ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 358

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

49e jaargang
16 december 2006


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

 

Verordening (EG) nr. 1856/2006 van de Commissie van 15 december 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001

3

 

 

Verordening (EG) nr. 1858/2006 van de Commissie van 15 december 2006 houdende opening van een openbare inschrijving voor de verkoop van alcohol uit wijnbouwproducten voor gebruik als bio-ethanol in de Gemeenschap

22

 

*

Verordening (EG) nr. 1859/2006 van de Commissie van 15 december 2006 tot vaststelling van de forfaitaire vergoeding per bedrijfsformulier voor het boekjaar 2007 in het kader van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen

30

 

*

Verordening (EG) nr. 1860/2006 van de Commissie van 15 december 2006 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1859/82 met betrekking tot de keuze van de bedrijven met boekhouding voor het constateren van de inkomens van de landbouwbedrijven

31

 

*

Verordening (EG) nr. 1861/2006 van de Commissie van 15 december 2006 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2237/77 met betrekking tot het bedrijfsformulier te gebruiken met het oog op de constatering van de inkomens in de landbouwbedrijven

33

 

*

Verordening (EG) nr. 1862/2006 van de Commissie van 15 december 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 622/2003 tot vaststelling van maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart ( 1 )

36

 

 

Verordening (EG) nr. 1863/2006 van de Commissie van 15 december 2006 tot vaststelling van de minimumverkoopprijzen voor boter die gelden voor de 22e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving waarin Verordening (EG) nr. 1898/2005 voorziet

38

 

 

Verordening (EG) nr. 1864/2006 van de Commissie van 15 december 2006 tot vaststelling van de maximumbedragen van de steun voor room, boter en boterconcentraat die gelden voor de 22e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving waarin Verordening (EG) nr. 1898/2005 voorziet

40

 

 

Verordening (EG) nr. 1865/2006 van de Commissie van 15 december 2006 tot vaststelling van het maximumbedrag van de steun voor boterconcentraat voor de 22e bijzondere inschrijving die wordt gehouden in het kader van de permanente openbare inschrijving waarin Verordening (EG) nr. 1898/2005 voorziet

42

 

 

Verordening (EG) nr. 1866/2006 van de Commissie van 15 december 2006 tot vaststelling van de minimumverkoopprijs voor boter voor de 54e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving als bedoeld in Verordening (EG) nr. 2771/1999

43

 

 

Verordening (EG) nr. 1867/2006 van de Commissie van 15 december 2006 tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 16 december 2006

44

 

*

Verordening (EG) nr. 1868/2006 van de Commissie van 15 december 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2247/2003 houdende bepalingen ter uitvoering, in de sector rundvlees, van Verordening (EG) nr. 2286/2002 van de Raad tot vaststelling van de regeling voor landbouwproducten en door verwerking daarvan verkregen goederen, van oorsprong uit de staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (ACS-staten)

47

 

*

Verordening (EG) nr. 1869 van de Commissie van 15 december 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2172/2005 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de toepassing van een bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten vastgesteld tariefcontingent voor de invoer van levende runderen, van oorsprong uit Zwitserland, met een gewicht van meer dan 160 kg

49

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Raad

 

*

Besluit van de Raad van 18 juli 2006 inzake de sluiting van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Barbados, Belize, de Republiek Congo, Fiji, de Coöperatieve Republiek Guyana, de Republiek Ivoorkust, Jamaica, de Republiek Kenia, de Republiek Madagaskar, de Republiek Malawi, de Republiek Mauritius, de Republiek Mozambique, de Republiek Suriname, Sint-Christopher en Nevis, het Koninkrijk Swaziland, de Verenigde Republiek Tanzania, de Republiek Trinidad en Tobago, de Republiek Oeganda, de Republiek Zambia en de Republiek Zimbabwe inzake de gegarandeerde prijzen voor rietsuiker voor de leveringsperiode 2005-2006 en de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek India inzake de gegarandeerde prijzen voor rietsuiker voor de leveringsperiode 2005-2006

51

 

 

Commissie

 

*

Beschikking van de Commissie van 17 november 2006 inzake de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tot oprichting van de Internationale ITER-Organisatie voor fusie-energie voor de gezamenlijke uitvoering van het ITER-project en van de Overeenkomst inzake de voorrechten en immuniteiten van de Internationale ITER-Organisatie voor fusie-energie voor de gezamenlijke uitvoering van het ITER-project (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5557)

60

Overeenkomst tot oprichting van de Internationale ITER-Organisatie voor fusie-energie voor de gezamenlijke uitvoering van het ITER-project

62

Overeenkomst inzake de voorrechten en immuniteiten van de Internationale ITER-Organisatie voor fusie-energie voor de gezamenlijke uitvoering van het ITER-project

82

 

*

Beschikking van de Commissie van 14 december 2006 tot vaststelling, op grond van Beschikking 2002/358/EG van de Raad, van de respectieve emissieniveaus die in het kader van het Protocol van Kyoto aan de Gemeenschap en elk van haar lidstaten zijn toegewezen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 6468)

87

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

16.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 358/1


VERORDENING (EG) Nr. 1856/2006 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2006

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 16 december 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2006.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 15 december 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

118,3

204

77,5

999

97,9

0707 00 05

052

104,5

204

59,2

628

155,5

999

106,4

0709 90 70

052

134,0

204

70,1

999

102,1

0805 10 20

052

56,3

388

72,8

999

64,6

0805 20 10

052

30,7

204

61,3

999

46,0

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

052

69,1

624

71,9

999

70,5

0805 50 10

052

48,9

528

35,4

999

42,2

0808 10 80

388

107,5

400

86,4

404

94,2

720

73,3

999

90,4

0808 20 50

052

63,8

400

98,6

720

46,8

999

69,7


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


16.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 358/3


VERORDENING (EG) Nr. 1857/2006 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2006

betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad van 7 mei 1998 betreffende de toepassing van de artikelen 92 en 93 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen (1), en met name op artikel 1, lid 1, onder a), i),

Na bekendmaking van deze ontwerp-verordening,

Na raadpleging van het Adviescomité inzake overheidssteun,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 994/98 is aan de Commissie de bevoegdheid toegekend om in overeenstemming met artikel 87 van het Verdrag vast te stellen dat steun voor kleine en middelgrote ondernemingen die aan bepaalde voorwaarden voldoet, met de gemeenschappelijke markt verenigbaar is en niet moet worden aangemeld uit hoofde van artikel 88, lid 3, van het Verdrag.

(2)

Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (2) is niet van toepassing op activiteiten die verband houden met de productie, de verwerking of de afzet van de in bijlage I bij het Verdrag opgenomen producten.

(3)

De Commissie heeft de artikelen 87 en 88 van het Verdrag bij tal van beschikkingen toegepast op kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, verwerken en afzetten, en heeft haar beleid tevens vastgelegd, laatstelijk in de communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector (3). Gezien de grote ervaring van de Commissie met de toepassing van die artikelen op kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, verwerken en afzetten, is het passend dat de Commissie ook ten aanzien van deze ondernemingen gebruikmaakt van de haar bij Verordening (EG) nr. 994/98 toegekende bevoegdheden om voor een doeltreffend toezicht te zorgen en de administratie te vereenvoudigen zonder dat de controle door de Commissie daardoor wordt verzwakt, voor zover artikel 89 van het Verdrag op dergelijke producten van toepassing is verklaard.

(4)

In de komende jaren zal de landbouwsector zich moeten aanpassen aan nieuwe omstandigheden en extra veranderingen met betrekking tot de ontwikkeling van de markt, het marktbeleid, de handelsvoorschriften, de vraag en voorkeur van de consument en de uitbreiding van de Gemeenschap. Deze veranderingen zullen niet alleen gevolgen hebben voor de landbouwmarkten, maar ook voor de plaatselijke economieën in plattelandsgebieden in het algemeen. Het plattelandsontwikkelingsbeleid moet erop gericht zijn het concurrentievermogen van de plattelandsgebieden te herstellen en te vergroten, en moet derhalve bijdragen aan het in stand houden en scheppen van werkgelegenheid in deze gebieden.

(5)

De rol van kleine en middelgrote ondernemingen is van doorslaggevende betekenis voor het scheppen van arbeidsplaatsen en meer in het algemeen voor de sociale stabiliteit en het economisch dynamisme. De ontwikkeling van die bedrijven kan echter door de onvolkomenheden van de markt worden afgeremd. Zij kunnen vaak moeilijk kapitaal of krediet verkrijgen, omdat zij slechts beperkte garanties kunnen bieden en omdat sommige financiële markten terughoudend zijn om risico's te nemen. Zij hebben door hun beperkte middelen soms ook moeilijk toegang tot informatie, met name over nieuwe technologie en potentiële markten. Daarom moet het doel van de krachtens deze verordening vrijgestelde steun erin bestaan de ontwikkeling van de economische bedrijvigheid van kleine en middelgrote ondernemingen te vergemakkelijken, mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad. Deze ontwikkelingen moeten worden aangemoedigd en ondersteund door een vereenvoudiging van de bestaande regelgeving met betrekking tot kleine en middelgrote ondernemingen.

(6)

In de Gemeenschap wordt een groot gedeelte van de landbouwproducten geproduceerd, verwerkt en afgezet door kleine en middelgrote ondernemingen. Niettemin bestaan er grote verschillen tussen de structuren voor de primaire productie, enerzijds, en voor de verwerking en afzet van landbouwproducten, anderzijds. Voor de verwerking en de afzet van landbouwproducten wordt veelal gebruikgemaakt van een structuur die lijkt op die van de industriële productiesector. Daarom lijkt het dienstig om voor de verwerking en afzet van landbouwproducten een andere benadering te hanteren en deze activiteiten op te nemen in de regels voor industriële producten. Bijgevolg is het wellicht passend om, in afwijking van de benadering die is gehanteerd voor Verordening (EG) nr. 1/2004 van de Commissie van 23 december 2003 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, verwerken en afzetten (4), een vrijstellingsverordening vast te stellen die is toegesneden op de specifieke behoeften van de primaire landbouwproductie.

(7)

Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en intrekking van een aantal verordeningen (5), en Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (6) voorzien in specifieke staatssteunregels voor bepaalde plattelandsontwikkelingsmaatregelen die wél door de lidstaat, maar niet door de Gemeenschap worden gefinancierd.

(8)

Uit hoofde van de onderhavige verordening moet een vrijstelling gelden voor elke steunmaatregel die aan alle voorwaarden van deze verordening voldoet, alsook voor elke steunregeling, op voorwaarde dat alle steun die op grond van die regeling kan worden toegekend, aan alle voorwaarden van deze verordening voldoet. Om voor een doeltreffend toezicht te zorgen en de administratie te vereenvoudigen zonder dat de controle door de Commissie daardoor wordt verzwakt, moet in steunregelingen en in individuele gevallen van steunverlening die buiten enige steunregeling vallen, uitdrukkelijk naar deze verordening worden verwezen.

(9)

Gezien de noodzaak een juist evenwicht tot stand te brengen tussen een optimale beperking van concurrentieverstoringen in de gesteunde sector enerzijds, en de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening anderzijds, dient krachtens deze verordening geen vrijstelling te worden verleend voor individuele steunverlening waarbij een vastgesteld maximumbedrag wordt overschreden, ongeacht of de steun al dan niet op grond van een krachtens deze verordening vrijgestelde steunregeling wordt toegekend.

(10)

Krachtens deze verordening mag geen vrijstelling worden verleend voor exportsteun of voor steun die afhangt van het gebruik van binnenlandse producten in plaats van ingevoerde producten. Dergelijke steun kan onverenigbaar zijn met de internationale verplichtingen van de Gemeenschap. Steun ter compensatie van de kosten voor deelname aan handelsbeurzen of voor studies of adviesdiensten die noodzakelijk zijn voor het lanceren van een nieuw of een bestaand product op een nieuwe markt, is in de regel geen exportsteun.

(11)

Om potentieel concurrentieverstorende verschillen weg te nemen, om de coördinatie tussen de verschillende communautaire en nationale initiatieven inzake kleine en middelgrote ondernemingen te vergemakkelijken en om de administratieve duidelijkheid en de rechtszekerheid te bevorderen, dient in deze verordening de definitie van „kleine en middelgrote ondernemingen” te worden gebruikt die is vastgesteld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 70/2001.

(12)

In overeenstemming met de vaste praktijk van de Commissie, en om ervoor te zorgen dat de steun evenredig en niet hoger dan noodzakelijk is, dienen de maxima normaal te worden uitgedrukt als steunintensiteiten in verhouding tot een reeks in aanmerking komende kosten, in plaats van als maximale steunbedragen.

(13)

Om te bepalen of steun overeenkomstig deze verordening al dan niet verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, moet rekening worden gehouden met de steunintensiteit en dus met het als subsidie-equivalent uitgedrukte steunbedrag. Bij de berekening van het subsidie-equivalent van steun die in termijnen wordt uitbetaald, dienen de marktrentevoeten te worden toegepast die gelden op het ogenblik waarop de subsidie wordt verleend. Met het oog op een eenvormige, transparante en eenvoudige toepassing van de staatssteunregels dienen voor de toepassing van deze verordening als marktrentevoeten de referentierentevoeten te gelden die op geregelde tijdstippen door de Commissie op basis van objectieve criteria worden vastgesteld en in het Publicatieblad van de Europese Unie en op internet worden bekendgemaakt.

(14)

Met het oog op de transparantie en de doeltreffendheid van de controle mag deze verordening slechts worden toegepast op steunmaatregelen die transparant zijn. Hiermee worden steunmaatregelen bedoeld waarvoor het brutosubsidie-equivalent vooraf nauwkeurig als percentage van de in aanmerking komende uitgaven kan worden berekend zonder dat een risicobeoordeling hoeft te worden verricht (bijvoorbeeld subsidies, rentesubsidies en fiscale maatregelen waarvoor een plafond geldt). Overheidsleningen moeten als transparant worden beschouwd, mits daarvoor de gebruikelijke zekerheden worden geboden en er geen abnormaal risico aan is verbonden en zij dus niet worden geacht een element van staatsgarantie te bevatten. In beginsel mogen steunmaatregelen waarbij een staatsgarantie is betrokken of overheidsleningen die een element van staatsgarantie bevatten, niet als transparant worden beschouwd. Toch moeten deze steunmaatregelen worden geacht transparant te zijn als, vóór de tenuitvoerlegging van deze maatregelen, de methode die voor de berekening van de steunintensiteit van de staatsgarantie wordt gebruikt, door de Commissie is aanvaard na aanmelding bij de Commissie nadat deze verordening is vastgesteld. Deze methode zal door de Commissie worden beoordeeld overeenkomstig de mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties (7). Overheidsparticipaties en steun in de vorm van risicokapitaalmaatregelen mogen niet als transparante steun worden beschouwd. Steunmaatregelen die niet transparant zijn, moeten altijd bij de Commissie worden aangemeld. De aanmeldingen met betrekking tot niet-transparante steunmaatregelen zullen door de Commissie met name worden getoetst aan de criteria die zijn vastgesteld in de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007-2013.

(15)

Overeenkomstig de door de Commissie gehanteerde vaste praktijk inzake de beoordeling van staatssteun in de landbouwsector is het overbodig een onderscheid te maken tussen kleine en middelgrote ondernemingen. Voor bepaalde vormen van steun is het dienstig maximumsteunbedragen vast te stellen die begunstigden mogen ontvangen.

(16)

Gezien de ervaring van de Commissie dienen de steunmaxima op een zodanig niveau te worden vastgesteld dat een juist evenwicht tot stand wordt gebracht tussen de noodzaak om concurrentieverstoring in de gesteunde sector optimaal te beperken en de doelstelling om de ontwikkeling van de economische bedrijvigheid van kleine en middelgrote ondernemingen in de landbouwsector te vergemakkelijken. Voor de samenhang met door de Gemeenschap gefinancierde steunmaatregelen moeten de maxima worden afgestemd op de maxima die zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1257/1999 en in Verordening (EG) nr. 1698/2005.

(17)

Het is dienstig verdere voorwaarden vast te stellen waaraan de krachtens deze verordening vrijgestelde steunregelingen en individuele steunmaatregelen moeten voldoen. Met eventuele productiebeperkingen of beperkingen op communautaire steunverlening in het kader van de gemeenschappelijke marktordeningen dient rekening te worden gehouden. Gelet op artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag mag steun niet als enig gevolg hebben dat de bedrijfskosten die de begunstigde onderneming normaal zou moeten dragen, permanent of periodiek worden verminderd, en moet de steun evenredig zijn met de handicaps die moeten worden overwonnen om de sociaaleconomische voordelen veilig te stellen waarvan wordt aangenomen dat zij in het belang van de Gemeenschap zijn. Eenzijdige staatssteun die gewoon tot doel heeft de financiële situatie van producenten te verbeteren, maar in geen enkel opzicht bijdraagt tot de ontwikkeling van de sector, en met name steun die alleen op basis van prijs, hoeveelheid, productie-eenheid of productiewijze wordt toegekend, moet worden beschouwd als steun voor de bedrijfsvoering en is als zodanig niet verenigbaar met de gemeenschappelijke markt. Bovendien zal dergelijke steun naar alle waarschijnlijkheid de mechanismen van de gemeenschappelijke marktordeningen verstoren. Het is derhalve passend de krachtens deze verordening verleende vrijstelling uitsluitend te doen gelden voor bepaalde vormen van steun.

(18)

De krachtens deze verordening verleende vrijstelling dient te gelden voor steun voor kleine en middelgrote landbouwbedrijven, ongeacht de vestigingsplaats. Investeringen en het scheppen van arbeidsplaatsen kunnen bijdragen tot de economische ontwikkeling van probleemgebieden en gebieden als bedoeld in artikel 36, onder a), i), ii) en iii), van Verordening (EG) nr. 1698/2005. Kleine en middelgrote landbouwbedrijven in die gebieden lijden zowel onder het structurele nadeel van hun ligging als onder de moeilijkheden die voortvloeien uit hun omvang. Bijgevolg dienen voor kleine en middelgrote ondernemingen uit dergelijke gebieden hogere maxima te worden vastgelegd.

(19)

Om het risico van verstoringen als gevolg van gerichte investeringssteun te vermijden en om landbouwers vrij te laten in de keuze voor welke producten zij investeringen wensen te doen, mag de op grond van deze verordening vrijgestelde investeringssteun niet tot specifieke landbouwproducten worden beperkt. Deze voorwaarde mag lidstaten er niet van weerhouden bepaalde landbouwproducten van dergelijke steunmaatregelen of steunregelingen uit te sluiten, met name wanneer er geen normale afzetmogelijkheden kunnen worden gevonden. Daarnaast moeten bepaalde soorten investeringen als zodanig van deze verordening worden uitgesloten.

(20)

Als steun wordt toegekend voor aanpassingen aan nieuwe, op Gemeenschapsniveau ingevoerde normen, mag de lidstaten niet worden toegestaan de aanpassingsperiode voor landbouwers te verlengen door de tenuitvoerlegging van deze regels uit te stellen. Derhalve moet duidelijk worden vastgesteld vanaf welke datum nieuwe wetgeving niet langer als nieuw kan worden beschouwd.

(21)

In sommige landbouwverordeningen van de Raad is bepaald dat voor de betaling van steun door lidstaten, veelal in combinatie met financiering door de Gemeenschap, specifieke machtigingen moeten worden verleend. Dergelijke bepalingen voorzien echter meestal niet in een vrijstelling van de verplichting tot aanmelding van die steun op grond van artikel 88 van het Verdrag, mits dergelijke maatregelen aan de voorwaarden van artikel 87, lid 1, van het Verdrag voldoen. Aangezien de voorwaarden voor dergelijke steun duidelijk in de betrokken verordeningen staan vermeld en/of aanmelding van dergelijke maatregelen bij de Commissie op grond van bijzondere bepalingen van die verordeningen verplicht is, is een extra, afzonderlijke aanmelding op grond van artikel 88, lid 3, van het Verdrag niet nodig om de Commissie in staat te stellen deze maatregelen te beoordelen. Omwille van de rechtszekerheid moet ook in de onderhavige verordening naar die bepalingen worden verwezen en is aanmelding van de betrokken maatregelen overeenkomstig artikel 88 van het Verdrag niet nodig voor zover kan worden nagegaan dat de steun uitsluitend voor kleine en middelgrote ondernemingen bestemd is.

(22)

Om te waarborgen dat de steun noodzakelijk is en de ontwikkeling van bepaalde activiteiten stimuleert, mag krachtens deze verordening geen vrijstelling worden verleend voor steun aan activiteiten die de begunstigde onderneming onder marktvoorwaarden alleen zou kunnen uitvoeren. Voor activiteiten die de begunstigde reeds heeft ontplooid, mag geen steun met terugwerkende kracht worden toegekend.

(23)

Krachtens deze verordening mag geen vrijstelling worden verleend voor steun die wordt gecumuleerd met andere staatssteun die in verband met dezelfde in aanmerking komende kosten is toegekend, met inbegrip van steun van nationale, regionale of lokale autoriteiten, en met overheidssteun die wordt toegekend in het kader van Verordening (EG) nr. 1698/2005, of met communautaire bijstand, indien door deze cumulering de in deze verordening vastgestelde maxima worden overschreden. Krachtens deze verordening vrijgestelde steun mag niet worden gecumuleerd met voor dezelfde in aanmerking komende uitgaven of investeringsprojecten bestemde de minimis-steun in de zin van Verordening (EG) nr. 1860/2004 van de Commissie van 6 oktober 2004 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de de minimis-steun in de landbouwsector en de visserijsector (8), indien de cumulering leidt tot een hogere dan de in de onderhavige verordening vastgestelde steunintensiteit.

(24)

Om voor transparantie en doeltreffende controle te zorgen overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 994/98, dient een model te worden vastgesteld dat de lidstaten moeten volgen wanneer zij de Commissie met het oog op bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie de beknopte informatie verstrekken die vereist is wanneer krachtens deze verordening een steunregeling ten uitvoer wordt gelegd of zonder toepassing van een dergelijke regeling individuele steun wordt toegekend. Om dezelfde redenen dienen regels te worden vastgesteld betreffende de dossiers die de lidstaten over de krachtens deze verordening vrijgestelde steun moeten aanleggen. Het is passend dat de Commissie vaststelt aan welke voorwaarden het jaarlijkse verslag dat de lidstaten bij de Commissie moeten indienen, moet voldoen. Nu de noodzakelijke technologie op ruime schaal beschikbaar is, moet zowel de beknopte informatie als het jaarlijkse verslag in elektronische vorm worden ingediend.

(25)

Indien een lidstaat niet voldoet aan de in deze verordening vastgestelde rapporteringsverplichtingen, kan het voor de Commissie onmogelijk worden haar toezichthoudende taak op grond van artikel 88, lid 1, van het Verdrag, te vervullen en met name te beoordelen of het gecumuleerde economische effect van de op grond van deze verordening vrijgestelde steun de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt, niet zodanig verandert dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad. Het gecumuleerde effect van de staatssteun moet met name worden beoordeeld wanneer een begunstigde uit verschillende bronnen steun kan ontvangen, zoals in de landbouw steeds vaker het geval is. Het is derhalve van primair belang dat lidstaten snel nuttige informatie verstrekken alvorens zij de in deze verordening bedoelde steun verlenen.

(26)

Steun voor bedrijven die landbouwproducten verwerken en afzetten, moet voldoen aan de in Verordening (EG) nr. 70/2001 vastgestelde regels inzake steun voor kleine en middelgrote ondernemingen. Verordening (EG) nr. 70/2001 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(27)

De krachtens Verordening (EG) nr. 1/2004 vrijgestelde steun moet vrijgesteld blijven indien hij aan alle voorwaarden van de onderhavige verordening voldoet.

(28)

Het is dienstig overgangsbepalingen vast te stellen voor steun die vóór de inwerkingtreding van deze verordening is toegekend en in strijd met artikel 88, lid 3, van het Verdrag niet is aangemeld.

(29)

Deze verordening doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor de lidstaten om steun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten vervaardigen, aan te melden. De Commissie zal dergelijke aanmeldingen toetsen aan deze verordening en aan de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007-2013. Aanmeldingen die op het moment van inwerkingtreding van deze verordening nog in behandeling zijn, dienen in de eerste plaats overeenkomstig deze verordening te worden beoordeeld en vervolgens, indien niet aan de bepalingen van deze verordening is voldaan, op basis van de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007-2013.

(30)

Gezien de ervaring van de Commissie op dit gebied en met name de regelmaat waarmee het staatssteunbeleid over het algemeen moet worden herzien, dient de geldigheidsduur van deze verordening te worden beperkt. Indien de geldigheidsduur van deze verordening verstrijkt zonder dat zij is verlengd, dienen steunregelingen die krachtens deze verordening reeds zijn vrijgesteld, nog zes maanden vrijgesteld te blijven teneinde de lidstaten voldoende tijd te geven om de nodige aanpassingen door te voeren,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

TOEPASSINGSGEBIED, DEFINITIES EN VOORWAARDEN

Artikel 1

Toepassingsgebied

1.   Deze verordening is van toepassing op transparante steun voor kleine en middelgrote landbouwbedrijven die actief zijn in de primaire productie van landbouwproducten. Onverminderd artikel 9 is zij is niet van toepassing op steun voor uitgaven met betrekking tot de verwerking of de afzet van landbouwproducten.

