ISSN 1725-2598 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 94 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
50e jaargang |
|
|
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is |
|
|
|
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN |
|
|
|
Raad |
|
|
|
2007/210/EG |
|
|
* |
||
|
|
Commissie |
|
|
|
2007/211/EG |
|
|
* |
Beschikking van de Commissie van 27 maart 2007 betreffende de toewijzing van de hoeveelheden gereguleerde stoffen waarvan het gebruik in de Gemeenschap in 2007 voor essentiële toepassingen is toegestaan krachtens Verordening (EG) nr. 2037/2000 van het Europees Parlement en de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 1285) ( 1 ) |
|
|
|
2007/212/EG |
|
|
* |
||
|
|
2007/213/EG |
|
|
* |
Beschikking van de Commissie van 2 april 2007 tot wijziging van Beschikking 2007/31/EG tot vaststelling van overgangsmaatregelen voor de verzending van bepaalde onder Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad vallende producten van de vlees- en de melksector uit Bulgarije naar andere lidstaten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 1443) ( 1 ) |
|
|
|
2007/214/EG |
|
|
* |
||
|
|
OVEREENKOMSTEN |
|
|
|
Raad |
|
|
* |
||
|
* |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is
VERORDENINGEN
4.4.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 94/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 374/2007 VAN DE COMMISSIE
van 3 april 2007
tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 4 april 2007.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 3 april 2007.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 3 april 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
IL |
200,3 |
MA |
114,5 |
|
SN |
320,6 |
|
TN |
135,4 |
|
TR |
168,0 |
|
ZZ |
187,8 |
|
0707 00 05 |
JO |
171,8 |
MA |
108,8 |
|
TR |
152,1 |
|
ZZ |
144,2 |
|
0709 90 70 |
MA |
71,3 |
TR |
112,1 |
|
ZZ |
91,7 |
|
0709 90 80 |
EG |
242,2 |
IL |
80,8 |
|
ZZ |
161,5 |
|
0805 10 20 |
CU |
39,6 |
EG |
46,9 |
|
IL |
69,4 |
|
MA |
46,6 |
|
TN |
54,2 |
|
TR |
45,1 |
|
ZZ |
50,3 |
|
0805 50 10 |
IL |
60,7 |
TR |
39,3 |
|
ZZ |
50,0 |
|
0808 10 80 |
AR |
83,4 |
BR |
76,2 |
|
CA |
101,7 |
|
CL |
87,5 |
|
CN |
96,9 |
|
NZ |
127,7 |
|
US |
121,7 |
|
UY |
75,4 |
|
ZA |
91,5 |
|
ZZ |
95,8 |
|
0808 20 50 |
AR |
79,4 |
CL |
110,0 |
|
CN |
54,2 |
|
UY |
68,0 |
|
ZA |
82,5 |
|
ZZ |
78,8 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.
4.4.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 94/3 |
VERORDENING (EG) Nr. 375/2007 VAN DE COMMISSIE
van 30 maart 2007
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1702/2003 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1592/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (1) en met name op de artikelen 5 en 6,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Luchtvaartuigen die onder de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1592/2002 vallen, dienen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1702/2003 van de Commissie van 24 september 2003 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (2) vóór 28 maart 2007 over een bewijs van luchtwaardigheid of een vliegvergunning te beschikken. Indien ze niet over een dergelijk bewijs of een dergelijke vliegvergunning beschikken, mogen ze door een in de Gemeenschap gevestigde maatschappij na die datum niet meer worden gebruikt op het grondgebied van de lidstaten. |
(2) |
Krachtens artikel 2, lid 3, onder c), van Verordening (EG) nr. 1702/2003 bepaalt het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (hierna „het Agentschap” genoemd) vóór 28 maart 2007 het goedgekeurde ontwerp dat nodig is om luchtwaardigheidscertificaten of vliegvergunningen af te kunnen geven voor in lidstaten geregistreerde luchtvaartuigen welke niet voldoen aan artikel 2, lid 3, onder a). Voor een groot aantal luchtvaartproducten heeft het Agentschap dat ontwerp niet binnen de gestelde termijn kunnen vaststellen omdat het de nodige aanvragen van de ontwerpers van die producten niet tijdig heeft ontvangen. |
(3) |
Terwijl luchtwaardigheidscertificaten alleen zouden mogen worden afgegeven wanneer het Agentschap in staat is geweest om het ontwerp van een product goed te keuren na een technische evaluatie, kunnen beperkte luchtwaardigheidscertificaten afgegeven worden voor een beperkte tijdsperiode om verder gebruik van deze luchtvaartuigen toe te staan en het Agentschap in staat te stellen om hun ontwerp te beoordelen. |
(4) |
Het Agentschap beschikte over onvoldoende tijd om de specifieke luchtwaardigheidsspecificaties voor 28 maart 2007 vast te stellen. Het is daarentegen wel mogelijk een goedgekeurd ontwerp vast te stellen door verwijzing naar dat van het land van ontwerp, zoals gebeurd is met de meeste luchtvaartuigen waarvoor de lidstaten vóór 28 september 2003 een typekeuring hebben afgegeven. |
(5) |
Om te waarborgen dat deze luchtvaartuigen ten minste voldoen aan de in bijlage 8 van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart vastgestelde veiligheidsvoorschriften zal een zodanige vaststelling alleen plaatsvinden voor luchtvaartuigen waaraan door lidstaten luchtwaardigheidscertificaten zijn afgegeven, met uitzondering evenwel van beperkte luchtwaardigheidscertificaten en vliegvergunningen. |
(6) |
Teneinde de veiligheidsrisico's en concurrentieverstoring te beperken, zal de voorgestelde maatregel worden toegepast op luchtvaartuigen waarvoor een lidstaat een luchtwaardigheidscertificaat heeft afgegeven en welke in die lidstaat geregistreerd waren op de datum waarop Verordening (EG) nr. 1702/2003 van toepassing werd in de betrokken lidstaat (3). De eigenaars van die luchtvaartuigen waren, op het moment waarop de toestellen geregistreerd werden, niet op de hoogte van het risico dat ze na 28 maart 2007 niet meer zouden mogen worden gebruikt. Eigenaars van luchtvaartuigen die in een lidstaat zijn geregistreerd na de datum waarop Verordening (EG) nr. 1702/2003 van toepassing werd, wisten op het moment van de registratie daarentegen wel dat een dergelijk vliegtuig na 28 maart 2007 niet meer zou mogen worden gebruikt tenzij het Agentschap het ontwerp daarvan tegen die datum had kunnen goedkeuren. |
(7) |
Het wordt noodzakelijk geacht te waarborgen dat alleen luchtvaartuigen waarvoor de afgevaardigde autoriteit van het land van ontwerp in een werkovereenkomst overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1592/2002 erkent dat zij het Agentschap zal assisteren bij het voortgezet toezicht op zodanig vastgestelde, goedgekeurde ontwerpen, in aanmerking komen voor de voorgestelde maatregel. |
(8) |
De voorgestelde maatregel dient van tijdelijke aard te zijn om de risico's te beperken die voortvloeien uit de beperkte technische kennis waarover het Agentschap beschikt met betrekking tot het ontwerp van de betrokken producten. Voorts moeten ontwerpers worden aangemoedigd het Agentschap bij te staan bij de vaststelling van de goedgekeurde ontwerpen die noodzakelijk zijn voor een volledige integratie van hun luchtvaartuigen in het communautair systeem. Bovenden leidt de toepassing van uiteenlopende regelgeving voor luchtvaartuigen die betrokken zijn bij dezelfde operaties tot oneerlijke mededinging op de interne markt en kan deze situatie niet onbeperkt worden gehandhaafd. De looptijd van de maatregelen moet derhalve worden beperkt tot 12 maanden en kan, indien tijdens die periode een certificeringsprocedure is ingeleid die nog niet kon worden afgerond, maximaal met 18 maanden worden verlengd. |
(9) |
Artikel 2, lid 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 1702/2003 verwijst alleen naar luchtvaartuigen waaraan een typecertificaat is afgegeven. Aan een aantal luchtvaartuigen dat in aanmerking zou moeten komen voor de in dit artikel gespecificeerde maatregel is echter nooit een typecertificaat afgegeven omdat dergelijke documenten niet vereist werden door de ICAO-normen die van toepassing waren op het ogenblik dat die luchtvaartuigen ontworpen en gecertificeerd werden. Opheldering is derhalve nodig om er zeker van te zijn dat aan die luchtvaartuigen een luchtwaardigheidscertificaat afgegeven kan worden. |
(10) |
Verordening (EG) nr. 1702/2003 moet worden gewijzigd om verwarring en rechtsonzekerheid te voorkomen wat betreft de bepalingen van 21A.173 b), 2, en 21A.184 van de bijlage bij de verordening waarin sprake is van „specifieke certificeringsspecificaties” in plaats van „specifieke luchtwaardigheidsspecificaties” als bedoeld in de artikelen 5, lid 3, onder b), en 15, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1592/2002. |
(11) |
In afwijking van de regels voor de afgifte van luchtwaardigheidscertificaten, voorziet artikel 5, lid 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 1592/2002 in de afgifte van een vliegvergunning. Een vliegvergunning wordt meestal afgegeven wanneer een luchtwaardigheidscertificaat tijdelijk ongeldig is, bijvoorbeeld door schade, of wanneer geen luchtwaardigheidscertificaat kan worden afgegeven omdat het luchtvaartuig niet voldoet aan essentiële luchtwaardigheidsvereisten of nog niet is aangetoond dat het daaraan voldoet, maar het niettemin in staat is een veilige vlucht uit te voeren. |
(12) |
Na afloop van de overgangsperiode voor vliegvergunningen is het noodzakelijk gemeenschappelijke vereisten en administratieve procedures voor de afgifte van deze vergunningen vast te stellen waarin alle noodzakelijke voorwaarden zijn opgenomen om het risico op afwijkingen ten aanzien van de essentiële eisen te beperken en te waarborgen dat vliegvergunningen door alle lidstaten worden erkend overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1592/2002. |
(13) |
De maatregelen in deze verordening zijn gebaseerd op het advies van het Agentschap (4), in overeenstemming met artikel 12, lid 2, onder b), en artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1592/2002. |
(14) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité waarnaar wordt verwezen in artikel 54, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1592/2002, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 1702/2003 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 2 komt als volgt te luiden: „Artikel 2 Certificering van producten, onderdelen en uitrustingsstukken 1. Voor producten, onderdelen en uitrustingsstukken worden certificaten afgegeven, als omschreven in deel 21. 2. In afwijking van het gestelde in lid 1, zijn luchtvaartuigen, met inbegrip van daarin geïnstalleerde producten, onderdelen en uitrustingsstukken die niet zijn geregistreerd in een lidstaat, vrijgesteld van de bepalingen van de subdelen H en I van deel 21. Zij zijn eveneens vrijgesteld van de bepalingen van subdeel P van deel 21 tenzij een lidstaat bepaalde identificatieaanduidingen oplegt. 3. Wanneer in de bijlage (deel 21) wordt verwezen naar de toepassing of naleving van de bepalingen van bijlage I (deel M) bij Verordening (EG) nr. 2042/2003 en een lidstaat er overeenkomstig artikel 7, lid 3, onder a) en b), van die verordening, voor heeft geopteerd de toepassing van de betrokken regels uit te stellen tot 28 september 2008, blijft de betrokken nationale regelgeving tot die datum van kracht. Artikel 2 bis Voortdurende geldigheid van typecertificaten en de daarmee verbonden luchtwaardigheidscertificaten 1. Ten aanzien van een product dat een typecertificaat had, of een document dat afgifte van een luchtwaardigheidscertificaat toestond, die vóór 28 september 2003 door lidstaten zijn afgegeven, zijn de volgende bepalingen van toepassing:
2. Ten aanzien van producten waarvoor het typecertificeringsproces op 28 september 2003, hetzij via de JAA, hetzij via een lidstaat, lopende was, geldt het volgende:
3. Ten aanzien van producten met een nationaal typecertificaat of een equivalent daarvan, waarvoor de goedkeuringsprocedure voor een door lidstaten uitgevoerde wijziging ten tijde van de vaststelling van het typecertificaat in overeenstemming met de onderhavige verordening nog niet was afgerond, geldt:
4. Ten aanzien van producten met een nationaal typecertificaat of een equivalent daarvan, waarvoor de goedkeuringsprocedure voor door lidstaten uitgevoerde grote reparatieontwerpen ten tijde van de vaststelling van het typecertificaat in overeenstemming met de onderhavige verordening nog niet is afgerond, geldt dat de bevindingen die tijdens procedures van het JAA of lidstaten zijn gedaan, worden beschouwd als zijnde bevindingen welke zijn gedaan door het Agentschap, in naleving van het bepaalde in 21A.433 a) van deel 21. 5. Een door een lidstaat afgegeven luchtwaardigheidscertificaat dat de conformiteit bevestigt met een typecertificaat dat is vastgesteld in overeenstemming met lid 1 zal beschouwd worden als een certificaat dat voldoet aan de onderhavige verordening. Artikel 2 ter Voortdurende geldigheid van aanvullende typecertificaten 1. Ten aanzien van door een lidstaat volgens JAA-procedures of overeenkomstig de toepasselijke nationale procedures afgegeven aanvullende typecertificaten en ten aanzien van wijzigingen in producten die zijn voorgesteld door andere personen dan de houder van het typecertificaat van het product en welke zijn goedgekeurd door een lidstaat overeenkomstig de toepasselijke nationale procedures, waarbij het aanvullende typecertificaat of de wijziging geldig was op 28 september 2003, wordt het aanvullende typecertificaat of de wijziging geacht onder deze verordening afgegeven te zijn. 2. Ten aanzien van aanvullende typecertificaten waarvoor op 28 september 2003 volgens de van toepassing zijnde JAA-procedures voor aanvullende typecertificaten een certificeringsprocedure wordt uitgevoerd door een lidstaat, en ten aanzien van grote wijzigingen in producten die zijn voorgesteld door andere personen dan de houder van het typecertificaat van het product, waarvoor volgens de op 28 september 2003 van toepassing zijnde nationale procedures een certificeringsprocedure wordt uitgevoerd door een lidstaat, geldt het volgende:
Artikel 2 quater Voortgezet gebruik van bepaalde door lidstaten geregistreerde luchtvaartuigen 1. Met betrekking tot een luchtvaartuig dat niet kan worden beschouwd als een luchtvaartuig waaraan overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder a), van deze verordening een typecertificaat is toegekend, waaraan door een lidstaat vóór de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1702/2003 in die lidstaat een luchtwaardigheidscertificaat is verstrekt (5), dat op de vermelde datum in die lidstaat was geregistreerd en op 28 maart 2007 nog steeds bij een lidstaat was geregistreerd, wordt de combinatie van de volgende elementen beschouwd als de overeenkomstig deze verordening van toepassing zijnde specifieke luchtwaardigheidsspecificaties:
2. De specifieke luchtwaardigheidsspecificaties staan de voortzetting toe van het soort gebruik van het luchtvaartuig waar het op 28 maart 2007 toe gemachtigd is, en blijven geldig tot 28 maart 2008 tenzij ze worden vervangen door een ontwerp- en milieugoedkeuring welke wordt afgegeven door het Agentschap in overeenstemming met deze verordening. Overeenkomstig deel 21, subdeel H, verlenen de lidstaten beperkte luchtwaardigheidsbewijzen voor het betrokken luchtvaartuig wanneer wordt aangetoond dat het aan deze specificaties voldoet. 3. De Commissie kan de in lid 2 bedoelde geldigheidsduur voor bepaalde typen luchtvaartuigen met maximaal 18 maanden verlengen indien het Agentschap voor 28 maart 2008 een certificeringsprocedure voor dat type luchtvaartuig heeft ingeleid en het Agentschap besluit dat deze procedure binnen de verlengde geldigheidsduur kan worden afgerond. In dat geval deelt het Agentschap haar besluit mee aan de Commissie. Artikel 2 quinquies Voortdurende geldigheid van certificaten voor onderdelen en uitrustingsstukken 1. Door een lidstaat afgegeven goedkeuringen van onderdelen en uitrustingsstukken die geldig waren op 28 september 2003, worden geacht te zijn afgegeven in overeenstemming met deze verordening. 2. Ten aanzien van onderdelen en uitrustingsstukken die op 28 september 2003 het voorwerp uitmaakten van een lopende goedkeurings- of autorisatieprocedure bij een lidstaat, geldt:
Artikel 2 sexies Vliegvergunningen De door de lidstaten vóór 28 maart 2007 vastgestelde voorwaarden voor de afgifte van een vliegvergunning of ander bewijs van luchtwaardigheid ten behoeve van luchtvaartuigen waarvoor geen bewijs van luchtwaardigheid of beperkt bewijs van luchtwaardigheid krachtens onderhavige verordening gold, worden geacht te zijn vastgesteld overeenkomstig de onderhavige verordening, tenzij het Agentschap vóór 28 maart 2008 concludeert dat bedoelde voorwaarden niet leiden tot het vereiste veiligheidsniveau volgens Verordening (EG) nr. 1592/2002 of onderhavige verordening. De door de lidstaten vóór 28 maart 2007 afgegeven vliegvergunning of ander bewijs van luchtwaardigheid ten behoeve van luchtvaartuigen waarvoor geen bewijs van luchtwaardigheid of beperkt bewijs van luchtwaardigheid krachtens onderhavige verordening gold, worden tot 28 maart 2008 geacht een vliegvergunning te zijn die is afgegeven krachtens de onderhavige verordening.”. |
2) |
De bijlage (deel 21) van Verordening (EG) nr. 1702/2003 wordt gewijzigd als vastgesteld in de bijlage bij deze verordening. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten.
Gedaan te Brussel, 30 maart 2007.
Voor de Commissie
Jacques BARROT
Vicevoorzitter
(1) PB L 240 van 7.9.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1701/2003 van de Commissie (PB L 243 van 27.9.2003, blz. 5).
(2) PB L 243 van 27.9.2003, blz. 6. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 706/2006 (PB L 122 van 9.5.2006, blz. 16).
(3) EU 15: 28 september 2003, EU 10: 1 mei 2004, EU 2: 1 januari 2007.
(4) Advies 1/2007 van 30 januari 2007 en advies 2/2007 van 8 februari 2007.
(5) EU 15: 28 september 2003, EU 10: 1 mei 2004 en EU 2: 1 januari 2007.
