie en het in de handel brengen van levende dieren en producten van dierlijke oorsprong. Daartoe moet de BSE-status (BSE: boviene spongiforme encefalopathie) van lidstaten, derde landen of gebieden daarvan („landen of gebieden”) worden vastgesteld door het land of gebied overeenkomstig artikel 5, lid 1, van die verordening afhankelijk van het BSE-risico in te delen in een van de drie categorieën.

(2)

Een indeling van landen of gebieden naar het BSE-risico heeft tot doel voor elke BSE-risicocategorie handelsregels vast te stellen die de nodige garanties bieden voor de bescherming van de gezondheid van mens en dier.

(3)

Bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat de voorschriften voor de intracommunautaire handel en bijlage IX bij die verordening de voorschriften voor invoer in de Gemeenschap. Die voorschriften zijn gebaseerd op de Terrestrial Animal Health Code (gezondheidscode voor landdieren) van de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE).

(4)

De OIE speelt een vooraanstaande rol bij de indeling van landen of gebieden naar BSE-risico.

(5)

Op de algemene vergadering van de OIE van mei 2007 is een resolutie over de BSE-status van verschillende landen aangenomen. In afwachting van een definitieve beslissing over de BSE-status van de lidstaten moeten zij gezien de geharmoniseerde, strenge beschermende maatregelen tegen BSE die in de Gemeenschap worden toegepast, voorlopig als landen met een gecontroleerd BSE-risico worden aangemerkt.

(6)

Bovendien moeten Noorwegen en IJsland, in afwachting van een definitieve beslissing over de BSE-status van deze landen, gezien de resultaten van de meest recente risicobeoordelingen met betrekking tot die derde landen, voorlopig als landen met een gecontroleerd BSE-risico worden aangemerkt.

(7)

Krachtens artikel 23 van Verordening (EG) nr. 999/2001 zijn overgangsmaatregelen vastgesteld die op 1 juli 2007 aflopen. Die maatregelen moeten worden ingetrokken zodra overeenkomstig artikel 5 van die verordening een beslissing over de indeling is genomen. Vóór genoemde datum moet dus een beslissing over de indeling van landen of gebieden naar BSE-risico worden genomen.

(8)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De BSE-status van landen of gebieden naar gelang van hun BSE-risico is in de bijlage aangegeven.

Artikel 2

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 1 juli 2007.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2007.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1923/2006 (PB L 404 van 30.12.2006, blz. 1).


BIJLAGE

LIJST VAN LANDEN OF GEBIEDEN

A.   Landen of gebieden met een verwaarloosbaar BSE-risico

Argentinië

Australië

Nieuw-Zeeland

Singapore

Uruguay

B.   Landen of gebieden met een gecontroleerd BSE-risico

De lidstaten

België, Bulgarije, Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Estland, Ierland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Cyprus, Letland, Litouwen, Luxemburg, Hongarije, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk

EVA-landen

IJsland, Noorwegen, Zwitserland

Derde landen

Brazilië

Canada

Chili

Taiwan

Verenigde Staten van Amerika

C.   Landen of gebieden met een onbepaald BSE-risico

Niet onder A of B in deze bijlage opgenomen landen of gebieden.


30.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/87


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2007

tot wijziging van Beschikking 2006/415/EG betreffende bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 bij pluimvee in de Gemeenschap

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 3183)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/454/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name op artikel 9, lid 4,

Gelet op Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name op artikel 10, lid 4,

Gelet op Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40/EEG (3), en met name op artikel 63, lid 3, en artikel 66, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2005/94/EG bevat een aantal preventieve maatregelen inzake het toezicht op en de vroegtijdige detectie van aviaire influenza en geeft aan welke bestrijdingsmaatregelen minimaal genomen moeten worden bij een uitbraak van aviaire influenza bij pluimvee en andere in gevangenschap levende vogels. Volgens Richtlijn 2005/94/EG moeten uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld die als gevolg van de epizoötiologische situatie benodigd zijn ter aanvulling van de minimale bestrijdingsmaatregelen overeenkomstig die richtlijn. Die richtlijn moet uiterlijk op 1 juli 2007 door de lidstaten in intern recht zijn omgezet.

(2)

Beschikking 2006/415/EG van de Commissie van 14 juni 2006 betreffende bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 bij pluimvee in de Gemeenschap en tot intrekking van Beschikking 2006/135/EG (4) bevat bepaalde beschermende maatregelen om de verspreiding van die ziekte te voorkomen, onder meer door het instellen van gebieden A en B na een vermoedelijke of bevestigde uitbraak van de ziekte. Die gebieden staan in de bijlage bij Beschikking 2006/415/EG vermeld en omvatten delen van Tsjechië, Hongarije en het Verenigd Koninkrijk. Die beschikking is van toepassing tot en met 30 juni 2007.