2.   Onverminderd artikel 16, lid 1, is deze verordening niet van toepassing op:

a)

steun voor activiteiten die verband houden met de uitvoer, waaronder wordt verstaan steun die rechtstreeks is gerelateerd aan de uitgevoerde hoeveelheden, de oprichting en exploitatie van een distributienet of andere lopende uitgaven in verband met activiteiten op het gebied van de uitvoer;

b)

steun die afhangt van het gebruik van binnenlandse in plaats van ingevoerde goederen.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

„steun” of „steunmaatregel”: elke maatregel die voldoet aan alle criteria van artikel 87, lid 1, van het Verdrag;

2)

„landbouwproduct”:

a)

de in bijlage I bij het Verdrag opgenomen producten, met uitzondering van visserijproducten en producten van de aquacultuur die vallen onder Verordening (EG) nr. 104/2001 van de Raad (9);

b)

de producten van de GN-codes 4502, 4503 en 4504 (kurkproducten);

c)

de producten die bedoeld zijn om melk en zuivelproducten te imiteren of te vervangen, zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1898/87 van de Raad (10);

3)

„verwerking van landbouwproducten”: elke bewerking van een landbouwproduct die een product oplevert dat nog steeds een landbouwproduct is, met uitzondering van activiteiten op landbouwbedrijven die nodig zijn om een plantaardig of dierlijk product voor de eerste verkoop voor te bereiden;

4)

„afzet van landbouwproducten”: het in voorraad hebben of uitstallen met het oog op verkoop, te koop aanbieden, leveren of op enige andere wijze verhandelen, met uitzondering van de eerste verkoop door een primaire producent aan wederverkopers of verwerkingsbedrijven en alle activiteiten waarmee een product voor een dergelijke eerste verkoop wordt voorbereid; verkoop door een primaire producent aan eindgebruikers geldt als afzet indien deze plaatsvindt in speciaal daartoe voorziene afzonderlijke lokalen;

5)

„kleine en middelgrote ondernemingen” („kmo's”): ondernemingen als omschreven in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 70/2001;

6)

„brutosteunintensiteit”: het steunbedrag, uitgedrukt als een percentage van de in aanmerking komende kosten van het project. Alle cijfers die worden gebruikt, zijn de cijfers vóór aftrek van de directe belastingen. Wordt de steun in een andere vorm dan een subsidie verleend, dan is het steunbedrag het subsidie-equivalent van de steun. Van steun die in termijnen wordt uitgekeerd, wordt door discontering de waarde op het ogenblik van de verlening ervan berekend. De rentevoet die voor de discontering en voor de berekening van het steunbedrag bij een zachte lening wordt gehanteerd, is de referentierentevoet die geldt op het ogenblik van de steunverlening;

7)

„kwaliteitsproduct”: een product dat voldoet aan de op grond van artikel 32 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 vast te stellen criteria;

8)

„ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld”: weersomstandigheden, zoals vorst, hagel, ijs, regen of droogte, die voor een landbouwer leiden tot een verlies van meer dan 30 % van de gemiddelde jaarproductie in de laatste drie jaar of de gemiddelde productie van drie jaren van de laatste vijf jaren, de hoogste en de laagste productie niet meegerekend;

9)

„probleemgebieden”: gebieden die door de lidstaten als zodanig zijn aangewezen op grond van artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1257/1999;

10)

„met het oog op de naleving van nieuw ingevoerde minimumnormen gedane investeringen”:

a)

indien het normen betreft waarvoor geen overgangsperiode is vastgesteld, investeringen die maximaal twee jaar na de datum waarop de normen voor de marktdeelnemers bindend moeten worden, van start zijn gegaan, of

b)

indien het normen betreft waarvoor een overgangsperiode is vastgesteld, investeringen die van start zijn gegaan vóór de datum waarop de normen voor de marktdeelnemers bindend moeten worden;

11)

„jonge landbouwers”: producenten van landbouwproducten die voldoen aan de criteria van artikel 22 van Verordening (EG) nr. 1698/2005;

12)

„producentengroepering”: een groepering die is opgericht om het haar leden mogelijk te maken hun productie gezamenlijk met inachtneming van de doelstellingen van de gemeenschappelijke marktordeningen aan de markteisen aan te passen, vooral door concentratie van het aanbod;

13)

„unie van producentengroeperingen”: een vereniging van erkende producentengroeperingen die op grotere schaal dezelfde doelstellingen nastreeft;

14)

„gestorven dieren”: dieren die zijn gedood (euthanasie met of zonder definitieve diagnose) of die op een landbouwbedrijf of een andere plaats of tijdens transport zijn gestorven (met inbegrip van doodgeboren en ongeboren dieren), maar niet voor menselijke consumptie zijn geslacht;

15)

„kosten voor TSE- en BSE-testen”: alle kosten, met inbegrip van die voor testkits en het nemen, vervoeren, testen, opslaan en vernietigen van monsters die noodzakelijk zijn voor de overeenkomstig bijlage X, hoofdstuk C, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad (11) uitgevoerde testen;

16)

„ondernemingen in moeilijkheden”: ondernemingen waarvan wordt aangenomen dat zij zich in moeilijkheden bevinden in de zin van de communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (12);

17)

„vervangingsinvestering”: een investering voor het eenvoudig vervangen van een bestaand gebouw of een bestaande machine, of delen daarvan, door een nieuw, modern gebouw of een nieuwe moderne machine, zonder dat daarbij de productiecapaciteit met meer dan 25 % wordt verhoogd of de betrokken productie of technologie fundamenteel wordt gewijzigd. Noch het vervangen van een ten minste 30 jaar oud en volledig gesloopt landbouwbedrijfsgebouw, noch de grondige renovatie van een landbouwbedrijfsgebouw wordt als een vervangingsinvestering beschouwd. Een renovatie wordt als grondig beschouwd wanneer de kosten ten minste 50 % bedragen van de waarde van het nieuwe gebouw.;

18)

„transparante steun” of „transparante steunmaatregel”: een maatregel waarvan het brutosubsidie-equivalent vooraf nauwkeurig als percentage van de in aanmerking komende uitgaven kan worden berekend zonder dat een risicobeoordeling hoeft te worden verricht (bijvoorbeeld maatregelen waarbij wordt gebruikgemaakt van subsidies, rentesubsidies of fiscale maatregelen waarvoor een plafond geldt).

Artikel 3

Voorwaarden voor vrijstelling

1.   Transparante individuele steunmaatregelen die buiten een regeling vallen en voldoen aan alle voorwaarden van deze verordening, zijn verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag en vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het Verdrag, op voorwaarde dat de beknopte informatie zoals bedoeld in artikel 20, lid 1, wordt verstrekt en dat in de steunmaatregel uitdrukkelijk wordt verwezen naar deze verordening, onder vermelding van de titel ervan en de vindplaats in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   Transparante steunregelingen die aan alle voorwaarden van deze verordening voldoen, zijn verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag en vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het Verdrag, mits:

a)

alle steun die op grond van een dergelijke regeling kan worden toegekend, aan alle voorwaarden van deze verordening voldoet;

b)

de regeling een uitdrukkelijke verwijzing naar deze verordening bevat, onder vermelding van de titel ervan en de vindplaats in het Publicatieblad van de Europese Unie;

c)

de beknopte informatie zoals bedoeld in artikel 20, lid 1, is verstrekt.

3.   Op grond van de in lid 2 bedoelde regelingen toegekende steun is verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het Verdrag, op voorwaarde dat de toegekende steun onmiddellijk aan alle voorwaarden van deze verordening voldoet.

4.   Steun die niet valt onder de onderhavige verordening, noch onder andere verordeningen die op grond van artikel 1 van Verordening (EG) nr. 994/98 zijn vastgesteld, noch onder de in artikel 17 van de onderhavige verordening vermelde verordeningen, wordt bij de Commissie aangemeld overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het Verdrag. Dergelijke steun wordt getoetst aan de criteria die zijn vastgesteld in de communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007-2013.

HOOFDSTUK 2

STEUNCATEGORIEËN

Artikel 4

Investeringen in landbouwbedrijven

1.   Steun voor investeringen in binnen de Gemeenschap gelegen landbouwbedrijven die actief zijn in de primaire productie van landbouwproducten, is verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag en vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het Verdrag, indien hij aan de in de leden 2 tot en met 10 van dit artikel vastgestelde voorwaarden voldoet.

2.   De brutosteunintensiteit mag niet meer bedragen dan:

a)

50 % van de in aanmerking komende investeringen in probleemgebieden of in de in artikel 36, onder a), i), ii) en iii), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde gebieden die door de lidstaten zijn aangewezen overeenkomstig de artikelen 50 en 94 van die verordening;

b)

40 % van de in aanmerking komende investeringen in andere gebieden;

c)

60 % van de in aanmerking komende investeringen in probleemgebieden of in de in artikel 36, onder a), i), ii) en iii), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde gebieden die door de lidstaten zijn aangewezen overeenkomstig de artikelen 50 en 94 van die verordening, en 50 % in andere gebieden indien de investeringen worden gedaan door jonge landbouwers binnen vijf jaar na vestiging;

d)

75 % van de in aanmerking komende investeringen in de ultraperifere gebieden en in de in Verordening (EEG) nr. 2019/93 van de Raad (13) bedoelde kleinere eilanden in de Egeïsche Zee;

e)

75 % van de in aanmerking komende investeringen in de onder a) bedoelde gebieden en 60 % in andere gebieden indien de investeringen aanleiding geven tot extra kosten in verband met de bescherming en de verbetering van het milieu, de verbetering van de hygiëne op veehouderijbedrijven of de verbetering van het welzijn van landbouwhuisdieren. Deze verhoging mag alleen worden toegepast voor investeringen die verder gaan dan wat volgens de geldende communautaire minimumeisen nodig is, of voor met het oog op de naleving van pas ingevoerde minimumnormen gedane investeringen. De verhoging moet beperkt blijven tot de noodzakelijke extra in aanmerking komende kosten en mag niet worden toegepast voor investeringen die een stijging van de productiecapaciteit tot gevolg hebben.

3.   De investeringen moeten met name gericht zijn op de volgende doelstellingen:

a)

verlaging van de productiekosten;

b)

verbetering en omschakeling van de productie;

c)

verhoging van de kwaliteit;

d)

instandhouding en verbetering van het natuurlijke milieu, of verbetering van de hygiëneomstandigheden of de normen inzake dierenwelzijn.

4.   De in aanmerking komende uitgaven kunnen betrekking hebben op:

a)

de bouw, verwerving of verbetering van onroerende goederen;

b)

de koop of huurkoop van machines en materieel, met inbegrip van computerprogrammatuur, tot maximaal de marktwaarde van de activa;

c)

algemene kosten in verband met de onder a) en b) bedoelde uitgaven, zoals kosten voor architecten, ingenieurs en adviseurs, haalbaarheidsstudies en het verkrijgen van octrooien en licenties.

Andere dan de in de eerste alinea, onder b), genoemde kosten in verband met een huurkoopcontract (belastingen, marge voor de verhuurder, kosten voor de herfinanciering van rente, overheadkosten, verzekeringspremies enz.) zijn geen in aanmerking komende uitgaven;

5.   Er mag slechts steun worden toegekend aan landbouwbedrijven die geen ondernemingen in moeilijkheden zijn.

Steun om de begunstigde in staat te stellen te voldoen aan nieuw ingevoerde minimumnormen op het gebied van milieu, hygiëne en dierenwelzijn, is toegestaan.

6.   De steun mag niet worden toegekend in strijd met verbods- of beperkende bepalingen die zijn vastgesteld in verordeningen van de Raad houdende een gemeenschappelijke marktordening, ook niet als dergelijke verboden en beperkingen uitsluitend betrekking hebben op communautaire steunverlening.

7.   De steun mag niet worden beperkt tot specifieke landbouwproducten en moet dus ter beschikking staan van alle landbouwsectoren, tenzij een lidstaat bepaalde producten uitsluit vanwege overcapaciteit of een gebrek aan afzetmogelijkheden. Er mag geen steun worden toegekend in verband met:

a)

de aankoop van productierechten, dieren en eenjarige gewassen;

b)

de aanplant van eenjarige gewassen;

c)

draineerwerkzaamheden of irrigatieapparatuur en irrigatiewerkzaamheden, tenzij dergelijke investeringen leiden tot een daling van het waterverbruik met ten minste 25 %;

d)

gewone vervangingsinvesteringen.

8.   Voor de aankoop van andere grond dan bouwgrond mag steun worden toegekend tot ten hoogste 10 % van de in aanmerking komende kosten van de investering.

9.   Het maximale steunbedrag dat tijdens om het even welke periode van drie fiscale jaren per bedrijf wordt toegekend, mag niet hoger zijn dan 400 000 EUR, of dan 500 000 EUR indien het bedrijf gevestigd is in een probleemgebied of in één van de in artikel 36, onder a), i), ii) en iii), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde gebieden die door de lidstaten overeenkomstig de artikelen 50 en 94 van die verordening zijn aangewezen.

10   Er mag geen steun worden toegekend voor de vervaardiging van producten die melk en zuivelproducten imiteren of vervangen.

Artikel 5

Instandhouding van traditionele landschappen en gebouwen

1.   Steun voor de instandhouding van traditionele landschappen en gebouwen is verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag en vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het Verdrag, indien hij aan de in de leden 2 en 3 van dit artikel vastgestelde voorwaarden voldoet.

2.   Met betrekking tot investeringen of kapitaaluitgaven voor de instandhouding van niet-productieve erfgoedelementen op landbouwbedrijven, zoals archeologische of historische elementen, mag steun worden toegekend tot 100 % van de werkelijk gemaakte kosten. In deze kosten kan een redelijke vergoeding zijn begrepen voor de door de landbouwer zelf of diens werknemers verrichte werkzaamheden, met een maximum van 10 000 EUR per jaar.

3.   Met betrekking tot investeringen of kapitaaluitgaven voor de instandhouding van erfgoedelementen die tevens deel uitmaken van de productieve activa van een landbouwbedrijf, zoals landbouwbedrijfsgebouwen, mag steun tot maximaal 60 % van de werkelijk gemaakte kosten worden toegekend, of 75 % in probleemgebieden of in één van de in artikel 36, onder a), i), ii) en iii), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde gebieden die door de lidstaten overeenkomstig de artikelen 50 en 94 van die verordening zijn aangewezen, mits de investering geen enkele stijging van de productiecapaciteit van het landbouwbedrijf met zich brengt.

Wanneer de productiecapaciteit toeneemt, gelden voor in aanmerking komende uitgaven die worden berekend op basis van uitvoering van de betrokken werkzaamheden met gebruikmaking van gewone hedendaagse materialen, de in artikel 4, lid 2, vermelde steunpercentages voor investeringen. Er mag aanvullende steun tot 100 % worden toegekend om de extra kosten te dekken die ontstaan door gebruik van de traditionele materialen die nodig zijn om de erfgoedkenmerken van het gebouw in stand te houden.

Artikel 6

Verplaatsing van landbouwbedrijfsgebouwen in het algemeen belang

1.   Steun voor de verplaatsing van landbouwbedrijfsgebouwen is verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het Verdrag, op voorwaarde dat de toegekende steun het algemeen belang dient en aan alle voorwaarden van de leden 2, 3 en 4 van dit artikel voldoet.

Het ter rechtvaardiging van de steun op grond van dit artikel aangevoerde algemeen belang moet in de relevante bepalingen van de lidstaat worden gespecificeerd.

2.   Wanneer een verplaatsing in het algemeen belang gewoon bestaat uit het demonteren, verhuizen en weer opbouwen van bestaande installaties, mag steun worden toegekend tot 100 % van de werkelijk gemaakte kosten.

3.   Wanneer de verplaatsing in het algemeen belang de landbouwer modernere installaties oplevert, moet de bijdrage van de landbouwer overeenkomen met ten minste 60 % van de waardestijging van de betrokken installaties na de verplaatsing (ten minste 50 % in probleemgebieden of in de in artikel 36, onder a), i), ii) en iii), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde gebieden die door de lidstaten overeenkomstig de artikelen 50 en 94 van die verordening zijn aangewezen). Is de begunstigde een jonge landbouwer, dan moet deze bijdrage respectievelijk ten minste 55 % en 45 % bedragen.

4.   Wanneer de verplaatsing in het algemeen belang tot een verhoging van de productiecapaciteit leidt, moet de bijdrage van de begunstigde overeenkomen met ten minste 60 % van de met die verhoging gepaard gaande uitgaven (ten minste 50 % in probleemgebieden of in de in artikel 36, onder a), i), ii) en iii), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde gebieden die door de lidstaten overeenkomstig de artikelen 50 en 94 van die verordening zijn aangewezen). Is de begunstigde een jonge landbouwer, dan moet deze bijdrage respectievelijk ten minste 55 % en 45 % bedragen.

Artikel 7

Steun voor de vestiging van jonge landbouwers

Steun voor de vestiging van jonge landbouwers is verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag en vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het Verdrag, indien hij aan de in artikel 22 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 vastgestelde criteria voldoet:

Artikel 8

Steun voor vervroegde uittreding

Steun voor de vervroegde uittreding van landbouwers is verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag en vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het Verdrag, indien hij aan de volgende voorwaarden voldoet:

a)

de naleving van de in artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 vastgestelde criteria en van alle in dat verband door de Commissie vastgestelde uitvoeringsbepalingen;

b)

de permanente en definitieve stopzetting van de commerciële landbouwactiviteiten.

Artikel 9

Steun voor producentengroeperingen

1.   Aanloopsteun voor de oprichting van producentengroeperingen of unies van producentengroeperingen is verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag en vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het Verdrag, indien hij aan de in de leden 2 tot en met 8 van dit artikel vastgestelde voorwaarden voldoet.

2.   De volgende entiteiten komen in aanmerking voor de in lid 1 bedoelde steun, op voorwaarde dat zij volgens de wetgeving van de betrokken lidstaat voor bijstand in aanmerking komen:

a)

producentengroeperingen of unies van producentengroeperingen die betrokken zijn bij de productie van landbouwproducten; en/of

b)

producentenverenigingen die belast zijn met het toezicht op het gebruik van geografische oorsprongsaanduidingen en — benamingen of kwaliteitslabels overeenkomstig het Gemeenschapsrecht.

In de statuten van de producentengroepering of unie van producentengroeperingen moet voor de leden de verplichting zijn opgenomen hun productie af te zetten volgens de door de groepering of de unie vastgestelde voorschriften inzake aanvoer en afzet. De statuten mogen toestaan dat een deel van de productie rechtstreeks door de producent wordt afgezet. De statuten moeten bepalen dat producenten die tot de groepering of de unie toetreden, gedurende ten minste drie jaar lid ervan moeten blijven en hun lidmaatschap ten minste twaalf maanden van tevoren moeten opzeggen. Voorts moeten de statuten gemeenschappelijke regels inhouden inzake de productie, met name wat de kwaliteit van de producten of de toepassing van biologische productiemethoden of andere milieuvriendelijke methoden betreft, alsmede gemeenschappelijke regels voor de afzet van de producten en regels inzake productinformatie, met name over het oogsten en de beschikbaarheid. Producenten dienen echter zelf verantwoordelijk te blijven voor het beheer van hun eigen bedrijf. Overeenkomsten die in het kader van een producentengroepering of een unie van producentengroeperingen worden gesloten, moeten voldoen aan alle relevante mededingingsrechtelijke bepalingen, met name de artikelen 81 en 82 van het Verdrag.

3.   Tot de in aanmerking komende uitgaven worden gerekend de huur van geschikte panden, de aanschaf van kantooruitrusting, waaronder computerapparatuur en -programmatuur, kosten van administratief personeel, overheadkosten en vergoedingen voor juridische en ambtelijke handelingen. Indien de betrokken panden worden aangekocht, worden de in aanmerking komende uitgaven beperkt tot de huurkosten tegen markttarieven.

4.   De steun mag niet worden betaald voor kosten die meer dan vijf jaar na de erkenning van de producentenorganisatie worden gemaakt, en mag evenmin meer dan zeven jaar na die erkenning worden betaald. Dit laat de mogelijkheid onverlet steun toe te kennen met betrekking tot in aanmerking komende uitgaven die uitsluitend voortvloeien uit het feit dat de begunstigde als gevolg van de toetreding van nieuwe leden en/of een uitbreiding met nieuwe producten een jaarlijkse omzetstijging van ten minste 30 % boekt.

5.   Er mag geen steun worden toegekend aan productieorganisaties, zoals vennootschappen of coöperaties, die het beheer van één of meer landbouwbedrijven tot doel hebben en daarom in feite als een enkele producent moeten worden beschouwd.

6.   Er mag geen steun worden toegekend aan andere landbouwverenigingen die op de bedrijven van de leden taken in verband met de landbouwproductie vervullen, zoals onderlinge samenwerking en dienstverlening in de vorm van bedrijfsverzorging en ondersteuning van het bedrijfsbeheer, zonder zich bezig te houden met de gezamenlijke aanpassing van het aanbod aan de markt.

7.   Het totale steunbedrag dat uit hoofde van dit artikel aan een producentengroepering of unie van producentengroeperingen wordt toegekend, mag niet meer bedragen dan 400 000 EUR.

8.   Er mag geen steun worden toegekend aan producentengroeperingen of unies van producentengroeperingen waarvan de doelstellingen onverenigbaar zijn met een verordening van de Raad houdende een gemeenschappelijke marktordening.

Artikel 10

Steun met betrekking tot dier- en plantenziekten en plagen

1.   Steun om landbouwers te vergoeden voor de kosten in verband met de voorkoming en uitroeiing van dier- of plantenziekten of plagen, gezondheidscontroles, testen en andere controlemaatregelen, aankoop en toediening van vaccins, geneesmiddelen en gewasbeschermingsmiddelen, de slacht en vernietiging van dieren en de vernietiging van gewassen, is verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag en vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het Verdrag, indien hij aan de volgende voorwaarden en aan de in de leden 4 tot en met 8 van dit artikel vastgestelde voorwaarden voldoet:

a)

de brutosteunintensiteit mag niet meer bedragen dan 100 %;

b)

de steun wordt in natura in de vorm van gesubsidieerde diensten toegekend en mag niet de vorm aannemen van rechtstreekse geldelijke betalingen aan de producent.

2.   Steun om landbouwers te vergoeden voor door dier- of plantenziekten of plagen veroorzaakte verliezen is verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag en vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het Verdrag, indien hij aan de volgende voorwaarden en aan de in de leden 4 tot en met 8 van dit artikel vastgestelde voorwaarden voldoet:

a)

de vergoeding mag uitsluitend worden berekend op basis van:

i)

de marktwaarde van de aan de ziekte of plaag gestorven dieren of planten, of van de dieren of planten die op bevel van de overheid worden vernietigd in het kader van een verplicht openbaar preventie- of uitroeiingsprogramma;

ii)

inkomensverliezen ten gevolge van quarantaineverplichtingen en moeilijkheden bij het herbevolken of heraanplanten van het bedrijf;

b)

de brutosteunintensiteit mag niet meer bedragen dan 100 %;

c)

er mag slechts steun worden toegekend met betrekking tot verliezen die worden veroorzaakt door ziekten waarvan de uitbraak officieel door de openbare autoriteiten is erkend.

3.   Het maximumbedrag van de op grond van de leden 1 en 2 voor steun in aanmerking komende kosten of verliezen moet worden verminderd met:

a)

in het kader van verzekeringsregelingen ontvangen bedragen, en

b)

niet vanwege de ziekte gemaakte kosten die zonder de ziekte zouden zijn gemaakt.

4.   De betalingen moeten betrekking hebben op ziekten of plagen waarvoor wettelijk, bestuursrechtelijk of administratief vastgestelde communautaire of nationale bepalingen gelden. De betalingen moeten worden gedaan in het kader van een communautair, nationaal of regionaal openbaar programma ter voorkoming, beheersing of uitroeiing van de betrokken ziekte of plaag. Het programma dient een duidelijke identificatie van de betrokken ziekte of plaag, alsmede een beschrijving van de desbetreffende maatregelen te bevatten.

5.   De steun mag geen betrekking hebben op een ziekte waarvoor de communautaire wetgeving in specifieke heffingen ter financiering van controlemaatregelen voorziet.

6.   Is in de communautaire wetgeving bepaald dat de kosten van bepaalde maatregelen door het landbouwbedrijf moeten worden gedragen, dan mag voor die maatregelen evenmin steun worden toegekend, tenzij deze steun volledig wordt bekostigd uit de opbrengsten van verplichte heffingen voor de producenten.

7.   Wat dierziekten betreft, wordt steun toegekend voor de ziekten die zijn vermeld in de lijst van dierziekten die is opgesteld door de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE) en/of in de lijst van dierziekten die is opgenomen in de bijlage bij Beschikking 90/424/EEG van de Raad (14).

8.   De steunregelingen moeten uiterlijk drie jaar na het ontstaan van de uitgaven of het verlies worden ingevoerd. De steun moet binnen vier jaar na die gebeurtenis worden betaald.

Artikel 11

Steun met betrekking tot door ongunstige weersomstandigheden veroorzaakte verliezen

1.   Steun om de landbouwers te vergoeden voor verlies van planten, dieren of landbouwbedrijfsgebouwen als gevolg van ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, is verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag en vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het Verdrag, indien hij voldoet aan de in de leden 2 tot en met 6, 9 en 10 van dit artikel vastgestelde voorwaarden wat planten of dieren betreft en aan de in de leden 3 tot en met 8 en lid 10 van dit artikel vastgestelde voorwaarden wat de landbouwbedrijfsgebouwen betreft.

2.   De brutosteunintensiteit mag niet meer bedragen dan 80 % van de door de ongunstige weersomstandigheden veroorzaakte daling van de verkoopinkomsten, en niet meer dan 90 % van die daling in probleemgebieden of in de in artikel 36, onder a), i), ii) en iii), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde gebieden die door de lidstaten zijn aangewezen overeenkomstig de artikelen 50 en 94 van die verordening. Die inkomensdaling wordt berekend door het onder a) bedoelde cijfer in mindering te brengen op het onder b) bedoelde cijfer:

a)

de hoeveelheid van het product die is geproduceerd in het jaar waarin de ongunstige weersomstandigheden zich hebben voorgedaan, vermenigvuldigd met de in dat jaar verkregen verkoopprijs;

b)

de gemiddelde jaarlijkse hoeveelheid die is geproduceerd in de laatste drie jaar (of het gemiddelde van drie jaren van de laatste vijf jaren, de hoogste en de laagste productie niet meegerekend) vermenigvuldigd met de gemiddelde verkregen verkoopprijs.

Het aldus verkregen voor steun in aanmerking komende bedrag kan worden verhoogd met andere kosten die de landbouwer speciaal heeft gemaakt omdat hij vanwege de ongunstige weersomstandigheden niet kon oogsten.

3.   Het maximumbedrag van de op grond van lid 1 voor steun in aanmerking komende verliezen moeten worden verminderd met:

a)

in het kader van verzekeringsregelingen ontvangen bedragen, en

b)

kosten die door andere factoren dan de ongunstige weersomstandigheden zijn veroorzaakt.

4.   Het verlies moet worden berekend op het niveau van het landbouwbedrijf.

5.   De steun moet rechtstreeks aan de betrokken landbouwer worden betaald of aan een producentenorganisatie waarvan de landbouwer lid is. Indien de steun aan een producentenorganisatie wordt betaald, mag het steunbedrag niet beduidend hoger zijn dat het steunbedrag dat aan de landbouwer zou worden toegekend.

6.   Indien een vergoeding wordt betaald voor schade aan landbouwbedrijfsgebouwen en -materieel die is veroorzaakt door ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, mag die schadevergoeding een maximale brutointensiteit hebben van 80 %, en van 90 % in probleemgebieden of in de in artikel 36, onder a), i), ii) en iii), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde gebieden die door de lidstaten zijn aangewezen overeenkomstig de artikelen 50 en 94 van die verordening.

7.   Ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, moeten door de openbare autoriteiten officieel als zodanig worden erkend.

8.   Vanaf 1 januari 2010 moeten vergoedingen met 50 % worden verminderd, tenzij die worden betaald aan landbouwers die een verzekering hebben afgesloten voor ten minste 50 % van hun gemiddelde jaarlijkse productie of van hun gemiddelde jaarlijkse productiegerelateerde inkomen en voor de klimaatrisico’s die statistisch het vaakst voorkomen in de betrokken lidstaat of regio.

9.   Vanaf 1 januari 2011 mag steun voor door droogte veroorzaakte verliezen alleen worden betaald indien de betrokken lidstaat artikel 9 van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (15) volledig heeft omgezet in de landbouwsector en erop toeziet dat die sector een passende bijdrage levert voor de vergoeding van de kosten van aan de landbouw geleverde waterdiensten.

10.   De steunregelingen moeten uiterlijk drie jaar na het ontstaan van de uitgaven of het verlies worden ingevoerd. De steun moet binnen vier jaar na die gebeurtenis worden betaald.