BIJLAGE
De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1702/2003 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In 21A.139 wordt het volgende punt b) 1, xvii), ingevoegd:
|
2) |
Aan 21A.163 wordt het volgende punt e) toegevoegd:
|
3) |
Aan 21A.165 worden de volgende punten j) en k) toegevoegd:
|
4) |
De titel van subdeel H van sectie A wordt vervangen door: „SUBDEEL H — BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID EN BEPERKTE BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID” |
5) |
In 21A.173 b), 2, worden de woorden „specifieke certificeringsspecificaties” vervangen door de woorden „specifieke luchtwaardigheidsspecificaties”. |
6) |
Punt c) van 21A.173 wordt geschrapt. |
7) |
Punt d) van 21A.174 wordt geschrapt. |
8) |
Punt b) van 21A.179 wordt vervangen door:
|
9) |
In 21A.184 worden de woorden „specifieke certificeringsspecificaties” vervangen door de woorden „specifieke luchtwaardigheidsspecificaties”. |
10) |
21A.185 wordt geschrapt. |
11) |
Punt b) van 21A.263 wordt vervangen door:
|
12) |
Aan 21A.263 c) worden de volgende punten 6 en 7 toegevoegd:
|
13) |
Aan 21A.265 worden de volgende punten f) en g) toegevoegd:
|
14) |
Subdeel P van sectie A wordt vervangen door: „DEEL P — VLIEGVERGUNNING 21A.701 Werkingssfeer Vliegvergunningen worden overeenkomstig dit deel afgegeven voor luchtvaartuigen die niet voldoen aan of waarvan niet is aangetoond dat zij voldoen aan de geldende luchtwaardigheidsvereisten, doch welke op veilige wijze kunnen vliegen onder nader omschreven voorwaarden en voor de volgende doeleinden:
21A.703 Recht tot aanvraag van een vliegvergunning Iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon heeft het recht een vliegvergunning aan te vragen, behalve indien het een vliegvergunning betreft die wordt aangevraagd voor doeleinden als omschreven in 21A.701 a), 15, waarbij de aanvrager tevens de eigenaar is. Iedere natuurlijke persoon die het recht heeft een vliegvergunning aan te vragen, heeft ook het recht om de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden te vragen. 21A.705 Bevoegde instantie Onverminderd het bepaalde onder 21.1, wordt voor de toepassing van het onderhavige deel onder „bevoegde instantie” verstaan:
21A.707 Aanvraag van een vliegvergunning
21A.708 Vluchtvoorwaarden De vluchtvoorwaarden hebben betrekking op:
21A.709 Aanvraag tot goedkeuring van vluchtvoorwaarden
21A.710 Goedkeuring van vluchtvoorwaarden
21A.711 Afgifte van een vliegvergunning
21A.713 Wijzigingen
21A.715 Taal De handleidingen, (plak)biljetten, lijsten en overzichten, instrumentaanduidingen en andere noodzakelijke informatie zoals vereist ingevolge de geldende certificeringsspecificaties zijn gesteld in een of meer, voor de bevoegde instantie aanvaardbare talen van de Europese Gemeenschap. 21A.719 Overdraagbaarheid
21A.721 Inspecties De houder of aanvrager van een vliegvergunning dient op verzoek van de bevoegde instantie toegang te verlenen tot het betrokken luchtvaartuig. 21A.723 Duur en voortdurende geldigheid
21A.725 Verlenging van de vliegvergunning Een verlenging van de vliegvergunning wordt beschouwd als een wijziging overeenkomstig 21A.713. 21A.727 Verplichtingen van de houder van een vliegvergunning De houder van een vliegvergunning dient erop toe te zien dat alle aan de vliegvergunning verbonden voorwaarden en beperkingen worden nageleefd. 21A.729 Administratie
|
15) |
21B.20 wordt vervangen door: „21B.20 Verplichtingen van de bevoegde instantie Elke bevoegde instantie van de lidstaat is verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van sectie A, subdelen F, G, H, I en P, voor zover het aanvragers of houders betreft die gevestigd zijn op haar grondgebied.”. |
16) |
Punt a) van 21B.25 wordt vervangen door:
|
17) |
De titel van subdeel H van sectie B wordt vervangen door: „SUBDEEL H — BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID EN BEPERKTE BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID”. |
18) |
Punt a) van 21B.325 wordt vervangen door:
|
19) |
21B0.330 wordt vervangen door: „21B.330 Opschorting en intrekking van bewijzen van luchtwaardigheid en beperkte bewijzen van luchtwaardigheid
|
20) |
Subdeel P van sectie B wordt vervangen door: „SUBDEEL P — VLIEGVERGUNNING 21B.520 Onderzoek
21B.525 Afgifte van vliegvergunningen De bevoegde instantie gaat over tot afgifte van een vliegvergunning (EASA-formulier 20a, zie aanhangsel) indien zij ervan overtuigd is dat wordt voldaan is aan de geldende vereisten van sectie A, subdeel P. 21B.530 Intrekking van vliegvergunningen
21B.545 Administratie
|
21) |
De lijst van aanhangsels wordt vervangen door de volgende lijst:
|
22) |
EASA-formulier 20 wordt vervangen door: „”. |
23) |
Het volgende EASA-formulier 20b wordt toegevoegd: „”. |
24) |
Blad B van EASA-formulier 55 wordt vervangen door: „”. |
4.4.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 94/18 |
VERORDENING (EG) Nr. 376/2007 VAN DE COMMISSIE
van 30 maart 2007
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2042/2003 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1592/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (1), en met name op de artikelen 5 en 6,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Tot 28 maart 2007, tijdens de overgangsperiode waarin de lidstaten volledig verantwoordelijk waren voor alle aspecten met betrekking tot de afgifte van vliegvergunningen, was Verordening (EG) nr. 2042/2003 van de Commissie (2) niet van toepassing op luchtvaartuigen met een dergelijke vergunning en gebeurde het onderhoud van deze luchtvaartuigen overeenkomstig de toepasselijke nationale regelgeving. |
(2) |
Aangezien vliegvergunningen worden toegekend voor afzonderlijke luchtvaartuigen die om uiteenlopende redenen niet kunnen voldoen aan de eisen voor de toekenning van een luchtwaardigheidscertificaat is het onmogelijk algemene regels vast te stellen voor het onderhoud van de betrokken luchtvaartuigen. De toepasselijke onderhoudsvoorschriften dienen derhalve te worden opgenomen in de specifieke vluchtvoorwaarden voor elk luchtvaartuig. |
(3) |
De invoering van nieuwe eisen en administratieve procedures waarin voorzien is bij Verordening (EG) nr. 1702/2003 van de Commissie van 24 september 2003 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (3), dient wat betreft de afgifte van vliegvergunningen te worden aangevuld middels een aanpassing van Verordening (EG) nr. 2042/2003, teneinde luchtvaartuigen welke gebruikt worden op grond van een krachtens laatstgenoemde verordening afgegeven vliegvergunning vrij te stellen van de toepassing van die verordening en te verwijzen naar de onderhoudsvoorschriften welke in de aan de vliegvergunning gekoppelde en goedgekeurde vluchtvoorwaarden zijn opgenomen. |
(4) |
Verordening (EG) nr. 2042/2003 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(5) |
De maatregelen in deze verordening zijn gebaseerd op het advies van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (4) in overeenstemming met artikel 12, lid 2, onder b), en artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1592/2002. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het in artikel 54, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1592/2002 bedoelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
In Verordening (EG) nr. 2042/2003 komt artikel 3, lid 3, als volgt te luiden:
„3. In afwijking van lid 1, wordt de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen welke over een vliegvergunning beschikken, verzekerd aan de hand van de specifieke regels ter waarborging van de permanente luchtwaardigheid die zijn vastgesteld in de overeenkomstig de bijlage (deel 21) bij Verordening (EG) nr. 1702/2003 van de Commissie afgegeven vliegvergunning.”.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 maart 2007.
Voor de Commissie
Jacques BARROT
Lid van de Commissie
(1) PB L 240 van 7.9.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1701/2003 van de Commissie (PB L 243 van 27.9.2003, blz. 5).
(2) PB L 315 van 28.11.2003, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 707/2006 (PB L 122 van 9.5.2006, blz. 17).
(3) PB L 243 van 27.9.2003, blz. 6. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 706/2006 (PB L 122 van 9.5.2006, blz. 16).
(4) Advies nr. 02-2007.
4.4.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 94/20 |
VERORDENING (EG) Nr. 377/2007 VAN DE COMMISSIE
van 29 maart 2007
tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name op artikel 9, lid 1, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen te worden vastgesteld voor de indeling van de in de bijlage bij de onderhavige verordening opgenomen goederen. |
(2) |
Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke communautaire voorschriften is vastgesteld voor de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer. |
(3) |
Met toepassing van genoemde algemene regels, dienen de in kolom 1 van de tabel omschreven goederen die zijn opgenomen in de bijlage bij deze verordening, te worden ingedeeld onder de daarmee corresponderende GN-codes die zijn vermeld in kolom 2, op grond van de motiveringen die zijn opgenomen in kolom 3 van voornoemde tabel. |
(4) |
Het is wenselijk dat een beroep kan worden gedaan op een door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte bindende tariefinlichting betreffende de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die niet in overeenstemming is met de bepalingen van onderhavige verordening, door de rechthebbende, gedurende drie maanden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2). |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De goederen omschreven in kolom 1 van de in de bijlage opgenomen tabel worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de corresponderende GN-codes vermeld in kolom 2 van voornoemde tabel.
Artikel 2
Op de door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de onderhavige verordening, kan gedurende drie maanden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92, een beroep worden gedaan.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 maart 2007.
Voor de Commissie
László KOVÁCS
Lid van de Commissie
(1) PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 301/2007 (PB L 81 van 22.3.2007, blz. 11).
(2) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).
BIJLAGE
Omschrijving |
Indeling (GN-code) |
Motivering |
||||||
(1) |
(2) |
(3) |
||||||
|
2008 19 19 |
De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van post 2008 en de onderverdelingen 2008 19 en 2008 19 19. Het product wordt niet ingedeeld onder hoofdstuk 17 omdat het een bereiding met toegevoegde suiker betreft die bestaat uit een mengsel van hazelnoten en suiker (toelichtingen op hoofdstuk 17 van het geharmoniseerde systeem, algemeen, letter b)). Deze hazelnootbereiding met toegevoegde suiker kan niet onder post 1704 worden ingedeeld aangezien zij niet als zodanig verkocht wordt of bedoeld is om gebruikt te worden als op zichzelf staand suikergoed (toelichtingen op post 1704 van het geharmoniseerde systeem, eerste alinea). Dit product wordt ingedeeld onder hoofdstuk 20 aangezien het bereid of verduurzaamd wordt door middel van een procédé dat niet is gespecificeerd in hoofdstuk 8 (aantekening 1, letter a), op hoofdstuk 20 en toelichtingen op de onderverdelingen 2008 11 10 tot en met 2008 19 99 van de gecombineerde nomenclatuur). Aangezien het hier noten betreft die met suiker werden gemengd en een bereiding hebben ondergaan (roosteren), wordt dit product ingedeeld onder onderverdeling 2008 19 19 (toelichtingen op de onderverdelingen 2008 11 10 tot en met 2008 19 99 van de gecombineerde nomenclatuur). |
||||||
|
2008 19 19 |
De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van post 2008 en de onderverdelingen 2008 19 en 2008 19 19. Dit product wordt niet ingedeeld onder hoofdstuk 17 omdat het een bereiding met toegevoegde suiker betreft die bestaat uit een mengsel van hazelnoten en suiker (toelichtingen op hoofdstuk 17 van het geharmoniseerde systeem, algemeen, letter b)). Deze bereiding kan niet onder post 1704 worden ingedeeld aangezien het hier een halffabrikaat betreft dat niet rechtstreeks wordt verwerkt tot een bepaald soort suikergoed van deze post (toelichtingen op post 1704 van het geharmoniseerde systeem, eerste alinea, en toelichtingen op de onderverdelingen 1704 90 51 tot en met 1704 90 99 van de gecombineerde nomenclatuur, tweede alinea). Dit product wordt ingedeeld onder hoofdstuk 20 aangezien het bereid of verduurzaamd wordt door middel van een procédé dat niet is gespecificeerd in hoofdstuk 8 (aantekening 1, letter a), op hoofdstuk 20 en toelichtingen op de onderverdelingen 2008 11 10 tot en met 2008 19 99 van de gecombineerde nomenclatuur). Aangezien het hier noten betreft die met suiker werden gemengd en een bereiding hebben ondergaan (roosteren), wordt dit product ingedeeld onder onderverdeling 2008 19 19 (toelichtingen op de onderverdelingen 2008 11 10 tot en met 2008 19 99 van de gecombineerde nomenclatuur). |
||||||
|
2008 19 19 |
De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van post 2008 en de onderverdelingen 2008 19 en 2008 19 19. Dit product wordt niet ingedeeld onder hoofdstuk 17 omdat het bereidingen met toegevoegde suiker betreft die bestaan uit een mengsel van hazelnoten en suiker (toelichtingen op hoofdstuk 17 van het geharmoniseerde systeem, algemeen, letter b)). Deze bereiding kan niet onder post 1704 worden ingedeeld aangezien het hier een halffabrikaat betreft dat niet direct tot een bepaald soort suikergoed van deze post wordt verwerkt (toelichtingen op post 1704 van het geharmoniseerde systeem, eerste alinea, punt 9, en toelichtingen op de onderverdelingen 1704 90 51 tot en met 1704 90 99 van de gecombineerde nomenclatuur, tweede alinea). Dit product wordt ingedeeld onder hoofdstuk 20 aangezien het bereid of verduurzaamd is door middel van een procédé dat niet is gespecificeerd in hoofdstuk 8 (aantekening 1, letter a), op hoofdstuk 20 en toelichtingen op de onderverdelingen 2008 11 10 tot en met 2008 19 99 van de gecombineerde nomenclatuur). Aangezien het hier noten betreft die met suiker werden gemengd en een bereiding hebben ondergaan (roosteren), worden deze producten ingedeeld onder onderverdeling 2008 19 19 (toelichtingen op de onderverdelingen 2008 11 10 tot en met 2008 19 99 van de gecombineerde nomenclatuur). |
||||||
(1) Foto nr. 1 is louter indicatief.
(2) Foto nr. 2 is louter indicatief.
(3) Foto nr. 3 is louter indicatief.
RICHTLIJNEN
4.4.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 94/23 |
RICHTLIJN 2007/20/EG VAN DE COMMISSIE
van 3 april 2007
tot wijziging van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde dichlofluanide als werkzame stof in bijlage I bij die richtlijn op te nemen
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (1), en met name op artikel 16, lid 2, tweede alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 2032/2003 van de Commissie van 4 november 2003 inzake de tweede fase van het in artikel 16, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van biociden bedoelde tienjarige werkprogramma en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1896/2000 (2) is een lijst vastgesteld van werkzame stoffen die met het oog op een mogelijke opneming daarvan in bijlage I, IA of IB van Richtlijn 98/8/EG dienen te worden beoordeeld. Dichlofluanide is in deze lijst opgenomen. |
(2) |
Krachtens Verordening (EG) nr. 2032/2003 is dichlofluanide overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG beoordeeld voor gebruik in productsoort 8 (houtconserveringsmiddelen), zoals gedefinieerd in bijlage V van Richtlijn 98/8/EG. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2032/2003 is het Verenigd Koninkrijk als rapporterende lidstaat aangewezen. Het Verenigd Koninkrijk heeft het verslag van de bevoegde instantie samen met een aanbeveling overeenkomstig artikel 10, leden 5 en 7, van die verordening op 13 september 2005 bij de Commissie ingediend. |
(4) |
Het verslag van de bevoegde instantie is door de lidstaten en de Commissie getoetst. Overeenkomstig artikel 11, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2032/2003 zijn de conclusies van de toetsing binnen het Permanent Comité voor biociden op 28 november 2006 in een beoordelingsverslag opgenomen. |
(5) |
Bij de beoordeling van dichlofluanide zijn geen onbeantwoorde vragen of zorgwekkende aspecten naar voren gekomen die door het Wetenschappelijk Comité voor gezondheids- en milieurisico’s moeten worden besproken. |
(6) |
Uit de verschillende uitgevoerde onderzoeken blijkt dat van biociden die als houtconserveringsmiddel worden gebruikt en dichlofluanide bevatten, kan worden verwacht dat ze aan de eisen van artikel 5 van Richtlijn 98/8/EG voldoen, met name ten aanzien van de toepassingen die zijn onderzocht en in het beoordelingsverslag worden besproken. Dichlofluanide dient derhalve in bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG te worden opgenomen om ervoor te zorgen dat in alle lidstaten overeenkomstig artikel 16, lid 3, van Richtlijn 98/8/EG toelatingen voor biociden die als houtconserveringsmiddel worden gebruikt en dichlofluanide bevatten, kunnen worden verleend, gewijzigd of ingetrokken. |
(7) |
Het is belangrijk dat de bepalingen van deze richtlijn in alle lidstaten tegelijkertijd worden toegepast teneinde een gelijke behandeling van biociden die op de markt zijn en als werkzame stof dichlofluanide bevatten, te waarborgen en tevens het goede functioneren van de markt voor biociden in het algemeen te vergemakkelijken. |
(8) |
In het licht van de conclusies van het beoordelingsverslag dient overeenkomstig artikel 10, lid 2, onder i), d), van Richtlijn 98/8/EG te worden vereist dat producten die voor industrieel gebruik worden toegelaten met afdoende persoonlijke beschermingsmiddelen moeten worden gebruikt en dat er instructies worden gegeven om duidelijk te maken dat behandeld hout na de behandeling op een ondoordringbare harde ondergrond moet worden opgeslagen om rechtstreekse verliezen naar de bodem te voorkomen en om verliezen voor hergebruik of verwijdering op te kunnen vangen. |
(9) |
Er dient een redelijke periode te verstrijken voordat een werkzame stof in bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG wordt opgenomen, teneinde de lidstaten en de betrokken partijen de gelegenheid te geven om zich voor te bereiden om aan de nieuwe eisen die dit met zich meebrengt te voldoen en om ervoor te zorgen dat aanvragers die dossiers hebben samengesteld volledig kunnen profiteren van de periode van tien jaar voor gegevensbescherming die overeenkomstig artikel 12, lid 1, onder c), ii), van Richtlijn 98/8/EG op de datum van opneming ingaat. |
(10) |
Na de opneming moeten de lidstaten een redelijke periode krijgen voor de uitvoering van artikel 16, lid 3, van Richtlijn 98/8/EG en met name voor de verlening, wijziging of intrekking van toelatingen voor biociden van productsoort 8 die dichlofluanide bevatten, om ervoor te zorgen dat ze aan Richtlijn 98/8/EG voldoen. |
(11) |
Richtlijn 98/8/EG dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd. |
(12) |
De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG wordt overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn gewijzigd.
Artikel 2
1. De lidstaten dienen uiterlijk op 29 februari 2008 de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie onverwijld in kennis van de tekst van deze bepalingen en een correlatietabel tussen die bepalingen en deze richtlijn.
Zij passen die bepalingen met ingang van 1 maart 2009 toe.
Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 3
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 3 april 2007.