(3)

Beschikking 2006/416/EG van de Commissie van 14 juni 2006 betreffende bepaalde overgangsmaatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels in de Gemeenschap (5) bevat maatregelen die moeten worden genomen door lidstaten die de bepalingen van Richtlijn 2005/94/EG nog niet volledig hebben omgezet. Die beschikking is van toepassing tot en met 30 juni 2007. Daar Richtlijn 2005/94/EG op 1 juli 2007 door de lidstaten in intern recht moet zijn omgezet, komen de maatregelen van die richtlijn in de plaats van de nu geldende maatregelen van Beschikking 2006/416/EG.

(4)

Aangezien zich nog steeds uitbraken van aviaire influenza van het subtype H5N1 voordoen, moeten de maatregelen van Beschikking 2006/415/EG van toepassing blijven wanneer dat virus in pluimvee wordt aangetroffen, ter aanvulling van de maatregelen van Richtlijn 2005/94/EG.

(5)

In verband met deze epizoötiologische situatie moet de geldigheidsduur van Beschikking 2006/415/EG tot en met 30 juni 2008 worden verlengd.

(6)

Bovendien moeten de verwijzingen in Beschikking 2006/415/EG naar Beschikking 2006/416/EG worden vervangen door verwijzingen naar Richtlijn 2005/94/EG.

(7)

Beschikking 2006/415/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Beschikking 2006/415/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1, lid 2, komt als volgt te luiden:

„2.   De in deze beschikking vastgestelde maatregelen zijn van toepassing onverminderd de maatregelen die bij een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee overeenkomstig Richtlijn 2005/94/EG genomen moeten worden.”.

2)

Artikel 3 komt als volgt te luiden:

„Artikel 3

Gebieden A en B

1.   Het in deel A van de bijlage vermelde gebied („gebied A”) wordt aangemerkt als hoogrisicogebied, bestaande uit de overeenkomstig artikel 16 van Richtlijn 2005/94/EG ingestelde beschermings- en toezichtsgebieden.

2.   Het in deel B van de bijlage vermelde gebied („gebied B”) wordt aangemerkt als laagrisicogebied, dat het hele of delen van het overeenkomstig artikel 16 van Richtlijn 2005/94/EG ingestelde verdere beperkingsgebied kan omvatten en dat gelegen is tussen gebied A en het ziektevrije deel van de getroffen lidstaat, voor zover dat er is, of buurlanden.”.

3)

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 komt als volgt te luiden:

„1.   Onmiddellijk na een vermoedelijke of bevestigde uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza veroorzaakt door het hoogpathogene influenza A-virus van subtype H5 waarvan wordt vermoed of is bevestigd dat het neuraminidasetype N1 is, stelt de getroffen lidstaat:

a)

gebied A in, rekening houdend met de wettelijke vereisten van artikel 16 van Richtlijn 2005/94/EG;

b)

gebied B in, rekening houdend met factoren van geografische, administratieve, ecologische en epizoötiologische aard in verband met aviaire influenza.

De getroffen lidstaat stelt de Commissie, de andere lidstaten en zo nodig de bevolking van de instelling van de gebieden A en B in kennis.”;

b)

artikel 4, lid 4, onder b), punt i), komt als volgt te luiden:

„i)

gedurende minimaal 21 dagen in het beschermingsgebied en 30 dagen in het toezichtsgebied gerekend vanaf de datum van voltooiing van de voorbereidende reinigings- en ontsmettingswerkzaamheden op het bedrijf waar een uitbraak is bevestigd overeenkomstig artikel 11, lid 8, van Richtlijn 2005/94/EG, en tevens”.

4)

In artikel 5 komt de inleidende zin als volgt te luiden:

„Naast de beperkingen op het vervoer van pluimvee, andere in gevangenschap levende vogels en broedeieren en producten van die dieren als bedoeld in Richtlijn 2005/94/EG voor bedrijven in de beschermings-, toezichts- en verdere beperkingsgebieden, zorgt de getroffen lidstaat ervoor dat er:”.

5)

In artikel 12 wordt de datum „30 juni 2007” vervangen door „30 juni 2008”.

6)

In de bijlage wordt de datum „30 juni 2007” vervangen door „22 juli 2007”.

Artikel 2

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 1 juli 2007.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2007.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/41/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 157 van 30.4.2004, blz. 33; rectificatie in PB L 195 van 2.6.2004, blz. 12).

(2)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/33/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 315 van 19.11.2002, blz. 14).

(3)  PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16.

(4)  PB L 164 van 16.6.2006, blz. 51. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/434/EG (PB L 161 van 22.6.2007, blz. 70).

(5)  PB L 164 van 16.6.2006, blz. 61. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 2007/119/EG (PB L 51 van 20.2.2007, blz. 22).