Artikel 12

Steun als bijdrage aan verzekeringspremies

1.   Steun met betrekking tot verzekeringspremies is verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag en vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het Verdrag, indien hij aan de in de leden 2 en 3 van dit artikel vastgestelde voorwaarden voldoet.

2.   De brutosteunintensiteit mag niet meer bedragen dan:

a)

80 % van de verzekeringspremies indien in de polis is bepaald dat uitsluitend verliezen ten gevolge van ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, worden gedekt;

b)

50 % van de verzekeringspremies indien in de polis is bepaald dat de verzekering dekking biedt tegen:

i)

de onder a) bedoelde verliezen en andere door weersomstandigheden veroorzaakte verliezen, en/of

ii)

verliezen die veroorzaakt worden door dier- of plantenziekten of door plagen.

3.   Steun mag de werking van de interne markt voor verzekeringsdiensten niet belemmeren. De steun mag niet worden beperkt tot verzekeringen van een enkele maatschappij of groep maatschappijen en mag niet worden gebonden aan de voorwaarde dat het verzekeringscontract wordt gesloten met een in de betrokken lidstaat gevestigde maatschappij.

Artikel 13

Steun voor ruilverkavelingen

Steun voor ruilverkavelingen is verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag en vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het Verdrag, mits deze steun dient ter dekking van en wordt beperkt tot de juridische en administratieve kosten, waaronder de opmetingskosten, van een ruilverkaveling, tot 100 % van de werkelijk gemaakte kosten.

Artikel 14

Steun ter bevordering van de productie van kwaliteitslandbouwproducten

1.   Steun ter bevordering van de productie van kwaliteitslandbouwproducten is verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag en vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het Verdrag, indien hij voor de in lid 2 genoemde in aanmerking komende kosten wordt toegekend en voldoet aan de in de leden 3 tot en met 6 van dit artikel vastgestelde voorwaarden.

2.   Voor zover de volgende diensten verband houden met de ontwikkeling van kwaliteitslandbouwproducten, mag daarvoor de volgende steun worden toegekend:

a)

tot 100 % van de kosten van marktonderzoek en van het bedenken en vormgeven van producten, met inbegrip van steun voor de voorbereiding van aanvragen om erkenning van geografische oorsprongsaanduidingen en -benamingen of om een specificiteitscertificering overeenkomstig de desbetreffende communautaire verordeningen;

b)

tot 100 % van de kosten van de invoering van kwaliteitsborgingssystemen zoals de ISO 9000-serie of de ISO 14000-serie, van systemen op basis van risicoanalyse en kritische controlepunten (HACCP), van traceerbaarheidssystemen, van systemen ter waarborging van echtheids- en handelsnormen, alsmede van milieuauditsystemen;

c)

tot 100 % van de kosten van de opleiding van personeel voor de toepassing van de onder b) bedoelde systemen;

d)

tot 100 % van de kosten die erkende certificeringsinstanties in rekening brengen voor de initiële certificering van kwaliteitsborgings- en soortgelijke systemen;

e)

tot 100 % van de kosten van verplichte controlemaatregelen die op grond van de communautaire of nationale wetgeving door of in opdracht van de bevoegde autoriteiten worden verricht, tenzij dergelijke kosten volgens de communautaire wetgeving door de ondernemingen moeten worden gedragen;

f)

een bedrag dat niet hoger is dan de in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1698/2005 vastgestelde steunbedragen voor in artikel 32 van die verordening bedoelde maatregelen.

3.   De steun mag alleen worden toegekend met betrekking tot de kosten van diensten die door derden worden uitgevoerd en/of de controles die worden uitgevoerd door of in opdracht van derden, zoals de bevoegde bestuurlijke autoriteiten of in hun opdracht handelende instanties, of onafhankelijke organisaties die belast zijn met de controle en het toezicht op het gebruik van geografische oorsprongsaanduidingen en -benamingen, biologische labels of kwaliteitslabels, mits deze benamingen en labels voldoen aan de communautaire wetgeving. Met betrekking tot investeringsuitgaven mag geen steun worden toegekend.

4.   Er mag geen steun worden toegekend in gevallen waarin de controles door de landbouwer of fabrikant zelf worden uitgevoerd of waarin de communautaire wetgeving, zonder het daadwerkelijke niveau van de lasten aan te geven, de producent tot het betalen van de controlekosten verplicht.

5.   Met uitzondering van de lid 2, onder f), bedoelde steun wordt de steun in natura in de vorm van gesubsidieerde diensten toegekend en mag hij niet de vorm aannemen van rechtstreekse geldelijke betalingen aan de producent.

6.   De steun moet beschikbaar zijn voor al degenen die in het betrokken gebied op grond van objectief bepaalde voorwaarden daarvoor in aanmerking komen. Indien de in lid 2 genoemde diensten door producentengroeperingen of andere landbouworganisaties voor onderlinge hulpverlening worden verleend, mag het lidmaatschap van dergelijke groeperingen of organisaties geen voorwaarde zijn om toegang tot dergelijke diensten te krijgen. Eventuele bijdragen van niet-leden in de administratieve kosten van de betrokken groepering of organisatie dienen beperkt te blijven tot de proportionele kosten van de dienstverlening.

Artikel 15

Technische ondersteuning in de landbouwsector

1.   Steun is verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag en vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het Verdrag, indien hij voor de in lid 2 genoemde in aanmerking komende kosten wordt toegekend en aan de in de leden 3 en 4 van dit artikel vastgestelde voorwaarden voldoet.

2.   Steun mag worden toegekend ter dekking van de volgende in aanmerking komende kosten:

a)

met betrekking tot onderwijs en opleiding voor landbouwers en bedrijfsmedewerkers:

i)

kosten die met het organiseren van het opleidingsprogramma zijn gemoeid,

ii)

reis- en verblijfkosten van de deelnemers,

iii)

kosten van vervangende diensten tijdens de afwezigheid van de landbouwer of een bedrijfsmedewerker;

b)

met betrekking tot bedrijfsvervangingsdiensten, de werkelijke kosten van de vervanging van de landbouwer, de partner van de landbouwer, of een bedrijfsmedewerker, tijdens ziekte of vakantie;

c)

met betrekking tot door derden geleverde adviesdiensten, de kosten van diensten die niet van permanente of periodieke aard zijn en niet tot de gewone bedrijfsuitgaven van de onderneming behoren, zoals routinematig belastingadvies, regelmatige dienstverlening op juridisch gebied of reclame;

d)

met betrekking tot de organisatie van en de deelname aan fora voor de uitwisseling van kennis tussen bedrijven, wedstrijden, tentoonstellingen en beurzen:

i)

deelnamekosten,

ii)

reiskosten,

iii)

kosten van publicaties,

iv)

de huur van expositieruimte,

v)

symbolische prijzen die in het kader van wedstrijden worden uitgereikt, met een maximumwaarde van 250 EUR per prijs en per winnaar;

e)

met betrekking tot de volgende activiteiten, op voorwaarde dat geen melding wordt gemaakt van het individuele bedrijf of merk of van de individuele oorsprong:

i)

vulgarisatie van wetenschappelijke kennis,

ii)

feitelijke informatie over voor producten uit andere landen toegankelijke kwaliteitssystemen, over generieke producten, alsmede over de voedingswaarde van die producten en tips voor het gebruik

Er mag ook steun worden verleend ter dekking van de onder e) bedoelde kosten indien de oorsprong van de producten die vallen onder Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad (16) of de artikelen 54 tot en met 58 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad (17), is aangegeven, op voorwaarde dat de vermeldingen van de oorsprong precies overeenstemmen met de vermeldingen die door de Gemeenschap zijn geregistreerd;

f)

publicaties, zoals catalogi of websites met feitelijke informatie over producenten uit een bepaald gebied of producenten van een bepaald product, mits de informatie en de presentatie neutraal zijn en alle producenten dezelfde kans hebben om in de publicatie aan bod te komen.

3.   De steun mag 100 % van de in lid 2 vermelde kosten dekken. De steun wordt in natura in de vorm van gesubsidieerde diensten toegekend en mag niet de vorm aannemen van rechtstreekse geldelijke betalingen aan de producent.

4.   De steun moet beschikbaar zijn voor al degenen die in het betrokken gebied op grond van objectief bepaalde voorwaarden daarvoor in aanmerking komen. Indien de betrokken technische ondersteuning door producentengroeperingen of andere organisaties wordt verricht, mag het lidmaatschap van dergelijke organisaties geen voorwaarde zijn om toegang tot dergelijke diensten te krijgen. Eventuele bijdragen van niet-leden in de administratieve kosten van de betrokken groepering of organisatie dienen beperkt te blijven tot de kosten van de dienstverlening.

Artikel 16

Steunverlening aan de sector dierlijke productie

1.   Steun aan ondernemingen in de sector dierlijke productie, die aan de volgende voorwaarden voldoet, is verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag en vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het Verdrag:

a)

steun tot 100 % van de administratieve kosten die met het opstellen en bijhouden van stamboeken zijn gemoeid;

b)

steun tot 70 % van de kosten van door of in opdracht van derden uitgevoerde testen om de genetische kwaliteit of het genetische rendement van dieren te bepalen; voor steun voor de kosten van controles die door de eigenaar van de dieren worden verricht, wordt geen vrijstelling verleend, en evenmin voor steun voor de kosten van routinematige controles van de kwaliteit van melk;

c)

tot 31 december 2011, steun tot 40 % van de kosten van de invoering op landbouwbedrijven van innovatieve foktechnieken of -methoden; voor steun voor de kosten van de invoering of toepassing van kunstmatige inseminatie wordt geen vrijstelling verleend;

d)

steun tot 100 % van de kosten voor het afvoeren van gestorven dieren en steun tot 75 % van de kosten voor de vernietiging van dergelijke kadavers, of steun ter hoogte van een gelijkwaardig bedrag met betrekking tot de kosten van door landbouwers betaalde premies voor een verzekering ter dekking van de kosten van het afvoeren en vernietigen van gestorven dieren;

e)

steun tot 100 % van de kosten voor het afvoeren en vernietigen van kadavers, wanneer de steun wordt gefinancierd uit heffingen of verplichte bijdragen voor de financiering van de vernietiging van dergelijke kadavers, mits die heffingen of bijdragen beperkt blijven tot en rechtstreeks opgelegd worden aan de vleessector;

f)

steun ten bedrage van 100 % van de kosten voor het afvoeren en vernietigen van gestorven dieren in gevallen waarin TSE-testen op de betrokken dieren moeten worden uitgevoerd;

g)

steun tot 100 % van de kosten van TSE-testen.

Voor verplichte BSE-testen bij voor menselijke consumptie geslachte runderen mag het totaal van de directe en de indirecte steun, met inbegrip van betalingen door de Gemeenschap, evenwel niet meer bedragen dan 40 EUR per test. Het bedrag heeft betrekking op de totale kosten voor het testen, waaronder de testkit en het nemen, vervoeren, testen, opslaan en vernietigen van het monster. De verplichting om te testen mag zowel op communautaire als op nationale wetgeving berusten.

2.   De in lid 1, onder d), e), f) en g), bedoelde vrijstellingen worden enkel verleend wanneer er een degelijk bewakingsprogramma is om te controleren en te garanderen dat alle gestorven dieren in de lidstaat op veilige wijze worden verwijderd. Om het beheer van dergelijke staatssteun te vergemakkelijken, mag de steun ook worden uitgekeerd aan marktdeelnemers die actief zijn in het economische stadium volgend op dat van de landbouwer en diensten verlenen in verband met het afvoeren en/of vernietigen van de gestorven dieren, op voorwaarde dat naar behoren kan worden aangetoond dat het volledige bedrag van de betaalde staatssteun aan de landbouwers wordt doorgegeven.

3.   De steun mag niet in de vorm van rechtstreekse geldelijke betalingen aan de producent worden verleend.

Artikel 17

Steun zoals bedoeld in bepaalde verordeningen van de Raad

Steun aan kleine en middelgrote ondernemingen die aan de volgende voorwaarden voldoet, is verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag en vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het Verdrag:

a)

door de lidstaten toegekende steun die voldoet aan alle voorwaarden van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad (18), met name aan artikel 14, lid 2;

b)

door de lidstaten toegekende steun die voldoet aan alle voorwaarden van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad (19), met name aan artikel 87, artikel 107, lid 3, en artikel 125, lid 5, eerste alinea,

c)

door de lidstaten overeenkomstig artikel 15, lid 6, van Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad (20) toegekende steun.

HOOFDSTUK 3

GEMEENSCHAPPELIJKE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 18

Procedure voorafgaande aan de toekenning van steun

1.   Om voor vrijstelling uit hoofde van deze verordening in aanmerking te komen, mag steun uit hoofde van een steunregeling uitsluitend voor verrichte activiteiten of ontvangen diensten worden toegekend nadat de steunregeling overeenkomstig deze verordening is ingesteld en bekendgemaakt.

Indien de steunregeling automatisch en zonder verdere administratieve handelingen recht geeft op steun, mag de steun zelf pas voor verrichte activiteiten of ontvangen diensten worden toegekend nadat de steunregeling overeenkomstig deze verordening is ingesteld en bekendgemaakt.

Indien voor de steunregeling een aanvraag moet worden ingediend bij de betrokken bevoegde autoriteit, mag de steun zelf pas voor verrichte activiteiten of ontvangen diensten worden toegekend nadat aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de steunregeling moet overeenkomstig deze verordening zijn ingesteld en bekendgemaakt;

b)

aanvragen om steun moeten naar behoren bij de betrokken bevoegde autoriteit zijn ingediend;

c)

de betrokken bevoegde autoriteit moet de aanvraag hebben aanvaard en zich daarbij tot steunverlening hebben verplicht, met uitdrukkelijke vermelding van het te betalen steunbedrag of de wijze van berekening van de steun; de bevoegde autoriteit mag een aanvraag slechts aanvaarden indien de voor de betrokken steunmaatregel of steunregeling beschikbare begrotingsmiddelen niet zijn uitgeput.

2.   Om voor vrijstelling uit hoofde van deze verordening in aanmerking te komen, mag zonder toepassing van een steunregeling verleende steun uitsluitend voor verrichte activiteiten of ontvangen diensten worden toegekend nadat is voldaan aan de voorwaarden van lid 1, derde alinea, onder b) en c).

3.   Dit artikel is niet van toepassing op steun die valt onder artikel 17.

Artikel 19

Cumulering

1.   De in de artikelen 4 tot en met 16 vastgestelde maxima voor steun zijn van toepassing ongeacht of de bijstand voor het gesteunde project of de gesteunde activiteit volledig met staatsmiddelen dan wel gedeeltelijk door de Gemeenschap wordt bekostigd.

2.   Steun die krachtens deze verordening is vrijgesteld, mag niet worden gecumuleerd met enige andere staatssteunbedragen in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag, noch met financiële bijdragen van de lidstaten, met inbegrip van de in artikel 88, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde bijdragen, noch met financiële bijdragen van de Gemeenschap die met betrekking tot dezelfde in aanmerking komende kosten zijn toegekend, indien een dergelijke cumulering ertoe zou leiden dat de steunintensiteit hoger is dan in deze verordening wordt vastgesteld.

3.   Steun die krachtens deze verordening is vrijgesteld, mag niet worden gecumuleerd met de minimis-steun in de zin van Verordening (EG) nr. 1860/2004 die met betrekking tot dezelfde in aanmerking komende kosten of hetzelfde investeringsproject is toegekend, indien een dergelijke cumulering ertoe zou leiden dat de steunintensiteit hoger is dan in deze verordening wordt vastgesteld.

Artikel 20

Transparantie en controle

1.   Wanneer een krachtens deze verordening vrijgestelde steunregeling ten uitvoer wordt gelegd of wanneer zonder toepassing van een steunregeling krachtens deze verordening vrijgestelde individuele steun wordt verleend, zendt de betrokken lidstaat de Commissie uiterlijk tien werkdagen vóór de inwerkingtreding ervan, ter bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie en in de in bijlage I vastgestelde vorm, beknopte informatie betreffende deze steunregeling of individuele steunmaatregel toe. Deze gegevens moeten in elektronische vorm worden ingediend. Binnen tien werkdagen na ontvangst van deze informatie verzendt de Commissie een ontvangstbewijs met identificatienummer en publiceert zij de informatie op internet.

2.   De lidstaten leggen gedetailleerde dossiers aan van de krachtens deze verordening vrijgestelde steunregelingen, de op grond van deze regelingen verleende individuele steun en de krachtens deze verordening vrijgestelde individuele steun die zonder toepassing van een steunregeling is verleend. Deze dossiers moeten alle informatie bevatten die noodzakelijk is om na te gaan of aan de in deze verordening vastgestelde voorwaarden voor vrijstelling is voldaan, met inbegrip van informatie waaruit blijkt dat de betrokken onderneming de status van kmo bezit. De lidstaten bewaren een dossier betreffende elke individuele steunmaatregel gedurende tien jaar te rekenen vanaf het tijdstip van verlening van de steun, en een dossier betreffende een steunregeling gedurende tien jaar te rekenen vanaf het tijdstip van de laatste individuele steunverlening op grond van die regeling. De betrokken lidstaat verstrekt de Commissie op haar schriftelijk verzoek binnen 20 werkdagen, of binnen een langere termijn die in het verzoek is vastgesteld, alle informatie die de Commissie nodig acht om na te gaan of aan de voorwaarden van deze verordening is voldaan.

3.   De lidstaten stellen voor elk kalenderjaar of gedeelte van een kalenderjaar tijdens hetwelk deze verordening van kracht is, in de in bijlage II vastgestelde vorm, een verslag over de toepassing van deze verordening op. Dit verslag mag worden opgenomen in het door de lidstaten op grond van artikel 21, lid 1, van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad (21) op te stellen jaarlijkse verslag en wordt uiterlijk op 30 juni van het jaar na het kalenderjaar waarop het verslag betrekking heeft, ingediend. Tegen dezelfde datum dienen de lidstaten een apart verslag in over de op grond van de artikelen 10 en 11 van deze verordening verrichte betalingen, waarin de in dat kalenderjaar betaalde bedragen, de betaalvoorwaarden en de in artikel 10 bedoelde dierziekten worden vermeld, alsmede, met betrekking tot artikel 11, adequate meteorologische gegevens over type, tijdstip, relatieve omvang en locatie van de weersomstandigheid, alsook gegevens over de gevolgen van deze weersomstandigheid op de productie waarvoor compensatie is toegekend.

4.   Zodra een krachtens deze verordening vrijgestelde steunregeling in werking treedt of zonder toepassing van een steunregeling krachtens deze verordening vrijgestelde individuele steun wordt verleend, maakt de betrokken lidstaat de volledige tekst van die regeling of de criteria en voorwaarden voor de toekenning van de individuele steun zonder toepassing van een steunregeling op het internet bekend. Het adres van de website, met een rechtstreekse link naar de tekst van de regeling, wordt samen met de overeenkomstig lid 1 toe te zenden beknopte informatie aan de Commissie toegezonden. Dit adres worden tevens opgenomen in het overeenkomstig lid 3 in te dienen jaarlijkse verslag.

5.   Dit artikel is niet van toepassing op steun die valt onder artikel 17.

Artikel 21

Wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001

Verordening (EG) nr. 70/2001 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1, lid 2, onder a), wordt vervangen door:

„a)

visserijproducten en producten van de aquacultuur die vallen onder Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (22) en werkzaamheden die verband houden met de primaire productie (landbouw) van landbouwproducten; de vervaardiging en afzet van producten die melk en zuivelproducten imiteren of vervangen;

2)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

de volgende punten k) tot en met n) worden toegevoegd:

„k)

„landbouwproduct”:

i)

de in bijlage I bij het Verdrag opgenomen producten, met uitzondering van visserijproducten en producten van de aquacultuur die vallen onder Verordening (EG) nr. 104/2000;

ii)

de producten van de GN-codes 4502, 4503 en 4505 (kurkproducten);

iii)

de producten die bedoeld zijn om melk en zuivelproducten te imiteren of te vervangen, zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1898/87 van de Raad (23);

l)

„producten die bedoeld zijn om melk en zuivelproducten te imiteren of te vervangen”: producten die met melk en/of zuivelproducten kunnen worden verward, maar qua samenstelling afwijken van melk en/of zuivelproducten in de zin dat zij ander dan van melk afkomstig vet en/of eiwit bevatten, al dan niet samen met melkeiwit (de in artikel 3, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1898/87 bedoelde andere producten dan melk of zuivelproducten);

m)

„verwerking van landbouwproducten”: elke bewerking van een landbouwproduct die een product oplevert dat nog steeds een landbouwproduct is, met uitzondering van activiteiten op landbouwbedrijven die nodig zijn om een plantaardig of dierlijk product voor de eerste verkoop voor te bereiden;

n)

„afzet van landbouwproducten”: het in voorraad hebben of uitstallen met het oog op verkoop, te koop aanbieden, leveren of op enige andere wijze verhandelen, met uitzondering van de eerste verkoop door een primaire producent aan wederverkopers of verwerkingsbedrijven en alle activiteiten waarmee een product voor een dergelijke eerste verkoop wordt voorbereid; verkoop door een primaire producent aan eindgebruikers geldt als afzet indien deze plaatsvindt in speciaal daartoe voorziene afzonderlijke lokalen.

3)

Aan artikel 4 wordt het volgende lid 7 toegevoegd:

„7.   Wanneer de investering betrekking heeft op de verwerking en afzet van in bijlage I bij het Verdrag opgenomen landbouwproducten, mag de brutosteunintensiteit niet meer bedragen dan:

a)

75 % van de in aanmerking komende investeringen in de ultraperifere gebieden;

b)

65 % van de in aanmerking komende investeringen in de in Verordening (EEG) nr. 2019/93 van de Raad (24) bedoelde kleinere eilanden in de Egeïsche Zee;

c)

50 % van de in aanmerking komende investeringen in de in artikel 87, lid 3, onder a), van het Verdrag bedoelde gebieden;

d)

40 % van de in aanmerking komende investeringen in alle andere gebieden.

4)

In bijlage II wordt na de vermelding „Andere productiesectoren” en op dezelfde hoogte als „Alle productiesectoren” de volgende vermelding ingevoegd:

„ Verwerking en afzet van landbouwproducten (25)

Artikel 22

Overgangsbepalingen

De krachtens Verordening (EG) nr. 1/2004 vrijgestelde steunregelingen die aan alle voorwaarden van de onderhavige verordening voldoen, blijven vrijgesteld tot en met de in artikel 23, lid 1, van de onderhavige verordening genoemde datum.

Artikel 23

Inwerkingtreding en toepassing

1.   Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013.

2.   Aanmeldingen die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog in behandeling zijn, worden overeenkomstig deze verordening beoordeeld. Indien niet aan de voorwaarden van deze verordening wordt voldaan, zal de Commissie de in behandeling zijnde aanmeldingen toetsen aan de communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector.

Individuele steunmaatregelen en steunregelingen die vóór de inwerkingtreding van deze verordening ten uitvoer zijn gelegd en steun die krachtens die regelingen zonder goedkeuring van de Commissie en in strijd met artikel 88, lid 3, van het Verdrag is toegekend, zijn verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag en vallen onder de vrijstelling mits zij voldoen aan de voorwaarden van artikel 3 van deze verordening, met uitzondering van de in lid 1 en lid 2, onder b) en c), van laatstgenoemd artikel vastgestelde verplichtingen om uitdrukkelijk naar deze verordening te verwijzen en om de in artikel 20, lid 1, bedoelde beknopte informatie vóór toekenning van de steun in te dienen. Steun die niet aan deze voorwaarden voldoet, wordt door de Commissie beoordeeld overeenkomstig de relevante kaderregelingen, richtsnoeren, mededelingen en bekendmakingen.

3.   Steunregelingen die krachtens deze verordening zijn vrijgesteld, blijven zes maanden na de datum waarop deze verordening verstrijkt, vrijgesteld.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 142 van 14.5.1998, blz. 1.

(2)  PB L 10 van 13.1.2001, blz. 33. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1040/2006 (PB L 187 van 8.7.2006, blz. 8).

(3)  PB C 28 van 1.2.2000, blz. 2, gerectificeerd in PB C 232 van 12.8.2000, blz. 17.

(4)  PB L 1 van 3.1.2004, blz. 1.

(5)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1698/2005 (PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1).

(6)  PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1.

(7)  PB C 71 van 11.3.2000, blz. 14.

(8)  PB L 325 van 28.10.2004, blz. 4.

(9)  PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22.

(10)  PB L 182 van 3.7.1987, blz. 36.

(11)  PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1.

(12)  PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2.

(13)  PB L 184 van 27.7.1993, blz. 1.

(14)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19.

(15)  PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1.

(16)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(17)  PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1.

(18)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48.

(19)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1.

(20)  PB L 297 van 21.11.1996, blz. 1.

(21)  PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.

(22)  PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22.”.

(23)  PB L 182 van 3.7.1987, blz. 36.”.

(24)  PB L 184 van 27.7.1993, blz. 1.”.

(25)  Als omschreven in artikel 2, onder k), van deze verordening.”.


BIJLAGE I

Vorm waarin de beknopte informatie moet worden verstrekt wanneer een krachtens deze verordening vrijgestelde steunregeling ten uitvoer wordt gelegd en wanneer krachtens deze verordening vrijgestelde individuele steun wordt toegekend zonder toepassing van een steunregeling

Beknopte informatie inzake overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie toegekende staatssteun

Lidstaat

Regio (vermeld de naam van de betrokken regio indien de steun wordt verleend door een subnationale overheid)

Benaming van de steunregeling of naam van de onderneming die individuele steun ontvangt (vermeld de naam van de steunregeling of, in het geval van individuele steun, de naam van de begunstigde)

Rechtsgrondslag (vermeld de nauwkeurige vindplaats van de nationale wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de steunregeling of de individuele steun)

Voorziene jaarlijkse uitgaven krachtens de regeling of totaalbedrag van de aan de onderneming verleende individuele steun (de bedragen dienen te worden opgegeven in euro of, in voorkomend geval, in de nationale munteenheid. In het geval van een steunregeling dient voor alle vormen van steun waarin de regeling voorziet, het jaarlijkse totale bedrag van de budgettaire voorziening(en) of het geschatte bedrag van de gederfde fiscale inkomsten per jaar te worden vermeld. In het geval van individuele steun dient het totale steunbedrag/het totale bedrag van de gederfde fiscale inkomsten te worden vermeld. Vermeld in voorkomend geval ook gedurende hoeveel jaren de steun in termijnen zal worden uitgekeerd of gedurende hoeveel jaren er sprake zal zijn van derving van fiscale inkomsten. Vermeld, in beide gevallen, met betrekking tot waarborgen het (totale) bedrag van de gewaarborgde leningen.)

Maximale steunintensiteit (vermeld, voor elke in aanmerking komende vorm van steun, de maximale steunintensiteit of het maximale steunbedrag)

Datum van tenuitvoerlegging (vermeld de datum vanaf wanneer krachtens de regeling steun kan worden verleend, of de datum waarop de individuele steun wordt verleend)

Duur van de regeling of van de individuele steunverlening (vermeld de datum (jaar en maand) tot welke krachtens de regeling steun kan worden verleend, of in het geval van individuele steun en waar passend, de datum (jaar en maand) waarop naar verwachting de laatste termijn zal worden uitgekeerd)

Doelstelling van de steun (het hoofddoel wordt geacht de ondersteuning van kleine en middelgrote ondernemingen te zijn). Vermeld welke verdere (secundaire) doelstellingen worden nagestreefd. Vermeld welk artikel (van de artikelen 4 tot en met 17) wordt gebruikt en de in aanmerking komende kosten van de steunregeling of individuele steun.)

