ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 94

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

50e jaargang
4 april 2007


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 374/2007 van de Commissie van 3 april 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 375/2007 van de Commissie van 30 maart 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1702/2003 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties ( 1 )

3

 

*

Verordening (EG) nr. 376/2007 van de Commissie van 30 maart 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2042/2003 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen ( 1 )

18

 

*

Verordening (EG) nr. 377/2007 van de Commissie van 29 maart 2007 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

20

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2007/20/EG van de Commissie van 3 april 2007 tot wijziging van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde dichlofluanide als werkzame stof in bijlage I bij die richtlijn op te nemen ( 1 )

23

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Raad

 

 

2007/210/EG

 

*

Besluit van de Raad van 19 maart 2007 inzake de ondertekening en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Maleisië inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

26

Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Maleisië inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

28

 

 

Commissie

 

 

2007/211/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 27 maart 2007 betreffende de toewijzing van de hoeveelheden gereguleerde stoffen waarvan het gebruik in de Gemeenschap in 2007 voor essentiële toepassingen is toegestaan krachtens Verordening (EG) nr. 2037/2000 van het Europees Parlement en de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 1285)  ( 1 )

39

 

 

2007/212/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 2 april 2007 tot wijziging van Beschikking 2003/248/EG wat betreft de verlenging van de duur van de tijdelijke afwijkingen van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad voor aardbeiplanten (Fragaria L.), bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit Argentinië (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 1428)

52

 

 

2007/213/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 2 april 2007 tot wijziging van Beschikking 2007/31/EG tot vaststelling van overgangsmaatregelen voor de verzending van bepaalde onder Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad vallende producten van de vlees- en de melksector uit Bulgarije naar andere lidstaten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 1443)  ( 1 )

53

 

 

2007/214/EG

 

*

Besluit van de Commissie van 3 april 2007 tot beëindiging van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van pentaerytritol van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika, de Volksrepubliek China, Oekraïne, Rusland en Turkije

55

 

 

OVEREENKOMSTEN

 

 

Raad

 

*

Informatie over de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de betekening en de kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken

70

 

*

Informatie over de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

70

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Richtlijn 2007/19/EG van de Commissie van 30 maart 2007 tot wijziging van Richtlijn 2002/72/EG inzake materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen en Richtlijn 85/572/EEG van de Raad tot vaststelling van de lijst van de simulatiestoffen waarvan gebruik moet worden gemaakt voor de controle op migratie van bestanddelen van materialen en voorwerpen van kunststof bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen (PB L 91 van 31.3.2007)

71

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

4.4.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 94/1


VERORDENING (EG) Nr. 374/2007 VAN DE COMMISSIE

van 3 april 2007

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 4 april 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 april 2007.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 3 april 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

200,3

MA

114,5

SN

320,6

TN

135,4

TR

168,0

ZZ

187,8

0707 00 05

JO

171,8

MA

108,8

TR

152,1

ZZ

144,2

0709 90 70

MA

71,3

TR

112,1

ZZ

91,7

0709 90 80

EG

242,2

IL

80,8

ZZ

161,5

0805 10 20

CU

39,6

EG

46,9

IL

69,4

MA

46,6

TN

54,2

TR

45,1

ZZ

50,3

0805 50 10

IL

60,7

TR

39,3

ZZ

50,0

0808 10 80

AR

83,4

BR

76,2

CA

101,7

CL

87,5

CN

96,9

NZ

127,7

US

121,7

UY

75,4

ZA

91,5

ZZ

95,8

0808 20 50

AR

79,4

CL

110,0

CN

54,2

UY

68,0

ZA

82,5

ZZ

78,8


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.


4.4.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 94/3


VERORDENING (EG) Nr. 375/2007 VAN DE COMMISSIE

van 30 maart 2007

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1702/2003 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1592/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (1) en met name op de artikelen 5 en 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Luchtvaartuigen die onder de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1592/2002 vallen, dienen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1702/2003 van de Commissie van 24 september 2003 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (2) vóór 28 maart 2007 over een bewijs van luchtwaardigheid of een vliegvergunning te beschikken. Indien ze niet over een dergelijk bewijs of een dergelijke vliegvergunning beschikken, mogen ze door een in de Gemeenschap gevestigde maatschappij na die datum niet meer worden gebruikt op het grondgebied van de lidstaten.

(2)

Krachtens artikel 2, lid 3, onder c), van Verordening (EG) nr. 1702/2003 bepaalt het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (hierna „het Agentschap” genoemd) vóór 28 maart 2007 het goedgekeurde ontwerp dat nodig is om luchtwaardigheidscertificaten of vliegvergunningen af te kunnen geven voor in lidstaten geregistreerde luchtvaartuigen welke niet voldoen aan artikel 2, lid 3, onder a). Voor een groot aantal luchtvaartproducten heeft het Agentschap dat ontwerp niet binnen de gestelde termijn kunnen vaststellen omdat het de nodige aanvragen van de ontwerpers van die producten niet tijdig heeft ontvangen.

(3)

Terwijl luchtwaardigheidscertificaten alleen zouden mogen worden afgegeven wanneer het Agentschap in staat is geweest om het ontwerp van een product goed te keuren na een technische evaluatie, kunnen beperkte luchtwaardigheidscertificaten afgegeven worden voor een beperkte tijdsperiode om verder gebruik van deze luchtvaartuigen toe te staan en het Agentschap in staat te stellen om hun ontwerp te beoordelen.

(4)

Het Agentschap beschikte over onvoldoende tijd om de specifieke luchtwaardigheidsspecificaties voor 28 maart 2007 vast te stellen. Het is daarentegen wel mogelijk een goedgekeurd ontwerp vast te stellen door verwijzing naar dat van het land van ontwerp, zoals gebeurd is met de meeste luchtvaartuigen waarvoor de lidstaten vóór 28 september 2003 een typekeuring hebben afgegeven.

(5)

Om te waarborgen dat deze luchtvaartuigen ten minste voldoen aan de in bijlage 8 van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart vastgestelde veiligheidsvoorschriften zal een zodanige vaststelling alleen plaatsvinden voor luchtvaartuigen waaraan door lidstaten luchtwaardigheidscertificaten zijn afgegeven, met uitzondering evenwel van beperkte luchtwaardigheidscertificaten en vliegvergunningen.

(6)

Teneinde de veiligheidsrisico's en concurrentieverstoring te beperken, zal de voorgestelde maatregel worden toegepast op luchtvaartuigen waarvoor een lidstaat een luchtwaardigheidscertificaat heeft afgegeven en welke in die lidstaat geregistreerd waren op de datum waarop Verordening (EG) nr. 1702/2003 van toepassing werd in de betrokken lidstaat (3). De eigenaars van die luchtvaartuigen waren, op het moment waarop de toestellen geregistreerd werden, niet op de hoogte van het risico dat ze na 28 maart 2007 niet meer zouden mogen worden gebruikt. Eigenaars van luchtvaartuigen die in een lidstaat zijn geregistreerd na de datum waarop Verordening (EG) nr. 1702/2003 van toepassing werd, wisten op het moment van de registratie daarentegen wel dat een dergelijk vliegtuig na 28 maart 2007 niet meer zou mogen worden gebruikt tenzij het Agentschap het ontwerp daarvan tegen die datum had kunnen goedkeuren.

(7)

Het wordt noodzakelijk geacht te waarborgen dat alleen luchtvaartuigen waarvoor de afgevaardigde autoriteit van het land van ontwerp in een werkovereenkomst overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1592/2002 erkent dat zij het Agentschap zal assisteren bij het voortgezet toezicht op zodanig vastgestelde, goedgekeurde ontwerpen, in aanmerking komen voor de voorgestelde maatregel.

(8)

De voorgestelde maatregel dient van tijdelijke aard te zijn om de risico's te beperken die voortvloeien uit de beperkte technische kennis waarover het Agentschap beschikt met betrekking tot het ontwerp van de betrokken producten. Voorts moeten ontwerpers worden aangemoedigd het Agentschap bij te staan bij de vaststelling van de goedgekeurde ontwerpen die noodzakelijk zijn voor een volledige integratie van hun luchtvaartuigen in het communautair systeem. Bovenden leidt de toepassing van uiteenlopende regelgeving voor luchtvaartuigen die betrokken zijn bij dezelfde operaties tot oneerlijke mededinging op de interne markt en kan deze situatie niet onbeperkt worden gehandhaafd. De looptijd van de maatregelen moet derhalve worden beperkt tot 12 maanden en kan, indien tijdens die periode een certificeringsprocedure is ingeleid die nog niet kon worden afgerond, maximaal met 18 maanden worden verlengd.

(9)

Artikel 2, lid 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 1702/2003 verwijst alleen naar luchtvaartuigen waaraan een typecertificaat is afgegeven. Aan een aantal luchtvaartuigen dat in aanmerking zou moeten komen voor de in dit artikel gespecificeerde maatregel is echter nooit een typecertificaat afgegeven omdat dergelijke documenten niet vereist werden door de ICAO-normen die van toepassing waren op het ogenblik dat die luchtvaartuigen ontworpen en gecertificeerd werden. Opheldering is derhalve nodig om er zeker van te zijn dat aan die luchtvaartuigen een luchtwaardigheidscertificaat afgegeven kan worden.

(10)

Verordening (EG) nr. 1702/2003 moet worden gewijzigd om verwarring en rechtsonzekerheid te voorkomen wat betreft de bepalingen van 21A.173 b), 2, en 21A.184 van de bijlage bij de verordening waarin sprake is van „specifieke certificeringsspecificaties” in plaats van „specifieke luchtwaardigheidsspecificaties” als bedoeld in de artikelen 5, lid 3, onder b), en 15, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1592/2002.

(11)

In afwijking van de regels voor de afgifte van luchtwaardigheidscertificaten, voorziet artikel 5, lid 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 1592/2002 in de afgifte van een vliegvergunning. Een vliegvergunning wordt meestal afgegeven wanneer een luchtwaardigheidscertificaat tijdelijk ongeldig is, bijvoorbeeld door schade, of wanneer geen luchtwaardigheidscertificaat kan worden afgegeven omdat het luchtvaartuig niet voldoet aan essentiële luchtwaardigheidsvereisten of nog niet is aangetoond dat het daaraan voldoet, maar het niettemin in staat is een veilige vlucht uit te voeren.

(12)

Na afloop van de overgangsperiode voor vliegvergunningen is het noodzakelijk gemeenschappelijke vereisten en administratieve procedures voor de afgifte van deze vergunningen vast te stellen waarin alle noodzakelijke voorwaarden zijn opgenomen om het risico op afwijkingen ten aanzien van de essentiële eisen te beperken en te waarborgen dat vliegvergunningen door alle lidstaten worden erkend overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1592/2002.

(13)

De maatregelen in deze verordening zijn gebaseerd op het advies van het Agentschap (4), in overeenstemming met artikel 12, lid 2, onder b), en artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1592/2002.

(14)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité waarnaar wordt verwezen in artikel 54, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1592/2002,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1702/2003 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 komt als volgt te luiden:

„Artikel 2

Certificering van producten, onderdelen en uitrustingsstukken

1.   Voor producten, onderdelen en uitrustingsstukken worden certificaten afgegeven, als omschreven in deel 21.

2.   In afwijking van het gestelde in lid 1, zijn luchtvaartuigen, met inbegrip van daarin geïnstalleerde producten, onderdelen en uitrustingsstukken die niet zijn geregistreerd in een lidstaat, vrijgesteld van de bepalingen van de subdelen H en I van deel 21. Zij zijn eveneens vrijgesteld van de bepalingen van subdeel P van deel 21 tenzij een lidstaat bepaalde identificatieaanduidingen oplegt.

3.   Wanneer in de bijlage (deel 21) wordt verwezen naar de toepassing of naleving van de bepalingen van bijlage I (deel M) bij Verordening (EG) nr. 2042/2003 en een lidstaat er overeenkomstig artikel 7, lid 3, onder a) en b), van die verordening, voor heeft geopteerd de toepassing van de betrokken regels uit te stellen tot 28 september 2008, blijft de betrokken nationale regelgeving tot die datum van kracht.

Artikel 2 bis

Voortdurende geldigheid van typecertificaten en de daarmee verbonden luchtwaardigheidscertificaten

1.   Ten aanzien van een product dat een typecertificaat had, of een document dat afgifte van een luchtwaardigheidscertificaat toestond, die vóór 28 september 2003 door lidstaten zijn afgegeven, zijn de volgende bepalingen van toepassing:

a)

een dergelijk product zal beschouwd worden als een product met een typecertificaat dat in overeenstemming met de onderhavige verordening is afgegeven indien:

i)

de typecertificering is gebaseerd op:

de JAA-basis voor typecertificering, voor producten die zijn gecertificeerd volgens JAA-procedures, zoals gedefinieerd in het JAA-gegevensblad; of

voor andere producten, de basis voor typecertificering als gedefinieerd in het gegevensblad van het typecertificaat van het land van ontwerp, indien het betreffende land van ontwerp:

een lidstaat is, tenzij het Agentschap vaststelt, met name rekening houdend met de gebruikte luchtwaardigheidsvoorschriften en ervaring, dat een dergelijke basis voor typecertificering geen veiligheidsniveau verschaft dat equivalent is aan het door de basisverordening en deze verordening vereiste veiligheidsniveau, of

een land is waarmee een lidstaat een bilaterale luchtwaardigheidsovereenkomst of een vergelijkbare overeenkomst heeft gesloten, volgens welke genoemde producten zijn gecertificeerd op basis van de luchtwaardigheidsvoorschriften van het betreffende land van ontwerp, tenzij het Agentschap vaststelt dat dergelijke luchtwaardigheidsvoorschriften, of ervaring, of het veiligheidssysteem van het betreffende land van ontwerp niet het veiligheidsniveau verschaffen dat equivalent is aan het door de Verordening (EG) nr. 1592/2002 en deze verordening vereiste veiligheidsniveau.

Teneinde advies te kunnen uitbrengen aan de Commissie, onder meer over eventuele wijzigingen van onderhavige verordening, zal het Agentschap een eerste evaluatie maken van de mogelijke consequenties van de bepalingen onder het tweede streepje;

ii)

de eisen op het gebied van milieubescherming zijn gehanteerd zoals vastgelegd in bijlage 16 van het Verdrag van Chicago, voor zover van toepassing op het product;

iii)

de van toepassing zijnde luchtwaardigheidsrichtlijnen zijn die van het betreffende land van ontwerp;

b)

een ontwerp van een luchtvaartuig dat vóór 28 september 2003 is ingeschreven in het register van een lidstaat wordt geacht te voldoen aan de bepalingen van deze verordening indien:

i)

het basistypeontwerp onderdeel is van een typecertificaat als vermeld in lid a);

ii)

alle wijzigingen in dit basistypeontwerp, die niet vallen onder de verantwoordelijkheid van de houder van het typecertificaat, zijn goedgekeurd; en

iii)

voldaan is aan de richtlijnen voor luchtwaardigheid die vóór 28 september 2003 door de lidstaat van registratie zijn uitgevaardigd of goedgekeurd, inclusief eventuele wijzigingen van de luchtwaardigheidsrichtlijnen van het betreffende land van ontwerp, goedgekeurd door de lidstaat van registratie;

c)

het Agentschap bepaalt vóór 28 maart 2007 het typecertificaat voor de producten die niet voldoen aan de eisen van punt a).

d)

het Agentschap stelt ten behoeve van alle producten waarop punt a) betrekking heeft vóór 28 maart 2007 het geluidsgegevensblad voor het typecertificaat vast. Zolang dit niet is gebeurd, mogen de lidstaten geluidscertificaten blijven afgeven op grond van de van toepassing zijnde nationale regelgeving.

2.   Ten aanzien van producten waarvoor het typecertificeringsproces op 28 september 2003, hetzij via de JAA, hetzij via een lidstaat, lopende was, geldt het volgende:

a)

indien een goedkeuringsproces door meerdere lidstaten wordt uitgevoerd, geldt het verst gevorderde project als referentie;

b)

21A.15 a), b) en c), van deel 21 zijn niet van toepassing;

c)

in afwijking van 21A.17 a) van deel 21, zal de typecertificeringsbasis van toepassing zijn die door het JAA of, indien van toepassing, de lidstaat, op de aanvraagdatum voor de goedkeuring is vastgesteld;

d)

de bevindingen die tijdens procedures van het JAA of lidstaten zijn gedaan worden beschouwd als zijnde bevindingen die zijn gedaan door het Agentschap, in naleving van het bepaalde in 21A.20 a) en b), van deel 21.

3.   Ten aanzien van producten met een nationaal typecertificaat of een equivalent daarvan, waarvoor de goedkeuringsprocedure voor een door lidstaten uitgevoerde wijziging ten tijde van de vaststelling van het typecertificaat in overeenstemming met de onderhavige verordening nog niet was afgerond, geldt:

a)

indien een goedkeuringsproces wordt uitgevoerd door meerdere lidstaten, geldt het verst gevorderde project als referentie;

b)

21A.93 van deel 21 is niet van toepassing;

c)

de typecertificeringsbasis die door het JAA of, indien van toepassing, de lidstaat op de aanvraagdatum voor de goedkeuring van wijziging is vastgesteld, is van toepassing;

d)

de bevindingen die tijdens procedures van het JAA of lidstaten zijn gedaan, worden beschouwd als zijnde bevindingen welke zijn gedaan door het Agentschap, in naleving van het bepaalde in 21A.103 a) en b), van deel 21.

4.   Ten aanzien van producten met een nationaal typecertificaat of een equivalent daarvan, waarvoor de goedkeuringsprocedure voor door lidstaten uitgevoerde grote reparatieontwerpen ten tijde van de vaststelling van het typecertificaat in overeenstemming met de onderhavige verordening nog niet is afgerond, geldt dat de bevindingen die tijdens procedures van het JAA of lidstaten zijn gedaan, worden beschouwd als zijnde bevindingen welke zijn gedaan door het Agentschap, in naleving van het bepaalde in 21A.433 a) van deel 21.

5.   Een door een lidstaat afgegeven luchtwaardigheidscertificaat dat de conformiteit bevestigt met een typecertificaat dat is vastgesteld in overeenstemming met lid 1 zal beschouwd worden als een certificaat dat voldoet aan de onderhavige verordening.

Artikel 2 ter

Voortdurende geldigheid van aanvullende typecertificaten

1.   Ten aanzien van door een lidstaat volgens JAA-procedures of overeenkomstig de toepasselijke nationale procedures afgegeven aanvullende typecertificaten en ten aanzien van wijzigingen in producten die zijn voorgesteld door andere personen dan de houder van het typecertificaat van het product en welke zijn goedgekeurd door een lidstaat overeenkomstig de toepasselijke nationale procedures, waarbij het aanvullende typecertificaat of de wijziging geldig was op 28 september 2003, wordt het aanvullende typecertificaat of de wijziging geacht onder deze verordening afgegeven te zijn.

2.   Ten aanzien van aanvullende typecertificaten waarvoor op 28 september 2003 volgens de van toepassing zijnde JAA-procedures voor aanvullende typecertificaten een certificeringsprocedure wordt uitgevoerd door een lidstaat, en ten aanzien van grote wijzigingen in producten die zijn voorgesteld door andere personen dan de houder van het typecertificaat van het product, waarvoor volgens de op 28 september 2003 van toepassing zijnde nationale procedures een certificeringsprocedure wordt uitgevoerd door een lidstaat, geldt het volgende:

a)

indien een certificeringsproces wordt uitgevoerd door meerdere lidstaten, geldt het verst gevorderde project als referentie;

b)

21A.113 a) en b), van deel 21 zijn niet van toepassing;

c)

van toepassing is de certificeringsbasis als vastgesteld door het JAA of, indien van toepassing, de lidstaat op de aanvraagdatum voor het aanvullende typecertificaat of goedkeuring van de grote wijziging;

d)

de bevindingen die tijdens procedures van het JAA of lidstaten zijn gedaan, worden beschouwd als zijnde bevindingen die zijn gedaan door het Agentschap, in naleving van het bepaalde in 21A.115 a) van deel 21.

Artikel 2 quater

Voortgezet gebruik van bepaalde door lidstaten geregistreerde luchtvaartuigen

1.   Met betrekking tot een luchtvaartuig dat niet kan worden beschouwd als een luchtvaartuig waaraan overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder a), van deze verordening een typecertificaat is toegekend, waaraan door een lidstaat vóór de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1702/2003 in die lidstaat een luchtwaardigheidscertificaat is verstrekt (5), dat op de vermelde datum in die lidstaat was geregistreerd en op 28 maart 2007 nog steeds bij een lidstaat was geregistreerd, wordt de combinatie van de volgende elementen beschouwd als de overeenkomstig deze verordening van toepassing zijnde specifieke luchtwaardigheidsspecificaties:

a)

het gegevensblad van het typecertificaat en geluidsgegevensblad van het typecertificaat, of een equivalent daarvan, van het land van ontwerp, vooropgesteld dat het land van ontwerp overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1592/2002 een werkovereenkomst heeft gesloten met het Agentschap inzake de luchtwaardigheidshandhaving van het ontwerp van een dergelijk luchtvaartuig;

b)

de eisen inzake milieubescherming van bijlage 16 van het Verdrag van Chicago, voor zover van toepassing op het betrokken luchtvaartuig, en

c)

de verplichte voortgezette luchtwaardigheidsgegevens van het land van ontwerp.

2.   De specifieke luchtwaardigheidsspecificaties staan de voortzetting toe van het soort gebruik van het luchtvaartuig waar het op 28 maart 2007 toe gemachtigd is, en blijven geldig tot 28 maart 2008 tenzij ze worden vervangen door een ontwerp- en milieugoedkeuring welke wordt afgegeven door het Agentschap in overeenstemming met deze verordening. Overeenkomstig deel 21, subdeel H, verlenen de lidstaten beperkte luchtwaardigheidsbewijzen voor het betrokken luchtvaartuig wanneer wordt aangetoond dat het aan deze specificaties voldoet.

3.   De Commissie kan de in lid 2 bedoelde geldigheidsduur voor bepaalde typen luchtvaartuigen met maximaal 18 maanden verlengen indien het Agentschap voor 28 maart 2008 een certificeringsprocedure voor dat type luchtvaartuig heeft ingeleid en het Agentschap besluit dat deze procedure binnen de verlengde geldigheidsduur kan worden afgerond. In dat geval deelt het Agentschap haar besluit mee aan de Commissie.

Artikel 2 quinquies

Voortdurende geldigheid van certificaten voor onderdelen en uitrustingsstukken

1.   Door een lidstaat afgegeven goedkeuringen van onderdelen en uitrustingsstukken die geldig waren op 28 september 2003, worden geacht te zijn afgegeven in overeenstemming met deze verordening.

2.   Ten aanzien van onderdelen en uitrustingsstukken die op 28 september 2003 het voorwerp uitmaakten van een lopende goedkeurings- of autorisatieprocedure bij een lidstaat, geldt:

a)

indien een goedkeuringsproces wordt uitgevoerd door meerdere lidstaten, geldt het verst gevorderde project als referentie;

b)

21A.603 van deel 21 is niet van toepassing;

c)

de overeenkomstig 21A.605 van deel 21 toepasselijke vereisten inzake gegevens, zijn de door de betreffende lidstaat op de aanvraagdatum voor de goedkeuring of autorisatie vastgestelde vereisten;

d)

bevindingen die door de desbetreffende lidstaat zijn gedaan, worden beschouwd als zijnde bevindingen die zijn gedaan door het Agentschap, in naleving van het bepaalde in 21A.606 b) van deel 21.

Artikel 2 sexies

Vliegvergunningen

De door de lidstaten vóór 28 maart 2007 vastgestelde voorwaarden voor de afgifte van een vliegvergunning of ander bewijs van luchtwaardigheid ten behoeve van luchtvaartuigen waarvoor geen bewijs van luchtwaardigheid of beperkt bewijs van luchtwaardigheid krachtens onderhavige verordening gold, worden geacht te zijn vastgesteld overeenkomstig de onderhavige verordening, tenzij het Agentschap vóór 28 maart 2008 concludeert dat bedoelde voorwaarden niet leiden tot het vereiste veiligheidsniveau volgens Verordening (EG) nr. 1592/2002 of onderhavige verordening.

De door de lidstaten vóór 28 maart 2007 afgegeven vliegvergunning of ander bewijs van luchtwaardigheid ten behoeve van luchtvaartuigen waarvoor geen bewijs van luchtwaardigheid of beperkt bewijs van luchtwaardigheid krachtens onderhavige verordening gold, worden tot 28 maart 2008 geacht een vliegvergunning te zijn die is afgegeven krachtens de onderhavige verordening.”.

2)

De bijlage (deel 21) van Verordening (EG) nr. 1702/2003 wordt gewijzigd als vastgesteld in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten.

Gedaan te Brussel, 30 maart 2007.

Voor de Commissie

Jacques BARROT

Vicevoorzitter


(1)  PB L 240 van 7.9.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1701/2003 van de Commissie (PB L 243 van 27.9.2003, blz. 5).

(2)  PB L 243 van 27.9.2003, blz. 6. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 706/2006 (PB L 122 van 9.5.2006, blz. 16).