III Besluiten op grond van het EU-Verdrag

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

30.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/89


BESLUIT 2007/455/GBVB VAN DE RAAD

van 25 juni 2007

tot uitvoering van Gemeenschappelijk Standpunt 2004/161/GBVB houdende verlenging van beperkende maatregelen tegen Zimbabwe

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op Gemeenschappelijk Standpunt 2004/161/GBVB (1), en met name op artikel 6 ervan, juncto artikel 23, lid 2, tweede streepje, van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Door middel van Gemeenschappelijk Standpunt 2004/161/GBVB heeft de Raad, onder meer, maatregelen genomen om de binnenkomst op of de doorreis via het grondgebied van de lidstaten te beletten van personen die zich schuldig maken aan activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat in Zimbabwe ernstig ondermijnen, alsmede om de tegoeden en economische middelen van die personen te bevriezen.

(2)

Ingevolge het recente geweld van de regering van Zimbabwe tegen aanhangers van de oppositie en de specifieke rol van de politie bij deze gebeurtenissen, moeten de namen van de adjunct-commissaris van politie, bevoegd voor de openbare orde, en de hoofdadjunctcommissaris van politie, bevoegd voor Harare, worden toegevoegd aan de lijst in de bijlage van Gemeenschappelijk Standpunt 2004/161/GBVB.

(3)

Tevens dienen meer gedetailleerde redenen te worden verstrekt in verband met de in die bijlage opgenomen personen.

(4)

De bijlage van Gemeenschappelijk Standpunt 2004/161/GBVB dient daarom te worden geactualiseerd en in die zin te worden herzien,

BESLUIT:

Artikel 1

De bijlage bij Gemeenschappelijk Standpunt 2004/161/GBVB wordt vervangen door de bijlage bij onderhavig besluit.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 25 juni 2007.

Voor de Raad

De voorzitster

A. SCHAVAN


(1)  PB L 50 van 20.2.2004, blz. 66. Gemeenschappelijk Standpunt laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2007/235/GBVB (PB L 101 van 18.4.2007, blz. 14).


BIJLAGE

Lijst van personen bedoeld in de artikelen 4 en 5 van Gemeenschappelijk Standpunt 2004/161/GBVB

1.

Mugabe, Robert Gabriel

President, geboren 21.2.1924

Als regeringsleider verantwoordelijk voor activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

2.

Bonyongwe, Happyton

Directeur-generaal Centrale Inlichtingendienst, geboren 6.11.1960

Banden met de regering, medeplichtig aan het vormen of aansturen van repressief overheidsbeleid

3.

Buka (a.k.a. Bhuka), Flora

Kabinet van de president, voormalig minister voor Speciale Zaken, verantwoordelijk voor Land- en Relocatieprogramma's (voormalig staatsminister bij het kabinet van de vicepresident en voormalig staatsminister voor Landhervorming bij het kabinet van de president), geboren 25.2.1968

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

4.

Bvudzijena, Wayne

Ondercommissaris van politie, politiewoordvoerder.

Lid van de veiligheidstroepen, brede verantwoordelijkheid voor het verdedigen van ernstige schendingen van de mensenrechten

5.

Chapfika, David

Onderminister van Landbouw (voormalig onderminister van Financiën), geboren 7.4.1957

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

6.

Charamba, George

Permanent secretaris, Dienst Voorlichting en Publiciteit, geboren 4.4.1963

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

7.

Charumbira, Fortune Zefanaya

Voormalig onderminister van Plaatselijk Bestuur, Openbare Werken en Nationale Huisvesting, geboren 10.6.1962

Voormalig regeringslid dat nog steeds banden met de regering heeft.

8.

Chigudu, Tinaye

Gouverneur van de provincie Manicaland

Banden met de regering, brede verantwoordelijkheid voor ernstige schendingen van de mensenrechten

9.

Chigwedere, Aeneas Soko

Minister van Onderwijs, Sport en Cultuur, geboren 25.11.1939

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

10.

Chihota, Phineas

Onderminister van Industrie en Internationale Handel.

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

11.

Chihuri, Augustine

Commissaris van politie, geboren 10.3.1953

Lid van de veiligheidstroepen, brede verantwoordelijkheid voor ernstige schendingen van het recht van vreedzame vergadering

12.

Chimbudzi, Alice

Commissielid van het ZANU(PF)-Politbureau.

Sterke banden met de regering en het regeringsbeleid als lid van het politbureau

13.

Chimutengwende, Chen

Staatsminister van Openbare en Interactieve Zaken (voormalig minister van Post en Telecommunicatie), geboren 28.8.1943).

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

14.

Chinamasa, Patrick Anthony

Minister van Justitie en Juridische en Parlementaire Zaken, geboren 25.1.1947.

