ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 104

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

50e jaargang
21 april 2007


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 432/2007 van de Commissie van 20 april 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 433/2007 van de Commissie van 20 april 2007 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning van bijzondere restituties bij uitvoer in de rundvleessector (Gecodificeerde versie)

3

 

*

Verordening (EG) nr. 434/2007 van de Commissie van 20 april 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1974/2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad in verband met de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie

8

 

*

Verordening (EG) nr. 435/2007 van de Commissie van 20 april 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1010/2006 betreffende enige buitengewone maatregelen ter ondersteuning van de markt in de sector eieren en slachtpluimvee in sommige lidstaten

13

 

*

Verordening (EG) nr. 436/2007 van de Commissie van 20 april 2007 betreffende het in artikel 16 van Verordening (EG) nr. 800/1999 bedoelde bewijs dat de douaneformaliteiten voor de invoer van suiker in een derde land zijn vervuld

14

 

*

Verordening (EG) nr. 437/2007 van de Commissie van 20 april 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 622/2003 tot vaststelling van maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart ( 1 )

16

 

*

Verordening (EG) nr. 438/2007 van de Commissie van 20 april 2007 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

18

 

*

Verordening (EG) nr. 439/2007 van de Commissie van 20 april 2007 tot uitvoering van Besluit 2006/526/EG inzake de betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en Groenland en het Koninkrijk Denemarken, anderzijds

20

 

 

Verordening (EG) nr. 440/2007 van de Commissie van 20 april 2007 inzake de afgifte van certificaten voor de invoer van knoflook in de deelperiode van 1 juni tot en met 31 augustus 2007

26

 

*

Verordening (EG) nr. 441/2007 van de Commissie van 20 april 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 423/2007 van de Raad betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran

28

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Raad

 

 

2007/239/EG

 

*

Besluit van de Raad van 5 maart 2007 betreffende het standpunt van de Gemeenschap inzake Besluit nr. 1/2007 van het Gemengd Comité bedoeld in de Interim-overeenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Republiek Albanië, anderzijds, houdende vaststelling van het reglement van orde, waaronder de taakomschrijving en structuur van de Werkgroepen EG-Albanië

32

Besluit nr. 1/2007 van … van het Gemengd Comité als bedoeld in de Interim-overeenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de republiek Albanië, anderzijds houdende vaststelling van het reglement van orde, waaronder de taakomschrijving en structuur van de Werkgroepen EG-Albanië

34

 

 

Commissie

 

 

2007/240/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 16 april 2007 tot vaststelling van nieuwe veterinaire certificaten voor levende dieren, sperma, embryo’s, eicellen en producten van dierlijke oorsprong die in de Gemeenschap worden binnengebracht uit hoofde van de Beschikkingen 79/542/EEG, 92/260/EEG, 93/195/EEG, 93/196/EEG, 93/197/EEG, 95/328/EG, 96/333/EG, 96/539/EG, 96/540/EG, 2000/572/EG, 2000/585/EG, 2000/666/EG, 2002/613/EG, 2003/56/EG, 2003/779/EG, 2003/804/EG, 2003/858/EG, 2003/863/EG, 2003/881/EG, 2004/407/EG, 2004/438/EG, 2004/595/EG, 2004/639/EG en 2006/168/EG (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 1622)  ( 1 )

37

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

21.4.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 104/1


VERORDENING (EG) Nr. 432/2007 VAN DE COMMISSIE

van 20 april 2007

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 21 april 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 april 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 20 april 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

59,4

TN

139,0

TR

141,2

ZZ

113,2

0707 00 05

JO

171,8

MA

81,7

TR

138,3

ZZ

130,6

0709 90 70

MA

35,8

TR

112,6

ZZ

74,2

0709 90 80

EG

242,2

ZZ

242,2

0805 10 20

CU

40,0

EG

37,1

IL

69,3

MA

47,2

TN

53,0

ZZ

49,3

0805 50 10

IL

57,2

TR

70,2

ZZ

63,7

0808 10 80

AR

82,9

BR

83,5

CA

105,7

CL

90,8

CN

91,4

NZ

126,8

US

130,5

UY

78,1

ZA

89,1

ZZ

97,6

0808 20 50

AR

79,2

CL

97,7

CN

36,6

ZA

82,4

ZZ

74,0


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.


21.4.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 104/3


VERORDENING (EG) Nr. 433/2007 VAN DE COMMISSIE

van 20 april 2007

tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning van bijzondere restituties bij uitvoer in de rundvleessector

(Gecodificeerde versie)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1), en met name op artikel 33, lid 12,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EEG) nr. 32/82 van de Commissie van 7 januari 1982 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning van bijzondere restituties bij uitvoer in de rundvleessector (2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (3). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan.

(2)

Bij artikel 33 van Verordening (EG) nr. 1254/1999 zijn de algemene regels voor de toekenning van de restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag vastgesteld.

(3)

Gezien de marktsituatie in de Gemeenschap en de mogelijkheden voor afzet van bepaalde producten in de sector rundvlees die bij interventie kunnen worden aangekocht, dienen de voorwaarden te worden vastgesteld waaronder voor deze producten bijzondere restituties bij uitvoer kunnen worden toegekend wanneer deze producten voor bepaalde derde landen zijn bestemd, zulks om de interventieaankopen te verminderen.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De producten die voldoen aan de specifieke voorwaarden welke in deze verordening zijn vastgesteld, komen in aanmerking voor bijzondere restituties bij uitvoer.

2.   Deze verordening is van toepassing op vers of gekoeld vlees, in de vorm van hele dieren, halve dieren, „compensated quarters”, voorvoeten en achtervoeten, dat naar bepaalde derde landen wordt uitgevoerd.

3.   Ingeval een karkas of een achterspan wordt aangeboden met nog daaraan vastzittende lever en/of nieren, wordt het gewicht van het karkas of het achterspan verminderd met:

a)

5 kg voor de lever en de nieren;

b)

4,5 kg voor de lever;

c)

0,5 kg voor de nieren.

Artikel 2

1.   De toekenning van een bijzondere restitutie bij uitvoer is afhankelijk van de overlegging van het bewijs dat de uitgevoerde producten afkomstig zijn van volwassen mannelijke runderen.

2.   Het in lid 1 bedoelde bewijs wordt geleverd door overlegging van een attest waarvan het model is opgenomen in bijlage I en dat, op verzoek van de belanghebbende, wordt afgegeven door het interventiebureau of elke andere instantie die daartoe is aangewezen door de lidstaat waar de dieren zijn geslacht.

Dit attest moet bij het vervullen van de douaneformaliteiten bij uitvoer aan de douane-instanties worden overgelegd en moet via de administratieve procedure worden gericht aan het betaalorgaan dat is belast met de betaling van de restituties, nadat de genoemde formaliteiten zijn vervuld. De douaneformaliteiten bij uitvoer worden vervuld in de lidstaat waar de dieren zijn geslacht.

Artikel 3

De lidstaten stellen de voorschriften vast voor de controle op de producten en voor de afgifte van het in artikel 2 bedoelde attest. Deze voorschriften kunnen de vaststelling van een minimumhoeveelheid omvatten.

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te voorkomen dat de betrokken producten in het tijdvak tussen de controle en het ogenblik waarop deze het geografische grondgebied van de Gemeenschap verlaten of worden geleverd aan de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie (4) bedoelde bestemmingen, door andere producten worden vervangen. Deze maatregelen voorzien met name in de identificatie van elk product, hetzij door het aanbrengen van een onuitwisbaar merk op elke voet of door het aanbrengen van een loodje aan elke voet. Het slachten en de identificatie heeft plaats in het slachthuis dat door de belanghebbende is aangegeven in het in artikel 2, lid 2, bedoelde verzoek.

Wanneer hele of halve geslachte runderen buiten het slachthuis tot voor- en achtervoeten worden versneden, kan de in artikel 2, lid 2, eerste alinea, bedoelde instantie het in artikel 2 bedoelde, voor hele of halve geslachte runderen afgegeven attest vervangen door attesten voor rundervoeten, op voorwaarde dat is voldaan aan alle overige voorwaarden voor de afgifte ervan.

Artikel 4

Verordening (EEG) nr. 32/82 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 april 2007.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 4 van 8.1.1982, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1713/2006 (PB L 321 van 21.11.2006, blz. 11).

(3)  Zie bijlage II.

(4)  PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11.


BIJLAGE I

Image


BIJLAGE II

Ingetrokken verordening met de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Verordening (EEG) nr. 32/82 van de Commissie

(PB L 4 van 8.1.1982, blz. 11)

 

Verordening (EEG) nr. 752/82 van de Commissie

(PB L 86 van 1.4.1982, blz. 50)

 

Verordening (EEG) nr. 2304/82 van de Commissie

(PB L 246 van 21.8.1982, blz. 9)

 

Verordening (EEG) nr. 631/85 van de Commissie

(PB L 72 van 13.3.1985, blz. 24)

 

Verordening (EEG) nr. 2688/85 van de Commissie

(PB L 255 van 26.9.1985, blz. 11)

 

Verordening (EEG) nr. 3169/87 van de Commissie

(PB L 301 van 24.10.1987, blz. 21)

uitsluitend artikel 1, lid 1

Verordening (EG) nr. 2326/97 van de Commissie

(PB L 323 van 26.11.1997, blz. 1)

 

Verordening (EG) nr. 744/2000 van de Commissie

(PB L 89 van 1.4.2000, blz. 3)

 

Verordening (EG) nr. 1713/2006 van de Commissie

(PB L 321 van 21.11.2006, blz. 11)

uitsluitend artikel 1


BIJLAGE III

Concordantietabel

Verordening (EEG) nr. 32/82

De onderhavige verordening

Artikel 1, leden 1 en 2

Artikel 1, leden 1 en 2

Artikel 1, lid 3, aanhef

Artikel 1, lid 3, aanhef

Artikel 1, lid 3, eerste streepje

Artikel 1, lid 3, onder a)

Artikel 1, lid 3, tweede streepje

Artikel 1, lid 3, onder b)

Artikel 1, lid 3, derde streepje

Artikel 1, lid 3, onder c)

Artikel 2, lid 1

Artikel 2, lid 1

Artikel 2, lid 2, eerste alinea, eerste zin

Artikel 2, lid 2, eerste alinea

Artikel 2, lid 2, eerste alinea, tweede en derde zin

Artikel 2, lid 2, tweede alinea

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5

Bijlage

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage III


21.4.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 104/8


VERORDENING (EG) Nr. 434/2007 VAN DE COMMISSIE

van 20 april 2007

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1974/2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad in verband met de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op de Akte van toetreding van Bulgarije en Roemenië (1), en met name op artikel 34, lid 3, en artikel 56,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (2), en met name op artikel 91,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 34 en bijlage VIII van de Toetredingsakte van Bulgarije en Roemenië wordt in algemene bewoordingen uiteengezet onder welke voorwaarden tijdelijke extra steun moet worden toegekend voor de in deze nieuwe lidstaten genomen overgangsmaatregelen voor plattelandsontwikkeling. Ter aanvulling van die voorwaarden en tot aanpassing van bepaalde regels van Verordening (EG) nr. 1974/2006 van de Commissie van 15 december 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (3) moeten uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld.

(2)

Die bepalingen moeten in overeenstemming zijn met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid en mogen derhalve niet meer behelzen dan wat nodig is om de nagestreefde doelstellingen te bereiken.

(3)

Hiertoe moeten de subsidiabiliteitsvoorwaarden voor bepaalde overgangsmaatregelen nader worden beschreven.

(4)

Om de opstelling van de programma's voor plattelandsontwikkeling die deze maatregelen bevatten, alsmede het onderzoek en de goedkeuring ervan door de Commissie te vergemakkelijken, moeten gemeenschappelijke voorschriften inzake de structuur en de inhoud van deze programma's worden vastgesteld op basis van met name artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1698/2005.

(5)

Verordening (EG) nr. 1974/2006 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor plattelandsontwikkeling,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1974/2006 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In hoofdstuk III, afdeling I, onderafdeling 1, wordt het volgende artikel 25 bis toegevoegd:

„Artikel 25 bis

1.   Er mag steun voor de verlening van advies- en voorlichtingsdiensten, als bedoeld in bijlage VIII, deel I D, van de Toetredingsakte van Bulgarije en Roemenië, worden toegekend aan de autoriteiten en instanties die deze diensten aan landbouwers leveren. Deze steun heeft met name betrekking op het opstellen van bedrijfsplannen, het indienen van aanvragen voor plattelandsontwikkelingsmaatregelen en het geven van advies en voorlichting over de goede landbouw- en milieucondities en de voorgeschreven beheerseisen die zijn vastgesteld in de artikelen 4 en 5 en de bijlagen III en IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers.

2.   De autoriteiten en instanties die worden geselecteerd om advies- en voorlichtingsdiensten aan landbouwers te verlenen, moeten over passende middelen in de vorm van vakbekwaam personeel en administratieve en technische uitrusting beschikken en ervaren en betrouwbaar zijn wat de adviezen betreft die zij over de te leveren diensten dienen te verstrekken.