(3)  EU 15: 28 september 2003, EU 10: 1 mei 2004, EU 2: 1 januari 2007.

(4)  Advies 1/2007 van 30 januari 2007 en advies 2/2007 van 8 februari 2007.

(5)  EU 15: 28 september 2003, EU 10: 1 mei 2004 en EU 2: 1 januari 2007.


BIJLAGE

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1702/2003 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In 21A.139 wordt het volgende punt b) 1, xvii), ingevoegd:

„xvii)

afgifte van een vliegvergunning en goedkeuring van de daaraan gekoppelde vluchtvoorwaarden.”.

2)

Aan 21A.163 wordt het volgende punt e) toegevoegd:

„e)

met inachtneming van de procedures zoals overeengekomen met zijn bevoegde instantie voor productie, wanneer het gaat om een luchtvaartuig dat de houder zelf heeft gebouwd en in het geval de productieorganisatie krachtens haar erkenning als productieorganisatie zelf controle uitoefent op de configuratie van het luchtvaartuig en verklaart zich te zullen conformeren aan de voor de vlucht goedgekeurde ontwerpvoorwaarden, een vliegvergunning afgeven overeenkomstig 21A.711 c), tevens houdende goedkeuring van de vluchtvoorwaarden overeenkomstig 21A.710 b).”.

3)

Aan 21A.165 worden de volgende punten j) en k) toegevoegd:

„j)

voor zover van toepassing, de voorwaarden vaststellen waaronder een vliegvergunning kan worden afgegeven met inachtneming van het bepaalde onder 21A.163 e);

k)

voor zover van toepassing, alvorens een vliegvergunning (EASA-formulier 20b, zie aanhangsel) voor een luchtvaartuig wordt afgegeven, de naleving van 21A.711 b) en d), vaststellen, met inachtneming van het bepaalde in 21A.163 e).”.

4)

De titel van subdeel H van sectie A wordt vervangen door:

„SUBDEEL H —   BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID EN BEPERKTE BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID”

5)

In 21A.173 b), 2, worden de woorden „specifieke certificeringsspecificaties” vervangen door de woorden „specifieke luchtwaardigheidsspecificaties”.

6)

Punt c) van 21A.173 wordt geschrapt.

7)

Punt d) van 21A.174 wordt geschrapt.

8)

Punt b) van 21A.179 wordt vervangen door:

„b)

als een luchtvaartuig van eigenaar is veranderd, en het luchtvaartuig heeft een beperkt bewijs van luchtwaardigheid dat niet beantwoordt aan een beperkt typecertificaat, worden de bewijzen van luchtwaardigheid tezamen met het luchtvaartuig overgedragen, met dien verstande dat het luchtvaartuig in hetzelfde register blijft ingeschreven of de bewijzen van luchtwaardigheid alleen worden afgegeven met de formele instemming van de bevoegde instantie van de lidstaat van registratie waaraan het luchtvaartuig wordt overgedragen.”.

9)

In 21A.184 worden de woorden „specifieke certificeringsspecificaties” vervangen door de woorden „specifieke luchtwaardigheidsspecificaties”.

10)

21A.185 wordt geschrapt.

11)

Punt b) van 21A.263 wordt vervangen door:

„b)

overeenkomstig het bepaalde onder 21A.257 b), aanvaardt het Agentschap zonder uitvoering van aanvullende controles de conformiteitsdocumenten die door de aanvrager worden voorgelegd ter verkrijging van:

1.

de goedkeuring van vluchtvoorwaarden ten behoeve van een vliegvergunning; of

2.

een typecertificaat of goedkeuring van een grote wijziging aan een typeontwerp; of

3.

een aanvullend typecertificaat; of

4.

een ETSO-autorisatie krachtens 21A.602B b), 1; of

5.

een goedkeuring van een ontwerp voor een grote reparatie.”.

12)

Aan 21A.263 c) worden de volgende punten 6 en 7 toegevoegd:

„6.

de voorwaarden goed te keuren waaronder een vliegvergunning kan worden afgegeven overeenkomstig 21A.710 a), 2,

i)

met uitzondering van eerste vluchten van

een nieuw type luchtvaartuig; of

een luchtvaartuig dat een verandering heeft ondergaan die wordt of zou worden geclassificeerd als een grote wijziging of belangrijk aanvullend typecertificaat; of

een luchtvaartuig waarvan de vlucht- en/of besturingskenmerken in aanzienlijke mate kunnen zijn veranderd;

ii)

behoudens vliegvergunningen afgegeven krachtens 21A.701 a), 15.

7.

een vliegvergunning af te geven overeenkomstig 21A.711 b), voor een luchtvaartuig dat door de houder is ontworpen of veranderd, en indien de ontwerporganisatie op grond van haar erkenning als ontwerporganisatie zelf controle uitoefent op de configuratie van het luchtvaartuig en verklaart zich te zullen conformeren aan de voor de vlucht goedgekeurde ontwerpvoorwaarden.”.

13)

Aan 21A.265 worden de volgende punten f) en g) toegevoegd:

„f)

voor zover van toepassing, de voorwaarden waaronder een vliegvergunning kan worden afgegeven vaststellen, met inachtneming van het bepaalde onder 21A.263 c), 6;

g)

voor zover van toepassing, vooraleer een vliegvergunning (EASA-formulier 20b, zie aanhangsel) voor een luchtvaartuig wordt afgegeven, de naleving van 21A.711 b) en d), vaststellen, met inachtneming van het bepaalde onder 21A.263 c), 7.”.

14)

Subdeel P van sectie A wordt vervangen door:

„DEEL P —   VLIEGVERGUNNING

21A.701   Werkingssfeer

Vliegvergunningen worden overeenkomstig dit deel afgegeven voor luchtvaartuigen die niet voldoen aan of waarvan niet is aangetoond dat zij voldoen aan de geldende luchtwaardigheidsvereisten, doch welke op veilige wijze kunnen vliegen onder nader omschreven voorwaarden en voor de volgende doeleinden:

1.

ontwikkeling;

2.

aantonen van de naleving van regelgeving of certificeringsspecificaties;

3.

scholing van personeel van ontwerp- of productieorganisaties;

4.

productiegerelateerde testvluchten van nieuw geproduceerde luchtvaartuigen;

5.

het vliegen met in productie zijnde luchtvaartuigen tussen productiefaciliteiten;

6.

het vliegen met het luchtvaartuig voor aanvaarding door de klant;

7.

levering of export van het luchtvaartuig;

8.

het vliegen met het luchtvaartuig voor aanvaarding door de bevoegde instantie;

9.

marktonderzoek, in combinatie met de scholing van het personeel van de klant;

10.

beurzen en luchtshows;

11.

het vliegen van het luchtvaartuig naar een locatie waar onderhoud of controle op de luchtwaardigheid plaatsvindt, of naar een stallingslocatie;

12.

het vliegen met een luchtvaartuig met een hoger gewicht dan het maximaal gecertificeerde startgewicht voor langere vluchten dan de normale afstand over water, of over grondgebieden waar geen adequate landingsfaciliteiten zijn of geen geschikte brandstof aanwezig is;

13.

pogingen tot vestiging van nieuwe records, luchtsnelheidswedstrijden of soortgelijke wedijver;

14.

het vliegen met luchtvaartuigen die voldoen aan de geldende luchtwaardigheidsvereisten voordat sprake is van conformiteit met de milieuvereisten;

15.

voor niet-commerciële vliegactiviteiten met individuele niet-complexe luchtvaartuigen of typen met betrekking waartoe het Agentschap heeft verklaard dat een bewijs van luchtwaardigheid of beperkt bewijs van luchtwaardigheid niet van toepassing is.

21A.703   Recht tot aanvraag van een vliegvergunning

Iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon heeft het recht een vliegvergunning aan te vragen, behalve indien het een vliegvergunning betreft die wordt aangevraagd voor doeleinden als omschreven in 21A.701 a), 15, waarbij de aanvrager tevens de eigenaar is. Iedere natuurlijke persoon die het recht heeft een vliegvergunning aan te vragen, heeft ook het recht om de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden te vragen.

21A.705   Bevoegde instantie

Onverminderd het bepaalde onder 21.1, wordt voor de toepassing van het onderhavige deel onder „bevoegde instantie” verstaan:

a)

de door de lidstaat van registratie aangewezen instantie; of

b)

in het geval van niet-geregistreerde luchtvaartuigen, de instantie die is aangewezen door de lidstaat die voorschriften uitvaardigde voor identificatieaanduidingen.

21A.707   Aanvraag van een vliegvergunning

a)

Ingevolge 21A.703, en indien de aanvrager niet over de bevoegdheid beschikt om een vliegvergunning af te geven, dient een vliegvergunning bij de bevoegde instantie te worden aangevraagd in de vorm en op de wijze als vastgesteld door deze instantie.

b)

Elke aanvraag van een vliegvergunning moet het volgende bevatten:

1.

het doel van de vlucht(en), overeenkomstig 21A.701;

2.

in hoeverre het luchtvaartuig niet voldoet aan de geldende luchtwaardigheidsvereisten;

3.

de overeenkomstig 21A.710 goedgekeurde vluchtvoorwaarden.

c)

Indien de vluchtvoorwaarden niet zijn goedgekeurd op het moment waarop de vliegvergunning wordt aangevraagd, dient een goedkeuring van de vluchtvoorwaarden te worden aangevraagd overeenkomstig 21A.709.

21A.708   Vluchtvoorwaarden

De vluchtvoorwaarden hebben betrekking op:

a)

de configuratie(s) waarvoor de vliegvergunning wordt aangevraagd;

b)

alle voorwaarden of beperkingen die noodzakelijk zijn voor het veilige gebruik van het luchtvaartuig, zoals:

1.

de voor de vlucht(en) noodzakelijke voorwaarden of beperkingen met betrekking tot de vliegroutes en/of het luchtruim;

2.

de voorwaarden en beperkingen met betrekking tot het vliegend personeel van het luchtvaartuig;

3.

de beperkingen met betrekking tot het vervoer van personen de niet tot het vliegend personeel behoren;

4.

de exploitatiebeperkingen, specifieke procedures of technische voorwaarden welke dienen te worden nageleefd;

5.

het specifieke vluchttestprogramma (voor zover van toepassing);

6.

de specifieke regels ter waarborging van de permanente luchtwaardigheid, waaronder onderhoudsinstructies en de regels volgens welke deze dienen te worden uitgevoerd;

c)

de staving dat het luchtvaartuig veilig kan vliegen onder de voorwaarden of beperkingen onder b);

d)

de methode die wordt gebruikt voor controle op de configuratie van het luchtvaartuig om te kunnen blijven voldoen aan de vastgestelde voorwaarden.

21A.709   Aanvraag tot goedkeuring van vluchtvoorwaarden

a)

Ingevolge 21A.707 c), en indien de aanvrager niet bevoegd is voor de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden, dient een goedkeuring van de vluchtvoorwaarden te worden aangevraagd:

1.

indien de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden verband houdt met de veiligheid van het ontwerp, bij het Agentschap in de vorm en op de wijze zoals vastgesteld door het Agentschap; of

2.

indien de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden geen verband houdt met de veiligheid van het ontwerp, bij de bevoegde instantie in de vorm en op de wijze zoals vastgesteld door deze instantie.

b)

Bij iedere aanvraag tot goedkeuring van de vluchtvoorwaarden dient het volgende te worden vermeld:

1.

de voorgestelde vluchtvoorwaarden;

2.

de documenten ter onderbouwing van deze voorwaarden; en

3.

de verzekering dat het luchtvaartuig veilig kan vliegen onder de voorwaarden of beperkingen van 21A.708 b).

21A.710   Goedkeuring van vluchtvoorwaarden

a)

Wanneer de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden verband houdt met de veiligheid van het ontwerp, worden de voorwaarden goedgekeurd door:

1.

het Agentschap; of

2.

een ter zake geaccrediteerde nationale luchtvaartorganisatie; krachtens 21A.263 c), 6.

b)

Indien goedkeuring van de vluchtvoorwaarden geen verband houdt met de veiligheid van het ontwerp, door de bevoegde instantie of de daartoe erkende organisatie die ook de vliegvergunning afgeeft.

c)

Voordat de vluchtvoorwaarden worden goedgekeurd, dient het Agentschap of de bevoegde instantie of de erkende organisatie overtuigd te zijn dat het luchtvaartuig veilig kan vliegen onder de gespecificeerde voorwaarden en beperkingen. Het Agentschap of de bevoegde instantie kan de aanvrager ertoe verplichten de daarvoor noodzakelijke inspecties of proefnemingen uit te voeren.

21A.711   Afgifte van een vliegvergunning

a)

De bevoegde instantie gaat over tot afgifte van een vliegvergunning:

1.

na overlegging van de in 21A.707 vereiste gegevens; en

2.

indien de voorwaarden van 21A.708 zijn goedgekeurd overeenkomstig 21A.710; en

3.

indien de bevoegde instantie door eigen onderzoek, onder meer in de vorm van inspecties of via met de aanvrager overeengekomen procedures, ervan verzekerd is dat het luchtvaartuig voldoet aan het overeenkomstig 21A.708 vastgestelde ontwerp alvorens ermee wordt gevlogen.

b)

Een ter zake erkende ontwerporganisatie kan een vliegvergunning (EASA-formulier 20b, zie aanhangsel) afgeven op grond van de bevoegdheid verleend krachtens 21A.263 c), 7, indien de voorwaarden van 21A.708 zijn goedgekeurd overeenkomstig 21A.710.

c)

Een ter zake erkende productieorganisatie kan een vliegvergunning (EASA-formulier 20b, zie aanhangsel) afgeven op grond van de bevoegdheid verleend krachtens 21A.163 e), indien de voorwaarden van 21A.708 zijn goedgekeurd overeenkomstig 21A.710.

d)

Het doel (de doelen), de voorwaarden en beperkingen zoals goedgekeurd ingevolge 21A.710 dienen in de vliegvergunning te worden vermeld.

e)

Voor vergunningen die zijn afgegeven krachtens de punten b) of c) geldt dat een kopie van de vliegvergunning dient te worden overgelegd aan de bevoegde instantie.

f)

Wanneer er aanwijzingen zijn dat niet is voldaan aan één van de voorwaarden onder 21A.723 a) van een door een organisatie overeenkomstig 21A.711 b) of c) afgegeven vliegvergunning, trekt de organisatie deze vergunning in.

21A.713   Wijzigingen

a)

Iedere wijziging als gevolg waarvan de vluchtvoorwaarden of de daarmee verband houdende gronden voor afgifte van de vliegvergunning teniet worden gedaan, dient te worden goedgekeurd overeenkomstig 21A.710. Voor zover relevant, dient een aanvraag te worden gedaan overeenkomstig 21A.709.

b)

Wanneer een wijziging gevolgen heeft voor de inhoud van de vliegvergunning, dient een nieuwe vliegvergunning te worden afgegeven overeenkomstig 21A.711.

21A.715   Taal

De handleidingen, (plak)biljetten, lijsten en overzichten, instrumentaanduidingen en andere noodzakelijke informatie zoals vereist ingevolge de geldende certificeringsspecificaties zijn gesteld in een of meer, voor de bevoegde instantie aanvaardbare talen van de Europese Gemeenschap.

21A.719   Overdraagbaarheid

a)

Een vliegvergunning is niet overdraagbaar.

b)

Onverminderd het bepaalde onder a) geldt voor een vliegvergunning welke is afgegeven krachtens 21A.701 a), 15, wanneer een luchtvaartuig van eigenaar is veranderd, dat deze vliegvergunning tezamen met het luchtvaartuig wordt overgedragen, met dien verstande dat het luchtvaartuig in hetzelfde register blijft ingeschreven, of dat de vliegvergunning alleen wordt afgegeven met instemming van de bevoegde instantie van de lidstaat van registratie waaraan overdracht plaatsvindt.

21A.721   Inspecties

De houder of aanvrager van een vliegvergunning dient op verzoek van de bevoegde instantie toegang te verlenen tot het betrokken luchtvaartuig.

21A.723   Duur en voortdurende geldigheid

a)

Een vliegvergunning wordt afgegeven voor een periode van maximaal 12 maanden, en blijft geldig op voorwaarde dat:

1.

de aan de vliegvergunning verbonden voorwaarden en beperkingen van 21A.711 d) worden nageleefd;

2.

geen afstand wordt gedaan van de vliegvergunning of deze niet wordt ingetrokken krachtens 21B.530;

3.

het luchtvaartuig in hetzelfde register blijft ingeschreven.

b)

Onverminderd het bepaalde onder a), kan een vliegvergunning welke is afgegeven krachtens 21A.701 a), 15, worden afgegeven voor onbeperkte duur.

c)

In het geval van afstand of intrekking dient de vliegvergunning terug te worden gegeven aan de bevoegde instantie.

21A.725   Verlenging van de vliegvergunning

Een verlenging van de vliegvergunning wordt beschouwd als een wijziging overeenkomstig 21A.713.

21A.727   Verplichtingen van de houder van een vliegvergunning

De houder van een vliegvergunning dient erop toe te zien dat alle aan de vliegvergunning verbonden voorwaarden en beperkingen worden nageleefd.

21A.729   Administratie

a)

Alle documenten ter vaststelling en waarborging van de vluchtvoorwaarden zullen door de houder van de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden ter beschikking van het Agentschap en de bevoegde instantie worden gehouden, en zullen worden bewaard teneinde de noodzakelijke informatie te kunnen verstrekken ter waarborging van de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig.

b)

Alle documenten verband houdend met de afgifte van vliegvergunningen krachtens de bevoegdheid van erkende organisaties, waaronder inspectierapporten, documenten die de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden ondersteunen en de vliegvergunning zelf, zullen door de desbetreffende erkende organisatie ter beschikking van het Agentschap of de bevoegde instantie worden gehouden, en worden bewaard teneinde de noodzakelijke informatie te kunnen verstrekken ter waarborging van de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig.”.

15)

21B.20 wordt vervangen door:

„21B.20   Verplichtingen van de bevoegde instantie

Elke bevoegde instantie van de lidstaat is verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van sectie A, subdelen F, G, H, I en P, voor zover het aanvragers of houders betreft die gevestigd zijn op haar grondgebied.”.

16)

Punt a) van 21B.25 wordt vervangen door:

„a)

Algemeen:

De lidstaat stelt een bevoegde instantie aan die verantwoordelijkheden toegewezen krijgt voor de tenuitvoerlegging van sectie A, subdelen F, G, H, I en P met gedocumenteerde procedures, organisatiestructuur en personeel.”.

17)

De titel van subdeel H van sectie B wordt vervangen door:

„SUBDEEL H —   BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID EN BEPERKTE BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID”.

18)

Punt a) van 21B.325 wordt vervangen door:

„a)

De bevoegde instantie van de lidstaat van registratie wijzigt of verleent, naargelang van toepassing, zonder onnodig uitstel een bewijs van luchtwaardigheid (EASA-formulier 25, zie aanhangsel) of een beperkt bewijs van luchtwaardigheid (EASA-formulier 24, zie aanhangsel) als zij ervan overtuigd is dat aan de toepasselijke eisen van sectie A, subdeel H is voldaan.”.

19)

21B0.330 wordt vervangen door:

„21B.330   Opschorting en intrekking van bewijzen van luchtwaardigheid en beperkte bewijzen van luchtwaardigheid

a)

Als er aanwijzingen zijn dat de in 21A.181 a) gespecificeerde voorwaarden niet zijn vervuld, kan de bevoegde instantie van de lidstaat van registratie een bewijs van luchtwaardigheid opschorten of intrekken.

b)

Bij het afgeven van de kennisgeving van opschorting of intrekking van een bewijs van luchtwaardigheid of een beperkt bewijs van luchtwaardigheid specificeert de bevoegde instantie van de lidstaat van registratie de redenen voor de opschorting of intrekking en brengt zij de houder van het certificaat op de hoogte van zijn recht op beroep.”.

20)

Subdeel P van sectie B wordt vervangen door:

„SUBDEEL P —   VLIEGVERGUNNING

21B.520   Onderzoek

a)

De bevoegde instantie zal voldoende onderzoek verrichten om de afgifte of intrekking van de vliegvergunning te rechtvaardigen.

b)

De bevoegde instantie zal evaluatieprocedures ontwikkelen voor minstens de volgende elementen:

1.

evaluatie van de criteria waaraan de aanvrager dient te voldoen;

2.

evaluatie van de criteria waaraan de aanvraag dient te voldoen;

3.

evaluatie van de bij de aanvraag gevoegde documentatie;

4.

inspectie van het luchtvaartuig;

5.

goedkeuring van de vluchtvoorwaarden overeenkomstig 21A.710 b).

21B.525   Afgifte van vliegvergunningen

De bevoegde instantie gaat over tot afgifte van een vliegvergunning (EASA-formulier 20a, zie aanhangsel) indien zij ervan overtuigd is dat wordt voldaan is aan de geldende vereisten van sectie A, subdeel P.

21B.530   Intrekking van vliegvergunningen

a)

Indien er aanwijzingen zijn dat aan één van de in 21A.723 a) vermelde voorwaarden van een door de bevoegde instantie afgegeven vliegvergunning niet is voldaan, trekt zij die vergunning in.

b)

Bij kennisgeving van de intrekking van een vliegvergunning deelt de bevoegde instantie de redenen mee voor de intrekking, en informeert zij de houder van de vliegvergunning over diens recht daartegen beroep aan te tekenen.

21B.545   Administratie

a)

De bevoegde instantie zal een administratie bijhouden op basis waarvan op adequate wijze controle kan worden uitgeoefend op de procedures voor de afgifte en intrekking van iedere individuele vliegvergunning.

b)

Het administratiesysteem moet ten minste bevatten:

1.

de door de aanvrager ingediende documenten;

2.

de tijdens het onderzoek opgestelde documenten waarin de activiteiten en de eindresultaten van de onder 21B.520 b) omschreven elementen worden vermeld; en

3.

een kopie van de vliegvergunning.

c)

De bevoegde instantie dient de administratie gedurende ten minste zes jaar na het vervallen van de vergunning te bewaren.”.

21)

De lijst van aanhangsels wordt vervangen door de volgende lijst:

 

„Aanhangsel I — EASA-formulier 1 Certificaat van geschiktheid voor gebruik

 

Aanhangsel II — EASA-formulier 15a Certificaat van herbeoordeling van de luchtwaardigheid

 

Aanhangsel III — EASA-formulier 20a Vliegvergunning

 

Aanhangsel IV — EASA-formulier 20b Vliegvergunning (afgegeven door erkende organisaties)

 

Aanhangsel V — EASA-formulier 24 Beperkt bewijs van luchtwaardigheid

 

Aanhangsel VI — EASA-formulier 25 Bewijs van luchtwaardigheid

 

Aanhangsel VII — EASA-formulier 45 Geluidscertificaat

 

Aanhangsel VIII — EASA-formulier 52 Conformiteitsverklaring voor luchtvaartuigen

 

Aanhangsel IX — EASA-formulier 53 Bewijs van vrijgave voor gebruik

 

Aanhangsel X — EASA-formulier 55 Certificaat van erkenning als productieorganisatie

 

Aanhangsel XI — EASA-formulier 65 Akkoordverklaring [productie zonder erkenning als productieorganisatie]”.

22)

EASA-formulier 20 wordt vervangen door:

Image”.

23)

Het volgende EASA-formulier 20b wordt toegevoegd:

Image”.

24)

Blad B van EASA-formulier 55 wordt vervangen door:

Image”.


4.4.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 94/18


VERORDENING (EG) Nr. 376/2007 VAN DE COMMISSIE

van 30 maart 2007

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2042/2003 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1592/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (1), en met name op de artikelen 5 en 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Tot 28 maart 2007, tijdens de overgangsperiode waarin de lidstaten volledig verantwoordelijk waren voor alle aspecten met betrekking tot de afgifte van vliegvergunningen, was Verordening (EG) nr. 2042/2003 van de Commissie (2) niet van toepassing op luchtvaartuigen met een dergelijke vergunning en gebeurde het onderhoud van deze luchtvaartuigen overeenkomstig de toepasselijke nationale regelgeving.

(2)

Aangezien vliegvergunningen worden toegekend voor afzonderlijke luchtvaartuigen die om uiteenlopende redenen niet kunnen voldoen aan de eisen voor de toekenning van een luchtwaardigheidscertificaat is het onmogelijk algemene regels vast te stellen voor het onderhoud van de betrokken luchtvaartuigen. De toepasselijke onderhoudsvoorschriften dienen derhalve te worden opgenomen in de specifieke vluchtvoorwaarden voor elk luchtvaartuig.

(3)

De invoering van nieuwe eisen en administratieve procedures waarin voorzien is bij Verordening (EG) nr. 1702/2003 van de Commissie van 24 september 2003 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (3), dient wat betreft de afgifte van vliegvergunningen te worden aangevuld middels een aanpassing van Verordening (EG) nr. 2042/2003, teneinde luchtvaartuigen welke gebruikt worden op grond van een krachtens laatstgenoemde verordening afgegeven vliegvergunning vrij te stellen van de toepassing van die verordening en te verwijzen naar de onderhoudsvoorschriften welke in de aan de vliegvergunning gekoppelde en goedgekeurde vluchtvoorwaarden zijn opgenomen.