Voor de Commissie
Stavros DIMAS
Lid van de Commissie
(1) PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/140/EG van de Commissie (PB L 414 van 30.12.2006, blz. 78).
(2) PB L 307 van 24.11.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1849/2006 (PB L 355 van 15.12.2006, blz. 63).
BIJLAGE
De volgende vermelding wordt als „nr. 2” in de tabel in bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG toegevoegd:
Nr. |
Triviale naam |
IUPAC-naam Identificatienummers |
Minimale zuiverheid van de werkzame stof in het biocide zoals het op de markt wordt gebracht |
Datum van opneming |
Termijn voor de naleving van artikel 16, lid 3, (behalve voor producten die meer dan een werkzame stof bevatten; in dat geval is de termijn voor de naleving van artikel 16, lid 3, de termijn die wordt vastgesteld in het laatste besluit voor de opneming van de werkzame stoffen daarvan) |
Datum waarop de opneming verstrijkt |
Productsoort |
Specifieke bepalingen (1) |
||||||
„2 |
dichlofluanide |
N-Dichloorfluormethylthio-N-fenyl-N′,N′-dimethylsulfamide EC-nr.: 214-118-7 CAS-nr.: 1085-98-9 |
≥ 96 % g/g |
1 maart 2009 |
28 februari 2011 |
28 februari 2019 |
8 |
De lidstaten zorgen ervoor dat bij toelating de volgende voorwaarden worden gesteld:
|
(1) Met het oog op de toepassing van de gemeenschappelijke beginselen van bijlage VI zijn de inhoud en de conclusies van de beoordelingsverslagen beschikbaar op de website van de Commissie: http://ec.europa.eu/comm/environment/biocides/index.htm”
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN
Raad
4.4.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 94/26 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 19 maart 2007
inzake de ondertekening en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Maleisië inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten
(2007/210/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 80, lid 2, juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft de Commissie op 5 juni 2003 gemachtigd met derde landen te onderhandelen over de vervanging van sommige bepalingen in bestaande bilaterale overeenkomsten door een communautaire overeenkomst. |
(2) |
Overeenkomstig de mechanismen en richtsnoeren in de bijlage bij het besluit van de Raad waarbij de Commissie werd gemachtigd om met derde landen te onderhandelen over de vervanging van sommige bepalingen in bestaande bilaterale overeenkomsten door een communautaire overeenkomst, heeft de Commissie namens de Gemeenschap met regering van Maleisië onderhandeld over een overeenkomst inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten. |
(3) |
Onder voorbehoud van sluiting op een later tijdstip dient de overeenkomst waarover de Commissie heeft onderhandeld, te worden ondertekend en voorlopig te worden toegepast, |
BESLUIT:
Artikel 1
De ondertekening van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Maleisië inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd, onder voorbehoud van het besluit van de Raad betreffende de sluiting van deze overeenkomst.
De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) om namens de Europese Gemeenschap de overeenkomst te ondertekenen, onder voorbehoud van sluiting.
Artikel 3
In afwachting van de inwerkingtreding van de overeenkomst komen de partijen overeen deze overeenkomst voorlopig toe te passen vanaf de eerste dag van de maand volgende op de datum waarop de partijen elkaar in kennis hebben gesteld van de voltooiing van de daartoe vereiste procedures.
Artikel 4
De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de in artikel 9, lid 2, van de overeenkomst bedoelde kennisgeving te verrichten.
Gedaan te Brussel, 19 maart 2007.
Voor de Raad
De voorzitter
Horst SEEHOFER
OVEREENKOMST
tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Maleisië inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten
DE EUROPESE GEMEENSCHAP,
enerzijds, en
DE REGERING VAN MALEISIË (hierna „Maleisië” genoemd),
anderzijds,
(hierna „de partijen” genoemd),
ERKENNENDE dat sommige bepalingen van de tussen lidstaten van de Europese Gemeenschap en Maleisië gesloten bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten die in strijd zijn met de wetgeving van de Europese Gemeenschap met deze wetgeving in overeenstemming moeten worden gebracht om een degelijke rechtsgrond voor luchtdiensten tussen de Europese Gemeenschap en Maleisië tot stand te brengen en om de continuïteit van dergelijke luchtdiensten te garanderen,
VASTSTELLEND dat de Europese Gemeenschap exclusief bevoegd is voor diverse aspecten die kunnen worden opgenomen in bilaterale overeenkomsten tussen de lidstaten van de Europese Gemeenschap en derde landen met betrekking tot luchtdiensten,
VASTSTELLEND dat in een lidstaat gevestigde communautaire luchtvervoerders overeenkomstig het Europese Gemeenschapsrecht recht hebben op niet-discriminerende toegang tot luchtrouten tussen de lidstaten van de Europese Gemeenschap en derde landen,
GELET OP de overeenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en bepaalde derde landen waarin onderdanen van deze derde landen de mogelijkheid wordt geboden eigenaar te worden van luchtvaartmaatschappijen die een vergunning hebben gekregen overeenkomstig de wetgeving van de Europese Gemeenschap,
VASTSTELLEND dat luchtvervoerders krachtens het Europese Gemeenschapsrecht in beginsel geen overeenkomsten mogen sluiten die de handel tussen lidstaten van de Europese Gemeenschap beïnvloeden en die als doel of gevolg hebben dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of verstoord,
ERKENNENDE dat sommige bepalingen van de tussen lidstaten van de Europese Gemeenschap en Maleisië gesloten bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten die i) luchtvaartmaatschappijen verplichten of aanzetten tot overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging op de relevante routen wordt verhinderd, beperkt of vervalst; of ii) de gevolgen van dergelijke overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen versterken; of iii) waarbij de verantwoordelijkheid voor het nemen van maatregelen die de mededinging tussen luchtvaartmaatschappijen op de relevante routen verhinderen, beperken of verstoren, wordt toevertrouwd aan luchtvaartmaatschappijen of andere particuliere economische operatoren, het effect van de op de ondernemingen toepasselijke mededingingsregels ongedaan kunnen maken,
VASTSTELLEND dat de Europese Gemeenschap er in het kader van deze onderhandelingen niet naar streeft het totale volume aan luchtverkeer tussen de Europese Gemeenschap en Maleisië te doen toenemen, noch het evenwicht tussen communautaire luchtvaartmaatschappijen en luchtvaartmaatschappijen uit Maleisië te wijzigen, noch te onderhandelen over wijzigingen van de bepalingen van bestaande bilaterale luchtvaartovereenkomsten inzake vervoerrechten,
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
Artikel 1
Algemene bepalingen
1. In deze overeenkomst wordt onder „lidstaten” lidstaten van de Europese Gemeenschap verstaan.
2. Wanneer in de in bijlage I vermelde overeenkomsten wordt verwezen naar onderdanen van de lidstaat die partij is bij de overeenkomst, wordt dit begrepen als een verwijzing naar onderdanen van de lidstaten van de Europese Gemeenschap.
3. Wanneer in de in bijlage I vermelde overeenkomsten wordt verwezen naar luchtvervoerders of luchtvaartmaatschappijen van de lidstaat die partij is bij de overeenkomst, wordt dit begrepen als een verwijzing naar de door die lidstaat aangewezen luchtvervoerders of luchtvaartmaatschappijen.
Artikel 2
Aanwijzing door een lidstaat
1. De bepalingen van de leden 2 en 3 van dit artikel hebben voorrang op de overeenkomstige bepalingen van de in bijlage II, onder a) en b), genoemde artikelen wat betreft de aanwijzing van een luchtvervoerder door de desbetreffende lidstaat, de vergunningen en machtigingen die door Maleisië aan deze luchtvervoerder zijn toegekend en de weigering, intrekking, opschorting of beperking van de vergunningen en machtigingen van de luchtvervoerder.
2. Wanneer Maleisië een aanwijzing door een lidstaat ontvangt, verleent het zo spoedig mogelijk de passende vergunningen en machtigingen indien:
i) |
de luchtvervoerder, overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, op het grondgebied van de aanwijzende lidstaat is gevestigd en beschikt over een geldige exploitatievergunning overeenkomstig het Europese Gemeenschapsrecht; en tevens |
ii) |
de lidstaat die verantwoordelijk is voor de afgifte van het Air Operators Certificate op doeltreffende wijze controleert of de luchtvervoerder de regelgeving naleeft, en de bevoegde luchtvaartautoriteit duidelijk in de aanwijzing is vermeld; en tevens |
iii) |
de hoofdvestiging van de luchtvervoerder zich bevindt op het grondgebied van de lidstaat die de geldige exploitatievergunning heeft verleend; en tevens |
iv) |
de luchtvervoerder rechtstreeks of door een meerderheidsbelang eigendom is van lidstaten en/of onderdanen van lidstaten, en/of van andere in bijlage III vermelde landen en/of onderdanen van die landen, en deze landen en/of onderdanen daadwerkelijk zeggenschap uitoefenen over de luchtvervoerder. |
3. Maleisië mag de vergunningen of machtigingen van een door een lidstaat aangewezen luchtvervoerder weigeren, intrekken, opschorten of beperken mits:
i) |
de luchtvervoerder, overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, niet op het grondgebied van de aanwijzende lidstaat is gevestigd en niet beschikt over een geldige exploitatievergunning overeenkomstig het Europese Gemeenschapsrecht; |
ii) |
de lidstaat die verantwoordelijk is voor de afgifte van het Air Operators Certificate niet op doeltreffende wijze controleert of de luchtvervoerder de regelgeving naleeft, of de relevante luchtvaartautoriteit niet duidelijk in de aanwijzing is vermeld; |
iii) |
de luchtvervoerder niet rechtstreeks of door een meerderheidsbelang eigendom is of onder het daadwerkelijke zeggenschap staat van lidstaten en/of onderdanen van lidstaten, en/of van andere in bijlage III vermelde landen en/of onderdanen van die landen; |
iv) |
de luchtvervoerder reeds over een exploitatievergunning beschikt krachtens een bilaterale overeenkomst tussen Maleisië en een andere lidstaat en Maleisië aantoont dat de luchtvervoerder, door krachtens de onderhavige overeenkomst verkeersrechten uit te oefenen op een traject dat een punt in die andere lidstaat omvat, de krachtens die andere overeenkomst opgelegde beperkingen van de verkeersrechten omzeilt; of |
v) |
de luchtvervoerder houder is van een Air Operators Certificate dat is afgegeven door een lidstaat en er geen bilaterale overeenkomst voor luchtdiensten bestaat tussen Maleisië en die lidstaat, en verkeersrechten naar die lidstaat zijn geweigerd aan de door Maleisië aangewezen luchtvervoerders. |
Bij de uitoefening van de rechten die haar krachtens dit lid zijn verleend, mag Maleisië geen onderscheid maken tussen communautaire luchtvervoerders op grond van nationaliteit.
Artikel 3
Veiligheid
1. De bepalingen van lid 2 van dit artikel vormen een aanvulling op de desbetreffende bepalingen in de in bijlage II, onder c), vermelde artikelen.
2. Wanneer een lidstaat (de eerste lidstaat) een luchtvervoerder heeft aangewezen die onder het wettelijk toezicht van een andere lidstaat staat, zijn de rechten van Maleisië uit hoofde van de veiligheidsvoorschriften van de overeenkomst tussen de eerste lidstaat die de luchtvervoerder heeft aangewezen en Maleisië zowel van toepassing op de vaststelling, naleving of handhaving van veiligheidsnormen door die andere lidstaat als op de exploitatievergunning van die luchtvervoerder.
Artikel 4
Belasting op vliegtuigbrandstof
1. De bepalingen van lid 2 van dit artikel vormen een aanvulling op de overeenkomstige bepalingen van de in bijlage II, onder d), vermelde artikelen.
2. Niettegenstaande eventuele andersluidende bepalingen, beletten de in bijlage II, onder d), vermelde overeenkomsten op generlei wijze dat de lidstaten op niet-discriminerende wijze belastingen, heffingen, accijnzen, vergoedingen of kosten in rekening brengen voor de brandstof die op hun grondgebied wordt geleverd voor gebruik in een vliegtuig van een aangewezen luchtvervoerder van Maleisië dat een plaats op het grondgebied van die lidstaat verbindt met een andere plaats op het grondgebied van die lidstaat of op het grondgebied van een andere lidstaat.
Artikel 5
Tarieven voor vervoer binnen de Europese Gemeenschap
1. De bepalingen van lid 2 van dit artikel vormen een aanvulling op de desbetreffende bepalingen in de in bijlage II, onder e), vermelde artikelen.
2. De tarieven die de luchtvervoerder(s) welke door Maleisië is/zijn aangewezen krachtens een in bijlage I vermelde overeenkomst die een in bijlage II, onder e), vermelde bepaling bevat, in rekening brengt (brengen) voor vervoer dat volledig binnen de Europese Gemeenschap plaatsvindt, zijn onderhevig aan de Europese Gemeenschapswetgeving.
Artikel 6
Verenigbaarheid met mededingingsregels
1. Niettegenstaande eventuele andersluidende bepalingen, leiden de in bijlage I vermelde overeenkomsten op generlei wijze tot i) bevordering van de goedkeuring van overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die de mededinging verhinderen, beperken of verstoren; ii) versterking van de gevolgen van dergelijke overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen; of iii) het aan particuliere economische operatoren overdragen van de verantwoordelijkheid voor het nemen van maatregelen die de mededinging verhinderen, beperken of verstoren.
2. De bepalingen in de in bijlage I vermelde overeenkomsten die niet verenigbaar zijn met lid 1 van dit artikel worden niet toegepast.
Artikel 7
Bijlagen bij de overeenkomst
De bijlagen bij deze overeenkomst maken een integrerend deel uit van de overeenkomst.
Artikel 8
Herziening of wijziging
De partijen mogen deze overeenkomst op elk ogenblik met wederzijdse instemming wijzigen.
Artikel 9
Inwerkingtreding en voorlopige toepassing
1. Deze overeenkomst treedt in werking wanneer de partijen elkaar schriftelijk hebben meegedeeld dat zij hun interne procedures voor de inwerkingtreding van de overeenkomst hebben voltooid.
2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 stemmen de partijen ermee in deze overeenkomst voorlopig toe te passen vanaf de eerste dag van de maand volgende op de datum waarop de partijen elkaar in kennis hebben gesteld van de voltooiing van de daartoe vereiste procedures.
3. De overeenkomsten en andere regelingen tussen lidstaten en Maleisië die, op de datum van de ondertekening van deze overeenkomst, nog niet in werking zijn getreden en niet voorlopig worden toegepast, zijn vermeld in bijlage I, onder b). Zodra deze overeenkomsten en regelingen in werking treden of voorlopig worden toegepast, vallen ze onder de onderhavige overeenkomst.
Artikel 10
Beëindiging
1. Wanneer een in bijlage I vermelde overeenkomst wordt stopgezet, worden ook alle bepalingen van de onderhavige overeenkomst die betrekking hebben op de desbetreffende in bijlage I vermelde overeenkomst tegelijkertijd stopgezet.
2. Wanneer alle in bijlage I vermelde overeenkomsten worden stopgezet, wordt de onderhavige overeenkomst tegelijkertijd stopgezet.
TEN BLIJKE WAARVAN, de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze overeenkomst hebben ondertekend.
Gedaan te Brussel, in tweevoud, op de tweeëntwintigste maart tweeduizend zeven in de Bulgaarse, Deense, Duitse, Engelse, Estse, Finse, Franse, Griekse, Hongaarse, Italiaanse, Letse, Litouwse, Maltese, Nederlandse, Poolse, Portugese, Roemeense, Slowaakse, Sloveense, Spaanse, Tsjechische en Zweedse taal en in het Bahasa Melayu.
