ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 397

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

49e jaargang
30 december 2006


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

*

Verordening (EG) nr. 1894/2006 van de Raad van 18 december 2006 betreffende de sluiting van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Brazilië betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, in verband met hun toetreding tot de Europese Gemeenschap en houdende wijziging en aanvulling van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief

1

 

*

Verordening (EG, Euratom) nr. 1895/2006 van de Raad van 19 december 2006 houdende aanpassing met ingang van 1 juli 2006 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten welke van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen

6

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Raad

 

*

Besluit van de Raad van 18 december 2006 betreffende de sluiting van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Brazilië betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, in verband met hun toetreding tot de Europese Gemeenschap

10

Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Brazilië betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, in verband met hun toetreding tot de Europese Gemeenschap

11

 

*

Besluit van de Raad van 18 december 2006 betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Canada tot vaststelling van een kader voor samenwerking op het gebied van hoger onderwijs, beroepsopleiding en jongeren

14

Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Canada tot vaststelling van een kader voor samenwerking op het gebied van hoger onderwijs, beroepsopleiding en jongeren

15

 

*

Beschikking van de Raad van 19 december 2006 tot wijziging van Beschikking 90/424/EEG betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied

22

 

 

Commissie

 

*

Beschikking van de Commissie van 18 december 2006 betreffende de niet-opneming van alachloor in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad en de intrekking van de toelating voor gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stof bevatten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 6567)  ( 1 )

28

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

30.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 397/1


VERORDENING (EG) nr. 1894/2006 VAN DE RAAD

van 18 december 2006

betreffende de sluiting van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Brazilië betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, in verband met hun toetreding tot de Europese Gemeenschap en houdende wijziging en aanvulling van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 133,

Gelet op het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 (1) is een goederennomenclatuur ingesteld, hierna „gecombineerde nomenclatuur” of „GN” genoemd, en zijn de conventionele rechten van het gemeenschappelijk douanetarief vastgesteld.

(2)

Bij Besluit 2006/1894/EG (2) heeft de Raad namens de Gemeenschap zijn goedkeuring gehecht aan de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Brazilië betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, in verband met hun toetreding tot de Europese Gemeenschap met het oog op de afsluiting van de onderhandelingen uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, van de GATT 1994.

(3)

Verordening (EEG) nr. 2658/87 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd en aangevuld,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2658/87 wordt als volgt gewijzigd:

a)

het Tweede Deel (Tabel der rechten) en het Derde Deel (Bijlagen bij het Tarief) worden gewijzigd respectievelijk aangevuld overeenkomstig het bepaalde in de bijlage bij deze verordening;

b)

GN-codes 0201 30 00, 0202 30 90, 0206 10 95, 0206 29 91 van bijlage 7 van afdeling III van het derde deel (Door de bevoegde communautaire autoriteiten te openen WTO-tariefcontingenten) wordt als volgt gewijzigd:

i)

De omschrijving van het EG-tariefcontingent van 5 000 ton „Vlees van hoge kwaliteit, „zonder been, vers gekoeld of bevroren:” deelstukken van rundvlees afkomstig van uitsluitend op grasland gehouden jonge ossen (novilhos) of vaarzen (novilhas), van 20 tot 24 maanden oud, waarvan het gebit zich bevindt in een ontwikkelingsstadium variërend van het uitvallen van de snijtanden van het melkgebit tot maximaal vier blijvende snijtanden; deze deelstukken moeten goed ontwikkeld zijn en moeten voldoen aan de volgende normen van het indelingsschema voor geslachte runderen: vlees van in klasse B of R ingedeelde geslachte dieren met ronde tot rechte profielen en van vetklasse 2 of 3; deze deelstukken, voorzien van het merkteken „sc” (special cuts) of een etiket „sc” (special cuts) ten bewijze van hun hoge kwaliteit, moeten verpakt zijn in kartonnen dozen waarop de vermelding „kwaliteitsvlees” is aangebracht”, wordt aangepast tot „rundvlees van hoge kwaliteit, zonder been, vers, gekoeld of bevroren”.

ii)

Onder „Andere voorwaarden” wordt de volgende tekst ingevoegd: „Leveringsland: Brazilië”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 december 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

J.-E.ENESTAM


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1549/2006 van de Commissie (PB L 301 van 31.10.2006, blz. 1).

(2)  Zie blz. 1 van dit PB.


BIJLAGE

Niettegenstaande de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur dient de omschrijving van de goederen slechts als indicatief te worden beschouwd, aangezien in het kader van deze bijlage de GN-codes, zoals die bij de goedkeuring van deze verordening geldig zijn, bepalend zijn voor de concessies. Voor ex GN-codes zijn de GN-code en de overeenkomstige omschrijving gezamenlijk bepalend voor de concessies.

Tweede deel

Tabel der rechten

GN-code

Omschrijving

Recht

2106 10 80

Proteïneconcentraten

Ten uitvoer gelegd bij Verordening (EG) nr. 711/2006 van de Raad (PB L 124 van 11.5.2006, blz. 1)

2401 10 90

Tabak

Verlaging van het geconsolideerde EG-recht van 11,2 MIN 22,0 euro/100 kg/netto MAX 56,0 euro/100 kg/netto tot 10 MIN 22,0 euro/100 kg/netto MAX 56,0 euro/kg/netto


Derde deel

Bijlagen bij het tarief

GN-code

Omschrijving

Recht

1701 11 10

Ruwe rietsuiker bestemd om te worden geraffineerd

Een tariefcontingent van 10 124 ton, toegewezen aan Brazilië, met een tarief van 98 euro/ton voor hoeveelheden die binnen het contingent vallen

0207 14 10

0207 14 50

0207 14 70

Delen van hanen of van kippen, bevroren

Een tariefcontingent van 2 332 ton, toegewezen aan Brazilië, met een tarief van 0 % voor hoeveelheden die binnen het contingent vallen

0207 11 10

0207 11 30

0207 11 90

0207 12 10

0207 12 90

Karkassen van kip, vers, gekoeld of bevroren

Ten uitvoer gelegd bij Verordening (EG) nr. 711/2006 van de Raad (PB L 124 van 11.5.2006, blz. 1)

0207 13 10

0207 13 20

0207 13 30

0207 13 40

0207 13 50

0207 13 60

0207 13 70

0207 14 20

0207 14 30

0207 14 40

0207 14 60

Delen van kip, vers, gekoeld of bevroren

Ten uitvoer gelegd bij Verordening (EG) nr. 711/2006 van de Raad (PB L 124 van 11.5.2006, blz. 1)

0207 14 10

Delen van hanen of van kippen

Ten uitvoer gelegd bij Verordening (EG) nr. 711/2006 van de Raad (PB L 124 van 11.5.2006, blz. 1)

0207 24 10

0207 24 90

0207 25 10

0207 25 90

0207 26 10

0207 26 20

0207 26 30

0207 26 40

0207 26 50

0207 26 60

0207 26 70

0207 26 80

0207 27 30

0207 27 40

0207 27 50

0207 27 60

0207 27 70

Vlees van kalkoenen, vers, gekoeld of bevroren

Ten uitvoer gelegd bij Verordening (EG) nr. 711/2006 van de Raad (PB L 124 van 11.5.2006, blz. 1)

0207 27 10

0207 27 20

0207 27 80

Delen van kalkoen, bevroren

Ten uitvoer gelegd bij Verordening (EG) nr. 711/2006 van de Raad (PB L 124 van 11.5.2006, blz. 1)

1005 90 00

1005 10 90

Mais

Ten uitvoer gelegd bij Verordening (EG) nr. 711/2006 van de Raad (PB L 124 van 11.5.2006, blz. 1)

2008 20 11

2008 20 19

2008 20 31

2008 20 39

2008 20 71

2008 30 11

2008 30 19

2008 30 31

2008 30 39

2008 30 79

2008 40 11

2008 40 19

2008 40 21

2008 40 29

2008 40 31

2008 40 39

2008 50 11

2008 50 19

2008 50 31

2008 50 39

2008 50 51

2008 50 59

2008 50 71

2008 60 11

2008 60 19

2008 60 31

2008 60 39

2008 60 60

2008 70 11

2008 70 19

2008 70 31

2008 70 39

2008 70 51

2008 70 59

2008 80 11

2008 80 19

2008 80 31

2008 80 39

2008 80 70

Conserven van ananas, citrusvruchten, peren, abrikozen, kersen, perziken en aardbeien

Ten uitvoer gelegd bij Verordening (EG) nr. 711/2006 van de Raad (PB L 124 van 11.5.2006, blz. 1)

2009 11 11

2009 11 19

2009 19 11

2009 19 19

2009 29 11

2009 29 19

2009 39 11

2009 39 19

2009 49 11

2009 49 19

2009 79 11

2009 79 19

2009 80 11

2009 80 19

2009 80 34

2009 80 35

2009 80 36

2009 80 38

2009 90 11

2009 90 19

2009 90 21

2009 90 29

Vruchtensappen

Ten uitvoer gelegd bij Verordening (EG) nr. 711/2006 van de Raad (PB L 124 van 11.5.2006, blz. 1)

1806

Chocolade

Ten uitvoer gelegd bij Verordening (EG) nr. 711/2006 van de Raad (PB L 124 van 11.5.2006, blz. 1)

De exacte tariefomschrijving van de EG-15 is van toepassing op alle hierboven vermelde tarieflijnen en contingenten.


30.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 397/6


VERORDENING (EG, Euratom) nr. 1895/2006 VAN DE RAAD

van 19 december 2006

houdende aanpassing met ingang van 1 juli 2006 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten welke van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen, inzonderheid op artikel 13,

Gelet op het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 (1), en met name op de artikelen 63, 64, 65 en 82 van het Statuut en de bijlagen VII, XI en XIII bij dat Statuut, alsmede op artikel 20, eerste alinea, en artikel 64 en artikel 92 van de Regeling,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Teneinde te waarborgen dat de koopkracht van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen gelijke tred houdt met die van de nationale ambtenaren, dienen de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen in het kader van het jaarlijkse onderzoek 2006 te worden aangepast.