(4)

Verordening (EG) nr. 2042/2003 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De maatregelen in deze verordening zijn gebaseerd op het advies van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (4) in overeenstemming met artikel 12, lid 2, onder b), en artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1592/2002.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het in artikel 54, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1592/2002 bedoelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In Verordening (EG) nr. 2042/2003 komt artikel 3, lid 3, als volgt te luiden:

„3.   In afwijking van lid 1, wordt de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen welke over een vliegvergunning beschikken, verzekerd aan de hand van de specifieke regels ter waarborging van de permanente luchtwaardigheid die zijn vastgesteld in de overeenkomstig de bijlage (deel 21) bij Verordening (EG) nr. 1702/2003 van de Commissie afgegeven vliegvergunning.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 maart 2007.

Voor de Commissie

Jacques BARROT

Lid van de Commissie


(1)  PB L 240 van 7.9.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1701/2003 van de Commissie (PB L 243 van 27.9.2003, blz. 5).

(2)  PB L 315 van 28.11.2003, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 707/2006 (PB L 122 van 9.5.2006, blz. 17).

(3)  PB L 243 van 27.9.2003, blz. 6. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 706/2006 (PB L 122 van 9.5.2006, blz. 16).

(4)  Advies nr. 02-2007.


4.4.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 94/20


VERORDENING (EG) Nr. 377/2007 VAN DE COMMISSIE

van 29 maart 2007

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name op artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen te worden vastgesteld voor de indeling van de in de bijlage bij de onderhavige verordening opgenomen goederen.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke communautaire voorschriften is vastgesteld voor de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Met toepassing van genoemde algemene regels, dienen de in kolom 1 van de tabel omschreven goederen die zijn opgenomen in de bijlage bij deze verordening, te worden ingedeeld onder de daarmee corresponderende GN-codes die zijn vermeld in kolom 2, op grond van de motiveringen die zijn opgenomen in kolom 3 van voornoemde tabel.

(4)

Het is wenselijk dat een beroep kan worden gedaan op een door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte bindende tariefinlichting betreffende de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die niet in overeenstemming is met de bepalingen van onderhavige verordening, door de rechthebbende, gedurende drie maanden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2).

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De goederen omschreven in kolom 1 van de in de bijlage opgenomen tabel worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de corresponderende GN-codes vermeld in kolom 2 van voornoemde tabel.

Artikel 2

Op de door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de onderhavige verordening, kan gedurende drie maanden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92, een beroep worden gedaan.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 maart 2007.

Voor de Commissie

László KOVÁCS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 301/2007 (PB L 81 van 22.3.2007, blz. 11).

(2)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

1.

Hazelnootbereiding bestaande uit een mengsel van hazelnoten en suiker aangeboden in de vorm van korrels (in gewichtspercenten) (1):

Hazelnoten zonder dop

40

Toegevoegde suiker

60.

De hazelnoten zonder dop worden gedurende 20 à 25 min geroosterd bij 140 °C. Suiker wordt gedurende 15 à 17 min afzonderlijk verhit/gekaramelliseerd bij eenzelfde temperatuur. De geroosterde hazelnoten en suiker worden vervolgens gemengd en samen geroosterd gedurende 12 à 15 min. De bereiding wordt vervolgens gekoeld en tot deeltjes van 1 à 4 mm gehakt. Vervolgens worden ze verpakt in zakken van ten minste 10 kg die voor de groothandel bestemd zijn.

Deze bereiding is een halffabrikaat dat niet bedoeld is voor onmiddellijke consumptie maar gebruikt wordt bij de vervaardiging van chocolade, consumptie-ijs, suikergoed en gebak.

2008 19 19

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van post 2008 en de onderverdelingen 2008 19 en 2008 19 19.

Het product wordt niet ingedeeld onder hoofdstuk 17 omdat het een bereiding met toegevoegde suiker betreft die bestaat uit een mengsel van hazelnoten en suiker (toelichtingen op hoofdstuk 17 van het geharmoniseerde systeem, algemeen, letter b)).

Deze hazelnootbereiding met toegevoegde suiker kan niet onder post 1704 worden ingedeeld aangezien zij niet als zodanig verkocht wordt of bedoeld is om gebruikt te worden als op zichzelf staand suikergoed (toelichtingen op post 1704 van het geharmoniseerde systeem, eerste alinea).

Dit product wordt ingedeeld onder hoofdstuk 20 aangezien het bereid of verduurzaamd wordt door middel van een procédé dat niet is gespecificeerd in hoofdstuk 8 (aantekening 1, letter a), op hoofdstuk 20 en toelichtingen op de onderverdelingen 2008 11 10 tot en met 2008 19 99 van de gecombineerde nomenclatuur).

Aangezien het hier noten betreft die met suiker werden gemengd en een bereiding hebben ondergaan (roosteren), wordt dit product ingedeeld onder onderverdeling 2008 19 19 (toelichtingen op de onderverdelingen 2008 11 10 tot en met 2008 19 99 van de gecombineerde nomenclatuur).

2.

Hazelnootbereiding bestaande uit een mengsel van hazelnoten en suiker aangeboden in de vorm van poeder (in gewichtspercenten) (2):

Hazelnoten zonder dop

40

Toegevoegde suiker

60.

De hazelnoten zonder dop worden gedurende 20 à 25 min geroosterd bij 140 °C. Suiker wordt gedurende 15 à 17 min afzonderlijk verhit/gekaramelliseerd bij eenzelfde temperatuur. De geroosterde hazelnoten en suiker worden vervolgens gemengd en samen geroosterd gedurende 12 à 15 min. De bereidingen worden vervolgens gekoeld en tot deeltjes van 1-4 mm gehakt alvorens te worden vermalen tot deeltjes van 20 à 30 μ. Vervolgens worden ze verpakt in zakken van minstens 12,5 kg die voor de groothandel bestemd zijn.

Deze bereidingen zijn halffabrikaten die niet bedoeld zijn voor onmiddellijke consumptie maar gebruikt worden bij de vervaardiging van chocolade, consumptie-ijs, suikergoed en gebak.

2008 19 19

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van post 2008 en de onderverdelingen 2008 19 en 2008 19 19.

Dit product wordt niet ingedeeld onder hoofdstuk 17 omdat het een bereiding met toegevoegde suiker betreft die bestaat uit een mengsel van hazelnoten en suiker (toelichtingen op hoofdstuk 17 van het geharmoniseerde systeem, algemeen, letter b)).

Deze bereiding kan niet onder post 1704 worden ingedeeld aangezien het hier een halffabrikaat betreft dat niet rechtstreeks wordt verwerkt tot een bepaald soort suikergoed van deze post (toelichtingen op post 1704 van het geharmoniseerde systeem, eerste alinea, en toelichtingen op de onderverdelingen 1704 90 51 tot en met 1704 90 99 van de gecombineerde nomenclatuur, tweede alinea).

Dit product wordt ingedeeld onder hoofdstuk 20 aangezien het bereid of verduurzaamd wordt door middel van een procédé dat niet is gespecificeerd in hoofdstuk 8 (aantekening 1, letter a), op hoofdstuk 20 en toelichtingen op de onderverdelingen 2008 11 10 tot en met 2008 19 99 van de gecombineerde nomenclatuur).

Aangezien het hier noten betreft die met suiker werden gemengd en een bereiding hebben ondergaan (roosteren), wordt dit product ingedeeld onder onderverdeling 2008 19 19 (toelichtingen op de onderverdelingen 2008 11 10 tot en met 2008 19 99 van de gecombineerde nomenclatuur).

3.

Hazelnootbereiding bestaande uit een mengsel van hazelnoten en suiker aangeboden in de vorm van pasta (in gewichtspercenten) (3):

Hazelnoten zonder dop

40

Toegevoegde suiker

60.

De hazelnoten zonder dop worden gedurende 20 à 25 min geroosterd bij 140 °C. Suiker wordt gedurende 15 à 17 min afzonderlijk verhit/gekaramelliseerd bij eenzelfde temperatuur. De geroosterde hazelnoten en suiker worden vervolgens gemengd en samen geroosterd gedurende 12 à 15 min. De bereidingen worden vervolgens gekoeld en tot deeltjes van 1-4 mm gehakt alvorens te worden vermalen tot deeltjes van 20 à 30 μ. De basisbereidingen worden vervolgens gemengd totdat een homogene pasta ontstaat. Vervolgens wordt het product verpakt in zakken van minstens 20 kg die voor de groothandel bestemd zijn.

Deze bereidingen zijn halffabrikaten die niet bedoeld zijn voor onmiddellijke consumptie maar gebruikt worden bij de vervaardiging van chocolade, consumptie-ijs, suikergoed en gebak.

2008 19 19

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van post 2008 en de onderverdelingen 2008 19 en 2008 19 19.

Dit product wordt niet ingedeeld onder hoofdstuk 17 omdat het bereidingen met toegevoegde suiker betreft die bestaan uit een mengsel van hazelnoten en suiker (toelichtingen op hoofdstuk 17 van het geharmoniseerde systeem, algemeen, letter b)).

Deze bereiding kan niet onder post 1704 worden ingedeeld aangezien het hier een halffabrikaat betreft dat niet direct tot een bepaald soort suikergoed van deze post wordt verwerkt (toelichtingen op post 1704 van het geharmoniseerde systeem, eerste alinea, punt 9, en toelichtingen op de onderverdelingen 1704 90 51 tot en met 1704 90 99 van de gecombineerde nomenclatuur, tweede alinea).

Dit product wordt ingedeeld onder hoofdstuk 20 aangezien het bereid of verduurzaamd is door middel van een procédé dat niet is gespecificeerd in hoofdstuk 8 (aantekening 1, letter a), op hoofdstuk 20 en toelichtingen op de onderverdelingen 2008 11 10 tot en met 2008 19 99 van de gecombineerde nomenclatuur).

Aangezien het hier noten betreft die met suiker werden gemengd en een bereiding hebben ondergaan (roosteren), worden deze producten ingedeeld onder onderverdeling 2008 19 19 (toelichtingen op de onderverdelingen 2008 11 10 tot en met 2008 19 99 van de gecombineerde nomenclatuur).

Image

Image

Image


(1)  Foto nr. 1 is louter indicatief.

(2)  Foto nr. 2 is louter indicatief.

(3)  Foto nr. 3 is louter indicatief.


RICHTLIJNEN

4.4.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 94/23


RICHTLIJN 2007/20/EG VAN DE COMMISSIE

van 3 april 2007

tot wijziging van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde dichlofluanide als werkzame stof in bijlage I bij die richtlijn op te nemen

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (1), en met name op artikel 16, lid 2, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 2032/2003 van de Commissie van 4 november 2003 inzake de tweede fase van het in artikel 16, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van biociden bedoelde tienjarige werkprogramma en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1896/2000 (2) is een lijst vastgesteld van werkzame stoffen die met het oog op een mogelijke opneming daarvan in bijlage I, IA of IB van Richtlijn 98/8/EG dienen te worden beoordeeld. Dichlofluanide is in deze lijst opgenomen.

(2)

Krachtens Verordening (EG) nr. 2032/2003 is dichlofluanide overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG beoordeeld voor gebruik in productsoort 8 (houtconserveringsmiddelen), zoals gedefinieerd in bijlage V van Richtlijn 98/8/EG.

(3)

Overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2032/2003 is het Verenigd Koninkrijk als rapporterende lidstaat aangewezen. Het Verenigd Koninkrijk heeft het verslag van de bevoegde instantie samen met een aanbeveling overeenkomstig artikel 10, leden 5 en 7, van die verordening op 13 september 2005 bij de Commissie ingediend.

(4)

Het verslag van de bevoegde instantie is door de lidstaten en de Commissie getoetst. Overeenkomstig artikel 11, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2032/2003 zijn de conclusies van de toetsing binnen het Permanent Comité voor biociden op 28 november 2006 in een beoordelingsverslag opgenomen.

(5)

Bij de beoordeling van dichlofluanide zijn geen onbeantwoorde vragen of zorgwekkende aspecten naar voren gekomen die door het Wetenschappelijk Comité voor gezondheids- en milieurisico’s moeten worden besproken.

(6)

Uit de verschillende uitgevoerde onderzoeken blijkt dat van biociden die als houtconserveringsmiddel worden gebruikt en dichlofluanide bevatten, kan worden verwacht dat ze aan de eisen van artikel 5 van Richtlijn 98/8/EG voldoen, met name ten aanzien van de toepassingen die zijn onderzocht en in het beoordelingsverslag worden besproken. Dichlofluanide dient derhalve in bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG te worden opgenomen om ervoor te zorgen dat in alle lidstaten overeenkomstig artikel 16, lid 3, van Richtlijn 98/8/EG toelatingen voor biociden die als houtconserveringsmiddel worden gebruikt en dichlofluanide bevatten, kunnen worden verleend, gewijzigd of ingetrokken.

(7)

Het is belangrijk dat de bepalingen van deze richtlijn in alle lidstaten tegelijkertijd worden toegepast teneinde een gelijke behandeling van biociden die op de markt zijn en als werkzame stof dichlofluanide bevatten, te waarborgen en tevens het goede functioneren van de markt voor biociden in het algemeen te vergemakkelijken.

(8)

In het licht van de conclusies van het beoordelingsverslag dient overeenkomstig artikel 10, lid 2, onder i), d), van Richtlijn 98/8/EG te worden vereist dat producten die voor industrieel gebruik worden toegelaten met afdoende persoonlijke beschermingsmiddelen moeten worden gebruikt en dat er instructies worden gegeven om duidelijk te maken dat behandeld hout na de behandeling op een ondoordringbare harde ondergrond moet worden opgeslagen om rechtstreekse verliezen naar de bodem te voorkomen en om verliezen voor hergebruik of verwijdering op te kunnen vangen.

(9)

Er dient een redelijke periode te verstrijken voordat een werkzame stof in bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG wordt opgenomen, teneinde de lidstaten en de betrokken partijen de gelegenheid te geven om zich voor te bereiden om aan de nieuwe eisen die dit met zich meebrengt te voldoen en om ervoor te zorgen dat aanvragers die dossiers hebben samengesteld volledig kunnen profiteren van de periode van tien jaar voor gegevensbescherming die overeenkomstig artikel 12, lid 1, onder c), ii), van Richtlijn 98/8/EG op de datum van opneming ingaat.

(10)

Na de opneming moeten de lidstaten een redelijke periode krijgen voor de uitvoering van artikel 16, lid 3, van Richtlijn 98/8/EG en met name voor de verlening, wijziging of intrekking van toelatingen voor biociden van productsoort 8 die dichlofluanide bevatten, om ervoor te zorgen dat ze aan Richtlijn 98/8/EG voldoen.

(11)

Richtlijn 98/8/EG dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(12)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG wordt overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn gewijzigd.

Artikel 2

1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 29 februari 2008 de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie onverwijld in kennis van de tekst van deze bepalingen en een correlatietabel tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Zij passen die bepalingen met ingang van 1 maart 2009 toe.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 3 april 2007.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/140/EG van de Commissie (PB L 414 van 30.12.2006, blz. 78).

(2)  PB L 307 van 24.11.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1849/2006 (PB L 355 van 15.12.2006, blz. 63).


BIJLAGE

De volgende vermelding wordt als „nr. 2” in de tabel in bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG toegevoegd:

Nr.

Triviale naam

IUPAC-naam

Identificatienummers

Minimale zuiverheid van de werkzame stof in het biocide zoals het op de markt wordt gebracht

Datum van opneming

Termijn voor de naleving van artikel 16, lid 3, (behalve voor producten die meer dan een werkzame stof bevatten; in dat geval is de termijn voor de naleving van artikel 16, lid 3, de termijn die wordt vastgesteld in het laatste besluit voor de opneming van de werkzame stoffen daarvan)

Datum waarop de opneming verstrijkt

Productsoort

Specifieke bepalingen (1)

„2

dichlofluanide

N-Dichloorfluormethylthio-N-fenyl-N′,N′-dimethylsulfamide

EC-nr.: 214-118-7

CAS-nr.: 1085-98-9

≥ 96 % g/g

1 maart 2009

28 februari 2011

28 februari 2019

8

De lidstaten zorgen ervoor dat bij toelating de volgende voorwaarden worden gesteld:

1.

Producten die voor industrieel en/of beroepsmatig gebruik worden toegelaten, moeten met afdoende persoonlijke beschermingsmiddelen worden gebruikt.

2.

Gelet op de voor de bodem gesignaleerde risico’s moeten er adequate risicobeperkende maatregelen worden genomen om dat milieucompartiment te beschermen.

3.

Op de etiketten en/of veiligheidsinformatiebladen van producten die voor industrieel gebruik worden toegelaten, moet worden vermeld dat pas behandeld hout na de behandeling op een ondoordringbare harde ondergrond moet worden opgeslagen om rechtstreekse verliezen naar de bodem te voorkomen en dat verliezen met het oog op hergebruik of verwijdering moeten worden opgevangen.


(1)  Met het oog op de toepassing van de gemeenschappelijke beginselen van bijlage VI zijn de inhoud en de conclusies van de beoordelingsverslagen beschikbaar op de website van de Commissie: http://ec.europa.eu/comm/environment/biocides/index.htm”


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Raad

4.4.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 94/26


BESLUIT VAN DE RAAD

van 19 maart 2007

inzake de ondertekening en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Maleisië inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

(2007/210/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 80, lid 2, juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft de Commissie op 5 juni 2003 gemachtigd met derde landen te onderhandelen over de vervanging van sommige bepalingen in bestaande bilaterale overeenkomsten door een communautaire overeenkomst.

(2)

Overeenkomstig de mechanismen en richtsnoeren in de bijlage bij het besluit van de Raad waarbij de Commissie werd gemachtigd om met derde landen te onderhandelen over de vervanging van sommige bepalingen in bestaande bilaterale overeenkomsten door een communautaire overeenkomst, heeft de Commissie namens de Gemeenschap met regering van Maleisië onderhandeld over een overeenkomst inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten.

(3)

Onder voorbehoud van sluiting op een later tijdstip dient de overeenkomst waarover de Commissie heeft onderhandeld, te worden ondertekend en voorlopig te worden toegepast,

BESLUIT:

Artikel 1

De ondertekening van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Maleisië inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd, onder voorbehoud van het besluit van de Raad betreffende de sluiting van deze overeenkomst.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) om namens de Europese Gemeenschap de overeenkomst te ondertekenen, onder voorbehoud van sluiting.

Artikel 3

In afwachting van de inwerkingtreding van de overeenkomst komen de partijen overeen deze overeenkomst voorlopig toe te passen vanaf de eerste dag van de maand volgende op de datum waarop de partijen elkaar in kennis hebben gesteld van de voltooiing van de daartoe vereiste procedures.

Artikel 4

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de in artikel 9, lid 2, van de overeenkomst bedoelde kennisgeving te verrichten.

Gedaan te Brussel, 19 maart 2007.

Voor de Raad

De voorzitter

Horst SEEHOFER


OVEREENKOMST

tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Maleisië inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

DE EUROPESE GEMEENSCHAP,

enerzijds, en

DE REGERING VAN MALEISIË (hierna „Maleisië” genoemd),

anderzijds,

(hierna „de partijen” genoemd),

ERKENNENDE dat sommige bepalingen van de tussen lidstaten van de Europese Gemeenschap en Maleisië gesloten bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten die in strijd zijn met de wetgeving van de Europese Gemeenschap met deze wetgeving in overeenstemming moeten worden gebracht om een degelijke rechtsgrond voor luchtdiensten tussen de Europese Gemeenschap en Maleisië tot stand te brengen en om de continuïteit van dergelijke luchtdiensten te garanderen,

VASTSTELLEND dat de Europese Gemeenschap exclusief bevoegd is voor diverse aspecten die kunnen worden opgenomen in bilaterale overeenkomsten tussen de lidstaten van de Europese Gemeenschap en derde landen met betrekking tot luchtdiensten,

VASTSTELLEND dat in een lidstaat gevestigde communautaire luchtvervoerders overeenkomstig het Europese Gemeenschapsrecht recht hebben op niet-discriminerende toegang tot luchtrouten tussen de lidstaten van de Europese Gemeenschap en derde landen,

GELET OP de overeenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en bepaalde derde landen waarin onderdanen van deze derde landen de mogelijkheid wordt geboden eigenaar te worden van luchtvaartmaatschappijen die een vergunning hebben gekregen overeenkomstig de wetgeving van de Europese Gemeenschap,

VASTSTELLEND dat luchtvervoerders krachtens het Europese Gemeenschapsrecht in beginsel geen overeenkomsten mogen sluiten die de handel tussen lidstaten van de Europese Gemeenschap beïnvloeden en die als doel of gevolg hebben dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of verstoord,

ERKENNENDE dat sommige bepalingen van de tussen lidstaten van de Europese Gemeenschap en Maleisië gesloten bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten die i) luchtvaartmaatschappijen verplichten of aanzetten tot overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging op de relevante routen wordt verhinderd, beperkt of vervalst; of ii) de gevolgen van dergelijke overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen versterken; of iii) waarbij de verantwoordelijkheid voor het nemen van maatregelen die de mededinging tussen luchtvaartmaatschappijen op de relevante routen verhinderen, beperken of verstoren, wordt toevertrouwd aan luchtvaartmaatschappijen of andere particuliere economische operatoren, het effect van de op de ondernemingen toepasselijke mededingingsregels ongedaan kunnen maken,

VASTSTELLEND dat de Europese Gemeenschap er in het kader van deze onderhandelingen niet naar streeft het totale volume aan luchtverkeer tussen de Europese Gemeenschap en Maleisië te doen toenemen, noch het evenwicht tussen communautaire luchtvaartmaatschappijen en luchtvaartmaatschappijen uit Maleisië te wijzigen, noch te onderhandelen over wijzigingen van de bepalingen van bestaande bilaterale luchtvaartovereenkomsten inzake vervoerrechten,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Algemene bepalingen

1.   In deze overeenkomst wordt onder „lidstaten” lidstaten van de Europese Gemeenschap verstaan.

2.   Wanneer in de in bijlage I vermelde overeenkomsten wordt verwezen naar onderdanen van de lidstaat die partij is bij de overeenkomst, wordt dit begrepen als een verwijzing naar onderdanen van de lidstaten van de Europese Gemeenschap.

3.   Wanneer in de in bijlage I vermelde overeenkomsten wordt verwezen naar luchtvervoerders of luchtvaartmaatschappijen van de lidstaat die partij is bij de overeenkomst, wordt dit begrepen als een verwijzing naar de door die lidstaat aangewezen luchtvervoerders of luchtvaartmaatschappijen.

Artikel 2

Aanwijzing door een lidstaat

1.   De bepalingen van de leden 2 en 3 van dit artikel hebben voorrang op de overeenkomstige bepalingen van de in bijlage II, onder a) en b), genoemde artikelen wat betreft de aanwijzing van een luchtvervoerder door de desbetreffende lidstaat, de vergunningen en machtigingen die door Maleisië aan deze luchtvervoerder zijn toegekend en de weigering, intrekking, opschorting of beperking van de vergunningen en machtigingen van de luchtvervoerder.

2.   Wanneer Maleisië een aanwijzing door een lidstaat ontvangt, verleent het zo spoedig mogelijk de passende vergunningen en machtigingen indien:

i)

de luchtvervoerder, overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, op het grondgebied van de aanwijzende lidstaat is gevestigd en beschikt over een geldige exploitatievergunning overeenkomstig het Europese Gemeenschapsrecht; en tevens

ii)

de lidstaat die verantwoordelijk is voor de afgifte van het Air Operators Certificate op doeltreffende wijze controleert of de luchtvervoerder de regelgeving naleeft, en de bevoegde luchtvaartautoriteit duidelijk in de aanwijzing is vermeld; en tevens

iii)

de hoofdvestiging van de luchtvervoerder zich bevindt op het grondgebied van de lidstaat die de geldige exploitatievergunning heeft verleend; en tevens

iv)

de luchtvervoerder rechtstreeks of door een meerderheidsbelang eigendom is van lidstaten en/of onderdanen van lidstaten, en/of van andere in bijlage III vermelde landen en/of onderdanen van die landen, en deze landen en/of onderdanen daadwerkelijk zeggenschap uitoefenen over de luchtvervoerder.