3.   Wat de verlening van adviesdiensten aan landbouwers betreft, mogen Bulgarije en Roemenië voor de periode 2007-2009 een beroep doen op deze maatregel of op de in artikel 20, onder a), iv), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde maatregel „het gebruik van adviesdiensten door landbouwers en bosbezitters”.”.

2)

In hoofdstuk III, afdeling I, onderafdeling 4, wordt de volgende zin toegevoegd aan artikel 37, lid 2:

„In Bulgarije en Roemenië wordt de eerste oproep tot het indienen van voorstellen uiterlijk drie jaar na de goedkeuring van het programma georganiseerd.”.

3)

In hoofdstuk III, afdeling I, onderafdeling 4, wordt het volgende artikel 37 bis toegevoegd:

„Artikel 37 bis

Steun voor de in artikel 63, onder c), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde verwerving van vakkundigheid kan in Bulgarije en Roemenië tevens betrekking hebben op de kosten die gepaard gaan met de opbouw van representatieve plaatselijke ontwikkelingspartnerschappen, het opstellen van geïntegreerde ontwikkelingsstrategieën, de financiering van onderzoek en de voorbereiding van aanvragen voor de selectie van lokale groepen. Voor potentiële lokale groepen worden dergelijke kosten als subsidiabel beschouwd.”.

4)

In hoofdstuk III, afdeling 1, wordt de volgende onderafdeling 4 bis toegevoegd:

„Onderafdeling 4 bis

Tijdelijke extra maatregel voor Bulgarije en Roemenië

Artikel 39 bis

De subsidiabiliteitsvoorwaarden voor de toekenning van steun in het kader van de maatregel als bedoeld in afdeling I E, van bijlage VIII, bij de Toetredingsakte van Bulgarije en Roemenië („aanvullingen op rechtstreekse betalingen”) worden vastgesteld in de beschikking van de Commissie waarbij de aanvullende nationale rechtstreekse betaling wordt toegestaan.”.

5)

Bijlage II wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 april 2007.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  De Akte van toetreding is gewijzigd bij Besluit 2006/663/EG van de Raad (PB L 277 van 9.10.2006, blz. 2) en Besluit 2006/664/EG van de Raad (PB L 277 van 9.10.2006, blz. 4).

(2)  PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2012/2006 (PB L 384 van 29.12.2006, blz. 8).

(3)  PB L 368 van 23.12.2006, blz. 15.


BIJLAGE

Bijlage II, deel A, van Verordening (EG) nr. 1974/2006 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In punt 3.4 wordt na de eerste alinea een nieuwe alinea ingevoegd:

„Wat Bulgarije en Roemenië betreft, moet in de in de vorige alinea bedoelde beschrijving worden ingegaan op de impact van de Sapard-middelen.”.

2)

Punt 5.2, eerste streepje, wordt aangevuld met de volgende zin:

„Wat Bulgarije en Roemenië betreft, referentie van alle lopende verrichtingen/contracten, waarbij ook financiële informatie dient te worden verstrekt en de procedures/bepalingen (inclusief de overgangsbepalingen) dienen te worden vermeld die daarvoor gelden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 248/2007 van de Commissie (1) inzake maatregelen betreffende de in het kader van het Sapard-programma gesloten meerjarenovereenkomsten voor de financiering en jaarlijkse financieringsovereenkomsten en de overgang van Sapard naar plattelandsontwikkeling.

3)

Aan punt 5.3.1.2.3 wordt het volgende zesde streepje toegevoegd:

„—

Lijst van bedrijven waarvoor een overgangsperiode geldt als bedoeld in bijlage VIII, afdeling II, punt 3, van de Toetredingsakte van Bulgarije en Roemenië.”.

4)

De titel van punt 5.3.1.4 wordt vervangen door:

„5.3.1.4   Overgangsmaatregelen voor Bulgarije, Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Roemenië, Slovenië en Slowakije”.

5)

Onder punt 5.3.1.4 wordt het volgende punt toegevoegd:

„5.3.1.4.3   De verlening van advies- en voorlichtingsdiensten in Bulgarije en Roemenië

beschrijving van het soort advies- en voorlichtingsdiensten die moeten worden geleverd;

de minimumeisen voor de instanties die bevoegd zijn voor de levering van deze diensten;

de procedures voor de selectie van deze instanties.”.

6)

Aan punt 5.3.4.3 wordt het volgende derde streepje toegevoegd:

„—

met betrekking tot Bulgarije en Roemenië, de minimumcriteria voor de beschrijving van de in artikel 37 bis bedoelde potentiële lokale groepen.”.

7)

Het volgende punt 5.3.5 wordt toegevoegd:

„5.3.5   Aanvullingen op rechtstreekse betalingen

communautaire bijdragen voor het jaar 2007, het jaar 2008 en het jaar 2009,

aanwijzing van het betaalorgaan.”.

8)

Na punt 6.2 wordt de volgende tabel betreffende Bulgarije en Roemenië ingevoegd:

„6.2 bis   Financieringsplan per as voor Bulgarije en Roemenië (in EUR, gehele periode)

As

Overheidsbijdragen

Totaal

Procentuele ELFPO-bijdrage

(%)

Bedrag van de ELFPO-bijdrage

As 1

 

 

 

As 2

 

 

 

As 3

 

 

 

As 4

 

 

 

Technische bijstand

 

 

 

Aanvullingen op rechtstreekse betalingen

 

 

 

Totaal”

 

 

 

9)

In de NB bij tabel 6.2 bis wordt de volgende zin opgenomen:

„Dergelijke uitgaven met betrekking tot Bulgarije en Roemenië worden geïdentificeerd aan de hand van de concordantietabel in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 248/2007 van de Commissie.”.

10)

Na tabel 7 wordt de volgende tabel betreffende Bulgarije en Roemenië ingevoegd:

„7 bis.   Indicatieve verdeling over de maatregelen voor plattelandsontwikkeling met betrekking tot Bulgarije en Roemenië (in EUR, gehele periode)

Maatregel/as

Overheidsuitgaven

Uitgaven privésector

Totale kosten

Maatregel 111

 

 

 

Maatregel 112

 

 

 

Maatregel 121

 

 

 

Maatregel 1…

 

 

 

Totaal as 1

 

 

 

Maatregel 211

 

 

 

Maatregel 212

 

 

 

Maatregel 221

 

 

 

Maatregel 2…

 

 

 

Totaal as 2

 

 

 

Maatregel 311

 

 

 

Maatregel 312

 

 

 

Maatregel 321

 

 

 

Maatregel 3…

 

 

 

Totaal as 3

 

 

 

41

Plaatselijke ontwikkelingsstrategieën:

411

Concurrentievermogen

412

Milieu/landbeheer

413

Leefkwaliteit/diversificatie

 

 

 

421

Samenwerking

 

 

 

431

Beheerskosten, verwerving van vakkundigheid, dynamisering

 

 

 

Totaal as 4 (2)

 

 

 

511

Technische bijstand

waarvan bedrag voor het nationaal netwerk voor het platteland (indien relevant):

a)

beheerskosten

b)

actieplan

 

 

 

611

Aanvullingen op rechtstreekse betalingen

 

 

 

Totaal-generaal

 

 

 

11)

De maatregelcodes (143) en (611) worden toegevoegd aan de tabel in punt 7:

„(143)

de verlening van voorlichtings- en adviesdiensten in Bulgarije en Roemenië;

(611)

aanvullende rechtstreekse betalingen in Bulgarije en Roemenië.”.


(1)  PB L 69 van 9.3.2007, blz. 5.”.

(2)  Om na te gaan of artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 wordt nageleefd, wordt de verdeelsleutel die overeenkomt met de verdeling over de assen bij de plaatselijke ontwikkelingsstrategieën, toegepast op de totale toewijzing voor as 4.”.


21.4.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 104/13


VERORDENING (EG) Nr. 435/2007 VAN DE COMMISSIE

van 20 april 2007

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1010/2006 betreffende enige buitengewone maatregelen ter ondersteuning van de markt in de sector eieren en slachtpluimvee in sommige lidstaten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2771/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector eieren (1), en met name op artikel 14, lid 1, eerste alinea, onder b),

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2777/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector slachtpluimvee (2), en met name op artikel 14, lid 1, eerste alinea, onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Sommige lidstaten ondervinden moeilijkheden om de in artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1010/2006 van de Commissie (3) vastgestelde termijn voor het betalen van de begunstigden van de bijzondere maatregelen ter ondersteuning van de markt, namelijk 31 maart 2007, in acht te nemen. Aangezien het de eerste keer is dat dergelijke bijzondere maatregelen ter ondersteuning van de markt zijn ingevoerd, ging de tenuitvoerlegging ervan gepaard met tijdrovende administratieve procedures. De betalingstermijn moet derhalve met twee maanden worden verlengd.

(2)

Verordening (EG) nr. 1010/2006 moet derhalve worden gewijzigd.

(3)

Aangezien de momenteel geldende termijn afloopt op 31 maart 2007, moet worden bepaald dat deze verordening van toepassing is met ingang van 1 april 2007.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor eieren en slachtpluimvee,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1010/2006 wordt „31 maart 2007” vervangen door „31 mei 2007”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 april 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 april 2007.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 282 van 1.11.1975, blz. 49. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 679/2006 (PB L 119 van 4.5.2006, blz. 1).

(2)  PB L 282 van 1.11.1975, blz. 77. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 679/2006.

(3)  PB L 180 van 4.7.2006, blz. 3. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1629/2006 (PB L 302 van 1.11.2006, blz. 41).


21.4.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 104/14


VERORDENING (EG) Nr. 436/2007 VAN DE COMMISSIE

van 20 april 2007

betreffende het in artikel 16 van Verordening (EG) nr. 800/1999 bedoelde bewijs dat de douaneformaliteiten voor de invoer van suiker in een derde land zijn vervuld

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie van 15 april 1999 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor de landbouwproducten (1), en met name op artikel 16, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 33, lid 2, van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (2) is bepaald dat de uitvoerrestituties voor producten van de suikersector kunnen worden gedifferentieerd naar gelang van de bestemming indien dit wegens de situatie op de wereldmarkt of de specifieke vereisten van bepaalde markten noodzakelijk is.

(2)

In artikel 1 van Verordening (EG) nr. 958/2006 van de Commissie van 28 juni 2006 betreffende een permanente inschrijving voor het verkoopseizoen 2006/2007 voor de vaststelling van restituties bij uitvoer van witte suiker (3) is voorzien in een dergelijke differentiëring door het uitsluiten van bepaalde bestemmingen.

(3)

In artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 800/1999 is bepaald dat, in het geval van toepassing van een gedifferentieerde restitutie naar gelang van de bestemming, de restitutie slechts wordt betaald indien de in de artikelen 15 en 16 vastgestelde bijkomende voorwaarden zijn vervuld.

(4)

In artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 800/1999 is bepaald dat het product in ongewijzigde staat moet zijn ingevoerd in het derde land of in één van de derde landen waarvoor de restitutie is vastgesteld.

(5)

In artikel 16 van Verordening (EG) nr. 800/1999 zijn de verschillende documenten genoemd die, in geval van differentiatie van de restitutie naar bestemming, kunnen dienen als bewijs dat de douaneformaliteiten bij invoer in een derde land zijn vervuld. Volgens dat artikel kan de Commissie bepalen dat in nader vast te stellen bijzondere gevallen het in dat artikel bedoelde bewijs door overlegging van een bijzonder document of anderszins kan worden geleverd.

(6)

In de sector suiker komen uitvoertransacties normaliter tot stand via op de termijnmarkt in Londen afgesloten f.o.b.-contracten. Hierdoor nemen de kopers in dat f.o.b.-stadium alle contractverplichtingen, inclusief het leveren van het bewijs dat de douaneformaliteiten zijn vervuld, over zonder rechtstreeks de begunstigde te zijn van de restitutie waarop dat bewijs recht geeft. Het verkrijgen van dat bewijs voor alle uitgevoerde hoeveelheden kan in sommige landen gepaard gaan met belangrijke administratieve moeilijkheden, wat de uitbetaling van de restitutie voor alle daadwerkelijk uitgevoerde hoeveelheden aanzienlijk kan vertragen of onmogelijk kan maken.

(7)

Om de impact op het evenwicht op de suikermarkt te beperken, is in Verordening (EG) nr. 2255/2004 van de Commissie van 27 december 2004 betreffende het in artikel 16 van Verordening (EG) nr. 800/1999 bedoelde bewijs dat de douaneformaliteiten voor de invoer van suiker in een derde land zijn vervuld (4) bepaald welke alternatieve bewijzen de nodige garanties bieden om het betrokken product als ingevoerd in het derde land te beschouwen.

(8)

Aangezien de toepassingsperiode van Verordening (EG) nr. 2255/2004 op 31 december 2006 verstrijkt en de administratieve problemen en de gevolgen daarvan voor de markt aanhouden, moet nogmaals worden bepaald welke alternatieve bewijzen voor de aankomst ter bestemming mogen worden overgelegd voor de uitvoertransacties die met ingang van 1 januari 2007 plaatsvinden of hebben plaatsgevonden, en moet derhalve worden voorzien in de toepassing van de onderhavige verordening met terugwerkende kracht.