(2)

Als gevolg van de toetreding van Bulgarije en Roemenië, die met ingang van 1 januari 2007 in werking treedt, moeten de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op de bezoldiging van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, voor die lidstaten worden vastgesteld overeenkomstig bijlage XI bij het Statuut,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Met ingang van 1 juli 2006 wordt in artikel 63, tweede alinea, van het Statuut „1 juli 2005” vervangen door „1 juli 2006”.

Artikel 2

Met ingang van 1 juli 2006 wordt in artikel 66 van het Statuut, de tabel van de maandelijkse basissalarissen die van toepassing is voor de berekening van de bezoldigingen en de pensioenen, vervangen door de volgende tabel:

Image

Artikel 3

Met ingang van 16 mei 2006 bedragen de aanpassingscoëfficiënten welke van toepassing zijn op de bezoldigingen van de ambtenaren en de andere personeelsleden die werkzaam zijn in een van de hierna genoemde landen of standplaatsen:

Slovenië -86,8.

Artikel 4

Met ingang van 1 juli 2006 worden de aanpassingscoëfficiënten die op grond van artikel 64 van het Statuut van toepassing zijn op de bezoldiging van de ambtenaren en de andere personeelsleden vastgesteld zoals aangegeven in kolom 2 van de onderstaande tabel. De aanpassingscoëfficiënten voor Bulgarije en Roemenië treden echter in werking op 1 januari 2007.

Met ingang van 1 januari 2007 worden de aanpassingscoëfficiënten die op grond van artikel 17, lid 3, van bijlage VII bij het Statuut van toepassing zijn op de overmakingen van de ambtenaren en de andere personeelsleden vastgesteld zoals aangegeven in kolom 3 van de onderstaande tabel.

Met ingang van 1 juli 2006 worden de aanpassingscoëfficiënten die op grond van artikel 20, lid 2, van bijlage XIII bij het Statuut van toepassing zijn op de pensioenen vastgesteld zoals aangegeven in kolom 4 van de onderstaande tabel. De aanpassingscoëfficiënten voor Bulgarije en Roemenië treden echter in werking op 1 januari 2007.

Met ingang van 1 mei 2007 worden de aanpassingscoëfficiënten die op grond van artikel 20, lid 2, van bijlage XIII bij het Statuut van toepassing zijn op de pensioenen vastgesteld zoals aangegeven in kolom 5 van de onderstaande tabel.

Image

Artikel 5

Met ingang van 1 juli 2006 bedraagt de toelage bij ouderschapsverlof als bedoeld in artikel 42 bis van het Statuut 840,97 EUR, en die voor alleenstaande ouders 1 121,28 EUR.

Artikel 6

Met ingang van 1 juli 2006 bedraagt het basisbedrag van de kostwinnerstoelage als bedoeld in artikel 1, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut 157,29 EUR.

Met ingang van 1 juli 2006 bedraagt de kindertoelage als bedoeld in artikel 2, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut 343,69 EUR.

Met ingang van 1 juli 2006 bedraagt de schooltoelage als bedoeld in artikel 3, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut 233,20 EUR.

Met ingang van 1 juli 2006 bedraagt de schooltoelage als bedoeld in artikel 3, lid 2, van bijlage VII bij het Statuut 83,96 EUR.

Met ingang van 1 juli 2006 bedraagt het minimumbedrag van de ontheemdingstoelage als bedoeld in artikel 69 van het Statuut en in artikel 4, lid 1, tweede alinea van bijlage VII bij het Statuut 466,17 EUR.

Artikel 7

Met ingang van 1 januari 2007 wordt de kilometervergoeding als bedoeld in artikel 8 van bijlage VII bij het Statuut als volgt aangepast:

0 euro per km voor het gedeelte van de afstand tussen 0 en 200 km

0,3496 euro per km voor het gedeelte van de afstand tussen 201 en 1 000 km

0,5826 euro per km voor het gedeelte van de afstand tussen 1 001 en 2 000 km

0,3496 euro per km voor het gedeelte van de afstand tussen 2 001 en 3 000 km

0,1165 euro per km voor het gedeelte van de afstand tussen 3 001 en 4 000 km

0,0561 euro per km voor het gedeelte van de afstand tussen 4 001 en 10 000 km

0 euro per km voor het gedeelte van de afstand dat hoger ligt dan 10 000 km.

Aan deze vergoeding wordt een forfaitair supplement toegevoegd van:

174,77 EUR als de afstand per spoor tussen de standplaats en de plaats van herkomst tussen 725 km en 1 450 km bedraagt,

349,52 EUR als de afstand per spoor tussen de standplaats en de plaats van herkomst 1 450 km of meer bedraagt.

Artikel 8

Met ingang van 1 juli 2006 bedraagt de dagvergoeding als bedoeld in artikel 10, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut:

36,12 EUR voor de ambtenaar die recht heeft op de kostwinnerstoelage,

29,12 EUR voor de ambtenaar die geen recht heeft op de kostwinnerstoelage.

Artikel 9

Met ingang van 1 juli 2006 wordt het minimumbedrag voor de inrichtingsvergoeding als bedoeld in artikel 24, lid 3, van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden vastgesteld op:

1 028,45 EUR voor het personeelslid dat recht heeft op de kostwinnerstoelage,

611,52 EUR voor het personeelslid dat geen recht heeft op de kostwinnerstoelage.

Artikel 10

Met ingang van 1 juli 2006 wordt het minimumbedrag voor de werkloosheidsuitkering als bedoeld in artikel 28 bis, lid 3, tweede alinea, van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden vastgesteld op 1 233,40 EUR en het maximumbedrag op 2 466,81 EUR, en wordt het vaste bedrag dat moet worden afgetrokken, vastgesteld op 1 121,28 EUR.

Artikel 11

Met ingang van 1 juli 2006 wordt de in artikel 63 van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden opgenomen tabel van de maandelijkse basissalarissen vervangen door de hiernavolgende tabel:

Image

Artikel 12

Met ingang van 1 juli 2006 wordt de in artikel 93 van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden opgenomen tabel van de maandelijkse basissalarissen vervangen door de hiernavolgende tabel:

Image

Artikel 13

Met ingang van 1 juli 2006 wordt het minimumbedrag voor de inrichtingsvergoeding als bedoeld in artikel 94 van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden vastgesteld op:

773,57 EUR voor het personeelslid dat recht heeft op de kostwinnerstoelage,

458,63 EUR voor het personeelslid dat geen recht heeft op de kostwinnerstoelage.

Artikel 14

Met ingang van 1 juli 2006 wordt het minimumbedrag voor de werkloosheidsuitkering als bedoeld in artikel 96, lid 3, tweede alinea, van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden vastgesteld op 925,06 EUR en het maximumbedrag op 1 850,11 EUR, en wordt het vaste bedrag dat moet worden afgetrokken, vastgesteld op 840,97 EUR.

Artikel 15

Met ingang van 1 juli 2006 worden de toeslagen voor continu- of ploegendienst als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 300/76 (2) vastgesteld op 352,51 EUR, 532,06 EUR, 581,74 EUR en 793,10 EUR.

Artikel 16

Met ingang van 1 juli 2006 wordt op de in artikel 4 van Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 260/68 (3) genoemde bedragen een coëfficiënt toegepast van 5,088579.

Artikel 17

Met ingang van 1 juli 2006 wordt de tabel in artikel 8 van bijlage XIII bij het Statuut vervangen door de hiernavolgende tabel:

Image

Artikel 18

Met ingang van 1 juli 2006 worden de bedragen van de kindertoelage als bedoeld in artikel 14 van bijlage XIII bij het Statuut als volgt vastgesteld:

1.7.06-31.12.06

302,32

1.1.07-31.12.07

316,11

1.1.08-31.12.08

329,89

Artikel 19

Met ingang van 1 juli 2006 worden de bedragen van de schooltoelage als bedoeld in artikel 15 van bijlage XIII bij het Statuut als volgt vastgesteld:

1.7.06-31.8.06

33,59

1.9.06-31.8.07

50,361

1.9.07-31.8.08

67,16

Artikel 20

Met ingang van 1 juli 2006 wordt, voor de toepassing van artikel 18 van bijlage XIII bij het Statuut, de vaste vergoeding als genoemd in artikel 4 bis van bijlage VII bij het Statuut dat vóór 1 mei 2004 van kracht was, vastgesteld op:

121,61 EUR per maand voor ambtenaren in de rangen C4 en C5,

186,45 EUR per maand voor ambtenaren in de rangen C1, C2 en C3.

Artikel 21

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

J. KORKEAOJA


(1)  PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1066/2006 (PB L 194 van 14.7.2006, blz. 1).

(2)  Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 300/76 van de Raad van 9 februari 1976 tot vast stelling van de categorieën van begunstigden, de voorwaarden voor toekenning en de hoogte van de toeslagen die kunnen worden toegekend aan ambtenaren die hun werkzaamheden verrichten in het kader van een continu- of ploegendienst (PB L 38 van 13.2.1976, blz. 1). Verordening aangevuld bij Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 1307/87 (PB L 124 van 13.5.1987, blz. 6) en laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, EGKS, Euratom) nr. 860/2004 (PB L 161van 30.4.2004, blz. 26).

(3)  Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 260/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van de voorwaarden en de wijze van heffing van de belasting ten bate van de Europese Gemeenschappen (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 8). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (Euratom, EGKS, EG) nr. 1750/2002 (PB L 264, van 2.10.2002, blz. 15).


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Raad

30.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 397/10


BESLUIT VAN DE RAAD

van 18 december 2006

betreffende de sluiting van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Brazilië betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, in verband met hun toetreding tot de Europese Gemeenschap

(2006/963/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 133 in samenhang met artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 22 maart 2004 heeft de Raad de Commissie gemachtigd met enkele andere WTO-leden onderhandelingen te openen uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, van de GATT 1994, in verband met de toetreding tot de Europese Unie van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek.