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

15.

Chindori-Chininga, Edward Takaruza

Voormalig minister van Mijnbouw en Mijnontwikkeling, geboren 14.3.1955

Voormalig regeringslid dat nog steeds banden met de regering heeft

16.

Chipanga, Tongesai Shadreck

Voormalig onderminister van Binnenlandse Zaken, geboren 10.10.1946

Voormalig regeringslid dat nog steeds banden met de regering heeft

17.

Chitepo, Victoria

Commissielid van het ZANU(PF)-Politbureau, geboren 27.3.1928

Sterke banden met de regering en het regeringsbeleid als lid van het politbureau

18.

Chiwenga, Constantine

Bevelhebber van de Zimbabwaanse Defensiemacht, Generaal (voormalig bevelhebber Landmacht, Lt Gen), geboren 25.8.1956

Lid van de veiligheidstroepen, medeplichtig aan het vormen of aansturen van repressief overheidsbeleid

19.

Chiweshe, George

Voorzitter, Zimbabwaanse kiescommissie (rechter bij het Hooggerechtshof en voorzitter van de commissie omstreden kieskringen), geboren 4.6.1953

Banden met de regering, medeplichtig aan het vormen of aansturen van repressief overheidsbeleid

20.

Chiwewe, Willard

Gouverneur van de provincie Masvingo (voormalige hoge secretaris voor Speciale Zaken bij het kabinet van de president), geboren 19.3.1949

Voormalig regeringslid dat nog steeds banden met de regering heeft; brede verantwoordelijkheid voor ernstige schendingen van de mensenrechten

21.

Chombo, Ignatius Morgan Chininya

Minister van Plaatselijk Bestuur, Openbare Werken en Stadsontwikkeling, geboren 1.8.1952

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

22.

Dabengwa, Dumiso

Hoger Commissielid van het ZANU(PF)-Politbureau, geboren 1939.

Sterke banden met de regering en het regeringsbeleid als lid van het politbureau

23.

Damasane, Abigail

Onderminister van Vrouwenzaken, Genderkwesties en Maatschappelijk Opbouwwerk

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

24.

Dokora, Lazarus

Onderminister voor Hoger en Tertiair onderwijs, geboren 3.11.1957

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

25.

Georgias, Aguy

Onderminister van Economische Ontwikkeling, geboren 22.6.1935

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

26.

Goche, Nicholas Tasunungurwa

Minister van Overheidsdienst, Arbeid en Welzijn (voormalig staatsminister van Nationale Veiligheid bij het kabinet van de president), geboren 1.8.1946

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

27.

Gombe, G.

Voorzitter van de Commissie voor verkiezingstoezicht

Medeverantwoordelijkheid voor verkiezingsfraude in 2005

28.

Gula-Ndebele, Sobuza

Voormalig voorzitter van de Commissie voor verkiezingstoezicht

Banden met de regering, medeplichtig aan het vormen of aansturen van repressief overheidsbeleid

29.

Gumbo, Rugare Eleck Ngidi

Minister van Landbouw (voormalig minister van Economische Ontwikkeling), geboren 8.3.1940

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

30.

Hove, Richard

Secretaris van het ZANU(PF)-Politbureau, belast met Economische Zaken, geboren 1935

Sterke banden met de regering en het regeringsbeleid als lid van het politbureau

31.

Hungwe, Josaya (a.k.a. Josiah) Dunira

Voormalig gouverneur van de provincie Masvingo, geboren 7.11.1935

Banden met de regering, brede verantwoordelijkheid voor ernstige schendingen van de mensenrechten

32.

Kangai, Kumbirai

Commissielid van het ZANU(PF)-Politbureau, geboren 17.2.1938

Sterke banden met de regering en het regeringsbeleid als lid van het politbureau

33.

Karimanzira, David Ishemunyoro Godi

Gouverneur van de provincie Harare en secretaris van het ZANU(PF)-Politbureau, belast met Financiën, geboren 25.5.1947

Banden met de regering, brede verantwoordelijkheid voor ernstige schendingen van de mensenrechten

34.

Kasukuwere, Saviour

Onderminister van Jeugdontwikkeling en Werkgelegenheidsgroei, en ondersecretaris van het ZANU(PF)-Politbureau, belast met Jeugdzaken, geboren 23.10.1970.

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

35.

Kaukonde, Ray

Gouverneur van de provincie Oost-Mashonaland, geboren 4.3.1963

Banden met de regering, brede verantwoordelijkheid voor ernstige schendingen van de mensenrechten

36.

Kuruneri, Christopher Tichaona

Voormalig minister van Financiën en Economische Ontwikkeling, geboren 4.4.1949

NB: momenteel in hechtenis.