За Европейската общност
Por la Comunidad Europea
Za Evropské společenství
For Det Europæiske Fællesskab
Für die Europäische Gemeinschaft
Euroopa Ühenduse nimel
Για την Ευρωπαϊκή Κοινότητα
For the European Community
Pour la Communauté européenne
Per la Comunità europea
Eiropas Kopienas vārdā
Europos bendrijos vardu
Az Európai Közösség részéről
Għall-Kominità Ewropea
Voor de Europese Gemeenschap
W imieniu Wspólnoty Europejskiej
Pela Communidade Europeia
Pentru Comunitatea Europeană
Za Európske spoločenstvo
Za Evropsko skupnost
Euroopan yhteisön puolesta
För Europeiska gemenskapen
За правителството на Малайзия
Por el Gobierno de Malasia
Za vládu Malajsie
For Malaysias regering
Für die Regierung Malaysias
Malaisia valitsuse nimel
Για την Κυβέρνηση της Μαλαισίας
For the Government of Malaysia
Pour le gouvernement de la Malaisie
Per il governo della Malaysia
Malaizijas valdības vārdā
Malaizijos Vyriausybės vardu
Malaijzia Kormánya részéről
Għall-Gvern tal-Malažja
Voor de Regering van Maleisië
W imieniu Rządu Malezji
Pelo Governo da Malásia
Pentru Guvernul Malaeziei
Za vládu Malajzie
Za Vlado Malezije
Malesian hallituksen puolesta
För Malaysias regering
BIJLAGE I
Lijst van de overeenkomsten waarnaar wordt verwezen in artikel 1 van deze overeenkomst
a) |
Overeenkomsten voor luchtdiensten tussen Maleisië en lidstaten van de Europese Gemeenschap die, op de datum van ondertekening van onderhavige overeenkomst, zijn gesloten, ondertekend en/of voorlopig worden toegepast
|
b) |
Geparafeerde of ondertekende overeenkomsten voor luchtdiensten en andere regelingen tussen Maleisië en lidstaten van de Europese Gemeenschap die, op de datum van ondertekening van onderhavige overeenkomst, nog niet van kracht zijn geworden en niet voorlopig worden toegepast
|
BIJLAGE II
Lijst van de artikelen van de in bijlage I vermelde overeenkomsten waarnaar wordt verwezen in de artikelen 2 tot en met 6 van de onderhavige overeenkomst
a) |
Aanwijzing door een lidstaat:
|
b) |
Weigering, intrekking, opschorting of beperking van vergunningen en machtigingen:
|
c) |
Veiligheid:
|
d) |
Belasting op vliegtuigbrandstof:
|
e) |
Tarieven voor vervoer binnen de Europese Gemeenschap:
|
BIJLAGE III
Lijst van andere landen waarnaar wordt verwezen in artikel 2 van deze overeenkomst
a) |
De Republiek IJsland (in het kader van de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte) |
b) |
Het Prinsdom Liechtenstein (in het kader van de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte) |
c) |
Het Koninkrijk Noorwegen (in het kader van de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte) |
d) |
De Zwitserse Bondsstaat (in het kader van de overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat) |
Commissie
4.4.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 94/39 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 27 maart 2007
betreffende de toewijzing van de hoeveelheden gereguleerde stoffen waarvan het gebruik in de Gemeenschap in 2007 voor essentiële toepassingen is toegestaan krachtens Verordening (EG) nr. 2037/2000 van het Europees Parlement en de Raad
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 1285)
(Slechts de teksten in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Franse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Sloveense en de Spaanse taal zijn authentiek)
(Voor de EER relevante tekst)
(2007/211/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2037/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende de ozonlaagafbrekende stoffen (1), en met name op artikel 3, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Gemeenschap heeft reeds besloten de productie en het verbruik van chloorfluorkoolstoffen, andere volledig gehalogeneerde chloorfluorkoolstoffen, halonen, tetrachloorkoolstof, 1,1,1-trichloorethaan, broomfluorkoolwaterstoffen en broomchloormethaan uit te bannen. |
(2) |
Ieder jaar dient de Commissie te bepalen wat de essentiële toepassingen van deze gereguleerde stoffen zijn, welke hoeveelheden mogen worden gebruikt en welke bedrijven ze mogen gebruiken. |
(3) |
Besluit IV/25 van de partijen bij het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken, hierna „het Protocol van Montreal” genoemd, bepaalt de criteria die door de Commissie bij de vaststelling van de essentiële toepassingen worden gehanteerd en geeft toestemming voor de productie en het verbruik van de hoeveelheden gereguleerde stoffen die nodig zijn om te voorzien in essentiële toepassingen van die stoffen op het grondgebied van elke partij. |
(4) |
Besluit XV/8 van de partijen bij het Protocol van Montreal staat de productie en het verbruik toe van de hoeveelheden in de bijlagen A, B en C (stoffen van de groepen II en III) van het Protocol van Montreal vermelde gereguleerde stoffen die nodig zijn om te voorzien in essentiële toepassingen van die stoffen in het kader van analytische en laboratoriumtoepassingen zoals opgesomd in bijlage IV bij het verslag over de zevende vergadering der partijen, zulks onder de in bijlage II bij het verslag over de zesde vergadering der partijen alsmede in de Besluiten VII/11, XI/15 en XV/5 van de partijen bij het Protocol van Montreal omschreven voorwaarden. Besluit XVII/10 van de partijen bij het Protocol van Montreal staat de productie en het verbruik toe van de hoeveelheden van de in bijlage E van het Protocol van Montreal opgenomen gereguleerde stof die nodig zijn om te voorzien in de analytische en laboratoriumtoepassingen van methylbromide. |
(5) |
Overeenkomstig punt 3 van Besluit XII/2 van de partijen bij het Protocol van Montreal betreffende maatregelen om de overgang naar dosisinhalatoren (MDI’s) zonder chloorfluorkoolstoffen te vergemakkelijken, hebben alle lidstaten het UNEP (Milieuprogramma van de Verenigde Naties) in kennis gesteld (2) van de actieve ingrediënten waarvoor chloorfluorkoolstoffen (CFK’s) niet langer essentieel zijn ter vervaardiging van CFK-MDI’s die in de Europese Gemeenschap op de markt worden gebracht. |
(6) |
Krachtens artikel 4, lid 4, onder i), b), van Verordening (EG) nr. 2037/2000 mogen CFK’s niet worden gebruikt en niet op de markt worden gebracht, tenzij ze onder de in artikel 3, lid 1, van die verordening beschreven voorwaarden als essentieel worden beschouwd. Doordat bepaald is dat CFK’s in een aantal gevallen niet essentieel zijn, is de vraag naar CFK’s die worden gebruikt in MDI’s die in de Europese Gemeenschap op de markt worden gebracht, afgenomen. Bovendien wordt in artikel 4, lid 6, van Verordening (EG) nr. 2037/2000 bepaald dat CFK-MDI’s niet mogen worden ingevoerd of op de markt mogen worden gebracht, tenzij de CFK’s in deze producten onder de in artikel 3, lid 1, beschreven voorwaarden als essentieel worden beschouwd. |
(7) |
De Commissie heeft op 22 juli 2006 een kennisgeving (3) gepubliceerd die gericht was tot de in de Gemeenschap van 25 lidstaten gevestigde bedrijven die van de Commissie toestemming wensen te krijgen voor het gebruik van gereguleerde stoffen voor essentiële toepassingen in de Gemeenschap in 2007 en zij heeft verklaringen ontvangen met betrekking tot geplande essentiële toepassingen van gereguleerde stoffen in 2007. |
(8) |
Om ervoor te zorgen dat geïnteresseerde bedrijven en exploitanten tijdig van het vergunningenstelsel gebruik kunnen blijven maken, dient de onderhavige beschikking met ingang van 1 januari 2007 van toepassing te zijn. |
(9) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het krachtens artikel 18, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2037/2000 ingestelde beheerscomité, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
1. De hoeveelheid onder Verordening (EG) nr. 2037/2000 vallende gereguleerde stoffen van groep I (chloorfluorkoolstoffen 11, 12, 113, 114 en 115) die in 2007 in de Gemeenschap voor essentiële medische toepassingen mag worden gebruikt, wordt vastgesteld op 316 257,00 ODP-kg (4).
2. De hoeveelheid onder Verordening (EG) nr. 2037/2000 vallende gereguleerde stoffen van groep I (chloorfluorkoolstoffen 11, 12, 113, 114 en 115) en groep II (andere volledig gehalogeneerde chloorfluorkoolstoffen) die in 2007 in de Gemeenschap voor essentiële laboratoriumtoepassingen mag worden gebruikt, wordt vastgesteld op 65 900,9 ODP-kg.
3. De hoeveelheid onder Verordening (EG) nr. 2037/2000 vallende gereguleerde stoffen van groep III (halonen) die in 2007 in de Gemeenschap voor essentiële laboratoriumtoepassingen mag worden gebruikt, wordt vastgesteld op 718,7 ODP-kg.
4. De hoeveelheid onder Verordening (EG) nr. 2037/2000 vallende gereguleerde stoffen van groep IV (tetrachloorkoolstof) die in 2007 in de Gemeenschap voor essentiële laboratoriumtoepassingen mag worden gebruikt, wordt vastgesteld op 147 110,436 ODP-kg.
5. De hoeveelheid onder Verordening (EG) nr. 2037/2000 vallende gereguleerde stoffen van groep V (1,1,1-trichloorethaan) die in 2007 in de Gemeenschap voor essentiële laboratoriumtoepassingen mag worden gebruikt, wordt vastgesteld op 672,0 ODP-kg.
6. De hoeveelheid onder Verordening (EG) nr. 2037/2000 vallende gereguleerde stoffen van groep VI (methylbromide) die in 2007 in de Gemeenschap voor analytische en laboratoriumtoepassingen mag worden gebruikt, wordt vastgesteld op 150,0 ODP-kg.
7. De hoeveelheid onder Verordening (EG) nr. 2037/2000 vallende gereguleerde stoffen van groep VII (broomfluorkoolwaterstoffen) die in 2007 in de Gemeenschap voor essentiële laboratoriumtoepassingen mag worden gebruikt, wordt vastgesteld op 3,52 ODP-kg.
8. De hoeveelheid onder Verordening (EG) nr. 2037/2000 vallende gereguleerde stoffen van groep IX (broomchloormethaan) die in 2007 in de Gemeenschap voor essentiële laboratoriumtoepassingen mag worden gebruikt, wordt vastgesteld op 12,048 ODP-kg.
Artikel 2
De in bijlage I vermelde chloorfluorkoolstofhoudende dosisinhalatoren mogen niet op de markt worden gebracht wanneer de bevoegde instantie heeft bepaald dat chloorfluorkoolstoffen voor dosisinhalatoren op deze markt niet essentieel zijn.
Artikel 3
Gedurende het tijdvak van 1 januari tot en met 31 december 2007 gelden de volgende bepalingen:
1. |
De quota voor essentiële medische toepassingen van de chloorfluorkoolstoffen 11, 12, 113, 114 en 115 worden toegewezen aan de in bijlage II vermelde ondernemingen. |
2. |
De quota voor essentiële laboratoriumtoepassingen van de chloorfluorkoolstoffen 11, 12, 113, 114 en 115 en andere volledig gehalogeneerde chloorfluorkoolstoffen worden toegewezen aan de in bijlage III vermelde ondernemingen. |
3. |
De quota voor essentiële laboratoriumtoepassingen van halonen worden toegewezen aan de in bijlage IV vermelde ondernemingen. |
4. |
De quota voor essentiële laboratoriumtoepassingen van tetrachloorkoolstof worden toegewezen aan de in bijlage V vermelde ondernemingen. |
5. |
De quota voor essentiële laboratoriumtoepassingen van 1,1,1-trichloorethaan worden toegewezen aan de in bijlage VI vermelde ondernemingen. |
6. |
De quota voor kritische analytische en laboratoriumtoepassingen van methylbromide worden toegewezen aan de in bijlage VII vermelde ondernemingen. |
7. |
De quota voor essentiële laboratoriumtoepassingen van broomfluorkoolwaterstoffen worden toegewezen aan de in bijlage VIII vermelde ondernemingen. |
8. |
De quota voor essentiële laboratoriumtoepassingen van broomchloormethaan worden toegewezen aan de in bijlage IX vermelde ondernemingen. |
9. |
De quota voor essentiële toepassingen van de chloorfluorkoolstoffen 11, 12, 113, 114 en 115, andere volledig gehalogeneerde chloorfluorkoolstoffen, tetrachloorkoolstof, 1,1,1-trichloorethaan, broomfluorkoolwaterstoffen en broomchloormethaan worden vermeld in bijlage X. |
Artikel 4
Deze beschikking is van toepassing van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007.
Artikel 5
Deze beschikking is gericht tot de hierna genoemde ondernemingen:
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Gedaan te Brussel, 27 maart 2007.
Voor de Commissie
Stavros DIMAS
Lid van de Commissie
(1) PB L 244 van 29.9.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).
(2) www.unep.org/ozone/Information_for_the_Parties/3Bi_dec12-2-3.asp
(3) PB C 171 van 22.7.2006, blz. 27.
(4) Ozonafbrekend vermogen („ozone-depleting potential”).
BIJLAGE I
Overeenkomstig punt 3 van Besluit XII/2 van de twaalfde vergadering der partijen bij het Protocol van Montreal betreffende maatregelen om de overgang naar dosisinhalatoren (MDI’s) zonder chloorfluorkoolstoffen te vergemakkelijken, hebben de volgende landen bepaald dat CFK’s, vanwege de beschikbaarheid van geschikte MDI’s zonder CFK’s, in combinatie met de volgende werkzame bestanddelen in het kader van het protocol niet langer als „essentieel” kunnen worden aangemerkt.
Bron: www.unep.org/ozone/Information_for_the_Parties/3Bi_dec12-2-3.asp
Tabel 1
Kort werkende bronchodilatoire beta-agonisten
Land |
Salbutamol |
Terbutaline |
Fenoterol |
Orciprenaline |
Reproterol |
Carbuterol |
Hexoprenaline |
Pirbuterol |
Clenbuterol |
Bitolterol |
Procaterol |
België |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Cyprus |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Denemarken |
X |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Duitsland |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Estland |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Finland |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Frankrijk |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Griekenland |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Hongarije |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Ierland |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Italië |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Letland |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Litouwen |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Luxemburg |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Malta |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Nederland |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Noorwegen |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Oostenrijk |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Polen |
X |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Portugal |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Slovenië |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Slowakije |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Spanje |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Tsjechië |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Verenigd Koninkrijk |
X |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Zweden |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Tabel 2
Inhalatiesteroïden
Land |
Beclomethason |
Dexamethason |
Flunisolid |
Fluticason |
Budesonid |
Triamcinolon |
België |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Cyprus |
|
|
|
|
|
|
Denemarken |
X |
|
|
X |
|
|
Duitsland |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Estland |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Finland |
X |
|
|
X |
|
|
Frankrijk |
X |
|
|
X |
|
|
Griekenland |
|
|
|
|
|
|
Hongarije |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Ierland |
X |
|
|
X |
|
|
Italië |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Letland |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Litouwen |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Luxemburg |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Malta |
|
|
|
X |
X |
|
Nederland |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Noorwegen |
|
|
|
|
|
|
Oostenrijk |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Polen |
|
|
|
|
|
|
Portugal |
X |
|
|
X |
X |
|
Slovenië |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Slowakije |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Spanje |
X |
|
|
X |
|
|
Tsjechië |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
Verenigd Koninkrijk |
|
|
|
X |
|
|
Zweden |
X |
|
|
X |
|
|
Tabel 3
Niet-steroïde ontstekingsremmers
Land |
Cromoglicinezuur |
Nedrocromil |
|
|
|
|
België |
X |
X |
|
|
|
|
Cyprus |
X |
X |
|
|
|
|
Denemarken |
X |
X |
|
|
|
|
Duitsland |
X |
X |
|
|
|
|
Estland |
X |
X |
|
|
|
|
Finland |
X |
X |
|
|
|
|
Frankrijk |
X |
X |
|
|
|
|
Griekenland |
X |
X |
|
|
|
|
Hongarije |
X |
|
|
|
|
|
Ierland |
|
|
|
|
|
|
Italië |
X |
X |
|
|
|
|
Letland |
X |
X |
|
|
|
|
Litouwen |
X |
X |
|
|
|
|
Luxemburg |
X |
|
|
|
|
|
Malta |
X |
X |
|
|
|
|
Nederland |
X |
X |
|
|
|
|
Noorwegen |
|
|
|
|
|
|
Oostenrijk |
X |
X |
|
|
|
|
Polen |
|
|
|
|
|
|
Portugal |
X |
|
|
|
|
|
Slovenië |
X |
X |
|
|
|
|
Slowakije |
X |
X |
|
|
|
|
Spanje |
|
X |
|
|
|
|
Tsjechië |
X |
X |
|
|
|
|
Verenigd Koninkrijk |
|
|
|
|
|
|
Zweden |
X |
X |
|
|
|
|
Tabel 4
Anticholinerge luchtwegverwijders
Land |
Ipratropiumbromide |
Oxitropiumbromide |
|
|
|
|
België |
X |
X |
|
|
|
|
Cyprus |
X |
X |
|
|
|
|
Denemarken |
X |
X |
|
|
|
|
Duitsland |
X |
X |
|
|
|
|
Estland |
X |
X |
|
|
|
|
Finland |
X |
X |
|
|
|
|
Frankrijk |
|
|
|
|
|
|
Griekenland |
X |
X |
|
|
|
|
Hongarije |
X |
X |
|
|
|
|
Ierland |
X |
X |
|
|
|
|
Italië |
|
|
|
|
|
|
Letland |
X |
X |
|
|
|
|
Litouwen |
X |
X |
|
|
|
|
Luxemburg |
X |
X |
|
|
|
|
Malta |
X |
X |
|
|
|
|
Nederland |
X |
X |
|
|
|
|
Noorwegen |
|
|
|
|
|
|
Oostenrijk |
X |
X |
|
|
|
|
Polen |
|
|
|
|
|
|
Portugal |
X |
|
|
|
|
|
Slovenië |
X |
X |
|
|
|
|
Slowakije |
X |
X |
|
|
|
|
Spanje |
X |
X |
|
|
|
|
Tsjechië |
X |
X |
|
|
|
|
Verenigd Koninkrijk |
X |
X |
|
|
|
|
Zweden |
X |
X |
|
|
|
|
Tabel 5
Langwerkende bronchodilatoire beta-agonisten
Land |
Formoterol |
Salmeterol |
|
|
|
|
België |
X |
X |
|
|
|
|
Cyprus |
X |
|
|
|
|
|
Denemarken |
|
|
|
|
|
|
Duitsland |
X |
X |
|
|
|
|
Estland |
X |
X |
|
|
|
|
Finland |
X |
X |
|
|
|
|
Frankrijk |
X |
X |
|
|
|
|
Griekenland |
|
|
|
|
|
|
Hongarije |
X |
X |
|
|
|
|
Ierland |
X |
X |
|
|
|
|
Italië |
X |
X |
|
|
|
|
Letland |
X |
X |
|
|
|
|
Litouwen |
X |
X |
|
|
|
|
Luxemburg |
X |
X |
|
|
|
|
Malta |
X |
X |
|
|
|
|
Nederland |
X |
|
|
|
|
|
Noorwegen |
|
|
|
|
|
|
Oostenrijk |
X |
X |
|
|
|
|
Polen |
|
|
|
|
|
|
Portugal |
|
|
|
|
|
|
Slovenië |
X |
X |
|
|
|
|
Slowakije |
X |
X |
|
|
|
|
Spanje |
|
X |
|
|
|
|
Tsjechië |
X |
X |
|
|
|
|
Verenigd Koninkrijk |
|
|
|
|
|
|
Zweden |
X |
X |
|
|
|
|
Tabel 6
Combinaties van meerdere actieve ingrediënten in één MDI
Land |
|
|
|
|
|
|
België |
X Alle producten |
|
|
|
|
|
Cyprus |
|
|
|
|
|
|
Denemarken |
|
|
|
|
|
|
Duitsland |
X Alle producten |
|
|
|
|
|
Estland |
|
|
|
|
|
|
Finland |
X Alle producten |
|
|
|
|
|
Frankrijk |
X Alle producten |
|
|
|
|
|
Griekenland |
|
|
|
|
|
|
Hongarije |
X Alle producten |
|
|
|
|
|
Ierland |
|
|
|
|
|
|
Italië |
Budenosid + Fenoterol |
Fluticason + Salmeterol |
|
|
|
|
Letland |
X Alle producten |
|
|
|
|
|
Litouwen |
X Alle producten |
|
|
|
|
|
Luxemburg |
X Alle producten |
|
|
|
|
|
Malta |
X Alle producten |
|
|
|
|
|
Nederland |
|
|
|
|
|
|
Noorwegen |
|
|
|
|
|
|
Oostenrijk |
X Alle producten |
|
|
|
|
|
Polen |
|
|
|
|
|
|
Portugal |
|
|
|
|
|
|
Slovenië |
X Alle producten |
|
|
|
|
|
Slowakije |
X Alle producten |
|
|
|
|
|
Spanje |
|
|
|
|
|
|
Tsjechië |
X Alle producten |
|
|
|
|
|
Verenigd Koninkrijk |
|
|
|
|
|
|
Zweden |
X Alle producten |
|
|
|
|
|
BIJLAGE II
Essentiële medische toepassingen
Quota gereguleerde stoffen van groep I die mogen worden gebruikt bij de productie van dosisinhalatoren (MDI’s) voor de behandeling van astma en andere chronische obstructieve longaandoeningen (COPD), worden toegewezen aan:
|
3 M Health Care Ltd (UK) |
|
Bespak Europe Ltd (UK) |
|
Boehringer Ingelheim GmbH (DE) |
|
Chiesi Farmaceutici SpA (IT) |
|
Inyx Pharmaceuticals Ltd (UK) |
|
Ivax Ltd (IE) |
|
Laboratorio Aldo Union SA (ES) |
|
SICOR SpA (IT) |
|
Valeas SpA Pharmaceuticals (IT) |
|
Valvole Aerosol Research Italiana (VARI) SpA — LINDAL Group Italia (IT) |
BIJLAGE III
Essentiële laboratoriumtoepassingen
Quota gereguleerde stoffen van de groepen I en II die mogen worden gebruikt voor analytische en laboratoriumtoepassingen, worden toegewezen aan:
|
Acros Organics bvba (BE) |
|
Bie & Berntsen A-S (DK) |
|
Carlo Erba Reactifs-SDS (FR) |
|
Harp International (UK) |
|
Honeywell Specialty Chemicals (DE) |
|
Ineos Fluor (UK) |
|
LGC Promochem (DE) |
|
Mallinckrodt Baker (NL) |
|
Merck KGaA (DE) |
|
Mikro+Polo d.o.o. (SI) |
|
Panreac Química S.A. (ES) |
|
Sanolabor d.d. (SI) |
|
Sigma Aldrich Chimie (FR) |
|
Sigma Aldrich Logistik (DE) |
|
Tazzetti Fluids (IT) |
|
VWR I.S.A.S. (FR) |
BIJLAGE IV
Essentiële laboratoriumtoepassingen
Quota gereguleerde stoffen van groep III die mogen worden gebruikt voor analytische en laboratoriumtoepassingen, worden toegewezen aan:
|
Airbus France (FR) |
|
Eras Labo (FR) |
|
Ineos Fluor (UK) |
|
Ministry of Defense (NL) |
|
Sigma Aldrich Chimie (FR) |
BIJLAGE V
Essentiële laboratoriumtoepassingen
Quota gereguleerde stoffen van groep IV die mogen worden gebruikt voor analytische en laboratoriumtoepassingen, worden toegewezen aan:
|
Acros Organics (BE) |
|
Bie & Berntsen A-S (DK) |
|
Carlo Erba Reactifs-SDS (FR) |
|
Health Protection Inspectorate-Laboratories (EE) |
|
Honeywell Specialty Chemicals (DE) |
|
Institut scientifique de service public (ISSeP) (BE) |
|
Mallinckrodt Baker (NL) |
|
Merck KGaA (DE) |
|
Mikro+Polo d.o.o. (SI) |
|
Panreac Química S.A. (ES) |
|
Sanolabor d.d. (SI) |
|
Sigma Aldrich Chimie (FR) |
|
Sigma Aldrich Laborchemikalien (DE) |
|
Sigma Aldrich Logistik (DE) |
BIJLAGE VI
Essentiële laboratoriumtoepassingen
Quota gereguleerde stoffen van groep V die mogen worden gebruikt voor analytische en laboratoriumtoepassingen, worden toegewezen aan:
|
Acros Organics (BE) |
|
Bie & Berntsen A-S (DK) |
|
Merck KGaA (DE) |
|
Mikro+Polo d.o.o. (SI) |
|
Panreac Química S.A. (ES) |
|
Sanolabor d.d. (SI) |
|
Sigma Aldrich Chimie (FR) |
|
Sigma Aldrich Logistik (DE) |
BIJLAGE VII
Kritische analytische en laboratoriumtoepassingen
Quota gereguleerde stoffen van groep VI die mogen worden gebruikt voor kritische analytische en laboratoriumtoepassingen, worden toegewezen aan:
|
Mebrom NV (BE) |
|
Sigma Aldrich Logistik (DE) |
BIJLAGE VIII
Essentiële laboratoriumtoepassingen
Quota gereguleerde stoffen van groep VII die mogen worden gebruikt voor analytische en laboratoriumtoepassingen, worden toegewezen aan:
|
Ineos Fluor (UK) |
|
Sigma Aldrich Chimie (FR) |
BIJLAGE IX
Essentiële laboratoriumtoepassingen
Quota gereguleerde stoffen van groep IX die mogen worden gebruikt voor analytische en laboratoriumtoepassingen, worden toegewezen aan:
|
Ineos Fluor (UK) |
|
Sigma Aldrich Logistik (DE) |
BIJLAGE X
Deze bijlage wordt niet gepubliceerd omdat zij vertrouwelijke commerciële informatie bevat.