Betrokken economische sector(en) (vermeld de subsectoren door de soort dierlijke productie (bv. varkens/pluimvee) of plantaardige productie (bv. appelen/tomaten) aan te geven)

Naam en adres van de autoriteit die de steun verleent

Website (vermeld het internetadres waar de volledige tekst van de regeling of de criteria en voorwaarden voor de toekenning van individuele steun zonder toepassing van een steunregeling te vinden zijn)

Overige inlichtingen


BIJLAGE II

Vorm van het bij de Commissie in te dienen periodieke verslag

Model van het jaarlijkse verslag over steunregelingen die krachtens een op grond van artikel 1 van Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad vastgestelde groepsvrijstellingsverordening zijn vrijgesteld

De lidstaten zijn verplicht van onderstaand model gebruik te maken om hun rapporteringsverplichtingen ten aanzien van de Commissie uit hoofde van op grond van Verordening (EG) nr. 994/98 vastgestelde groepsvrijstellingsverordeningen na te komen.

De verslagen moeten in elektronische vorm worden ingediend.

Informatie vereist voor alle steunregelingen die krachtens op grond van artikel 1 van Verordening (EG) nr. 994/98 vastgestelde groepsvrijstellingsverordeningen zijn vrijgesteld:

1.   Benaming van de steunregeling

2.   Toepasselijke vrijstellingsverordening van de Commissie

3.   Uitgaven

Voor elke vorm van steun waarin een regeling of een individuele steunverlening voorziet (bv. subsidie, zachte lening, enz.), moeten afzonderlijke cijfers worden opgegeven. De cijfers moeten in euro of in voorkomend geval in de nationale munteenheid worden uitgedrukt. In het geval van belastingfaciliteiten moeten de jaarlijks gederfde fiscale inkomsten worden opgegeven. Wanneer geen nauwkeurige cijfers voorhanden zijn, mogen de gederfde inkomsten worden geschat.

De cijfers betreffende de uitgaven moeten op de onderstaande basis worden opgegeven.

Vermeld voor het beschouwde jaar, voor elke vorm van steun waarin de regeling voorziet (bv. subsidie, zachte lening, waarborg, enz.), afzonderlijk:

3.1.

vastgelegde bedragen, (geschatte) gederfde fiscale of andere inkomsten, gegevens betreffende de waarborgen, enz. voor nieuwe projecten. In het geval van waarborgregelingen dient het totaalbedrag van de nieuwe verleende waarborgen te worden opgegeven;

3.2.

vastgelegde bedragen, (geschatte) gederfde fiscale of andere inkomsten, gegevens betreffende de waarborgen, enz. voor nieuwe en lopende projecten. In het geval van waarborgregelingen dienen de volgende gegevens te worden verstrekt: het totaalbedrag van de nog geldende waarborgen, de ontvangen premies, de terugontvangen bedragen, de uit hoofde van de waarborg uitgekeerde bedragen, het resultaat van de werking van de regeling gedurende het beschouwde jaar;

3.3.

aantal gesteunde projecten en/of ondernemingen;

3.4.

[openlaten]

3.5.

Geschat totaalbedrag aan:

steun voor investeringen,

steun voor uitgaven voor de instandhouding van traditionele landschappen en gebouwen,

steun voor uitgaven voor de verplaatsing van landbouwbedrijfsgebouwen in het algemeen belang,

steun voor de vestiging van jonge landbouwers,

steun voor vervroegde uittreding,

steun voor producentengroeperingen,

steun in verband met ziekten,

steun voor uitgaven ter vergoeding van door ongunstige weersomstandigheden veroorzaakte schade,

steun voor de betaling van verzekeringspremies,

steun voor ruilverkavelingen,

steun ter bevordering van de productie van kwaliteitslandbouwproducten,

steun voor uitgaven voor technische bijstand,

steun voor uitgaven ter ondersteuning van de sector dierlijke productie;

3.6.

regionale uitsplitsing van de in 3.1 bedoelde bedragen volgens het soort gebieden, dat wil zeggen hetzij probleemgebieden, hetzij in artikel 36, onder a), i), ii) en iii), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad bedoelde gebieden en andere gebieden;

3.7.

sectorale uitsplitsing van de in 3.1 bedoelde bedragen volgens de sectoren waarin de begunstigden werkzaam zijn (indien het om meerdere sectoren gaat, vermeld dan het aandeel van elke sector):

de soort dierlijke producten,

de soort plantaardige producten.

4.   Overige informatie en opmerkingen.


16.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 358/22


VERORDENING (EG) Nr. 1858/2006 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2006

houdende opening van een openbare inschrijving voor de verkoop van alcohol uit wijnbouwproducten voor gebruik als bio-ethanol in de Gemeenschap

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (1), en met name op artikel 33,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 1623/2000 van de Commissie van 25 juli 2000 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de marktmechanismen als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (2) zijn onder meer de uitvoeringsbepalingen vastgesteld met betrekking tot de afzet van voorraden alcohol die in het kader van de in de artikelen 35, 36 en 39 van Verordening (EEG) nr. 822/87 van de Raad van 16 maart 1987 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (3) en in de artikelen 27, 28 en 30 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 bedoelde distillaties is verkregen en in het bezit is van de interventiebureaus.

(2)

Overeenkomstig artikel 92 van Verordening (EG) nr. 1623/2000 moet een openbare inschrijving voor de verkoop van alcohol uit wijnbouwproducten worden gehouden met het oog op het exclusieve gebruik ervan als bio-ethanol in de brandstofsector van de Gemeenschap, teneinde de voorraden communautaire alcohol uit wijnbouwproducten te verkleinen en de bevoorrading te garanderen van de overeenkomstig artikel 92 van Verordening (EG) nr. 1623/2000 erkende ondernemingen.

(3)

Op grond van Verordening (EG) nr. 2799/98 van de Raad van 15 december 1998 tot vaststelling van het agromonetaire stelsel voor de euro (4) moeten, met ingang van 1 januari 1999, de geboden prijzen en de zekerheden in euro worden uitgedrukt en de betalingen in euro plaatsvinden.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor wijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Bij openbare inschrijving nr. 8/2006 EG wordt alcohol uit wijnbouwproducten verkocht met het oog op het gebruik ervan als bio-ethanol in de Gemeenschap.

De alcohol is verkregen bij distillatie zoals bedoeld in de artikelen 27, 28 en 30 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 en is in het bezit van de interventiebureaus van de lidstaten.

2.   De totale te koop aangeboden hoeveelheid bedraagt 685 562,74 hl alcohol 100 % vol en is als volgt verdeeld:

a)

partij nr. 82/2006 EG, voor een hoeveelheid van 50 000 hl alcohol 100 % vol;

b)

partij nr. 83/2006 EG, voor een hoeveelheid van 50 000 hl alcohol 100 % vol;

c)

partij nr. 84/2006 EG, voor een hoeveelheid van 50 000 hl alcohol 100 % vol;

d)

partij nr. 85/2006 EG, voor een hoeveelheid van 50 000 hl alcohol 100 % vol;

e)

partij nr. 86/2006 EG, voor een hoeveelheid van 50 000 hl alcohol 100 % vol;

f)

partij nr. 87/2006 EG, voor een hoeveelheid van 50 000 hl alcohol 100 % vol;

g)

partij nr. 88/2006 EG, voor een hoeveelheid van 50 000 hl alcohol 100 % vol;

h)

partij nr. 89/2006 EG, voor een hoeveelheid van 50 000 hl alcohol 100 % vol;

i)

partij nr. 90/2006 EG, voor een hoeveelheid van 50 000 hl alcohol 100 % vol;

j)

partij nr. 91/2006 EG, voor een hoeveelheid van 50 000 hl alcohol 100 % vol;

k)

partij nr. 92/2006 EG, voor een hoeveelheid van 50 000 hl alcohol 100 % vol;

l)

partij nr. 93/2006 EG, voor een hoeveelheid van 50 000 hl alcohol 100 % vol;

m)

partij nr. 94/2006 EG, voor een hoeveelheid van 53 380,74 hl alcohol 100 % vol;

n)

partij nr. 95/2006 EG, voor een hoeveelheid van 32 182 hl alcohol 100 % vol.

3.   De plaatsen waar de opslagtanks zich bevinden die de alcohol bevatten waaruit de partijen bestaan, de nummers van deze tanks, de hoeveelheid alcohol in elk van de opslagtanks en het alcoholgehalte en de kenmerken van de alcohol zijn vermeld in bijlage I.

4.   Alleen de ondernemingen die overeenkomstig artikel 92 van Verordening (EG) nr. 1623/2000 zijn erkend, mogen aan de openbare inschrijving deelnemen.

Artikel 2

De verkoop vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 93, 94, 94 ter, 94 quater, 94 quinquies, 95 tot en met 98, 100 en 101 van Verordening (EG) nr. 1623/2000 en in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2799/98.

Artikel 3

1.   De biedingen moeten worden ingediend bij de interventiebureaus die in het bezit zijn van de in bijlage II vermelde alcohol, of bij aangetekend schrijven naar het adres van deze interventiebureaus worden verstuurd.

2.   De biedingen moeten in een verzegelde enveloppe met de vermelding „Soumission-adjudication en vue de l'utilisation sous forme de bioéthanol dans la Communauté, no 8/2006 CE” worden gestopt, die zelf in de enveloppe met het adres van het betrokken interventiebureau moet worden gestopt.

3.   De biedingen moeten het betrokken interventiebureau uiterlijk op 10 januari 2007 om 12.00 uur (plaatselijke tijd Brussel) bereiken.

Artikel 4

1.   Een bod is slechts ontvankelijk wanneer het in overeenstemming is met de artikelen 94 en 97 van Verordening (EG) nr. 1623/2000.

2.   Om ontvankelijk te zijn, moet het bod ook vergezeld gaan van:

a)

het bewijs dat een inschrijvingszekerheid ten bedrage van 4 EUR per hectoliter alcohol 100 % vol is gesteld bij het interventiebureau dat de betrokken alcohol in zijn bezit heeft;

b)

de naam en het adres van de inschrijver, het referentienummer van het bericht van inschrijving en de geboden prijs, uitgedrukt in euro per hectoliter alcohol 100 % vol;

c)

de verbintenis van de inschrijver om alle bepalingen met betrekking tot de inschrijving na te leven;

d)

een verklaring van de inschrijver dat hij:

i)

afziet van klachten over de kwaliteit of de kenmerken van het hem eventueel toegewezen product;

ii)

elke controle met betrekking tot de bestemming en het gebruik van de alcohol accepteert;

iii)

aanvaardt dat hij het bewijs moet leveren dat de alcohol wordt gebruikt overeenkomstig de in het desbetreffende bericht van inschrijving vastgestelde voorwaarden.

Artikel 5

De krachtens artikel 94 bis van Verordening (EG) nr. 1623/2000 vereiste mededelingen met betrekking tot de openbare inschrijving die bij de onderhavige verordening wordt geopend, worden naar het in bijlage III bij de onderhavige verordening vermelde adres van de Commissie verzonden.

Artikel 6

De regeling inzake de bemonstering is vastgesteld bij artikel 98 van Verordening (EG) nr. 1623/2000.

Het interventiebureau verstrekt alle nuttige inlichtingen over de kenmerken van de te koop aangeboden alcohol.

Gegadigden kunnen bij het betrokken interventiebureau monsters van de te koop aangeboden alcohol verkrijgen, die zijn genomen door een vertegenwoordiger van het betrokken interventiebureau.

Artikel 7

1.   De interventiebureaus van de lidstaten waarin de te koop aangeboden alcohol is opgeslagen, zetten passende controles op om zich van de aard van de alcohol bij het eindgebruik te vergewissen. Daartoe kunnen zij:

a)

mutatis mutandis het bepaalde in artikel 102 van Verordening (EG) nr. 1623/2000 toepassen;

b)

de aard van de alcohol bij het eindgebruik steekproefsgewijs controleren door analyse op basis van kernspinresonantie.

2.   De kosten van de in lid 1 bedoelde controles zijn voor rekening van de ondernemingen waaraan de alcohol is verkocht.

Artikel 8

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2165/2005 (PB L 345 van 28.12.2005, blz. 1).

(2)  PB L 194 van 31.7.2000, blz. 45. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1713/2006 (PB L 321 van 21.11.2006, blz. 11).

(3)  PB L 84 van 27.3.1987, blz. 1. Verordening ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 1493/1999.

(4)  PB L 349 van 24.12.1998, blz. 1.


BIJLAGE I

Lidstaat en nummer van de partij

Plaats van opslag

Nummer van de opslagtanks

Hoeveelheid alcohol 100 % vol, in hectoliter

Verwijzingen naar Verordening (EG) nr. 1493/1999 (artikel)

Type alcohol

Spanje

Partij nr. 82/2006 EG

Tarancón

C-3

25 239

27

Ruw

C-4

24 761

27

Ruw

 

Totaal

 

50 000

 

 

Spanje

Partij nr. 83/2006 EG

Tarancón

C-4

572

27

Ruw

D-1

25 575

27

Ruw

D-2

23 853

27

Ruw

 

Totaal

 

50 000

 

 

Spanje

Partij nr. 84/2006 EG

Tarancón

B-2

12 450

30

Ruw

B-7

11 880

30

Ruw

C-5

24 742

30

Ruw

C-6

928

30

Ruw

 

Totaal

 

50 000

 

 

Spanje

Partij nr. 85/2006 EG

Tarancón

C-6

24 376

30

Ruw

D-5

24 880

30

Ruw

D-6

744

30

Ruw

 

Totaal

 

50 000

 

 

Frankrijk

Partij nr. 86/2006 EG

Viniflhor-Port la Nouvelle

Entrepot d'Alcool

Av. Adolphe Turrel BP 62

11210 Port la Nouvelle

1

44 610

27

Ruw

25

1 140

30

Ruw

1B

2 480

30

Ruw

1B

1 770

30

Ruw

 

Totaal

 

50 000

 

 

Frankrijk

Partij nr. 87/2006 EG

Viniflhor-Port la Nouvelle

Entrepot d'Alcool

Av. Adolphe Turrel BP 62

11210 Port la Nouvelle

9

14 755

27

Ruw

24

5 320

30

Ruw

9B

6 595

30

Ruw

9B

755

30

Ruw

9B

555

28

Ruw

24B

6 485

27

Ruw

24

870

30

Ruw

21

11 590

27

Ruw

25B

3 075

27

Ruw

 

Totaal

 

50 000

 

 

Frankrijk

Partij nr. 88/2006 EG

Deulep-PSL

13230 Port Saint Louis du Rhône

B3

24 025

27

Ruw

B3B

8 775

30

Ruw

B3B

10 965

30

Ruw

Deulep

Bld Chanzy

30800 Saint Gilles du Gard

72

5 280

30

Ruw

72

955

28

Ruw

 

Totaal

 

50 000

 

 

Frankrijk

Partij nr. 89/2006 EG

Deulep

Bld Chanzy

30800 Saint Gilles du Gard

71B

11 190

30

Ruw

72

3 590

30

Ruw

71B

16 030

30

Ruw

71

19 190

27

Ruw

 

Totaal

 

50 000

 

 

Italië

Partij nr. 90/2006 EG

Cipriani-Chizzola d'Ala (TN)

18A-20A-25A

6 400

27

Ruw

Dister-Faenza (RA)

124A-127A

6 000

27/30

Ruw

I.C.V. — Borgoricco (PD)

6A

2 860

27

Ruw

Mazzari-S.Agata sul Santerno (RA)

15A-8A-5A

10 007,50

27

Ruw

Tampieri-Faenza (RA)

13A-14A-16A

1 500

27

Ruw

Villapana-Faenza (RA)

9A-4A

10 000

27

Ruw

Deta-Barberino Val d'Elsa (FI)

8A

3 100

27

Ruw

Caviro-Faenza (RA)

15A

10 132,50

27

Ruw

 

Totaal

 

50 000

 

 

Italië

Partij nr. 91/2006 EG

Bonollo-Paduni (FR)

15A-34A-35A

26 669,32

27/30

Ruw

Bonollo-Torrita di Siena (SI)

12C-13C-16C-17C-19C-22C-23C-24C

2 138,18

27

Ruw

Mazzari-S.Agata sul Santerno (RA)

15A-8A-5A

21 192,50

27

Ruw

 

Totaal

 

50 000

 

 

Italië

Partij nr. 92/2006 EG

Balice Distill-San Basilio Mottola (TA)

3A-4A

2 600

27

Ruw

Balice S.n.c.-Valenzano (BA)

8A-9A-40A-43A-44A

9 600

27

Ruw

Bonollo-Torrita di Siena (SI)

12C-13C-16C-17C-19C-22C-23C-24C

2 192,50

27

Ruw

D'Auria-Ortona (CH)

1A-2A-3A-4A-17A-25A-26A-27A-28A-29A

7 500

27

Ruw

De Luca-Novoli (LE)

6A-8A

4 000

27

Ruw

Di Lorenzo — Ponte Valleceppi (PG) — Pontenuovo di Torgiano (PG)

18A-3B

13 000

30

Ruw

S.V.A.-Ortona (CH)

17A-19A-20A

2 600

27/30

Ruw

Caviro-Carapelle (FG)

3C-6C

8 507,50

27/30

Ruw

 

Totaal

 

50 000

 

 

Italië

Partij nr. 93/2006 EG

Bertolino-Partinico (PA)

6A-20A-24A

31 000

30

Ruw

S.V.M.-Sciacca (AG)

29A-41A

5 000

27/30

Ruw

GE.DIS.-Marsala (TP)

13B-14B

14 000

30

Ruw

 

Totaal

 

50 000

 

 

Griekenland

Partij nr. 94/2006 EG

Οινοποιητικός συνεταιρισμός

Μεσσηνίας

Πύργος τριφυλίας

(Oinopoiitikos Sinetairismos Messinias)

76

454,96

30

Ruw

77

432,94

30

Ruw

85

1 782,89

30

Ruw

86

1 684,51

30

Ruw

87

1 756,59

30

Ruw

88

1 753,86

30

Ruw

95

873,44

30

Ruw

75

444,79

30

Ruw

28

904,89

30

Ruw

80

463,46

30

Ruw

73

387,14

30

Ruw

78

27,72

30

Ruw

15

1 747,04

30

Ruw

16

1 713,67

30

Ruw

26

853,18

30

Ruw

74

427,35

30

Ruw

17

1 743,76

30

Ruw

94

887,65

30

Ruw

84

1 786,52

30

Ruw

79

439,47

30

Ruw

93

908,63

30

Ruw

83

1 795,78

30

Ruw

82

1 758,86

30

Ruw

12

1 800,87

30

Ruw

11

1 744,16

30

Ruw

18

1 707,83

30

Ruw

13

1 788,73

30

Ruw

96

827,49

30

Ruw

81

1 805,07

30

Ruw

14

1 800,04

30

Ruw

97

915,07

30

Ruw

92

908,96

30

Ruw

99

911,94

30

Ruw

25

905,06

30

Ruw

108

432,18

30

Ruw

107

432,77

30

Ruw

105

448,22

30

Ruw

106

441,22

30

Ruw

27

897,73

30

Ruw

29

579,19

30

Ruw

30

667,69

30

Ruw

19

901,65

27

Ruw

20

892,07

27

Ruw

21

900,28

27

Ruw

22

899,54

27

Ruw

23

882,32

27

Ruw

24

653,58

27

Ruw

89

847,09

27

Ruw

90

880,83

27

Ruw

91

856,22

27

Ruw

98

878,23

27

Ruw

100

745,61

27

Ruw

 

Totaal

 

53 380,74

 

 

Portugal

Partij nr. 95/2006 EG

S. João da Pesqueira

Inox 6

5 002,98

27

Ruw

Inox 13

10 323,33

27

Ruw

Inox 14

10 230,70

27

Ruw

Inox 15

6 624,99

27

Ruw

 

Totaal

 

32 182

 

 


BIJLAGE II

In artikel 3 bedoelde interventiebureaus die in het bezit zijn van alcohol

Viniflhor — Libourne

Délégation nationale, 17 avenue de la Ballastière, BP 231, F-33505 Libourne Cedex [Tél. (33-5) 57 55 20 00; télex 57 20 25; fax (33) 557 55 20 59]

FEGA

Beneficencia, 8, E-28004 Madrid [Tél. (34-91) 347 64 66; fax (34-91) 347 64 65]

AGEA

Via Torino, 45, I-00184 Rome [Tél. (39) 06 49 49 97 14; fax (39) 06 49 49 97 61]

Ο.Π.Ε.Κ.Ε.Π.Ε.

Αχαρνών (Aharnon) 241, 10446 Athènes, Grèce (Tél. 210 212 4799; fax 210 212 4791)

IVV — Instituto da Vinha e do Vinho

R. Mouzinho da Silveira, 5, P-1250-165 Lisboa [Tél. (351) 21 350 67 00, fax (351) 21 356 12 25]


BIJLAGE III

In artikel 5 bedoeld adres

Europese Commissie

Directoraat-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling, eenheid D-2

B-1049 Brussel

Fax (32-2) 292 17 75

E-mail: agri-market-tenders@cec.eu.int


16.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 358/30


VERORDENING (EG) Nr. 1859/2006 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2006

tot vaststelling van de forfaitaire vergoeding per bedrijfsformulier voor het boekjaar 2007 in het kader van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening nr. 79/65/EEG van de Raad van 15 juni 1965 tot oprichting van een boekhoudkundig informatienet betreffende de inkomens en de bedrijfseconomische positie van de landbouwbedrijven in de Europese Economische Gemeenschap (1),

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1915/83 van de Commissie van 13 juli 1983 houdende enige uitvoeringsbepalingen inzake de boekhoudingen voor de constatering van de inkomens in de landbouwbedrijven (2), en met name op artikel 5, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 5, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 1915/83 is bepaald dat de Commissie de lidstaten een forfaitaire vergoeding betaalt voor elk naar behoren ingevuld bedrijfsformulier dat binnen de in artikel 3 van die verordening gestelde termijn aan haar is toegezonden.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 118/2006 van de Commissie (3) is het bedrag van de forfaitaire vergoeding voor het boekjaar 2006 vastgesteld op 145 EUR per bedrijfsformulier. Gezien de ontwikkeling van het kostenpeil en het effect daarvan op de kosten van het invullen van het bedrijfsformulier, moet de vergoeding worden herzien.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Gemeenschappelijk Comité van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 5, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 1915/83 bedoelde forfaitaire vergoeding wordt vastgesteld op 148 EUR.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing voor het boekjaar 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB 109 van 23.6.1965, blz. 1859/65. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 660/2004 van de Commissie (PB L 104 van 8.4.2004, blz. 97).

(2)  PB L 190 van 14.7.1983, blz. 25. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 803/2006 (PB L 144 van 31.5.2006, blz. 18).

(3)  PB L 21 van 25.1.2006, blz. 12.


16.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 358/31


VERORDENING (EG) Nr. 1860/2006 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2006

tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1859/82 met betrekking tot de keuze van de bedrijven met boekhouding voor het constateren van de inkomens van de landbouwbedrijven

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening nr. 79/65/EEG van de Raad van 15 juni 1965 tot oprichting van het boekhoudkundig informatienet betreffende de inkomens en de bedrijfseconomische positie van de landbouwbedrijven in de Europese Economische Gemeenschap (1), en met name op artikel 4, lid 4, en artikel 6, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 1859/82 van de Commissie (2) is voor elke streek het aantal bedrijven met boekhouding vastgesteld.

(2)

De aantallen bedrijven met boekhouding per streek in Zweden moeten worden aangepast opdat de steekproef representatiever kan zijn voor alle bedrijfstypen die tot het waarnemingsgebied behoren.

(3)

Verordening (EEG) nr. 1859/82 moet dienovereenkomstig worden aangepast.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Gemeenschappelijk Comité van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 1859/82 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van het boekjaar 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB 109 van 23.6.1965, blz. 1859/65. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 660/2004 van de Commissie (PB L 104 van 8.4.2004, blz. 97).

(2)  PB L 205 van 13.7.1982, blz. 5. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1187/2005 (PB L 193 van 23.7.2005, blz. 20).


BIJLAGE

In bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 1859/82 wordt het gedeelte betreffende Zweden vervangen door:

„ZWEDEN

710

Laagvlakten in Zuid- en Midden-Zweden

702

720

Bosgebieden en gemengde landbouw- en bosgebieden in Zuid- en Midden-Zweden

217

730

Gebieden in Noord-Zweden

106

Totaal Zweden

1 025”


16.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 358/33


VERORDENING (EG) Nr. 1861/2006 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2006

tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2237/77 met betrekking tot het bedrijfsformulier te gebruiken met het oog op de constatering van de inkomens in de landbouwbedrijven

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening nr. 79/65/EEG van de Raad van 15 juni 1965 tot oprichting van een boekhoudkundig informatienet betreffende de inkomens en de bedrijfseconomische positie van de landbouwbedrijven in de Europese Economische Gemeenschap (1), en met name op artikel 7, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EEG) nr. 2237/77 van de Commissie van 23 september 1977 met betrekking tot het bedrijfsformulier te gebruiken met het oog op de constatering van de inkomens in de landbouwbedrijven (2) is de aard bepaald van de door middel van het bedrijfsformulier te verstrekken boekhoudkundige gegevens.

(2)

De inhoud van het bedrijfsformulier moet worden aangepast aan de nieuwe bepalingen inzake de Structuurfondsen en inzake plattelandsontwikkeling en ook is het wenselijk sommige onderdelen van het bedrijfsformulier te verduidelijken, te vereenvoudigen of coherenter te maken.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Gemeenschappelijk Comité van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I en II bij Verordening (EEG) nr. 2237/77 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van het boekjaar 2007, dat begint op een datum in de periode van 1 januari tot en met 1 juli 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB 109 van 23.6.1965, blz. 1859. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 660/2004 van de Commissie (PB L 104 van 8.4.2004, blz. 97).

(2)  PB L 263 van 17.10.1977, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2253/2004 (PB L 385 van 29.12.2004, blz. 7).


BIJLAGE

De bijlagen bij Verordening (EEG) nr. 2237/77 worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage A wordt als volgt gewijzigd:

a)

in tabel „A. ALGEMENE INLICHTINGEN OVER HET BEDRIJF”, worden in rubriek 2 bis de woorden „— Nummer van het bureau voor bedrijfsboekhouding (facultatief)” vervangen door „— Nummer van het bureau voor bedrijfsboekhouding”;

b)

in tabel H wordt in de kop boven de kolommen 4 en 8 het woord „Bedrijfskapitaal” vervangen door „Andere activa”.