Banden met de regering als voormalig regeringslid

37.

Langa, Andrew

Onderminister van Milieu en Toerisme (voormalig onderminister van Vervoer en Communicatie).

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

38.

Lesabe, Thenjiwe V.

Commissielid van het ZANU(PF)-Politbureau, geboren 1933.

Sterke banden met de regering en het regeringsbeleid als lid van het politbureau

39.

Mabunda, Musarahana

Ondercommissaris van politie,

Lid van de veiligheidstroepen, brede verantwoordelijkheid voor ernstige schendingen van het recht van vreedzame vergadering

40.

Machaya, Jason (ook Jaison) Max Kokerai

Voormalig onderminister van Mijnbouw en Mijnontwikkeling, geboren 13.6.1952

Banden met de regering als voormalig regeringslid

41.

Made, Joseph Mtakwese

Staatsminister van Landbouwtechniek en Mechanisering (voormalig minister van Landbouw en Plattelandsontwikkeling), geboren 21.11.1954

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

42.

Madzongwe, Edna (a.k.a. Edina)

ZANU(PF) - Voorzitter van de Senaat, geboren 11.7.1943

Sterke banden met de regering en het regeringsbeleid als lid van het politbureau

43.

Mahofa, Shuvai Ben

Voormalig onderminister van Jeugdontwikkeling, Genderkwesties en Werkgelegenheidsgroei, geboren 4.4.1941

Banden met de regering als voormalig regeringslid

44.

Mahoso, Tafataona

Voorzitter van de Commissie mediavoorlichting

Banden met de regering, brede verantwoordelijkheid voor ernstige schendingen van de vrijheid van meningsuiting en de mediavrijheid.

45.

Makoni, Simbarashe

Adjunct-secretaris-generaal van het ZANU(PF)-Politbureau, belast met Economische Zaken (voormalig minister van Financiën), geboren 22.3.1950

Sterke banden met de regering en het regeringsbeleid als lid van het politbureau.

46.

Makwavarara, Sekesai

Waarnemend burgemeester van Harare

Banden met de regering, brede verantwoordelijkheid voor ernstige schendingen van de mensenrechten

47.

Malinga, Joshua

Ondersecretaris van het ZANU(PF)-Politbureau, belast met Gehandicapten en Kansarmen, geboren 28.4.1944

Sterke banden met de regering en het regeringsbeleid als lid van het politbureau

48.

Maluleke, Titus

Onderminister van Onderwijs, Sport en Cultuur.

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

49.

Mangwana, Paul Munyaradzi

Staatsminister voor Inheems Bewustzijn en Empowerment, geboren 10.8.1961

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

50.

Manyika, Elliot Tapfumanei

Minister zonder portefeuille (voormalig minister van Jeugdontwikkeling, Genderkwesties en Werkgelegenheidsgroei), geboren 30.7.1955

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

51.

Manyonda, Kenneth Vhundukai

Voormalig onderminister voor Industrie en Internationale Handel, geboren 10.8.1934

Banden met de regering als voormalig regeringslid

52.

Marumahoko, Reuben

Onderminister van Buitenlandse Zaken (voormalig onderminister van Binnenlandse Zaken), geboren 4.4.1948

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

53.

Masawi, Ephrahim Sango

Gouverneur van de provincie Centraal-Mashonaland.

Banden met de regering, brede verantwoordelijkheid voor ernstige schendingen van de mensenrechten

54.

Masuku, Angeline

Gouverneur van de provincie Zuid-Matabeleland (Secretaris van het ZANU(PF)-Politbureau, belast met Gehandicapten en Kansarmen), geboren 14.10.1936

Banden met de regering, brede verantwoordelijkheid voor ernstige schendingen van de mensenrechten

55.

Mathema, Cain

Gouverneur van de provincie Bulawayo

Banden met de regering, brede verantwoordelijkheid voor ernstige schendingen van de mensenrechten

56.

Mathuthu, Thokozile

Gouverneur van de provincie Noord-Matabeleland en ondersecretaris van het ZANU(PF)-Politbureau, belast met Vervoer en Welzijn.

Banden met de regering, brede verantwoordelijkheid voor ernstige schendingen van de mensenrechten

57.

Matiza, Joel Biggie

Onderminister van Plattelandshuisvesting en Sociale Voorzieningen, geboren 17.8.1960

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

58.

Matonga, Brighton

Onderminister van Voorlichting en Publiciteit, geboren 1969.

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

59.

Matshalaga, Obert

Onderminister van Binnenlandse Zaken (voormalig onderminister van Buitenlandse Zaken), geboren 21.4.1951 in Mhute Kraal-Zvishavane.

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

60.

Matshiya, Melusi (Mike)

Permanent secretaris, ministerie van Binnenlandse Zaken.

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

61.