3.   Maleisië mag de vergunningen of machtigingen van een door een lidstaat aangewezen luchtvervoerder weigeren, intrekken, opschorten of beperken mits:

i)

de luchtvervoerder, overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, niet op het grondgebied van de aanwijzende lidstaat is gevestigd en niet beschikt over een geldige exploitatievergunning overeenkomstig het Europese Gemeenschapsrecht;

ii)

de lidstaat die verantwoordelijk is voor de afgifte van het Air Operators Certificate niet op doeltreffende wijze controleert of de luchtvervoerder de regelgeving naleeft, of de relevante luchtvaartautoriteit niet duidelijk in de aanwijzing is vermeld;

iii)

de luchtvervoerder niet rechtstreeks of door een meerderheidsbelang eigendom is of onder het daadwerkelijke zeggenschap staat van lidstaten en/of onderdanen van lidstaten, en/of van andere in bijlage III vermelde landen en/of onderdanen van die landen;

iv)

de luchtvervoerder reeds over een exploitatievergunning beschikt krachtens een bilaterale overeenkomst tussen Maleisië en een andere lidstaat en Maleisië aantoont dat de luchtvervoerder, door krachtens de onderhavige overeenkomst verkeersrechten uit te oefenen op een traject dat een punt in die andere lidstaat omvat, de krachtens die andere overeenkomst opgelegde beperkingen van de verkeersrechten omzeilt; of

v)

de luchtvervoerder houder is van een Air Operators Certificate dat is afgegeven door een lidstaat en er geen bilaterale overeenkomst voor luchtdiensten bestaat tussen Maleisië en die lidstaat, en verkeersrechten naar die lidstaat zijn geweigerd aan de door Maleisië aangewezen luchtvervoerders.

Bij de uitoefening van de rechten die haar krachtens dit lid zijn verleend, mag Maleisië geen onderscheid maken tussen communautaire luchtvervoerders op grond van nationaliteit.

Artikel 3

Veiligheid

1.   De bepalingen van lid 2 van dit artikel vormen een aanvulling op de desbetreffende bepalingen in de in bijlage II, onder c), vermelde artikelen.

2.   Wanneer een lidstaat (de eerste lidstaat) een luchtvervoerder heeft aangewezen die onder het wettelijk toezicht van een andere lidstaat staat, zijn de rechten van Maleisië uit hoofde van de veiligheidsvoorschriften van de overeenkomst tussen de eerste lidstaat die de luchtvervoerder heeft aangewezen en Maleisië zowel van toepassing op de vaststelling, naleving of handhaving van veiligheidsnormen door die andere lidstaat als op de exploitatievergunning van die luchtvervoerder.

Artikel 4

Belasting op vliegtuigbrandstof

1.   De bepalingen van lid 2 van dit artikel vormen een aanvulling op de overeenkomstige bepalingen van de in bijlage II, onder d), vermelde artikelen.

2.   Niettegenstaande eventuele andersluidende bepalingen, beletten de in bijlage II, onder d), vermelde overeenkomsten op generlei wijze dat de lidstaten op niet-discriminerende wijze belastingen, heffingen, accijnzen, vergoedingen of kosten in rekening brengen voor de brandstof die op hun grondgebied wordt geleverd voor gebruik in een vliegtuig van een aangewezen luchtvervoerder van Maleisië dat een plaats op het grondgebied van die lidstaat verbindt met een andere plaats op het grondgebied van die lidstaat of op het grondgebied van een andere lidstaat.

Artikel 5

Tarieven voor vervoer binnen de Europese Gemeenschap

1.   De bepalingen van lid 2 van dit artikel vormen een aanvulling op de desbetreffende bepalingen in de in bijlage II, onder e), vermelde artikelen.

2.   De tarieven die de luchtvervoerder(s) welke door Maleisië is/zijn aangewezen krachtens een in bijlage I vermelde overeenkomst die een in bijlage II, onder e), vermelde bepaling bevat, in rekening brengt (brengen) voor vervoer dat volledig binnen de Europese Gemeenschap plaatsvindt, zijn onderhevig aan de Europese Gemeenschapswetgeving.

Artikel 6

Verenigbaarheid met mededingingsregels

1.   Niettegenstaande eventuele andersluidende bepalingen, leiden de in bijlage I vermelde overeenkomsten op generlei wijze tot i) bevordering van de goedkeuring van overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die de mededinging verhinderen, beperken of verstoren; ii) versterking van de gevolgen van dergelijke overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen; of iii) het aan particuliere economische operatoren overdragen van de verantwoordelijkheid voor het nemen van maatregelen die de mededinging verhinderen, beperken of verstoren.

2.   De bepalingen in de in bijlage I vermelde overeenkomsten die niet verenigbaar zijn met lid 1 van dit artikel worden niet toegepast.

Artikel 7

Bijlagen bij de overeenkomst

De bijlagen bij deze overeenkomst maken een integrerend deel uit van de overeenkomst.

Artikel 8

Herziening of wijziging

De partijen mogen deze overeenkomst op elk ogenblik met wederzijdse instemming wijzigen.

Artikel 9

Inwerkingtreding en voorlopige toepassing

1.   Deze overeenkomst treedt in werking wanneer de partijen elkaar schriftelijk hebben meegedeeld dat zij hun interne procedures voor de inwerkingtreding van de overeenkomst hebben voltooid.

2.   Onverminderd het bepaalde in lid 1 stemmen de partijen ermee in deze overeenkomst voorlopig toe te passen vanaf de eerste dag van de maand volgende op de datum waarop de partijen elkaar in kennis hebben gesteld van de voltooiing van de daartoe vereiste procedures.

3.   De overeenkomsten en andere regelingen tussen lidstaten en Maleisië die, op de datum van de ondertekening van deze overeenkomst, nog niet in werking zijn getreden en niet voorlopig worden toegepast, zijn vermeld in bijlage I, onder b). Zodra deze overeenkomsten en regelingen in werking treden of voorlopig worden toegepast, vallen ze onder de onderhavige overeenkomst.

Artikel 10

Beëindiging

1.   Wanneer een in bijlage I vermelde overeenkomst wordt stopgezet, worden ook alle bepalingen van de onderhavige overeenkomst die betrekking hebben op de desbetreffende in bijlage I vermelde overeenkomst tegelijkertijd stopgezet.

2.   Wanneer alle in bijlage I vermelde overeenkomsten worden stopgezet, wordt de onderhavige overeenkomst tegelijkertijd stopgezet.

TEN BLIJKE WAARVAN, de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze overeenkomst hebben ondertekend.

Gedaan te Brussel, in tweevoud, op de tweeëntwintigste maart tweeduizend zeven in de Bulgaarse, Deense, Duitse, Engelse, Estse, Finse, Franse, Griekse, Hongaarse, Italiaanse, Letse, Litouwse, Maltese, Nederlandse, Poolse, Portugese, Roemeense, Slowaakse, Sloveense, Spaanse, Tsjechische en Zweedse taal en in het Bahasa Melayu.

За Европейската общност

Por la Comunidad Europea

Za Evropské společenství

For Det Europæiske Fællesskab

Für die Europäische Gemeinschaft

Euroopa Ühenduse nimel

Για την Ευρωπαϊκή Κοινότητα

For the European Community

Pour la Communauté européenne

Per la Comunità europea

Eiropas Kopienas vārdā

Europos bendrijos vardu

Az Európai Közösség részéről

Għall-Kominità Ewropea

Voor de Europese Gemeenschap

W imieniu Wspólnoty Europejskiej

Pela Communidade Europeia

Pentru Comunitatea Europeană

Za Európske spoločenstvo

Za Evropsko skupnost

Euroopan yhteisön puolesta

För Europeiska gemenskapen

Image Image

За правителството на Малайзия

Por el Gobierno de Malasia

Za vládu Malajsie

For Malaysias regering

Für die Regierung Malaysias

Malaisia valitsuse nimel

Για την Κυβέρνηση της Μαλαισίας

For the Government of Malaysia

Pour le gouvernement de la Malaisie

Per il governo della Malaysia

Malaizijas valdības vārdā

Malaizijos Vyriausybės vardu

Malaijzia Kormánya részéről

Għall-Gvern tal-Malažja

Voor de Regering van Maleisië

W imieniu Rządu Malezji

Pelo Governo da Malásia

Pentru Guvernul Malaeziei

Za vládu Malajzie

Za Vlado Malezije

Malesian hallituksen puolesta

För Malaysias regering

Image

BIJLAGE I

Lijst van de overeenkomsten waarnaar wordt verwezen in artikel 1 van deze overeenkomst

a)

Overeenkomsten voor luchtdiensten tussen Maleisië en lidstaten van de Europese Gemeenschap die, op de datum van ondertekening van onderhavige overeenkomst, zijn gesloten, ondertekend en/of voorlopig worden toegepast

Overeenkomst tussen de Oostenrijkse bondsregering en de regering van Maleisië inzake luchtdiensten tussen hun grondgebieden en over de grenzen van hun respectieve grondgebieden heen, ondertekend te Kuala Lumpur op 22 november 1976, hierna de „Overeenkomst tussen Maleisië en Oostenrijk” genoemd, in bijlage II;

gewijzigd bij de op 23 augustus 1990 te Wenen opgestelde intentieverklaring;

laatstelijk gewijzigd bij de op 14 september 1994 te Kuala Lumpur opgestelde nota-verbaal.

Overeenkomst tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van Maleisië met betrekking tot luchtdiensten tussen hun grondgebieden en over de grenzen van hun respectieve grondgebieden heen, ondertekend te Kuala Lumpur op 26 februari 1974, hierna de „Overeenkomst tussen Maleisië en België” genoemd, in bijlage II;

gewijzigd bij de op 25 juli 1978 te Brussel overeengekomen notulen;

laatstelijk gewijzigd bij de op 14 oktober 1993 te Kuala Lumpur overeengekomen notulen.

Overeenkomst tussen de regering van de Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek en de regering van Maleisië inzake luchtdiensten tussen hun grondgebieden en over de grenzen van hun respectieve grondgebieden heen, ondertekend te Praag op 2 mei 1973, hierna de „Overeenkomst tussen Maleisië en Tsjechië” genoemd, in bijlage II;

te lezen in samenhang met de op 2 mei 1973 te Praag ondertekende intentieverklaring.

Overeenkomst tussen de regering van het Koninkrijk Denemarken en de regering van Maleisië inzake luchtdiensten tussen hun grondgebieden en over de grenzen van hun respectieve grondgebieden heen, ondertekend te Kuala Lumpur op 19 oktober 1967, hierna de „Overeenkomst tussen Maleisië en Denemarken” genoemd, in bijlage II.

Ontwerp-overeenkomst met betrekking tot luchtdiensten tussen de regering van het Koninkrijk Denemarken en de regering van Maleisië, geparafeerd in 1997 en 2002, hierna de „Ontwerp-overeenkomst tussen Maleisië en Denemarken” genoemd, in bijlage II.

Overeenkomst tussen de regering van de Republiek Finland en de regering van Maleisië inzake luchtdiensten tussen hun grondgebieden en over de grenzen van hun respectieve grondgebieden heen, ondertekend te Kuala Lumpur op 6 november 1997, hierna de „Overeenkomst tussen Maleisië en Finland” genoemd, in bijlage II;

te lezen in samenhang met de op 15 september 1997 te Kuala Lumpur opgestelde intentieverklaring.

Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de regering van de Franse Republiek en de regering van Maleisië, ondertekend te Kuala Lumpur op 22 mei 1967, hierna de „Overeenkomst tussen Maleisië en Frankrijk” genoemd, in bijlage II.

Overeenkomst tussen de Bondsrepubliek Duitsland en Maleisië inzake luchtdiensten tussen hun grondgebieden en over de grenzen van hun respectieve grondgebieden heen, ondertekend te Kuala Lumpur op 23 juli 1968, hierna de „Overeenkomst tussen Maleisië en Duitsland” genoemd, in bijlage II.

Overeenkomst tussen de regering van de Republiek Hongarije en de regering van Maleisië inzake luchtdiensten tussen hun grondgebieden en over de grenzen van hun respectieve grondgebieden heen, ondertekend te Kuala Lumpur op 19 februari 1993, hierna de „Overeenkomst tussen Maleisië en Hongarije” genoemd, in bijlage II.

Overeenkomst met betrekking tot luchtvervoer tussen de regering van Ierland en de regering van Maleisië, ondertekend te Shannon op 17 februari 1992, hierna „de overeenkomst tussen Maleisië en Ierland” genoemd, in bijlage II.

Overeenkomst met betrekking tot luchtdiensten tussen de regering van Maleisië en de regering van de Republiek Italië, ondertekend te Kuala Lumpur op 23 maart 1995, hierna de „Overeenkomst tussen Maleisië en Italië” genoemd, in bijlage II;

te lezen in samenhang met de op 30 november 1994 te Rome opgestelde vertrouwelijke intentieverklaring;

gewijzigd bij een op 18 juli 1997 te Kuala Lumpur opgestelde vertrouwelijke intentieverklaring;

gewijzigd bij het op 18 mei 2005 te Rome opgestelde overeengekomen verslag van de besprekingen tussen Maleisië en Italië;

laatstelijk gewijzigd bij de op 18 juli 2006 te Londen opgestelde intentieverklaring.

Overeenkomst voor luchtdiensten tussen de regering van Maleisië en de regering van het Groothertogdom Luxemburg, geparafeerd te Kuala Lumpur op 19 juli 2002, als aanhangsel II bij de op 19 juli 2002 te Kuala Lumpur ondertekende vertrouwelijke intentieverklaring gevoegd; hierna de „Overeenkomst tussen Maleisië en Luxemburg” genoemd, in bijlage II.

Overeenkomst tussen de regering van Malta en de regering van Maleisië inzake luchtdiensten tussen hun grondgebieden en over de grenzen van hun respectieve grondgebieden heen, ondertekend in Maleisië op 12 oktober 1993, hierna de „Overeenkomst tussen Maleisië en Malta” genoemd, in bijlage II;

te lezen in samenhang met de op 28 februari 1984 te Valletta opgestelde intentieverklaring.

Overeenkomst tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van Maleisië inzake luchtdiensten tussen hun grondgebieden en over de grenzen van hun respectieve grondgebieden heen, ondertekend te Kuala Lumpur op 15 december 1966, hierna de „Overeenkomst tussen Maleisië en Nederland” genoemd, in bijlage II;

gewijzigd bij de uitwisseling van nota's van 25 maart 1988;

gewijzigd bij de vertrouwelijke intentieverklaring van 23 oktober 1991;

gewijzigd bij de uitwisseling van nota's, gedaan te Kuala Lumpur op 10 mei 1993;

laatstelijk gewijzigd bij de vertrouwelijke intentieverklaring die als aanhangsel bij de op 19 september 1995 te Kuala Lumpur opgestelde overeengekomen notulen is gevoegd;

laatstelijk gewijzigd bij de op 23 mei 1996 te Kuala Lumpur gedane uitwisseling van nota's.

Overeenkomst inzake burgerluchtvaart tussen de regering van de Poolse Volksrepubliek en de regering van Maleisië, ondertekend te Kuala Lumpur op 24 maart 1975, hierna de „Overeenkomst tussen Maleisië en Polen” genoemd, in bijlage II, te lezen in samenhang met het Protocol bij de Overeenkomst inzake burgerluchtvaart tussen de Regering van de Poolse Volksrepubliek en de regering van Maleisië, gedaan te Kuala Lumpur op 5 juli 1974.

Overeenkomst tussen de regering van Maleisië en de regering van de Republiek Portugal inzake luchtdiensten tussen hun grondgebieden en over de grenzen van hun respectieve grondgebieden heen, geparafeerd en als aanhangsel II bij de op 19 mei 1998 in Kuala Lumpur opgestelde intentieverklaring gevoegd, hierna de „Overeenkomst tussen Maleisië en Portugal” genoemd, in bijlage II.

Overeenkomst inzake burgerluchtvaart tussen de Regering van de Socialistische Republiek Roemenië en de Regering van Maleisië, gedaan te Kuala Lumpur op 26 november 1982, hierna de „Overeenkomst tussen Maleisië en Roemenië” genoemd, in bijlage II.

Overeenkomst tussen de regering van de Republiek Slovenië en de regering van Maleisië inzake luchtdiensten tussen hun grondgebied en over de grenzen van hun respectieve grondgebied heen, ondertekend te Ljubljana op 28 oktober 1997, hierna de „Overeenkomst tussen Maleisië en Slovenië” genoemd, in bijlage II.

Overeenkomst met betrekking tot luchtvervoer tussen de regering van Spanje en de regering van Maleisië, ondertekend te Kuala Lumpur op 23 maart 1993, hierna de „Overeenkomst tussen Maleisië en Spanje” genoemd, in bijlage II.

Overeenkomst tussen de regering van het Koninkrijk Zweden en de regering van Maleisië inzake luchtdiensten tussen hun grondgebieden en over de grenzen van hun respectieve grondgebieden heen, ondertekend te Kuala Lumpur op 19 oktober 1967, hierna de „Overeenkomst tussen Maleisië en Zweden” genoemd, in bijlage II.

Ontwerp-overeenkomst met betrekking tot luchtdiensten tussen de regering van het Koninkrijk Zweden en de regering van Maleisië, geparafeerd in 1997 en 2002, hierna de „Ontwerp-overeenkomst tussen Maleisië en Zweden” genoemd, in bijlage II.

Overeenkomst tussen de regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de regering van Maleisië met betrekking tot luchtdiensten tussen hun respectieve grondgebieden en over de grenzen van deze grondgebieden heen, ondertekend te Londen op 24 mei 1973, hierna de „Overeenkomst tussen Maleisië en het VK” genoemd, in bijlage II;

gewijzigd bij de op 14 september 1993 te Kuala Lumpur gedane uitwisseling van nota's;

laatstelijk gewijzigd bij de op 18 januari 2006 te Londen opgestelde intentieverklaring;

b)

Geparafeerde of ondertekende overeenkomsten voor luchtdiensten en andere regelingen tussen Maleisië en lidstaten van de Europese Gemeenschap die, op de datum van ondertekening van onderhavige overeenkomst, nog niet van kracht zijn geworden en niet voorlopig worden toegepast

Overeenkomst tussen de Volksrepubliek Bulgarije en de Regering van Maleisië inzake luchtdiensten tussen hun grondgebieden en over de grenzen van hun respectieve grondgebieden heen, hierna de „Overeenkomst tussen Maleisië en Bulgarije” genoemd, in bijlage II; te lezen in samenhang met de vertrouwelijke intentieverklaring, gedaan te Kuala Lumpur op 2 oktober 1991;

Ontwerp-intentieverklaring, als aanhangsel 1 van het op 15 december 2004 te Kuala Lumpur opgestelde overeengekomen verslag gevoegd, tot wijziging van de Overeenkomst tussen Maleisië en het VK.

BIJLAGE II

Lijst van de artikelen van de in bijlage I vermelde overeenkomsten waarnaar wordt verwezen in de artikelen 2 tot en met 6 van de onderhavige overeenkomst

a)

Aanwijzing door een lidstaat:

artikel 3, leden 1 tot en met 3, van de Overeenkomst tussen Maleisië en Oostenrijk;

artikel 2 van de Overeenkomst tussen Maleisië en België;

artikel 3, leden 1 tot en met 3, van de Overeenkomst tussen Maleisië en Bulgarije;

artikel 3, leden 1 tot en met 3, van de Overeenkomst tussen Maleisië en Tsjechië;

artikel II van de Overeenkomst tussen Maleisië en Denemarken;

artikel 3 van de ontwerp-Overeenkomst tussen Maleisië en Denemarken;

artikel 3, leden 1 tot en met 3, van de Overeenkomst tussen Maleisië en Frankrijk;

artikel 3, leden 1 tot en met 3, van de Overeenkomst tussen Maleisië en Duitsland;

artikel 3 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Finland;

artikel 3, leden 1 tot en met 3, van de Overeenkomst tussen Maleisië en Hongarije;

artikel 3, leden 1 en 2, van de Overeenkomst tussen Maleisië en Ierland;

artikel 4 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Italië;

artikel 3 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Malta;

artikel 3, leden 1 tot en met 3, van de Overeenkomst tussen Maleisië en Nederland;

artikel 3 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Polen;

artikel 3, leden 1 tot en met 3, van de Overeenkomst tussen Maleisië en Portugal;

artikel 3, leden 1 tot en met 3, van de Overeenkomst tussen Maleisië en Roemenië;

artikel 3, leden 1 tot en met 3, van de Overeenkomst tussen Maleisië en Slovenië;

artikel 3 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Spanje;

artikel II van de Overeenkomst tussen Maleisië en Zweden;

artikel 3 van de ontwerp-Overeenkomst tussen Maleisië en Zweden;

artikel 3, leden 1 tot en met 3, van de Overeenkomst tussen Maleisië en het VK;

b)

Weigering, intrekking, opschorting of beperking van vergunningen en machtigingen:

artikel 3, leden 4 tot en met 7, van de Overeenkomst tussen Maleisië en Oostenrijk;

artikel 3 van de Overeenkomst tussen Maleisië en België;

artikel 3, leden 4 tot en met 6, van de Overeenkomst tussen Maleisië en Bulgarije;

artikel 3, leden 4 tot en met 6, van de Overeenkomst tussen Maleisië en Tsjechië;

artikel III van de Overeenkomst tussen Maleisië en Denemarken;

artikel 4 van de ontwerp-Overeenkomst tussen Maleisië en Denemarken;

artikel 4 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Finland;

artikel 3, leden 4 tot en met 6, van de Overeenkomst tussen Maleisië en Frankrijk;

artikel 3, leden 4 tot en met 6, van de Overeenkomst tussen Maleisië en Duitsland;

artikel 3, leden 4 tot en met 6, van de Overeenkomst tussen Maleisië en Hongarije;

artikel 3, leden 3 tot en met 6, van de Overeenkomst tussen Maleisië en Ierland;

artikel 5 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Italië;

artikel 4 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Malta;

artikel 3, leden 4 tot en met 6, van de Overeenkomst tussen Maleisië en Nederland;

artikel 4 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Polen;

artikel 3, leden 4 tot en met 6, van de Overeenkomst tussen Maleisië en Portugal;

artikel 3, leden 4 tot en met 6, van de Overeenkomst tussen Maleisië en Roemenië;

artikel 3, leden 4 tot en met 6, van de Overeenkomst tussen Maleisië en Slovenië;

artikel 4 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Spanje;

artikel III van de Overeenkomst tussen Maleisië en Zweden;

artikel 4 van de ontwerp-Overeenkomst tussen Maleisië en Zweden;

artikel 3, leden 4 tot en met 6, van de Overeenkomst tussen Maleisië en het VK;

c)

Veiligheid:

artikel 7 van de Overeenkomst tussen Maleisië en België;

artikel 15 van de ontwerp-Overeenkomst tussen Maleisië en Denemarken;

artikel 9 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Hongarije;

artikel 10 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Italië;

artikel 6 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Luxemburg;

artikel 11 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Portugal;

artikel 7 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Roemenië;

artikel 11 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Spanje;

artikel 15 van de ontwerp-Overeenkomst tussen Maleisië en Zweden;

artikel 9A van de Overeenkomst tussen Maleisië en het VK;

d)

Belasting op vliegtuigbrandstof:

artikel 4 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Oostenrijk;

artikel 4 van de Overeenkomst tussen Maleisië en België;

artikel 4 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Bulgarije;

artikel 4 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Tsjechië;

artikel IV van de Overeenkomst tussen Maleisië en Denemarken;

artikel 6 van de ontwerp-Overeenkomst tussen Maleisië en Denemarken;

artikel 5 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Finland;

artikel 4 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Frankrijk;

artikel 4 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Duitsland;

artikel 4 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Hongarije;

artikel 11 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Ierland;

artikel 6 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Italië;

artikel 9 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Luxemburg;

artikel 5 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Malta;

artikel 4 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Nederland;

artikel 6 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Polen;

artikel 4 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Portugal;

artikel 4 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Roemenië;

artikel 4 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Slovenië;

artikel 5 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Spanje;

artikel IV van de Overeenkomst tussen Maleisië en Zweden;

artikel 6 van de ontwerp-Overeenkomst tussen Maleisië en Zweden;

artikel 4 van de Overeenkomst tussen Maleisië en het VK;

e)

Tarieven voor vervoer binnen de Europese Gemeenschap:

artikel 7 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Oostenrijk;

artikel 10 van de Overeenkomst tussen Maleisië en België;

artikel 8 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Bulgarije;

artikel 7 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Tsjechië;

artikel VII van de Overeenkomst tussen Maleisië en Denemarken;

artikel 11 van de ontwerp-Overeenkomst tussen Maleisië en Denemarken;

artikel 10 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Finland;

artikel 7 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Frankrijk;

artikel 7 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Duitsland;

artikel 7 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Spanje;

artikel 8 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Hongarije;

artikel 6 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Ierland;

artikel 8 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Italië;

artikel 11 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Luxemburg;

artikel 10 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Malta;

artikel 7 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Nederland;

artikel 10 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Polen;

artikel 9 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Portugal;

artikel 9 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Roemenië;

artikel 8 van de Overeenkomst tussen Maleisië en Slovenië;

artikel VII van de Overeenkomst tussen Maleisië en Zweden;

artikel 11 van de ontwerp-Overeenkomst tussen Maleisië en Zweden;

artikel 7 van de Overeenkomst tussen Maleisië en het VK.