(2)

De onderhandelingen zijn door de Commissie gevoerd in overleg met het comité dat is ingesteld bij artikel 133 van het Verdrag en volgens de door de Raad vastgestelde onderhandelingsrichtsnoeren.

(3)

De Commissie heeft de onderhandelingen afgesloten over een Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Brazilië. Deze overeenkomst dient te worden goedgekeurd.

(4)

De Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling dient te worden goedgekeurd,

BESLUIT:

Artikel 1

De Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Brazilië betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, in verband met hun toetreding tot de Europese Gemeenschap, wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon of de personen aan te wijzen die bevoegd is, respectievelijk zijn, de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling te ondertekenen, teneinde daardoor de Gemeenschap te binden.

Gedaan te Brussel, 18 december 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

J.-E. ENESTAM


OVEREENKOMST

in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Brazilië betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, in verband met hun toetreding tot de Europese Gemeenschap

Brussel, 18 december 2006

Excellentie,

Bij de onderhandelingen tussen de Europese Gemeenschappen (EG) en Brazilië uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994 over wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, in verband met hun toetreding tot de Europese Unie, is door de EG en Brazilië het volgende overeengekomen met het oog op de afsluiting van deze onderhandelingen, die geopend zijn naar aanleiding van de kennisgeving van de EG aan de WTO van 19 januari 2004 op grond van artikel XXIV, lid 6, van de GATT 1994.

De EG stemt ermee in om in haar lijst van verbintenissen voor het douanegebied van de EG-25 de concessies te verwerken die in haar vorige lijst van verbintenissen voor de EG-15 waren opgenomen.

De EG stemt ermee in om in haar lijst van verbintenissen voor het douanegebied van de EG-25 de concessies te verwerken die in de bijlage bij deze overeenkomst zijn opgenomen.

Deze overeenkomst treedt in werking op de datum waarop de EG en Brazilië brieven uitwisselen waarin zij hun instemming betuigen, zulks na overweging ervan door de partijen volgens hun eigen procedures. De EG zal zich naar beste vermogen inspannen om ervoor te zorgen dat de tenuitvoerleggingsmaatregelen vóór 1 november, doch niet later dan 1 januari 2007, van kracht zijn.

Namens de Europese Gemeenschap

Image

BIJLAGE

Een tariefcontingent van 10 124 ton ruwe rietsuiker bestemd om te worden geraffineerd (tariefpost 1701 1110), toegewezen aan Brazilië, met een tarief van 98 euro/ton voor hoeveelheden die binnen het contingent vallen.

Een tariefcontingent van 2 332 ton „delen van hanen of van kippen” (tariefposten 0207 1410, 0207 1450, 0207 1470), toegewezen aan Brazilië, met een tarief van 0 % voor hoeveelheden die binnen het contingent vallen.

Vermeerdering met 49 ton (erga omnes) van het EG-tariefcontingent voor „karkassen van kip, vers, gekoeld of bevroren” (tariefposten 0207 1110, 0207 1130, 0207 1190, 0207 1210, 0207 1290), met een tarief van 131-162 euro/ton voor hoeveelheden die binnen het contingent vallen.

Vermeerdering met 4 070 ton (erga omnes) van het EG-tariefcontingent voor „kippendelen, vers, gekoeld of bevroren” (tariefposten 0207 1310, 0207 1320, 0207 1330, 0207 1340, 0207 1350, 0207 1360, 0207 1370, 0207 1420, 0207 1430, 0207 1440, 0207 1460), met een tarief van 93-512 euro/ton voor hoeveelheden die binnen het contingent vallen.

Vermeerdering met 1 605 ton (erga omnes) van het EG-tariefcontingent voor „delen van hanen of van kippen” (tariefpost 0207 1410), met een tarief van 795 euro/ton voor hoeveelheden die binnen het contingent vallen.

Vermeerdering met 201 ton (erga omnes) van het EG-tariefcontingent voor „vlees van kalkoenen, vers, gekoeld of bevroren” (tariefposten 0207 2410, 0207 2490, 0207 2510, 0207 2590, 0207 2610, 0207 2620, 0207 2630, 0207 2640, 0207 2650, 0207 2660, 0207 2670, 0207 2680, 0207 2730, 0207 2740, 0207 2750, 0207 2760, 0207 2770), met een tarief van 93-425 euro/ton voor hoeveelheden die binnen het contingent vallen.

Vermeerdering met 2 485 ton (erga omnes) van het EG-tariefcontingent voor „delen van kalkoen, bevroren” (tariefposten 0207 2710, 0207 2720, 0207 2780), met een tarief van 0 % voor hoeveelheden die binnen het contingent vallen.

Opening van een tariefcontingent van 242 074 ton (erga omnes) voor maïs (tariefposten 1005 9000, 1005 1090), met een tarief van 0 % voor hoeveelheden die binnen het contingent vallen.

Opening van een tariefcontingent van 2 838 ton (erga omnes) voor conserven van ananas, citrusvruchten, peren, abrikozen, kersen, perziken en aardbeien (tariefposten 2008 2011, 2008 2019, 2008 2031, 2008 2039, 2008 2071, 2008 3011, 2008 3019, 2008 3031, 2008 3039, 2008 3079, 2008 4011, 2008 4019, 2008 4021, 2008 4029, 2008 4031, 2008 4039, 2008 5011, 2008 5019, 2008 5031, 2008 5039, 2008 5051, 2008 5059, 2008 5071, 2008 6011, 2008 6019, 2008 6031, 2008 6039, 2008 6060, 2008 7011, 2008 7019, 2008 7031, 2008 7039, 2008 7051, 2008 7059, 2008 8011, 2008 8019, 2008 8031, 2008 8039, 2008 8070), met een tarief van 20 % voor hoeveelheden die binnen het contingent vallen.

Opening van een tariefcontingent van 7 044 ton (erga omnes) voor vruchtensappen (tariefposten 2009 1111, 2009 1119, 2009 1911, 2009 1919, 2009 2911, 2009 2919, 2009 3911, 2009 3919, 2009 4911, 2009 4919, 2009 7911, 2009 7919, 2009 8011, 2009 8019, 2009 8032, 2009 8033, 2009 8035, 2009 8036, 2009 8038, 2009 9011, 2009 9019, 2009 9021, 2009 9029), met een tarief van 20 % voor hoeveelheden die binnen het contingent vallen.

Afschaffing van het ad-valoremrecht van 9 % voor proteïneconcentraten (tariefpost 2106 1080).

Opening van een tariefcontingent van 107 ton (erga omnes) voor chocolade (tariefpost 1 806), met een tarief van 43 % voor hoeveelheden die binnen het contingent vallen.

Verlaging van het geconsolideerde EG-recht van 11,2 MIN 22,0 euro/100 kg/netto MAX 56,0 euro/100 kg/netto tot 10 MIN 22,0 euro/100 kg/netto MAX 56,0 euro/100 kg/netto voor tabak (tariefpost 2401 1090).

Aanpassing van de omschrijving van het EG-tariefcontingent voor rundvlees van hoge kwaliteit (5 000 ton) tot: „rundvlees van hoge kwaliteit, zonder been, vers, gekoeld of bevroren”, leveringsland: Brazilië.

Genova, 18 december 2006

Execellentie,

Ik verwijs naar uw brief die als volgt luidt:

„Bij de onderhandelingen tussen de Europese Gemeenschappen (EG) en Brazilië uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de GATT 1994 over wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, in verband met hun toetreding tot de Europese Unie, is door de EG en Brazilië het volgende overeengekomen met het oog op de afsluiting van deze onderhandelingen, die geopend zijn naar aanleiding van de kennisgeving van de EG aan de WTO van 19 januari 2004 op grond van artikel XXIV, lid 6, van de GATT 1994.

De EG stemt ermee in om in haar lijst van verbintenissen voor het douanegebied van de EG-25 de concessies te verwerken die in haar vorige lijst van verbintenissen voor de EG-15 waren opgenomen.

De EG stemt ermee in om in haar lijst van verbintenissen voor het douanegebied van de EG-25 de concessies te verwerken die in de bijlage bij deze overeenkomst zijn opgenomen.

Deze overeenkomst treedt in werking op de datum waarop de EG en Brazilië brieven uitwisselen waarin zij hun instemming betuigen, zulks na overweging ervan door de partijen volgens hun eigen procedures. De EG zal zich naar beste vermogen inspannen om ervoor te zorgen dat de tenuitvoerleggingsmaatregelen vóór 1 november, doch niet later dan 1 januari 2007, van kracht zijn.”.

Ik heb de eer u mede te delen dat mijn regering met de inhoud van uw brief instemt.

Namens de Federatieve Republiek Brazilië

Image


30.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 397/14


BESLUIT VAN DE RAAD

van 18 december 2006

betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Canada tot vaststelling van een kader voor samenwerking op het gebied van hoger onderwijs, beroepsopleiding en jongeren

(2006/964/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 149 en 150, in samenhang met artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en lid 3, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij besluit van 24 oktober 2005 heeft de Raad de Commissie gemachtigd om met de regering van Canada te onderhandelen over een overeenkomst tot vernieuwing van het samenwerkingsprogramma op het gebied van hoger onderwijs, beroepsopleiding en jongeren.

(2)

De Commissie heeft overeenkomstig de richtsnoeren in de bijlage bij genoemd besluit met de regering van Canada onderhandeld.

(3)

De Gemeenschap en Canada verwachten dat een dergelijke samenwerking tot wederzijds voordeel zal strekken en vinden dat die aan de kant van de Gemeenschap een aanvulling moet vormen op de bilaterale programma's tussen de lidstaten en Canada en een Europese toegevoegde waarde moet opleveren.

(4)

De overeenkomst is namens de Gemeenschap ondertekend op 5 december 2006, onder voorbehoud van eventuele sluiting op een later tijdstip.