(9)

Aangezien het om een afwijkende maatregel gaat, dient de geldigheidsduur ervan te worden beperkt.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de overeenkomstig artikel 32 van Verordening (EG) nr. 318/2006 verrichte uitvoer wordt het product als ingevoerd in een derde land beschouwd wanneer de volgende drie documenten worden overgelegd:

a)

een kopie van het vervoersdocument;

b)

een verklaring van lossing van het product, afgegeven door een officiële dienst van het betrokken derde land, door een in het land van bestemming gevestigde officiële dienst van een lidstaat of door een op internationaal niveau in controle en toezicht gespecialiseerde firma die overeenkomstig de artikelen 16 bis tot en met 16 septies van Verordening (EG) nr. 819/1999 is erkend, waaruit blijkt dat het product de plaats van lossing heeft verlaten of althans dat het product, voor zover de dienst of firma die de verklaring afgeeft bekend is, niet opnieuw is verladen met het oog op wederuitvoer;

c)

een door een in de Gemeenschap gevestigde erkende tussenpersoon afgegeven bankdocument waaruit blijkt dat het bedrag voor de betrokken uitvoer is gecrediteerd op de rekening die de exporteur bij deze tussenpersoon heeft lopen, of het betalingsbewijs.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari tot en met 31 december 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 april 2007.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2006 (PB L 365 van 21.11.2006, blz. 52).

(2)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 247/2007 van de Commissie (PB L 69 van 9.3.2007, blz. 3).

(3)  PB L 175 van 29.6.2006, blz. 49. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 203/2007 (PB L 61 van 28.2.2007, blz. 3).

(4)  PB L 385 van 29.12.2004, blz. 22. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2121/2005 (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 24).


21.4.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 104/16


VERORDENING (EG) Nr. 437/2007 VAN DE COMMISSIE

van 20 april 2007

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 622/2003 tot vaststelling van maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2320/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart (1), en met name op artikel 4, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2320/2002 moet de Commissie, voor zover nodig, maatregelen vaststellen voor de tenuitvoerlegging van gemeenschappelijke basisnormen voor luchtvaartbeveiliging in de hele Gemeenschap. Verordening (EG) nr. 622/2003 van de Commissie van 4 april 2003 tot vaststelling van maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart (2) was de eerste wettekst waarin dergelijke maatregelen werden vastgesteld.

(2)

De maatregelen waarin voorzien is bij Verordening (EG) nr. 622/2003 moeten opnieuw worden bezien in het licht van hun operationele gevolgen in luchthavens en hun effect op passagiers.

(3)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2320/2002 zijn de in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 622/2003 vastgestelde maatregelen vertrouwelijk en worden ze niet gepubliceerd. Hetzelfde geldt voor eventuele wijzigingsbesluiten.

(4)

Verordening (EG) nr. 622/2003 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in de onderhavige verordening vastgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de beveiliging van de burgerluchtvaart,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 622/2003 wordt gewijzigd zoals uiteengezet in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 3 van die verordening is van toepassing met betrekking tot de vertrouwelijkheid van deze bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 5 mei 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 april 2007.

Voor de Commissie

Jacques BARROT

Vicevoorzitter


(1)  PB L 355 van 30.12.2002, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 849/2004 (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 1).

(2)  PB L 89 van 5.4.2003, blz. 9. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1862/2006 (PB L 358 van 16.12.2006, blz. 36).


BIJLAGE

Overeenkomstig artikel 1 is de bijlage vertrouwelijk en mag ze niet in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.


21.4.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 104/18


VERORDENING (EG) Nr. 438/2007 VAN DE COMMISSIE

van 20 april 2007

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name op artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen te worden vastgesteld voor de indeling van de in de bijlage bij de onderhavige verordening opgenomen goederen.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke communautaire voorschriften is vastgesteld voor de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Met toepassing van genoemde algemene regels, dienen de in kolom 1 van de tabel omschreven goederen die zijn opgenomen in de bijlage, te worden ingedeeld onder de daarmee corresponderende GN-codes die zijn vermeld in kolom 2, op grond van de motiveringen die zijn opgenomen in kolom 3 van voornoemde tabel.

(4)

Het is wenselijk dat een beroep kan worden gedaan op een door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte bindende tariefinlichting betreffende de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die niet in overeenstemming is met de bepalingen van onderhavige verordening, door de rechthebbende, gedurende drie maanden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2).

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De goederen omschreven in kolom 1 van de in de bijlage opgenomen tabel worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de corresponderende GN-codes vermeld in kolom 2 van voornoemde tabel.

Artikel 2

Op de door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de onderhavige verordening, kan gedurende drie maanden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92, een beroep worden gedaan.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 april 2007.

Voor de Commissie

László KOVÁCS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 301/2007 (PB L 81 van 22.3.2007, blz. 11).

(2)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Bereiding in de vorm van gelatinecapsules Elke capsule bevat:

 

co-enzym Q10: 30 mg

 

sojaolie: 178 mg

 

sojalecithine: 6,3 mg

 

kokosnootolie: 15,1 mg

 

bijenwas: 15,1 mg

 

palmolie: 45,5 mg.

De in de bereiding aanwezige oliën en was dienen als drager en vulmiddel.

Het product wordt aangeboden voor de verkoop in het klein.

Volgens de verpakking vertoont het co-enzym Q10 antioxiderende eigenschappen en wordt het toegepast als een hulpstof bij aandoeningen van de bloedsomloop.

2106 90 92

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aanvullende aantekening (GN) 1, onder a), op hoofdstuk 30 en de tekst van de GN-codes 2106, 2106 90 en2106 90 92.

Het product kan niet worden ingedeeld onder post 1517 omdat de in het product aanwezige oliën en was enkel de functie van drager en vulmiddel hebben. De indeling van het product wordt bepaald door het co-enzym Q10; de concentratie daarvan in de bereiding is veel hoger dan de natuurlijke concentratie in plantaardige oliën.

Het product kan niet worden ingedeeld onder hoofdstuk 30 omdat de voorgeschreven dosering co-enzym Q10 ontoereikend is voor een therapeutisch of profylactisch gebruik.

Het product moet worden ingedeeld als een bereiding van post 2106.


21.4.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 104/20


VERORDENING (EG) Nr. 439/2007 VAN DE COMMISSIE

van 20 april 2007

tot uitvoering van Besluit 2006/526/EG inzake de betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en Groenland en het Koninkrijk Denemarken, anderzijds

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Besluit 2006/526/EG van de Raad van 17 juli 2006 inzake de betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en Groenland en het Koninkrijk Denemarken, anderzijds (1), en met name op artikel 9,

Gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Besluit 2006/526/EG (hierna „het besluit” genoemd) bepaalt dat de Commissie in overleg met de autonome regering van Groenland en de regering van Denemarken in het kader van de partnerschapsprocedure maatregelen moet vaststellen voor de uitvoering van deel twee van het besluit.

(2)

De door de Commissie uit hoofde van artikel 9 van het besluit vastgestelde maatregelen moeten in overeenstemming zijn met de beginselen van gezond financieel beheer, partnerschap, complementariteit en subsidiariteit, en de eigen inbreng van de autonome regering van Groenland in het ontwikkelingsproces alsook een adequaat toezicht en controle door de autonome regering van Groenland zelf en de Commissie waarborgen.

(3)

Uit hoofde van artikel 11, lid 2, van het besluit en rekening houdend met de specifieke behoeften en capaciteiten van de autonome regering van Groenland en de wijze waarop zij de overheidsuitgaven beheert, wordt financiële steun in de vorm van begrotingssteun toegekend.

(4)

Er moeten bepalingen worden vastgesteld voor de opstelling en goedkeuring door de autonome regering van Groenland en de Commissie van het in artikel 6 van het besluit bedoelde indicatief programmeringsdocument voor de duurzame ontwikkeling van Groenland en voor de tenuitvoerlegging, follow-up, evaluatie en toetsing alsmede voor rapportage. Die bepalingen moeten betrekking hebben op de deelname van de Commissie aan die activiteiten.

(5)

Over de in deze verordening vervatte maatregelen is overleg gepleegd met de autonome regering van Groenland en de regering van Denemarken.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité Groenland, dat is ingesteld bij artikel 10 van het besluit,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

In deze verordening worden de procedures vastgesteld voor de programmering, tenuitvoerlegging, controle, toetsing en evaluatie van de financiële steun van de Gemeenschap aan Groenland van 1 januari 2007 tot 31 december 2013, die door de Commissie wordt beheerd in overeenstemming met Besluit 2006/526/EG en het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 2

Complementariteit en partnerschap

1.   De programmering, tenuitvoerlegging, controle, toetsing en evaluatie van de steun verlopen in nauw overleg tussen de autonome regering van Groenland, de regering van Denemarken en de Commissie.

2.   De autonome regering van Groenland zorgt ervoor dat de plaatselijke autoriteiten en het maatschappelijke middenveld tijdens het programmeringsproces voldoende worden geraadpleegd.

3.   De autonome regering van Groenland, de regering van Denemarken en de Commissie bevorderen de coördinatie en samenhang tussen uit hoofde van deze verordening genomen maatregelen, maatregelen uitgevoerd met bijdragen uit het EOF en acties uitgevoerd door de Europese Investeringsbank enerzijds, en bijdragen van de regering van Denemarken anderzijds.

Artikel 3

Programmering

1.   Acties die in het kader van het besluit financiële steun van de Gemeenschap ontvangen, worden zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van deze verordening geprogrammeerd door goedkeuring van een programmeringsdocument voor de duurzame ontwikkeling van Groenland overeenkomstig het model in de bijlage bij deze verordening.

2.   De autonome regering van Groenland stelt na overleg met de actoren in het ontwikkelingsproces een voorstel voor het programmeringsdocument op en maakt daarbij gebruik van de opgedane ervaring en beste praktijken.

Het voorstel voor het programmeringsdocument wordt aangepast aan de behoeften en beantwoordt aan de specifieke situatie van Groenland. Het omvat een prioriteitenlijst van de activiteiten en ontwikkelt de eigen plaatselijke inbreng in de samenwerkingprogramma’s.

Het voorstel wordt uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening aan de Commissie voorgelegd.

3.   De autonome regering van Groenland, de regering van Denemarken en de Commissie wisselen van gedachten over het ontwerp-programmeringsdocument, rekening houdend met de verantwoordelijkheid van de Commissie voor de responsstrategie.

De autonome regering van Groenland verstrekt alle nodige informatie, waaronder de resultaten van alle uitvoerbaarheidsstudies, om de beoordeling van het ontwerp-programmeringsdocument door de Commissie zo doeltreffend mogelijk te maken.

Discrepanties tussen de eigen analyse van de autonome regering van Groenland en die van de Commissie worden aangegeven.

4.   Uiterlijk 30 dagen nadat de autonome regering van Groenland het voorstel voor het programmeringsdocument heeft ingediend, evalueert de Commissie het voorstel om na te gaan of het alle vereiste elementen omvat om het jaarlijkse financieringsbesluit overeenkomstig artikel 6, lid 4, van het besluit goed te keuren en of het programmeringsdocument in overeenstemming is met de doelstellingen van het besluit, deze verordening en het desbetreffende beleid van de Gemeenschap.

5.   De autonome regering van Groenland is bevoegd voor het opstellen van de definitieve versie van het programmeringsdocument. De autonome regering van Groenland en de Commissie keuren gezamenlijk het programmeringsdocument goed. De Commissie keurt het programmeringsdocument goed nadat het comité Groenland zijn advies overeenkomstig artikel 10, lid 2, van het besluit heeft uitgebracht.

Artikel 4

Tenuitvoerlegging

1.   De uitgaven voor financiële steun aan Groenland uit hoofde van het besluit worden door de Commissie vastgelegd overeenkomstig het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen en artikel 11, lid 3, van het besluit.

2.   In het kader van het programmeringsdocument wordt de vastlegging van de uitgaven voorafgegaan door een jaarlijks financieringsbesluit van de Commissie betreffende sectorale begrotingssteun, gevolgd door een financieringsovereenkomst tussen de Commissie en de autonome regering van Groenland. Het jaarlijkse financieringsbesluit wordt door de Commissie goedgekeurd nadat het comité Groenland zijn advies overeenkomstig artikel 10, lid 2, van het besluit heeft uitgebracht.

3.   Van het totale jaarlijkse bedrag wordt een indicatief bedrag van ten hoogste 1 % gebruikt voor de middelen die nodig zijn voor een doeltreffend beheer van de steun door de Commissie.

Artikel 5

Controle, toetsing en evaluatie

1.   De autonome regering van Groenland draagt in eerste instantie de verantwoordelijkheid voor de financiële controle van de steun, onverminderd de verantwoordelijkheid van de Commissie voor de tenuitvoerlegging van de financiële steun van de Gemeenschap.

De Commissie en de autonome regering van Groenland werken samen en coördineren de plannen, methoden en uitvoering van de controles teneinde de controles een maximaal effect te laten sorteren. Zij wisselen de resultaten van de verrichte controles onmiddellijk uit.

2.   De autonome regering van Groenland houdt toezicht op de tenuitvoerlegging van het programmeringsdocument.

Om de doeltreffendheid en de kwaliteit van de tenuitvoerlegging van de steun na te gaan controleert en evalueert de autonome regering van Groenland de vorderingen die bij de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen van het programmeringsdocument zijn gemaakt.