Mavhaire, Dzikamai

Commissielid van het ZANU(PF)-Politbureau.

Sterke banden met de regering en het regeringsbeleid als lid van het politbureau

62.

Mbiriri, Partson

Permanent secretaris, ministerie van Plaatselijk Bestuur, Openbare Werken en Stadsontwikkeling.

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

63.

Midzi, Amos Bernard (Mugenva)

Minister van Mijnbouw en Mijnontwikkeling (voormalige minister van Energie en Energieontwikkeling), geboren 4.7.1952.

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

64.

Mnangagwa, Emmerson Dambudzo

Minister van Plattelandshuisvesting en Sociale Voorzieningen (voormalig Parlementsvoorzitter), geboren 15.9.1946.

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

65.

Mohadi, Kembo Campbell Dugishi

Minister van Binnenlandse Zaken (voormalig onderminister van Plaatselijk Bestuur, Openbare Werken en Nationale Huisvesting), geboren 15.11.1949.

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

66.

Moyo, Jonathan

Voormalig staatsminister van Voorlichting en Publiciteit bij het kabinet van de president, geboren 12.1.1957.

Als voormalig regeringslid betrokken bij activiteiten die de fundamentele vrijheden ernstig ondermijnen.

67.

Moyo, July Gabarari

Voormalig minister van Energie en Energieontwikkeling (voormalig minister van Overheidsdienst, Arbeid en Welzijn), geboren 7.5.1950.

Banden met de regering als voormalig regeringslid

68.

Moyo, Simon Khaya

Ondersecretaris van het ZANU(PF)-Politbureau, belast met Juridische Zaken, geboren 1945. NB: ambassadeur in Zuid-Afrika.

Banden met de regering en het regeringsbeleid als voormalig lid van het politbureau.

69.

Mpofu, Obert Moses

Minister van Industrie en Internationale Handel (voormalig gouverneur van de provincie Noord-Matabeleland) (Ondersecretaris van het ZANU(PF)-Politbureau, belast met Nationale Veiligheid), geboren 12.10.1951

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

70.

Msika, Joseph W.

Vicepresident, geboren 6.12.1923

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

71.

Msipa, Cephas George

Gouverneur van de provincie Midlands, geboren 7.7.1931.

Banden met de regering, brede verantwoordelijkheid voor ernstige schendingen van de mensenrechten

72.

Muchena, Olivia Nyembesi (a.k.a. Nyembezi)

Staatsminister van Wetenschap en Technologie bij het kabinet van de president (voormalig staatsminister bij het kabinet van vicepresident Msika), geboren 18.8.1946

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

73.

Muchinguri, Oppah Chamu Zvipange

Minister van Vrouwenzaken, Genderkwesties en Maatschappelijk Opbouwwerk, en secretaris van het ZANU(PF)-Politbureau, belast met Genderkwesties en Cultuur, geboren 14.12.1958.

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

74.

Mudede, Tobaiwa (Tonneth)

Griffier-generaal, geboren 22.12.1942.

Banden met de regering, medeplichtig aan het vormen of aansturen van overheidsbeleid

75.

Mudenge, Isack Stanilaus Gorerazvo

Minister van Hoger en Tertiair Onderwijs (voormalig minister van Buitenlandse Zaken), geboren 17.12.1941.

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

76.

Mugabe, Grace

geboren 23.7.1965

Als echtgenote van de regeringsleider betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

77.

Mugabe, Sabina

Hoger Commissielid van het ZANU(PF)-Politbureau, geboren 14.10.1934

Sterke banden met de regering en het regeringsbeleid als lid van het politbureau

78.

Mugariri, Bothwell

Waarnemend hoofdcommissaris van politie

Lid van de veiligheidstroepen, brede verantwoordelijkheid voor ernstige schendingen van het recht van vreedzame vergadering

79.

Muguti, Edwin

Onderminister van Volksgezondheid en Kinderwelzijn, geboren 1965.

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

80.

Mujuru, Joyce Teurai Ropa

Vicepresident (voormalig minister van Watervoorraden en Infrastructuurontwikkeling), geboren 15.4.1955.

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

81.

Mujuru, Solomon T.R.

Hoger Commissielid van het ZANU(PF)-Politbureau, geboren 1.5.1949.

Sterke banden met de regering en het regeringsbeleid als lid van het politbureau

82.

Mumbengegwi, Samuel Creighton

Minister van Financiën (voormalig staatsminister voor Inheems bewustzijn en Empowerment), geboren 23.10.1942.

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

83.

Mumbengegwi, Simbarashe

Minister van Buitenlandse Zaken, geboren 20.7.1945.

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

84.

Murerwa, Herbert Muchemwa

Voormalig minister van Financiën, geboren 31.7.1941.