(5)

De overeenkomst dient te worden goedgekeurd,

BESLUIT:

Artikel 1

1.   De overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Canada tot vaststelling van een kader voor samenwerking op het gebied van hoger onderwijs, beroepsopleiding en jongeren wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd.

2.   De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De afvaardiging van de Europese Gemeenschap naar het in artikel 6 van de overeenkomst bedoelde gemengd comité bestaat uit een vertegenwoordiger van de Commissie, bijgestaan door een vertegenwoordiger uit elke lidstaat.

Artikel 3

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd om de persoon aan te wijzen die bevoegd is om de in artikel 12, lid 1, van de overeenkomst bedoelde kennisgeving te verrichten.

Gedaan te Brussel, 18 december 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

J.-E. ENESTAM


OVEREENKOMST

tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Canada tot vaststelling van een kader voor samenwerking op het gebied van hoger onderwijs, beroepsopleiding en jongeren

DE EUROPESE GEMEENSCHAP,

enerzijds, en

DE REGERING VAN CANADA,

anderzijds,

hierna gezamenlijk „de partijen” genoemd,

NOTA NEMEND VAN het feit dat de op 22 november 1990 door de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en de Regering van Canada goedgekeurde verklaring over de betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap en Canada speciaal gewag maakt van versterking van de wederzijdse samenwerking op verscheidene gebieden die rechtstreeks van invloed zijn op het welzijn, nu en in de toekomst, van hun burgers, zoals uitwisselingen en gezamenlijke projecten op het gebied van onderwijs en cultuur, met inbegrip van de uitwisseling van academici en jongeren;

NOTA NEMEND VAN het feit dat in de gezamenlijke politieke verklaring van Canada en de EU en het actieplan, welke op 17 december 1996 zijn goedgekeurd, wordt opgemerkt dat, om hun banden, die gebaseerd zijn op gemeenschappelijke culturen en waarden, te hernieuwen, de partijen de contacten tussen hun burgers op elk niveau, vooral onder hun jongeren, zullen aanmoedigen, en dat het aan de verklaring gehechte gezamenlijke actieplan de partijen aanmoedigt hun samenwerking verder uit te bouwen via de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Canada tot vaststelling van een samenwerkingsprogramma op het gebied van het hoger onderwijs en de beroepsopleiding, die in 1996 is geratificeerd;

NOTA NEMEND VAN het feit dat in de op 18 maart 2004 tijdens de EU-Canada-Top goedgekeurde partnerschapsagenda van de EU en Canada wordt gewezen op de noodzaak van het zoeken van nieuwe wegen om de banden tussen onze respectieve volkeren te versterken, met name door het verbreden van de reikwijdte van de uitwisselingsprogramma’s voor jongeren tussen Canada en de Europese Gemeenschap en door het verkennen van wegen om de reikwijdte van de samenwerking tussen de EU en Canada te versterken en te verbreden bij de vernieuwing van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Canada tot vernieuwing van een samenwerkingsprogramma op het gebied van het hoger onderwijs en de beroepsopleiding, die in maart 2001 is geratificeerd;

NOTA NEMEND VAN het feit dat de op 19 juni 2005 tijdens de EU-Canada-Top goedgekeurde gezamenlijke verklaring verwijst naar het voornemen van de leiders van de EU en Canada om de reikwijdte van de overeenkomst tot vernieuwing van een samenwerkingsprogramma op het gebied van het hoger onderwijs en de beroepsopleiding, geratificeerd in 2001, te vernieuwen, te versterken en te verbreden, met name door de toevoeging van samenwerking in verband met jongeren, met het oog op de versterking van de academische samenwerking en de transatlantische uitwisselingen tussen onze burgers;

OVERWEGENDE de volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheden van de lidstaten van de Europese Gemeenschap en de wetgevende bevoegdheden van de provincies en territoria van Canada op het gebied van onderwijs en beroepsopleiding en de autonomie van de instellingen voor hoger onderwijs en beroepsopleiding;

OVERWEGENDE dat de goedkeuring en de uitvoering van de overeenkomsten inzake hoger onderwijs en beroepsopleiding van 1996 en 2001 concreet gestalte geven aan de in de verklaringen van de EU en Canada opgenomen verbintenissen; en dat de samenwerking voor beide partijen zeer positief is geweest;

MET ERKENNING VAN de belangrijke bijdrage van hoger onderwijs en opleiding tot de ontwikkeling van menselijke hulpbronnen die in staat zijn deel te nemen aan de op kennis gebaseerde wereldeconomie;

ERKENNEND DAT samenwerking op het gebied van onderwijs, beroepsopleiding en jongeren een aanvulling moet vormen op andere relevante samenwerkingsinitiatieven tussen de Europese Gemeenschap en Canada;

MET ERKENNING VAN het belang om rekening te houden met de werkzaamheden die op het gebied van het hoger onderwijs en de beroepsopleiding worden verricht door op deze gebieden werkzame internationale organisaties zoals de OESO, de UNESCO en de Raad van Europa;

ERKENNEND DAT de partijen gemeenschappelijk belang hebben bij samenwerking op het gebied van het hoger onderwijs en de beroepsopleiding, als onderdeel van de bredere samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en Canada;

VERWACHTEND dat samenwerkingsactiviteiten op het gebied van hoger onderwijs, beroepsopleiding en jongeren tot wederzijds voordeel zullen strekken;

MET ERKENNING VAN de noodzaak om de toegang tot de in het kader van deze overeenkomst ondersteunde activiteiten, met name in de beroepsopleidings- en jongerensector, te verruimen;

WENSEND de basis voor de voortzetting van de samenwerking op het gebied van het hoger onderwijs en de beroepsopleiding te vernieuwen,

ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:

Artikel 1

Doel

Deze overeenkomst stelt een kader voor samenwerking op het gebied van hoger onderwijs, beroepsopleiding en jongeren tussen de Europese Gemeenschap en Canada vast.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder:

1.

„instelling voor hoger onderwijs”: iedere instelling die in overeenstemming met de toepasselijke wetgeving of gebruiken van elke partij kwalificaties of diploma’s op hogeronderwijsniveau verleent, ongeacht de aanduiding van die instelling;

2.

„instelling voor beroepsopleiding”: ieder type overheids-, semi-overheids- of particuliere instelling die, ongeacht hoe deze wordt genoemd, volgens de geldende wetgeving en gebruiken van elke partij beroepsonderwijs, beroepsopleidingen of bij-, na- en omscholing ontwikkelt of geeft die bijdragen aan door de bevoegde autoriteiten erkende kwalificaties;

3.

„studenten”: al degenen die onderwijs- of opleidingscursussen of -programma's volgen die worden georganiseerd door instellingen voor hoger onderwijs of beroepsopleiding zoals bedoeld in dit artikel en die door de bevoegde autoriteiten worden erkend of financieel worden gesteund;

4.

„jongeren”: activiteitsgebieden in verband met niet-formeel en informeel leren waarbij jongerenorganisaties en andere jongerenverenigingen, alsook jongerenwerkers, jonge leiders en andere actoren die werken voor en met jongeren zijn betrokken.

Artikel 3

Doelstellingen

1.   De algemene doelstellingen van deze overeenkomst zijn:

a)

bevorderen van het onderlinge begrip tussen de volkeren van de Europese Gemeenschap en Canada, waaronder een bredere kennis van hun talen, culturen en instellingen;

b)

verbeteren van de kwaliteit van de menselijke hulpbronnen in de Europese Gemeenschap en Canada door het gemakkelijker te maken de nodige vaardigheden te verwerven om de uitdagingen van de mondiale kenniseconomie aan te gaan.

2.   De specifieke doelstellingen van deze overeenkomst zijn:

a)

versterken van de meerwaarde van de transatlantische samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en Canada op het gebied van hoger onderwijs, beroepsopleiding en jongeren;

b)

bijdragen aan transatlantische uitwisselingen tussen burgers van de Europese Unie en Canada;

c)

bijdragen aan de verdere ontwikkeling van zowel instellingen die hoger onderwijs of beroepsopleidingen geven als jongerenstructuren en -organisaties;

d)

bevorderen en/of versterken van de partnerschappen tussen belanghebbenden die werkzaam zijn op het gebied van hoger onderwijs, beroepsopleiding en jongeren in de Europese Gemeenschap en Canada;

e)

bijdragen aan de persoonlijke ontplooiing van de individuele deelnemers bij de verwezenlijking van de algemene doelstellingen van de overeenkomst;

f)

scheppen van mogelijkheden voor dialoog en gedachtewisselingen over jongerenbeleid en jongerenwerk.

3.   De operationele doelstellingen van deze overeenkomst zijn:

a)

ondersteunen van de samenwerking tussen instellingen die hoger onderwijs of beroepsopleidingen geven met het oog op de bevordering en de ontwikkeling van gezamenlijke studie- en/of opleidingsprogramma’s en studentenmobiliteit;

b)

verbeteren van de kwaliteit van de transatlantische mobiliteit van studenten door de transparantie, de wederzijdse erkenning van kwalificaties en studie- en opleidingsperiodes en waar nodig de overdraagbaarheid van studiepunten te bevorderen;

c)

ondersteunen van samenwerking tussen publieke en particuliere organisaties die werkzaam zijn op het gebied van hoger onderwijs, beroepsopleiding en jongeren om discussies en uitwisselingen van ervaringen over beleidskwesties aan te moedigen;

d)

ondersteunen van de transatlantische mobiliteit onder professionals (onder wie professionals in opleiding) ter verbetering van het onderlinge begrip en de expertise in verband met kwesties die van belang zijn voor de betrekkingen tussen de EU en Canada;

e)

ondersteunen van de samenwerking tussen zowel jongerenstructuren en –organisaties als jongerenwerkers, jonge leiders en andere jongerenactoren met het oog op de bevordering van uitwisselingen van goede praktijken en de ontwikkeling van netwerken.