BIJLAGE III

Lijst van andere landen waarnaar wordt verwezen in artikel 2 van deze overeenkomst

a)

De Republiek IJsland (in het kader van de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte)

b)

Het Prinsdom Liechtenstein (in het kader van de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte)

c)

Het Koninkrijk Noorwegen (in het kader van de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte)

d)

De Zwitserse Bondsstaat (in het kader van de overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat)


Commissie

4.4.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 94/39


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 27 maart 2007

betreffende de toewijzing van de hoeveelheden gereguleerde stoffen waarvan het gebruik in de Gemeenschap in 2007 voor essentiële toepassingen is toegestaan krachtens Verordening (EG) nr. 2037/2000 van het Europees Parlement en de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 1285)

(Slechts de teksten in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Franse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Sloveense en de Spaanse taal zijn authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/211/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2037/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende de ozonlaagafbrekende stoffen (1), en met name op artikel 3, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Gemeenschap heeft reeds besloten de productie en het verbruik van chloorfluorkoolstoffen, andere volledig gehalogeneerde chloorfluorkoolstoffen, halonen, tetrachloorkoolstof, 1,1,1-trichloorethaan, broomfluorkoolwaterstoffen en broomchloormethaan uit te bannen.

(2)

Ieder jaar dient de Commissie te bepalen wat de essentiële toepassingen van deze gereguleerde stoffen zijn, welke hoeveelheden mogen worden gebruikt en welke bedrijven ze mogen gebruiken.

(3)

Besluit IV/25 van de partijen bij het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken, hierna „het Protocol van Montreal” genoemd, bepaalt de criteria die door de Commissie bij de vaststelling van de essentiële toepassingen worden gehanteerd en geeft toestemming voor de productie en het verbruik van de hoeveelheden gereguleerde stoffen die nodig zijn om te voorzien in essentiële toepassingen van die stoffen op het grondgebied van elke partij.

(4)

Besluit XV/8 van de partijen bij het Protocol van Montreal staat de productie en het verbruik toe van de hoeveelheden in de bijlagen A, B en C (stoffen van de groepen II en III) van het Protocol van Montreal vermelde gereguleerde stoffen die nodig zijn om te voorzien in essentiële toepassingen van die stoffen in het kader van analytische en laboratoriumtoepassingen zoals opgesomd in bijlage IV bij het verslag over de zevende vergadering der partijen, zulks onder de in bijlage II bij het verslag over de zesde vergadering der partijen alsmede in de Besluiten VII/11, XI/15 en XV/5 van de partijen bij het Protocol van Montreal omschreven voorwaarden. Besluit XVII/10 van de partijen bij het Protocol van Montreal staat de productie en het verbruik toe van de hoeveelheden van de in bijlage E van het Protocol van Montreal opgenomen gereguleerde stof die nodig zijn om te voorzien in de analytische en laboratoriumtoepassingen van methylbromide.

(5)

Overeenkomstig punt 3 van Besluit XII/2 van de partijen bij het Protocol van Montreal betreffende maatregelen om de overgang naar dosisinhalatoren (MDI’s) zonder chloorfluorkoolstoffen te vergemakkelijken, hebben alle lidstaten het UNEP (Milieuprogramma van de Verenigde Naties) in kennis gesteld (2) van de actieve ingrediënten waarvoor chloorfluorkoolstoffen (CFK’s) niet langer essentieel zijn ter vervaardiging van CFK-MDI’s die in de Europese Gemeenschap op de markt worden gebracht.

(6)

Krachtens artikel 4, lid 4, onder i), b), van Verordening (EG) nr. 2037/2000 mogen CFK’s niet worden gebruikt en niet op de markt worden gebracht, tenzij ze onder de in artikel 3, lid 1, van die verordening beschreven voorwaarden als essentieel worden beschouwd. Doordat bepaald is dat CFK’s in een aantal gevallen niet essentieel zijn, is de vraag naar CFK’s die worden gebruikt in MDI’s die in de Europese Gemeenschap op de markt worden gebracht, afgenomen. Bovendien wordt in artikel 4, lid 6, van Verordening (EG) nr. 2037/2000 bepaald dat CFK-MDI’s niet mogen worden ingevoerd of op de markt mogen worden gebracht, tenzij de CFK’s in deze producten onder de in artikel 3, lid 1, beschreven voorwaarden als essentieel worden beschouwd.

(7)

De Commissie heeft op 22 juli 2006 een kennisgeving (3) gepubliceerd die gericht was tot de in de Gemeenschap van 25 lidstaten gevestigde bedrijven die van de Commissie toestemming wensen te krijgen voor het gebruik van gereguleerde stoffen voor essentiële toepassingen in de Gemeenschap in 2007 en zij heeft verklaringen ontvangen met betrekking tot geplande essentiële toepassingen van gereguleerde stoffen in 2007.

(8)

Om ervoor te zorgen dat geïnteresseerde bedrijven en exploitanten tijdig van het vergunningenstelsel gebruik kunnen blijven maken, dient de onderhavige beschikking met ingang van 1 januari 2007 van toepassing te zijn.

(9)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het krachtens artikel 18, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2037/2000 ingestelde beheerscomité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

1.   De hoeveelheid onder Verordening (EG) nr. 2037/2000 vallende gereguleerde stoffen van groep I (chloorfluorkoolstoffen 11, 12, 113, 114 en 115) die in 2007 in de Gemeenschap voor essentiële medische toepassingen mag worden gebruikt, wordt vastgesteld op 316 257,00 ODP-kg (4).

2.   De hoeveelheid onder Verordening (EG) nr. 2037/2000 vallende gereguleerde stoffen van groep I (chloorfluorkoolstoffen 11, 12, 113, 114 en 115) en groep II (andere volledig gehalogeneerde chloorfluorkoolstoffen) die in 2007 in de Gemeenschap voor essentiële laboratoriumtoepassingen mag worden gebruikt, wordt vastgesteld op 65 900,9 ODP-kg.

3.   De hoeveelheid onder Verordening (EG) nr. 2037/2000 vallende gereguleerde stoffen van groep III (halonen) die in 2007 in de Gemeenschap voor essentiële laboratoriumtoepassingen mag worden gebruikt, wordt vastgesteld op 718,7 ODP-kg.

4.   De hoeveelheid onder Verordening (EG) nr. 2037/2000 vallende gereguleerde stoffen van groep IV (tetrachloorkoolstof) die in 2007 in de Gemeenschap voor essentiële laboratoriumtoepassingen mag worden gebruikt, wordt vastgesteld op 147 110,436 ODP-kg.

5.   De hoeveelheid onder Verordening (EG) nr. 2037/2000 vallende gereguleerde stoffen van groep V (1,1,1-trichloorethaan) die in 2007 in de Gemeenschap voor essentiële laboratoriumtoepassingen mag worden gebruikt, wordt vastgesteld op 672,0 ODP-kg.

6.   De hoeveelheid onder Verordening (EG) nr. 2037/2000 vallende gereguleerde stoffen van groep VI (methylbromide) die in 2007 in de Gemeenschap voor analytische en laboratoriumtoepassingen mag worden gebruikt, wordt vastgesteld op 150,0 ODP-kg.

7.   De hoeveelheid onder Verordening (EG) nr. 2037/2000 vallende gereguleerde stoffen van groep VII (broomfluorkoolwaterstoffen) die in 2007 in de Gemeenschap voor essentiële laboratoriumtoepassingen mag worden gebruikt, wordt vastgesteld op 3,52 ODP-kg.

8.   De hoeveelheid onder Verordening (EG) nr. 2037/2000 vallende gereguleerde stoffen van groep IX (broomchloormethaan) die in 2007 in de Gemeenschap voor essentiële laboratoriumtoepassingen mag worden gebruikt, wordt vastgesteld op 12,048 ODP-kg.

Artikel 2

De in bijlage I vermelde chloorfluorkoolstofhoudende dosisinhalatoren mogen niet op de markt worden gebracht wanneer de bevoegde instantie heeft bepaald dat chloorfluorkoolstoffen voor dosisinhalatoren op deze markt niet essentieel zijn.

Artikel 3

Gedurende het tijdvak van 1 januari tot en met 31 december 2007 gelden de volgende bepalingen:

1.

De quota voor essentiële medische toepassingen van de chloorfluorkoolstoffen 11, 12, 113, 114 en 115 worden toegewezen aan de in bijlage II vermelde ondernemingen.

2.

De quota voor essentiële laboratoriumtoepassingen van de chloorfluorkoolstoffen 11, 12, 113, 114 en 115 en andere volledig gehalogeneerde chloorfluorkoolstoffen worden toegewezen aan de in bijlage III vermelde ondernemingen.

3.

De quota voor essentiële laboratoriumtoepassingen van halonen worden toegewezen aan de in bijlage IV vermelde ondernemingen.

4.

De quota voor essentiële laboratoriumtoepassingen van tetrachloorkoolstof worden toegewezen aan de in bijlage V vermelde ondernemingen.

5.

De quota voor essentiële laboratoriumtoepassingen van 1,1,1-trichloorethaan worden toegewezen aan de in bijlage VI vermelde ondernemingen.

6.

De quota voor kritische analytische en laboratoriumtoepassingen van methylbromide worden toegewezen aan de in bijlage VII vermelde ondernemingen.

7.

De quota voor essentiële laboratoriumtoepassingen van broomfluorkoolwaterstoffen worden toegewezen aan de in bijlage VIII vermelde ondernemingen.

8.

De quota voor essentiële laboratoriumtoepassingen van broomchloormethaan worden toegewezen aan de in bijlage IX vermelde ondernemingen.

9.

De quota voor essentiële toepassingen van de chloorfluorkoolstoffen 11, 12, 113, 114 en 115, andere volledig gehalogeneerde chloorfluorkoolstoffen, tetrachloorkoolstof, 1,1,1-trichloorethaan, broomfluorkoolwaterstoffen en broomchloormethaan worden vermeld in bijlage X.

Artikel 4

Deze beschikking is van toepassing van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot de hierna genoemde ondernemingen:

 

3M Health Care Ltd

3M House Morley Street

Loughborough

Leicestershire LE11 1EP

United Kingdom

 

Bespak Europe Ltd

North Lynn Industrial Estate

Bergen Way, King's Lynn

Norfolk PE30 2JJ

United Kingdom

 

Boehringer Ingelheim GmbH

Binger Straße 173

D-55216 Ingelheim am Rhein

 

Chiesi Farmaceutici SpA

Via Palermo 26/A

I-43100 Parma (PR)

 

Inyx Pharmaceuticals Ltd

Astmoor Industrial Estate

9 Arkwright Road Runcorn

Cheshire WA7 1NU

United Kingdom

 

IVAX Ltd

Unit 301,

Waterford Industrial Estate

Weterford, Ireland

 

Laboratorio Aldo Union S.A.

Baronesa de Maldá 73

Esplugues de Llobregat

E-08950 Barcelona

 

SICOR SpA

Via Terrazzano 77

I-20017 Rho (MI)

 

Valeas SpA Pharmaceuticals

Via Vallisneri, 10

I-20133 Milano (MI)

 

Valvole Aerosol Research Italiana (VARI) SpA — LINDAL Group Italia

Via del Pino, 10

I-23854 Olginate (LC)

 

Acros Organics bvba

Janssen Pharmaceuticalaan 3a

B-2440 Geel

 

Airbus France

316, route de Bayonne

F-31300 Toulouse

 

Bie & Berntsen A-S

Transformervej 8

DK-2730 Herlev

 

Carlo Erba Reactifs-SDS

Z.I. de Valdonne, BP 4

F-13124 Peypin

 

Eras Labo

222, RN 90

F-38330 Saint-Nazaire-les-Eymes

 

Harp International

Gellihirion Industrial Estate,

Rhondda, Cynon Taff,

UK-Pontypridd CF37 5SX

 

Health Protection Inspectorate-Laboratories

Paldiski mnt 81

EE-10617 Tallinn

 

Honeywell Specialty Chemicals

Wunstorfer Straße 40

Postfach 10 02 62

D-30918 Seelze

 

Institut scientifique de service public (ISSeP)

Rue du Chéra, 200

B-4000 Liège

 

Ineos Fluor Ltd

PO Box 13, The Heath

Runcorn, Cheshire WA7 4QF

United Kingdom

 

LGC Promochem GmbH

Mercatorstr. 51

D-46485 Wesel

 

Mallinckrodt Baker BV

Teugseweg 20

7418 AM Deventer

Nederland

 

Mebrom NV

Assenedestraat 4

B-9940 Rieme Ertvelde

 

Merck KgaA

Frankfurter Straße 250

D-64271 Darmstadt

 

Mikro+Polo d.o.o.

Zagrebška 22

SI-2000 Maribor

 

Ministry of Defense

Directorate Material RNL Navy

P.O. Box 2070

2500 ES The Hague

Nederland

 

Panreac Química S.A.

Pol. Ind. Pla de la Bruguera

C/ Garraf 2

E-08211 Castellar del Vallès, Barcelona

 

Sanolabor d.d.

Leskoškova 4

SI-1000 Ljubljana

 

Sigma Aldrich Chimie SARL

80, rue de Luzais

L’Isle d’Abeau-Chesnes

F-38297 Saint-Quentin-Fallavier

 

Sigma Aldrich Laborchemikalien

Wunstorfer Straße 40

Postfach 10 02 62

D-30918 Seelze

 

Sigma Aldrich Logistik GmbH

Riedstraße 2

D-89555 Steinheim

 

Tazzetti Fluids Srl

Corso Europa, 600/a

I-10088 Volpiano (TO)

 

VWR I.S.A.S.

201, rue Carnot

F-94126 Fontenay-sous-Bois

Gedaan te Brussel, 27 maart 2007.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 244 van 29.9.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(2)  www.unep.org/ozone/Information_for_the_Parties/3Bi_dec12-2-3.asp

(3)  PB C 171 van 22.7.2006, blz. 27.

(4)  Ozonafbrekend vermogen („ozone-depleting potential”).


BIJLAGE I

Overeenkomstig punt 3 van Besluit XII/2 van de twaalfde vergadering der partijen bij het Protocol van Montreal betreffende maatregelen om de overgang naar dosisinhalatoren (MDI’s) zonder chloorfluorkoolstoffen te vergemakkelijken, hebben de volgende landen bepaald dat CFK’s, vanwege de beschikbaarheid van geschikte MDI’s zonder CFK’s, in combinatie met de volgende werkzame bestanddelen in het kader van het protocol niet langer als „essentieel” kunnen worden aangemerkt.

Bron: www.unep.org/ozone/Information_for_the_Parties/3Bi_dec12-2-3.asp

Tabel 1

Kort werkende bronchodilatoire beta-agonisten

Land

Salbutamol

Terbutaline

Fenoterol

Orciprenaline

Reproterol

Carbuterol

Hexoprenaline

Pirbuterol

Clenbuterol

Bitolterol

Procaterol

België

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Cyprus

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Denemarken

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Duitsland

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Estland

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Finland

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Frankrijk

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Griekenland

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Hongarije

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Ierland

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Italië

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Letland

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Litouwen

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Luxemburg

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Malta

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Nederland

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Noorwegen

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Oostenrijk

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Polen

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Portugal

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Slovenië

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Slowakije

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Spanje

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Tsjechië

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Verenigd Koninkrijk

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Zweden

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X


Tabel 2

Inhalatiesteroïden

Land

Beclomethason

Dexamethason

Flunisolid

Fluticason

Budesonid

Triamcinolon

België

X

X

X

X

X

X

Cyprus

 

 

 

 

 

 

Denemarken

X

 

 

X

 

 

Duitsland

X

X

X

X

X

X

Estland

X

X

X

X

X

X

Finland

X

 

 

X

 

 

Frankrijk

X

 

 

X

 

 

Griekenland

 

 

 

 

 

 

Hongarije

X

X

X

X

X

X

Ierland

X

 

 

X

 

 

Italië

X

X

X

X

X

X

Letland

X

X

X

X

X

X

Litouwen

X

X

X

X

X

X

Luxemburg

X

X

X

X

X

X

Malta

 

 

 

X

X

 

Nederland

X

X

X

X

X

X

Noorwegen

 

 

 

 

 

 

Oostenrijk

X

X

X

X

X

X

Polen

 

 

 

 

 

 

Portugal

X

 

 

X

X

 

Slovenië

X

X

X

X

X

X

Slowakije

X

X

X

X

X

X

Spanje

X

 

 

X

 

 

Tsjechië

X

X

X

X

X

X

Verenigd Koninkrijk

 

 

 

X

 

 

Zweden

X

 

 

X

 

 


Tabel 3

Niet-steroïde ontstekingsremmers

Land

Cromoglicinezuur

Nedrocromil

 

 

 

 

België

X

X

 

 

 

 

Cyprus

X

X

 

 

 

 

Denemarken

X

X

 

 

 

 

Duitsland

X

X

 

 

 

 

Estland

X

X

 

 

 

 

Finland

X

X

 

 

 

 

Frankrijk

X

X

 

 

 

 

Griekenland

X

X

 

 

 

 

Hongarije

X

 

 

 

 

 

Ierland

 

 

 

 

 

 

Italië

X

X

 

 

 

 

Letland

X

X

 

 

 

 

Litouwen

X

X

 

 

 

 

Luxemburg

X

 

 

 

 

 

Malta

X

X

 

 

 

 

Nederland

X

X

 

 

 

 

Noorwegen

 

 

 

 

 

 

Oostenrijk

X

X

 

 

 

 

Polen

 

 

 

 

 

 

Portugal

X

 

 

 

 

 

Slovenië

X

X

 

 

 

 

Slowakije

X

X

 

 

 

 

Spanje

 

X

 

 

 

 

Tsjechië

X

X

 

 

 

 

Verenigd Koninkrijk

 

 

 

 

 

 

Zweden

X

X

 

 

 

 


Tabel 4

Anticholinerge luchtwegverwijders

Land

Ipratropiumbromide

Oxitropiumbromide

 

 

 

 

België

X

X

 

 

 

 

Cyprus

X

X

 

 

 

 

Denemarken

X

X

 

 

 

 

Duitsland

X

X

 

 

 

 

Estland

X

X

 

 

 

 

Finland

X

X

 

 

 

 

Frankrijk

 

 

 

 

 

 

Griekenland

X

X

 

 

 

 

Hongarije

X

X

 

 

 

 

Ierland

X

X

 

 

 

 

Italië

 

 

 

 

 

 

Letland

X

X

 

 

 

 

Litouwen

X

X

 

 

 

 

Luxemburg

X

X

 

 

 

 

Malta

X

X

 

 

 

 

Nederland

X

X

 

 

 

 

Noorwegen

 

 

 

 

 

 

Oostenrijk

X

X

 

 

 

 

Polen

 

 

 

 

 

 

Portugal

X

 

 

 

 

 

Slovenië

X

X

 

 

 

 

Slowakije

X

X

 

 

 

 

Spanje

X

X

 

 

 

 

Tsjechië

X

X

 

 

 

 

Verenigd Koninkrijk

X

X

 

 

 

 

Zweden

X

X

 

 

 

 


Tabel 5

Langwerkende bronchodilatoire beta-agonisten

Land

Formoterol

Salmeterol

 

 

 

 

België

X

X

 

 

 

 

Cyprus

X

 

 

 

 

 

Denemarken

 

 

 

 

 

 

Duitsland

X

X

 

 

 

 

Estland

X

X

 

 

 

 

Finland

X

X

 

 

 

 

Frankrijk

X

X

 

 

 

 

Griekenland

 

 

 

 

 

 

Hongarije

X

X

 

 

 

 

Ierland

X

X

 

 

 

 

Italië

X

X

 

 

 

 

Letland

X

X

 

 

 

 

Litouwen

X

X

 

 

 

 

Luxemburg

X

X

 

 

 

 

Malta

X

X

 

 

 

 

Nederland

X

 

 

 

 

 

Noorwegen

 

 

 

 

 

 

Oostenrijk

X

X

 

 

 

 

Polen

 

 

 

 

 

 

Portugal

 

 

 

 

 

 

Slovenië

X

X

 

 

 

 

Slowakije

X

X

 

 

 

 

Spanje

 

X

 

 

 

 

Tsjechië

X

X

 

 

 

 

Verenigd Koninkrijk

 

 

 

 

 

 

Zweden

X

X

 

 

 

 


Tabel 6

Combinaties van meerdere actieve ingrediënten in één MDI

Land

 

 

 

 

 

 

België

X Alle producten

 

 

 

 

 

Cyprus

 

 

 

 

 

 

Denemarken

 

 

 

 

 

 

Duitsland

X Alle producten

 

 

 

 

 

Estland

 

 

 

 

 

 

Finland

X Alle producten

 

 

 

 

 

Frankrijk

X Alle producten

 

 

 

 

 

Griekenland

 

 

 

 

 

 

Hongarije

X Alle producten

 

 

 

 

 

Ierland

 

 

 

 

 

 

Italië

Budenosid + Fenoterol

Fluticason + Salmeterol

 

 

 

 

Letland

X Alle producten

 

 

 

 

 

Litouwen

X Alle producten

 

 

 

 

 

Luxemburg

X Alle producten

 

 

 

 

 

Malta

X Alle producten

 

 

 

 

 

Nederland

 

 

 

 

 

 

Noorwegen

 

 

 

 

 

 

Oostenrijk

X Alle producten

 

 

 

 

 

Polen

 

 

 

 

 

 

Portugal

 

 

 

 

 

 

Slovenië

X Alle producten

 

 

 

 

 

Slowakije

X Alle producten

 

 

 

 

 

Spanje

 

 

 

 

 

 

Tsjechië

X Alle producten

 

 

 

 

 

Verenigd Koninkrijk

 

 

 

 

 

 

Zweden

X Alle producten

 

 

 

 

 


BIJLAGE II

Essentiële medische toepassingen

Quota gereguleerde stoffen van groep I die mogen worden gebruikt bij de productie van dosisinhalatoren (MDI’s) voor de behandeling van astma en andere chronische obstructieve longaandoeningen (COPD), worden toegewezen aan:

 

3 M Health Care Ltd (UK)

 

Bespak Europe Ltd (UK)

 

Boehringer Ingelheim GmbH (DE)

 

Chiesi Farmaceutici SpA (IT)

 

Inyx Pharmaceuticals Ltd (UK)

 

Ivax Ltd (IE)

 

Laboratorio Aldo Union SA (ES)

 

SICOR SpA (IT)

 

Valeas SpA Pharmaceuticals (IT)

 

Valvole Aerosol Research Italiana (VARI)

SpA — LINDAL Group Italia (IT)


BIJLAGE III

Essentiële laboratoriumtoepassingen

Quota gereguleerde stoffen van de groepen I en II die mogen worden gebruikt voor analytische en laboratoriumtoepassingen, worden toegewezen aan:

 

Acros Organics bvba (BE)

 

Bie & Berntsen A-S (DK)

 

Carlo Erba Reactifs-SDS (FR)

 

Harp International (UK)

 

Honeywell Specialty Chemicals (DE)

 

Ineos Fluor (UK)

 

LGC Promochem (DE)

 

Mallinckrodt Baker (NL)

 

Merck KGaA (DE)

 

Mikro+Polo d.o.o. (SI)

 

Panreac Química S.A. (ES)

 

Sanolabor d.d. (SI)

 

Sigma Aldrich Chimie (FR)

 

Sigma Aldrich Logistik (DE)

 

Tazzetti Fluids (IT)

 

VWR I.S.A.S. (FR)


BIJLAGE IV

Essentiële laboratoriumtoepassingen

Quota gereguleerde stoffen van groep III die mogen worden gebruikt voor analytische en laboratoriumtoepassingen, worden toegewezen aan:

 

Airbus France (FR)

 

Eras Labo (FR)

 

Ineos Fluor (UK)

 

Ministry of Defense (NL)

 

Sigma Aldrich Chimie (FR)


BIJLAGE V

Essentiële laboratoriumtoepassingen

Quota gereguleerde stoffen van groep IV die mogen worden gebruikt voor analytische en laboratoriumtoepassingen, worden toegewezen aan:

 

Acros Organics (BE)

 

Bie & Berntsen A-S (DK)

 

Carlo Erba Reactifs-SDS (FR)

 

Health Protection Inspectorate-Laboratories (EE)

 

Honeywell Specialty Chemicals (DE)

 

Institut scientifique de service public (ISSeP) (BE)

 

Mallinckrodt Baker (NL)

 

Merck KGaA (DE)

 

Mikro+Polo d.o.o. (SI)

 

Panreac Química S.A. (ES)

 

Sanolabor d.d. (SI)

 

Sigma Aldrich Chimie (FR)

 

Sigma Aldrich Laborchemikalien (DE)

 

Sigma Aldrich Logistik (DE)


BIJLAGE VI

Essentiële laboratoriumtoepassingen

Quota gereguleerde stoffen van groep V die mogen worden gebruikt voor analytische en laboratoriumtoepassingen, worden toegewezen aan:

 

Acros Organics (BE)

 

Bie & Berntsen A-S (DK)

 

Merck KGaA (DE)

 

Mikro+Polo d.o.o. (SI)

 

Panreac Química S.A. (ES)

 

Sanolabor d.d. (SI)

 

Sigma Aldrich Chimie (FR)

 

Sigma Aldrich Logistik (DE)


BIJLAGE VII

Kritische analytische en laboratoriumtoepassingen

Quota gereguleerde stoffen van groep VI die mogen worden gebruikt voor kritische analytische en laboratoriumtoepassingen, worden toegewezen aan:

 

Mebrom NV (BE)

 

Sigma Aldrich Logistik (DE)


BIJLAGE VIII

Essentiële laboratoriumtoepassingen

Quota gereguleerde stoffen van groep VII die mogen worden gebruikt voor analytische en laboratoriumtoepassingen, worden toegewezen aan:

 

Ineos Fluor (UK)

 

Sigma Aldrich Chimie (FR)


BIJLAGE IX

Essentiële laboratoriumtoepassingen

Quota gereguleerde stoffen van groep IX die mogen worden gebruikt voor analytische en laboratoriumtoepassingen, worden toegewezen aan:

 

Ineos Fluor (UK)

 

Sigma Aldrich Logistik (DE)


BIJLAGE X

Deze bijlage wordt niet gepubliceerd omdat zij vertrouwelijke commerciële informatie bevat.