De autonome regering van Groenland voert het toezicht uit aan de hand van de indicatoren die in het programmeringsdocument en de jaarlijkse financieringsovereenkomst zijn vermeld. De indicatoren hebben betrekking op de specifieke kenmerken en de doelstellingen van het programma.

3.   De autonome regering van Groenland stelt jaarlijks een uitvoeringsverslag op, dat zij aan de Commissie voorlegt conform het tijdschema van de financieringsovereenkomsten die jaarlijks tussen de Commissie en de autonome regering van Groenland worden gesloten.

Dit verslag wordt ter plaatse opgesteld en wordt door de autonome regering van Groenland en de Commissie binnen 60 dagen voltooid.

Het bevat met name:

a)

een evaluatie van de in de concentratiesector(en) bereikte resultaten, getoetst aan de doelstellingen van het programmeringsdocument, de controle-indicatoren en de sectorale beleidsverplichtingen;

b)

een evaluatie van de tenuitvoerlegging van de lopende acties als vastgesteld in de financieringsovereenkomsten, en van de mate waarin het tijdschema voor vastleggingen en betalingen is nageleefd;

c)

een verklaring waarin het wettelijke en rechtmatige karakter wordt gewaarborgd.

4.   Bij de in artikel 13 van het besluit bedoelde tussentijdse toetsing worden de eerste resultaten van het programmeringsdocument en hun relevantie onderzocht, wordt nagegaan in welke mate de doelstellingen zijn bereikt en worden het gebruik van de financiële middelen, het verloop van het toezicht en de uitvoering, het tempo van de betalingen en de algemene samenwerking tussen de autonome regering van Groenland en de Commissie beoordeeld.

De toetsing wordt uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de Commissie, in samenwerking met de autonome regering van Groenland en de regering van Denemarken, op basis van de in het programmeringsdocument vastgestelde criteria, onder meer betreffende de financiële toewijzing, en rekening houdend met de in lid 3 bedoelde jaarlijkse uitvoeringsverslagen.

5.   De evaluatie van het programmeringsdocument betreft het gebruik van de middelen en de doeltreffendheid, de efficiency en het effect van de steun, en omvat conclusies en aanbevelingen, waarbij met name wordt gebruikgemaakt van eerdere evaluatieresultaten.

In de evaluatie dienen de factoren aan bod te komen die hebben bijgedragen tot het welslagen of mislukken van de tenuitvoerlegging alsook de verwezenlijkingen en resultaten, met inbegrip van de duurzaamheid.

De evaluatie van het programmeringsdocument valt onder de verantwoordelijkheid van de Commissie, in overleg met de autonome regering van Groenland en de regering van Denemarken.

De resultaten van de evaluatie worden openbaar gemaakt.

Artikel 6

Vrijwaringsmaatregelen

1.   De Commissie schorst de betalingen en verzoekt, met opgave van redenen, de autonome regering van Groenland haar opmerkingen in te dienen en waar passend binnen een bepaalde termijn correcties aan te brengen wanneer zij na uitvoering van de nodige controles tot de conclusie komt dat:

a)

de autonome regering van Groenland niet aan haar verplichtingen heeft voldaan; of

b)

het programmeringsdocument of een deel daarvan geen volledige of gedeeltelijke bijdrage van de Gemeenschap rechtvaardigt; of

c)

de beheers- of controlesystemen ernstige tekortkomingen vertonen die tot systematische onregelmatigheden kunnen leiden.

2.   De termijn waarbinnen de autonome regering van Groenland kan reageren op een verzoek om haar opmerkingen in te dienen en waar nodig correcties toe te passen, bedraagt twee maanden, behalve in naar behoren gemotiveerde gevallen waarin de Commissie een langere termijn kan toestaan.

3.   Wanneer de autonome regering van Groenland de opmerkingen van de Commissie betwist, worden de autonome regering van Groenland en de regering van Denemarken door de Commissie uitgenodigd op een ad-hocpartnerschapsbijeenkomst, waarop alle partijen overeenstemming trachten te bereiken over de opmerkingen en de daaruit te trekken conclusies.

Wanneer bij betwisting van de opmerkingen van de Commissie door de autonome regering van Groenland een ad-hocpartnerschapsbijeenkomst plaatsvindt, begint de in lid 5 vastgestelde periode van drie maanden waarbinnen de Commissie een besluit kan nemen, te lopen vanaf de datum van de partnerschapsbijeenkomst.

4.   Wanneer de Commissie financiële correcties voorstelt, wordt de autonome regering van Groenland in de gelegenheid gesteld door middel van een onderzoek van de betrokken dossiers aan te tonen dat de werkelijke omvang van de onregelmatigheden kleiner was dan door de Commissie ingeschat.

Behalve in naar behoren gemotiveerde gevallen kan de voor dit onderzoek toegestane aanvullende periode niet meer bedragen dan twee maanden volgend op de in lid 2 bedoelde periode van twee maanden. De Commissie houdt rekening met al het door de autonome regering van Groenland binnen de bovenvermelde termijnen verstrekte bewijsmateriaal.

5.   Na het verstrijken van de in lid 2 vastgestelde termijn en indien geen overeenstemming is bereikt en de autonome regering van Groenland geen correcties heeft aangebracht, neemt de Commissie, rekening houdend met de eventuele opmerkingen van de autonome regering van Groenland en de regering van Denemarken, binnen drie maanden een besluit om:

a)

de betalingen te verminderen; of

b)

de nodige financiële correcties aan te brengen door de toewijzing geheel of gedeeltelijk in te trekken.

6.   Onverminderd het bepaalde in de leden 1 tot en met 5 kan de Commissie na passende controles een tussentijdse betaling geheel of gedeeltelijk schorsen, indien zij vaststelt dat bij de betrokken uitgaven een ernstige onregelmatigheid is begaan die niet is gecorrigeerd, en zij oordeelt dat onmiddellijk optreden vereist is.

De Commissie brengt de autonome regering van Groenland op de hoogte van de maatregelen die zij heeft genomen en de motieven ervoor. Indien de motieven voor de schorsing na vijf maanden nog steeds bestaan of de autonome regering van Groenland de Commissie niet in kennis heeft gesteld van de maatregelen die zijn genomen om de ernstige onregelmatigheid te corrigeren, kunnen de verschuldigde bedragen worden teruggevorderd overeenkomstig het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 7

Voorlichting en publiciteit

1.   De autonome regering van Groenland zorgt ervoor dat aan de overeenkomstig het besluit gefinancierde programma’s voldoende bekendheid wordt gegeven door de publieke opinie bewust te maken van de rol van de Gemeenschap bij die programma’s.

2.   De autonome regering van Groenland ziet er met name op toe dat vertegenwoordigers van de communautaire instellingen naar behoren worden betrokken bij de belangrijkste publieke activiteiten in verband met de gefinancierde programma’s.

Artikel 8

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 april 2007.

Voor de Commissie

Louis MICHEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 208 van 29.7.2006, blz. 28.

(2)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1995/2006 (PB L 390 van 30.12.2006, blz. 1).


BIJLAGE

INDICATIEVE STRUCTUUR VAN HET PROGRAMMERINGSDOCUMENT VOOR DE DUURZAME ONTWIKKELING VAN GROENLAND

De volledige tekst met het overzicht en de hoofdstukken 1 tot en met 5 moet beperkt worden tot ongeveer 15 bladzijden, plus bijlagen.

Deel A:   Samenwerkingsstrategie

Samenvatting

Het programmeringsdocument moet beginnen met een samenvatting van een halve bladzijde. Hierin moeten de belangrijkste uitdagingen worden opgesomd waarmee Groenland op middellange en lange termijn wordt geconfronteerd, het hoofddoel van het programmeringsdocument en de belangrijkste redenen voor de keuze van de concentratiesector.

Hoofdstuk 1:   Samenwerkingsdoelstellingen van de Europese Gemeenschap

In dit hoofdstuk worden de algemene samenwerkingsdoelstellingen van de Europese Gemeenschap uitdrukkelijk genoemd zoals die zijn vastgesteld in het EG-Verdrag, het besluit en de bijbehorende gezamenlijke verklaring over de betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap enerzijds en Groenland en het Koninkrijk Denemarken anderzijds.

Hoofdstuk 2:   Beleidsagenda van de autonome regering van Groenland

In dit hoofdstuk moet een beknopt overzicht worden gegeven van de doelstellingen van de autonome regering van Groenland zoals uiteengezet in officiële (sectorale) beleidsdocumenten, plannen op middellange of lange termijn, hervormingsstrategieën of ontwikkelingsprogramma’s. Daarbij moet een beschrijving worden gevoegd van de wijze waarop de autonome regering van Groenland van plan is deze doelstellingen te verwezenlijken, alsook een evaluatie van de desbetreffende sectorbegroting. Het hoofdstuk dient voorts een beknopte beoordeling van de institutionele capaciteit te omvatten.

Hoofdstuk 3:   Analyse van de politieke, economische en sociale situatie

Dit hoofdstuk moet een beschrijving geven van de belangrijkste problemen op het gebied van het binnenlandse beleid en relevante aspecten van het externe beleid, waaronder de politieke situatie, handelsaspecten, de economische en sociale situatie, milieuaspecten en ten slotte de duurzaamheid van het lopende beleid en de uitdagingen op middellange termijn. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de beoordeling van het macro-economisch beleid en het beheer van de overheidsuitgaven van Groenland.

Hoofdstuk 4:   Responsstrategie van de Europese Gemeenschap

In dit hoofdstuk moeten de strategische keuzes voor de EG-samenwerking worden uiteengezet met vermelding van de sectoren waarop de steun zal worden geconcentreerd. Die keuze dient logisch voort te vloeien uit:

de beleidsdoelstellingen van de Europese Gemeenschap,

een analyse van de situatie en de ontwikkelingsstrategie van Groenland, waarbij de relevantie en de duurzaamheid van de steunstrategie worden vastgesteld,

de indicatieve omvang van de beschikbare middelen,

complementariteit met de steun van andere belangrijke donoren en de eigen programma’s van de autonome regering van Groenland. Deze programma’s moeten beknopt worden beschreven.

Deel B:   Indicatief programma

Hoofdstuk 5:   Indicatief programma

Dit hoofdstuk omvat het indicatieve programma voor Groenland, dat steunt op de strategische analyse en volledig daarmee in overeenstemming is. Het indicatieve programma vormt een integrerend deel van het programmeringsdocument en moet de volgende delen omvatten:

   Doelstellingen en verwachte resultaten: dit deel moet een beknopte beschrijving omvatten van de algemene doelstellingen en het oogmerk van het programma dat over de periode 2007-2013 wordt gefinancierd en van de verwachte resultaten.

   Financieringsbedragen: dit deel moet een verdeling omvatten van de indicatieve bedragen die voor de periode 2007-2013 voor de concentratiesector (en eventueel andere sectoren) zijn gereserveerd en die moeten worden gebruikt ter ondersteuning van de in de strategie aangegeven prioriteiten. Alle bedragen moeten in euro worden uitgedrukt.

   Concentratiesector: dit deel moet informatie bevatten over de specifieke doelstellingen en verwachte resultaten voor de concentratiesector (en eventueel andere sectoren) alsmede over de belangrijkste geplande steunmaatregelen. Ook de beleidsmaatregelen en begeleidende maatregelen die door de regering van Groenland zullen worden genomen als bijdrage aan de tenuitvoerlegging van de responsstrategie moeten hierin worden vermeld. Er moet worden aangegeven welk bedrag voor de concentratiesector (en eventueel andere sectoren) wordt gereserveerd. De verschillende actoren moeten worden vermeld.

   Financieringstype: de merites van sectorale begrotingssteun moeten worden geanalyseerd en de nadere uitwerking van de aanpak beschreven.

   Risico’s en hypothesen: er moet een beschrijving worden gegeven van de gekozen hypothesen, de risico’s die de uitvoering van het programma kunnen beïnvloeden en de eventuele corrigerende maatregelen.

   Indicatoren: input-, output-, resultaat- en, voor zover mogelijk, impactindicatoren moeten worden vastgesteld voor de beleidsterreinen die onder de concentratiesector vallen. De indicatoren moeten specifiek, op korte en middellange termijn meetbaar, haalbaar, realistisch en tijdgebonden zijn, en een begin- en streefniveau alsook duidelijke termijnen omvatten om bij de jaarlijkse, tussentijdse en eindevaluatie vergelijking mogelijk te maken.

   Controle van de prestaties: de procedures voor controle van de prestaties moeten in dit deel worden beschreven aan de hand van gemakkelijk toegankelijke informatie.

   Sectoroverschrijdende onderwerpen: er moet aandacht worden besteed aan het integreren van sectoroverschrijdende onderwerpen (gender, milieu, institutionele ontwikkeling en capaciteitsopbouw) in de steunsectoren.

   Beknopte gegevens over Groenland moeten worden bijgevoegd alsmede alle andere nuttige informatie.


21.4.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 104/26


VERORDENING (EG) Nr. 440/2007 VAN DE COMMISSIE

van 20 april 2007

inzake de afgifte van certificaten voor de invoer van knoflook in de deelperiode van 1 juni tot en met 31 augustus 2007

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name op artikel 7, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 341/2007 (3) betreft de opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten en de instelling van een stelsel van invoercertificaten en certificaten van oorsprong voor uit derde landen ingevoerde knoflook en bepaalde andere landbouwproducten.