4.4.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 94/52 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 2 april 2007
tot wijziging van Beschikking 2003/248/EG wat betreft de verlenging van de duur van de tijdelijke afwijkingen van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad voor aardbeiplanten (Fragaria L.), bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit Argentinië
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 1428)
(2007/212/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name op artikel 15, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens Richtlijn 2000/29/EG mogen voor opplant bestemde aardbeiplanten (Fragaria L.), met uitzondering van zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen, met uitzondering van de mediterrane landen, Australië, Nieuw-Zeeland, Canada en de continentale staten van de Verenigde Staten van Amerika, in beginsel niet in de Gemeenschap worden binnengebracht. Krachtens die richtlijn kan evenwel van deze regel worden afgeweken als vaststaat dat er geen gevaar is voor verspreiding van schadelijke organismen. |
(2) |
Bij Beschikking 2003/248/EG van de Commissie (2) worden de lidstaten gemachtigd om voor de invoer van aardbeiplanten (Fragaria L.), bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit Argentinië, af te wijken van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG. |
(3) |
De omstandigheden op grond waarvan de machtiging tot afwijking is verleend, zijn nog niet veranderd en er is geen nieuwe informatie op grond waarvan de specifieke voorwaarden zouden moeten worden herzien. |
(4) |
Daarom moeten de lidstaten worden gemachtigd onder specifieke voorwaarden het binnenbrengen van dergelijke planten op hun grondgebied voor een beperkte periode toe te staan. |
(5) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Aan artikel 1, tweede alinea, van Beschikking 2003/248/EG worden de volgende punten e) tot en met h) toegevoegd:
„e) |
van 1 juni tot en met 30 september 2007; |
f) |
van 1 juni tot en met 30 september 2008; |
g) |
van 1 juni tot en met 30 september 2009; |
h) |
van 1 juni tot en met 30 september 2010.”. |
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 2 april 2007.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/35/EG van de Commissie (PB L 88 van 25.3.2006, blz. 9).
(2) PB L 93 van 10.4.2003, blz. 28.
4.4.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 94/53 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 2 april 2007
tot wijziging van Beschikking 2007/31/EG tot vaststelling van overgangsmaatregelen voor de verzending van bepaalde onder Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad vallende producten van de vlees- en de melksector uit Bulgarije naar andere lidstaten
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 1443)
(Voor de EER relevante tekst)
(2007/213/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op de Akte van toetreding van Bulgarije en Roemenië, en met name op artikel 42,
Gelet op Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name op artikel 9, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Beschikking 2007/31/EG van de Commissie (2) worden overgangsmaatregelen vastgesteld voor de verzending uit Bulgarije naar andere lidstaten van bepaalde producten van de vlees- en de melksector, als bedoeld in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (3). Deze producten mogen alleen uit Bulgarije worden verzonden als zij zijn verkregen in een verwerkingsinrichting die in de bijlage bij die beschikking is opgenomen. |
(2) |
Bulgarije is bezig met de uitvoering van een beoordeling van alle verwerkingsinrichtingen in die sectoren. In die context heeft Bulgarije gevraagd om schrapping van bepaalde inrichtingen van de lijst in de bijlage bij Beschikking 2007/31/EG. Daarom moet de lijst in die bijlage dienovereenkomstig worden bijgewerkt. Voor de duidelijkheid is het dienstig dat zij door de bijlage bij deze beschikking wordt vervangen. |
(3) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De bijlage bij Beschikking 2007/31/EG wordt vervangen door de bijlage bij deze beschikking.
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 2 april 2007.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/41/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 157 van 30.4.2004, blz. 33; gerectificeerd in PB L 195 van 2.6.2004, blz. 12).
(2) PB L 8 van 13.1.2007, blz. 61.
(3) PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).
BIJLAGE
„BIJLAGE
Lijst van de verwerkingsinrichtingen die producten uit de in artikel 1 bedoelde sectoren uit Bulgarije naar de andere lidstaten mogen verzenden
VLEESINRICHTINGEN
Nr. |
Vet. nr. |
Naam en adres van de inrichting |
Plaats |
1 |
BG 0401028 |
„Mesokombinat-Svishtov” EOOD |
gr. Svishtov ul. „33-ti Svishtovski polk” 91 |
2 |
BG 1201011 |
„Mesotsentrala — Montana” OOD |
gr. Montana bul. „Treti mart” 216 |
3 |
BG 1204013 |
„Kompas” OOD |
s. Komarevo obsht. Berkovitsa |
4 |
BG 1604039 |
„Evropimel” OOD |
gr. Plovdiv bul. „V. Aprilov” |
5 |
BG 1701003 |
„Mesokombinat — Razgrad” AD |
gr. Razgrad, Industrialen kvartal, ul. „Beli Lom” 1 |
6 |
ВG 1901021 |
„Mekom” AD |
gr. Silistra Industrialna zona — Zapad |
7 |
BG 2204099 |
„Tandem-V” OOD |
gr. Sofia bul. „Iliantsi” 23 |
8 |
BG 2501002 |
„Tandem — Popovo” OOD |
s. Drinovo obsht. Popovo |
INRICHTINGEN VOOR SLACHTPLUIMVEE
Nr. |
Vet. nr. |
Naam en adres van de inrichting |
Plaats |
1 |
BG 1202005 |
„Gala M” OOD |
gr. Montana |
2 |
BG 1602001 |
„Galus — 2004” EOOD |
s. Hr. Milevo obl. Plovdiv |
3 |
BG 1602045 |
„Deniz 2001” EOOD |
gr. Parvomay ul. „Al. Stamboliiski” 23 |
4 |
BG 1602071 |
„Brezovo” AD |
gr. Brezovo ul. „Marin Domuschiev” 2 |
5 |
BG 2402001 |
„Gradus-1” OOD |
gr. Stara Zagora kv. „Industrialen” |
6 |
BG 2802076 |
„Alians Agrikol” OOD |
s. Okop obl. Yambolska |
MELKVERWERKINGSINRICHTINGEN
Nr. |
Vet. nr. |
Naam en adres van de inrichting |
Plaats |
1 |
BG 0412010 |
„Bi Si Si Handel” OOD |
gr. Elena ul. „Treti Mart” 19 |
2 |
BG 0512025 |
„El Bi Bulgarikum” EAD |
„El Bi Bulgarikum” EAD |
3 |
BG 0612012 |
OOD „Zorov — 97” |
gr. Vratsa |
4 |
BG 0612027 |
„Mlechen ray — 99” EOOD |
gr. Vratsa |
5 |
BG 0612043 |
ET „Zorov-91-Dimitar Zorov” |
gr. Vratsa |
6 |
BG 1112006 |
„Kondov Ekoproduktsia” OOD |
s. Staro selo |
7 |
BG 1312001 |
„Lakrima” AD |
gr. Pazardzhik |
8 |
BG 1912013 |
„ZHOSI” OOD |
s. Chernolik |
9 |
BG 1912024 |
„Buldeks” OOD |
s. Belitsa |
10 |
BG 2012020 |
„Yotovi” OOD |
gr. Sliven kv. „Rechitsa” |
11 |
BG 2012042 |
„Tirbul” EAD |
gr. Sliven Industrialna zona |
12 |
BG 2212001 |
„Danon — Serdika” AD |
gr. Sofia ul. „Ohridsko ezero” 3 |
13 |
BG 2212003 |
„Darko” AD |
gr. Sofia ul. „Ohridsko ezero” 3 |
14 |
BG 2212022 |
„Megle-Em Dzhey” OOD |
gr. Sofia ul. „Probuda” 12–14 |
15 |
BG 2512020 |
„Mizia-Milk” OOD |
gr. Targovishte Industrialna zona |
16 |
BG 2612047 |
„Balgarsko sirene” OOD |
gr. Haskovo bul. „Saedinenie” 94” |
4.4.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 94/55 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 3 april 2007
tot beëindiging van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van pentaerytritol van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika, de Volksrepubliek China, Oekraïne, Rusland en Turkije
(2007/214/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (hierna „de basisverordening” genoemd), en met name op artikel 9,
Na raadpleging van het raadgevend comité,
Overwegende hetgeen volgt:
A. PROCEDURE
1. Inleiding van de procedure
(1) |
Op 2 december 2005 heeft de Commissie een klacht ontvangen die overeenkomstig artikel 5 van de basisverordening was ingediend door CEFIC (European Chemical Industry Council) (hierna „de indiener van de klacht” genoemd) namens producenten die goed zijn voor een groot deel, namelijk meer dan 50 %, van de productie van pentaerytritol in de Gemeenschap. |
(2) |
De klacht bevatte bewijsmateriaal inzake de dumping van pentaerytritol uit de Verenigde Staten van Amerika (hierna „de Verenigde Staten” genoemd), de Volksrepubliek China (hierna „China” genoemd), Oekraïne, Rusland en Turkije en de schade die daaruit voortvloeide; dat bewijsmateriaal werd voldoende geacht om tot inleiding van een procedure over te gaan. |
(3) |
Op 17 januari 2006 werd de procedure ingeleid met de publicatie van een bericht van inleiding (2) in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
2. Partijen bij de procedure
(4) |
De Commissie heeft de indiener van de klacht, de producenten in de Gemeenschap, de haar bekende producenten/exporteurs, importeurs, gebruikers, leveranciers en verenigingen, alsmede de vertegenwoordigers van de betrokken exporterende landen van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld binnen de in het bericht van inleiding vastgestelde termijn hun standpunt schriftelijk bekend te maken en te verzoeken te worden gehoord. |
(5) |
De klagende producenten, andere producenten in de Gemeenschap, producenten/exporteurs, importeurs, gebruikers en leveranciers hebben hun standpunt uiteengezet. Alle belanghebbenden die daarom met opgave van redenen hadden verzocht, werden gehoord. |
(6) |
Om de producenten/exporteurs in China en Oekraïne in de gelegenheid te stellen een verzoek in te dienen om als marktgerichte onderneming te worden behandeld of een individuele behandeling te krijgen, heeft de Commissie de autoriteiten van China en Oekraïne en de haar bekende betrokken producenten/exporteurs in die twee landen aanvraagformulieren toegezonden. Eén onderneming in China verzocht om een behandeling als marktgerichte onderneming overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening, of om een individuele behandeling indien zou blijken dat het niet voldeed aan de voorwaarden om als marktgerichte onderneming te worden behandeld. De enige Oekraïense producent verzocht uitsluitend om een individuele behandeling. |
(7) |
In het bericht van inleiding had de Commissie vermeld dat het noodzakelijk kon zijn het onderzoek bij de Chinese producenten/exporteurs aan de hand van een steekproef te verrichten. Het was echter niet nodig een steekproef te nemen, aangezien slechts één onderneming bereid bleek in de steekproef te worden opgenomen. |
(8) |
De Commissie heeft een vragenlijst gezonden aan alle haar bekende belanghebbenden en alle andere ondernemingen die zich hadden bekendgemaakt binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn. Zij heeft een antwoord ontvangen van drie producenten in de Gemeenschap (van wie een met twee productievestigingen), drie onafhankelijke importeurs, vijf gebruikers, één leverancier, één producent/exporteur in China, één producent/exporteur in Turkije, één producent/exporteur in Oekraïne en één producent die wilde meewerken in een mogelijk referentieland, Chili. |
(9) |
De Commissie heeft de nodige gegevens ingewonnen en geverifieerd om na te gaan of er sprake is van dumping, welke schade werd veroorzaakt en wat het belang van de Gemeenschap is. Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle verricht:
|
(10) |
Daar voor het vaststellen van de normale waarde voor Chinese en Oekraïense producenten/exporteurs die niet als marktgerichte onderneming kunnen worden beschouwd, moet worden gebruikgemaakt van gegevens uit een mogelijk referentieland, in dit geval Chili, werd een controlebezoek verricht bij de volgende onderneming:
|
3. Onderzoektijdvak
(11) |
Het onderzoek naar dumping en schade had betrekking op de periode van 1 januari tot 31 december 2005 (hierna „het onderzoektijdvak” genoemd). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2002 tot het einde van het onderzoektijdvak (hierna „de beoordelingsperiode” genoemd). |
B. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT
1. Betrokken product
(12) |
Het betrokken product is pentaerytritol (hierna „penta” genoemd) (GN-code 2905 42 00). Het is een geurloze, witte, kristallijne vaste verbinding, die gemaakt wordt uit formaldehyde en aceetaldehyde. Het is de meest gebruikte meerwaardige alcohol voor de productie van alkydharsen ter wereld. De voornaamste grondstoffen zijn methanol, dat gebruikt wordt voor de productie van formaldehyde, aceetaldehyde en natriumhydroxide. |
(13) |
60 à 70 % van het betrokken product wordt gebruikt voor de productie van alkydharsen, die hoofdzakelijk in coatings worden gebruikt. Het wordt ook toegepast in synthetische smeermiddelen voor koelkastcompressoren, harsesters die als tackifier (kleefkrachtversterker) in kleefmiddelen worden gebruikt en pentaerytritoltetranitraat (PETN). |
(14) |
Wereldwijd worden drie hoofdkwaliteiten geproduceerd; de meest geproduceerde is penta mono. De twee andere zijn de technische kwaliteit en de nitreerkwaliteit. De kwaliteit hangt af van de zuiverheidsgraad, die wordt bepaald aan de hand van het mono- en dipentaerytritolgehalte. Zo heeft penta mono een monopentaerytritolgehalte van 98 %, tegenover 87 % voor de technische kwaliteit. Uit het onderzoek is gebleken dat het productieproces voor de meest voorkomende pentakwaliteiten in hoge mate hetzelfde is en dat dus ook de productiekosten voor alle kwaliteiten identiek zijn. Alle kwaliteiten hebben bovendien dezelfde chemische en fysische basiskenmerken en worden eigenlijk voor dezelfde doeleinden gebruikt. |
(15) |
De kwaliteiten mono en technisch worden in enkele gevallen ook in gemicroniseerde vorm geleverd, wat inhoudt dat het product na het productieproces wordt vermalen. Chemisch gesproken is gemicroniseerd penta precies hetzelfde product, maar door het vermalen liggen de kost- en de verkoopprijs iets hoger. |
(16) |
Volgens de Turkse producent/exporteur kan men niet spreken van slechts één soort penta met drie kwaliteiten: mono, technisch en nitrering. Hij voerde aan dat met name gemicroniseerd penta als een andere soort moet worden beschouwd. Deze stelling werd aanvaard en gemicroniseerd penta, dat een erg klein deel van de productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap vertegenwoordigt en niet vanuit de betrokken landen in de Gemeenschap werd ingevoerd, werd in het kader van dit onderzoek buiten beschouwing gelaten. Er was echter geen reden om de drie kwaliteiten als verschillende soorten te beschouwen, aangezien de kost- en verkoopprijs ervan identiek zijn. Bovendien is penta eigenlijk een basisartikel, dat door de eindgebruiker als een en hetzelfde product wordt beschouwd. Deze stelling werd dus verworpen en het bleef erbij dat de verschillende kwaliteiten als één soort werden beschouwd. |
(17) |
Gezien de fysische, chemische en technische kenmerken, het productieproces en de vervangbaarheid van de verschillende soorten van het product vanuit het perspectief van de gebruiker, worden alle pentakwaliteiten voor deze procedure beschouwd als één product. |
2. Soortgelijk product
(18) |
Het betrokken product, de penta die op de binnenlandse markt van de betrokken landen en op die van Japan, dat oorspronkelijk als referentieland zou dienen, werd geproduceerd en verkocht en de penta die in de Gemeenschap werd geproduceerd en verkocht door de bedrijfstak van de Gemeenschap, bleken dezelfde chemische en fysische basiskenmerken en toepassingen te hebben. |
(19) |
Derhalve werd voorlopig geconcludeerd dat al deze producten soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. |
C. DUMPING
1. Algemene werkwijze
(20) |
De algemene werkwijze wordt hieronder beschreven. In de daaropvolgende uiteenzetting van de bevindingen inzake dumping voor de betrokken landen wordt derhalve alleen nog beschreven wat specifiek is voor elk exporterend land. |
2. Normale waarde
(21) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening werd eerst voor elke meewerkende producent/exporteur onderzocht of zijn binnenlandse verkoop van penta representatief was, dat wil zeggen of de totale binnenlandse verkoop ten minste 5 % bedroeg van de totale uitvoer van de producent naar de Gemeenschap. |
(22) |
De Commissie onderzocht vervolgens of de binnenlandse verkoop van penta in representatieve hoeveelheden had plaatsgevonden in het kader van normale handelstransacties overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening. Daartoe werd het aandeel van de winstgevende verkoop van dit product aan onafhankelijke afnemers vastgesteld. Wanneer meer dan 80 % van het totale verkoopvolume van penta werd verkocht tegen een nettoverkoopprijs die gelijk was aan of hoger was dan de berekende productiekosten, en de gewogen gemiddelde prijs gelijk was aan of hoger was dan de productiekosten, werd de normale waarde vastgesteld op basis van de werkelijke binnenlandse prijs, berekend als het gewogen gemiddelde van de prijzen van alle binnenlandse verkooptransacties in het onderzoektijdvak, ongeacht of deze verkooptransacties winstgevend waren. Wanneer de met winst verkochte hoeveelheid penta 80 % of minder van het totale verkoopvolume van dat product bedroeg, of wanneer de gewogen gemiddelde prijs lager was dan de productiekosten, werd de normale waarde vastgesteld op basis van de op de binnenlandse markt werkelijk betaalde prijs, berekend als het gewogen gemiddelde van alleen de verkoop met winst, mits die verkoop ten minste 10 % bedroeg van het totale verkoopvolume van penta. |
(23) |
In gevallen waarin minder dan 10 % van het totale verkoopvolume van penta met winst werd verkocht, werd geoordeeld dat dat product in ontoereikende hoeveelheden werd verkocht om een binnenlandse prijs op te leveren die kon dienen als een geschikte basis voor de vaststelling van de normale waarde. Wanneer de binnenlandse prijzen van de door een producent verkochte penta niet konden worden gebruikt om de normale waarde vast te stellen, moest een andere methode worden toegepast. |
(24) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening werd de normale waarde berekend op basis van de eigen productiekosten van elke producent vermeerderd met een redelijk bedrag voor verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (hierna „VAA-kosten” genoemd) en een redelijke winstmarge. |
(25) |
Daarom heeft de Commissie onderzocht of de VAA-kosten en de winst van elke betrokken producent op de binnenlandse markt betrouwbare gegevens waren. |
(26) |
De binnenlandse VAA-kosten werden betrouwbaar geacht indien het binnenlandse verkoopvolume van de betrokken onderneming als representatief kon worden beschouwd in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De winst op de binnenlandse markt werd vastgesteld aan de hand van de binnenlandse verkoop in het kader van normale handelstransacties. |
(27) |
Wanneer niet aan deze voorwaarden was voldaan, werd overeenkomstig artikel 2, lid 6, onder a), van de basisverordening onderzocht of de gegevens van andere producenten of exporteurs op de binnenlandse markt van het land van oorsprong konden worden gebruikt. Wanneer slechts voor één producent/exporteur betrouwbare gegevens beschikbaar waren, kon geen gemiddelde overeenkomstig artikel 2, lid 6, onder a), van de basisverordening worden vastgesteld en werd onderzocht of voldaan was aan de voorwaarde van artikel 2, lid 6, onder b), met andere woorden of voor de exporteur of producent in kwestie kon worden gebruikgemaakt van gegevens over de productie en verkoop van dezelfde algemene categorie producten. Indien deze gegevens niet beschikbaar waren of niet werden verstrekt door de producent, werden de VAA-kosten en de winst vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 6, onder c), van de basisverordening, dat wil zeggen op basis van een andere redelijke methode. |