4.4.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 94/52


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 2 april 2007

tot wijziging van Beschikking 2003/248/EG wat betreft de verlenging van de duur van de tijdelijke afwijkingen van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad voor aardbeiplanten (Fragaria L.), bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit Argentinië

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 1428)

(2007/212/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name op artikel 15, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Richtlijn 2000/29/EG mogen voor opplant bestemde aardbeiplanten (Fragaria L.), met uitzondering van zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen, met uitzondering van de mediterrane landen, Australië, Nieuw-Zeeland, Canada en de continentale staten van de Verenigde Staten van Amerika, in beginsel niet in de Gemeenschap worden binnengebracht. Krachtens die richtlijn kan evenwel van deze regel worden afgeweken als vaststaat dat er geen gevaar is voor verspreiding van schadelijke organismen.

(2)

Bij Beschikking 2003/248/EG van de Commissie (2) worden de lidstaten gemachtigd om voor de invoer van aardbeiplanten (Fragaria L.), bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit Argentinië, af te wijken van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG.

(3)

De omstandigheden op grond waarvan de machtiging tot afwijking is verleend, zijn nog niet veranderd en er is geen nieuwe informatie op grond waarvan de specifieke voorwaarden zouden moeten worden herzien.

(4)

Daarom moeten de lidstaten worden gemachtigd onder specifieke voorwaarden het binnenbrengen van dergelijke planten op hun grondgebied voor een beperkte periode toe te staan.

(5)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Aan artikel 1, tweede alinea, van Beschikking 2003/248/EG worden de volgende punten e) tot en met h) toegevoegd:

„e)

van 1 juni tot en met 30 september 2007;

f)

van 1 juni tot en met 30 september 2008;

g)

van 1 juni tot en met 30 september 2009;

h)

van 1 juni tot en met 30 september 2010.”.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 2 april 2007.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/35/EG van de Commissie (PB L 88 van 25.3.2006, blz. 9).

(2)  PB L 93 van 10.4.2003, blz. 28.


4.4.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 94/53


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 2 april 2007

tot wijziging van Beschikking 2007/31/EG tot vaststelling van overgangsmaatregelen voor de verzending van bepaalde onder Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad vallende producten van de vlees- en de melksector uit Bulgarije naar andere lidstaten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 1443)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/213/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op de Akte van toetreding van Bulgarije en Roemenië, en met name op artikel 42,

Gelet op Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name op artikel 9, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Beschikking 2007/31/EG van de Commissie (2) worden overgangsmaatregelen vastgesteld voor de verzending uit Bulgarije naar andere lidstaten van bepaalde producten van de vlees- en de melksector, als bedoeld in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (3). Deze producten mogen alleen uit Bulgarije worden verzonden als zij zijn verkregen in een verwerkingsinrichting die in de bijlage bij die beschikking is opgenomen.

(2)

Bulgarije is bezig met de uitvoering van een beoordeling van alle verwerkingsinrichtingen in die sectoren. In die context heeft Bulgarije gevraagd om schrapping van bepaalde inrichtingen van de lijst in de bijlage bij Beschikking 2007/31/EG. Daarom moet de lijst in die bijlage dienovereenkomstig worden bijgewerkt. Voor de duidelijkheid is het dienstig dat zij door de bijlage bij deze beschikking wordt vervangen.

(3)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De bijlage bij Beschikking 2007/31/EG wordt vervangen door de bijlage bij deze beschikking.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 2 april 2007.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/41/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 157 van 30.4.2004, blz. 33; gerectificeerd in PB L 195 van 2.6.2004, blz. 12).

(2)  PB L 8 van 13.1.2007, blz. 61.

(3)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).


BIJLAGE

„BIJLAGE

Lijst van de verwerkingsinrichtingen die producten uit de in artikel 1 bedoelde sectoren uit Bulgarije naar de andere lidstaten mogen verzenden

VLEESINRICHTINGEN

Nr.

Vet. nr.

Naam en adres van de inrichting

Plaats

1

BG 0401028

„Mesokombinat-Svishtov” EOOD

gr. Svishtov ul. „33-ti Svishtovski polk” 91

2

BG 1201011

„Mesotsentrala — Montana” OOD

gr. Montana bul. „Treti mart” 216

3

BG 1204013

„Kompas” OOD

s. Komarevo obsht. Berkovitsa

4

BG 1604039

„Evropimel” OOD

gr. Plovdiv bul. „V. Aprilov”

5

BG 1701003

„Mesokombinat — Razgrad” AD

gr. Razgrad, Industrialen kvartal, ul. „Beli Lom” 1

6

ВG 1901021

„Mekom” AD

gr. Silistra Industrialna zona — Zapad

7

BG 2204099

„Tandem-V” OOD

gr. Sofia bul. „Iliantsi” 23

8

BG 2501002

„Tandem — Popovo” OOD

s. Drinovo obsht. Popovo


INRICHTINGEN VOOR SLACHTPLUIMVEE

Nr.

Vet. nr.

Naam en adres van de inrichting

Plaats

1

BG 1202005

„Gala M” OOD

gr. Montana

2

BG 1602001

„Galus — 2004” EOOD

s. Hr. Milevo obl. Plovdiv

3

BG 1602045

„Deniz 2001” EOOD

gr. Parvomay ul. „Al. Stamboliiski” 23

4

BG 1602071

„Brezovo” AD

gr. Brezovo ul. „Marin Domuschiev” 2

5

BG 2402001

„Gradus-1” OOD

gr. Stara Zagora kv. „Industrialen”

6

BG 2802076

„Alians Agrikol” OOD

s. Okop obl. Yambolska


MELKVERWERKINGSINRICHTINGEN

Nr.

Vet. nr.

Naam en adres van de inrichting

Plaats

1

BG 0412010

„Bi Si Si Handel” OOD

gr. Elena ul. „Treti Mart” 19

2

BG 0512025

„El Bi Bulgarikum” EAD

„El Bi Bulgarikum” EAD

3

BG 0612012

OOD „Zorov — 97”

gr. Vratsa

4

BG 0612027

„Mlechen ray — 99” EOOD

gr. Vratsa

5

BG 0612043

ET „Zorov-91-Dimitar Zorov”

gr. Vratsa

6

BG 1112006

„Kondov Ekoproduktsia” OOD

s. Staro selo

7

BG 1312001

„Lakrima” AD

gr. Pazardzhik

8

BG 1912013

„ZHOSI” OOD

s. Chernolik

9

BG 1912024

„Buldeks” OOD

s. Belitsa

10

BG 2012020

„Yotovi” OOD

gr. Sliven kv. „Rechitsa”

11

BG 2012042

„Tirbul” EAD

gr. Sliven Industrialna zona

12

BG 2212001

„Danon — Serdika” AD

gr. Sofia ul. „Ohridsko ezero” 3

13

BG 2212003

„Darko” AD

gr. Sofia ul. „Ohridsko ezero” 3

14

BG 2212022

„Megle-Em Dzhey” OOD

gr. Sofia ul. „Probuda” 12–14

15

BG 2512020

„Mizia-Milk” OOD

gr. Targovishte Industrialna zona

16

BG 2612047

„Balgarsko sirene” OOD

gr. Haskovo bul. „Saedinenie” 94”


4.4.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 94/55


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 3 april 2007

tot beëindiging van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van pentaerytritol van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika, de Volksrepubliek China, Oekraïne, Rusland en Turkije

(2007/214/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (hierna „de basisverordening” genoemd), en met name op artikel 9,

Na raadpleging van het raadgevend comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Inleiding van de procedure

(1)

Op 2 december 2005 heeft de Commissie een klacht ontvangen die overeenkomstig artikel 5 van de basisverordening was ingediend door CEFIC (European Chemical Industry Council) (hierna „de indiener van de klacht” genoemd) namens producenten die goed zijn voor een groot deel, namelijk meer dan 50 %, van de productie van pentaerytritol in de Gemeenschap.

(2)

De klacht bevatte bewijsmateriaal inzake de dumping van pentaerytritol uit de Verenigde Staten van Amerika (hierna „de Verenigde Staten” genoemd), de Volksrepubliek China (hierna „China” genoemd), Oekraïne, Rusland en Turkije en de schade die daaruit voortvloeide; dat bewijsmateriaal werd voldoende geacht om tot inleiding van een procedure over te gaan.

(3)

Op 17 januari 2006 werd de procedure ingeleid met de publicatie van een bericht van inleiding (2) in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   Partijen bij de procedure

(4)

De Commissie heeft de indiener van de klacht, de producenten in de Gemeenschap, de haar bekende producenten/exporteurs, importeurs, gebruikers, leveranciers en verenigingen, alsmede de vertegenwoordigers van de betrokken exporterende landen van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld binnen de in het bericht van inleiding vastgestelde termijn hun standpunt schriftelijk bekend te maken en te verzoeken te worden gehoord.

(5)

De klagende producenten, andere producenten in de Gemeenschap, producenten/exporteurs, importeurs, gebruikers en leveranciers hebben hun standpunt uiteengezet. Alle belanghebbenden die daarom met opgave van redenen hadden verzocht, werden gehoord.

(6)

Om de producenten/exporteurs in China en Oekraïne in de gelegenheid te stellen een verzoek in te dienen om als marktgerichte onderneming te worden behandeld of een individuele behandeling te krijgen, heeft de Commissie de autoriteiten van China en Oekraïne en de haar bekende betrokken producenten/exporteurs in die twee landen aanvraagformulieren toegezonden. Eén onderneming in China verzocht om een behandeling als marktgerichte onderneming overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening, of om een individuele behandeling indien zou blijken dat het niet voldeed aan de voorwaarden om als marktgerichte onderneming te worden behandeld. De enige Oekraïense producent verzocht uitsluitend om een individuele behandeling.

(7)

In het bericht van inleiding had de Commissie vermeld dat het noodzakelijk kon zijn het onderzoek bij de Chinese producenten/exporteurs aan de hand van een steekproef te verrichten. Het was echter niet nodig een steekproef te nemen, aangezien slechts één onderneming bereid bleek in de steekproef te worden opgenomen.

(8)

De Commissie heeft een vragenlijst gezonden aan alle haar bekende belanghebbenden en alle andere ondernemingen die zich hadden bekendgemaakt binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn. Zij heeft een antwoord ontvangen van drie producenten in de Gemeenschap (van wie een met twee productievestigingen), drie onafhankelijke importeurs, vijf gebruikers, één leverancier, één producent/exporteur in China, één producent/exporteur in Turkije, één producent/exporteur in Oekraïne en één producent die wilde meewerken in een mogelijk referentieland, Chili.

(9)

De Commissie heeft de nodige gegevens ingewonnen en geverifieerd om na te gaan of er sprake is van dumping, welke schade werd veroorzaakt en wat het belang van de Gemeenschap is. Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle verricht:

a)

Producenten in de Gemeenschap

Perstorp Specialty Chemicals AB, Perstorp, Zweden

Perstorp Chemicals GmbH, Arnsberg, Duitsland

Chemza AS Strazske, Strazske, Slowakije

SA Polialco, Barcelona, Spanje

b)

Producenten/exporteurs in China

Hubei Yihua Chemical Industry Co., Ltd, Yichang

c)

Producenten/exporteurs in Oekraïne

Rubezhnoye State Chemical Plant („Zarja”), Rubezhnoye

d)

Producenten/exporteurs in Turkije

MKS Marmara Entegre Kimya Sanayi A.Ș., Beșiktaș

(10)

Daar voor het vaststellen van de normale waarde voor Chinese en Oekraïense producenten/exporteurs die niet als marktgerichte onderneming kunnen worden beschouwd, moet worden gebruikgemaakt van gegevens uit een mogelijk referentieland, in dit geval Chili, werd een controlebezoek verricht bij de volgende onderneming:

Oxiquim, Viña del Mar

e)

Industriële gebruiker in de Gemeenschap

Nuplex Resins bv, Bergen op Zoom, Nederland

3.   Onderzoektijdvak

(11)

Het onderzoek naar dumping en schade had betrekking op de periode van 1 januari tot 31 december 2005 (hierna „het onderzoektijdvak” genoemd). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2002 tot het einde van het onderzoektijdvak (hierna „de beoordelingsperiode” genoemd).

B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1.   Betrokken product

(12)

Het betrokken product is pentaerytritol (hierna „penta” genoemd) (GN-code 2905 42 00). Het is een geurloze, witte, kristallijne vaste verbinding, die gemaakt wordt uit formaldehyde en aceetaldehyde. Het is de meest gebruikte meerwaardige alcohol voor de productie van alkydharsen ter wereld. De voornaamste grondstoffen zijn methanol, dat gebruikt wordt voor de productie van formaldehyde, aceetaldehyde en natriumhydroxide.

(13)

60 à 70 % van het betrokken product wordt gebruikt voor de productie van alkydharsen, die hoofdzakelijk in coatings worden gebruikt. Het wordt ook toegepast in synthetische smeermiddelen voor koelkastcompressoren, harsesters die als tackifier (kleefkrachtversterker) in kleefmiddelen worden gebruikt en pentaerytritoltetranitraat (PETN).

(14)

Wereldwijd worden drie hoofdkwaliteiten geproduceerd; de meest geproduceerde is penta mono. De twee andere zijn de technische kwaliteit en de nitreerkwaliteit. De kwaliteit hangt af van de zuiverheidsgraad, die wordt bepaald aan de hand van het mono- en dipentaerytritolgehalte. Zo heeft penta mono een monopentaerytritolgehalte van 98 %, tegenover 87 % voor de technische kwaliteit. Uit het onderzoek is gebleken dat het productieproces voor de meest voorkomende pentakwaliteiten in hoge mate hetzelfde is en dat dus ook de productiekosten voor alle kwaliteiten identiek zijn. Alle kwaliteiten hebben bovendien dezelfde chemische en fysische basiskenmerken en worden eigenlijk voor dezelfde doeleinden gebruikt.

(15)

De kwaliteiten mono en technisch worden in enkele gevallen ook in gemicroniseerde vorm geleverd, wat inhoudt dat het product na het productieproces wordt vermalen. Chemisch gesproken is gemicroniseerd penta precies hetzelfde product, maar door het vermalen liggen de kost- en de verkoopprijs iets hoger.

(16)

Volgens de Turkse producent/exporteur kan men niet spreken van slechts één soort penta met drie kwaliteiten: mono, technisch en nitrering. Hij voerde aan dat met name gemicroniseerd penta als een andere soort moet worden beschouwd. Deze stelling werd aanvaard en gemicroniseerd penta, dat een erg klein deel van de productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap vertegenwoordigt en niet vanuit de betrokken landen in de Gemeenschap werd ingevoerd, werd in het kader van dit onderzoek buiten beschouwing gelaten. Er was echter geen reden om de drie kwaliteiten als verschillende soorten te beschouwen, aangezien de kost- en verkoopprijs ervan identiek zijn. Bovendien is penta eigenlijk een basisartikel, dat door de eindgebruiker als een en hetzelfde product wordt beschouwd. Deze stelling werd dus verworpen en het bleef erbij dat de verschillende kwaliteiten als één soort werden beschouwd.

(17)

Gezien de fysische, chemische en technische kenmerken, het productieproces en de vervangbaarheid van de verschillende soorten van het product vanuit het perspectief van de gebruiker, worden alle pentakwaliteiten voor deze procedure beschouwd als één product.

2.   Soortgelijk product

(18)

Het betrokken product, de penta die op de binnenlandse markt van de betrokken landen en op die van Japan, dat oorspronkelijk als referentieland zou dienen, werd geproduceerd en verkocht en de penta die in de Gemeenschap werd geproduceerd en verkocht door de bedrijfstak van de Gemeenschap, bleken dezelfde chemische en fysische basiskenmerken en toepassingen te hebben.

(19)

Derhalve werd voorlopig geconcludeerd dat al deze producten soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

C.   DUMPING

1.   Algemene werkwijze

(20)

De algemene werkwijze wordt hieronder beschreven. In de daaropvolgende uiteenzetting van de bevindingen inzake dumping voor de betrokken landen wordt derhalve alleen nog beschreven wat specifiek is voor elk exporterend land.

2.   Normale waarde

(21)

Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening werd eerst voor elke meewerkende producent/exporteur onderzocht of zijn binnenlandse verkoop van penta representatief was, dat wil zeggen of de totale binnenlandse verkoop ten minste 5 % bedroeg van de totale uitvoer van de producent naar de Gemeenschap.

(22)

De Commissie onderzocht vervolgens of de binnenlandse verkoop van penta in representatieve hoeveelheden had plaatsgevonden in het kader van normale handelstransacties overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening. Daartoe werd het aandeel van de winstgevende verkoop van dit product aan onafhankelijke afnemers vastgesteld. Wanneer meer dan 80 % van het totale verkoopvolume van penta werd verkocht tegen een nettoverkoopprijs die gelijk was aan of hoger was dan de berekende productiekosten, en de gewogen gemiddelde prijs gelijk was aan of hoger was dan de productiekosten, werd de normale waarde vastgesteld op basis van de werkelijke binnenlandse prijs, berekend als het gewogen gemiddelde van de prijzen van alle binnenlandse verkooptransacties in het onderzoektijdvak, ongeacht of deze verkooptransacties winstgevend waren. Wanneer de met winst verkochte hoeveelheid penta 80 % of minder van het totale verkoopvolume van dat product bedroeg, of wanneer de gewogen gemiddelde prijs lager was dan de productiekosten, werd de normale waarde vastgesteld op basis van de op de binnenlandse markt werkelijk betaalde prijs, berekend als het gewogen gemiddelde van alleen de verkoop met winst, mits die verkoop ten minste 10 % bedroeg van het totale verkoopvolume van penta.

(23)

In gevallen waarin minder dan 10 % van het totale verkoopvolume van penta met winst werd verkocht, werd geoordeeld dat dat product in ontoereikende hoeveelheden werd verkocht om een binnenlandse prijs op te leveren die kon dienen als een geschikte basis voor de vaststelling van de normale waarde. Wanneer de binnenlandse prijzen van de door een producent verkochte penta niet konden worden gebruikt om de normale waarde vast te stellen, moest een andere methode worden toegepast.

(24)

Overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening werd de normale waarde berekend op basis van de eigen productiekosten van elke producent vermeerderd met een redelijk bedrag voor verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (hierna „VAA-kosten” genoemd) en een redelijke winstmarge.

(25)

Daarom heeft de Commissie onderzocht of de VAA-kosten en de winst van elke betrokken producent op de binnenlandse markt betrouwbare gegevens waren.

(26)

De binnenlandse VAA-kosten werden betrouwbaar geacht indien het binnenlandse verkoopvolume van de betrokken onderneming als representatief kon worden beschouwd in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De winst op de binnenlandse markt werd vastgesteld aan de hand van de binnenlandse verkoop in het kader van normale handelstransacties.

(27)

Wanneer niet aan deze voorwaarden was voldaan, werd overeenkomstig artikel 2, lid 6, onder a), van de basisverordening onderzocht of de gegevens van andere producenten of exporteurs op de binnenlandse markt van het land van oorsprong konden worden gebruikt. Wanneer slechts voor één producent/exporteur betrouwbare gegevens beschikbaar waren, kon geen gemiddelde overeenkomstig artikel 2, lid 6, onder a), van de basisverordening worden vastgesteld en werd onderzocht of voldaan was aan de voorwaarde van artikel 2, lid 6, onder b), met andere woorden of voor de exporteur of producent in kwestie kon worden gebruikgemaakt van gegevens over de productie en verkoop van dezelfde algemene categorie producten. Indien deze gegevens niet beschikbaar waren of niet werden verstrekt door de producent, werden de VAA-kosten en de winst vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 6, onder c), van de basisverordening, dat wil zeggen op basis van een andere redelijke methode.

3.   Uitvoerprijs

(28)

In alle gevallen waarin het betrokken product naar onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap werd uitgevoerd, werd de uitvoerprijs vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening, namelijk aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen prijzen.

a)   Vergelijking

(29)

De normale waarde en de uitvoerprijzen werden vergeleken af fabriek. Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs te kunnen maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Correcties werden toegestaan in alle gevallen waarin deze redelijk en nauwkeurig bleken en met bewijsmateriaal waren gestaafd.

b)   Dumpingmarge

(30)

Overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening werd de dumpingmarge voor iedere producent/exporteur vastgesteld door vergelijking van de gewogen gemiddelde normale waarde met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs.

4.   Turkije

(31)

De enige bekende producent/exporteur heeft de vragenlijst beantwoord.

a)   Normale waarde

(32)

De producent heeft het soortgelijke product in representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt verkocht en de volledige verkoop heeft plaatsgevonden in het kader van normale handelstransacties.

(33)

Bovendien is vastgesteld dat de binnenlandse prijzen van maand tot maand aanzienlijk schommelden.

(34)

Gezien het bovenstaande en om de normale waarde van het betrokken product gedurende het onderzoektijdvak correct weer te geven, is in dit specifieke geval beslist om een maandelijkse normale waarde voor het betrokken product vast te stellen.

(35)

Voor elke maand werden de binnenlandse prijzen geacht een goede basis te bieden om de normale waarde te bepalen. Daarom werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijk betaalde of te betalen prijzen door onafhankelijke afnemers op de Turkse binnenlandse markt gedurende elke maand van het onderzoektijdvak.

b)   Uitvoerprijs

(36)

In alle gevallen werd het betrokken product verkocht aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap. De uitvoerprijs werd derhalve vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening, dat wil zeggen aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen uitvoerprijzen.

(37)

Om gezien de schommelingen van de normale waarde gedurende het onderzoektijdvak tot een correcte vergelijking te komen, is beslist om een gewogen gemiddelde uitvoerprijs per maand gedurende het onderzoektijdvak vast te stellen.

c)   Vergelijking

(38)

Er werden correcties toegepast voor verschillen in de kosten van vervoer, verzekering, laden en krediet, alsook voor kortingen, commissielonen en rabatten.

(39)

De aangegeven verzekeringskosten, rabatten en verpakkingskosten bleken licht te verschillen van de gegevens in de boekhouding van de producent/exporteur. Derhalve werd het bedrag van de correcties dienovereenkomstig aangepast.

(40)

Uit het onderzoek bleek voorts dat de producent/exporteur een aanzienlijk bedrag betaalde voor adviesdiensten. Volgens de onderneming rechtvaardigden deze honoraria geen aanpassing en mochten ze daarom noch van de uitvoerprijs, noch van de binnenlandse verkoopprijs worden afgetrokken. Deze uitgaven bleken niettemin een impact op de kosten en de prijs van het betrokken product te hebben en daardoor de vergelijkbaarheid van de prijzen wel te beïnvloeden. Daarom is het desbetreffende bedrag op basis van de verkochte hoeveelheden (binnenlandse verkoop, verkoop aan de Gemeenschap en verkoop aan derde landen) omgeslagen en als correctie in de zin van artikel 2, lid 10, onder i), van de basisverordening van de verkoopprijzen afgetrokken.

(41)

Wat de kredietkosten betreft, bleek het aangegeven rentetarief voor het onderzoektijdvak geen weergave te zijn van de werkelijke kortetermijnfinancieringskosten van de onderneming. Daarom werden de kredietkosten dienovereenkomstig aangepast.

d)   Dumpingmarge

(42)

Het feit dat de uitvoerprijzen duidelijk verschilden naargelang van de periode, moest in aanmerking worden genomen bij de berekening van de dumpingmarge. Daarom werd de vergelijking op maandbasis gemaakt tussen de gewogen gemiddelde uitvoerprijs en de gewogen gemiddelde normale waarde voor het betrokken product.

(43)

Op basis van het bovenstaande lag de dumpingmarge voor de meewerkende producent/exporteur, uitgedrukt als percentage van de cif-nettoprijs, franco grens Gemeenschap, onder de de minimis dumpingmarge als bedoeld in artikel 9, lid 3, van de basisverordening.

(44)

De dumpingmarge zou eveneens de minimis zijn als de gewogen gemiddelde normale waarde was vergeleken met de individuele uitvoertransacties. Een dergelijke vergelijking bleek echter niet geschikt te zijn. De uitvoerprijzen verschilden weliswaar sterk van maand tot maand (verschillen tot 20 % gedurende het onderzoektijdvak, met aanzienlijk lagere prijzen van mei tot oktober 2005), maar de maandelijkse normale waarden volgden dezelfde trend. Deze ontwikkeling was een gevolg van het feit dat de prijzen van de voornaamste grondstoffen, die een aanzienlijk percentage van de productiekosten van het betrokken product uitmaken, dezelfde ontwikkeling doormaakten. De in overweging 42 beschreven methode geeft dan ook het volledige bedrag van de dumping die plaatsvindt.