(2)

De hoeveelheden waarvoor, op grond van artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 341/2007 gedurende de eerste vijf werkdagen van april 2007 A-certificaten zijn aangevraagd door traditionele en door nieuwe importeurs, overschrijden de hoeveelheden die beschikbaar zijn voor producten van oorsprong uit China en andere derde landen dan China en Argentinië.

(3)

Derhalve moet, overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 341/2007, worden vastgesteld in welke mate gevolg kan worden gegeven aan de aanvragen voor A-certificaten die uiterlijk op 15 april 2007 aan de Commissie zijn meegedeeld overeenkomstig artikel 12 van die verordening,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De aanvragen voor A-invoercertificaten die op grond van artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 341/2007 gedurende de eerste vijf werkdagen van april 2007 zijn ingediend en uiterlijk op 15 april 2007 aan de Commissie zijn meegedeeld, worden ingewilligd na vermenigvuldiging van de gevraagde hoeveelheden met de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënt.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 april 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 297 van 21.11.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 47/2003 van de Commissie (PB L 7 van 11.1.2003, blz. 64).

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 289/2007 (PB L 78 van 17.3.2007, blz. 17).

(3)  PB L 90 van 30.3.2007, blz. 12.


BIJLAGE

Oorsprong

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt

Argentinië

Traditionele importeurs

09.4104

X

Nieuwe importeurs

09.4099

X

China

Traditionele importeurs

09.4105

24,88668 %

Nieuwe importeurs

09.4100

0,600467 %

Andere derde landen

Traditionele importeurs

09.4106

100 %

Nieuwe importeurs

09.4102

75,524737 %

„X”

:

Voor deze oorsprong is voor de betrokken deelperiode geen hoeveelheid beschikbaar.

„—”

:

Aan de Commissie zijn geen certificaataanvragen meegedeeld.


21.4.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 104/28


VERORDENING (EG) Nr. 441/2007 VAN DE COMMISSIE

van 20 april 2007

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 423/2007 van de Raad betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 423/2007 van de Raad van 19 april 2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (1), en met name op artikel 15, lid 1, onder c),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 423/2007 worden personen, entiteiten en lichamen opgesomd die door de VN-Veiligheidsraad of het Sanctiecomité van de VN-Veiligheidsraad zijn aangewezen en wier tegoeden en economische middelen daarom krachtens die verordening worden bevroren.

(2)

De VN-Veiligheidsraad heeft op 24 maart 2007 besloten tot wijziging van de lijst van personen, groepen en entiteiten wier tegoeden en economische middelen moeten worden bevroren. Bijlage IV moet dus dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(3)

Teneinde de effectiviteit van de maatregelen waarin deze verordening voorziet te waarborgen, dient de verordening onmiddellijk in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 423/2007 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 april 2007.

Voor de Commissie

Eneko LANDÁBURU

Directeur-generaal Buitenlandse betrekkingen


(1)  PB L 103 van 20.4.2007, blz. 1.


BIJLAGE

„BIJLAGE IV

A.   Natuurlijke personen

(1)

Fereidoun Abbasi-Davani. Overige informatie: hoofdwetenschapper van het ministerie van Defensie en Logistiek van de Strijdkrachten (MODAFL), met banden met het Instituut voor Toegepaste Fysica. Werkt nauw samen met Mohsen Fakhrizadeh-Mahabadi.

(2)

Dawood Agha-Jani. Functie: hoofd van de PFEP (Natanz). Overige informatie: betrokken bij het nucleaire programma van Iran.

(3)

Ali Akbar Ahmadian. Rang: viceadmiraal. Functie: hoofd van de gezamenlijke staf van de Iraanse revolutionaire garde (IRGC) (Pasdaran).

(4)

Behman Asgarpour. Functie: operationeel manager (Arak). Overige informatie: betrokken bij het nucleaire programma van Iran.

(5)

Bahmanyar Morteza Bahmanyar. Functie: hoofd van de Afdeling Financiën en Begroting, Aerospace Industries Organisation (AIO). Overige informatie: betrokken bij het programma voor ballistische raketten van Iran.

(6)

Ahmad Vahid Dastjerdi. Functie: hoofd van de Aerospace Industries Organisation (AIO). Overige informatie: betrokken bij het programma voor ballistische raketten van Iran.

(7)

Ahmad Derakhshandeh. Functie: president en directeur van Bank Sepah.

(8)

Reza-Gholi Esmaeli. Functie: hoofd van de Afdeling Handel en Internationale Aangelegenheden, Aerospace Industries Organisation (AIO). Overige informatie: betrokken bij het programma voor ballistische raketten van Iran.

(9)

Mohsen Fakhrizadeh-Mahabadi. Overige informatie: hoofdwetenschapper van het MODAFL en voormalig hoofd van het Centrum voor fysisch onderzoek (PHRC).

(10)

Mohammad Hejazi. Rang: brigadegeneraal. Functie: bevelhebber van de Bassij-weermacht.

(11)

Mohsen Hojati. Functie: hoofd van de Fajr Industrial Group.

(12)

Mehrdada Akhlaghi Ketabachi. Functie: hoofd van de Shahid Bagheri Industrial Group (SBIG).

(13)

Ali Hajinia Leilabadi. Functie: algemeen directeur van de Mesbah Energy Company. Overige informatie: betrokken bij het nucleaire programma van Iran.

(14)

Naser Maleki. Functie: hoofd van Shahid Hemmat Industrial Group (SHIG). Overige informatie: Naser Maleki is voorts een functionaris van het MODAFL die toezicht houdt op de werkzaamheden in verband met het programma voor de ballistische raket Shahab-3. De Shahab-3 is de huidige ballistische langeafstandsraket van Iran.

(15)

Jafar Mohammadi. Functie: technisch adviseur van de Atomic Energy Organisation of Iran (AEOI) (beheert de productie van kleppen voor centrifuges). Overige informatie: betrokken bij het nucleaire programma van Iran.

(16)

Ehsan Monajemi. Functie: directeur bouwprojecten, Natanz. Overige informatie: betrokken bij het nucleaire programma van Iran.

(17)

Mohammad Mehdi Nejad Nouri. Rang: luitenant-generaal. Rector van Malek Ashtar University of Defence Technology. Overige informatie: de afdeling scheikunde van de Ashtar University of Defence Technology is verbonden met het MODAFL en heeft experimenten met beryllium uitgevoerd. Betrokken bij het nucleaire programma van Iran.

(18)

Mohammad Qannadi. Functie: vicepresident Onderzoek en Ontwikkeling van de AEOI. Overige informatie: betrokken bij het nucleaire programma van Iran.

(19)

Amir Rahimi. Functie: hoofd van het Esfahan Nuclear Fuel Research and Production Center. Overige informatie: het Esfahan Nuclear Fuel Research and Production Center is onderdeel van de Nuclear Fuel Production and Procurement Company (onderdeel van de AEOI), die betrokken is bij verrijkingsactiviteiten.

(20)

Morteza Rezaie. Rang: brigadegeneraal. Functie: plaatsvervangend bevelhebber van de IRGC.

(21)

Morteza Safari. Rang: viceadmiraal. Functie: bevelhebber van de marine van de IRGC.

(22)

Yahya Rahim Safavi. Rang: generaal-majoor. Functie: bevelhebber van de IRGC (Pasdaran). Overige informatie: betrokken bij zowel het nucleaire programma als het programma voor ballistische raketten van Iran.

(23)

Seyed Jaber Safdari. Overige informatie: directeur van de verrijkingsinstallaties in Natanz.

(24)

Hosein Salimi. Rang: generaal. Functie: bevelhebber van de luchtmacht, IRGC (Pasdaran). Overige informatie: betrokken bij het programma voor ballistische raketten van Iran.

(25)

Qasem Soleimani. Rang: brigadegeneraal. Functie: bevelhebber van de Qods-strijdkrachten.

(26)

Mohammad Reza Zahedi. Rang: brigadegeneraal. Functie: bevelhebber van de landstrijdkrachten van de IRGC.

(27)

Generaal Zolqadr. Functie: onderminister van Binnenlandse Zaken, belast met veiligheid, officier van de IRGC.

B.   Entiteiten

(1)

Ammunition and Metallurgy Industries Group (AMIG) (ook bekend als Ammunition Industries Group). Overige informatie: a) de AMIG controleert de 7th of Tir; b) de AMIG is eigendom van en wordt gecontroleerd door de Defence Industries Organisation (DIO).

(2)

Atomic Energy Organisation of Iran (AEOI). Overige informatie: betrokken bij het nucleaire programma van Iran.

(3)

Bank Sepah en Bank Sepah International. Overige informatie: Bank Sepah verleent steun aan de Aerospace Industries Organisation (AIO) en de ondergeschikte entiteiten daarvan, onder andere de Shahid Hemmat Industrial Group (SHIG) en de Shahid Bagheri Industrial Group (SBIG).

(4)

Cruise Missile Industry Group (ook bekend als Naval Defence Missile Industry Group).

(5)

Defence Industries Organisation (DIO). Overige informatie: a) overkoepelende, door het MODAFL gecontroleerde entiteit, waarvan enkele ondergeschikte entiteiten betrokken zijn geweest bij het vervaardigen van onderdelen voor het centrifugeprogramma, en bij het rakettenprogramma; b) betrokken bij het nucleaire programma van Iran.

(6)

Esfahan Nuclear Fuel Research and Production Centre (NFRPC) en Esfahan Nuclear Technology Centre (ENTC). Overige informatie: deze centra zijn onderdelen van de Nuclear Fuel Production and Procurement Company, die onder de Atomic Energy Organisation of Iran (AEOI) ressorteert.

(7)

Fajr Industrial Group. Overige informatie: a) voorheen Instrumentation Factory Plant; b) ondergeschikte entiteit van AIO; c) betrokken bij het programma voor ballistische raketten van Iran.

(8)

Farayand Technique. Overige informatie: a) betrokken bij het nucleaire programma van Iran (centrifugeprogramma); b) genoemd in IAEA-rapporten.

(9)

Kala-Electric (ook bekend als Kalaye Electric). Overige informatie: a) leverancier van de PFEP — Natanz; b) betrokken bij het nucleaire programma van Iran.

(10)

Karaj Nuclear Research Centre. Overige informatie: onderdeel van de onderzoeksdivisie van de AEOI.

(11)

Kavoshyar Company. Overige informatie: dochteronderneming van de AEOI.

(12)

Mesbah Energy Company. Overige informatie: a) leverancier van de A40-onderzoeksreactor — Arak; b) betrokken bij het nucleaire programma van Iran.

(13)

Novin Energy Company (ook bekend als Pars Novin). Overige informatie: opereert binnen de AEOI.

(14)

Parchin Chemical Industries. Overige informatie: onderdeel van de DIO.

(15)

Pars Aviation Services Company. Overige informatie: verzorgt het onderhoud van vliegtuigen.

(16)

Pars Trash Company. Overige informatie: a) betrokken bij het nucleaire programma van Iran (centrifugeprogramma); b) genoemd in IAEA-rapporten.

(17)

Qods Aeronautics Industries. Overige informatie: produceert onbemande luchtvaartuigen (UAV’s), parachutes, paragliders, paramotors, enz.

(18)

Sanam Industrial Group. Overige informatie: ondergeschikte entiteit van de AIO.

(19)

7th of Tir. Overige informatie: a) ondergeschikte entiteit van DIO, waarvan algemeen wordt aangenomen dat het rechtstreeks betrokken is bij het nucleaire programma van Iran; b) betrokken bij het nucleaire programma van Iran.

(20)

Shahid Bagheri Industrial Group (SBIG). Overige informatie: a) ondergeschikte entiteit van de AIO; b) betrokken bij het programma voor ballistische raketten van Iran.

(21)

Shahid Hemmat Industrial Group (SHIG). Overige informatie: a) ondergeschikte entiteit van de AIO; b) betrokken bij het programma voor ballistische raketten van Iran.

(22)

Sho’a’ Aviation. Overige informatie: produceert ultralichte vliegtuigen (microlights).

(23)

Ya Mahdi Industries Group. Overige informatie: ondergeschikte entiteit van de AIO.”


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Raad

21.4.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 104/32


BESLUIT VAN DE RAAD

van 5 maart 2007

betreffende het standpunt van de Gemeenschap inzake Besluit nr. 1/2007 van het Gemengd Comité bedoeld in de Interim-overeenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Republiek Albanië, anderzijds, houdende vaststelling van het reglement van orde, waaronder de taakomschrijving en structuur van de Werkgroepen EG-Albanië

(2007/239/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 300, lid 2, tweede alinea,

Gelet op de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Albanië inzake handel en commerciële en economische samenwerking (1) (hierna „de Overeenkomst” genoemd), die op 1 december 1992 van toepassing is geworden, en met name op artikel 18,

Gelet op de Interim-overeenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Republiek Albanië, anderzijds (2), (hierna „de Interim-overeenkomst” genoemd) die op 12 juni 2006 is ondertekend, en met name op de artikelen 42 en 43,

Gelet op het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Interim-overeenkomst treedt op 1 december 2006 in werking.