Banden met de regering als voormalig regeringslid

85.

Musariri, Munyaradzi

Ondercommissaris van politie

Lid van de veiligheidstroepen, brede verantwoordelijkheid voor ernstige schendingen van het recht van vreedzame vergadering

86.

Mushohwe, Christopher Chindoti

Minister van Vervoer en Communicatie (voormalig onderminister van Vervoer en Communicatie), geboren 6.2.1954.

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

87.

Mutasa, Didymus Noel Edwin

Staatsminister van Nationale Veiligheid, Landhervorming en Relocatie in het kabinet van de president, secretaris van het ZANU(PF)-Politbureau, belast met Bestuur, geboren 27.7.1935.

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

88.

Mutezo, Munacho

Minister van Watervoorraden en Infrastructuurontwikkeling.

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

89.

Mutinhiri, Ambros (a.k.a. Ambrose)

Minister van Jeugdontwikkeling, Genderkwesties en Werkgelegenheidsgroei, brigadegeneraal in ruste.

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

90.

Mutinhiri, Tracey

Onderminister voor Inheems bewustzijn en Empowerment (voormalig ondervoorzitter van de Senaat).

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

91.

Mutiwekuziva, Kenneth Kaparadza

Onderminister van Ontwikkeling van Kleine en Middelgrote Ondernemingen en Werkgelegenheidsgroei, geboren 27.5.1948.

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

92.

Muzenda, Tsitsi V.

Hoger Commissielid van het ZANU(PF)-Politbureau, geboren 28.10.1922.

Sterke banden met de regering en het regeringsbeleid als lid van het politbureau

93.

Muzonzini, Elisha

Brigadegeneraal (voormalig directeur-generaal van de Centrale Inlichtingendienst), geboren 24.6.1957.

Voormalig lid van de veiligheidstroepen, brede verantwoordelijkheid voor ernstige schendingen van het recht van vreedzame vergadering.

94.

Mzembi, Walter

Onderminister van Watervoorraden en Infrastructuurontwikkeling, geboren 16.3.1964.

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

95.

Ncube, Abedinico

Onderminister van Overheidsdienst, Arbeid en Maatschappelijk Welzijn (voormalig onderminister van Buitenlandse Zaken), geboren 13.10.1954.

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

96.

Ndlovu, Naison K.

Secretaris van het ZANU(PF)-Politbureau, belast met Productie en Arbeid, geboren 22.10.1930.

Sterke banden met de regering en het regeringsbeleid als lid van het politbureau

97.

Ndlovu, Richard

Ondercommissaris van het ZANU(PF)-Politbureau, geboren 26.6.1942.

Sterke banden met de regering en het regeringsbeleid als lid van het politbureau

98.

Ndlovu, Sikhanyiso

Minister van Voorlichting en Publiciteit (voormalig onderminister van Hoger en Tertiair Onderwijs), geboren 20.9.1949.

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

99.

Nguni, Sylvester

Minister van Economische Ontwikkeling (voormalig onderminister van Landbouw), geboren 4.8.1955.

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

100.

Nhema, Francis

Minister van Milieu en Toerisme, geboren 7.4.1959.

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

101.

Nkomo, John Landa

Parlementsvoorzitter (voormalig minister voor Speciale Zaken bij het kabinet van de president), geboren 22.8.1934.

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

102.

Nyambuya, Michael Reuben

Minister van Energie en Energieontwikkeling (voormalig luitenant-generaal, gouverneur van de provincie Manicaland), geboren 23.7.1955.

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

103.

Nyanhongo, Magadzire Hubert

Onderminister van Vervoer en Communicatie.

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

104.

Nyathi, George

Ondersecretaris van het ZANU(PF)-Politbureau, belast met Wetenschap en Technologie.

Sterke banden met de regering en het regeringsbeleid als lid van het politbureau

105.

Nyoni, Sithembiso Gile Glad

Minister van Ontwikkeling van Kleine en Middelgrote Ondernemingen en Werkgelegenheidsgroei, geboren 20.9.1949.

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

106.

Parirenyatwa, David Pagwese

Minister van Volksgezondheid en Kinderwelzijn (voormalig onderminister), geboren 2.8.1950.

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

107.

Patel, Khantibhal

Ondersecretaris van het ZANU(PF)-Politbureau, belast met Wetenschap en Technologie, geboren 28.10.1928.

Sterke banden met de regering en het regeringsbeleid als lid van het politbureau

108.

Pote, Selina M.

Ondersecretaris van het ZANU(PF)-Politbureau, belast met Genderkwesties en Cultuur.

Sterke banden met de regering en het regeringsbeleid als lid van het politbureau

109.

Sakabuya, Morris

Onderminister van Plaatselijk Bestuur, Openbare Werken en Stadsontwikkeling.