Artikel 4

Beginselen

De samenwerking in het kader van deze overeenkomst wordt uitgevoerd op basis van de volgende beginselen:

1)

volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheden van de lidstaten van de Europese Gemeenschap en de wetgevende bevoegdheden van de provincies en territoria van Canada op het gebied van onderwijs en beroepsopleiding en de autonomie van de instellingen voor hoger onderwijs en beroepsopleiding;

2)

algeheel evenwicht van de voordelen van de krachtens deze overeenkomst ondernomen activiteiten;

3)

brede participatie uit de verschillende lidstaten van de Europese Gemeenschap en de provincies en territoria van Canada;

4)

erkenning van de volledige culturele, sociale en economische diversiteit van de Europese Gemeenschap en Canada;

5)

grotere samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en Canada en complementariteit met bilaterale programma’s tussen de lidstaten van de Europese Gemeenschap en Canada, en andere programma’s en initiatieven van de Europese Gemeenschap en Canada op het gebied van hoger onderwijs, beroepsopleiding en jongeren.

Artikel 5

Samenwerking

De samenwerking komt tot stand door middel van de acties die worden beschreven in de bijlage, die een integrerend onderdeel van deze overeenkomst vormt.

Artikel 6

Gemengd comité

1.   Hierbij wordt een gemengd comité opgericht. Het bestaat uit vertegenwoordigers van elke partij.

2.   Het gemengd comité heeft tot taak:

a)

de in het kader van deze overeenkomst beoogde samenwerking te beoordelen;

b)

de partijen verslag uit te brengen over het niveau, de stand en de doelmatigheid van de samenwerking overeenkomstig de doelstellingen en beginselen van deze overeenkomst;

c)

informatie te verstrekken over recente ontwikkelingen, beleidsmaatregelen, nieuwe trends of innoverende praktijken in verband met hoger onderwijs, beroepsopleiding en jongeren.

3.   Het comité tracht elke twee jaar bijeen te komen, en wel afwisselend in de Europese Unie en in Canada. Andere bijeenkomsten worden in onderling overleg gehouden.

4.   De besluiten van het gemengd comité komen bij consensus tot stand. De notulen worden goedgekeurd door de door beide partijen aangewezen personen die gezamenlijk de vergadering voorzitten, en worden tezamen met het verslag voorgelegd aan het gemengd samenwerkingscomité dat is opgericht bij de kaderovereenkomst van 1976 voor commerciële en economische samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en Canada, en aan de bevoegde ministers van elke partij.

Artikel 7

Toezicht en evaluatie

De samenwerking wordt waar nodig op coöperatieve basis gecontroleerd en geëvalueerd. Dit maakt het mogelijk de samenwerkingsactiviteiten in voorkomend geval bij te stellen in het licht van de tijdens de uitvoering gebleken behoeften of wensen.

Artikel 8

Financiering

1.   De samenwerking is afhankelijk van de beschikbare middelen en de toepasselijke wet- en regelgeving, beleidsmaatregelen en programma’s van de Europese Gemeenschap en Canada. Elke partij draagt gelijkelijk in de financiering ervan bij.

2.   Elke partij stelt middelen ter beschikking die rechtstreeks ten goede komen aan:

voor de Europese Gemeenschap: burgers van een van de lidstaten van de Europese Gemeenschap of personen die door een lidstaat officieel als ingezetenen worden erkend;

voor Canada: zijn eigen burgers en ingezetenen zoals omschreven in de Canadese wetgeving.

3.   De kosten die worden gemaakt door of namens het gemengd comité, worden gedragen door de partij waaraan het respectieve lid dat de kosten heeft gemaakt verantwoording schuldig is. Andere kosten dan reis- en verblijfkosten die rechtstreeks betrekking hebben op vergaderingen van het gemengd comité, worden gedragen door de partij die de vergadering organiseert.

Artikel 9

Toegang van personeel

Elke partij neemt alle redelijke stappen en doet haar best om de toegang tot en het vertrek van haar grondgebied van personeel, studenten, materiaal en apparatuur van de andere partij die bij de samenwerking uit hoofde van deze overeenkomst betrokken zijn of gebruikt worden, te vergemakkelijken, en wel in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving van elke partij.

Artikel 10

Andere overeenkomsten

1.   Deze overeenkomst laat de samenwerking uit hoofde van andere overeenkomsten tussen de partijen onverlet.

2.   Deze overeenkomst laat bestaande of toekomstige bilaterale overeenkomsten tussen afzonderlijke lidstaten van de Europese Gemeenschap en Canada op de hierin bestreken terreinen onverlet.

Artikel 11

Territoriale toepassing van deze overeenkomst

Deze overeenkomst is van toepassing, enerzijds, op ieder grondgebied waar het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is, onder de in dat verdrag neergelegde voorwaarden, en, anderzijds, op het grondgebied van Canada.

Artikel 12

Slotbepalingen

1.   Elke partij stelt de andere partij er schriftelijk van in kennis dat zij zich door deze overeenkomst gebonden acht. Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op de datum waarop de laatste partij de andere partij kennisgeving heeft gedaan.

2.   Deze overeenkomst geldt voor een periode van acht jaar, waarna zij met schriftelijke instemming van de partijen kan worden verlengd.

3.   Deze overeenkomst kan met wederzijdse schriftelijke instemming van de partijen worden gewijzigd.

4.   Wijzigingen of uitbreidingen worden schriftelijk vastgelegd en treden in werking op een door de partijen bepaalde datum.

5.   Deze overeenkomst kan te allen tijde door elke partij worden beëindigd mits de andere partij daarvan twaalf maanden van tevoren schriftelijk in kennis wordt gesteld. De afloop of beëindiging van deze overeenkomst doet geen afbreuk aan de geldigheid of duur van krachtens deze overeenkomst tot stand gekomen regelingen of de ingevolge de bijlage bij deze overeenkomst aangegane verplichtingen.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden hun handtekening onder deze overeenkomst hebben geplaatst.

Gedaan te Helsinki op 5 december 2006, in twee exemplaren in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Por la Comunidad Europea

Za Evropské společenství

For Det Europæiske Fællesskab

Für die Europäische Gemeinschaft

Euroopa Ühenduse nimel

Για την Ευρωπαϊκή Κοινότητα

For the European Community

Pour la Communauté européenne

Per la Comunità europea

Eiropas Kopienas vārdā

Europos bendrijos vardu

Az Európai Közösség részéről

Għall-Komunità Ewropea

Voor de Europese Gemeenschap

W imieniu Wspólnoty Europejskiej

Pela Comunidade Europeia

Za Európske spoločenstvo

Za Evropsko skupnost

Euroopan yhteisön puolesta

För Europeiska gemenskapens vägnar

Image

Image

Por el Gobierno de Canadá

Za vládu Kanady

For Canadas regering

Für die Regierung Kanadas

Kanada valitsuse nimel

Για την Κυβέρνηση του Καναδά

For the Government of Canada

Pour le gouvernement du Canada

Per il governo del Canada

Kanādas valdības vārdā

Kanados Vyriausybės vardu

Kanada Kormánya részéről

Għall-Gvern tal-Kanada

Voor de Regering van Canada

W imieniu Rządu Kanady

Pelo Governo do Canadá

Za vládu Kanady

Za vlado Kanade

Kanadan hallituksen puolesta

För Kanadas regering

Image

BIJLAGE

ACTIES

1.   Hogeronderwijs- en beroepsopleidingsacties

1.1.   De partijen verlenen steun aan instellingen voor hoger onderwijs en instellingen voor beroepsopleiding die gezamenlijke EG/Canada-consortia vormen met het oog op de uitvoering van gezamenlijke projecten op het gebied van hoger onderwijs en beroepsopleiding.

1.2.   Elk gezamenlijk consortium moet bestaan uit een multilateraal partnerschap van instellingen uit ten minste twee lidstaten van de Europese Gemeenschap en ten minste twee provincies of territoria van Canada.

1.3.   De activiteiten van de gezamenlijke consortia moeten normaliter transatlantische mobiliteit van studenten in het kader van gezamenlijke studieprogramma’s, wederzijdse erkenning van studiepunten en taalkundige en culturele voorbereiding omvatten, waarbij gestreefd wordt naar een evenwicht tussen de stromen over en weer.

1.4.   De prioriteiten en de in aanmerking komende gebieden voor samenwerking in het kader van gezamenlijke EU/-Canada-consortia worden door de bevoegde autoriteiten van elke partij wederzijds overeengekomen.

1.5.   De partijen kunnen financiële steun voor studentenmobiliteit verlenen aan gezamenlijke consortia van instellingen voor hoger onderwijs en/of instellingen voor beroepsopleiding die hebben bewezen dat zij topkwaliteit leveren bij de uitvoering van door de partijen gefinancierde gezamenlijke projecten.

2.   Jeugdacties

De partijen kunnen financiële steun verlenen aan activiteiten waarbij jongerenstructuren, jongerenorganisaties, jongerenwerkers, jonge leiders en andere jongerenactoren betrokken zijn. Deze activiteiten kunnen omvatten: seminars, opleidingscursussen, „job shadowing” en studiebezoeken rond bepaalde thema's, zoals burgerschap, culturele diversiteit, gemeenschapswerk/vrijwilligerswerk en erkenning van niet-formeel en informeel leren.

3.   Aanvullende acties

3.1.   De partijen kunnen een beperkt aantal aanvullende activiteiten in overeenstemming met de doelstellingen van de overeenkomst ondersteunen, met inbegrip van de uitwisseling van ervaringen en goede praktijken, de bundeling van middelen en elektronisch materiaal op het gebied van hoger onderwijs, opleiding en jongeren.

3.2.   De partijen kunnen financiële steun verlenen aan beleidsgerichte maatregelen waarbij op het gebied van hoger onderwijs, beroepsopleiding en jongeren werkzame organisaties zijn betrokken; deze maatregelen kunnen studies, conferenties, seminars, werkgroepen, workshops voor beroepsontwikkeling en benchmarking-oefeningen omvatten en hebben betrekking op horizontale kwesties in verband met hoger onderwijs en beroepsopleiding, waaronder de erkenning van kwalificaties en de overdracht van studiepunten in het kader van het European Credit Transfer System (ECTS).