(2)

Artikel 42 van de Interim-overeenkomst bepaalt dat het Gemengd Comité dat is ingesteld bij de Overeenkomst, toezicht uitoefent op de toepassing en tenuitvoerlegging van de Interim-overeenkomst.

(3)

Overeenkomstig artikel 43, derde alinea, van de Interim-overeenkomst stelt het Gemengd Comité zijn eigen reglement van orde vast.

(4)

Artikel 18, lid 1, onder e), van de Overeenkomst bepaalt dat het Gemengd Comité kan besluiten werkgroepen in te stellen.

(5)

De benoeming, samenstelling, taakomschrijving en structuur van de werkgroepen worden vastgelegd in het reglement van orde van het Gemengd Comité.

(6)

De Gemeenschap dient het standpunt te bepalen dat in het Gemengd Comité dient te worden ingenomen met betrekking tot de goedkeuring van het reglement van orde,

BESLUIT:

Enig artikel

Het standpunt van de Gemeenschap in het Gemengd Comité bedoeld in artikel 42 van de Interim-overeenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Republiek Albanië, anderzijds, wordt gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerp-besluit van het Gemengd Comité.

Gedaan te Brussel, 5 maart 2007.

Voor de Raad

De voorzitter

F.-W. STEINMEIER


(1)  PB L 343 van 25.11.1992, blz. 2.

(2)  PB L 239 van 1.9.2006, blz. 2.


BESLUIT Nr. 1/2007

van …

van het Gemengd Comité als bedoeld in de Interim-overeenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de republiek Albanië, anderzijds houdende vaststelling van het reglement van orde, waaronder de taakomschrijving en structuur van de Werkgroepen EG-Albanië

HET GEMENGD COMITÉ,

Gelet op de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Albanië inzake handel en commerciële en economische samenwerking (hierna „de Overeenkomst” genoemd), die op 1 december 1992 van toepassing is geworden, en met name op artikel 18,

Gelet op de Interim-overeenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Republiek Albanië, anderzijds (hierna de „Interim-overeenkomst” genoemd) die op 12 juni 2006 is ondertekend, en met name op de artikelen 42 en 43,

Overwegende dat de Interim-overeenkomst op 1 december 2006 in werking is getreden,

BESLUIT:

Artikel 1

Voorzitterschap

Het Gemengd Comité wordt beurtelings voorgezeten door de partijen.

Artikel 2

Vergaderingen

Het Gemengd Comité komt periodiek, eens per jaar, bijeen, beurtelings te Brussel en te Tirana. Op verzoek van een van de partijen kunnen, indien de partijen dat overeenkomen, speciale vergaderingen van het Gemengd Comité worden belegd.

Tenzij de partijen anderszins overeenkomen, zijn de vergaderingen van het Gemengd Comité niet openbaar.

Artikel 3

Delegaties

Vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van elke partij.

Wanneer op de agenda een punt staat dat verband houdt met de Europese Investeringsbank (EIB), woont een vertegenwoordiger van de EIB de vergadering van het Gemengd Comité als waarnemer bij.

Het Gemengd Comité kan niet-leden uitnodigen zijn vergaderingen bij te wonen om over bepaalde onderwerpen informatie te verstrekken.

De lidstaten van de Europese Gemeenschap worden op de hoogte gesteld van de vergaderingen van het Gemengd Comité.

Artikel 4

Secretariaat

Een ambtenaar van de Commissie en een ambtenaar van de Republiek Albanië treden gezamenlijk op als secretarissen van het Gemengd Comité.

Artikel 5

Correspondentie

Alle correspondentie aan en van de voorzitter van het Gemengd Comité wordt aan beide secretarissen gezonden. De secretarissen zorgen ervoor dat de correspondentie, voor zover nodig, aan hun respectieve vertegenwoordigers in het Gemengd Comité wordt gezonden.

Artikel 6

Agenda van de vergaderingen

1.   De voorzitter en de secretarissen stellen voor elke vergadering een voorlopige agenda op, uiterlijk 15 dagen voor het begin van de vergadering.

De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk 21 dagen voor het begin van de vergadering een verzoek tot het opnemen op de agenda hebben ontvangen; een punt wordt evenwel pas op de voorlopige agenda geplaatst als de desbetreffende stukken uiterlijk op de dag waarop de agenda wordt verzonden, bij de secretarissen zijn binnengekomen.

De agenda wordt aan het begin van elke vergadering door het Gemengd Comité goedgekeurd. Indien de partijen dit overeenkomen, kan een punt dat niet op de voorlopige agenda staat als agendapunt worden opgenomen.

2.   De voorzitter kan met instemming van beide partijen de in lid 1 genoemde termijnen inkorten als dat in een bepaald geval noodzakelijk is.

Artikel 7

Notulen

De ontwerp-notulen van de vergaderingen van het Gemengd Comité worden opgesteld door de partij die de vergadering organiseert. In de notulen worden de besluiten en aanbevelingen en de vastgestelde conclusies vermeld. Binnen twee maanden na de vergadering worden de ontwerp-notulen ter goedkeuring voorgelegd aan het Gemengd Comité. Wanneer de notulen zijn goedgekeurd worden zij door de voorzitter en de twee secretarissen ondertekend; beide partijen bewaren een exemplaar. Aan elk van de in artikel 5 van dit besluit bedoelde geadresseerden wordt een afschrift van de notulen gezonden.

Artikel 8

Beraadslagingen

Besluiten en aanbevelingen van het Gemengd Comité worden in onderlinge overeenstemming tussen de partijen vastgesteld.

In de periode tussen twee vergaderingen kan het Gemengd Comité besluiten nemen en aanbevelingen doen via een schriftelijke procedure, mits beide partijen daarmee instemmen.

De besluiten en aanbevelingen van het Gemengd Comité als bedoeld in artikel 43 van de Interim-overeenkomst worden voorzien van de vermelding „besluit” en „aanbeveling”, gevolgd door een volgnummer, de datum van hun aanneming en de beschrijving van het onderwerp.

De besluiten en aanbevelingen van het Gemengd Comité worden door de voorzitter ondertekend en door de twee secretarissen geauthentiseerd.

Alle besluiten van het Gemengd Comité worden door de partijen in hun officiële publicatiebladen bekendgemaakt. Elke partij kan besluiten tot publicatie van ieder ander door het Gemengd Comité genomen besluit.

Artikel 9

Talen

De officiële talen van het Gemengd Comité zijn de officiële talen van de twee partijen.

Voor zijn beraadslagingen gaat het Gemengd Comité, tenzij anders wordt beslist, uit van in deze talen opgestelde documenten.

Artikel 10

Kosten

De Gemeenschap en de Republiek Albanië nemen de uitgaven ter zake van hun deelneming aan de vergaderingen van het Gemengd Comité, zowel wat personeelsuitgaven, reis- en verblijfskosten betreft, als voor wat de uitgaven inzake post en telecommunicatie betreft, voor hun rekening.

De kosten van tolkendiensten tijdens vergaderingen en de kosten voor vertaling en reproductie van documenten, alsmede andere kosten in verband met de materiële organisatie van de vergaderingen komen ten laste van de partij die de vergadering organiseert.

Artikel 11

Werkgroepen

De taakomschrijving en de structuur van de werkgroepen die zijn ingesteld om het Gemengd Comité bij te staan zijn opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

De werkgroepen dienen te zijn samengesteld uit vertegenwoordigers van beide partijen. Zij worden beurtelings voorgezeten door de partijen, in overeenstemming met het reglement van orde van het Gemengd Comité.

De werkgroepen werken onder het gezag van het Gemengd Comité, waaraan zij na elke vergadering verslag uitbrengen. Zij nemen geen besluiten, maar kunnen aanbevelingen doen aan het Gemengd Comité.

Het Gemengd Comité kan besluiten bestaande werkgroepen op te heffen, hun taakomschrijving te wijzigen of nieuwe werkgroepen in te stellen die het bij het vervullen van zijn taken bijstaan.

BIJLAGE

Taakomschrijving en structuur van de werkgroepen EG-Albanië in het kader van de Interim-overeenkomst

1.   Samenstelling en voorzitterschap

De werkgroepen zijn samengesteld uit vertegenwoordigers van de Commissie en vertegenwoordigers van de regering van de Republiek Albanië (hierna „Albanië” genoemd). Zij worden beurtelings voorgezeten door de twee partijen. De lidstaten worden op de hoogte gesteld van de vergaderingen van de werkgroepen.

2.   Secretariaat

Een ambtenaar van de Commissie en een ambtenaar van de regering van Albanië treden gezamenlijk op als secretarissen van elk van de werkgroepen.

Alle mededelingen betreffende de werkgroepen worden naar de secretarissen van de betreffende werkgroep gezonden.

3.   Vergaderingen

De werkgroepen komen periodiek, eens per jaar, bijeen en in onderling overleg wanneer de omstandigheden dit vereisen. Vergadering van werkgroepen worden gehouden op een door beide partijen overeengekomen tijd en plaats.

Indien beide partijen daarmee instemmen, kunnen de werkgroepen deskundigen uitnodigen de vergaderingen bij te wonen om informatie te verstrekken over bijzondere onderwerpen.

4.   Onderwerpen

Onderwerpen worden door de werkgroepen besproken op basis van de hieronder weergegeven structurele indeling van hun werkterreinen. Op alle relevante terreinen worden de tenuitvoerlegging van de Interim-overeenkomst en het Europees Partnerschap, de voorbereidingen voor de tenuitvoerlegging van de stabilisatie- en associatieovereenkomst, en de vorderingen met betrekking tot de harmonisatie, tenuitvoerlegging en handhaving van wetgeving geëvalueerd. De werkgroepen onderzoeken alle problemen die zich op hun werkterreinen voordoen en stellen te nemen maatregelen voor.

De werkgroepen zijn ook een forum voor het geven van nadere toelichting bij het acquis en het evalueren van de vorderingen van Albanië bij de aanpassing aan het acquis, overeenkomstig de verbintenissen in het kader van de Interim-overeenkomst.

5.   Notulen

Binnen twee maanden na de vergadering worden de ontwerp-notulen van elke werkgroepvergadering opgesteld. Na goedkeuring door de partijen sturen de secretarissen van de werkgroep een exemplaar van de notulen aan de secretarissen van het Gemengd Comité.

6.   Openbaarheid

De vergaderingen van de werkgroep zijn, tenzij anders wordt beslist, niet openbaar.

7.   Structuur van de werkgroepen

1.

Werkgroep Handel, industrie, douane en belastingen

2.

Werkgroep Landbouw en visserij

3.

Werkgroep Interne markt en mededinging

4.

Werkgroep Economische en financiële vraagstukken en statistiek

5.

Werkgroep Innovatie, informatiemaatschappij en sociaal beleid

6.

Werkgroep Vervoer, milieu, energie en regionale ontwikkeling


Commissie

21.4.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 104/37


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 16 april 2007

tot vaststelling van nieuwe veterinaire certificaten voor levende dieren, sperma, embryo’s, eicellen en producten van dierlijke oorsprong die in de Gemeenschap worden binnengebracht uit hoofde van de Beschikkingen 79/542/EEG, 92/260/EEG, 93/195/EEG, 93/196/EEG, 93/197/EEG, 95/328/EG, 96/333/EG, 96/539/EG, 96/540/EG, 2000/572/EG, 2000/585/EG, 2000/666/EG, 2002/613/EG, 2003/56/EG, 2003/779/EG, 2003/804/EG, 2003/858/EG, 2003/863/EG, 2003/881/EG, 2004/407/EG, 2004/438/EG, 2004/595/EG, 2004/639/EG en 2006/168/EG

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 1622)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/240/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 88/407/EEG van de Raad van 14 juni 1988 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van runderen en de invoer daarvan (1), en met name op artikel 11, lid 2,

Gelet op Richtlijn 89/556/EEG van de Raad van 25 september 1989 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in embryo’s van als huisdier gehouden runderen en de invoer daarvan uit derde landen (2), en met name op artikel 10, lid 2,

Gelet op Richtlijn 90/426/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (3), en met name op artikel 16, lid 2,

Gelet op Richtlijn 90/429/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van varkens en de invoer daarvan (4), en met name op artikel 10, lid 2,

Gelet op Richtlijn 91/67/EEG van de Raad van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het in de handel brengen van aquicultuurdieren en aquicultuurproducten (5), en met name op artikel 21, lid 2,

Gelet op Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo’s waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving geldt als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG (6), en met name op artikel 17, lid 2, onder b),

Gelet op Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (7), en met name op artikel 9, lid 4,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (8), en met name op artikel 29, lid 6, en artikel 32,

Gelet op Richtlijn 2004/68/EG van de Raad van 26 april 2004 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer in en de doorvoer via de Gemeenschap van bepaalde levende hoefdieren, tot wijziging van de Richtlijnen 90/426/EEG en 92/65/EEG en tot intrekking van Richtlijn 72/462/EEG (9), en met name op artikel 13, lid 1, onder e),

Gelet op Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (10), en met name op artikel 14,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Er zijn momenteel veel verschillende grafische modellen voor de veterinaire en gezondheidscertificaten die uit hoofde van de communautaire wetgeving vereist zijn om levende dieren, sperma, embryo’s, eicellen en producten van dierlijke oorsprong in de Gemeenschap binnen te brengen, die zijn neergelegd in tientallen verspreide bepalingen. Hoewel de grafische weergave verschilt, is de inhoud van deze certificaten grotendeels gelijk aangezien dezelfde informatie moet worden verstrekt. Als de bestaande modellen worden geüniformiseerd, wordt het voor derde landen veel gemakkelijker om deze certificaten te gebruiken.