(45)

Aangezien de meewerkende producent/exporteur verantwoordelijk is voor de volledige Turkse export van het betrokken product naar de Gemeenschap, was er geen reden om aan te nemen dat er nog andere producenten/exporteurs waren die geen medewerking verleenden.

(46)

Bijgevolg moet de procedure met betrekking tot Turkije worden beëindigd als bepaald in artikel 9, lid 3, van de basisverordening.

5.   Volksrepubliek China („China”) en Oekraïne

a)   Behandeling als marktgerichte onderneming

(47)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening wordt de normale waarde bij antidumpingonderzoeken betreffende producten van oorsprong uit China en Oekraïne voor producenten die voldoen aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), vastgesteld overeenkomstig de leden 1 tot en met 6 van dat artikel.

(48)

Om verwijzingen te vergemakkelijken, zijn deze criteria hieronder kort samengevat:

i)

de onderneming neemt beslissingen en maakt kosten als reactie op marktsignalen en zonder staatsinmenging van betekenis op dat punt;

ii)

de onderneming beschikt over een duidelijke basisboekhouding die alle terreinen bestrijkt en die door een onafhankelijke accountant wordt gecontroleerd in overeenstemming met de hiervoor geldende internationale normen;

iii)

er zijn geen verstoringen van betekenis die nog voortvloeien uit het vroegere systeem zonder markteconomie;

iv)

de betrokken onderneming is onderworpen aan faillissements- en eigendomswetten die rechtszekerheid en stabiliteit verschaffen;

v)

de omrekening van munteenheden geschiedt tegen de marktkoers.

(49)

Eén producent/exporteur in China heeft overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening een verzoek om behandeling als marktgerichte onderneming ingediend en binnen de vastgestelde termijn het desbetreffende formulier voor producenten/exporteurs ingevuld. De Commissie heeft alle benodigde informatie die deze onderneming in haar verzoek had verstrekt ter plaatse gecontroleerd, voor zover dat nodig werd geacht.

(50)

Uit het onderzoek is gebleken dat het verzoek van deze onderneming moest worden verworpen omdat de onderneming niet aan de voorschriften van de eerste drie van bovenstaande criteria voldoet.

(51)

Aangezien de belangrijkste aandeelhouders staatsondernemingen zijn en de door deze aandeelhouders aangeduide bestuursleden een onevenredig groot en controlerend aantal posten in de raad van bestuur bezetten, heeft de staat veel invloed op de zakelijke beslissingen van de onderneming met betrekking tot de dagelijkse leiding, alsook op de winstverdeling, de uitgifte van nieuwe aandelen, kapitaalverhogingen, wijzigingen van de statuten en de ontbinding van de onderneming. Daarom worden dergelijke beslissingen niet genomen als reactie op marktsignalen.

(52)

Bovendien gaven de rekeningen van de onderneming niet de werkelijke financiële situatie weer, aangezien de onderneming zonder gegronde reden een aantal herschikkingen deed in verband met de afschrijving van vaste activa, wat een schending is van IAS 1-13. Deze situatie en het feit dat de accountants van de onderneming geen enkel voorbehoud maakten en geen toelichting gaven bij de vastgestelde praktijken, hielden een duidelijke schending van de internationale boekhoudnormen in.

(53)

De onderneming kon niet uitleggen op welke basis de waarde van initiële activa was bepaald. De onderneming kon ten slotte niet bewijzen dat zij de huur van de kantoren betaalde. Beide tekortkomingen wezen op verstoringen van betekenis, die nog voortvloeien uit het vroegere systeem zonder markteconomie.

(54)

Het raadgevend comité is geraadpleegd en de rechtstreeks betrokken partijen werden in de gelegenheid gesteld om op deze bevindingen te reageren. De Commissie heeft evenwel geen opmerkingen ontvangen. Ook de bedrijfstak van de Gemeenschap werd in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken; deze was het eens met het besluit over de afhandeling van het verzoek om als marktgerichte onderneming te worden beschouwd.

(55)

Gezien het voorgaande werd besloten dat de Chinese producent/exporteur niet als marktgerichte onderneming kon worden behandeld.

b)   Individuele behandeling

(56)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening wordt voor landen waarop dat artikel van toepassing is, een voor het gehele land geldend recht vastgesteld, maar kunnen ondernemingen die kunnen aantonen dat ze aan de criteria van artikel 9, lid 5, van de basisverordening inzake de individuele behandeling voldoen, daarvan worden uitgezonderd.

(57)

De Chinese producent/exporteur die niet als marktgerichte onderneming kon worden behandeld, had voor het geval deze situatie zich zou voordoen ook om een individuele behandeling verzocht. Zoals beschreven in overweging 51 bleek de staat echter via zijn vertegenwoordigers in de raad van bestuur van de onderneming grote invloed uit te oefenen op de uitvoerprijzen en -hoeveelheden en op de verkoopvoorwaarden, zodat deze niet geacht werden vrij te zijn bepaald. Bovendien hield die staatsinmenging met de dagelijkse leiding van de onderneming in dat het risico van ontduiking niet kon worden uitgesloten indien deze exporteur een individueel recht werd toegekend.

(58)

Bijgevolg en ook omdat de Chinese producent/exporteur niet aan alle voorschriften van artikel 9, lid 5, van de basisverordening voldeed, werd deze onderneming geen individuele behandeling toegestaan.

(59)

De enige meewerkende producent/exporteur in Oekraïne, die niet om een behandeling als marktgerichte onderneming had verzocht, verzocht uitsluitend om een individuele behandeling. Er is echter geen andere producent van penta in Oekraïne bekend, wat wordt bevestigd door het feit dat de door de meewerkende producent/exporteur opgegeven Oekraïense uitvoer van penta naar de Gemeenschap, overeenkwam met de hoeveelheid die Eurostat had opgegeven. Het werd daarom niet nodig geacht vast te stellen of deze producent/exporteur een individuele behandeling moest krijgen, aangezien in elk geval een enkel voor het gehele land geldend recht zou worden opgelegd.

c)   Normale waarde

i)   Referentieland

(60)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening moet de normale waarde voor producenten/exporteurs die niet als marktgerichte onderneming kunnen worden behandeld, worden vastgesteld op basis van de prijzen of een berekende normale waarde in een referentieland.

(61)

In het bericht van inleiding deelde de Commissie haar voornemen mee om Japan als geschikt referentieland voor de vaststelling van de normale waarde voor China en Oekraïne te kiezen; belanghebbenden werd verzocht hun reacties mee te delen. Geen enkele belanghebbende maakte bezwaar tegen dit voorstel.

(62)

De Commissie heeft de bekende pentaproducent in Japan gevraagd mee te werken aan deze procedure, evenwel zonder succes.

(63)

De bij deze procedure betrokken landen werden oorspronkelijk niet geselecteerd hetzij omdat er geen medewerking was, hetzij omdat hun binnenlandse markt verstoord kon zijn door de bestaande dumping. Daarom heeft de Commissie alle andere bekende producenten in Chili, Taiwan, Brazilië en Zuid-Korea, de andere landen waar penta wordt geproduceerd, om medewerking verzocht.

(64)

Alleen de Chileense producent was tot medewerking bereid. Hoewel Chili slechts één producent telde, was de Chileense binnenlandse markt voor penta gedurende het onderzoektijdvak onderhevig aan stevige concurrentie door de invoer uit China, Taiwan, de Verenigde Staten, Zweden en Zuid-Korea, aangezien er geen quota of andere kwantitatieve invoerbeperkingen gelden.

(65)

Gezien het voorgaande luidde de voorlopige conclusie dat Chili het meest geschikte en redelijke referentieland was overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening.

(66)

Deze producent werd een lijst met vragen over de binnenlandse verkoopprijzen en de productiekosten van het soortgelijke product toegezonden en de informatie in zijn antwoord werd ter plaatse gecontroleerd.

(67)

Het onderzoek toonde evenwel aan dat de meewerkende Turkse producent/exporteur geen dumping toepaste. Er waren geen zichtbare verstoringen van de Turkse markt voor penta; het productieproces en de grondstoffen die de Turkse producent gebruikt, lijken meer op die van de Chinese en Oekraïense producenten/exporteurs.

(68)

Daarom werd besloten dat Turkije in het kader van deze procedure als redelijk referentieland kon worden beschouwd.

ii)   Vaststelling van de normale waarde in het referentieland

(69)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening werd de normale waarde voor de producenten/exporteurs die niet als marktgerichte onderneming konden worden behandeld, vastgesteld op basis van gecontroleerde informatie, verstrekt door de producent uit het referentieland.

(70)

De normale waarde werd bepaald zoals beschreven in de overwegingen 32 tot en met 35.

d)   Uitvoerprijzen

(71)

Omdat de Chinese en Oekraïense producenten/exporteurs rechtstreeks aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap verkochten, werd de uitvoerprijs, overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening, vastgesteld aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen prijzen.

(72)

Aangezien een gemiddelde normale waarde voor het volledige onderzoektijdvak niet representatief bleek te zijn, om de redenen die in de overwegingen 33 tot en met 37 werden aangehaald, werden maandelijkse gemiddelde uitvoerprijzen vastgesteld.

e)   Vergelijking

(73)

Waar nodig en gerechtvaardigd vonden correcties plaats voor verschillen in de kosten van vervoer, verzekering, handling en aanverwante kosten, verpakking en krediet, alsook voor verschillen in bankkosten.

f)   Dumpingmarges

(74)

Voor de ondernemingen die geen behandeling als marktgerichte onderneming hadden verkregen, werd overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening de voor het referentieland vastgestelde maandelijkse gewogen gemiddelde normale waarde vergeleken met de maandelijkse gewogen gemiddelde prijs bij uitvoer naar de Gemeenschap.

(75)

In het geval van China vertegenwoordigde de door de meewerkende producent/exporteur uitgevoerde hoeveelheid penta aanzienlijk minder dan 70 % van de totale hoeveelheid penta die volgens gegevens van Eurostat gedurende het onderzoektijdvak uit dat land werd ingevoerd. Voor niet-meewerkende Chinese producenten/exporteurs moest de dumpingmarge dus worden vastgesteld aan de hand van de beschikbare gegevens, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. Daarom werd het noodzakelijk geacht de dumpingmarge vast te stellen op basis van de transacties met de hoogste dumping van de meewerkende producent. Deze werkwijze werd gevolgd om te voorkomen dat het niet verlenen van medewerking zou worden beloond, en omdat er geen aanwijzingen waren dat niet-meewerkende ondernemingen op een lager niveau hadden gedumpt.

(76)

Voor de berekening van de gemiddelde, voor het gehele land geldende dumpingmarge werd daarom als wegingsfactor de cif-waarde van de uitvoer van respectievelijk de meewerkende en de niet-meewerkende exporteurs gebruikt.

(77)

Zoals uitgelegd in overweging 59 is in het geval van Oekraïne, gezien het hoge niveau van medewerking, beslist om de voor het gehele land geldende dumpingmarge vast te stellen op het niveau van de marge die voor de meewerkende producent/exporteur werd gevonden.

(78)

De dumpingmarges, uitgedrukt in procenten van de cif-invoerprijs, af grens Gemeenschap, vóór inklaring, bedragen:

Land

Dumpingmarge

China

18,7 %

Oekraïne

10,3 %

6.   Rusland en de Verenigde Staten van Amerika („Verenigde Staten”)

(79)

Geen enkele producent uit Rusland of de Verenigde Staten heeft aan dit onderzoek meegewerkt. Daarom werd bij gebrek aan een geschiktere basis de voor het gehele land geldende dumpingmarge overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening voorlopig vastgesteld op basis van de beschikbare gegevens, dat wil zeggen gegevens die zijn afgeleid uit de klacht.

(80)

De dumpingmarges, uitgedrukt in procenten van de cif-invoerprijs, af grens Gemeenschap, vóór inklaring, bedragen:

Land

Dumpingmarge

Rusland

25 %

Verenigde Staten van Amerika

54 %

D.   SCHADE

1.   Productie in de Gemeenschap

(81)

Het onderzoek heeft uitgewezen dat het soortgelijke product gemaakt wordt door vijf producenten in de Gemeenschap, van wie een met twee productievestigingen. De klacht werd ingediend namens twee van deze producenten. Na de inleiding besliste een derde producent om de procedure te steunen door zijn volledige medewerking aan het onderzoek te verlenen. De twee andere producenten, die allebei algemene productie- en verkoopgegevens verstrekten, hebben verklaard de procedure te steunen.

(82)

Het volume van de productie in de Gemeenschap in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening is derhalve voorlopig berekend door het productievolume van de drie meewerkende producenten in de Gemeenschap op te tellen bij dat van de twee andere producenten, volgens de gegevens die deze hebben verstrekt. Op basis hiervan werd de totale productie van het soortgelijke product in de Gemeenschap gedurende het onderzoektijdvak berekend op 115 609 t.

2.   Definitie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(83)

De drie producenten in de Gemeenschap die hun volle medewerking hebben verleend aan het onderzoek zijn goed voor 94 % van de productie van het soortgelijke product in de Gemeenschap. Zij worden derhalve geacht „de bedrijfstak van de Gemeenschap” te vormen in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening.

3.   Verbruik in de Gemeenschap

(84)

Het verbruik in de Gemeenschap werd vastgesteld aan de hand van het verkoopvolume van de bekende producenten in de Gemeenschap, plus de invoer uit alle derde landen voor de desbetreffende GN-code volgens Eurostat. In dit verband zij opgemerkt dat slechts een van de twee producenten in de Gemeenschap die geen klacht hebben ingediend, verkoopcijfers voor de volledige beoordelingsperiode heeft verstrekt. Daarom werd geen rekening gehouden met de verkoopcijfers van de andere producent, aangezien die alleen voor het onderzoektijdvak werden verstrekt. Dit heeft geen invloed op het algemene beeld aangezien het slechts om een beperkt verkoopvolume ging. Zoals blijkt uit onderstaande tabel daalde het verbruik van het betrokken product en het soortgelijke product in de Gemeenschap in de beoordelingsperiode met 12 %. De vraag bleef stabiel tussen 2003 en 2004, terwijl ze in het onderzoektijdvak met 9 % daalde ten opzichte van het jaar ervoor.

 

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Verbruik in de Gemeenschap (ton)

83 195

80 697

80 403

73 025

Index

100

97

97

88

4.   Invoer in de Gemeenschap uit de betrokken landen

a)   Cumulatie

(85)

De Commissie is nagegaan of de gevolgen van de invoer van penta van oorsprong uit de Verenigde Staten, China, Oekraïne, Rusland en Turkije overeenkomstig artikel 3, lid 4, van de basisverordening cumulatief moesten worden beoordeeld. Aangezien bij de invoer vanuit Turkije geen dumpingprijzen werden toegepast, moet de procedure worden beëindigd wat de invoer uit dat land betreft.

b)   Dumpingmarge en invoervolume

(86)

De na de uitsluiting van Turkije voor elk van de vier resterende landen vastgestelde gemiddelde dumpingmarge ligt boven de de minimis dumpingmarge als bedoeld in artikel 9, lid 3, van de basisverordening en het volume van de invoer uit al deze landen is niet verwaarloosbaar in de zin van artikel 5, lid 7, van de basisverordening (hun marktaandeel bedroeg in het onderzoektijdvak respectievelijk 1,8 % voor China, 1,5 % voor Rusland, 3,7 % voor Oekraïne en 1,9 % voor de Verenigde Staten).

c)   Concurrentievoorwaarden

(87)

Het invoervolume uit China, Rusland en Oekraïne is gedurende de beoordelingsperiode aanzienlijk toegenomen en de prijsontwikkeling is gelijk met een duidelijke onderbieding van de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(88)

Zoals hierboven is uiteengezet, is vastgesteld dat het uit de betrokken landen ingevoerde betrokken product en het door de bedrijfstak van de Gemeenschap vervaardigde en verkochte soortgelijke product dezelfde fysische, technische en chemische basiskenmerken en hetzelfde eindgebruik hebben. Bovendien worden alle producten via soortgelijke verkoopkanalen aan dezelfde afnemers verkocht, waardoor ze met elkaar concurreren.

(89)

Bij de invoer uit de Verenigde Staten bleek geen sprake te zijn van onderbieding van de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap (zie overweging 141). Het prijsbeleid van de Amerikaanse exporteurs verschilde in feite volledig van dat van de exporteurs uit de andere betrokken landen. De Verenigde Staten slaagde er namelijk in zijn aandeel op de Gemeenschapsmarkt te vergroten met prijzen die hoger lagen dan die van de drie andere landen. De verklaring is dat één Amerikaanse producent/exporteur bijzonder succesvol is geweest in een ander marktsegment, waar hogere prijzen kunnen worden verkregen. Een cumulatieve beoordeling van de invoer uit de Verenigde Staten en de invoer met dumping uit China, Rusland en Oekraïne werd daarom niet passend geacht gezien het verschil in concurrentievoorwaarden tussen de invoer uit de Verenigde Staten en, enerzijds, de invoer tegen dumpingprijzen uit de drie andere betrokken landen en, anderzijds, het soortgelijke product uit de Gemeenschap.

(90)

Gezien het voorgaande werd geconcludeerd dat was voldaan aan de voorwaarden voor een cumulatieve beoordeling van de invoer van penta van oorsprong uit China, Rusland en Oekraïne.

d)   Gecumuleerd volume en marktaandeel

(91)

Uit Eurostat-gegevens kan worden afgeleid dat het invoervolume uit China, Rusland en Oekraïne aanzienlijk gestegen is, van 1 235 t in 2002 tot 5 136 t gedurende het onderzoektijdvak. Hun gecombineerde marktaandeel is in diezelfde periode continu gestegen van 1 % naar 7 %. Dit terwijl het verbruik terugliep.

 

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Invoervolume (t)

1 235

3 397

4 752

5 136

Index

100

275

385

416

Marktaandeel

1 %

4 %

6 %

7 %

e)   Invoerprijzen en prijsonderbieding

(92)

De prijsinformatie met betrekking tot de totale invoer uit de drie betrokken landen is afgeleid uit Eurostat-gegevens. Uit de volgende tabel blijkt de ontwikkeling van de gemiddelde prijs bij invoer uit China, Rusland en Oekraïne. Gedurende de beoordelingsperiode daalden deze prijzen met 13 %.

 

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Invoerprijzen (EUR/t)

1 131

1 032

1 030

988

Index

100

91

91

87

(93)

Om na te gaan of er sprake was van onderbieding heeft de Commissie gegevens met betrekking tot het onderzoektijdvak geanalyseerd. Hierbij werd uitgegaan van de verkoopprijzen die de bedrijfstak van de Gemeenschap in rekening bracht aan onafhankelijke afnemers, waar nodig gecorrigeerd naar het niveau af fabriek, dat wil zeggen met uitsluiting van de kosten van het vervoer in de Gemeenschap en na aftrek van kortingen en rabatten. Deze prijzen werden vergeleken met de prijzen van de invoer uit de drie betrokken landen. Aangezien Rusland geen medewerking verleende, werd de gewogen gemiddelde uitvoerprijs voor dat land afgeleid uit Eurostat-gegevens. Voor China en Oekraïne werd een vergelijking gemaakt met de door de meewerkende producenten gehanteerde uitvoerprijzen, zonder kortingen en waar nodig gecorrigeerd tot de cif-prijs, grens Gemeenschap, alsmede gecorrigeerd voor de inklaringskosten en de kosten na invoer. De prijzen werden in beide gevallen representatief geacht aangezien Oekraïne slechts één producent van penta telt, en de uitvoer door de Chinese meewerkende producent ongeveer de helft uitmaakt van de penta die China naar de EG uitvoert.

(94)

Uit deze vergelijking is gebleken dat de gewogen gemiddelde onderbiedingsmarges gedurende het onderzoektijdvak als volgt waren: 11,3 % voor China, 6,2 % voor Oekraïne en 11,9 % voor Rusland.

5.   Situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(95)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de bedrijfstak van de Gemeenschap een analyse van alle economische factoren en indicatoren die relevant waren voor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap gedurende de beoordelingsperiode.

a)   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(96)

Tussen 2002 en het onderzoektijdvak daalde de productie met 3 %. De stijging in 2004 was het gevolg van de verhoging van de productiecapaciteit door één producent. De ontwikkeling van het productievolume was als volgt:

 

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Productie (t)

111 665

103 913

115 204

108 309

Index

100

93

103

97

(97)

De productiecapaciteit werd vastgesteld op basis van de nominale capaciteit van de productie-eenheden van de bedrijfstak van de Gemeenschap, rekening houdend met productieonderbrekingen. De productiecapaciteit nam in de beoordelingsperiode met 6 % toe. De toename vond hoofdzakelijk in 2004 plaats en was het resultaat van het wegwerken van knelpunten bij één producent en de reorganisatie van de tweede productievestiging van diezelfde producent.

(98)

Als gevolg van de daling van het productievolume en de lichte stijging van de capaciteit daalde de bezettingsgraad van 95 % in 2002 tot 87 % gedurende het onderzoektijdvak.

 

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Productiecapaciteit (t)

117 020

119 020

123 987

123 987

Index

100

102

106

106

Bezettingsgraad

95 %

87 %

93 %

87 %

b)   Voorraden

(99)

De voorraden zijn gedurende de beoordelingsperiode meer dan verdubbeld; dat wijst erop dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn producten steeds moeilijker kan verkopen op de Gemeenschapsmarkt.

 

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Voorraden (t)

3 178

6 598

6 910

7 122

Index

100

208

217

224

c)   Verkoopvolume, marktaandeel en gemiddelde prijs per eenheid in de Gemeenschap

(100)

De verkoop van penta door de bedrijfstak van de Gemeenschap aan onafhankelijke afnemers op de Gemeenschapsmarkt is gestaag gedaald, van 64 663 t in 2002 tot 54 543 t gedurende het onderzoektijdvak, dat wil zeggen met 16 %. Het verkoopvolume daalde dus sterker dan het verbruik in de Gemeenschap, dat gedurende dezelfde periode zoals gezegd met 12 % afnam. De bedrijfstak verloor drie procentpunten marktaandeel. Dit daalde van 78 % in 2002 tot 75 % gedurende het onderzoektijdvak.

 

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Verkoopvolume binnen de EG (t)

64 663

61 308

58 681

54 543

Index

100

95

91

84

Marktaandeel

78 %

76 %

73 %

75 %

(101)

De gemiddelde verkoopprijs aan onafhankelijke afnemers op de Gemeenschapsmarkt daalde gedurende de beoordelingsperiode met 11 %. Tussen 2002 en 2003 werd een lichte prijsstijging opgetekend, waarna de prijzen opnieuw daalden en een dieptepunt bereikten gedurende het onderzoektijdvak, namelijk 1 040 EUR/t.

(102)

De prijsdalingen gedurende de beoordelingsperiode moeten worden gezien in het licht van de pogingen van de bedrijfstak van de Gemeenschap om te concurreren met de invoer met dumping. Het huidige prijsniveau is echter onhoudbaar, aangezien de bedrijfstak van de Gemeenschap gedwongen wordt om onder de kostprijs te verkopen om op de markt te blijven.

 

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Gewogen gemiddelde prijs (EUR/t)

1 163

1 203

1 151

1 040

Index

100

103

99

89

d)   Winstgevendheid en cashflow

(103)

De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap is gedurende de beoordelingsperiode sterk gedaald, van 12,6 % in 2002 tot – 11,5 % gedurende het onderzoektijdvak. In 2004 wist de bedrijfstak van de Gemeenschap nog een kleine winst te maken, maar de situatie sloeg helemaal om gedurende het onderzoektijdvak, toen de bedrijfstak verlies begon te maken. De belangrijkste reden voor deze ontwikkeling is dat de stijging van de grondstofprijzen, en met name die van methanol, dat ongeveer 25 % van de productiekosten uitmaakt, gezien de lage prijs van de invoer uit de betrokken landen niet op de eindgebruiker kon worden afgewenteld.

 

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Winstmarge vóór belastingen

12,6 %

7,5 %

5,7 %

–11,5 %

(104)

De cashflow verslechterde gedurende de beoordelingsperiode eveneens en volgde de dalende trend van de winstgevendheid. Gedurende het onderzoektijdvak was er zelfs een negatieve cashflow. De daling van het absolute niveau van de negatieve cashflow aan het einde van de periode is te wijten aan de daling van het productie- en verkoopvolume.

 

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Cashflow (EUR)

16 189 720

9 427 189

4 441 120

–3 012 661

Index

100

58

27

–19

e)   Investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(105)

Op het gebied van investeringen tekende zich gedurende de beoordelingsperiode een positieve trend af. De voornaamste investeringen werden echter in 2003 gedaan, toen de bedrijfstak van de Gemeenschap nog rendabel was. Eén producent werkte een aantal knelpunten weg, een andere moderniseerde zijn productie-uitrusting om aan de milieuvoorschriften te voldoen.

 

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Investeringen (EUR)

3 756 302

8 483 655

2 956 275

4 394 137

Index

100

226

79

117

(106)

Het rendement van investeringen bij de productie en verkoop van het soortgelijke product was negatief gedurende het onderzoektijdvak en daalde aanzienlijk gedurende de beoordelingsperiode, wat de daling van de winstgevendheid weerspiegelt.