3.3.   De partijen kunnen financiële steun verlenen voor de mobiliteit van professionals (onder wie nieuwe afgestudeerden en professionals in opleiding) die korte studies of opleidingsprogramma’s voor de ontwikkeling van hun expertise willen volgen op gebieden die van specifiek belang zijn voor de betrekkingen tussen de EG en Canada en door de partijen zullen worden vastgesteld.

3.4.   De partijen kunnen ook financiële steun verlenen aan een alumnivereniging van studenten die hebben deelgenomen aan uitwisselingen van consortia van de EG/Canada op het gebied van hoger onderwijs en beroepsopleiding. Deze alumnivereniging kan worden geleid door een of meer organisaties die de partijen gezamenlijk aanwijzen.

Beheer van de acties

1.   Elke partij kan financiële steun verlenen voor activiteiten uit hoofde van deze overeenkomst.

2.   De acties worden beheerd door de bevoegde ambtenaren van elke partij. Deze taken kunnen het volgende omvatten:

vaststelling van de regels en procedures voor de indiening van voorstellen, met inbegrip van de opstelling van gemeenschappelijke richtsnoeren voor aanvragers;

vaststelling van het tijdschema voor de publicatie van oproepen tot het indienen van voorstellen, de indiening en de selectie van voorstellen;

verstrekking van informatie over de activiteiten in het kader van deze overeenkomst en de uitvoering ervan;

benoeming van academische adviseurs en deskundigen, onder meer voor de onafhankelijke beoordeling van voorstellen;

het doen van aanbevelingen aan de bevoegde autoriteiten van elke partij over de te financieren projecten;

financieel beheer;

een coöperatieve aanpak van de controle en de evaluatie.

3.   In de regel zal de Europese Gemeenschap steun (waaronder studiebeurzen) verlenen aan de projectpartners van de Europese Gemeenschap; Canada zal steun verlenen aan de Canadese projectpartners.

Technische bijstand

De partijen stellen financiële middelen ter beschikking voor de aankoop van diensten om voor een optimale uitvoering van de overeenkomst te zorgen; de partijen kunnen met name seminars, colloquia of andere bijeenkomsten van deskundigen organiseren, evaluaties uitvoeren, publicaties produceren of informatie over de overeenkomst verspreiden.


30.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 397/22


BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 19 december 2006

tot wijziging van Beschikking 90/424/EEG betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied

(2006/965/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 37,

Gelet op het voorstel van de Commissie,

Gelet op het advies van het Europees Parlement (1),

Gelet op het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Gemeenschap verleent medefinanciering voor activiteiten van de lidstaten in verband met de uitroeiing, bestrijding en bewaking van dierziekten en zoönosen op basis van jaarprogramma's die zijn goedgekeurd overeenkomstig de eisen en de procedure van artikel 24 van Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (3).

(2)

Uit de beoordeling van de procedures voor communautaire medefinanciering van programma's voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van dierziekten en zoönosen - waarbij vooral rekening is gehouden met de ervaringen van de overeenkomstig actie 29 van het witboek over voedselveiligheid opgerichte taakgroep voor controle op de uitroeiing van ziekten in de lidstaten - blijkt dat een meerjarenaanpak voor deze programma's en een nieuwe lijst van ziekten en zoönosen betere resultaten zouden opleveren. Dankzij een meerjarenaanpak voor de programma's voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van dierziekten en zoönosen kunnen de doelstellingen van deze programma's efficiënter en doeltreffender worden verwezenlijkt, kan het beheer beter en transparanter worden gemaakt en kunnen de controles worden versterkt, zodat de financiële middelen van de Gemeenschap efficiënter worden gebruikt. Het is daarom raadzaam de bepalingen over deze programma's te wijzigen en te voorzien in de mogelijkheid om meerjarenprogramma's te financieren.

(3)

Uit die beoordeling bleek ook dat een lijst met een beperkt aantal voor medefinanciering in aanmerking komende dierziekten en zoönosen de efficiëntie en de doeltreffendheid van de uitroeiings-, bestrijdings- en bewakingprogramma's ten goede zou komen. De lijst van ziekten en zoönosen die dankzij de financiële bijdrage van de Gemeenschap kunnen worden uitgeroeid, weerspiegelt de prioriteiten van de Gemeenschap. Bij de opstelling van deze lijst moet rekening worden gehouden met de potentiële gevolgen van deze ziekten en zoönosen voor de volksgezondheid en de internationale en intracommunautaire handel in dieren en producten van dierlijke oorsprong. De specifieke bepalingen voor de bestrijding van zoönosen moeten daarom worden geschrapt. Het moet mogelijk zijn de lijst via de comitologieprocedure te wijzigen, teneinde rekening te houden met nieuwe dierziekten of nieuwe epizoötiologische en wetenschappelijke gegevens.

(4)

Om de procedure voor de goedkeuring van de door de lidstaten bij de Commissie ingediende uitroeiings-, bestrijdings- en bewakingsprogramma's te vereenvoudigen, moeten de twee momenteel vereiste besluiten - een eerste met een lijst van de voor een financiële bijdrage in aanmerking komende programma's en een tweede over de goedkeuring van de programma's - worden vervangen door één besluit ter goedkeuring van de voor een financiële bijdrage van de Gemeenschap in aanmerking komende programma's.

(5)

Om de Commissie in staat te stellen de uitvoering van de programma's te bewaken, moeten de lidstaten op gezette tijden verslag bij de Commissie uitbrengen over de uitgevoerde activiteiten, de resultaten en de uitgaven.

(6)

Beschikking 90/638/EEG van de Raad van 27 november 1990 tot vaststelling van communautaire criteria voor de maatregelen inzake de uitroeiing van en de controle op bepaalde dierziekten (4) stelt de technische en informatie-eisen vast voor uitroeiings-, bestrijdings- en bewakingsprogramma's waarvoor financiële middelen van de Gemeenschap worden gevraagd. De technische eisen en de informatie moeten regelmatig en tijdig worden geactualiseerd en aangepast in het licht van de technische en wetenschappelijke vooruitgang en de feedback naar aanleiding van de uitvoering van de programma's. De Commissie moet deze technische criteria daarom kunnen aanpassen en zo nodig actualiseren. Beschikking 90/638/EEG van de Raad moet bijgevolg worden ingetrokken.

(7)

Bij Beschikking 2004/292/EG van de Commissie van 30 maart 2004 betreffende de toepassing van het Traces-systeem (5) zijn de reeds bestaande computersystemen (Animo en Shift) in het nieuwe systeem geïntegreerd. Er moet daarom rekening worden gehouden met de technische ontwikkelingen bij de informatisering van de veterinaire procedures. Bovendien moet in de nodige middelen worden voorzien voor de hosting, het beheer en het onderhoud van de geïntegreerde veterinaire computersystemen, in voorkomend geval met inachtneming van bestaande nationale gegevensbestanden.

(8)

Het is zaak informatie in te winnen met het oog op een betere ontwikkeling en uitvoering van de wetgeving inzake diergezondheid en voedselveiligheid. Bovendien moet de informatie over de wetgeving inzake diergezondheid en voedselveiligheid dringend op zo groot mogelijke schaal in de Gemeenschap worden verspreid. Het is daarom wenselijk de werkingssfeer van Beschikking 90/424/EEG uit te breiden tot de financiering van het voorlichtingsbeleid inzake dierenbescherming, diergezondheid en voedselveiligheid van producten van dierlijke oorsprong.

(9)

Bij Beschikking 2006/53/EG van de Raad tot wijziging van Beschikking 90/424/EEG is vastgelegd dat de Gemeenschap een financiële bijdrage verleent voor bestrijdingsmaatregelen van de lidstaten bij de uitroeiing van aviaire influenza. Die bijdrage dient ook de kosten van de lidstaten te dekken voor de schadeloosstelling van de houders voor hun verliezen tengevolge van de vernietiging van eieren.

(10)

Momenteel is in Beschikking 90/24/EEG bepaald dat de lidstaten technische en wetenschappelijke steun wordt verleend voor de ontwikkeling van communautaire wetgeving en opleiding op veterinair gebied. Gelet op de ervaring is het wenselijk het beroep op deze bijstand uit te breiden tot internationale organisaties zoals de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE) en de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO).

(11)

Duidelijkheidshalve is het ook passend om het woord „aangrenzende” in artikel 6 van Beschikking 90/424/EEG te schrappen, zodat een lidstaat de Commissie ervan in kennis kan stellen wanneer hij rechtstreeks bedreigd wordt door het uitbreken van een dierziekte in een derde land of in een andere lidstaat, en om de betrokken dierziekten uit te breiden met de in de bijlage opgenomen lijst.