(2)

Deze uniformisering is bovendien nodig voor een doeltreffende automatische verwerking van de certificaten in het systeem dat is ingesteld bij Beschikking 2003/623/EG van de Commissie van 19 augustus 2003 met betrekking tot de invoering van een geïntegreerd veterinair computersysteem, genaamd Traces (11).

(3)

De administratieve procedures aan de grens worden door de uniformisering vereenvoudigd en versneld doordat de in de certificaten opgenomen gegevens automatisch kunnen worden overgenomen in de gemeenschappelijke veterinaire documenten van binnenkomst die zijn voorgeschreven bij Verordening (EG) nr. 136/2004 van de Commissie van 22 januari 2004 tot vaststelling van procedures voor de veterinaire controles in de grensinspectieposten van de Gemeenschap bij het binnenbrengen van producten uit derde landen (12) en bij Verordening (EG) nr. 282/2004 van de Commissie van 18 februari 2004 betreffende de vaststelling van een document voor de aangifte en de veterinaire controle van uit derde landen afkomstige dieren die in de Gemeenschap worden binnengebracht (13).

(4)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

1.   Voor de verschillende veterinaire en gezondheidscertificaten die vereist zijn om levende dieren, sperma, embryo’s, eicellen en producten van dierlijke oorsprong in de Gemeenschap binnen te brengen alsmede voor de certificaten die vereist zijn om producten van dierlijke oorsprong over het grondgebied van de Gemeenschap door te voeren, worden de geüniformiseerde modellen voor veterinaire certificaten in bijlage I gebruikt.

2.   Deel I van de in lid 1 bedoelde geüniformiseerde modellen heeft betrekking op gegevens over de zending, en vervangt de desbetreffende delen van de modelcertificaten die zijn vastgesteld bij de in bijlage II genoemde communautaire bepalingen.

3.   Deel II van de in lid 1 bedoelde geüniformiseerde modellen heeft betrekking op de certificering door de bevoegde autoriteit en bevat de verklaringen inzake de volksgezondheid, de verklaringen inzake de diergezondheid, de verklaringen inzake het dierenwelzijn, de gezondheidsverklaringen, -gegevens en -informatie, de verklaringen of regels betreffende het vervoer van dieren, de bijzondere voorschriften en de specifieke veterinairrechtelijke voorschriften, zoals vermeld in de certificaten die opgenomen zijn in de in bijlage II genoemde communautaire bepalingen.

Artikel 2

Derde landen mogen, behoudens latere wijzigingen, gebruikmaken van veterinaire en gezondheidscertificaten die overeenstemmen met de modellen die zijn vastgesteld bij de in bijlage II genoemde communautaire bepalingen.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 16 april 2007.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 194 van 22.7.1988, blz. 10. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/16/EG van de Commissie (PB L 11 van 17.1.2006, blz. 21).

(2)  PB L 302 van 19.10.1989, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/60/EG van de Commissie (PB L 31 van 3.2.2006, blz. 24).

(3)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 42. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/104/EG van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 352).

(4)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 62. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

(5)  PB L 46 van 19.2.1991, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003.

(6)  PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/68/EG (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 319); gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 128.

(7)  PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.

(8)  PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2007/2006 van de Commissie (PB L 379 van 28.12.2006, blz. 98).

(9)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 320.

(10)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 83. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(11)  PB L 216 van 28.8.2003, blz. 58.

(12)  PB L 21 van 28.1.2004, blz. 11.

(13)  PB L 49 van 19.2.2004, blz. 11. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 585/2004 (PB L 91 van 30.3.2004, blz. 17).


BIJLAGE I

Deel I:   Model voor dieren

Image

Deel I:   Model voor producten

Image

Deel I:   Model voor producten die worden doorgevoerd/opgeslagen

Image

Deel I:   Model voor sperma, embryo's en eicellen

Image

Deel II

Image

TOELICHTING BIJ HET VETERINAIR CERTIFICAAT VOOR LEVENDE DIEREN, SPERMA, EMBRYO’S, EICELLEN EN PRODUCTEN VAN DIERLIJKE OORSPRONG DIE IN DE EUROPESE GEMEENSCHAP WORDEN BINNENGEBRACHT

Algemeen: Invullen in hoofdletters. Indien verschillende keuzemogelijkheden worden gegeven, het desbetreffende vakje aankruisen.

Met „ISO-code” wordt bedoeld de tweeletterige landencode volgens de internationale norm ISO 3166 (alfa-2).

Deel I —   Gegevens over de zending

Land: Naam van het derde land dat het certificaat verstrekt.

Vak I.1.

Verzender: naam en adres (straat, plaats en in voorkomend geval regio/provincie/land) van de natuurlijke of rechtspersoon die de zending verzendt. Aanbevolen wordt ook een telefoon- of fax of e-mailadres te vermelden.

Vak I.2.

Het referentienummer van het certificaat is een nummer dat de bevoegde autoriteit van het derde land volgens haar eigen systeem moet toekennen.

Vak I.2.a.

Bestemd voor de Traceskennisgeving. Het Tracesnummer van het certificaat is een uniek referentienummer dat door Traces wordt toegekend.

Vak I.3.

Bevoegde centrale autoriteit: naam van de centrale certificeringsautoriteit van het land van verzending.

Vak I.4.

Bevoegde lokale autoriteit: indien van toepassing, naam van de plaatselijke certificeringsautoriteit van de plaats van oorsprong of de plaats van verzending.

Vak I.5.

Geadresseerde: naam en adres (straat, postcode en plaats) van de natuurlijke of rechtspersoon in de lidstaat van bestemming waarvoor de zending bestemd is.

Deze informatie is niet verplicht bij doorvoer via de EU.

Vak I.6.

Voor de zending in de EU verantwoordelijke persoon:

1

:

bij doorvoer via de EU: naam en adres (straat, postcode, plaats). Aanbevolen wordt ook een telefoon- of fax of e-mailadres te vermelden. Deze persoon is verantwoordelijk voor de zending wanneer die bij de grensinspectiepost wordt aangeboden en legt namens de importeur de nodige verklaringen af aan de bevoegde autoriteiten;

2

:

bij invoer van producten, dieren, sperma, embryo’s of eicellen in de EU: bestemd voor de Traceskennisgeving. Vermeld naam en adres (straat, postcode, plaats). Aanbevolen wordt ook een telefoon- of fax of e-mailadres te vermelden.

Deze informatie kan worden gewijzigd totdat een gemeenschappelijk veterinair document van binnenkomst wordt opgesteld.

Vak I.7.

Land van oorsprong: naam van het derde land waar de eindproducten zijn geproduceerd, vervaardigd of verpakt of waar de dieren tijdens de wettelijk voorgeschreven periode hebben verbleven.

Vak I.8.

Regio van oorsprong: alleen voor soorten of producten waarop regionalisatiemaatregelen van toepassing zijn of waarvoor erkende gebieden zijn vastgesteld uit hoofde van wetgeving van de Europese Gemeenschap. De regio’s of erkende gebieden moeten worden vermeld overeenkomstig de beschrijving in het Publicatieblad van de EU.

Code: zoals vermeld in de desbetreffende regelgeving.

Vak I.9.

Land van bestemming: naam van de lidstaat waarvoor de dieren of producten bestemd zijn.

Bij doorvoer: naam van het derde land van bestemming.

Vak I.10.

Regio van bestemming: zie vak I.8.

Vak I.11.

Plaats van oorsprong: plaats waar de dieren of producten vandaan komen.

Voor dieren: een landbouwbedrijf of een andere onder officieel toezicht staande agrarische, industriële of commerciële onderneming, met inbegrip van dierentuinen, pretparken, wildparken en jachtgebieden, waar normaliter dieren worden gehouden of gefokt.

Voor sperma, embryo’s en eicellen: inrichting waar sperma wordt gewonnen of opgeslagen alsmede embryo- en eicelteams of embryoproductie- en eicelproductieteams.

Voor producten of bijproducten van dierlijke oorsprong: elke eenheid van een levensmiddelen- of diervoederbedrijf. Vermeld uitsluitend het bedrijf dat de producten of bijproducten verzendt, en de naam van het land van verzending indien dit niet het land van oorsprong is.

Vermeld naam en adres (straat, plaats en in voorkomend geval regio/provincie/land) van de organisatie, met het erkennings- of registratienummer als de regelgeving dat vereist.

Vak I.12.

Plaats van bestemming bij opslag van producten die worden doorgevoerd: naam, adres (straat, postcode en plaats) en erkennings- of registratienummer van het entrepot in een vrije zone, het vrije entrepot, het douane-entrepot of de scheepsbevoorrader.

Plaats van bestemming bij invoer in de EU: bestemd voor de Traceskennisgeving. Plaats waar de dieren of producten definitief naartoe worden gebracht. Vermeld naam en adres (straat, postcode en plaats) van de organisatie van de plaats van bestemming, met in voorkomend geval het erkennings- of registratienummer. Aanbevolen wordt ook een telefoon- of fax of e-mailadres te vermelden.

Vak I.13.

Plaats van lading:

Voor dieren: plaats waar de dieren worden geladen en, met name wanneer zij eerder worden verzameld, gegevens over het verzamelcentrum: dit betreft de officiële verzamelcentra waar dieren voorafgaand aan het vervoer bijeen worden gebracht. Zij moeten door de officiële autoriteit zijn erkend en worden gecontroleerd.

Voor producten, sperma en embryo’s: plaats of haven van lading.

Vak I.14.

Datum en uur van vertrek:

Voor dieren: geplande vertrekdatum en -tijd van de dieren.

Voor producten, sperma, embryo’s en eicellen: vertrekdatum.

Vak I.15.

Vervoermiddelen: alle gegevens betreffende de vervoermiddelen invullen.

Wijze van vervoer (lucht, water, spoor, weg of andere).

Identificatie van het vervoermiddel: voor vliegtuigen het vluchtnummer, voor schepen de naam van het schip, voor treinwagons het nummer van de trein en van de wagon, voor wegvoertuigen het kenteken van het voertuig en eventueel van de aanhanger. Andere: wijzen van vervoer die niet zijn vermeld in Richtlijn 91/628/EEG inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer. Als na het verstrekken van het certificaat het vervoermiddel wordt gewijzigd, dient de verzender de grensinspectiepost van binnenkomst in de EU hiervan op de hoogte te brengen.

Referentie van documenten: facultatief; hier kan het nummer van de luchtvrachtbrief, het nummer van de zeevrachtbrief of het commerciële registratienummer van de trein of het voertuig worden vermeld.

Vak I.16.

Grensinspectiepost van binnenkomst in de EU: naam en nummer van de GIP zoals vermeld in het Publicatieblad van de EU. Deze informatie kan worden gewijzigd totdat een gemeenschappelijk veterinair document van binnenkomst wordt opgesteld.

Vak I.17.

Nummer Cites-vergunning: alleen voor dieren en producten die worden genoemd in de Overeenkomst van Washington inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten.

Vak I.18.

Omschrijving van de goederen: veterinaire beschrijving van de goederen of vermelding van de rubrieken van het geharmoniseerde systeem van de Werelddouaneorganisatie, dat is overgenomen in Verordening (EEG) nr. 2658/87, zoals gewijzigd. Deze douanebeschrijving wordt in voorkomend geval aangevuld met alle informatie die nodig is voor de veterinaire indeling van de goederen (soort, behandeling enz.).

Vak I.19.

Goederencode (GS-code): code van het geharmoniseerd systeem van de Werelddouaneorganisatie, dat is overgenomen in Verordening (EEG) nr. 2658/87, zoals gewijzigd.

Vak I.20.

Hoeveelheid:

Voor dieren en dierlijke producten (sperma, eicellen en embryo’s) het totale aantal stuks of rietjes invullen.

Voor aquacultuurdieren en voor producten het totale brutogewicht in kg en het totale nettogewicht in kg invullen.

Vak I.21.

Temperatuur producten (alleen voor producten van dierlijke oorsprong): aankruisen bij welke temperatuur de producten vervoerd/opgeslagen dienen te worden.

Vak I.22.

Aantal verpakkingen: het aantal dozen, hokken of boxen waarin de dieren worden vervoerd of het aantal cryogene vaten voor sperma, eicellen en embryo’s, dan wel het aantal verpakkingen voor producten.

Vak I.23.

Nr. zegel en nr. container: de zegelnummers kunnen uit hoofde van de regelgeving vereist zijn. In voorkomend geval alle zegelnummers en containernummers vermelden. Deze informatie mag worden weggelaten wanneer een dergelijke verplichting ontbreekt.

Vak I.24.

Aard van de verpakking: alleen voor producten.

Vak I.25.

Goederen gecertificeerd voor: vermeld doel van de invoer van de dieren of beoogd gebruik van de producten (in de specifieke certificaten worden alleen de mogelijke keuzes vermeld).

Fokken: voor fok- en gebruiksdieren.

Mesten: alleen voor schapen, geiten, runderen en varkens.

Slacht: voor slachtdieren.