3. Uitvoerprijs
(28) |
In alle gevallen waarin het betrokken product naar onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap werd uitgevoerd, werd de uitvoerprijs vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening, namelijk aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen prijzen. |
a) Vergelijking
(29) |
De normale waarde en de uitvoerprijzen werden vergeleken af fabriek. Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs te kunnen maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Correcties werden toegestaan in alle gevallen waarin deze redelijk en nauwkeurig bleken en met bewijsmateriaal waren gestaafd. |
b) Dumpingmarge
(30) |
Overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening werd de dumpingmarge voor iedere producent/exporteur vastgesteld door vergelijking van de gewogen gemiddelde normale waarde met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs. |
4. Turkije
(31) |
De enige bekende producent/exporteur heeft de vragenlijst beantwoord. |
a) Normale waarde
(32) |
De producent heeft het soortgelijke product in representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt verkocht en de volledige verkoop heeft plaatsgevonden in het kader van normale handelstransacties. |
(33) |
Bovendien is vastgesteld dat de binnenlandse prijzen van maand tot maand aanzienlijk schommelden. |
(34) |
Gezien het bovenstaande en om de normale waarde van het betrokken product gedurende het onderzoektijdvak correct weer te geven, is in dit specifieke geval beslist om een maandelijkse normale waarde voor het betrokken product vast te stellen. |
(35) |
Voor elke maand werden de binnenlandse prijzen geacht een goede basis te bieden om de normale waarde te bepalen. Daarom werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijk betaalde of te betalen prijzen door onafhankelijke afnemers op de Turkse binnenlandse markt gedurende elke maand van het onderzoektijdvak. |
b) Uitvoerprijs
(36) |
In alle gevallen werd het betrokken product verkocht aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap. De uitvoerprijs werd derhalve vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening, dat wil zeggen aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen uitvoerprijzen. |
(37) |
Om gezien de schommelingen van de normale waarde gedurende het onderzoektijdvak tot een correcte vergelijking te komen, is beslist om een gewogen gemiddelde uitvoerprijs per maand gedurende het onderzoektijdvak vast te stellen. |
c) Vergelijking
(38) |
Er werden correcties toegepast voor verschillen in de kosten van vervoer, verzekering, laden en krediet, alsook voor kortingen, commissielonen en rabatten. |
(39) |
De aangegeven verzekeringskosten, rabatten en verpakkingskosten bleken licht te verschillen van de gegevens in de boekhouding van de producent/exporteur. Derhalve werd het bedrag van de correcties dienovereenkomstig aangepast. |
(40) |
Uit het onderzoek bleek voorts dat de producent/exporteur een aanzienlijk bedrag betaalde voor adviesdiensten. Volgens de onderneming rechtvaardigden deze honoraria geen aanpassing en mochten ze daarom noch van de uitvoerprijs, noch van de binnenlandse verkoopprijs worden afgetrokken. Deze uitgaven bleken niettemin een impact op de kosten en de prijs van het betrokken product te hebben en daardoor de vergelijkbaarheid van de prijzen wel te beïnvloeden. Daarom is het desbetreffende bedrag op basis van de verkochte hoeveelheden (binnenlandse verkoop, verkoop aan de Gemeenschap en verkoop aan derde landen) omgeslagen en als correctie in de zin van artikel 2, lid 10, onder i), van de basisverordening van de verkoopprijzen afgetrokken. |
(41) |
Wat de kredietkosten betreft, bleek het aangegeven rentetarief voor het onderzoektijdvak geen weergave te zijn van de werkelijke kortetermijnfinancieringskosten van de onderneming. Daarom werden de kredietkosten dienovereenkomstig aangepast. |
d) Dumpingmarge
(42) |
Het feit dat de uitvoerprijzen duidelijk verschilden naargelang van de periode, moest in aanmerking worden genomen bij de berekening van de dumpingmarge. Daarom werd de vergelijking op maandbasis gemaakt tussen de gewogen gemiddelde uitvoerprijs en de gewogen gemiddelde normale waarde voor het betrokken product. |
(43) |
Op basis van het bovenstaande lag de dumpingmarge voor de meewerkende producent/exporteur, uitgedrukt als percentage van de cif-nettoprijs, franco grens Gemeenschap, onder de de minimis dumpingmarge als bedoeld in artikel 9, lid 3, van de basisverordening. |
(44) |
De dumpingmarge zou eveneens de minimis zijn als de gewogen gemiddelde normale waarde was vergeleken met de individuele uitvoertransacties. Een dergelijke vergelijking bleek echter niet geschikt te zijn. De uitvoerprijzen verschilden weliswaar sterk van maand tot maand (verschillen tot 20 % gedurende het onderzoektijdvak, met aanzienlijk lagere prijzen van mei tot oktober 2005), maar de maandelijkse normale waarden volgden dezelfde trend. Deze ontwikkeling was een gevolg van het feit dat de prijzen van de voornaamste grondstoffen, die een aanzienlijk percentage van de productiekosten van het betrokken product uitmaken, dezelfde ontwikkeling doormaakten. De in overweging 42 beschreven methode geeft dan ook het volledige bedrag van de dumping die plaatsvindt. |
(45) |
Aangezien de meewerkende producent/exporteur verantwoordelijk is voor de volledige Turkse export van het betrokken product naar de Gemeenschap, was er geen reden om aan te nemen dat er nog andere producenten/exporteurs waren die geen medewerking verleenden. |
(46) |
Bijgevolg moet de procedure met betrekking tot Turkije worden beëindigd als bepaald in artikel 9, lid 3, van de basisverordening. |
5. Volksrepubliek China („China”) en Oekraïne
a) Behandeling als marktgerichte onderneming
(47) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening wordt de normale waarde bij antidumpingonderzoeken betreffende producten van oorsprong uit China en Oekraïne voor producenten die voldoen aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), vastgesteld overeenkomstig de leden 1 tot en met 6 van dat artikel. |
(48) |
Om verwijzingen te vergemakkelijken, zijn deze criteria hieronder kort samengevat:
|
(49) |
Eén producent/exporteur in China heeft overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening een verzoek om behandeling als marktgerichte onderneming ingediend en binnen de vastgestelde termijn het desbetreffende formulier voor producenten/exporteurs ingevuld. De Commissie heeft alle benodigde informatie die deze onderneming in haar verzoek had verstrekt ter plaatse gecontroleerd, voor zover dat nodig werd geacht. |
(50) |
Uit het onderzoek is gebleken dat het verzoek van deze onderneming moest worden verworpen omdat de onderneming niet aan de voorschriften van de eerste drie van bovenstaande criteria voldoet. |
(51) |
Aangezien de belangrijkste aandeelhouders staatsondernemingen zijn en de door deze aandeelhouders aangeduide bestuursleden een onevenredig groot en controlerend aantal posten in de raad van bestuur bezetten, heeft de staat veel invloed op de zakelijke beslissingen van de onderneming met betrekking tot de dagelijkse leiding, alsook op de winstverdeling, de uitgifte van nieuwe aandelen, kapitaalverhogingen, wijzigingen van de statuten en de ontbinding van de onderneming. Daarom worden dergelijke beslissingen niet genomen als reactie op marktsignalen. |
(52) |
Bovendien gaven de rekeningen van de onderneming niet de werkelijke financiële situatie weer, aangezien de onderneming zonder gegronde reden een aantal herschikkingen deed in verband met de afschrijving van vaste activa, wat een schending is van IAS 1-13. Deze situatie en het feit dat de accountants van de onderneming geen enkel voorbehoud maakten en geen toelichting gaven bij de vastgestelde praktijken, hielden een duidelijke schending van de internationale boekhoudnormen in. |
(53) |
De onderneming kon niet uitleggen op welke basis de waarde van initiële activa was bepaald. De onderneming kon ten slotte niet bewijzen dat zij de huur van de kantoren betaalde. Beide tekortkomingen wezen op verstoringen van betekenis, die nog voortvloeien uit het vroegere systeem zonder markteconomie. |
(54) |
Het raadgevend comité is geraadpleegd en de rechtstreeks betrokken partijen werden in de gelegenheid gesteld om op deze bevindingen te reageren. De Commissie heeft evenwel geen opmerkingen ontvangen. Ook de bedrijfstak van de Gemeenschap werd in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken; deze was het eens met het besluit over de afhandeling van het verzoek om als marktgerichte onderneming te worden beschouwd. |
(55) |
Gezien het voorgaande werd besloten dat de Chinese producent/exporteur niet als marktgerichte onderneming kon worden behandeld. |
b) Individuele behandeling
(56) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening wordt voor landen waarop dat artikel van toepassing is, een voor het gehele land geldend recht vastgesteld, maar kunnen ondernemingen die kunnen aantonen dat ze aan de criteria van artikel 9, lid 5, van de basisverordening inzake de individuele behandeling voldoen, daarvan worden uitgezonderd. |
(57) |
De Chinese producent/exporteur die niet als marktgerichte onderneming kon worden behandeld, had voor het geval deze situatie zich zou voordoen ook om een individuele behandeling verzocht. Zoals beschreven in overweging 51 bleek de staat echter via zijn vertegenwoordigers in de raad van bestuur van de onderneming grote invloed uit te oefenen op de uitvoerprijzen en -hoeveelheden en op de verkoopvoorwaarden, zodat deze niet geacht werden vrij te zijn bepaald. Bovendien hield die staatsinmenging met de dagelijkse leiding van de onderneming in dat het risico van ontduiking niet kon worden uitgesloten indien deze exporteur een individueel recht werd toegekend. |
(58) |
Bijgevolg en ook omdat de Chinese producent/exporteur niet aan alle voorschriften van artikel 9, lid 5, van de basisverordening voldeed, werd deze onderneming geen individuele behandeling toegestaan. |
(59) |
De enige meewerkende producent/exporteur in Oekraïne, die niet om een behandeling als marktgerichte onderneming had verzocht, verzocht uitsluitend om een individuele behandeling. Er is echter geen andere producent van penta in Oekraïne bekend, wat wordt bevestigd door het feit dat de door de meewerkende producent/exporteur opgegeven Oekraïense uitvoer van penta naar de Gemeenschap, overeenkwam met de hoeveelheid die Eurostat had opgegeven. Het werd daarom niet nodig geacht vast te stellen of deze producent/exporteur een individuele behandeling moest krijgen, aangezien in elk geval een enkel voor het gehele land geldend recht zou worden opgelegd. |
c) Normale waarde
i) Referentieland
(60) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening moet de normale waarde voor producenten/exporteurs die niet als marktgerichte onderneming kunnen worden behandeld, worden vastgesteld op basis van de prijzen of een berekende normale waarde in een referentieland. |
(61) |
In het bericht van inleiding deelde de Commissie haar voornemen mee om Japan als geschikt referentieland voor de vaststelling van de normale waarde voor China en Oekraïne te kiezen; belanghebbenden werd verzocht hun reacties mee te delen. Geen enkele belanghebbende maakte bezwaar tegen dit voorstel. |
(62) |
De Commissie heeft de bekende pentaproducent in Japan gevraagd mee te werken aan deze procedure, evenwel zonder succes. |
(63) |
De bij deze procedure betrokken landen werden oorspronkelijk niet geselecteerd hetzij omdat er geen medewerking was, hetzij omdat hun binnenlandse markt verstoord kon zijn door de bestaande dumping. Daarom heeft de Commissie alle andere bekende producenten in Chili, Taiwan, Brazilië en Zuid-Korea, de andere landen waar penta wordt geproduceerd, om medewerking verzocht. |
(64) |
Alleen de Chileense producent was tot medewerking bereid. Hoewel Chili slechts één producent telde, was de Chileense binnenlandse markt voor penta gedurende het onderzoektijdvak onderhevig aan stevige concurrentie door de invoer uit China, Taiwan, de Verenigde Staten, Zweden en Zuid-Korea, aangezien er geen quota of andere kwantitatieve invoerbeperkingen gelden. |
(65) |
Gezien het voorgaande luidde de voorlopige conclusie dat Chili het meest geschikte en redelijke referentieland was overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening. |
(66) |
Deze producent werd een lijst met vragen over de binnenlandse verkoopprijzen en de productiekosten van het soortgelijke product toegezonden en de informatie in zijn antwoord werd ter plaatse gecontroleerd. |
(67) |
Het onderzoek toonde evenwel aan dat de meewerkende Turkse producent/exporteur geen dumping toepaste. Er waren geen zichtbare verstoringen van de Turkse markt voor penta; het productieproces en de grondstoffen die de Turkse producent gebruikt, lijken meer op die van de Chinese en Oekraïense producenten/exporteurs. |
(68) |
Daarom werd besloten dat Turkije in het kader van deze procedure als redelijk referentieland kon worden beschouwd. |
ii) Vaststelling van de normale waarde in het referentieland
(69) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening werd de normale waarde voor de producenten/exporteurs die niet als marktgerichte onderneming konden worden behandeld, vastgesteld op basis van gecontroleerde informatie, verstrekt door de producent uit het referentieland. |
(70) |
De normale waarde werd bepaald zoals beschreven in de overwegingen 32 tot en met 35. |
d) Uitvoerprijzen
(71) |
Omdat de Chinese en Oekraïense producenten/exporteurs rechtstreeks aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap verkochten, werd de uitvoerprijs, overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening, vastgesteld aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen prijzen. |
(72) |
Aangezien een gemiddelde normale waarde voor het volledige onderzoektijdvak niet representatief bleek te zijn, om de redenen die in de overwegingen 33 tot en met 37 werden aangehaald, werden maandelijkse gemiddelde uitvoerprijzen vastgesteld. |
e) Vergelijking
(73) |
Waar nodig en gerechtvaardigd vonden correcties plaats voor verschillen in de kosten van vervoer, verzekering, handling en aanverwante kosten, verpakking en krediet, alsook voor verschillen in bankkosten. |
f) Dumpingmarges
(74) |
Voor de ondernemingen die geen behandeling als marktgerichte onderneming hadden verkregen, werd overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening de voor het referentieland vastgestelde maandelijkse gewogen gemiddelde normale waarde vergeleken met de maandelijkse gewogen gemiddelde prijs bij uitvoer naar de Gemeenschap. |
(75) |
In het geval van China vertegenwoordigde de door de meewerkende producent/exporteur uitgevoerde hoeveelheid penta aanzienlijk minder dan 70 % van de totale hoeveelheid penta die volgens gegevens van Eurostat gedurende het onderzoektijdvak uit dat land werd ingevoerd. Voor niet-meewerkende Chinese producenten/exporteurs moest de dumpingmarge dus worden vastgesteld aan de hand van de beschikbare gegevens, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. Daarom werd het noodzakelijk geacht de dumpingmarge vast te stellen op basis van de transacties met de hoogste dumping van de meewerkende producent. Deze werkwijze werd gevolgd om te voorkomen dat het niet verlenen van medewerking zou worden beloond, en omdat er geen aanwijzingen waren dat niet-meewerkende ondernemingen op een lager niveau hadden gedumpt. |
(76) |
Voor de berekening van de gemiddelde, voor het gehele land geldende dumpingmarge werd daarom als wegingsfactor de cif-waarde van de uitvoer van respectievelijk de meewerkende en de niet-meewerkende exporteurs gebruikt. |
(77) |
Zoals uitgelegd in overweging 59 is in het geval van Oekraïne, gezien het hoge niveau van medewerking, beslist om de voor het gehele land geldende dumpingmarge vast te stellen op het niveau van de marge die voor de meewerkende producent/exporteur werd gevonden. |
(78) |
De dumpingmarges, uitgedrukt in procenten van de cif-invoerprijs, af grens Gemeenschap, vóór inklaring, bedragen:
|
6. Rusland en de Verenigde Staten van Amerika („Verenigde Staten”)
(79) |
Geen enkele producent uit Rusland of de Verenigde Staten heeft aan dit onderzoek meegewerkt. Daarom werd bij gebrek aan een geschiktere basis de voor het gehele land geldende dumpingmarge overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening voorlopig vastgesteld op basis van de beschikbare gegevens, dat wil zeggen gegevens die zijn afgeleid uit de klacht. |
(80) |
De dumpingmarges, uitgedrukt in procenten van de cif-invoerprijs, af grens Gemeenschap, vóór inklaring, bedragen:
|
D. SCHADE
1. Productie in de Gemeenschap
(81) |
Het onderzoek heeft uitgewezen dat het soortgelijke product gemaakt wordt door vijf producenten in de Gemeenschap, van wie een met twee productievestigingen. De klacht werd ingediend namens twee van deze producenten. Na de inleiding besliste een derde producent om de procedure te steunen door zijn volledige medewerking aan het onderzoek te verlenen. De twee andere producenten, die allebei algemene productie- en verkoopgegevens verstrekten, hebben verklaard de procedure te steunen. |
(82) |
Het volume van de productie in de Gemeenschap in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening is derhalve voorlopig berekend door het productievolume van de drie meewerkende producenten in de Gemeenschap op te tellen bij dat van de twee andere producenten, volgens de gegevens die deze hebben verstrekt. Op basis hiervan werd de totale productie van het soortgelijke product in de Gemeenschap gedurende het onderzoektijdvak berekend op 115 609 t. |
2. Definitie van de bedrijfstak van de Gemeenschap
(83) |
De drie producenten in de Gemeenschap die hun volle medewerking hebben verleend aan het onderzoek zijn goed voor 94 % van de productie van het soortgelijke product in de Gemeenschap. Zij worden derhalve geacht „de bedrijfstak van de Gemeenschap” te vormen in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening. |
3. Verbruik in de Gemeenschap
(84) |
Het verbruik in de Gemeenschap werd vastgesteld aan de hand van het verkoopvolume van de bekende producenten in de Gemeenschap, plus de invoer uit alle derde landen voor de desbetreffende GN-code volgens Eurostat. In dit verband zij opgemerkt dat slechts een van de twee producenten in de Gemeenschap die geen klacht hebben ingediend, verkoopcijfers voor de volledige beoordelingsperiode heeft verstrekt. Daarom werd geen rekening gehouden met de verkoopcijfers van de andere producent, aangezien die alleen voor het onderzoektijdvak werden verstrekt. Dit heeft geen invloed op het algemene beeld aangezien het slechts om een beperkt verkoopvolume ging. Zoals blijkt uit onderstaande tabel daalde het verbruik van het betrokken product en het soortgelijke product in de Gemeenschap in de beoordelingsperiode met 12 %. De vraag bleef stabiel tussen 2003 en 2004, terwijl ze in het onderzoektijdvak met 9 % daalde ten opzichte van het jaar ervoor.