(12)

Beschikking 90/424/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

Beschikking 90/424/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1)

in artikel 1 wordt het derde streepje vervangen door:

„—

programma's voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van dierziekten en zoönosen”;

2)

in artikel 3 bis, lid 3, wordt het eerste streepje vervangen door:

„—

50 % van de kosten van de lidstaat voor de schadeloosstelling van de veehouders voor het doden van pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels en voor de waarde van de vernietigde eieren”;

3)

artikel 6, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   Indien een lidstaat rechtstreeks door het uitbreken of de verspreiding van een van de ziekten als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder a, artikel 3 bis, lid 1, artikel 4, leden 1 en 2, artikel 11, lid 1, of in de bijlage, op het grondgebied van een derde land of een lidstaat, wordt bedreigd, stelt hij de Commissie en de andere lidstaten in kennis van de maatregelen die hij voornemens is te treffen om zich te beschermen.”;

4)

de titel van hoofdstuk 3 van Titel I wordt vervangen door:

5)

artikel 16 wordt vervangen door:

„Artikel 16

De Gemeenschap levert een financiële bijdrage aan de ontwikkeling van een voorlichtingsbeleid met betrekking tot diergezondheid, dierenwelzijn en de voedselveiligheid van producten van dierlijke oorsprong, onder meer door:

a)

de installatie en ontwikkeling van voorlichtingsinstrumenten, met inbegrip van een adequate database voor:

i)

het verzamelen en opslaan van alle informatie over het Gemeenschapsrecht inzake diergezondheid, dierenwelzijn en voedselveiligheid van producten van dierlijke oorsprong;

ii)

de verspreiding van de onder i) vermelde informatie bij de bevoegde autoriteiten, de producenten en de consumenten, in voorkomend geval rekening houdend met interfaces van nationale gegevensbestanden;

b)

de uitvoering van de nodige studies ter voorbereiding en ontwikkeling van wetgeving inzake dierenwelzijn.”;

6)

de titel van Titel II wordt vervangen door:

„Programma's voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van dierziekten en zoönosen”;

7)

artikel 19 wordt vervangen door:

8)

artikel 24 wordt vervangen door:

„Artikel 24

1.   Er wordt voorzien in een financiële maatregel van de Gemeenschap om de onkosten van de lidstaten voor de financiering van nationale programma's voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van de in de bijlage vermelde dierziekten en zoönosen („programma's”) te vergoeden.

De lijst in de bijlage kan overeenkomstig de procedure van artikel 41 worden gewijzigd, vooral wanneer er sprake is van nieuwe dierziekten die een risico voor de diergezondheid en indirect voor de volksgezondheid vormen, of in het licht van nieuwe epizoötiologische of wetenschappelijke gegevens.

2.   De lidstaten dienen jaarlijks uiterlijk 30 april bij de Commissie de jaar- of meerjarenprogramma's in die het volgende jaar beginnen en waarvoor zij een financiële bijdrage van de Gemeenschap wensen te ontvangen.

Na 30 april ingediende programma's komen het volgende jaar niet in aanmerking voor financiering.

De door de lidstaten ingediende programma's bevatten ten minste de volgende elementen:

a)

een beschrijving van de epizoötiologische situatie van de ziekte vóór de begindatum van het programma;

b)

een beschrijving en afbakening van het geografische en bestuurlijke gebied waar het programma wordt uitgevoerd;

c)

de vermoedelijke duur van het programma, de te treffen maatregelen en de op de einddatum van het programma te verwezenlijken doelstelling;

d)

een kosten-batenanalyse van het programma.

De nadere criteria, waaronder criteria die betrekking hebben op meer dan een lidstaat, worden vastgesteld volgens de in artikel 41 omschreven procedure.

In elk door de lidstaten ingediend meerjarenprogramma's wordt de informatie die overeenkomstig de in dit lid vermelde criteria is vereist reeds voor elk programmajaar verstrekt.

3.   De Commissie kan een lidstaat verzoeken een meerjarenprogramma in te dienen of de duur van een ingediend jaarprogramma eventueel te verlengen als een meerjarenprogramma noodzakelijk wordt geacht voor een efficiëntere en doeltreffendere uitroeiing, bestrijding en bewaking van een ziekte, vooral wanneer er potentiële gevaren voor de diergezondheid en indirect voor de volksgezondheid bestaan.

De Commissie kan de regionale programma's die betrekking hebben op meer dan een lidstaat in samenwerking met de betrokken lidstaten coördineren.

4.   De Commissie beoordeelt de door de lidstaten ingediende programma's uit zowel veterinair als financieel oogpunt.

De lidstaten delen de Commissie alle toepasselijke informatie mee die zij nodig heeft om het programma te beoordelen.

De periode voor het verzamelen van alle informatie over de programma's loopt jaarlijks op 15 september af.

5.   De volgende zaken worden jaarlijks uiterlijk 30 november goedgekeurd overeenkomstig de procedure van artikel 42:

a)

de programma's, eventueel gewijzigd in het licht van de in lid 4 vastgestelde beoordeling;

b)

het bedrag van de financiële bijdrage van de Gemeenschap;

c)

de bovengrens van de financiële bijdrage van de Gemeenschap;

d)

de voorwaarden waaraan de financiële bijdrage van de Gemeenschap eventueel onderworpen is.

Programma's worden voor hoogstens zes jaar goedgekeurd.

6.   Wijzigingen van de programma's worden goedgekeurd overeenkomstig de procedure van artikel 42.

7.   Voor elk goedgekeurd programma dienen de lidstaten de volgende verslagen bij de Commissie in:

a)

tussentijdse technische en financiële verslagen;

b)

jaarlijks uiterlijk 30 april een gedetailleerd technisch jaarverslag met onder meer een beoordeling van de resultaten en een gedetailleerd verslag van de uitgaven van het voorafgaande jaar.

8.   De betalingsaanvragen met betrekking tot de uitgaven van een lidstaat in het kader van een programma tijdens het voorafgaande jaar, worden uiterlijk 30 april bij de Commissie ingediend.

Bij te laat ingediende betalingsaanvragen wordt de financiële bijdrage van de Gemeenschap op 1 juni, 1 augustus, 1 september en 1 oktober van dat jaar respectievelijk met 25 %, 50 %, 75 % en 100 % verlaagd.

De Commissie beslist jaarlijks uiterlijk 30 oktober over de betalingen van de Gemeenschap en houdt daarbij rekening met de overeenkomstig lid 7 door de lidstaten ingediende technische en financiële verslagen.

9.   Deskundigen van de Commissie kunnen ter plekke en in samenwerking met de bevoegde autoriteiten controles uitvoeren voor zover het noodzakelijk is een uniforme toepassing van deze beschikking te waarborgen overeenkomstig artikel 45 van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (6).

De deskundigen van de Commissie kunnen bij deze controles worden bijgestaan door een overeenkomstig de procedure van artikel 41 opgerichte groep deskundigen.

10.   De gedetailleerde voorschriften voor de toepassing van dit artikel worden goedgekeurd overeenkomstig de procedure van artikel 41.

11.   De lidstaten kunnen in het kader van de overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 (7) opgestelde operationele programma's middelen bestemmen voor de uitroeiing van de in de bijlage genoemde ziekten bij aquacultuurdieren.

De middelen worden overeenkomstig de in dit artikel vastgelegde procedures toegewezen, met de volgende aanpassingen:

a)

het steunpercentage is in overeenstemming met de in Verordening (EG) nr. 1198/2006 vastgestelde steunpercentages;

b)

lid 8 van dit artikel is niet van toepassing.

De uitroeiing vindt plaats overeenkomstig artikel 38, lid 1, van Richtlijn 2006/88/EG van de Raad van 24 oktober 2006 betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren (8) of in het kader van een overeenkomstig artikel 44, lid 2, van die richtlijn opgesteld, goedgekeurd en uitgevoerd uitroeiingsprogramma,

9)

artikel 26 wordt vervangen door:

„Artikel 26

De communautaire vastleggingen voor de medefinanciering van de programma's worden jaarlijks vastgesteld. De vastleggingen voor de meerjarenprogramma's worden goedgekeurd overeenkomstig artikel 76, lid 3, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (9). Voor meerjarenprogramma's volgt de eerste vastlegging na de goedkeuring van de programma's. Alle volgende vastleggingen gebeuren door de Commissie op basis van de in artikel 24, lid 5, vermelde beslissing tot het verlenen van een bijdrage.”;

10)

de artikelen 29, 29 bis, 32 en 33 worden geschrapt;

11)

in artikel 37 bis wordt lid 1 vervangen door:

„1.   De Gemeenschap kan financiële steun verlenen voor de informatisering van de veterinaire procedures inzake:

a)

de intracommunautaire handel in en de invoer van levende dieren en producten van dierlijke oorsprong;

b)

de hosting, het beheer en het onderhoud van geïntegreerde veterinaire computer systemen, in voorkomend geval rekening houdend met interfaces van nationale gegevensbestanden.”;

12)

artikel 43 wordt vervangen door:

„Artikel 43 bis

De Commissie dient om de vier jaar bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de gezondheidssituatie van dieren en een kosten- en batenanalyse van de uitvoering van de programma's in de diverse lidstaten, met inbegrip van een uitleg van de toegepaste criteria.”;

13)

de bijlage wordt vervangen door de bijlage bij deze beschikking.

Artikel 2

Beschikking 90/638/EEG van de Raad wordt ingetrokken vanaf de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot vaststelling van de in de vierde alinea van artikel 24, lid 2, van Beschikking 90/424/EEG vermelde criteria en de in artikel 24, lid 10, van die beschikking vermelde gedetailleerde voorschriften.

Artikel 3

Voor programma's die zijn goedgekeurd voordat deze beschikking van kracht is geworden, blijven de bepalingen van Beschikking 90/424/EEG gelden die van toepassing waren voordat zij door onderhavige beschikking werd gewijzigd. In afwijking van artikel 24, lid 1, kunnen programma's voor endemische runderleukose gefinancierd worden tot en met 31 december 2010.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 19 december 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

J. KORKEAOJA


(1)  Advies uitgebracht op 12 december 2006.

(2)  Advies uitgebracht op 26 oktober 2006.

(3)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/53/EG (PB L 29 van 2.2.2006, blz. 37).

(4)  PB L 347 van 12.12.1990, blz. 27. Beschikking gewijzigd bij Richtlijn 92/65/EEG (PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54).

(5)  PB L 94 van 31.3.2004, blz. 63. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 2005/123/EG (PB L 39 van 11.2.2005, blz. 53).

(6)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1; gerectificeerd in PB L 191 van 28.5.2004, blz. 1.

(7)  Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds (PB L 223 van 15.8.2006, blz. 1).

(8)  PB L 328 van 24.11.2006, blz. 14.”.

(9)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.