2)

Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

a)

volgnummer 44 wordt vervangen door:

„Volgnummer 44 — Zone wat de Structuurfondsen betreft: aangegeven dient te worden of het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een zone die valt onder artikel 5, 6 of 8 van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 25). De volgende codes moeten worden gebruikt:

6

=

het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een onder de convergentiedoelstelling vallende zone in de zin van Verordening (EG) nr. 1083/2006, meer in het bijzonder artikel 5 daarvan;

7

=

het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een onder de doelstelling „regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid” vallende zone in de zin van Verordening (EG) nr. 1083/2006, meer in het bijzonder artikel 6 daarvan;

8

=

het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een voor overgangssteun in aanmerking komende zone in de zin van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1083/2006.”;

b)

volgnummer 45 wordt vervangen door:

„Volgnummer 45 — Gebied met specifieke beperkingen op milieugebied: aangegeven dient te worden of het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een gebied dat onder artikel 38 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 valt. De volgende codes moeten worden gebruikt:

1

=

het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt niet in een voor de Natura 2000-betalingen of betalingen in verband met Richtlijn 2000/60/EG in aanmerking komend gebied in de zin van artikel 38 van Verordening (EG) nr. 1698/2005;

2

=

het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een voor Natura 2000-betalingen of betalingen in verband met Richtlijn 2000/60/EG in aanmerking komend gebied in de zin van artikel 38 van Verordening (EG) nr. 1698/2005.”;

c)

punt 23 wordt vervangen door:

„23.   MESTKALVEREN

Mestkalveren die gewoonlijk worden geslacht op een leeftijd van ongeveer zes maanden.”;

d)

in punt 106 wordt het tweede streepje vervangen door:

„—

leningen voor andere activa (kolommen 4 en 8).”;

e)

in punt 107 (btw-regeling) worden voor „LITOUWEN” de woorden „btw niet toegepast” vervangen door „Bijzondere regeling”;

f)

punt 138 wordt vervangen door:

„138.

Groenten, meloenen en aardbeien onder beschutting (basisoppervlakte) — met inbegrip van ananas en suikermaïs: gewassen die gedurende de gehele of het grootste deel van de groeiperiode onder beschutting worden verbouwd (kassen, vaste bakken, toegankelijke plastic tunnels). Tot de gewassen onder beschutting worden niet gerekend de gewassen verbouwd in niet-toegankelijke plastic tunnels, onder stolpen en in draagbare trekkasjes. In kassen met verschillende lagen wordt alleen de grondoppervlakte in aanmerking genomen.”;

g)

punt 169 wordt vervangen door:

„169.

Kippeneieren (met inbegrip van broedeieren)”;

h)

in deel „L. QUOTA EN ANDERE RECHTEN” wordt na de kop „KOLOMMEN VAN TABEL L” in het onderdeel „Belastingen, extra heffing (kolom 10)” de laatste zin, die „Vul 0 in als er een quotum is maar geen betaling” luidt, geschrapt.

i)

in punt 601 (Areaalbetalingen voor niet-geïrrigeerde grond) wordt de zin „Som van de rubrieken 602 tot en met 618” vervangen door:

„In kolom 4 (Aantal basiseenheden voor de betalingen): som van de rubrieken 602 tot en met 618 uitgezonderd de rubrieken 608, 614 en 618 in het geval dat dezelfde basiseenheden ook in een andere rubriek van tabel M worden meegerekend. In kolom 5 (Totale steun): som van de rubrieken 602 tot en met 618.”;

j)

in punt 621 (Areaalbetalingen voor geïrrigeerde grond) wordt de zin „Som van de rubrieken 622 tot en met 638.” vervangen door:

„In kolom 4 (Aantal basiseenheden voor de betalingen): som van de rubrieken 622 tot en met 638 uitgezonderd de rubrieken 628, 634 en 638 in het geval dat dezelfde basiseenheden ook in een andere rubriek van tabel M worden meegerekend. In kolom 5 (Totale steun): som van de rubrieken 622 tot en met 638.”;

k)

punt 700 wordt vervangen door:

„700.

Rechtstreekse betalingen voor de rundvleesproductie op grond van de Verordeningen (EG) nr. 1254/1999 en (EG) nr. 1782/2003 van de Raad

Het totaalbedrag van deze rechtstreekse betalingen voor rundvlees moet ook in tabel J worden geboekt met de code 700.

In de onderstaande tabel zijn rubrieken voor de rechtstreekse betalingen voor rundvlees op grond van de Verordeningen (EG) nr. 1254/1999 en (EG) nr. 1782/2003 opgenomen.

Rubriek

Aantal basiseenheden voor de betalingen

Totale steun

700

Totaal betalingen voor rundvlees

(som van de rubrieken 710, 720, 730, 740, 750 en 760)

Verplicht

710

Speciale premie

(som van de rubrieken 711 en 715)

Verplicht

Verplicht

711

Speciale premie voor stieren

Verplicht

Verplicht

715

Speciale premie voor ossen

Verplicht

Verplicht

730

Zoogkoeienpremie

(som van de rubrieken 731 en 735)

Verplicht

731

Zoogkoeienpremie voor zoogkoeien en vaarzen

Verplicht

Verplicht

735

Zoogkoeienpremie: aanvullende nationale premie

Verplicht

Verplicht

740

Slachtpremie

(som van de rubrieken 741 en 742)

Verplicht

741

Slachtpremie: 1 tot en met 7 maanden

Facultatief

Verplicht

742

Slachtpremie: 8 maanden en meer

Verplicht

Verplicht

750

Extensiveringsbedrag, totaal

Verplicht

Verplicht

760

Extra betalingen (nationaal totaalbedrag)

Verplicht”.


16.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 358/36


VERORDENING (EG) Nr. 1862/2006 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2006

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 622/2003 tot vaststelling van maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2320/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart (1), en met name op artikel 4, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2320/2002 moet de Commissie maatregelen vaststellen voor de tenuitvoerlegging van gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart in de hele Gemeenschap. Het eerste wetsbesluit waarbij dergelijke maatregelen werden genomen was Verordening (EG) nr. 622/2003 van de Commissie van 4 april 2003 tot vaststelling van maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart (2).

(2)

Er is behoefte aan maatregelen die de gemeenschappelijke basisnormen verder preciseren.

(3)

De prestatievereisten van metaaldetectiepoorten moeten in een wetsbesluit worden vastgesteld. Deze normen moeten echter regelmatig en minstens om de twee jaar opnieuw worden bezien om te garanderen dat ze nog steeds aan de technische ontwikkelingen beantwoorden.

(4)

De prestatievereisten voor metaaldetectiepoorten dienen te worden beschouwd als een eerste stap op weg naar de volledige harmonisering van de technische specificaties voor dergelijke apparatuur. Deze vereisten moeten zo snel mogelijk worden aangevuld door geharmoniseerde procedures voor de classificering, inclusief testvoorwaarden, van metaaldetectiepoorten.

(5)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2320/2002 en teneinde wederrechtelijke daden te voorkomen, zijn de in Verordening (EG) nr. 622/2003 vastgestelde normen geheim en mogen ze niet worden gepubliceerd. Hetzelfde geldt voor alle wijzigingsbesluiten.

(6)

Verordening (EG) nr. 622/2003 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in de onderhavige verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de beveiliging van de burgerluchtvaart,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 622/2003 wordt gewijzigd zoals uiteengezet in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 3 van die verordening is van toepassing met betrekking tot de vertrouwelijke aard van de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2006.

Voor de Commissie

Jacques BARROT

Vicevoorzitter


(1)  PB L 355 van 30.12.2002, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 849/2004 (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 1).

(2)  PB L 89 van 5.4.2003, blz. 9. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1546/2006 (PB L 286 van 17.10.2006, blz. 6).


BIJLAGE

Overeenkomstig artikel 1 is de bijlage geheim en wordt deze niet bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


16.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 358/38


VERORDENING (EG) Nr. 1863/2006 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2006

tot vaststelling van de minimumverkoopprijzen voor boter die gelden voor de 22e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving waarin Verordening (EG) nr. 1898/2005 voorziet

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1898/2005 van de Commissie van 9 november 2005 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad, wat betreft maatregelen voor de afzet van room, boter en boterconcentraat op de markt van de Gemeenschap (2) kunnen de interventiebureaus bepaalde hoeveelheden boter uit hun interventievoorraden verkopen door middel van een permanente openbare inschrijving en kunnen zij steun toekennen voor room, boter en boterconcentraat. In artikel 25 van die verordening is bepaald dat in het licht van de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen offertes een minimumverkoopprijs voor boter en een maximumbedrag van de steun voor room, boter en boterconcentraat worden vastgesteld. Voorts is bepaald dat die prijs of steun kan worden gedifferentieerd volgens de bestemming van de boter, het vetgehalte ervan en de bijmengingsmethode. Het bedrag van de in artikel 28 van Verordening (EG) nr. 1898/2005 bedoelde verwerkingszekerheid moet dienovereenkomstig worden vastgesteld.

(2)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de 22e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving waarin Verordening (EG) nr. 1898/2005 voorziet, worden de minimumverkoopprijzen voor boter uit de interventievoorraden en de bedragen van de verwerkingszekerheid zoals bedoeld in respectievelijk artikel 25 en artikel 28 van die verordening vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 16 december 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2006.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 308 van 25.11.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2107/2005 (PB L 337 van 22.12.2005, blz. 20).


BIJLAGE

Minimumverkoopprijzen voor boter en bedragen van de verwerkingszekerheid voor de 22e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving waarin Verordening (EG) nr. 1898/2005 voorziet

(EUR/100 kg)

Formule

A

B

Bijmengingsmethode

Met verklikstoffen

Zonder verklikstoffen

Met verklikstoffen

Zonder verklikstoffen

Minimumverkoopprijs

Boter ≥ 82 %

In ongewijzigde staat

213,7

213,7

Concentraat

206,1

Verwerkingszekerheid

In ongewijzigde staat

45

45

Concentraat

45


16.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 358/40


VERORDENING (EG) Nr. 1864/2006 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2006

tot vaststelling van de maximumbedragen van de steun voor room, boter en boterconcentraat die gelden voor de 22e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving waarin Verordening (EG) nr. 1898/2005 voorziet

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1898/2005 van de Commissie van 9 november 2005 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad, wat betreft maatregelen voor de afzet van room, boter en boterconcentraat op de markt van de Gemeenschap (2) kunnen de interventiebureaus bepaalde hoeveelheden boter uit hun interventievoorraden verkopen door middel van een permanente openbare inschrijving en kunnen zij steun toekennen voor room, boter en boterconcentraat. In artikel 25 van die verordening is bepaald dat in het licht van de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen offertes een minimumverkoopprijs voor boter en een maximumbedrag van de steun voor room, boter en boterconcentraat worden vastgesteld. Voorts is bepaald dat die prijs of steun kan worden gedifferentieerd volgens de bestemming van de boter, het vetgehalte ervan en de bijmengingsmethode. Het bedrag van de in artikel 28 van Verordening (EG) nr. 1898/2005 bedoelde verwerkingszekerheid moet dienovereenkomstig worden vastgesteld.

(2)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de 22e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving waarin Verordening (EG) nr. 1898/2005 voorziet, worden de maximumbedragen van de steun voor room, boter en boterconcentraat en de bedragen van de verwerkingszekerheid zoals bedoeld in respectievelijk artikel 25 en artikel 28 van die verordening, vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 16 december 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2006.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 308 van 25.11.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2107/2005 (PB L 337 van 22.12.2005, blz. 20).


BIJLAGE

Maximumbedragen van de steun voor room, boter en boterconcentraat en bedragen van de verwerkingszekerheid voor de 22e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving waarin Verordening (EG) nr. 1898/2005 voorziet

(EUR/100 kg)

Formule

A

B

Bijmengingsmethode

Met verklikstoffen

Zonder verklikstoffen

Met verklikstoffen

Zonder verklikstoffen

Maximumbedrag van de steun

Boter ≥ 82 %

17,5

14

14

Boter < 82 %

13,65

Boterconcentraat

20

16,58

20

16,5

Room

9

6

Verwerkingszekerheid

Boter

19

Boterconcentraat

22

22

Room

10


16.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 358/42


VERORDENING (EG) Nr. 1865/2006 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2006

tot vaststelling van het maximumbedrag van de steun voor boterconcentraat voor de 22e bijzondere inschrijving die wordt gehouden in het kader van de permanente openbare inschrijving waarin Verordening (EG) nr. 1898/2005 voorziet

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 47 van Verordening (EG) nr. 1898/2005 van de Commissie van 9 november 2005 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad, wat betreft maatregelen voor de afzet van room, boter en boterconcentraat op de markt van de Gemeenschap (2), houden de interventiebureaus een permanente openbare inschrijving voor de toekenning van steun voor boterconcentraat. In artikel 54 van die verordening is bepaald dat in het licht van de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen offertes een maximumbedrag van de steun voor boterconcentraat met een vetgehalte van ten minste 96 % moet worden vastgesteld.

(2)

Een bestemmingszekerheid zoals bedoeld in artikel 53, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1898/2005 moet worden gesteld om de overname van het boterconcentraat door de detailhandel te waarborgen.

(3)

Het maximumbedrag van de steun moet in het licht van de ontvangen offertes op het passende niveau worden vastgesteld en de bestemmingszekerheid moet dienovereenkomstig worden bepaald.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de 22e bijzondere inschrijving die wordt gehouden in het kader van de permanente openbare inschrijving waarin Verordening (EG) nr. 1898/2005 voorziet, wordt het maximumbedrag van de steun voor boterconcentraat met een vetgehalte van ten minste 96 % zoals bedoeld in artikel 47, lid 1, van die verordening vastgesteld op 19,27 EUR/100 kg.

De bestemmingszekerheid zoals bedoeld in artikel 53, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1898/2005 wordt vastgesteld op 21 EUR/100 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 16 december 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2006.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 308 van 25.11.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2107/2005 (PB L 337 van 22.12.2005, blz. 20).


16.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 358/43


VERORDENING (EG) Nr. 1866/2006 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2006

tot vaststelling van de minimumverkoopprijs voor boter voor de 54e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving als bedoeld in Verordening (EG) nr. 2771/1999

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10, onder c),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EG) nr. 2771/1999 van de Commissie van 16 december 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de interventiemaatregelen op de markt voor boter en room (2) hebben interventiebureaus bepaalde hoeveelheden boter die in hun bezit zijn, te koop aangeboden door middel van een permanente openbare inschrijving.

(2)

Krachtens artikel 24 bis van Verordening (EG) nr. 2771/1999 wordt op basis van de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen biedingen een minimumverkoopprijs vastgesteld of besloten geen boter toe te wijzen.

(3)

Gezien de ontvangen biedingen, dient een minimumverkoopprijs te worden vastgesteld.

(4)

Het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de 54e bijzondere inschrijving op grond van Verordening (EG) nr. 2771/1999, waarvoor de termijn voor het indienen van biedingen is verstreken op 12 december 2006, wordt de minimumverkoopprijs voor boter vastgesteld op 236,00 EUR/100 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 16 december 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2006.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 van de Commissie (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 333 van 24.12.1999, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1802/2005 (PB L 290 van 4.11.2005, blz. 3).


16.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 358/44


VERORDENING (EG) Nr. 1867/2006 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2006

tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 16 december 2006

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1249/96 van de Commissie van 28 juni 1996 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name op artikel 2, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 is bepaald dat bij de invoer van de in artikel 1 van die verordening bedoelde producten de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief worden geheven. Voor de producten als bedoeld in lid 2 van dat artikel is het invoerrecht echter gelijk aan de interventieprijs voor deze producten bij de invoer, verhoogd met 55 % en verminderd met de cif-invoerprijs van de betrokken zending. Dit invoerrecht mag echter niet hoger zijn dan het recht van het gemeenschappelijk douanetarief.

(2)

In artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 is bepaald dat de cif-invoerprijzen worden berekend aan de hand van de representatieve prijzen voor het betrokken product op de wereldmarkt.

(3)

Bij Verordening (EG) nr. 1249/96 zijn bepalingen vastgesteld voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1784/2003 ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen.

(4)

De vastgestelde invoerrechten zijn van toepassing totdat een nieuwe vaststelling in werking treedt.

(5)

Voor het normaal functioneren van het stelsel van invoerrechten moeten deze rechten worden berekend aan de hand van de in een referentieperiode geconstateerde representatieve marktkoersen.

(6)

De toepassing van Verordening (EG) nr. 1249/96 leidt ertoe de invoerrechten vast te stellen zoals vermeld in bijlage I bij deze verordening,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde invoerrechten in de sector granen worden vastgesteld in bijlage I bij deze verordening en zijn bepaald aan de hand van de in bijlage II vermelde elementen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 16 december 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2006.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 161 van 29.6.1996, blz. 125. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1110/2003 (PB L 158 van 27.6.2003, blz. 12).


BIJLAGE I

Vanaf 16 december 2006 geldende invoerrechten voor de in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde producten

GN-code

Omschrijving

Invoerrecht (1)

(in EUR/ton)

1001 10 00

Harde tarwe van hoge kwaliteit

0,00

van gemiddelde kwaliteit

0,00

van lage kwaliteit

0,00

1001 90 91

Zachte tarwe, zaaigoed

0,00

ex 1001 90 99

Zachte tarwe van hoge kwaliteit, andere dan voor zaaidoeleinden

0,00

1002 00 00

Rogge

0,00

1005 10 90

Maïs, zaaigoed, andere dan hybriden

9,34

1005 90 00

Maïs, andere dan zaaigoed (2)

9,34

1007 00 90

Graansorgho, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden

0,00


(1)  Voor producten die via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal in de Gemeenschap worden aangevoerd (artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/96) komt de importeur in aanmerking voor een verlaging van het invoerrecht met:

3 EUR/t, als de loshaven aan de Middellandse Zee ligt, of

2 EUR/t, als de loshaven in Ierland, het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Estland, Letland, Litouwen, Polen, Finland, Zweden of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt.

(2)  De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR/t, als aan de in artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1249/96 vastgestelde voorwaarden is voldaan.


BIJLAGE II

Berekeningselementen

(1.12.2006-15.12.2006

1)

Gemiddelden over de referentieperiode bepaald in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96:

Beursnotering

Minneapolis

Chicago

Minneapolis

Minneapolis

Minneapolis

Minneapolis

Product (eiwitgehalte bij 12 % vocht)

HRS2

YC3

HAD2

Van gemiddelde kwaliteit (1)

Van lage kwaliteit (2)

US barley 2

Notering (EUR/t)

155,50 (3)

110,77

173,74

163,74

143,74

156,10

Golfpremie (EUR/t)

13,47

 

 

Grote-Merenpremie (EUR/t)

10,82

 

 

2)

Gemiddelden over de referentieperiode bepaald in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96:

Vrachttarieven/kosten: Golf van Mexico–Rotterdam: 24,89 EUR/t; Grote Meren–Rotterdam: 28,94 EUR/t.

3)

Subsidies bedoeld in artikel 4, lid 2, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1249/96:

0,00 EUR/t (HRW2)

0,00 EUR/t (SRW2).


(1)  Een korting van 10 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(2)  Een korting van 30 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(3)  Premie van 14 EUR/t inbegrepen (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).


16.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 358/47


VERORDENING (EG) Nr. 1868/2006 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2006

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2247/2003 houdende bepalingen ter uitvoering, in de sector rundvlees, van Verordening (EG) nr. 2286/2002 van de Raad tot vaststelling van de regeling voor landbouwproducten en door verwerking daarvan verkregen goederen, van oorsprong uit de staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (ACS-staten)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2286/2002 van de Raad van 10 december 2002 tot vaststelling van de regeling voor landbouwproducten en door verwerking daarvan verkregen goederen, van oorsprong uit de staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (de ACS-staten), en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 1706/98 (1), en met name op artikel 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 2247/2003 van de Commissie (2) is, voor de perioden van 1 januari tot 31 december, een contingent vastgesteld voor de invoer van bepaalde rundvleesproducten uit de ACS-staten.

(2)

Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (3) is van toepassing op invoercertificaten voor invoertariefcontingentsperioden die op of na 1 januari 2007 beginnen. In die verordening zijn met name gedetailleerde bepalingen vastgesteld betreffende aanvragen van invoercertificaten, de status van aanvragers en de afgifte van certificaten. In die verordening is ook bepaald dat de invoercertificaten na de laatste dag van de invoertariefcontingentsperiode niet langer geldig zijn. De bepalingen van Verordening (EG) nr. 1301/2006 zijn van toepassing op invoercertificaten die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2247/2003 zijn afgegeven, onverminderd de aanvullende voorwaarden die in die verordening zijn vastgesteld. Waar nodig moeten de bepalingen van Verordening (EG) nr. 2247/2003 in overeenstemming worden gebracht met Verordening (EG) nr. 1301/2006.

(3)

Voor de duidelijkheid moet artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2247/2003 worden geschrapt omdat deze bepaling gewoon een herhaling is van het bepaalde in artikel 50, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie van 9 juni 2000 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (4).

(4)

Verordening (EG) nr. 2247/2003 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De maatregelen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 2247/2003 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2, lid 2, wordt geschrapt.

2)

Artikel 3 wordt vervangen door:

„Artikel 3

Tenzij in de onderhavige verordening anders is bepaald, zijn de Verordeningen (EG) nr. 1445/95, (EG) nr. 1291/2000 en (EG) nr. 1301/2006 (5) van de Commissie van toepassing.

3)

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1, onder b), wordt vervangen door:

„b)

in vak 8, de naam van de staat van oorsprong en de vermelding „ja” worden met een kruisje aangeduid; het certificaat brengt de verplichting met zich mee in te voeren uit het opgegeven land;”.

b)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   Uiterlijk op de derde werkdag na de uiterste datum voor de indiening van de aanvragen stellen de lidstaten de Commissie in kennis van de aangevraagde hoeveelheden, voor zover nodig uitgesplitst naar oorsprong en GN-code of groepen GN-codes en uitgedrukt in kilogram.”.

c)

lid 4 wordt geschrapt.

4)

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt geschrapt;

b)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   De invoercertificaten worden op de 21e van elke maand afgegeven.”.

5)

Artikel 7 wordt vervangen door:

„Artikel 7

De overeenkomstig deze verordening afgegeven invoercertificaten zijn geldig gedurende een periode van 90 dagen te rekenen vanaf de datum van de feitelijke afgifte ervan in de zin van artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1291/2000.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 348 van 21.12.2002, blz. 5.

(2)  PB L 333 van 20.12.2003, blz. 37. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1118/2004 (PB L 217 van 17.6.2004, blz. 10).

(3)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.

(4)  PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1282/2006 (PB L 234 van 29.8.2006, blz. 4).

(5)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.”.


16.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 358/49


VERORDENING (EG) Nr. 1869 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2006

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2172/2005 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de toepassing van een bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten vastgesteld tariefcontingent voor de invoer van levende runderen, van oorsprong uit Zwitserland, met een gewicht van meer dan 160 kg

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1), en met name op artikel 32, lid 1, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 2172/2005 van de Commissie (2) wordt op een meerjarenbasis, voor de periodes van 1 januari tot en met 31 december, een rechtenvrij communautair tariefcontingent geopend voor de invoer van 4 600 levende runderen, van oorsprong uit Zwitserland. In het licht van de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie op 1 januari 2007 werd de termijn voor de indiening van de aanvragen voor de invoertariefcontingentsperiode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 bij Verordening (EG) nr. 1677/2006 van de Commissie van 14 november 2006 houdende afwijking van Verordening (EG) nr. 2172/2005 wat betreft de datum van toepassing van de rechten tot invoer voor de tariefcontingentsperiode van 1 januari tot en met 31 december 2007 (3) verlengd tot en met 8 januari 2007.

(2)

Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (4) is van toepassing op invoercertificaten voor invoertariefcontingentsperioden die op 1 januari 2007 ingaan. Bij Verordening (EG) nr. 1301/2006 worden met name gedetailleerde bepalingen vastgesteld in verband met invoercertificaataanvragen, de status van de aanvrager en de afgifte van de certificaten. In die verordening is bepaald dat de invoertariefcontingenten worden geopend voor een periode van 12 opeenvolgende maanden en dat de geldigheidsduur van de invoercertificaten beperkt wordt tot de laatste dag van de invoertariefcontingentsperiode. Verordening (EG) nr. 1301/2006 is van toepassing op de op grond van Verordening (EG) nr. 2172/2005 afgegeven invoercertificaten, onverminderd de in deze laatste verordening vastgestelde aanvullende voorwaarden of afwijkingen. De bepalingen van Verordening (EG) nr. 2172/2005 moeten waar nodig op die van Verordening (EG) nr. 1301/2006 worden afgestemd.

(3)

Om speculatie te voorkomen, moet erop worden toegezien dat de in het kader van het contingent beschikbare aantallen worden toegewezen aan marktdeelnemers die kunnen aantonen dat zij een significant aandeel hebben in de handel met derde landen. Hiertoe moet, mede met het oog op een efficiënt beheer, worden geëist dat de handelaren in beide referentieperioden die in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1301/2006 zijn vermeld, ten minste 50 dieren hebben ingevoerd. Bovendien zou de lidstaten om administratieve redenen moeten worden toegestaan gewaarmerkte kopieën te aanvaarden van de documenten die het bestaan van handel met derde landen aantonen.

(4)

Indien de toepassing van de toewijzingscoëfficiënt waarnaar in artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 wordt verwezen, leidt tot een saldo van minder dan 50 dieren per aanvraag, wijst de betrokken lidstaat in het kader van de beschikbare aantallen bij loting rechten tot invoer van telkens 50 dieren toe om per aanvraag een commercieel haalbaar aantal dieren te waarborgen.

(5)

Verordening (EG) nr. 2172/2005 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 2172/2005 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1, lid 1, eerste alinea, wordt vervangen door:

„Hierbij wordt elk jaar voor de periode van 1 januari tot en met 31 december een rechtenvrij communautair tariefcontingent geopend voor de invoer van 4 600 levende runderen, van oorsprong uit Zwitserland, met een gewicht van meer dan 160 kg, van GN-codes 0102 90 41, 0102 90 49, 0102 90 51, 0102 90 59, 0102 90 61, 0102 90 69, 0102 90 71 of 0102 90 79.”.

2)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Voor de toepassing van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1301/2006 betekent de bepaling „dat de aanvragers werkzaam zijn geweest op het gebied van de handel met derde landen” waarnaar in dat artikel wordt verwezen, dat de aanvragers minstens 50 dieren van de GN-codes 0102 10 en 0102 90 hebben ingevoerd.

De lidstaten mogen als bewijs van de handel met derde landen kopieën aanvaarden van de in artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr.1301/2006 bedoelde documenten die naar behoren door de bevoegde autoriteit zijn geviseerd.”.

b)

de leden 2 en 3 worden geschrapt.

3)

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de leden 1 en 4 worden geschrapt;

b)

lid 5 wordt vervangen door:

„5.   Na verificatie van de ingediende documenten zenden de lidstaten de Commissie, uiterlijk de tiende werkdag na afloop van de periode voor de indiening van aanvragen, de totale aantallen waarvoor een aanvraag is ingediend.

Onverminderd artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 is artikel 11 van die verordening van toepassing.”.

4)

Artikel 4, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   Indien de toepassing van de in artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 bedoelde toewijzingscoëfficiënt leidt tot een saldo van minder dan 50 dieren per aanvraag, wijst de betrokken lidstaat, in het kader van de beschikbare aantallen, bij loting rechten tot invoer van telkens 50 dieren toe. Bij een totaal saldo van minder dan 50 dieren wordt voor het betrokken aantal één recht tot invoer toegekend.”.