|
4. Invoer in de Gemeenschap uit de betrokken landen
a) Cumulatie
(85) |
De Commissie is nagegaan of de gevolgen van de invoer van penta van oorsprong uit de Verenigde Staten, China, Oekraïne, Rusland en Turkije overeenkomstig artikel 3, lid 4, van de basisverordening cumulatief moesten worden beoordeeld. Aangezien bij de invoer vanuit Turkije geen dumpingprijzen werden toegepast, moet de procedure worden beëindigd wat de invoer uit dat land betreft. |
b) Dumpingmarge en invoervolume
(86) |
De na de uitsluiting van Turkije voor elk van de vier resterende landen vastgestelde gemiddelde dumpingmarge ligt boven de de minimis dumpingmarge als bedoeld in artikel 9, lid 3, van de basisverordening en het volume van de invoer uit al deze landen is niet verwaarloosbaar in de zin van artikel 5, lid 7, van de basisverordening (hun marktaandeel bedroeg in het onderzoektijdvak respectievelijk 1,8 % voor China, 1,5 % voor Rusland, 3,7 % voor Oekraïne en 1,9 % voor de Verenigde Staten). |
c) Concurrentievoorwaarden
(87) |
Het invoervolume uit China, Rusland en Oekraïne is gedurende de beoordelingsperiode aanzienlijk toegenomen en de prijsontwikkeling is gelijk met een duidelijke onderbieding van de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap. |
(88) |
Zoals hierboven is uiteengezet, is vastgesteld dat het uit de betrokken landen ingevoerde betrokken product en het door de bedrijfstak van de Gemeenschap vervaardigde en verkochte soortgelijke product dezelfde fysische, technische en chemische basiskenmerken en hetzelfde eindgebruik hebben. Bovendien worden alle producten via soortgelijke verkoopkanalen aan dezelfde afnemers verkocht, waardoor ze met elkaar concurreren. |
(89) |
Bij de invoer uit de Verenigde Staten bleek geen sprake te zijn van onderbieding van de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap (zie overweging 141). Het prijsbeleid van de Amerikaanse exporteurs verschilde in feite volledig van dat van de exporteurs uit de andere betrokken landen. De Verenigde Staten slaagde er namelijk in zijn aandeel op de Gemeenschapsmarkt te vergroten met prijzen die hoger lagen dan die van de drie andere landen. De verklaring is dat één Amerikaanse producent/exporteur bijzonder succesvol is geweest in een ander marktsegment, waar hogere prijzen kunnen worden verkregen. Een cumulatieve beoordeling van de invoer uit de Verenigde Staten en de invoer met dumping uit China, Rusland en Oekraïne werd daarom niet passend geacht gezien het verschil in concurrentievoorwaarden tussen de invoer uit de Verenigde Staten en, enerzijds, de invoer tegen dumpingprijzen uit de drie andere betrokken landen en, anderzijds, het soortgelijke product uit de Gemeenschap. |
(90) |
Gezien het voorgaande werd geconcludeerd dat was voldaan aan de voorwaarden voor een cumulatieve beoordeling van de invoer van penta van oorsprong uit China, Rusland en Oekraïne. |
d) Gecumuleerd volume en marktaandeel
(91) |
Uit Eurostat-gegevens kan worden afgeleid dat het invoervolume uit China, Rusland en Oekraïne aanzienlijk gestegen is, van 1 235 t in 2002 tot 5 136 t gedurende het onderzoektijdvak. Hun gecombineerde marktaandeel is in diezelfde periode continu gestegen van 1 % naar 7 %. Dit terwijl het verbruik terugliep.
|
e) Invoerprijzen en prijsonderbieding
(92) |
De prijsinformatie met betrekking tot de totale invoer uit de drie betrokken landen is afgeleid uit Eurostat-gegevens. Uit de volgende tabel blijkt de ontwikkeling van de gemiddelde prijs bij invoer uit China, Rusland en Oekraïne. Gedurende de beoordelingsperiode daalden deze prijzen met 13 %.
|
(93) |
Om na te gaan of er sprake was van onderbieding heeft de Commissie gegevens met betrekking tot het onderzoektijdvak geanalyseerd. Hierbij werd uitgegaan van de verkoopprijzen die de bedrijfstak van de Gemeenschap in rekening bracht aan onafhankelijke afnemers, waar nodig gecorrigeerd naar het niveau af fabriek, dat wil zeggen met uitsluiting van de kosten van het vervoer in de Gemeenschap en na aftrek van kortingen en rabatten. Deze prijzen werden vergeleken met de prijzen van de invoer uit de drie betrokken landen. Aangezien Rusland geen medewerking verleende, werd de gewogen gemiddelde uitvoerprijs voor dat land afgeleid uit Eurostat-gegevens. Voor China en Oekraïne werd een vergelijking gemaakt met de door de meewerkende producenten gehanteerde uitvoerprijzen, zonder kortingen en waar nodig gecorrigeerd tot de cif-prijs, grens Gemeenschap, alsmede gecorrigeerd voor de inklaringskosten en de kosten na invoer. De prijzen werden in beide gevallen representatief geacht aangezien Oekraïne slechts één producent van penta telt, en de uitvoer door de Chinese meewerkende producent ongeveer de helft uitmaakt van de penta die China naar de EG uitvoert. |
(94) |
Uit deze vergelijking is gebleken dat de gewogen gemiddelde onderbiedingsmarges gedurende het onderzoektijdvak als volgt waren: 11,3 % voor China, 6,2 % voor Oekraïne en 11,9 % voor Rusland. |
5. Situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap
(95) |
Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de bedrijfstak van de Gemeenschap een analyse van alle economische factoren en indicatoren die relevant waren voor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap gedurende de beoordelingsperiode. |
a) Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad
(96) |
Tussen 2002 en het onderzoektijdvak daalde de productie met 3 %. De stijging in 2004 was het gevolg van de verhoging van de productiecapaciteit door één producent. De ontwikkeling van het productievolume was als volgt:
|
(97) |
De productiecapaciteit werd vastgesteld op basis van de nominale capaciteit van de productie-eenheden van de bedrijfstak van de Gemeenschap, rekening houdend met productieonderbrekingen. De productiecapaciteit nam in de beoordelingsperiode met 6 % toe. De toename vond hoofdzakelijk in 2004 plaats en was het resultaat van het wegwerken van knelpunten bij één producent en de reorganisatie van de tweede productievestiging van diezelfde producent. |
(98) |
Als gevolg van de daling van het productievolume en de lichte stijging van de capaciteit daalde de bezettingsgraad van 95 % in 2002 tot 87 % gedurende het onderzoektijdvak.
|
b) Voorraden
(99) |
De voorraden zijn gedurende de beoordelingsperiode meer dan verdubbeld; dat wijst erop dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn producten steeds moeilijker kan verkopen op de Gemeenschapsmarkt.
|
c) Verkoopvolume, marktaandeel en gemiddelde prijs per eenheid in de Gemeenschap
(100) |
De verkoop van penta door de bedrijfstak van de Gemeenschap aan onafhankelijke afnemers op de Gemeenschapsmarkt is gestaag gedaald, van 64 663 t in 2002 tot 54 543 t gedurende het onderzoektijdvak, dat wil zeggen met 16 %. Het verkoopvolume daalde dus sterker dan het verbruik in de Gemeenschap, dat gedurende dezelfde periode zoals gezegd met 12 % afnam. De bedrijfstak verloor drie procentpunten marktaandeel. Dit daalde van 78 % in 2002 tot 75 % gedurende het onderzoektijdvak.
|
(101) |
De gemiddelde verkoopprijs aan onafhankelijke afnemers op de Gemeenschapsmarkt daalde gedurende de beoordelingsperiode met 11 %. Tussen 2002 en 2003 werd een lichte prijsstijging opgetekend, waarna de prijzen opnieuw daalden en een dieptepunt bereikten gedurende het onderzoektijdvak, namelijk 1 040 EUR/t. |
(102) |
De prijsdalingen gedurende de beoordelingsperiode moeten worden gezien in het licht van de pogingen van de bedrijfstak van de Gemeenschap om te concurreren met de invoer met dumping. Het huidige prijsniveau is echter onhoudbaar, aangezien de bedrijfstak van de Gemeenschap gedwongen wordt om onder de kostprijs te verkopen om op de markt te blijven.
|
d) Winstgevendheid en cashflow
(103) |
De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap is gedurende de beoordelingsperiode sterk gedaald, van 12,6 % in 2002 tot – 11,5 % gedurende het onderzoektijdvak. In 2004 wist de bedrijfstak van de Gemeenschap nog een kleine winst te maken, maar de situatie sloeg helemaal om gedurende het onderzoektijdvak, toen de bedrijfstak verlies begon te maken. De belangrijkste reden voor deze ontwikkeling is dat de stijging van de grondstofprijzen, en met name die van methanol, dat ongeveer 25 % van de productiekosten uitmaakt, gezien de lage prijs van de invoer uit de betrokken landen niet op de eindgebruiker kon worden afgewenteld.
|
(104) |
De cashflow verslechterde gedurende de beoordelingsperiode eveneens en volgde de dalende trend van de winstgevendheid. Gedurende het onderzoektijdvak was er zelfs een negatieve cashflow. De daling van het absolute niveau van de negatieve cashflow aan het einde van de periode is te wijten aan de daling van het productie- en verkoopvolume.
|
e) Investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken
(105) |
Op het gebied van investeringen tekende zich gedurende de beoordelingsperiode een positieve trend af. De voornaamste investeringen werden echter in 2003 gedaan, toen de bedrijfstak van de Gemeenschap nog rendabel was. Eén producent werkte een aantal knelpunten weg, een andere moderniseerde zijn productie-uitrusting om aan de milieuvoorschriften te voldoen.
|
(106) |
Het rendement van investeringen bij de productie en verkoop van het soortgelijke product was negatief gedurende het onderzoektijdvak en daalde aanzienlijk gedurende de beoordelingsperiode, wat de daling van de winstgevendheid weerspiegelt.