Quarantaine: verwijst naar Beschikking 2000/666/EG voor vogels, naar Richtlijn 92/65/EEG voor carnivoren, primaten en vleermuizen en naar Richtlijn 2006/88/EG van de Raad voor aquacultuurdieren.

Erkende instelling: officieel erkende instelling, officieel erkend instituut of officieel erkend centrum overeenkomstig Richtlijn 92/65/EEG.

Kunstmatige reproductie: alleen voor sperma, eicellen en embryo’s.

Geregistreerde paardachtigen: overeenkomstig Richtlijn 90/426/EEG.

Heruitzetting wild: alleen voor wild dat wordt uitgezet om de bestanden aan te vullen en voor vis bestemd voor aanvulling van het bestand van „put and take”-visbedrijven.

Gezelschapsdieren: dieren van de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 998/2003 vermelde soorten, die worden verhandeld.

Circus/tentoonstelling: circussen, dieren voor wedstrijden en voor aquaria bestemde waterdieren.

Heruitzetting: alleen voor aquacultuurproducten.

Menselijke consumptie: alleen voor producten voor menselijke consumptie waarvoor de regelgeving een gezondheidscertificaat vereist.

Diervoeder: alleen voor producten bestemd voor diervoeding overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad.

Verwerking: alleen voor producten of dieren die verwerkt moeten worden alvorens zij in de handel worden gebracht.

Technisch gebruik: producten die ongeschikt zijn voor menselijke en dierlijke consumptie, zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad, zoals gewijzigd.

Overige: niet in deze classificatie vermelde doeleinden.

Vak I.26.

Doorvoer via de EU naar een derde land (alleen voor producten van dierlijke oorsprong uit een derde land die via de EU/EER naar een ander derde land worden doorgevoerd): vermeld de naam en de ISO-code van het derde land van bestemming. (Specifiek vak voor doorvoer- en opslagcertificaten, waaronder opslag voor leveranciers aan zeevervoermiddelen).

Vak I.27.

Voor invoer of tijdelijke toelating in de EU: (Specifiek vak voor invoer- en toelatingscertificaten).

Definitieve invoer: deze keuzemogelijkheid bestaat alleen voor het binnenbrengen van diersoorten die opnieuw mogen worden binnengebracht of die tijdelijk zijn toegelaten (bv. geregistreerde paarden).

Wederinvoer: deze keuzemogelijkheid bestaat alleen voor het binnenbrengen van diersoorten die opnieuw mogen worden binnengebracht (bv. van voor wedrennen, wedstrijden en culturele manifestaties geregistreerde paarden, na tijdelijke uitvoer (Beschikking 93/195/EEG van de Commissie)).

Tijdelijke toelating: deze keuzemogelijkheid bestaat alleen voor het binnenbrengen van diersoorten die tijdelijk mogen worden toegelaten (bv. voor een periode van maximaal negentig dagen geregistreerde paarden).

Vak I.28.

Identificatie van de goederen: de voor de diersoorten en de aard van de producten specifieke eisen vermelden. In elk specifiek certificaat wordt vermeld welke van de hieronder opgesomde gegevens vereist zijn.

Voor levende dieren: soort (wetenschappelijke naam), ras/categorie, identificatiemethode, identificatienummer, leeftijd, geslacht, hoeveelheid, test.

Voor sperma, embryo’s, eicellen: soort (wetenschappelijke naam), ras/categorie, identificatiemerk, datum van winning, erkenningsnummer van het centrum/team, identificatie van de donor, hoeveelheid.

Voor producten: soort (wetenschappelijke naam), aard van de goederen, soort behandeling, erkenningsnummer van de inrichtingen (slachthuis, uitsnijderij/verwerkingsinrichting, koelhuis), partijnummer, verpakkingsnummer, nettogewicht.

Deel II —   Certificering

Vak II

Informatie over de gezondheid: invullen zoals de desbetreffende regelgeving vereist.

Vak II.a.

Referentienr.: zie vak I.2.

Vak II.b.

Tracesreferentienr.: zie vak I.2.a.

Officiële dierenarts: naam, hoedanigheid en titel vermelden, evenals de datum van ondertekening. Als de desbetreffende wetgeving deze mogelijkheid biedt, kan de dierenarts-inspecteur worden vervangen door een officiële inspecteur.


BIJLAGE II

Verwijzingen naar wetgeving betreffende veterinaire en gezondheidscertificaten

 

Bijlagen I, II en III bij Beschikking 79/542/EEG van de Raad van 21 december 1976 tot vaststelling van een lijst van derde landen of delen van derde landen, alsmede tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften, gezondheidsvoorschriften en voorschriften inzake de veterinaire certificering voor de invoer in de Gemeenschap van levende dieren en vers vlees daarvan (1)

 

Bijlage II bij Beschikking 92/260/EEG van de Commissie van 10 april 1992 inzake veterinairrechtelijke voorschriften en veterinaire certificering voor tijdelijke toelating van geregistreerde paarden (2)

 

Bijlagen II en IV t/m IX bij Beschikking 93/195/EEG van de Commissie van 2 februari 1993 inzake veterinairrechtelijke voorschriften en veterinaire certificering voor het opnieuw binnenbrengen, na tijdelijke uitvoer, van geregistreerde paarden voor wedrennen, wedstrijden en culturele manifestaties (3)

 

Bijlagen I en II bij Beschikking 93/196/EEG van de Commissie van 5 februari 1993 inzake veterinairrechtelijke voorschriften en veterinaire certificering voor de invoer van voor de slacht bestemde paardachtigen (4)

 

Bijlage II bij Beschikking 93/197/EEG van de Commissie van 5 februari 1993 inzake veterinairrechtelijke voorschriften en veterinaire certificering voor de invoer van geregistreerde paardachtigen en van als fok- en gebruiksdier gehouden paardachtigen (5)

 

Bijlage bij Beschikking 95/328/EG van de Commissie van 25 juli 1995 tot invoering van gezondheidscertificering voor visserijproducten uit derde landen waarvoor nog geen specifieke beschikking is vastgesteld (6)

 

Bijlagen I en II bij Beschikking 96/333/EG de Commissie van 3 mei 1996 tot vaststelling van de voorschriften inzake gezondheidscertificering van levende tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen van herkomst uit derde landen waarvoor nog geen specifieke beschikking geldt (7)

 

Bijlage bij Beschikking 96/539/EG van de Commissie van 4 september 1996 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften en voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer van sperma van paardachtigen (8)

 

Bijlage bij Beschikking 96/540/EG van de Commissie van 4 september 1996 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften en voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer in de Gemeenschap van eicellen en embryo’s van paardachtigen (9)

 

Bijlagen II en III bij Beschikking 2000/572/EG van de Commissie van 8 september 2000 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften, gezondheidsvoorschriften en voorschriften inzake de veterinaire certificering voor de invoer in de Gemeenschap van vleesbereidingen uit derde landen (10)

 

Bijlage III bij Beschikking 2000/585/EG van de Commissie van 7 september 2000 houdende vaststelling van een lijst van derde landen waaruit de lidstaten de invoer toestaan van konijnenvlees en van bepaalde soorten vlees van vrij en van gekweekt wild, en houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften, gezondheidsvoorschriften en voorschriften inzake de veterinaire certificering voor die invoer (11)

 

Bijlage A bij Beschikking 2000/666/EG van de Commissie van 16 oktober 2000 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften en de voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer van vogels, met uitzondering van pluimvee, alsmede van quarantainevoorschriften (12)

 

Bijlagen III en IV bij Beschikking 2002/613/EG van de Commissie van 19 juli 2002 houdende vaststelling van de voorwaarden voor de invoer van sperma van als huisdier gehouden varkens (13)

 

Bijlagen II t/m V bij Beschikking 2003/56/EG van de Commissie van 24 januari 2003 tot vaststelling van gezondheidscertificaten voor de invoer van levende dieren en dierlijke producten uit Nieuw-Zeeland (14)

 

Bijlagen IA en IB bij Beschikking 2003/779/EG van de Commissie van 31 oktober 2003 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften en de voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer van darmen van dieren uit derde landen (15)

 

Bijlage II bij Beschikking 2003/804/EG van de Commissie van 14 november 2003 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften en certificeringsvoorschriften voor de invoer van weekdieren en van eieren en gameten daarvan, bestemd voor verdere groei, afkweek, heruitzetting of menselijke consumptie (16)

 

Bijlagen II, IV en V bij Beschikking 2003/858/EG van de Commissie van 21 november 2003 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften en certificeringsvoorschriften voor de invoer van levende vis en van eieren en gameten daarvan bestemd voor de kweek, en van levende vis afkomstig van aquacultuur en producten daarvan bestemd voor menselijke consumptie (17)

 

Bijlagen A en B bij Beschikking 2003/863/EG van de Commissie van 2 december 2003 inzake gezondheidscertificaten voor de invoer van dierlijke producten uit de Verenigde Staten (18)

 

Bijlagen I en II bij Beschikking 2003/881/EG van de Commissie van 11 december 2003 betreffende de veterinairrechtelijke voorschriften en de certificeringsvoorwaarden voor de invoer van bijen en hommels (Apis mellifera & Bombus spp.) uit bepaalde derde landen en tot intrekking van Beschikking 2000/462/EG (19)

 

Bijlage III bij Beschikking 2004/407/EG van de Commissie van 26 april 2004 inzake overgangsbepalingen op het gebied van hygiëne en certificatie krachtens Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de invoer van fotografische gelatine uit bepaalde derde landen (20)

 

Bijlage II bij Beschikking 2004/438/EG van de Commissie van 29 april 2004 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften, gezondheidsvoorschriften en voorschriften inzake de veterinaire certificering voor het binnenbrengen in de Gemeenschap van warmtebehandelde melk, producten op basis van melk en rauwe melk, bestemd voor menselijke consumptie (21)

 

Bijlage bij Beschikking 2004/595/EG van de Commissie van 29 juli 2004 tot vaststelling van een modelcertificaat voor de commerciële invoer in de Gemeenschap van honden, katten en fretten (22)

 

Bijlage II bij Beschikking 2004/639/EG van de Commissie van 6 september 2004 tot vaststelling van de voorwaarden voor de invoer van rundersperma (23)

 

Bijlagen II t/m V bij Beschikking 2006/168/EG van de Commissie van 4 januari 2006 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften en de voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer van runderembryo’s in de Gemeenschap en tot intrekking van Beschikking 2005/217/EG (24).


(1)  PB L 146 van 14.6.1979, blz. 15. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006.

(2)  PB L 130 van 15.5.1992, blz. 67. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1792/2006 (PB L 362 van 20.12.2006, blz. 1).

(3)  PB L 86 van 6.4.1993, blz. 1. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1792/2006.

(4)  PB L 86 van 6.4.1993, blz. 7. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1792/2006.

(5)  PB L 86 van 6.4.1993, blz. 16. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1792/2006.

(6)  PB L 191 van 12.8.1995, blz. 32. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2004/109/EG (PB L 32 van 5.2.2004, blz. 17).

(7)  PB L 127 van 25.5.1996, blz. 33. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2004/119/EG (PB L 36 van 7.2.2004, blz. 56).

(8)  PB L 230 van 11.9.1996, blz. 23. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 2000/284/EG (PB L 94 van 14.4.2000, blz. 35).

(9)  PB L 230 van 11.9.1996, blz. 28. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 2000/284/EG.

(10)  PB L 240 van 23.9.2000, blz. 19. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2004/437/EG (PB L 154 van 30.4.2004, blz. 65; rectificatie in PB L 189 van 27.5.2004, blz. 52).

(11)  PB L 251 van 6.10.2000, blz. 1. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1792/2006.

(12)  PB L 278 van 31.10.2000, blz. 26. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2002/279/EG (PB L 99 van 16.4.2002, blz. 17).

(13)  PB L 196 van 25.7.2002, blz. 45. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/14/EG (PB L 7 van 12.1.2007, blz. 28).

(14)  PB L 22 van 25.1.2003, blz. 38. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/855/EG (PB L 338 van 5.12.2006, blz. 45).

(15)  PB L 285 van 1.11.2003, blz. 38. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 2004/414/EG (PB L 151 van 30.4.2004, blz. 65; rectificatie in PB L 208 van 10.6.2004, blz. 56).

(16)  PB L 302 van 20.11.2003, blz. 22. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/158/EG (PB L 68 van 8.3.2007, blz. 10).

(17)  PB L 324 van 11.12.2003, blz. 37. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/158/EG (PB L 68 van 8.3.2007, blz. 10).

(18)  PB L 325 van 12.12.2003, blz. 46.

(19)  PB L 328 van 17.12.2003, blz. 26. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 2005/60/EG (PB L 25 van 28.1.2005, blz. 64).

(20)  PB L 151 van 30.4.2004, blz. 11. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 2006/311/EG (PB L 115 van 28.4.2006, blz. 40).

(21)  PB L 154 van 30.4.2004, blz. 73; gerectificeerd in PB L 189 van 27.5.2004, blz. 57. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1792/2006.

(22)  PB L 266 van 13.8.2004, blz. 11.

(23)  PB L 292 van 15.9.2004, blz. 21. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1792/2006.

(24)  PB L 57 van 28.2.2006, blz. 19. Beschikking gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1792/2006.