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

110.

Sakupwanya, Stanley

Ondersecretaris van het ZANU(PF)-Politbureau, belast met Volksgezondheid en Kinderwelzijn.

Sterke banden met de regering en het regeringsbeleid als lid van het politbureau

111.

Samkange, Nelson Tapera Crispen

Gouverneur van de provincie West-Mashonaland.

Banden met de regering, brede verantwoordelijkheid voor ernstige schendingen van de mensenrechten

112.

Sandi of Sachi, E. (?)

Ondersecretaris van het ZANU(PF)-Politbureau, belast met Vrouwenzaken.

Sterke banden met de regering en het regeringsbeleid als lid van het politbureau

113.

Savanhu, Tendai

Ondersecretaris van het ZANU(PF)-Politbureau, belast met Vervoer en Welzijn, geboren 21.3.1968.

Sterke banden met de regering en het regeringsbeleid als lid van het politbureau.

114.

Sekeramayi, Sydney (a.k.a. Sidney) Tigere

Minister van Defensie, geboren 30.3.1944.

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

115.

Sekeremayi, Lovemore

Hoofdambtenaar voor de organisatie van de verkiezingen

Banden met de regering, medeplichtig aan het vormen of aansturen van repressief overheidsbeleid

116.

Shamu,Webster

Staatsminister voor Beleidsimplementatie (voormalig Staatsminister voor Beleidsimplementatie bij het kabinet van de president), geboren 6.6.1945

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

117.

Shamuyarira, Nathan Marwirakuwa

Secretaris van het ZANU(PF)-Politbureau, belast met Voorlichting en Publiciteit, geboren 29.9.1928.

Sterke banden met de regering en het regeringsbeleid als lid van het politbureau

118.

Shiri, Perence

Luitenant-generaal (Luchtmacht), geboren 1.11.1955.

Lid van de veiligheidstroepen, medeplichtig aan het vormen of aansturen van repressief overheidsbeleid

119.

Shumba, Isaiah Masvayamwando

Onderminister van Onderwijs, Sport en Cultuur, geboren 3.1.1949.

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

120.

Sibanda, Jabulani

Voormalig voorzitter Nationale Vereniging van Oorlogsveteranen, geboren 31.12.1970

Banden met de regering, medeplichtig aan het vormen of aansturen van repressief overheidsbeleid

121.

Sibanda, Misheck Julius Mpande

Kabinetssecretaris (opvolger van nr. 127 Charles Utete), geboren 3.5.1949

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

122.

Sibanda, Phillip Valerio (ook Valentine)

Bevelhebber van het Zimbabwaanse Nationale Leger, Luitenant-generaal, geboren 25.8.1956

Lid van de veiligheidstroepen, medeplichtig aan het vormen of aansturen van repressief overheidsbeleid

123.

Sikosana, Absolom

Secretaris van het ZANU(PF)-Politbureau, belast met Jeugdzaken.

Sterke banden met de regering en het regeringsbeleid als lid van het politbureau

124.

Stamps, Timothy

Adviseur Volksgezondheid bij het kabinet van de president, geboren 15.10.1936

Banden met de regering, medeplichtig aan het vormen of aansturen van repressief overheidsbeleid

125.

Tawengwa, Solomon Chirume

Ondersecretaris van het ZANU(PF)-Politbureau, belast met Financiën, geboren 15.6.1940

Sterke banden met de regering en het regeringsbeleid als lid van het politbureau

126.

Udenge, Samuel

Staatsminister van Staatsbedrijven (voormalig onderminister van Economische Ontwikkeling)

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

127.

Utete, Charles

Voorzitter van de Presidentiële commissie voor landherziening (voormalig kabinetssecretaris), geboren 30.10.1938

Banden met de regering, medeplichtig aan het vormen of aansturen van repressief overheidsbeleid

128.

Veterai, Edmore

Waarnemend hoofdcommissaris van politie, politiecommandant Harare

Lid van de veiligheidstroepen met brede verantwoordelijkheid voor ernstige schendingen van het recht op vreedzame vergadering

129.

Zimonte, Paradzai

Hoofd Strafinrichtingen, geboren 4.3.1947

Lid van de veiligheidstroepen, medeplichtig aan het vormen of aansturen van repressief overheidsbeleid

130.

Zhuwao, Patrick

Onderminister van Wetenschap en Technologie (NB: neef van Mugabe)

Als regeringslid betrokken bij activiteiten die de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat ernstig ondermijnen.

131.

Zvinavashe, Vitalis

Politbureau, Commissie Inheems bewustzijn en Empowerment in de partij, geboren 27.9.1943

Voormalig lid van de veiligheidstroepen, medeplichtig aan het vormen of aansturen van repressief overheidsbeleid, lid van het politbureau.