|
(107) |
Er waren geen aanwijzingen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap, die bestaat uit grote ondernemingen die ook andere producten vervaardigen, problemen ondervond om kapitaal voor zijn activiteiten bijeen te brengen. Daarom werd geconcludeerd dat dat voor de volledige beoordelingsperiode gold. |
f) Werkgelegenheid, productiviteit en lonen
(108) |
De ontwikkeling van de werkgelegenheid, de productiviteit en de lonen was als volgt:
|
(109) |
Het aantal werknemers steeg gedurende de beoordelingsperiode met 3 %. Dat was het resultaat van een reorganisatie bij één producent in de Gemeenschap: intern werden meer mensen ingezet voor de productie van penta, maar het totale aantal werknemers van de onderneming bleef gelijk. Als gevolg van de lichte stijging van het aantal werknemers en de dalende productie nam de productiviteit gedurende de beoordelingsperiode af. |
(110) |
Het gemiddelde loon per werknemer steeg gedurende de beoordelingsperiode met 4 %; dat is minder dan de stijging van de inflatie in diezelfde periode. |
g) Groei
(111) |
Terwijl het verbruik in de Gemeenschap gedurende de beoordelingsperiode met 12 % afnam, daalde het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Gemeenschap met 16 %. Tegelijkertijd steeg de invoer uit China, Rusland en Oekraïne met meer dan 300 % en die vanuit de Verenigde Staten met meer dan 700 %. De bedrijfstak van de Gemeenschap verloor marktaandeel; het aandeel van de invoer nam toe. |
h) Omvang van de huidige dumpingmarge en herstel van eerdere dumping
(112) |
De dumpingmarges voor China, Rusland, Oekraïne en de Verenigde Staten zijn hierboven gespecificeerd in het deel over dumping. Deze marges zijn duidelijk meer dan de minimis. Bovendien kunnen de gevolgen van de werkelijke dumpingmarge, gezien de omvang van de invoer met dumping en de prijzen van de ingevoerde producten, niet als te verwaarlozen worden beschouwd. |
(113) |
De Gemeenschap is niet herstellende van de gevolgen van eerdere dumping of subsidiëring, omdat er niet eerder een onderzoek heeft plaatsgevonden. |
6. Conclusie inzake de schade
(114) |
Uit de analyse van de schade-indicatoren blijkt dat de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap na 2002 aanzienlijk verslechterd is en een dieptepunt bereikte gedurende het onderzoektijdvak, toen een verlies van 11,5 % werd opgetekend. |
(115) |
Terwijl het verbruik gedurende de beoordelingsperiode afnam, daalden de productie in de Gemeenschap en de bezettingsgraad met respectievelijk 3 en 8 %. Het volume van de verkoop op de Gemeenschapsmarkt nam af met 16 % en de waarde met 25 %. Deze ontwikkeling blijkt ook uit de toegenomen voorraden, die gedurende de beoordelingsperiode bijna zijn verdubbeld. Hierdoor is het marktaandeel gedaald van 78 % in 2002 naar 75 % gedurende het onderzoektijdvak. De gemiddelde prijs per eenheid is gedurende de beoordelingsperiode met 11 % gedaald, terwijl de grondstofprijzen in dezelfde periode zijn gestegen. Om niet nog meer marktaandeel te verliezen en de productie draaiende te houden kon de bedrijfstak van de Gemeenschap niet anders dan het prijspeil van de invoer met dumping volgen. Dit heeft geleid tot een scherpe daling van de winstgevendheid gedurende het onderzoektijdvak. |
(116) |
Ook de meeste andere schade-indicatoren bevestigen de negatieve situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Het rendement van investeringen en de cashflow waren negatief en de productiviteit nam af. De investeringen namen weliswaar toe, maar de investeringen gedurende het onderzoektijdvak — het jaar waarin de bedrijfstak van de Gemeenschap verlies liet optekenen — gingen naar het wegwerken van knelpunten en het moderniseren van machines om aan de milieuvoorschriften te voldoen. Er werd niet in nieuwe productie-uitrusting geïnvesteerd. De lichte stijging van het aantal werknemers was het gevolg van een reorganisatie bij één producent, die evenwel geen nieuw personeel in dienst nam in een verslechterende economische situatie. |
(117) |
Gezien het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 6, van de basisverordening. |
E. OORZAKELIJK VERBAND
1. Opmerking vooraf
(118) |
Overeenkomstig artikel 3, leden 6 en 7, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of de bedrijfstak van de Gemeenschap door de invoer met dumping van het betrokken product uit de betrokken landen zodanige schade heeft geleden dat deze als aanmerkelijk kan worden beschouwd. Andere bekende factoren dan de invoer met dumping waardoor de bedrijfstak van de Gemeenschap terzelfder tijd schade kon hebben geleden, werden eveneens onderzocht, om te voorkomen dat mogelijke schade door deze andere factoren aan de invoer met dumping werd toegeschreven. |
2. Gevolgen van de invoer met dumping
(119) |
Ter herinnering: voor Turkije, dat gedurende het onderzoektijdvak een marktaandeel van 8,6 % had, lag de vastgestelde dumpingmarge onder de de minimis dumpingmarge. Daarom werd de invoer uit Turkije buiten beschouwing gelaten bij de analyse van de gevolgen van de invoer met dumping voor de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden. Het gecombineerde marktaandeel van de vier resterende landen bedroeg gedurende het onderzoektijdvak 9 %. |
(120) |
Het volume van de invoer uit China, Rusland en Oekraïne is gedurende de beoordelingsperiode aanzienlijk gestegen, zowel absoluut als qua marktaandeel. Van een bijna verwaarloosbare 1 235 t in 2002 naar 5 136 t gedurende het onderzoektijdvak: dat is een stijging met 316 %. Hun gecombineerde marktaandeel is in dezelfde periode gestegen van 1 % naar 7 %. De gewogen gemiddelde invoerprijzen zijn met 13 % gedaald, wat tot duidelijke onderbieding gedurende het onderzoektijdvak heeft geleid. De aanzienlijke toename van de invoer uit de drie betrokken landen en de groei van hun marktaandeel gedurende de beoordelingsperiode, en dat tegen prijzen die duidelijk onder die van de bedrijfstak van de Gemeenschap bleven, viel in de tijd samen met de duidelijke verslechtering van de algemene financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap. |
(121) |
De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft aangevoerd dat de markt gezien de aard van het product ernstig verstoord werd door de invoer met dumping, ook al had die maar een klein marktaandeel. Penta is een basisproduct en de laagste prijs die op de markt wordt genoteerd, bepaalt in sterke mate de marktprijs, waaraan de andere producenten zich moeten houden als ze geen bestellingen willen verliezen. Dat blijkt uit de daling van de verkoopprijzen die de bedrijfstak van de Gemeenschap gedurende de beoordelingsperiode hanteerde, terwijl de prijs van de grondstof methanol omhoogschoot. De bedrijfstak van de Gemeenschap houdt vol dat de stijging van de grondstofprijzen gezien de sterke prijsdruk van de invoer met dumping niet op de afnemers kon worden afgewenteld. Daardoor daalden de winstgevendheid, het rendement van de investeringen en de cashflow sterk. |
(122) |
Wanneer we de ontwikkeling nader bekijken, blijkt echter dat de aanzienlijke verslechtering van de financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap zich gedurende het onderzoektijdvak voordeed. In de jaren voordien steeg de invoer uit China, Rusland en Oekraïne sterk van 1 235 t in 2002 tot 4 752 t in 2004, dat wil zeggen met 285 %, terwijl de prijzen die deze landen hanteerden in diezelfde periode met 9 % daalden. Deze stijging van de invoer had echter geen dramatische gevolgen voor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap: terwijl het verkoopvolume met 9 % en de prijzen met 1 % daalden, bleef de winst in 2004 op een redelijk peil (5,7 %). Gedurende het onderzoektijdvak viel de daling van de verkoop door de bedrijfstak van de Gemeenschap met 7 % samen met de verdere stijging van de invoer uit de betrokken landen met 8 %, een vrij kleine stijging ten opzichte van de stijging in de twee voorgaande jaren. Pas gedurende het onderzoektijdvak zag de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn winstgevendheid scherp dalen tot – 11,5 % en ging de financiële situatie er dramatisch op achteruit. |
(123) |
Gezien het voorgaande lijkt er voor de volledige beoordelingsperiode een verband te bestaan tussen de ontwikkeling van de invoer met dumping en de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden. De invoer met dumping alleen lijkt echter niet te volstaan als verklaring voor de scherpe daling van de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap gedurende het onderzoektijdvak. Daarom kan niet worden geconcludeerd dat de invoer met dumping een doorslaggevende rol heeft gespeeld in de ongunstige situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, die een dieptepunt heeft bereikt gedurende het onderzoektijdvak. |
3. Gevolgen van andere factoren
a) Daling van het verbruik in de Gemeenschap
(124) |
Het verbruik van penta in de Gemeenschap is gedurende de beoordelingsperiode met 12 % gedaald. Deze dalende trend lijkt verband te houden met de verminderde vraag naar alkydharsen in de verfindustrie, die ongeveer 70 % van het eindgebruik van penta op de Gemeenschapsmarkt voor haar rekening neemt. Bij een bezoek aan een industriële gebruiker van penta — een producent van alkydharsen voor de verfindustrie — is gebleken dat de vraag naar alkyden in de toekomst waarschijnlijk nog sterker zal dalen: in de milieuwetgeving zal worden bepaald dat verf voor de bouw en voor industrieel gebruik minder vluchtige organische stoffen mag bevatten. Aangezien alkydharsen meer van dergelijke stoffen bevatten dan andere technologieën, zullen ze waarschijnlijk minder in verven worden gebruikt. |
(125) |
Het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Gemeenschap is met 16 % gedaald en het marktaandeel met drie procentpunten, namelijk van 78 % in 2002 tot 75 % gedurende het onderzoektijdvak. Het volume van de invoer uit China, Rusland en Oekraïne is gedurende de beoordelingsperiode met 316 % toegenomen, waardoor het marktaandeel van die landen van 1 % naar 7 % is gestegen. Zij hebben het marktaandeel overgenomen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap verloren is. De dalende vraag naar penta in de Gemeenschap verklaart dus op zich niet waarom de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap gedurende de beoordelingsperiode verslechterd is. |
(126) |
De jaarlijkse ontwikkeling van het verbruik toont echter aan dat de daling van het verbruik (met 9 %) tussen 2004 en het onderzoektijdvak veel scherper was dan in de voorgaande jaren. Het verbruik bleef tussen 2003 en 2004 inderdaad stabiel, terwijl tussen 2002 en 2003 een stijging met 3 % werd opgetekend. Aangezien de daling van het verbruik samenvalt met de periode waarin de bedrijfstak van de Gemeenschap verlies begon te maken, kan dus niet worden uitgesloten dat de afnemende vraag naar penta op de Gemeenschapsmarkt een invloed heeft gehad op de ongunstige situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap. |
b) Invoer uit andere derde landen
(127) |
De invoer uit andere derde landen (de vijf grootste) was als volgt:
|
(128) |
Volgens Eurostat-gegevens en de tijdens het onderzoek verzamelde informatie zijn Chili, India en Taiwan de belangrijkste andere derde landen waaruit penta wordt ingevoerd. Wanneer de invoer uit Turkije bij de invoer uit de andere derde landen wordt opgeteld, is het totale volume van de invoer uit andere derde landen met 12 % gestegen van 8 586 t in 2002 tot 9 636 t gedurende het onderzoektijdvak. Hun gecombineerde marktaandeel is daarmee gestegen van 10 naar 13 %. Het prijspeil van de invoer uit derde landen bleef gedurende de volledige beoordelingsperiode een stuk hoger dan dat van de bedrijfstak van de Gemeenschap. De invoer uit andere derde landen, die moest concurreren met de invoer tegen dumpingprijzen, is er dus in geslaagd zijn marktaandeel met drie procentpunten te verhogen en dat tegen prijzen die hoger lagen dan die van de bedrijfstak van de Gemeenschap. |
(129) |
Bij de invoer uit andere derde landen tekende zich wel een andere trend af dan bij de invoer met dumping: de invoer uit andere derde landen bereikte zijn hoogtepunt in 2004 en viel gedurende het onderzoektijdvak — het jaar waarin de bedrijfstak van de Gemeenschap verlies liet optekenen — 22 % terug ten opzichte van het jaar daarvoor. Ook daalde de gemiddelde prijs in die periode met 11 % en zakte het marktaandeel twee procentpunten. Dit lijkt erop te wijzen dat vanaf 2004 ook de producenten in andere derde landen te lijden hadden onder de lage marktprijzen. Hun prijzen bleven niettemin hoger dan die van de bedrijfstak van de Gemeenschap, ook gedurende het onderzoektijdvak. |
c) Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Gemeenschap
(130) |
Er werd ook nagegaan of de uitvoer door de bedrijfstak van de Gemeenschap naar niet-EG-landen kan hebben bijgedragen tot de gedurende de beoordelingsperiode geleden schade. De uitvoer naar onafhankelijke afnemers in niet-EG-landen vertegenwoordigde gedurende de beoordelingsperiode bijna de helft van de verkoop van het soortgelijke product door de bedrijfstak van de Gemeenschap. Het uitvoervolume steeg met 3 % tussen 2002 en het onderzoektijdvak, terwijl de gemiddelde uitvoerprijzen met 7 % daalden.
|
(131) |
Ook al nam het volume van de uitvoer licht toe, het feit dat de gemiddelde uitvoerprijzen gedurende het onderzoektijdvak lager waren dan de gemiddelde verkoopprijzen op de Gemeenschapsmarkt en bovendien onder de productiekostprijs per eenheid lagen, heeft zeker negatieve gevolgen gehad voor de algemene financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, ook al heeft dat geen rechtstreekse gevolgen voor de winstgevendheid op de Gemeenschapsmarkt. Daarom kan niet worden uitgesloten dat de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden indirect ook is veroorzaakt door de negatieve ontwikkeling van de winstgevendheid op de uitvoermarkten, aangezien dit bijvoorbeeld gevolgen zou hebben gehad voor het vermogen van de bedrijfstak van de Gemeenschap om nieuwe investeringen te doen of nieuw personeel aan te werven. |
d) Andere producenten in de Gemeenschap
(132) |
De producent in de Gemeenschap die geen klacht heeft ingediend en gegevens voor de volledige betrokken periode heeft verstrekt, heeft zijn verkoopvolume nog sterker zien dalen dan dat van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Hij lijkt zich dan ook in een vergelijkbare situatie te bevinden als de klagende producenten in de Gemeenschap. Het is dus duidelijk dat deze producent niet heeft bijgedragen aan de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden. |
e) Stijging van de grondstofprijzen
(133) |
De prijs van de voornaamste grondstof, methanol, is gedurende de beoordelingsperiode sterk gestegen. Volgens statistische gegevens op de website van Methanex, ’s werelds grootste methanolproducent en -handelaar, is de Europese contractprijs gestegen van 125 EUR/t in januari 2002 naar 235 EUR/t in december 2005. Dit heeft bijgedragen aan de stijging van de productiekosten per eenheid met 10 % gedurende de beoordelingsperiode en vervolgens aan de daling van de winstgevendheid, gezien de daling van de verkoopprijs per eenheid met 13 % gedurende dezelfde periode. |
(134) |
Men kan niet zeggen dat de stijgende grondstofprijzen op zich schadelijke gevolgen hebben gehad voor de bedrijfstak van de Gemeenschap. De daling van de winstgevendheid was veeleer toe te schrijven aan het feit dat de producenten in de Gemeenschap deze hogere grondstofprijzen wegens het lage prijspeil op de Gemeenschapsmarkt niet op hun afnemers hebben kunnen afwentelen door hun verkoopprijs te verhogen. Terwijl de methanolprijs gedurende de beoordelingsperiode met 88 % steeg, was dat gedurende het onderzoektijdvak maar 2 %. De marktprijs van penta mag dan gedurende het onderzoektijdvak wel laag geweest zijn, de gelijktijdige prijsontwikkeling van de voornaamste grondstof, methanol, verklaart niet waarom de bedrijfstak van de Gemeenschap gedurende het onderzoektijdvak zoveel verlies begon te maken. |
4. Conclusie betreffende het oorzakelijk verband
(135) |
Uit de beschikbare gegevens blijkt dat de invoer met dumping uit China, Rusland en Oekraïne de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap onder druk heeft gezet, zelfs met een klein marktaandeel. Na een gedetailleerde analyse kan echter geen duidelijk oorzakelijk verband worden gelegd tussen de verslechtering van de financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap en de ontwikkeling van de invoer met dumping. |
(136) |
De verslechtering van de winstgevendheid en de algemene financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap vond plaats tussen 2004 en het onderzoektijdvak, toen het volume van de invoer met dumping slechts met 8 % toenam in vergelijking met de stijging van 285 % gedurende de voorgaande drie jaar, toen de bedrijfstak van de Gemeenschap nog winst maakte. Bovendien viel de daling van de vraag naar penta op de Gemeenschapsmarkt samen met de verslechtering van de financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap. De prijsstijging van de voornaamste grondstof, methanol, was gedurende het onderzoektijdvak veel minder uitgesproken dan tijdens de voorgaande jaren en verklaart dus niet de plotse en dramatische daling van de winstgevendheid gedurende het onderzoektijdvak. |
(137) |
Het feit dat de bedrijfstak van de Gemeenschap bijna de helft van zijn productie uitvoert tegen prijzen die onder de kostprijs liggen, moet worden gezien als een factor die heeft bijgedragen aan de algemene negatieve situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, ook al heeft dat geen rechtstreekse invloed op de winstgevendheid op de Gemeenschapsmarkt. |
(138) |
Bijgevolg kan niet worden geconcludeerd dat de invoer met dumping op zich aanmerkelijke schade heeft veroorzaakt. Onderzoek van andere factoren overeenkomstig artikel 3, lid 7, van de basisverordening heeft namelijk aangetoond dat de schade ook kan worden toegeschreven aan de daling van het verbruik, de uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Gemeenschap en de invoer uit andere derde landen. |
5. Invoer uit de Verenigde Staten
(139) |
Het volume van de invoer uit de Verenigde Staten is gestegen van 169 t in 2002 naar 1 355 t gedurende het onderzoektijdvak. Daardoor is het marktaandeel van de Verenigde Staten in diezelfde periode toegenomen van 0,2 % tot 1,9 %. |
(140) |
De gemiddelde invoerprijzen uit de Verenigde Staten namen gedurende de beoordelingsperiode af, maar ze bleven hoger dan de prijzen die door producenten in China, Rusland en Oekraïne werden gehanteerd.
|
(141) |
De prijsonderbieding werd vastgesteld zoals beschreven in overweging 93. De gewogen gemiddelde onderbiedingsmarge voor de Verenigde Staten bedroeg – 19,5 % gedurende het onderzoektijdvak, dat wil zeggen dat de gemiddelde invoerprijs aanzienlijk hoger lag dan de prijs die door de bedrijfstak van de Gemeenschap op de Gemeenschapsmarkt werd gehanteerd. Zoals hieronder wordt uitgelegd, heeft de invoer uit de Verenigde Staten de prijzen ook niet doen dalen. |
(142) |
Terwijl de invoer uit de Verenigde Staten toenam, zag de bedrijfstak van de Gemeenschap gedurende het onderzoektijdvak onder meer zijn verkoop, zijn marktaandeel en zijn prijzen dalen, wat geleid heeft tot de conclusie in overweging 117 dat de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade had geleden. Opgemerkt zij echter dat de prijzen van de invoer uit de Verenigde Staten niet lager waren dan die van de bedrijfstak van de Gemeenschap, maar juist aanzienlijk hoger waren dan de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Daarnaast werd ook een vergelijking gemaakt tussen de prijs van de invoer uit de Verenigde Staten en de niet-schadelijke prijs van het soortgelijke product dat door de bedrijfstak van de Gemeenschap op de Gemeenschapsmarkt werd verkocht. De niet-schadelijke prijs werd verkregen door de verkoopprijs van de bedrijfstak van de Gemeenschap zodanig te corrigeren dat deze een winstmarge inhield die de bedrijfstak van de Gemeenschap kon verwachten als er geen schadelijke dumping plaatsvond. Uit deze vergelijking bleek dat het niveau van prijsbederf minimaal was. Daarom wordt geoordeeld dat deze invoer niet heeft bijgedragen tot de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden. |
F. BEËINDIGING VAN DE PROCEDURE
(143) |
Aangezien er geen duidelijk oorzakelijk verband bestaat tussen de invoer met dumping en de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden, moet de antidumpingprocedure overeenkomstig artikel 9, leden 2 en 3, van de basisverordening worden beëindigd. |
(144) |
De indiener van de klacht en alle andere belanghebbenden werden in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens is deze procedure te beëindigen. Vervolgens hebben de indieners van de klacht hun mening te kennen gegeven, maar deze was niet van die aard dat ze tot herziening van de bovenvermelde conclusies noopte, |
BESLUIT:
Artikel 1
De antidumpingprocedure betreffende de invoer van pentaerytritol, met GN-code 2905 42 00, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika, de Volksrepubliek China, Oekraïne, Rusland en Turkije wordt hierbij beëindigd.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 3 april 2007.
Voor de Commissie
Peter MANDELSON
Lid van de Commissie
(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) Nr. 2117/2005 (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17).
(2) PB C 11 van 17.1.2006, blz. 4.
OVEREENKOMSTEN
Raad
4.4.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 94/70 |
Informatie over de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de betekening en de kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken
De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de betekening en de kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (1), die op 19 oktober 2005 in Brussel is ondertekend, zal op 1 juli 2007 in werking treden, overeenkomstig artikel 10, lid 2, van de overeenkomst.
(1) PB L 300 van 17.11.2005, blz. 55.
4.4.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 94/70 |
Informatie over de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken
De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (1), die op 19 oktober 2005 in Brussel is ondertekend, zal op 1 juli 2007 in werking treden, overeenkomstig artikel 12, lid 2, van de overeenkomst.
(1) PB L 299 van 16.11.2005, blz. 62.
Rectificaties
4.4.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 94/71 |
Rectificatie van Richtlijn 2007/19/EG van de Commissie van 30 maart 2007 tot wijziging van Richtlijn 2002/72/EG inzake materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen en Richtlijn 85/572/EEG van de Raad tot vaststelling van de lijst van de simulatiestoffen waarvan gebruik moet worden gemaakt voor de controle op migratie van bestanddelen van materialen en voorwerpen van kunststof bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen
( Publicatieblad van de Europese Unie L 91 van 31 maart 2007 )
In de inhoudsopgave, op bladzijde 17 in de titel en op bladzijde 22 in de slotformule:
in plaats van:
„30 maart 2007”,
te lezen:
„2 april 2007”.
Bladzijde 22, artikel 3, lid 1:
|
In de eerste alinea:
|
|
In de derde alinea:
|
Bladzijde 22, artikel 4 wordt als volgt gelezen:
„Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op 3 april 2007.”.