5)

Artikel 6, lid 4, onder a), wordt vervangen door:

„a)

in vak 8: het land van oorsprong; bovendien wordt het woord „ja” aangekruist;”.

6)

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   In afwijking van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 zijn de op grond van de onderhavige verordening afgegeven invoercertificaten niet overdraagbaar.”

b)

de leden 2 en 4 worden geschrapt.

7)

Artikel 8 wordt vervangen door:

„Artikel 8

De Verordeningen (EG) nr. 1445/95 en (EG) nr. 1291/2000 en Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (5) zijn van toepassing onder voorbehoud van het bepaalde in de onderhavige verordening.”

8)

Bijlage I wordt geschrapt.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 346 van 29.12.2005, blz. 10.

(3)  PB L 314 van 15.11.2006, blz. 3.

(4)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.

(5)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Raad

16.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 358/51


BESLUIT VAN DE RAAD

van 18 juli 2006

inzake de sluiting van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Barbados, Belize, de Republiek Congo, Fiji, de Coöperatieve Republiek Guyana, de Republiek Ivoorkust, Jamaica, de Republiek Kenia, de Republiek Madagaskar, de Republiek Malawi, de Republiek Mauritius, de Republiek Mozambique, de Republiek Suriname, Sint-Christopher en Nevis, het Koninkrijk Swaziland, de Verenigde Republiek Tanzania, de Republiek Trinidad en Tobago, de Republiek Oeganda, de Republiek Zambia en de Republiek Zimbabwe inzake de gegarandeerde prijzen voor rietsuiker voor de leveringsperiode 2005-2006 en de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek India inzake de gegarandeerde prijzen voor rietsuiker voor de leveringsperiode 2005-2006

(2006/942/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 133 juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Protocol nr. 3 betreffende ACS-suiker van bijlage V bij de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst (1) en de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek India betreffende rietsuiker (2) worden krachtens artikel 1, lid 2, van dat protocol en die overeenkomst uitgevoerd binnen het kader van het beheer van de gemeenschappelijke marktordening voor suiker.

(2)

Het is dienstig de overeenkomsten in de vorm van een briefwisseling tussen de Gemeenschap en de in het protocol genoemde staten enerzijds en de Republiek India anderzijds inzake de gegarandeerde prijzen voor rietsuiker voor de leveringsperiode 2005-2006 goed te keuren,

BESLUIT:

Artikel 1

De Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Barbados, Belize, de Republiek Congo, Fiji, de Coöperatieve Republiek Guyana, de Republiek Ivoorkust, Jamaica, de Republiek Kenia, de Republiek Madagaskar, de Republiek Malawi, de Republiek Mauritius, de Republiek Mozambique, de Republiek Suriname, Sint-Christopher en Nevis, het Koninkrijk Swaziland, de Verenigde Republiek Tanzania, de Republiek Trinidad en Tobago, de Republiek Oeganda, de Republiek Zambia en de Republiek Zimbabwe inzake de gegarandeerde prijzen voor rietsuiker voor de leveringsperiode 2005-2006 en de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek India inzake de gegarandeerde prijzen voor rietsuiker voor de leveringsperiode 2005-2006 worden namens de Gemeenschap goedgekeurd.

De teksten van de overeenkomsten zijn als bijlage I en bijlage II aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad is gemachtigd de persoon aan te wijzen die bevoegd is om de in artikel 1 bedoelde overeenkomsten te ondertekenen teneinde daardoor de Gemeenschap te binden.

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 18 juli 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

J. KORKEAOJA


(1)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3. Overeenkomst laatstelijk gewijzigd bij de overeenkomst ondertekend te Luxemburg op 25 juni 2005 (PB L 209 van 11.8.2005, blz. 27).

(2)  PB L 190 van 23.7.1975, blz. 35.


BIJLAGE I

OVEREENKOMST

in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Barbados, Belize, de Republiek Congo, Fiji, de Coöperatieve Republiek Guyana, de Republiek Ivoorkust, Jamaica, de Republiek Kenia, de Republiek Madagaskar, de Republiek Malawi, de Republiek Mauritius, de Republiek Mozambique, de Republiek Suriname, Sint-Christopher en Nevis, het Koninkrijk Swaziland, de Verenigde Republiek Tanzania, de Republiek Trinidad en Tobago, de Republiek Oeganda, de Republiek Zambia en de Republiek Zimbabwe inzake de gegarandeerde prijzen voor rietsuiker voor de leveringsperiode 2005-2006

Brussel, 21 november 2006

Excellentie,

De in Protocol nr. 3 betreffende ACS-suiker van bijlage V bij de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst bedoelde vertegenwoordigers van de ACS-staten en de vertegenwoordigers van de Commissie, handelend namens de Europese Gemeenschap, hebben overeenkomstig de bepalingen van genoemd Protocol overeenstemming bereikt over de volgende punten:

Voor de leveringsperiode van 1 juli 2005 tot en met 30 juni 2006 bedragen de in artikel 5, lid 4, van het Protocol bedoelde gegarandeerde prijzen met het oog op de in artikel 6 van het Protocol bedoelde interventie:

a)

voor ruwe suiker: 52,37 euro per 100 kilogram;

b)

voor witte suiker: 64,65 euro per 100 kilogram.

Deze prijzen gelden voor onverpakte suiker van de standaardkwaliteit zoals omschreven in de communautaire voorschriften, geleverd c.i.f. „free out” in Europese havens van de Gemeenschap. De invoering van deze prijzen doet geen afbreuk aan de respectieve standpunten van de overeenkomstsluitende partijen ten aanzien van de beginselen voor de bepaling van de gegarandeerde prijzen.

Ik moge u verzoeken mij de ontvangst te bevestigen van deze brief en mij te bevestigen dat deze brief tezamen met uw antwoord een Overeenkomst vormt tussen de regeringen van de hierboven bedoelde ACS-staten en de Gemeenschap.

Gelieve, Excellentie, de verzekering van mijn bijzondere hoogachting te aanvaarden,

Namens de Raad van de Europese Unie

Por la Comunidad Europea

Za Evropské společenství

For Det Europæiske Fællesskab

Für die Europäische Gemeinschaft

Euroopa Ühenduse nimel

Για την Ευρωπαϊκή Κοινότητα

For the European Community

Pour la Communauté européenne

Per la Comunità europea

Eiropas Kopienas vārdā

Europos bendrijos vardu

Az Európai Közösség részéről

Għall-Komunità Ewropea

Voor de Europese Gemeenschap

W imieniu Wspólnoty Europejskiej

Pela Comunidade Europeia

Za Európske spoločenstvo

Za Evropsko skupnost

Euroopan yhteisön puolesta

För Europeiska gemenskapens vägnar

Image

Brussel, 21 november 2006

Excellentie,

Ik heb de eer u de ontvangst te melden van uw brief van heden, die luidt als volgt:

„De in Protocol nr. 3 betreffende ACS-suiker van bijlage V bij de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst bedoelde vertegenwoordigers van de ACS-staten en de vertegenwoordigers van de Commissie, handelend namens de Europese Gemeenschap, hebben overeenkomstig de bepalingen van genoemd Protocol overeenstemming bereikt over de volgende punten:

Voor de leveringsperiode van 1 juli 2005 tot en met 30 juni 2006 bedragen de in artikel 5, lid 4, van het Protocol bedoelde gegarandeerde prijzen met het oog op de in artikel 6 van het Protocol bedoelde interventie:

a)

voor ruwe suiker: 52,37 euro per 100 kilogram;

b)

voor witte suiker: 64,65 euro per 100 kilogram.

Deze prijzen gelden voor onverpakte suiker van de standaardkwaliteit zoals omschreven in de communautaire voorschriften, geleverd c.i.f. „free out” in Europese havens van de Gemeenschap. De invoering van deze prijzen doet geen afbreuk aan de respectieve standpunten van de overeenkomstsluitende partijen ten aanzien van de beginselen voor de bepaling van de gegarandeerde prijzen.

Ik moge u verzoeken mij de ontvangst te bevestigen van deze brief en mij te bevestigen dat deze brief tezamen met uw antwoord een Overeenkomst vormt tussen de regeringen van de hierboven bedoelde ACS-staten en de Gemeenschap.”.

Ik heb de eer u de instemming met het voorafgaande te bevestigen van de regeringen van de in die brief bedoelde ACS-staten.

Gelieve, Excellentie, de verzekering van mijn bijzondere hoogachting te aanvaarden,

Voor de regeringen van de in Protocol nr. 3 bedoelde ACS-staten

For the Government of Barbados

Image

For the Government of Belize

Image

Pour le gouvernement de la République du Congo

Image

For the Government of the Sovereign Democratic Republic of Fiji

Image

For the Government of the Cooperative Republic of Guyana

Image

Pour le gouvernement de la République de Côte d’Ivoire

Image

For the Government of Jamaica

Image

For the Government of the Republic of Kenya

Image

Pour le gouvernement de la République de Madagascar

Image

For the Government of the Republic of Malawi

Image

Pour le gouvernement de la République de Maurice

Image

For the Government of the Republic of Mozambique

Image

For the Government of the Republic of Suriname

Image

For the Government of Saint Kitts and Nevis

Image

For the Government of the Kingdom of Swaziland

Image

For the Government of the United Republic of Tanzania

Image

For the Government of the Republic of Trinidad and Tobago

Image

For the Government of the Republic of Uganda

Image

For the Government of the Republic of Zambia

Image

For the Government of the Republic of Zimbabwe

Image


BIJLAGE II

OVEREENKOMST

in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek India inzake de gegarandeerde prijzen voor rietsuiker voor de leveringsperiode 2005-2006

Brussel, 27 oktober 2006

Excellentie,

De vertegenwoordigers van India en de vertegenwoordigers van de Commissie, handelend namens de Europese Gemeenschap, hebben in het kader van de onderhandelingen als bedoeld in artikel 5, lid 4, van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek India betreffende rietsuiker overeenstemming bereikt over de volgende punten:

Voor de leveringsperiode van 1 juli 2005 tot en met 30 juni 2006 bedragen de in artikel 5, lid 4, van de Overeenkomst bedoelde gegarandeerde prijzen met het oog op de in artikel 6 van de Overeenkomst bedoelde interventie:

a)

voor ruwe suiker: 52,37 euro per 100 kilogram;

b)

voor witte suiker: 64,65 euro per 100 kilogram.

Deze prijzen gelden voor onverpakte suiker van de standaardkwaliteit zoals omschreven in de communautaire voorschriften, geleverd c.i.f. „free out” in Europese havens van de Gemeenschap. De invoering van deze prijzen doet geen afbreuk aan de respectieve standpunten van de overeenkomstsluitende partijen ten aanzien van de beginselen voor de bepaling van de gegarandeerde prijzen.

Ik moge u verzoeken mij de ontvangst te bevestigen van deze brief en mij te bevestigen dat deze brief tezamen met uw antwoord een Overeenkomst vormt tussen uw regering en de Gemeenschap.

Gelieve, Excellentie, de verzekering van mijn bijzondere hoogachting te aanvaarden,

Namens de Raad van de Europese Unie

Por la Comunidad Europea

Za Evropské společenství

For Det Europæiske Fællesskab

Für die Europäische Gemeinschaft

Euroopa Ühenduse nimel

Για την Ευρωπαϊκή Κοινότητα

On behalf of the European Community

Au nom de la Communauté européenne

Per la Comunità europea

Eiropas Kopienas vārdā

Europos bendrijos vardu

Az Európai Közösség részéről

Għall-Komunità Ewropea

Voor de Europese Gemeenschap

W imieniu Wspólnoty Europejskiej

Pela Comunidade Europeia

Za Európske spoločenstvo

Za Evropsko skupnost

Euroopan yhteisön puolesta

På Europeiska gemenskapens vägnar

Image

Brussel, 27 oktober 2006

Excellentie,

Ik heb de eer u de ontvangst te melden van uw brief van heden, die luidt als volgt:

„De vertegenwoordigers van India en de vertegenwoordigers van de Commissie, handelend namens de Europese Gemeenschap, hebben in het kader van de onderhandelingen als bedoeld in artikel 5, lid 4, van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek India betreffende rietsuiker overeenstemming bereikt over de volgende punten:

Voor de leveringsperiode van 1 juli 2005 tot en met 30 juni 2006 bedragen de in artikel 5, lid 4, van de Overeenkomst bedoelde gegarandeerde prijzen met het oog op de in artikel 6 van de Overeenkomst bedoelde interventie:

a)

voor ruwe suiker: 52,37 euro per 100 kilogram;

b)

voor witte suiker: 64,65 euro per 100 kilogram.

Deze prijzen gelden voor onverpakte suiker van de standaardkwaliteit zoals omschreven in de communautaire voorschriften, geleverd c.i.f. „free out” in Europese havens van de Gemeenschap. De invoering van deze prijzen doet geen afbreuk aan de respectieve standpunten van de overeenkomstsluitende partijen ten aanzien van de beginselen voor de bepaling van de gegarandeerde prijzen.

Ik moge u verzoeken mij de ontvangst te bevestigen van deze brief en mij te bevestigen dat deze brief tezamen met uw antwoord een Overeenkomst vormt tussen uw regering en de Gemeenschap.”.

Ik heb de eer u de instemming van mijn regering met het voorafgaande te bevestigen.

Gelieve, Excellentie, de verzekering van mijn bijzondere hoogachting te aanvaarden,

Voor de Regering van de Republiek India

For the Government of the Republic of India

Por el Gobierno de la República de la India

Za vládu Indické republiky

For regeringen for Republikken Indien

Für die Regierung der Republik Indien

India Vabariigi valitsuse nimel

Για την κυβέρνηση της Δημοκρατίας της Ινδιάς

Au nom du gouvernement de la République de l'Inde

Per il governo della Repubblica dell'India

Indijas Republikas valdības vārdā

Indijos Respublikos Vyriausybės vardu

Az Indiai Köztársaság kormánya részéről

Għall-Gvern tar-Repubblika ta' l-Indja

Voor de Regering van de Republiek India

W imieniu Rządu Republiki Indii

Pelo Governo da República da Índia

Za vládu Indickej republiky

Za Vlado Republike Indije

Intian tasavallan hallituksen puolesta

På Republiken Indiens regerings vägnar

Image


Commissie

16.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 358/60


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 17 november 2006

inzake de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tot oprichting van de Internationale ITER-Organisatie voor fusie-energie voor de gezamenlijke uitvoering van het ITER-project en van de Overeenkomst inzake de voorrechten en immuniteiten van de Internationale ITER-Organisatie voor fusie-energie voor de gezamenlijke uitvoering van het ITER-project

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5557)

(2006/943/Euratom)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op de artikelen 101, 124 en 192;

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In zijn besluit van 25 september 2006 heeft de Raad de sluiting door de Commissie goedgekeurd van de Overeenkomst tot oprichting van de Internationale ITER-Organisatie voor fusie-energie voor de gezamenlijke uitvoering van het ITER-project („de ITER-Overeenkomst”), van de Regeling inzake de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tot oprichting van de Internationale ITER-Organisatie voor fusie-energie voor de gezamenlijke uitvoering van het ITER-project („de Regeling inzake de voorlopige toepassing”) en van de Overeenkomst inzake de voorrechten en immuniteiten van de Internationale ITER-Organisatie voor fusie-energie voor de gezamenlijke uitvoering van het ITER-project.

(2)

In artikel 3 van de Regeling inzake de voorlopige toepassing spreken de ondertekenaars van de ITER-Overeenkomst („de ondertekenaars”) de wens uit een zo intensief mogelijke samenwerking overeenkomstig de ITER-Overeenkomst op te zetten, in afwachting van de vaststelling door elk van hen van de binnenlandse maatregelen met het oog op de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van de ITER-Overeenkomst.

(3)

Bij artikel 4 van de Regeling inzake de voorlopige toepassing verbinden de ondertekenaars zich ertoe om, voor zover dit verenigbaar is met hun nationale wet- en regelgeving, zoveel mogelijk de bepalingen van de ITER-Overeenkomst na te komen tot deze laatste in werking treedt.

(4)

Overeenkomstig artikel 1 van de ITER-Overeenkomst wordt de hoofdzetel van de Internationale ITER-Organisatie voor fusie-energie voor de gezamenlijke uitvoering van het ITER-project („de ITER-Organisatie”) gevestigd in St Paul-lez-Durance, Bouches-du-Rhône, Frankrijk.

(5)

Als de Partij die gastheer is voor ITER heeft Euratom speciale verantwoordelijkheden voor het waarborgen van de tijdige tenuitvoerlegging van het ITER-project.

(6)

Door de Gemeenschap gesloten overeenkomsten zijn bindend voor de instellingen van de Gemeenschap en de lidstaten.

(7)

Overeenkomstig artikel 192 van het Verdrag vergemakkelijken de lidstaten de vervulling van de taken van de Gemeenschap.

(8)

Overeenkomstig artikel 101 van het Verdrag ligt de bevoegdheid om internationale overeenkomsten te sluiten bij de Commissie, terwijl het ook aan de Commissie is om de voorlopige toepassing van dergelijke overeenkomsten te waarborgen in overeenstemming met de door de Raad verleende goedkeuring,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Enig artikel

In het kader van de voorlopige toepassing van de ITER-Overeenkomst zal de ITER-Organisatie in de Gemeenschap:

a)

beschikken over de handelingsbevoegdheid om i) contracten te sluiten, met name om personeel in dienst te nemen, ii) eigendom te verwerven, in bezit te houden en te verkopen, iii) vergunningen te verkrijgen en iv) rechtsprocedures in te leiden in de mate dat dit vereist is om in afwachting van de formele oprichting van de ITER-Organisatie het nodige te doen om het ITER-project tijdig ten uitvoer te leggen; waarbij wordt opgemerkt dat alle door de ITER-Organisatie in het kader van de voorlopige uitvoering van de ITER-Overeenkomst verleende rechten en aangegane verplichtingen zullen blijven gelden als die van de ITER-Organisatie, in overeenstemming met de bepalingen van de ITER-Overeenkomst als vastgelegd bij de formele oprichting van de ITER-Organisatie;

b)

samen met haar personeel en de vertegenwoordigers van de ondertekenaars op het grondgebied van de lidstaten beschikken over de voorrechten en immuniteiten als neergelegd in de Overeenkomst inzake de voorrechten en immuniteiten van de Internationale ITER-Organisatie voor fusie-energie voor de gezamenlijke uitvoering van het ITER-project, met name wat belastingheffing, immigratie en registratie betreft, in afwachting van de formele oprichting van de ITER-Organisatie;

c)

zich houden aan de bepalingen van de ITER-Overeenkomst, en in het bijzonder de naleving in acht nemen van de toepasselijke nationale wet- en regelgeving van het gastland op het gebied van volksgezondheid en veiligheid en gezondheid op het werk, nucleaire veiligheid, stralingsbescherming, vergunningverlening, nucleaire stoffen, milieubescherming en bescherming tegen daden met kwaad opzet.

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 17 november 2006.

Voor de Commissie

Janez POTOČNIK

Lid van de Commissie


OVEREENKOMST

tot oprichting van de Internationale ITER-Organisatie voor fusie-energie voor de gezamenlijke uitvoering van het ITER-project

Inhoud

Preambule

Artikel 1

Oprichting van de Internationale ITER-Organisatie voor fusie-energie

Artikel 2

Doel van de ITER-Organisatie

Artikel 3

Taken van de ITER-Organisatie

Artikel 4

Leden van de ITER-Organisatie

Artikel 5

Rechtspersoonlijkheid

Artikel 6

De Raad

Artikel 7

De directeur-generaal en het personeel

Artikel 8

Middelen van de ITER-Organisatie

Artikel 9

Reglement voor het beheer van de projectmiddelen

Artikel 10

Informatie en intellectuele eigendom

Artikel 11

Locatieondersteuning

Artikel 12

Voorrechten en immuniteiten

Artikel 13

Veldteams

Artikel 14

Volksgezondheid, veiligheid, vergunningverlening en milieubescherming

Artikel 15

Aansprakelijkheid

Artikel 16

Ontmanteling

Artikel 17

Financiële controle

Artikel 18

Evaluatie van het beheer

Artikel 19

Internationale samenwerking

Artikel 20

Vreedzaam gebruik en non-proliferatie

Artikel 21

Toepassing met betrekking tot Euratom

Artikel 22

Inwerkingtreding

Artikel 23

Toetreding

Artikel 24

Duur en beëindiging

Artikel 25

Geschillenbeslechting

Artikel 26

Terugtrekking

Artikel 27

Bijlagen

Artikel 28

Wijziging

Artikel 29

Depositaris

De Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (hierna „Euratom”), de Regering van de Volksrepubliek China, de Regering van de Republiek India, de Regering van Japan, de Regering van de Republiek Korea, de Regering van de Russische Federatie en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika,

HERINNEREND aan het feit dat de succesvolle voltooiing van de activiteiten in verband met het engineeringsontwerp van ITER (ITER-EDA) onder de auspiciën van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (hierna „de IAEA”) de Partijen een gedetailleerd, compleet en volledig geïntegreerd engineeringsontwerp van een onderzoeksfaciliteit ter beschikking heeft gesteld, die tot doel heeft de haalbaarheid van fusie als energiebron aan te tonen;

WIJZEND op het langetermijnpotentieel van fusie-energie als een vrijwel onbeperkte, voor het milieu aanvaardbare en economisch levensvatbare bron van energie;

ERVAN OVERTUIGD dat ITER de volgende belangrijke stap is in de ontwikkeling van fusie-energie en dat het nu het geschikte moment is om een aanvang te maken met de tenuitvoerlegging van het ITER-project op basis van de vooruitgang die is geboekt bij onderzoek en ontwikkeling op het gebied van fusie-energie;

GELET op de gemeenschappelijke verklaring van de vertegenwoordigers van de Partijen bij de ITER-onderhandelingen, naar aanleiding van de ministeriële ITER-bijeenkomst van 28 juni 2005 in Moskou;

ERKENNEND dat de wereldtop inzake duurzame ontwikkeling van 2002 een oproep heeft gericht tot de regeringen om onderzoek en ontwikkeling op het gebied van diverse energietechnologieën te bevorderen, onder meer op het gebied van hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en geavanceerde energietechnologieën;

DE KLEMTOON LEGGEND op het belang van de gezamenlijke uitvoering van het ITER-project om de wetenschappelijke en technologische haalbaarheid van fusie-energie voor vreedzame doeleinden aan te tonen en de belangstelling van de jonge generaties voor fusie-energie te bevorderen;

VASTBESLOTEN ervoor te zorgen dat de algemene programmadoelstelling van het ITER-project door de Internationale ITER-Organisatie voor fusie-energie zal worden nagestreefd via een gemeenschappelijk internationaal onderzoeksprogramma dat wordt opgezet rond wetenschappelijke en technologische doelstellingen en wordt uitgewerkt en uitgevoerd met de deelname van vooraanstaande onderzoekers van alle Partijen;

HET BELANG BEKLEMTONEND van een veilige en betrouwbare tenuitvoerlegging van de bouw, inbedrijfstelling, exploitatie, buitenbedrijfstelling en ontmanteling van de ITER-faciliteiten met het oog op de demonstratie van de veiligheid en de bevordering van de maatschappelijke aanvaardbaarheid van fusie als energiebron;

HET BELANG BEVESTIGEND van een echt partnerschap bij de tenuitvoerlegging van dit grootschalige langetermijnproject met het oog op onderzoek en ontwikkeling voor fusie-energie;

ERKENNEND dat, terwijl wetenschappelijke en technologische resultaten gelijkelijk tussen de Partijen zullen worden gedeeld voor onderzoeksdoeleinden op het gebied van fusie-energie, andere baten in verband met de tenuitvoerlegging van het project billijk zullen worden gedeeld;

WENSEND de vruchtbare samenwerking met de IAEA bij deze onderneming voort te zetten;

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Oprichting van de Internationale ITER-Organisatie voor fusie-energie

1.   De Internationale ITER-Organisatie voor fusie-energie (hierna de „ITER-Organisatie”) wordt hierbij opgericht.

2.   De hoofdzetel van de ITER-Organisatie (hierna „de hoofdzetel”) wordt gevestigd in St Paul-lez-Durance, Bouches-du-Rhône, Frankrijk. In deze overeenkomst wordt naar Euratom verwezen als „de Partij die gastheer is” en naar Frankrijk als „het gastland”.

Artikel 2

Doel van de ITER-Organisatie

Het doel van de ITER-Organisatie is samenwerking tot stand te brengen en te bevorderen tussen de in artikel 4 bedoelde leden van het ITER-project (hierna „de leden”), een internationaal project dat tot doel heeft de wetenschappelijke en technologische haalbaarheid van fusie-energie voor vreedzame doeleinden aan te tonen, waarbij een essentieel element is het bereiken van duurzame op fusie gebaseerde elektriciteitsproductie.

Artikel 3

Taken van de ITER-Organisatie

1.   De taken van de ITER-Organisatie zijn:

a)

het bouwen, in bedrijf stellen, exploiteren en buiten bedrijf stellen van de ITER-faciliteiten in overeenstemming met de technische doelstellingen en het algemene ontwerp als neergelegd in het eindverslag betreffende de EDA-activiteiten (Engineering Design Activities - ITER EDA Documentation Series nr. 21) en in aanvullende technische documenten die voor zover nodig zullen worden aangenomen in overeenstemming met deze Overeenkomst, alsmede voorzieningen treffen voor de ontmanteling van de ITER-faciliteiten;

b)

het bevorderen van de exploitatie van de ITER-faciliteiten door de laboratoria, andere instellingen en personeelsleden die deelnemen aan de programma's voor onderzoek en ontwikkeling op fusiegebied van de leden;

c)

het bevorderen van het begrip en de aanvaarding van fusie-energie door het grote publiek; en

d)

het opzetten, in overeenstemming met deze Overeenkomst, van andere activiteiten die vereist zijn om haar doel te bereiken.

2.   Bij de uitoefening van haar taken zal de ITER-Organisatie speciale aandacht geven aan de instandhouding van goede relaties met de lokale gemeenschappen.

Artikel 4

Leden van de ITER-Organisatie

De Partijen bij deze Overeenkomst zijn de leden van de ITER-Organisatie.

Artikel 5

Rechtspersoonlijkheid

1.   De ITER-Organisatie beschikt over een internationale rechtspersoonlijkheid, inclusief de bevoegdheid om overeenkomsten te sluiten met staten en/of internationale organisaties.

2.   De ITER-Organisatie heeft rechtspersoonlijkheid en beschikt op het grondgebied van haar leden over de handelingsbevoegdheid om onder meer:

a)

contracten te sluiten;

b)

eigendom te verwerven, in bezit te houden en te verkopen;

c)

vergunningen te verkrijgen; en

d)

rechtsprocedures in te leiden.

Artikel 6

De Raad

1.   De Raad is het voornaamste orgaan van de ITER-Organisatie en bestaat uit vertegenwoordigers van de leden. Ieder lid wijst tot vier vertegenwoordigers aan in de Raad.