 

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Rendement van investeringen

18,5 %

10,5 %

7,9 %

–13,5 %

Index

100

57

43

–73

(107)

Er waren geen aanwijzingen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap, die bestaat uit grote ondernemingen die ook andere producten vervaardigen, problemen ondervond om kapitaal voor zijn activiteiten bijeen te brengen. Daarom werd geconcludeerd dat dat voor de volledige beoordelingsperiode gold.

f)   Werkgelegenheid, productiviteit en lonen

(108)

De ontwikkeling van de werkgelegenheid, de productiviteit en de lonen was als volgt:

 

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Aantal werknemers

290

296

293

299

Index

100

102

101

103

Productiviteit (t/werknemer)

385

351

393

362

Index

100

91

102

94

Arbeidskosten per werknemer (EUR)

43 379

44 469

46 899

44 921

Index

100

103

108

104

(109)

Het aantal werknemers steeg gedurende de beoordelingsperiode met 3 %. Dat was het resultaat van een reorganisatie bij één producent in de Gemeenschap: intern werden meer mensen ingezet voor de productie van penta, maar het totale aantal werknemers van de onderneming bleef gelijk. Als gevolg van de lichte stijging van het aantal werknemers en de dalende productie nam de productiviteit gedurende de beoordelingsperiode af.

(110)

Het gemiddelde loon per werknemer steeg gedurende de beoordelingsperiode met 4 %; dat is minder dan de stijging van de inflatie in diezelfde periode.

g)   Groei

(111)

Terwijl het verbruik in de Gemeenschap gedurende de beoordelingsperiode met 12 % afnam, daalde het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Gemeenschap met 16 %. Tegelijkertijd steeg de invoer uit China, Rusland en Oekraïne met meer dan 300 % en die vanuit de Verenigde Staten met meer dan 700 %. De bedrijfstak van de Gemeenschap verloor marktaandeel; het aandeel van de invoer nam toe.

h)   Omvang van de huidige dumpingmarge en herstel van eerdere dumping

(112)

De dumpingmarges voor China, Rusland, Oekraïne en de Verenigde Staten zijn hierboven gespecificeerd in het deel over dumping. Deze marges zijn duidelijk meer dan de minimis. Bovendien kunnen de gevolgen van de werkelijke dumpingmarge, gezien de omvang van de invoer met dumping en de prijzen van de ingevoerde producten, niet als te verwaarlozen worden beschouwd.

(113)

De Gemeenschap is niet herstellende van de gevolgen van eerdere dumping of subsidiëring, omdat er niet eerder een onderzoek heeft plaatsgevonden.

6.   Conclusie inzake de schade

(114)

Uit de analyse van de schade-indicatoren blijkt dat de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap na 2002 aanzienlijk verslechterd is en een dieptepunt bereikte gedurende het onderzoektijdvak, toen een verlies van 11,5 % werd opgetekend.

(115)

Terwijl het verbruik gedurende de beoordelingsperiode afnam, daalden de productie in de Gemeenschap en de bezettingsgraad met respectievelijk 3 en 8 %. Het volume van de verkoop op de Gemeenschapsmarkt nam af met 16 % en de waarde met 25 %. Deze ontwikkeling blijkt ook uit de toegenomen voorraden, die gedurende de beoordelingsperiode bijna zijn verdubbeld. Hierdoor is het marktaandeel gedaald van 78 % in 2002 naar 75 % gedurende het onderzoektijdvak. De gemiddelde prijs per eenheid is gedurende de beoordelingsperiode met 11 % gedaald, terwijl de grondstofprijzen in dezelfde periode zijn gestegen. Om niet nog meer marktaandeel te verliezen en de productie draaiende te houden kon de bedrijfstak van de Gemeenschap niet anders dan het prijspeil van de invoer met dumping volgen. Dit heeft geleid tot een scherpe daling van de winstgevendheid gedurende het onderzoektijdvak.

(116)

Ook de meeste andere schade-indicatoren bevestigen de negatieve situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Het rendement van investeringen en de cashflow waren negatief en de productiviteit nam af. De investeringen namen weliswaar toe, maar de investeringen gedurende het onderzoektijdvak — het jaar waarin de bedrijfstak van de Gemeenschap verlies liet optekenen — gingen naar het wegwerken van knelpunten en het moderniseren van machines om aan de milieuvoorschriften te voldoen. Er werd niet in nieuwe productie-uitrusting geïnvesteerd. De lichte stijging van het aantal werknemers was het gevolg van een reorganisatie bij één producent, die evenwel geen nieuw personeel in dienst nam in een verslechterende economische situatie.

(117)

Gezien het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 6, van de basisverordening.

E.   OORZAKELIJK VERBAND

1.   Opmerking vooraf

(118)

Overeenkomstig artikel 3, leden 6 en 7, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of de bedrijfstak van de Gemeenschap door de invoer met dumping van het betrokken product uit de betrokken landen zodanige schade heeft geleden dat deze als aanmerkelijk kan worden beschouwd. Andere bekende factoren dan de invoer met dumping waardoor de bedrijfstak van de Gemeenschap terzelfder tijd schade kon hebben geleden, werden eveneens onderzocht, om te voorkomen dat mogelijke schade door deze andere factoren aan de invoer met dumping werd toegeschreven.

2.   Gevolgen van de invoer met dumping

(119)

Ter herinnering: voor Turkije, dat gedurende het onderzoektijdvak een marktaandeel van 8,6 % had, lag de vastgestelde dumpingmarge onder de de minimis dumpingmarge. Daarom werd de invoer uit Turkije buiten beschouwing gelaten bij de analyse van de gevolgen van de invoer met dumping voor de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden. Het gecombineerde marktaandeel van de vier resterende landen bedroeg gedurende het onderzoektijdvak 9 %.

(120)

Het volume van de invoer uit China, Rusland en Oekraïne is gedurende de beoordelingsperiode aanzienlijk gestegen, zowel absoluut als qua marktaandeel. Van een bijna verwaarloosbare 1 235 t in 2002 naar 5 136 t gedurende het onderzoektijdvak: dat is een stijging met 316 %. Hun gecombineerde marktaandeel is in dezelfde periode gestegen van 1 % naar 7 %. De gewogen gemiddelde invoerprijzen zijn met 13 % gedaald, wat tot duidelijke onderbieding gedurende het onderzoektijdvak heeft geleid. De aanzienlijke toename van de invoer uit de drie betrokken landen en de groei van hun marktaandeel gedurende de beoordelingsperiode, en dat tegen prijzen die duidelijk onder die van de bedrijfstak van de Gemeenschap bleven, viel in de tijd samen met de duidelijke verslechtering van de algemene financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(121)

De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft aangevoerd dat de markt gezien de aard van het product ernstig verstoord werd door de invoer met dumping, ook al had die maar een klein marktaandeel. Penta is een basisproduct en de laagste prijs die op de markt wordt genoteerd, bepaalt in sterke mate de marktprijs, waaraan de andere producenten zich moeten houden als ze geen bestellingen willen verliezen. Dat blijkt uit de daling van de verkoopprijzen die de bedrijfstak van de Gemeenschap gedurende de beoordelingsperiode hanteerde, terwijl de prijs van de grondstof methanol omhoogschoot. De bedrijfstak van de Gemeenschap houdt vol dat de stijging van de grondstofprijzen gezien de sterke prijsdruk van de invoer met dumping niet op de afnemers kon worden afgewenteld. Daardoor daalden de winstgevendheid, het rendement van de investeringen en de cashflow sterk.

(122)

Wanneer we de ontwikkeling nader bekijken, blijkt echter dat de aanzienlijke verslechtering van de financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap zich gedurende het onderzoektijdvak voordeed. In de jaren voordien steeg de invoer uit China, Rusland en Oekraïne sterk van 1 235 t in 2002 tot 4 752 t in 2004, dat wil zeggen met 285 %, terwijl de prijzen die deze landen hanteerden in diezelfde periode met 9 % daalden. Deze stijging van de invoer had echter geen dramatische gevolgen voor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap: terwijl het verkoopvolume met 9 % en de prijzen met 1 % daalden, bleef de winst in 2004 op een redelijk peil (5,7 %). Gedurende het onderzoektijdvak viel de daling van de verkoop door de bedrijfstak van de Gemeenschap met 7 % samen met de verdere stijging van de invoer uit de betrokken landen met 8 %, een vrij kleine stijging ten opzichte van de stijging in de twee voorgaande jaren. Pas gedurende het onderzoektijdvak zag de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn winstgevendheid scherp dalen tot – 11,5 % en ging de financiële situatie er dramatisch op achteruit.

(123)

Gezien het voorgaande lijkt er voor de volledige beoordelingsperiode een verband te bestaan tussen de ontwikkeling van de invoer met dumping en de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden. De invoer met dumping alleen lijkt echter niet te volstaan als verklaring voor de scherpe daling van de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap gedurende het onderzoektijdvak. Daarom kan niet worden geconcludeerd dat de invoer met dumping een doorslaggevende rol heeft gespeeld in de ongunstige situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, die een dieptepunt heeft bereikt gedurende het onderzoektijdvak.

3.   Gevolgen van andere factoren

a)   Daling van het verbruik in de Gemeenschap

(124)

Het verbruik van penta in de Gemeenschap is gedurende de beoordelingsperiode met 12 % gedaald. Deze dalende trend lijkt verband te houden met de verminderde vraag naar alkydharsen in de verfindustrie, die ongeveer 70 % van het eindgebruik van penta op de Gemeenschapsmarkt voor haar rekening neemt. Bij een bezoek aan een industriële gebruiker van penta — een producent van alkydharsen voor de verfindustrie — is gebleken dat de vraag naar alkyden in de toekomst waarschijnlijk nog sterker zal dalen: in de milieuwetgeving zal worden bepaald dat verf voor de bouw en voor industrieel gebruik minder vluchtige organische stoffen mag bevatten. Aangezien alkydharsen meer van dergelijke stoffen bevatten dan andere technologieën, zullen ze waarschijnlijk minder in verven worden gebruikt.

(125)

Het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Gemeenschap is met 16 % gedaald en het marktaandeel met drie procentpunten, namelijk van 78 % in 2002 tot 75 % gedurende het onderzoektijdvak. Het volume van de invoer uit China, Rusland en Oekraïne is gedurende de beoordelingsperiode met 316 % toegenomen, waardoor het marktaandeel van die landen van 1 % naar 7 % is gestegen. Zij hebben het marktaandeel overgenomen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap verloren is. De dalende vraag naar penta in de Gemeenschap verklaart dus op zich niet waarom de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap gedurende de beoordelingsperiode verslechterd is.

(126)

De jaarlijkse ontwikkeling van het verbruik toont echter aan dat de daling van het verbruik (met 9 %) tussen 2004 en het onderzoektijdvak veel scherper was dan in de voorgaande jaren. Het verbruik bleef tussen 2003 en 2004 inderdaad stabiel, terwijl tussen 2002 en 2003 een stijging met 3 % werd opgetekend. Aangezien de daling van het verbruik samenvalt met de periode waarin de bedrijfstak van de Gemeenschap verlies begon te maken, kan dus niet worden uitgesloten dat de afnemende vraag naar penta op de Gemeenschapsmarkt een invloed heeft gehad op de ongunstige situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

b)   Invoer uit andere derde landen

(127)

De invoer uit andere derde landen (de vijf grootste) was als volgt:

 

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Chili

Volume (t)

1 600

536

1 032

1 384

Index

100

34

65

87

Prijzen (EUR/t)

1 141

1 245

1 128

981

Index

100

109

99

86

India

Volume (t)

0

119

390

551

Index

0

100

328

141

Prijzen (EUR/t)

0

1 167

1 085

1 253

Index

0

100

87

84

Taiwan

Volume (t)

343

657

1 840

863

Index

100

192

536

252

Prijzen (EUR/t)

1 071

1 060

1 003

1 004

Index

100

99

94

94

Turkije

Volume (t)

6 300

7 065

8 957

6 730

Index

100

112

142

107

Prijzen (EUR/t)

1 292

1 339

1 277

1 097

Index

100

104

99

85

Japan

Volume (t)

0

20

58

65

Index

0

100

290

112

Prijzen (EUR/t)

0

3 905

3 334

2 731

Index

0

100

85

82

(128)

Volgens Eurostat-gegevens en de tijdens het onderzoek verzamelde informatie zijn Chili, India en Taiwan de belangrijkste andere derde landen waaruit penta wordt ingevoerd. Wanneer de invoer uit Turkije bij de invoer uit de andere derde landen wordt opgeteld, is het totale volume van de invoer uit andere derde landen met 12 % gestegen van 8 586 t in 2002 tot 9 636 t gedurende het onderzoektijdvak. Hun gecombineerde marktaandeel is daarmee gestegen van 10 naar 13 %. Het prijspeil van de invoer uit derde landen bleef gedurende de volledige beoordelingsperiode een stuk hoger dan dat van de bedrijfstak van de Gemeenschap. De invoer uit andere derde landen, die moest concurreren met de invoer tegen dumpingprijzen, is er dus in geslaagd zijn marktaandeel met drie procentpunten te verhogen en dat tegen prijzen die hoger lagen dan die van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(129)

Bij de invoer uit andere derde landen tekende zich wel een andere trend af dan bij de invoer met dumping: de invoer uit andere derde landen bereikte zijn hoogtepunt in 2004 en viel gedurende het onderzoektijdvak — het jaar waarin de bedrijfstak van de Gemeenschap verlies liet optekenen — 22 % terug ten opzichte van het jaar daarvoor. Ook daalde de gemiddelde prijs in die periode met 11 % en zakte het marktaandeel twee procentpunten. Dit lijkt erop te wijzen dat vanaf 2004 ook de producenten in andere derde landen te lijden hadden onder de lage marktprijzen. Hun prijzen bleven niettemin hoger dan die van de bedrijfstak van de Gemeenschap, ook gedurende het onderzoektijdvak.

c)   Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(130)

Er werd ook nagegaan of de uitvoer door de bedrijfstak van de Gemeenschap naar niet-EG-landen kan hebben bijgedragen tot de gedurende de beoordelingsperiode geleden schade. De uitvoer naar onafhankelijke afnemers in niet-EG-landen vertegenwoordigde gedurende de beoordelingsperiode bijna de helft van de verkoop van het soortgelijke product door de bedrijfstak van de Gemeenschap. Het uitvoervolume steeg met 3 % tussen 2002 en het onderzoektijdvak, terwijl de gemiddelde uitvoerprijzen met 7 % daalden.

 

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Verkoopvolume op niet-EG-markten (t)

44 333

35 376

46 460

45 587

Index

100

80

105

103

Gemiddelde verkoopprijzen op niet-EG-markten (EUR/t)

1 034

1 090

1 001

958

Index

100

105

97

93

(131)

Ook al nam het volume van de uitvoer licht toe, het feit dat de gemiddelde uitvoerprijzen gedurende het onderzoektijdvak lager waren dan de gemiddelde verkoopprijzen op de Gemeenschapsmarkt en bovendien onder de productiekostprijs per eenheid lagen, heeft zeker negatieve gevolgen gehad voor de algemene financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, ook al heeft dat geen rechtstreekse gevolgen voor de winstgevendheid op de Gemeenschapsmarkt. Daarom kan niet worden uitgesloten dat de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden indirect ook is veroorzaakt door de negatieve ontwikkeling van de winstgevendheid op de uitvoermarkten, aangezien dit bijvoorbeeld gevolgen zou hebben gehad voor het vermogen van de bedrijfstak van de Gemeenschap om nieuwe investeringen te doen of nieuw personeel aan te werven.

d)   Andere producenten in de Gemeenschap

(132)

De producent in de Gemeenschap die geen klacht heeft ingediend en gegevens voor de volledige betrokken periode heeft verstrekt, heeft zijn verkoopvolume nog sterker zien dalen dan dat van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Hij lijkt zich dan ook in een vergelijkbare situatie te bevinden als de klagende producenten in de Gemeenschap. Het is dus duidelijk dat deze producent niet heeft bijgedragen aan de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden.

e)   Stijging van de grondstofprijzen

(133)

De prijs van de voornaamste grondstof, methanol, is gedurende de beoordelingsperiode sterk gestegen. Volgens statistische gegevens op de website van Methanex, ’s werelds grootste methanolproducent en -handelaar, is de Europese contractprijs gestegen van 125 EUR/t in januari 2002 naar 235 EUR/t in december 2005. Dit heeft bijgedragen aan de stijging van de productiekosten per eenheid met 10 % gedurende de beoordelingsperiode en vervolgens aan de daling van de winstgevendheid, gezien de daling van de verkoopprijs per eenheid met 13 % gedurende dezelfde periode.

(134)

Men kan niet zeggen dat de stijgende grondstofprijzen op zich schadelijke gevolgen hebben gehad voor de bedrijfstak van de Gemeenschap. De daling van de winstgevendheid was veeleer toe te schrijven aan het feit dat de producenten in de Gemeenschap deze hogere grondstofprijzen wegens het lage prijspeil op de Gemeenschapsmarkt niet op hun afnemers hebben kunnen afwentelen door hun verkoopprijs te verhogen. Terwijl de methanolprijs gedurende de beoordelingsperiode met 88 % steeg, was dat gedurende het onderzoektijdvak maar 2 %. De marktprijs van penta mag dan gedurende het onderzoektijdvak wel laag geweest zijn, de gelijktijdige prijsontwikkeling van de voornaamste grondstof, methanol, verklaart niet waarom de bedrijfstak van de Gemeenschap gedurende het onderzoektijdvak zoveel verlies begon te maken.

4.   Conclusie betreffende het oorzakelijk verband

(135)

Uit de beschikbare gegevens blijkt dat de invoer met dumping uit China, Rusland en Oekraïne de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap onder druk heeft gezet, zelfs met een klein marktaandeel. Na een gedetailleerde analyse kan echter geen duidelijk oorzakelijk verband worden gelegd tussen de verslechtering van de financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap en de ontwikkeling van de invoer met dumping.

(136)

De verslechtering van de winstgevendheid en de algemene financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap vond plaats tussen 2004 en het onderzoektijdvak, toen het volume van de invoer met dumping slechts met 8 % toenam in vergelijking met de stijging van 285 % gedurende de voorgaande drie jaar, toen de bedrijfstak van de Gemeenschap nog winst maakte. Bovendien viel de daling van de vraag naar penta op de Gemeenschapsmarkt samen met de verslechtering van de financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap. De prijsstijging van de voornaamste grondstof, methanol, was gedurende het onderzoektijdvak veel minder uitgesproken dan tijdens de voorgaande jaren en verklaart dus niet de plotse en dramatische daling van de winstgevendheid gedurende het onderzoektijdvak.

(137)

Het feit dat de bedrijfstak van de Gemeenschap bijna de helft van zijn productie uitvoert tegen prijzen die onder de kostprijs liggen, moet worden gezien als een factor die heeft bijgedragen aan de algemene negatieve situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, ook al heeft dat geen rechtstreekse invloed op de winstgevendheid op de Gemeenschapsmarkt.

(138)

Bijgevolg kan niet worden geconcludeerd dat de invoer met dumping op zich aanmerkelijke schade heeft veroorzaakt. Onderzoek van andere factoren overeenkomstig artikel 3, lid 7, van de basisverordening heeft namelijk aangetoond dat de schade ook kan worden toegeschreven aan de daling van het verbruik, de uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Gemeenschap en de invoer uit andere derde landen.

5.   Invoer uit de Verenigde Staten

(139)

Het volume van de invoer uit de Verenigde Staten is gestegen van 169 t in 2002 naar 1 355 t gedurende het onderzoektijdvak. Daardoor is het marktaandeel van de Verenigde Staten in diezelfde periode toegenomen van 0,2 % tot 1,9 %.

(140)

De gemiddelde invoerprijzen uit de Verenigde Staten namen gedurende de beoordelingsperiode af, maar ze bleven hoger dan de prijzen die door producenten in China, Rusland en Oekraïne werden gehanteerd.

 

2002

2003

2004

Onderzoektijdvak

Invoerprijzen (EUR/t)

1 935

2 212

1 251

1 244

Index

100

114

65

64

(141)

De prijsonderbieding werd vastgesteld zoals beschreven in overweging 93. De gewogen gemiddelde onderbiedingsmarge voor de Verenigde Staten bedroeg – 19,5 % gedurende het onderzoektijdvak, dat wil zeggen dat de gemiddelde invoerprijs aanzienlijk hoger lag dan de prijs die door de bedrijfstak van de Gemeenschap op de Gemeenschapsmarkt werd gehanteerd. Zoals hieronder wordt uitgelegd, heeft de invoer uit de Verenigde Staten de prijzen ook niet doen dalen.

(142)

Terwijl de invoer uit de Verenigde Staten toenam, zag de bedrijfstak van de Gemeenschap gedurende het onderzoektijdvak onder meer zijn verkoop, zijn marktaandeel en zijn prijzen dalen, wat geleid heeft tot de conclusie in overweging 117 dat de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade had geleden. Opgemerkt zij echter dat de prijzen van de invoer uit de Verenigde Staten niet lager waren dan die van de bedrijfstak van de Gemeenschap, maar juist aanzienlijk hoger waren dan de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Daarnaast werd ook een vergelijking gemaakt tussen de prijs van de invoer uit de Verenigde Staten en de niet-schadelijke prijs van het soortgelijke product dat door de bedrijfstak van de Gemeenschap op de Gemeenschapsmarkt werd verkocht. De niet-schadelijke prijs werd verkregen door de verkoopprijs van de bedrijfstak van de Gemeenschap zodanig te corrigeren dat deze een winstmarge inhield die de bedrijfstak van de Gemeenschap kon verwachten als er geen schadelijke dumping plaatsvond. Uit deze vergelijking bleek dat het niveau van prijsbederf minimaal was. Daarom wordt geoordeeld dat deze invoer niet heeft bijgedragen tot de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden.

F.   BEËINDIGING VAN DE PROCEDURE

(143)

Aangezien er geen duidelijk oorzakelijk verband bestaat tussen de invoer met dumping en de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden, moet de antidumpingprocedure overeenkomstig artikel 9, leden 2 en 3, van de basisverordening worden beëindigd.

(144)

De indiener van de klacht en alle andere belanghebbenden werden in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens is deze procedure te beëindigen. Vervolgens hebben de indieners van de klacht hun mening te kennen gegeven, maar deze was niet van die aard dat ze tot herziening van de bovenvermelde conclusies noopte,

BESLUIT:

Artikel 1

De antidumpingprocedure betreffende de invoer van pentaerytritol, met GN-code 2905 42 00, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika, de Volksrepubliek China, Oekraïne, Rusland en Turkije wordt hierbij beëindigd.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 3 april 2007.

Voor de Commissie

Peter MANDELSON

Lid van de Commissie


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) Nr. 2117/2005 (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17).

(2)  PB C 11 van 17.1.2006, blz. 4.


OVEREENKOMSTEN

Raad

4.4.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 94/70


Informatie over de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de betekening en de kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken

De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de betekening en de kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (1), die op 19 oktober 2005 in Brussel is ondertekend, zal op 1 juli 2007 in werking treden, overeenkomstig artikel 10, lid 2, van de overeenkomst.


(1)  PB L 300 van 17.11.2005, blz. 55.


4.4.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 94/70


Informatie over de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (1), die op 19 oktober 2005 in Brussel is ondertekend, zal op 1 juli 2007 in werking treden, overeenkomstig artikel 12, lid 2, van de overeenkomst.


(1)  PB L 299 van 16.11.2005, blz. 62.


Rectificaties

4.4.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 94/71


Rectificatie van Richtlijn 2007/19/EG van de Commissie van 30 maart 2007 tot wijziging van Richtlijn 2002/72/EG inzake materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen en Richtlijn 85/572/EEG van de Raad tot vaststelling van de lijst van de simulatiestoffen waarvan gebruik moet worden gemaakt voor de controle op migratie van bestanddelen van materialen en voorwerpen van kunststof bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen

( Publicatieblad van de Europese Unie L 91 van 31 maart 2007 )

In de inhoudsopgave, op bladzijde 17 in de titel en op bladzijde 22 in de slotformule:

in plaats van:

„30 maart 2007”,

te lezen:

„2 april 2007”.

Bladzijde 22, artikel 3, lid 1:

 

In de eerste alinea:

in plaats van

:

„op 1 april 2008”,

te lezen

:

„op 4 april 2008”.

 

In de derde alinea:

 

onder a):

in plaats van

:

„van 1 april 2008”,

te lezen

:

„van 4 april 2008”.

 

onder b):

in plaats van

:

„van 1 juni 2008”,

te lezen

:

„van 4 juni 2008”.

 

onder c):

in plaats van

:

„van 1 juni 2008”,

te lezen

:

„van 4 juni 2008”.

 

onder d):

in plaats van

:

„van 1 april 2009”,

te lezen

:

„van 4 april 2009”.

Bladzijde 22, artikel 4 wordt als volgt gelezen:

„Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op 3 april 2007.”.