BIJLAGE

Dierziekten en zoönosen

Rundertuberculose

Runderbrucellose

Schapen- en geitenbrucellose (B. melitensis)

Bluetongue in gebieden waar de ziekte enzoötisch is, of in hoogrisicogebieden

Afrikaanse varkenspest

Vesiculaire varkensziekte

Klassieke varkenspest

Infectieuze hematopoëtische necrose

Infectieuze anemie bij zalm

Miltvuur

Besmettelijke boviene pleuropneumonie

Vogelgriep

Hondsdolheid

Echinokokkose

Overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE)

Campylobacteriose

Listeriose

Salmonellose (zoönotische salmonella)

Trichinellose

Verocytotoxine-producerende E. coli

Voorjaarsviremie van de karper (SVC)

Virale hemorragische septikemie (VHS)

Koi-herpesvirus (KHV)

Besmetting met Bonamia ostreae

Besmetting met Marteilia refringens

White spot disease bij schaaldieren


Commissie

30.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 397/28


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2006

betreffende de niet-opneming van alachloor in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad en de intrekking van de toelating voor gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stof bevatten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 6567)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/966/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 8, lid 2, vierde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG is bepaald dat de Commissie een werkprogramma moet uitvoeren inzake het onderzoek van de in gewasbeschermingsmiddelen gebruikte werkzame stoffen die op 25 juli 1993 reeds op de markt waren. De bepalingen voor de uitvoering van dit programma zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3600/92 van de Commissie van 11 december 1992 houdende bepalingen voor de uitvoering van de eerste fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (2).

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 933/94 van de Commissie van 27 april 1994 houdende vaststelling van de werkzame stoffen van gewasbeschermingsmiddelen en aanwijzing van de als rapporteur optredende lidstaten voor de uitvoering van Verordening (EEG) nr. 3600/92 van de Commissie (3) zijn de werkzame stoffen aangewezen die in het kader van Verordening (EEG) nr. 3600/92 moeten worden beoordeeld, alsmede de lidstaten die voor elk van deze werkzame stoffen als rapporteur zullen optreden, en de producenten van die werkzame stoffen die tijdig een kennisgeving hebben ingediend.

(3)

Alachloor is een van de 89 in Verordening (EG) nr. 933/94 opgenomen werkzame stoffen.

(4)

Spanje, de voor alachloor als rapporteur aangewezen lidstaat, heeft op 20 juli 1999 overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder c), van Verordening (EEG) nr. 3600/92 zijn verslag over de evaluatie van de door de kennisgevers overeenkomstig artikel 6, lid 1, van die verordening verstrekte gegevens bij de Commissie ingediend.

(5)

De Commissie heeft, na ontvangst van het verslag van de als rapporteur optredende lidstaat, deskundigen van de lidstaten en de belangrijkste kennisgevers geraadpleegd, zoals bepaald in artikel 7, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 3600/92. Gebleken is dat aanvullende gegevens vereist zijn. Bij Beschikking 2001/810/EG van de Commissie (4) werd een termijn voor de indiening van de gegevens door de kennisgever vastgesteld, die op 25 mei 2002 afliep. Bij diezelfde beschikking werd de uiterste datum voor indiening van de onderzoeken op lange termijn op 31 december 2002 vastgesteld.

(6)

De Commissie heeft op 19 december 2003 een tripartiete vergadering over deze werkzame stof georganiseerd met de belangrijkste kennisgevers en de als rapporteur optredende lidstaat.

(7)

Het door Spanje opgestelde evaluatieverslag is door de lidstaten en de Commissie verder onderzocht in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid. Dit onderzoek is op 4 april 2006 afgesloten met het evaluatieverslag van de Commissie over het onderzoek betreffende alachloor.

(8)

Uit het onderzoek naar alachloor zijn enkele vragen naar voren gekomen waarover het Wetenschappelijk Panel voor de gezondheid van gewassen, gewasbeschermingsmiddelen en de residuen daarvan zich heeft gebogen. Het Wetenschappelijk Panel is gevraagd zich uit te spreken over twee vragen. De eerste vraag was of het vóórkomen van in de carcinogeniteitsstudie bij ratten vastgestelde neusschelptumoren relevant voor de mens was en, zo ja, of daarbij een genotoxisch mechanisme betrokken is. De tweede vraag was of de verstrekte informatie voor de metabolieten 65, 85, 54, 25, 76 en 51, die het niveau van 0,1 µg/l overschrijden, voldoende was om aan te tonen dat zij niet relevant zijn. In zijn advies (5) over de eerste vraag concludeerde het Wetenschappelijk Panel dat het bewijsmateriaal erop wijst dat een ander werkingsmechanisme dan genotoxiciteit betrokken is bij het vóórkomen van in de carcinogeniteitsstudie bij ratten vastgestelde neusschelptumoren. Hoewel het werkingsmechanisme relevant voor de mens kan zijn, is het uiterst onwaarschijnlijk dat dusdanige concentraties van de werkzame metaboliet worden bereikt dat de keten van de in kanker uitmondende gebeurtenissen in gang wordt gezet. In verband met de tweede vraag heeft het Wetenschappelijk Panel geconcludeerd dat de metabolieten 65, 54 en 25 naar behoren op toxiciteit zijn getest, maar de toxiciteitsgegevens zijn ontoereikend voor de bodemmetabolieten 85, 76 en 51. De genotoxiciteitsgegevens zijn ook ontoereikend voor de bodemmetabolieten 85, 76 en 51. Voor metaboliet 25 kon het Wetenschappelijk Panel niet concluderen dat deze metaboliet veilig was uit het oogpunt van genotoxiciteit. Er wordt geconcludeerd dat de voor de metabolieten 65 en 54 verstrekte informatie voldoende is om aan te tonen dat zij niet relevant zijn; een soortgelijke conclusie kan voor de metabolieten 85, 76, 51 en 25 niet worden getrokken.

(9)

Tijdens de evaluatie van deze werkzame stof zijn andere problemen vastgesteld. De verwachte concentraties in het grondwater van sommige van voornoemde metabolieten bleken de aanvaardbare maximumgrens van 0,1 µg/l te overschrijden. Bovendien kon niet worden uitgesloten dat alachloor een carcinogeen potentieel heeft. Daarom is alachloor bij Richtlijn 2004/73/EG van de Commissie (6) van 29 april 2004 tot negenentwintigste aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad (7) betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen ingedeeld als carcinogene stof van categorie 3. In dit geval werd het als passend beschouwd om de bij de vaststelling van een aanvaardbaar niveau van blootstelling van de toediener (AOEL) gebruikte veiligheidsfactoren te vergroten. De blootstelling als gevolg van de hantering van de stof en de toepassing daarvan in de door de kennisgever voorgestelde hoeveelheden, dat wil zeggen de voorgenomen doses per hectare, zou dit niveau overschrijden en met andere woorden leiden tot een onaanvaardbaar risico voor de toedieners.

(10)

Aangezien deze problemen onopgelost blijven, hebben de op basis van de verstrekte gegevens verrichte evaluaties bijgevolg niet aangetoond dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die alachloor bevatten, onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden aan de eisen van artikel 5, lid 1, onder a) en b), van Richtlijn 91/414/EEG voldoen.

(11)

Alachloor mag bijgevolg niet in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG worden opgenomen.

(12)

De nodige maatregelen moeten worden genomen om erop toe te zien dat de bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die alachloor bevatten, binnen een bepaalde termijn worden ingetrokken en niet worden hernieuwd, en dat voor dergelijke producten geen nieuwe toelatingen worden gegeven.

(13)

De looptijd van een eventuele door de lidstaten toegestane termijn voor de verwijdering, de opslag, het op de markt brengen of het gebruik van bestaande voorraden gewasbeschermingsmiddelen die alachloor bevatten, mag niet meer bedragen dan twaalf maanden, zodat de bestaande voorraden nog gedurende ten hoogste één extra groeiseizoen mogen worden gebruikt.

(14)

Deze beschikking doet geen afbreuk aan eventuele latere acties van de Commissie met betrekking tot deze werkzame stof in het kader van Richtlijn 79/117/EEG van de Raad van 21 december 1978 houdende verbod van het op de markt brengen en het gebruik van bestrijdingsmiddelen bevattende bepaalde actieve stoffen (8), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 850/2004 (9).

(15)

Deze beschikking laat de indiening van een volledig aanvraagdossier voor alachloor overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG met het oog op de eventuele opneming van deze stof in bijlage I onverlet.

(16)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Alachloor wordt niet als werkzame stof in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG opgenomen.

Artikel 2

De lidstaten zorgen ervoor dat:

a)

toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die alachloor bevatten, vóór 18 juni 2007* worden ingetrokken;

b)

met ingang van 19 december 2006 geen alachloor bevattende gewasbeschermingsmiddelen meer worden toegelaten en geen toelatingen voor dergelijke gewasbeschermingsmiddelen meer worden vernieuwd op grond van de in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG vastgestelde afwijkingsbepalingen.

Artikel 3

Eventuele extra termijnen die door de lidstaten worden toegestaan overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, lid 6, van Richtlijn 91/414/EEG, moeten zo kort mogelijk zijn en moeten uiterlijk op 18 juni 2008 aflopen.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 18 december 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/75/EG van de Commissie (PB L 248 van 12.9.2006, blz. 3).

(2)  PB L 366 van 15.12.1992, blz. 10. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2266/2000 (PB L 259 van 13.10.2000, blz. 27).

(3)  PB L 107 van 28.4.1994, blz. 8. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2230/95 (PB L 225 van 22.9.1995, blz. 1).

(4)  PB L 305 van 22.11.2001, blz. 32.

(5)  Advies van het Wetenschappelijk Panel voor de gezondheid van gewassen, gewasbeschermingsmiddelen en de residuen daarvan naar aanleiding van een verzoek van de Commissie betreffende de evaluatie van alachloor in het kader van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (Vraag nr. EFSA-Q-2004-48), goedgekeurd op 28 oktober 2004.

(6)  PB L 152 van 30.4.2004, blz. 1.

(7)  PB 196 van 16.8.1967, blz. 1.

(8)  PB L 33 van 8.2.1979, blz. 36.

(9)  PB L 158 van 30.4.2004, blz. 7.