2.   De in artikel 29 bedoelde depositaris (hierna „de depositaris”) roept de eerste vergadering van de Raad samen uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst, mits hij de in artikel 12, lid 5, bedoelde kennisgevingen van alle Partijen heeft ontvangen.

3.   De Raad kiest onder zijn leden een voorzitter en een vice-voorzitter, elk voor een periode van één jaar, die drie keer kan worden verlengd tot een maximumperiode van vier jaar.

4.   De Raad neemt zijn reglement van orde aan met eenparigheid van stemmen.

5.   De Raad vergadert twee keer per jaar, tenzij hij anderszins beslist. Op verzoek van een lid of van de directeur-generaal kan de Raad besluiten een buitengewone zitting te houden. De zittingen van de Raad vinden plaats op de hoofdzetel, tenzij de Raad anderszins beslist.

6.   Wanneer passend kan de Raad besluiten een zitting op ministerieel niveau te houden.

7.   In overeenstemming met deze Overeenkomst is de Raad belast met de bevordering, de algemene leiding en de supervisie van de activiteiten van de ITER-Organisatie met het oog op het bereiken van haar doel. De Raad neemt besluiten en doet aanbevelingen over alle kwesties, aangelegenheden of punten in overeenstemming met deze Overeenkomst. Met name is de Raad belast met:

a)

het beslissen over de benoeming, vervanging en verlenging van de termijn van het mandaat van de directeur-generaal;

b)

het vaststellen en zo nodig wijzigen, op voorstel van de directeur-generaal, van het personeelsstatuut en van het reglement voor het beheer van de projectmiddelen van de ITER-Organisatie;

c)

het besluiten, op voorstel van de directeur-generaal, van de hoofdstructuur voor het beheer van de ITER-Organisatie en het totale personeelsbestand;

d)

het benoemen, op voorstel van de directeur-generaal, van het leidinggevend personeel;

e)

het benoemen van de leden van de in artikel 17 bedoelde financiële rekencommissie;

f)

het beslissen, in overeenstemming met artikel 18, over opdrachten met betrekking tot de evaluatie van het beheer van de ITER-Organisatie en de aanstelling daartoe van een evaluator;

g)

het beslissen, op voorstel van de directeur-generaal, over de totale begroting voor de verschillende fasen van het ITER-project en de aanvaardbare marges voor de aanpassing daarvan in het kader van de jaarlijkse actualiseringen als bedoeld onder punt j), en het goedkeuren van het initiële ITER-projectplan en de middelenramingen als bedoeld in artikel 9;

h)

het goedkeuren van wijzigingen in de algemene kostendeling;

i)

het goedkeuren, met de instemming van de betrokken leden, van wijzigingen in de toewijzingen voor inkopen, zonder aanpassing van de algemene kostendeling;

j)

het goedkeuren van de jaarlijkse actualisering van het ITER-projectplan en de middelenramingen en, dienovereenkomstig, het goedkeuren van het jaarprogramma en van de jaarbegroting van de ITER-Organisatie;

k)

het goedkeuren van de jaarrekeningen van de ITER-Organisatie;

l)

het vaststellen van de jaarverslagen;

m)

het aannemen, voor zover nodig, van de aanvullende technische documenten als bedoeld in artikel 3, lid 1, sub a);

n)

het oprichten van eventuele secundaire organen van de Raad, voor zover nodig;

o)

het goedkeuren van de sluiting van overeenkomsten voor internationale samenwerking overeenkomstig artikel 19;

p)

het besluiten tot aankopen, verkopen en hypothekeren van grond en andere rechten op onroerende goederen;

q)

het vaststellen van regels voor het beheer van intellectuele eigendom en voor de verspreiding van informatie in overeenstemming met artikel 10, op voorstel van de directeur-generaal;

r)

het goedkeuren, op voorstel van de directeur-generaal, van bijzonderheden met betrekking tot het opzetten van veldteams, met de instemming van de betrokken leden, in overeenstemming met artikel 13. De Raad evalueert op gezette tijden de noodzaak van voortzetting van de werkzaamheden van bestaande veldteams;

s)

het goedkeuren, op voorstel van de directeur-generaal, van overeenkomsten of regelingen met betrekking tot de relaties tussen de ITER-Organisatie en de leden of landen op het grondgebied waarvan de hoofdzetel en de veldteams van de ITER-Organisatie gevestigd zijn;

t)

het goedkeuren, op voorstel van de directeur-generaal, van maatregelen om de samenwerking te bevorderen tussen de relevante binnenlandse fusieonderzoeksprogramma's van de leden onderling en tussen dergelijke programma's en de ITER-Organisatie;

u)

het beslissen over de toetreding van staten of internationale organisaties tot deze Overeenkomst, in overeenstemming met artikel 23;

v)

het doen van aanbevelingen aan de Partijen, in overeenstemming met artikel 28, inzake wijzigingen van deze Overeenkomst;

w)

het beslissen over het aangaan of toekennen van leningen, het leveren van waarborgen en garanties en het leveren van onderpand en zekerheid;

x)

het beslissen over voorstellen om materiaal, apparatuur en technologie al dan niet voor te leggen aan internationale fora voor toezicht op de uitvoer, met het oog op eventuele opname op hun controlelijsten, en het uitwerken van een beleid ter ondersteuning van het vreedzaam gebruik en de non-proliferatie in overeenstemming met artikel 20;

y)

het goedkeuren van compensatieregelingen overeenkomstig artikel 15; en

z)

het beslissen over het opheffen van immuniteit in overeenstemming met artikel 12, lid 3, en het uitoefenen van de bevoegdheden die vereist zijn om het doel van de ITER-Organisatie te bereiken en de taken ervan uit te voeren, in overeenstemming met deze Overeenkomst.

8.   Over de kwesties, genoemd onder de punten a), b), c), g), h), o), u), v), w), x), y) en z) van lid 7, en over de weging van de stemmen als bedoeld in lid 10 beslist de Raad met eenparigheid van stemmen.

9.   Met betrekking tot alle andere kwesties dan die welke zijn genoemd in lid 8, spannen de leden zich maximaal in om een consensus te bereiken. Wanneer geen consensus kan worden bereikt, beslist de Raad in overeenstemming met het in lid 10 bedoelde systeem van stemmenweging. Besluiten over de in artikel 14 bedoelde kwesties vergen de instemming van de Partij die gastheer is.

10.   Het gewicht van de stemmen van de leden staat in verhouding tot hun respectieve bijdrage aan de ITER-Organisatie. Het systeem van stemmenweging, dat zowel de verdeling van de stemmen als de besluitvormingsregels omvat, wordt vastgelegd in het reglement van orde van de Raad.

Artikel 7

De directeur-generaal en het personeel

1.   De directeur-generaal is de algemeen directeur van de ITER-Organisatie en vertegenwoordigt deze in rechte. De directeur-generaal handelt in overeenstemming met deze Overeenkomst en met de besluiten van de Raad en legt verantwoording af aan de Raad voor de uitvoering van zijn/haar taken.

2.   De directeur-generaal wordt bijgestaan door het personeel. Het personeel bestaat uit door de ITER-Organisatie zelf in dienst genomen personeel en door de leden gedetacheerd personeel.

3.   De directeur-generaal wordt benoemd voor een termijn van vijf jaar. De benoeming kan eenmaal worden verlengd met een extra periode van maximaal vijf jaar.

4.   De directeur-generaal neemt alle nodige maatregelen voor het beheer van de ITER-Organisatie, de uitvoering van haar activiteiten, de tenuitvoerlegging van haar beleid en het bereiken van haar doel. Met name is de directeur-generaal belast met:

a)

het voorbereiden en aan de Raad voorleggen van:

de totale begroting voor de verschillende fasen van het ITER-project en de aanvaardbare marges voor aanpassing;

het ITER-projectplan en middelenramingen en de jaarlijkse actualiseringen daarvan;

de jaarbegroting met de overeengekomen totale begroting, inclusief de jaarlijkse bijdragen, en de jaarrekeningen;

voorstellen voor de benoeming van leidinggevend personeel en voor de voornaamste beheerstructuur van de ITER-Organisatie;

het personeelsstatuut;

het reglement voor het beheer van de projectmiddelen; en

de jaarverslagen;

b)

het benoemen, leiden en superviseren van het personeel;

c)

het verzekeren van de veiligheid en het nemen van alle organisatorische maatregelen die nodig zijn om de in artikel 14 bedoelde wet- en regelgeving na te leven;

d)

het indienen, zo nodig in samenwerking met het gastland, van aanvragen voor vergunningen en machtigingen vereist voor de bouw, inbedrijfstelling en exploitatie van de ITER-faciliteiten;

e)

het bevorderen van samenwerking tussen de relevante binnenlandse fusieonderzoeksprogramma's van de leden onderling en tussen dergelijke programma's en de ITER-Organisatie;

f)

het bewaken van de kwaliteit en geschiktheid van componenten en systemen die worden aangekocht voor gebruik door de ITER-Organisatie;

g)

het indienen bij de Raad, in voorkomend geval, van de aanvullende technische documenten bedoeld in artikel 3, lid 1, sub a);

h)

het sluiten, na voorafgaande goedkeuring door de Raad, van overeenkomsten en regelingen voor internationale samenwerking in overeenstemming met artikel 19 en het toezicht op de tenuitvoerlegging daarvan;

i)

het treffen van de nodige regelingen voor de zittingen van de Raad;

j)

op verzoek van de Raad, het bijstaan van de secundaire organen van de Raad bij de uitoefening van hun taken; en

k)

het toezien op de uitvoering van de jaarprogramma's wat de tijdschema's, resultaten en kwaliteit betreft, en het bevestigen van de oplevering van taken.

5.   De directeur-generaal woont de vergaderingen van de Raad bij tenzij de Raad daarover anderszins beslist.

6.   Onverminderd artikel 14 zijn de verantwoordelijkheden van de directeur-generaal en het personeel ten aanzien van de ITER-Organisatie uitsluitend internationaal van aard. Bij de uitoefening van hun functies vragen of aanvaarden zij geen instructies van enige regering of autoriteit extern aan de ITER-Organisatie. Elk lid respecteert de internationale aard van de bevoegdheden van de directeur-generaal en het personeel en onthoudt zich van pogingen om deze bij de uitoefening van hun functies te beïnvloeden.

7.   Het personeel staat de directeur-generaal bij de uitoefening van zijn/haar functies bij en werkt onder zijn/haar beheersautoriteit.

8.   De directeur-generaal benoemt de personeelsleden in overeenstemming met het personeelsstatuut.

9.   De termijn voor de benoeming van elk personeelslid bedraagt maximaal vijf jaar.

10.   Het personeelskader van de ITER-Organisatie bestaat uit wetenschappelijk, technisch en administratief personeel dat afdoende gekwalificeerd is voor de tenuitvoerlegging van de activiteiten van de ITER-Organisatie.

11.   Het personeel wordt benoemd op basis van zijn kwalificaties, rekening houdend met een adequate verdeling van posten over de leden naargelang van hun bijdrage.

12.   In overeenstemming met deze Overeenkomst en de relevante besluiten kunnen de leden personeel detacheren en gast-onderzoekers zenden naar de ITER-Organisatie.

Artikel 8

Middelen van de ITER-Organisatie

1.   De middelen van de ITER-Organisatie bestaan uit:

a)

bijdragen in natura, als bedoeld in het document „Value Estimates for ITER Phases of Construction, Operation, Deactivation and Decommissioning and Form of Party Contributions”, bevattende: i) specifieke componenten, apparatuur, materiaal en andere goederen en diensten in overeenstemming met de overeengekomen technische specificaties en ii) door de leden gedetacheerd personeel;

b)

financiële bijdragen aan de begroting van de ITER-Organisatie door de leden (hierna „geldelijke bijdragen”), als bedoeld in het document „Value Estimates for ITER Phases of Construction, Operation, Deactivation and Decommissioning and Form of Party Contributions”;

c)

extra middelen, geldelijk dan wel in natura, binnen de grenzen en onder de voorwaarden als vastgesteld door de Raad.

2.   De bijdragen van de verschillende leden gedurende de duur van deze Overeenkomst zijn die welke zijn genoemd in de documenten „Value Estimates for ITER Phases of Construction, Operation, Deactivation and Decommissioning and Form of Party Contributions” en „Cost Sharing for all Phases of the ITER Project” en kunnen bij eenparig besluit van de Raad worden geactualiseerd.

3.   De middelen van de ITER-Organisatie worden uitsluitend gebruikt met het oog op het bereiken van het doel en het uitoefenen van de taken van de ITER-Organisatie als omschreven in artikel 2 en artikel 3.

4.   Elk lid levert zijn bijdragen aan de ITER-Organisatie via een geschikte juridische entiteit, hierna „het Binnenlands Agentschap” van dat lid, tenzij in andere zin overeengekomen met de Raad. Voor directe geldelijke bijdragen van de leden aan de ITER-Organisatie is geen toestemming van de Raad vereist.

Artikel 9

Reglement voor het beheer van de projectmiddelen

1.   Het doel van het reglement voor het beheer van de projectmiddelen is een gezond financieel beheer van de ITER-Organisatie te waarborgen. Dit reglement dient onder meer de voornaamste regels te bevatten met betrekking tot:

a)

het boekjaar;

b)

de rekeneenheid en de munteenheid die de ITER-Organisatie zal gebruiken voor haar boekhouding, begroting en evaluatie van middelen;

c)

de presentatie en structuur van het ITER-projectplan en de ITER-middelenramingen;

d)

de procedure voor de opstelling en vaststelling van de jaarbegroting, de tenuitvoerlegging van de jaarbegroting en de interne financiële controle;

e)

de bijdragen van de leden;

f)

de gunning van contracten;

g)

het beheer van de bijdragen; en

h)

het beheer van het ontmantelingsfonds.

2.   Jaarlijks maakt de directeur-generaal een actualisering van het ITER-projectplan en van de ITER-middelenramingen en dient deze in bij de Raad.

3.   In het ITER-projectplan wordt het plan voor de uitvoering van alle taken van de ITER-Organisatie gespecificeerd voor de hele duur van de Overeenkomst. Het plan omvat:

a)

een algemeen plan, met inbegrip van tijdschema en voornaamste etappes, voor het bereiken van het doel van de ITER-Organisatie, alsmede een overzicht van de voortgang van het ITER-project afgemeten naar het algemeen plan;

b)

een presentatie van de specifieke doelstellingen en tijdschema's van het activiteitenprogramma van de ITER-Organisatie voor de komende vijf jaar of voor de bouwperiode, naargelang van wat het langste duurt; en

c)

de nodige toelichtingen, met inbegrip van een evaluatie van de risico's van het ITER-project en een beschrijving van de maatregelen om die risico's te vermijden of te beperken.

4.   De ITER-middelenramingen omvatten een volledige analyse van de middelen die reeds zijn gebruikt en die in de toekomst zijn vereist om het ITER-projectplan uit te voeren en van de plannen voor het aanleveren van de middelen.

Artikel 10

Informatie en intellectuele eigendom

1.   Onverminderd deze Overeenkomst en de Bijlage betreffende informatie en intellectuele eigendom, ondersteunen de ITER-Organisatie en de leden de breedst haalbare verspreiding van de informatie en de intellectuele eigendom die zij bij de uitvoering van deze Overeenkomst verwerven. De tenuitvoerlegging van dit artikel en van de Bijlage betreffende informatie en intellectuele eigendom gebeurt billijk en niet-discriminerend voor alle leden en de ITER-Organisatie.

2.   Bij de uitvoering van haar activiteiten waakt de ITER-Organisatie erover dat wetenschappelijke resultaten slechts na een redelijke tijdruimte worden gepubliceerd of anderszins breed bekend worden gemaakt opdat de nodige bescherming kan worden verworven. Auteursrechten op werken die gebaseerd zijn op deze resultaten zijn eigendom van de ITER-Organisatie tenzij anderszins bepaald in specifieke bepalingen van deze Overeenkomst en in de Bijlage betreffende informatie en intellectuele eigendom.

3.   Bij de gunning van contracten voor werkzaamheden in het kader van deze Overeenkomst, nemen de ITER-Organisatie en de leden daarin bepalingen op inzake eventuele intellectuele eigendom ten gevolge daarvan. Deze bepalingen hebben onder meer betrekking op het recht op toegang tot, alsook de vrijmaking en het gebruik van dergelijke intellectuele eigendom en moeten in overeenstemming zijn met deze Overeenkomst en met de Bijlage betreffende informatie en intellectuele eigendom.

4.   Intellectuele eigendom die voortkomt uit of wordt verworven bij de uitvoering van deze Overeenkomst, wordt behandeld in overeenstemming met de bepalingen van de Bijlage betreffende informatie en intellectuele eigendom.

Artikel 11

Locatieondersteuning

1.   De Partij die gastheer is stelt de locatieondersteuning, als nader omschreven in de Bijlage betreffende locatieondersteuning, die vereist is voor de uitvoering van het ITER-project ter beschikking van de ITER-Organisatie of doet die ter beschikking stellen. De Partij die gastheer is kan een entiteit aanwijzen die namens haar kan optreden voor de levering van bedoelde ondersteuning. Een dergelijke aanwijzing laat de verplichtingen overeenkomstig dit artikel van de Partij die gastheer is onverlet.

2.   Mits desbetreffende goedkeuring door de Raad, worden de bijzonderheden van en de procedures voor de samenwerking op het gebied van locatieondersteuning tussen de ITER-Organisatie en de Partij die gastheer is of de door haar aangewezen entiteit geregeld door een tussen hen te sluiten overeenkomst betreffende locatieondersteuning.

Artikel 12

Voorrechten en immuniteiten

1.   De ITER-Organisatie, haar eigendommen en bezittingen, krijgen op het grondgebied van ieder lid de voorrechten en immuniteiten die vereist zijn voor de uitoefening van hun functies.

2.   De directeur-generaal en het personeel van de ITER-Organisatie en de vertegenwoordigers van de leden in de Raad en de secundaire organen, samen met hun plaatsvervangers en deskundigen, krijgen op het grondgebied van ieder lid de voorrechten en immuniteiten die vereist zijn voor de uitoefening van hun functies in het kader van de ITER-Organisatie.

3.   De in de leden 1 en 2 bedoelde immuniteiten worden opgeheven in alle gevallen waarin de daartoe bevoegde autoriteit van oordeel is dat de immuniteit de rechtsgang zou belemmeren en er afstand van kan worden gedaan zonder de doeleinden waarvoor zij was toegekend in gevaar te brengen, en waarin — in het geval van de ITER-Organisatie, de directeur-generaal en het personeel — de Raad tot het besluit komt dat een dergelijke afstand van immuniteit niet indruist tegen de belangen van de ITER-Organisatie en de leden daarvan.

4.   De krachtens deze Overeenkomst toegekende voorrechten en immuniteiten doen op geen enkele wijze afbreuk aan de verplichting voor de ITER-Organisatie, de directeur-generaal en het personeel om de in artikel 14 bedoelde wet- en regelgeving na te leven.

5.   Elke Partij stelt de depositaris schriftelijk in kennis van de inwerkingtreding van de leden 1 en 2.

6.   Wanneer de depositaris van alle Partijen de kennisgeving overeenkomstig lid 5 heeft ontvangen, stelt hij de Partijen daarvan in kennis.

7.   Tussen de ITER-Organisatie en het gastland wordt een overeenkomst betreffende de hoofdzetel gesloten.

Artikel 13

Veldteams

Elk lid is gastheer van een veldteam dat is opgericht door en werkt voor de ITER-Organisatie als vereist voor de uitoefening van de taken van de ITER-Organisatie en het bereiken van het doel daarvan. Tussen de ITER-Organisatie en elk lid wordt een veldteamovereenkomst gesloten.

Artikel 14

Volksgezondheid, veiligheid, vergunningverlening en milieubescherming

De ITER-Organisatie leeft de toepasselijke nationale wet- en regelgeving van het gastland na op het gebied van volksgezondheid en veiligheid en gezondheid op het werk, nucleaire veiligheid, stralingsbescherming, vergunningverlening, nucleaire stoffen, milieubescherming en bescherming tegen daden met kwaad opzet.

Artikel 15

Aansprakelijkheid

1.   De contractuele aansprakelijkheid van de ITER-Organisatie wordt geregeld door de relevante contractbepalingen, die worden geïnterpreteerd in overeenstemming met de op het contract toepasselijke wetgeving.

2.   In het geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt de ITER-Organisatie op passende wijze of herstelt zij op een andere wijze de door de Organisatie veroorzaakte schade ter hoogte van de wettelijke aansprakelijkheid die overeenkomstig de relevante wetgeving voor de ITER-Organisatie geldt, waarbij de bijzonderheden over de compensatieregeling door de Raad moeten worden goedgekeurd. Dit lid mag niet worden opgevat als een afstand van immuniteit door de ITER-Organisatie.

3.   Betalingen door de ITER-Organisatie ter compensatie van de in de leden 1 en 2 bedoelde aansprakelijkheid en alle daarmee verband houdende kosten zullen worden beschouwd als „bedrijfskosten” als omschreven in het reglement voor het beheer van de projectmiddelen.

4.   Wanneer de kosten voor de compensatie van in lid 2 bedoelde schade de middelen overschrijden waarover de ITER-Organisatie beschikt in haar jaarbegroting voor bedrijfsvoering en/of via haar verzekering, overleggen de leden binnen de Raad zodat de ITER-Organisatie overeenkomstig lid 2 een compensatie kan verstrekken door het optrekken van de algemene begroting bij eenparig besluit in overeenstemming met artikel 6, lid 8.

5.   Lidmaatschap van de ITER-Organisatie resulteert niet in aansprakelijkheid van de leden voor handelingen, nalatigheden of verplichtingen van de ITER-Organisatie.

6.   Niets in deze Overeenkomst doet afbreuk aan de immuniteit die voor de leden geldt op het grondgebied van andere landen of op hun eigen grondgebied, of mag worden beschouwd als een afstand van dergelijke immuniteit.

Artikel 16

Ontmanteling

1.   Tijdens de exploitatiefase van ITER zet de ITER-Organisatie een fonds op (hierna „het ontmantelingsfonds”) ten behoeve van de ontmanteling van de ITER-faciliteiten. De specifieke wijze waarop het fonds wordt opgezet, de raming van de benodigde omvang en de actualisering daarvan, alsmede de voorwaarden voor wijziging en voor de overdracht aan het gastland worden uiteengezet in het in artikel 9 bedoelde reglement voor het beheer van de projectmiddelen.

2.   Na de eindfase van de exploitatie van ITER voor experimentele doeleinden brengt de ITER-Organisatie, binnen een periode van vijf jaar of korter wanneer dit is overeengekomen met het gastland, de ITER-faciliteiten in de toestand welke is overeengekomen en geactualiseerd tussen de ITER-Organisatie en het gastland, waarna de ITER-Organisatie het ontmantelingsfonds en de ITER-faciliteiten, met het oog op hun ontmanteling, overdraagt aan het gastland.

3.   Na aanvaarding door het gastland van het ontmantelingsfonds en de ITER-faciliteiten berust op de ITER-Organisatie geen verantwoordelijkheid, noch aansprakelijkheid voor de ITER-faciliteiten, tenzij in andere zin overeengekomen tussen de ITER-Organisatie en het gastland.

4.   De respectieve rechten en verplichtingen van de ITER-Organisatie en het gastland en de precieze voorwaarden voor hun interactie met betrekking tot de ontmanteling worden omschreven in de in artikel 12 bedoelde overeenkomst betreffende de hoofdzetel, waarbij de ITER-Organisatie en het gastland onder meer overeenkomen dat:

a)

na de overdracht van de ITER-faciliteiten het gastland gebonden blijft door het bepaalde in artikel 20; en

b)

het gastland op gezette tijden rapporteert aan alle leden die hebben bijgedragen aan het ontmantelingsfonds over de voortgang bij de ontmanteling en over de procedures en technologieën die worden gebruikt of zijn ontwikkeld met het oog op de ontmanteling.

Artikel 17

Financiële controle

1.   Er wordt een financiële rekencommissie opgericht (hierna de „rekencommissie”) die de jaarrekeningen van de ITER-Organisatie controleert in overeenstemming met dit artikel en met het reglement voor het beheer van de projectmiddelen.

2.   Elk lid heeft één vertegenwoordiger in de rekencommissie. De leden van de rekencommissie worden voor een periode van drie jaar aangewezen door de Raad op aanbeveling van de respectieve leden van de ITER-Organisatie. Die aanwijzing kan eenmaal worden verlengd voor een extra periode van drie jaar. De Raad wijst onder de leden van de rekencommissie een voorzitter aan, die wordt benoemd voor een periode van twee jaar.

3.   De leden van de rekencommissie zijn onafhankelijk en vragen of aanvaarden geen instructies van enig lid van de ITER-Organisatie, noch van een andere persoon, en rapporteren uitsluitend aan de Raad.

4.   Het doel van de financiële controle is:

a)

te bepalen of alle inkomsten/uitgaven zijn ontvangen/gedaan op wettige en regelmatige wijze en in de boekhouding zijn opgenomen;

b)

te bepalen of het financiële beheer gezond is;

c)

een verklaring te verstrekken betreffende de betrouwbaarheid van de jaarrekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende transacties;

d)

te bepalen of de uitgaven in overeenstemming zijn met de begroting; en

e)

alle kwesties te onderzoeken die een potentiële financiële impact hebben voor de ITER-Organisatie.

5.   De financiële controle wordt gebaseerd op erkende internationale beginselen en normen inzake boekhouding.

Artikel 18

Evaluatie van het beheer

1.   Om de twee jaar wijst de Raad een evaluator aan die het beheer van de activiteiten van de ITER-Organisatie evalueert. De reikwijdte van deze evaluatie wordt bepaald door de Raad.

2.   Na overleg met de Raad kan ook de directeur-generaal om een dergelijke evaluatie verzoeken.

3.   De evaluator is onafhankelijk en vraagt of aanvaardt geen instructies van enig lid van de ITER-Organisatie, noch van een andere persoon, en rapporteert uitsluitend aan de Raad.

4.   Het doel van deze evaluatie is te bepalen of het beheer van de ITER-Organisatie gezond is, met name wat de doeltreffendheid van het beheer betreft en de efficiëntie op het gebied van de personeelsbezetting.

5.   De evaluatie wordt gebaseerd op de bescheiden van de ITER-Organisatie. De evaluator krijgt volledige toegang tot het personeel, de rekeningen en de bescheiden zoals hij/zij dat nodig acht voor zijn/haar opdracht.

6.   De ITER-Organisatie ziet erop toe dat de evaluator de eisen met betrekking tot de behandeling van gevoelige en/of vertrouwelijke informatie in acht meent, met name het beleid betreffende intellectuele eigendom, vreedzaam gebruik en non-proliferatie.

Artikel 19

Internationale samenwerking

Samenhangend met deze Overeenkomst en na eenparig besluit van de Raad kan de ITER-Organisatie, met het oog op het bereiken van haar doel, samenwerken met andere internationale organisaties en instellingen die geen Partij zijn en met organisaties en instellingen van niet-Partijen en kan zij te dien einde overeenkomsten sluiten of regelingen treffen. Nadere bijzonderheden voor een dergelijke samenwerking worden geval per geval door de Raad vastgesteld.

Artikel 20

Vreedzaam gebruik en non-proliferatie

1.   De ITER-Organisatie en de leden gebruiken alle materiaal, apparatuur of technologie voortvloeiend uit of ontvangen in het kader van deze Overeenkomst uitsluitend voor vreedzame doeleinden. Niets in dit lid doet ook maar enigszins af aan het recht van de leden om materiaal, apparatuur of technologie die onafhankelijk van deze Overeenkomst door hen wordt verkregen of ontwikkeld, voor eigen doeleinden te gebruiken.

2.   Materiaal, apparatuur of technologie die door de ITER-Organisatie en de leden daarvan in het kader van deze Overeenkomst wordt ontvangen of ontwikkeld, mag niet aan een derde Partij worden verstrekt om te worden gebruikt voor de vervaardiging of verwerving van kernwapens of andere nucleaire explosieven of voor andere niet-vreedzame doeleinden.

3.   De ITER-Organisatie en de leden daarvan nemen passende maatregelen om dit artikel op een doeltreffende en transparante wijze ten uitvoer te leggen. Te dien einde zal de Raad contact opnemen met de geschikte internationale fora en zal hij een beleid uitwerken ter ondersteuning van vreedzaam gebruik en non-proliferatie.

4.   Om het succes van het ITER-project en het non-proliferatiebeleid daarvan te ondersteunen, komen de Partijen overeen elkaar te raadplegen over alle kwesties met betrekking tot de tenuitvoerlegging van dit artikel.

5.   Niets in deze Overeenkomst verplicht de leden om materiaal, apparatuur of technologie over te brengen in strijd met hun nationale wet- en regelgeving betreffende uitvoercontrole.

6.   Niets in deze Overeenkomsten doet afbreuk aan de rechten en verplichtingen van de Partijen voortkomende uit andere internationale overeenkomsten op het gebied van de non-proliferatie van kernwapens of andere nucleaire explosieven.

Artikel 21

Toepassing met betrekking tot Euratom

In overeenstemming met het Verdrag tot oprichting van Euratom is deze Overeenkomst van toepassing op alle grondgebieden waarop het Euratom-Verdrag van toepassing is. In overeenstemming met dat Verdrag en andere relevante overeenkomsten is zij tevens van toepassing op de Republiek Bulgarije, Roemenië en de Zwitserse Bondsstaat, die als volledig geassocieerde derde landen deelnemen aan het Euratom-fusieprogramma.

Artikel 22

Inwerkingtreding

1.   Deze Overeenkomst moet worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd overeenkomstig de procedures van elke ondertekenaar.

2.   Deze Overeenkomst treedt in werking dertig dagen na de depositie van de instrumenten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van de Overeenkomst door de Volksrepubliek China, Euratom, de Republiek India, Japan, de Republiek Korea, de Russische Federatie en de Verenigde Staten van Amerika.

3.   Wanneer deze Overeenkomst één jaar na de ondertekening ervan niet in werking is getreden, roept de depositaris een vergadering van de ondertekenaars bijeen om te besluiten op welke wijze de inwerkingtreding van de Overeenkomst kan worden vergemakkelijkt.

Artikel 23

Toetreding

1.   Na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst kan elke staat of internationale organisatie, na eenparig besluit van de Raad, toetreden tot en Partij worden bij deze Overeenkomst.

2.   Elke staat of internationale organisatie die wenst toe te treden tot de Overeenkomst stelt de directeur-generaal van die wens in kennis, die de leden van dit verzoek op de hoogte brengt ten minste zes maanden alvorens het verzoek ter besluit bij de Raad wordt ingediend.

3.   De Raad bepaalt de voorwaarden voor de toetreding van een staat of internationale organisatie.

4.   De toetreding tot deze Overeenkomst door een staat of internationale organisatie gaat in 30 dagen nadat de depositaris zowel het instrument van toetreding als de kennisgeving bedoeld in artikel 12, lid 5, heeft ontvangen.

Artikel 24

Duur en beëindiging

1.   Deze Overeenkomst heeft een initiële duur van 35 jaar. De laatste vijf jaar van deze periode, of een kortere periode als dit is overeengekomen met het gastland, wordt gewijd aan de buitenbedrijfstelling van de ITER-faciliteiten.

2.   Ten minste acht jaar vóór het aflopen van deze Overeenkomst richt de Raad een speciaal comité op, voorgezeten door de directeur-generaal, dat advies zal geven over een eventuele verlenging van deze Overeenkomst, rekening houdend met de voortgang van het ITER-project. Dit speciaal comité zal de technische en wetenschappelijke staat van de ITER-faciliteiten evalueren en zich buigen over de redenen voor een eventuele verlenging van de Overeenkomst en zal, alvorens aan te bevelen de Overeenkomst te verlengen, een beoordeling maken van de financiële aspecten zoals de vereiste begroting en de impact op de buitenbedrijfstellings- en ontmantelingskosten. Het speciaal comité brengt uiterlijk één jaar na zijn oprichting verslag uit bij de Raad.

3.   Op basis van dit verslag besluit de Raad bij eenparigheid van stemmen, ten minste zes jaar vóór de einddatum van de Overeenkomst, over een eventuele verlenging van deze Overeenkomst.

4.   De Raad kan de duur van deze Overeenkomst niet verlengen voor een periode van in totaal méér dan tien jaar, noch kan de Raad de Overeenkomst verlengen als een dergelijke verlenging de aard van de activiteiten van de ITER-Organisatie of het kader van de financiële bijdragen van de leden zou wijzigen.

5.   Ten minste zes jaar vóór het aflopen van deze Overeenkomst bevestigt de Raad het verwachte einde van de Overeenkomst en stelt hij de regelingen vast voor de buitenbedrijfstellingsfase en voor de ontbinding van de ITER-Organisatie.

6.   Deze Overeenkomst kan worden beëindigd wanneer alle Partijen daarmee instemmen, mits de nodige tijd wordt uitgetrokken voor de buitenbedrijfstelling en de nodige fondsen worden bijeengebracht voor de ontmanteling.

Artikel 25

Geschillenbeslechting

1.   Geschillen tussen de Partijen onderling of tussen één of meer Partijen en de ITER-Organisatie, voortkomende uit of in verband met deze Overeenkomst, worden beslecht via raadpleging, bemiddeling of andere overeen te komen procedures, zoals arbitrage. De betrokken partijen komen bijeen om de aard van hun geschil te bespreken met het oog op een snelle oplossing ervan.

2.   Als de betrokken partijen niet in staat zijn hun geschil in overleg te beslechten, kan elke partij de voorzitter van de Raad (of, als de voorzitter is gekozen uit een lid van de ITER-Organisatie dat bij het geschil betrokken is, een lid van de Raad die een lid vertegenwoordigt dat niet bij het geschil betrokken is) verzoeken om als bemiddelaar op te treden op een bijeenkomst waarop gepoogd wordt het geschil op te lossen. Een dergelijke bijeenkomst wordt samengeroepen binnen dertig dagen volgend op het verzoek om bemiddeling van een betrokken partij en wordt afgesloten binnen zestig dagen daarna, waarna de bemiddelaar onmiddellijk in overleg met de leden die geen partij zijn bij het geschil over zijn bemiddelingspoging een verslag zal opmaken, waarin een aanbeveling wordt gedaan voor de oplossing van het geschil.

3.   Wanneer de betrokken partijen niet in staat zijn hun geschil via raadpleging of bemiddeling te beslechten, kunnen zij overeenkomen het geschil voor te leggen aan een overeengekomen instantie voor geschillenbeslechting in overeenstemming met overeen te komen procedures.

Artikel 26

Terugtrekking

1.   Nadat deze Overeenkomst gedurende tien jaar van kracht is geworden, kan elke Partij behalve de Partij die optreedt als gastheer de depositaris in kennis stellen van haar voornemen zich terug te trekken.

2.   Terugtrekking heeft geen effect op de bijdrage van de terugtredende Partij ten behoeve van de bouw van de ITER-faciliteiten. Wanneer een Partij zich terugtrekt in de periode dat ITER in bedrijf is, draagt zij ook haar overeengekomen aandeel bij in de kosten voor de ontmanteling van de ITER-faciliteiten.

3.   Terugtrekking heeft geen effect op lopende rechten of verplichtingen, noch op enige juridische situatie van een Partij ontstaan door de uitvoering van deze Overeenkomst in de periode vóór de terugtrekking.

4.   De terugtrekking gaat in op het einde van het boekjaar volgende op het jaar dat de in lid 1 bedoelde kennisgeving is toegezonden.

5.   De bijzonderheden van de terugtrekking worden gedocumenteerd door de ITER-Organisatie in overleg met de terugtredende Partij.

Artikel 27

Bijlagen

De Bijlage betreffende informatie en intellectuele eigendom en de Bijlage betreffende locatieondersteuning vormen een integrerend onderdeel van deze Overeenkomst.

Artikel 28

Wijzigingen

1.   Iedere Partij kan een wijziging van deze Overeenkomst voorstellen.

2.   Voorgestelde wijzigingen worden door de Raad met eenparigheid van stemmen ter aanbeveling voorgelegd aan de Partijen.

3.   Wijzigingen worden onderworpen aan de bekrachtigings-, aanvaardings- of goedkeuringsprocedure van alle Partijen en worden van kracht dertig dagen na de depositie van de instrumenten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring door alle Partijen.

Artikel 29

Depositaris

1.   De directeur-generaal van de IAEA is de depositaris van deze Overeenkomst.

2.   Het origineel van deze Overeenkomst wordt gedeponeerd bij de depositaris, die gewaarmerkte afschriften daarvan toestuurt aan de ondertekenaars en aan de secretaris-generaal van de Verenigde Naties voor registratie en publicatie overeenkomstig artikel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties.

3.   De depositaris stelt elke ondertekenaar en alle toetredende staten en internationale organisaties in kennis van:

a)

de datum van depositie van elk instrument van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding;

b)

de datum van depositie van elke kennisgeving ontvangen overeenkomstig artikel 12, lid 5;

c)

de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst en van wijzigingen overeenkomstig artikel 28;

d)

elke kennisgeving van een Partij van haar voornemen zich terug te trekken uit deze Overeenkomst; en

e)

de beëindiging van deze Overeenkomst.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze overeenkomst hebben ondertekend.

Gedaan te Parijs op 21 november 2006, in één exemplaar in de Engelse taal.

Voor de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie

Voor de Regering van de Volksrepubliek China

Voor de Regering van de Republiek India

Voor de Regering van Japan

Voor de Regering van de Republiek Korea

Voor de Regering van de Russische Federatie

Voor de Regering van de Verenigde Staten van Amerika

BIJLAGE I

Bijlage betreffende informatie en intellectuele eigendom

Artikel 1

Onderwerp en definities

1.1.

Deze bijlage heeft betrekking op de verspreiding, de uitwisseling, het gebruik en de bescherming van informatie en intellectuele eigendom in verband met beschermbare inhoud bij de uitvoering van deze Overeenkomst. Tenzij anders is bepaald, hebben de in deze bijlage gebruikte termen dezelfde betekenis als in deze Overeenkomst.

1.2.

Informatie: gepubliceerde gegevens, tekeningen, ontwerpen, berekeningen, rapporten en andere documenten, gedocumenteerde gegevens of onderzoeks- en ontwikkelingsmethoden alsmede de beschrijvingen van uitvindingen en ontdekkingen, al dan niet beschermbaar, die niet onder de term intellectuele eigendom vallen als bepaald in onderstaand punt 1.3.

1.3.

Intellectuele eigendom: hiervoor geldt de definitie van artikel 2 van het Verdrag tot oprichting van de Wereldorganisatie voor intellectuele eigendom, gesloten te Stockholm op 14 juli 1967. Voor de toepassing van deze bijlage kan intellectuele eigendom vertrouwelijke informatie omvatten zoals knowhow of handelsgeheimen, mits deze niet gepubliceerd zijn en voorhanden zijn in een schriftelijke of op een andere wijze gedocumenteerde vorm, en:

a)

door de eigenaar ervan als vertrouwelijk zijn behandeld,

b)

niet algemeen bekend of voor het publiek beschikbaar zijn uit andere bronnen en/of niet algemeen beschikbaar zijn in gedrukte publicaties en/of andere leesbare documenten,

c)

door de eigenaar niet voor andere partijen beschikbaar zijn gesteld zonder vertrouwelijkheidsverplichting, en

d)

voor de ontvangende partij niet beschikbaar zijn zonder vertrouwelijkheidsverplichting.

1.4.

Bestaande intellectuele eigendom: intellectuele eigendom die is of wordt verworven, ontwikkeld of geproduceerd vóór de inwerkingtreding van deze Overeenkomst of buiten de werkingssfeer van deze Overeenkomst.

1.5.

Gegenereerde intellectuele eigendom: intellectuele eigendom die door een lid, optredend via een binnenlands agentschap of binnenlandse entiteit, dan wel door de ITER-Organisatie of gezamenlijk wordt gegenereerd of in volledige eigendom wordt verworven ingevolge en in de loop van de uitvoering van deze Overeenkomst.

1.6.

Verbetering: elke technologische vooruitgang op het gebied van bestaande intellectuele eigendom, inclusief afgeleid werk.

1.7.

Entiteit of entiteiten: elke entiteit waarmee een binnenlands agentschap of de ITER-Organisatie in het kader van deze Overeenkomst een contract heeft gesloten voor de levering van goederen of diensten.

Artikel 2

Algemene bepalingen

2.1.

Behoudens de bepalingen van deze bijlage ondersteunen de leden de verspreiding op zo ruim mogelijke schaal van gegenereerde intellectuele eigendom.

2.2.

Elk lid verzekert dat de andere leden en de ITER-Organisatie de rechten kunnen verkrijgen op overeenkomstig deze bijlage toegewezen intellectuele eigendom. Contracten die met een entiteit worden gesloten door een lid of door de ITER-Organisatie, moeten in overeenstemming zijn met de bepalingen van deze bijlage. Met name moeten door alle leden en de ITER-Organisatie passende procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten worden gevolgd om de naleving van deze bijlage te waarborgen.

De ITER-Organisatie stelt tijdig en op passende wijze de bestaande intellectuele eigendom van de overeenkomstsluitende entiteiten vast teneinde de ITER-Organisatie en de leden toegang te verschaffen tot deze bestaande intellectuele eigendom conform deze bijlage.

Elk lid stelt tijdig en op passende wijze de bestaande intellectuele eigendom van de overeenkomstsluitende entiteiten vast teneinde de ITER-Organisatie en de leden toegang te verschaffen tot deze bestaande intellectuele eigendom conform deze bijlage.

Elk lid en de ITER-Organisatie garanderen dat de ITER-Organisatie en de andere leden toegang hebben tot uitvindingen en andere aspecten van intellectuele eigendom die tot stand komen tijdens de uitvoering van de contracten of in de contracten worden opgenomen, mits de rechten van de uitvinder worden gerespecteerd conform deze bijlage.

2.3.

Deze bijlage doet niets af aan de toewijzing van rechten tussen een lid en de onderdanen daarvan. Of de rechten in verband met intellectuele eigendom aan een lid dan wel aan zijn onderdanen toekomen, wordt door de betrokkenen onderling geregeld overeenkomstig de toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.

2.4.

Als een lid tijdens de uitvoering van deze Overeenkomst intellectuele eigendom genereert of in volledige eigendom verwerft, stelt hij de andere leden en de ITER-Organisatie daar tijdig van in kennis en verstrekt hij bijzonderheden over die intellectuele eigendom.

Artikel 3

Verspreiding van al dan niet auteursrechtelijk beschermde informatie en wetenschappelijke publicaties

Elk lid heeft het recht om, voor niet-commerciële doeleinden, informatie die voortvloeit uit de uitvoering van deze Overeenkomst te vertalen, te reproduceren en openlijk te verspreiden. Op alle openbaar te verspreiden exemplaren van een werk waarop auteursrechten rusten en dat volgens deze bepaling tot stand is gekomen, wordt de naam van de auteurs van het werk vermeld, tenzij naamsvermelding door een auteur uitdrukkelijk wordt geweigerd.

Artikel 4

Intellectuele eigendom die door een lid, een binnenlands agentschap of een binnenlandse entiteit wordt gegenereerd of geïntegreerd

4.1.

Gegenereerde intellectuele eigendom:

4.1.1.

Wanneer leden, binnenlandse agentschappen of entiteiten tijdens de uitvoering van deze Overeenkomst beschermbare inhoud genereren, hebben zij het recht om in alle landen alle rechten en eigendomstitels van die intellectuele eigendom en alle belangen in die intellectuele eigendom te verwerven, overeenkomstig de toepasselijke wet- en regelgeving.

4.1.2.

Een lid, optredend via een binnenlands agentschap of binnenlandse entiteit, dat in de loop van de uitvoering van deze Overeenkomst intellectuele eigendom heeft gegenereerd, verleent de andere leden en de ITER-Organisatie op gelijke en niet-discriminerende basis een onherroepelijke, kosteloze licentie op de gegenereerde intellectuele eigendom; in het kader van met overheidsgeld gefinancierde onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma's op fusiegebied heeft de ITER-Organisatie het recht onderlicenties te verlenen en hebben de andere leden het recht onderlicenties te verlenen op hun respectieve grondgebieden.

4.1.3.

Een lid, optredend via een binnenlands agentschap of binnenlandse entiteit, dat in de loop van de uitvoering van deze Overeenkomst intellectuele eigendom heeft gegenereerd, verleent de andere leden op gelijke en niet-discriminerende basis een niet-exclusieve licentie op die gegenereerde intellectuele eigendom voor gebruik in commerciële fusietoepassingen, met het recht om voor dergelijk gebruik op zijn grondgebied onderlicenties te verlenen aan binnenlandse derde partijen, waarbij de voorwaarden niet minder gunstig mogen zijn dan de voorwaarden waaronder het lid licenties voor dergelijke gegenereerde intellectuele eigendom verleent aan derde partijen binnen of buiten het eigen grondgebied. Voor zover dergelijke voorwaarden worden geboden, wordt bedoelde licentie niet geweigerd. De bovenvermelde licentie kan alleen worden ingetrokken als de licentiehouder zijn contractuele verplichtingen niet naleeft.

4.1.4.

Een lid, optredend via een binnenlands agentschap of binnenlandse entiteit, dat in de loop van de uitvoering van deze Overeenkomst intellectuele eigendom heeft gegenereerd, wordt aangemoedigd om commerciële regelingen te treffen met de andere leden, binnenlandse agentschappen, entiteiten en derde partijen teneinde het gebruik van gegenereerde intellectuele eigendom op andere gebieden dan fusie mogelijk te maken.

4.1.5.

Leden en hun binnenlandse agentschappen of entiteiten die overeenkomstig deze bijlage licenties of onderlicenties verlenen voor gegenereerde of bestaande intellectuele eigendom, houden een register bij van dergelijke licenties dat, onder meer via de ITER-Organisatie, beschikbaar is voor andere leden.

4.2.

Bestaande intellectuele eigendom:

4.2.1.

Bestaande intellectuele eigendom blijft eigendom van de partij die in het bezit is van deze intellectuele eigendom.

4.2.2.

Elk lid, optredend via een binnenlands agentschap of een binnenlandse entiteit, dat bestaande intellectuele eigendom, met uitzondering van vertrouwelijke informatie zoals knowhow en handelsgeheimen, heeft geïntegreerd in de aan de ITER-Organisatie verstrekte componenten, waarbij die bestaande intellectuele eigendom vereist is:

om technologie voor onderzoek en ontwikkeling in verband met de ITER-faciliteiten te vervaardigen, te exploiteren, te gebruiken of te integreren,

om de geleverde component te onderhouden of te herstellen, of

wanneer de Raad dit nodig acht, vóór een openbare aanbesteding,

verleent de andere leden en de ITER-Organisatie op gelijke en niet-discriminerende basis een onherroepelijke, niet-exclusieve, kosteloze licentie op die bestaande intellectuele eigendom, waarbij de ITER-Organisatie het recht heeft onderlicenties te verlenen en de leden het recht hebben op hun respectieve grondgebieden onderlicenties te verlenen aan hun onderzoeksinstellingen en instellingen van hoger onderwijs in het kader van met overheidsgeld gefinancierde onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma's op het gebied van kernfusie.

4.2.3.

a)

Elk lid, optredend via een binnenlands agentschap of een binnenlandse entiteit, dat vertrouwelijke bestaande intellectuele eigendom heeft geïntegreerd in de aan de ITER-Organisatie verstrekte componenten, waarbij die vertrouwelijke bestaande intellectuele eigendom vereist is:

om technologie voor onderzoek en ontwikkeling in verband met de ITER-faciliteiten te vervaardigen, te exploiteren, te gebruiken of te integreren,

om de component te onderhouden of te herstellen,

wanneer de Raad dit nodig acht, vóór een openbare aanbesteding, of

om redenen van veiligheid, kwaliteitsborging en kwaliteitscontrole, zoals vereist door de regelgevende autoriteiten,

verleent de ITER-Organisatie een onherroepelijke, niet-exclusieve, kosteloze licentie om die vertrouwelijke bestaande intellectuele eigendom, met inbegrip van handleidingen of educatief opleidingsmateriaal, te gebruiken om de ITER-faciliteiten te bouwen, te exploiteren, te onderhouden en te herstellen.

b)

Wanneer vertrouwelijke informatie ter beschikking van de ITER-Organisatie wordt gesteld, moet ze duidelijk worden gemerkt en worden verzonden overeenkomstig een regeling inzake vertrouwelijkheid. De ontvanger van dergelijke informatie gebruikt deze voor de in punt 4.2.3, onder a), uiteengezette doelen en ziet erop toe dat de vertrouwelijkheid gehandhaafd blijft overeenkomstig die regeling. De ITER-Organisatie betaalt een vergoeding voor schade die voortvloeit uit misbruik van dergelijke vertrouwelijke informatie door de ITER-Organisatie.

4.2.4.

Elk lid, optredend via een binnenlands agentschap of een binnenlandse entiteit, dat vertrouwelijke bestaande intellectuele eigendom, zoals knowhow of handelsgeheimen, heeft geïntegreerd in de aan de ITER-Organisatie verstrekte componenten, waarbij die vertrouwelijke bestaande intellectuele eigendom vereist is:

om technologie voor onderzoek en ontwikkeling in verband met de ITER-faciliteiten te vervaardigen, te exploiteren, te gebruiken of te integreren,

om de component te onderhouden of te herstellen, of

wanneer de Raad dit nodig acht, vóór een openbare aanbesteding,

stelt alles in het werk om een commerciële licentie voor die vertrouwelijke bestaande intellectuele eigendom te verlenen of om de componenten waarin die vertrouwelijke bestaande intellectuele eigendom is geïntegreerd ter beschikking van de ontvangende partij te stellen door middel van particuliere overeenkomsten met financiële vergoeding voor met overheidsgeld gefinancierde onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma's van een lid, en dit onder voorwaarden die niet minder gunstig zijn dan deze waaronder dit lid licenties voor die vertrouwelijke bestaande intellectuele eigendom verleent of die componenten levert aan derden binnen of buiten het eigen grondgebied. Voor zover dergelijke voorwaarden worden geboden, wordt bedoelde licentie of de levering van bedoelde component niet geweigerd. De bovenvermelde licentie kan alleen worden ingetrokken als de licentiehouder zijn contractuele verplichtingen niet nakomt.

4.2.5.

Elk lid, optredend via een binnenlands agentschap of een binnenlandse entiteit, dat in de loop van de uitvoering van deze Overeenkomst bestaande intellectuele eigendom, met inbegrip van vertrouwelijke informatie, heeft geïntegreerd, stelt alles in het werk om te garanderen dat het onderdeel waarin de bestaande intellectuele eigendom is geïntegreerd beschikbaar is onder redelijke voorwaarden, of stelt alles in het werk om op gelijke en niet-discriminerende basis aan de andere leden een niet-exclusieve licentie te verlenen voor commercieel gebruik in fusietoepassingen, waarbij die laatsten het recht hebben onderlicenties voor dergelijk gebruik te verlenen aan binnenlandse derde partijen op hun grondgebied, op voorwaarden die niet minder gunstig zijn dan de voorwaarden waaronder het lid licenties voor dergelijke bestaande intellectuele eigendom verleent aan derden binnen of buiten het eigen grondgebied. Voor zover dergelijke voorwaarden worden geboden, wordt bedoelde licentie niet geweigerd. De bovenvermelde licentie kan alleen worden ingetrokken als de licentiehouder zijn contractuele verplichtingen niet nakomt.

4.2.6.

Elk lid, optredend via een binnenlands agentschap of een binnenlandse entiteit, wordt aangemoedigd om de bestaande intellectuele eigendom die geïntegreerd is in de aan de ITER-Organisatie verstrekte componenten voor andere dan de in artikel 4.2.5 vermelde commerciële doelen ter beschikking te stellen van de andere leden, voor zover deze bestaande intellectuele eigendom vereist is:

om technologie voor onderzoek en ontwikkeling in verband met de ITER-faciliteiten te vervaardigen, te exploiteren, te gebruiken of te integreren,

om de component te onderhouden of te herstellen, of

wanneer de Raad dit nodig acht, vóór een openbare aanbesteding.

Wanneer de eigenaars voor dergelijke bestaande intellectuele eigendom een licentie verlenen aan de leden, moet dit gebeuren op gelijke en niet-discriminerende basis.

4.3.

Het verlenen van licenties aan derde partijen van niet-leden:

Licenties voor bestaande intellectuele eigendom die door de leden worden verleend aan derde partijen van niet-leden, vallen onder de door de Raad vastgestelde regels voor het verlenen van licenties aan derde partijen. Deze regels worden bij eenparig besluit van de Raad vastgesteld.

Artikel 5

Intellectuele eigendom die door de ITER-Organisatie wordt gegenereerd of geïntegreerd

5.1.

Gegenereerde intellectuele eigendom:

5.1.1.

Intellectuele eigendom die tijdens de uitvoering van deze Overeenkomst door de ITER-Organisatie wordt gegenereerd, is eigendom van de ITER-Organisatie. De ITER-Organisatie ontwikkelt passende procedures voor de registratie, rapportering en bescherming van de intellectuele eigendom.

5.1.2.

De ITER-Organisatie verleent de leden een licentie voor dergelijke intellectuele eigendom op gelijke, niet-discriminerende, onherroepelijke, niet-exclusieve en kosteloze basis, waarbij de leden het recht hebben op hun grondgebied onderlicenties te verlenen voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van kernfusie.

5.1.3.

Licenties voor gegenereerde intellectuele eigendom die door de ITER-Organisatie is ontwikkeld of verkregen tijdens de uitvoering van deze Overeenkomst, worden op gelijke, niet-discriminerende, niet-exclusieve basis aan de leden verleend voor commercieel gebruik, waarbij de leden het recht hebben onderlicenties voor dergelijk gebruik te verlenen aan binnenlandse derde partijen op hun eigen grondgebied onder voorwaarden die niet minder gunstig mogen zijn dan die waaronder de ITER-Organisatie licenties voor dergelijke gegenereerde intellectuele eigendom verleent aan derden. Voor zover dergelijke voorwaarden worden geboden, wordt bedoelde licentie niet geweigerd. De bovenvermelde licentie kan alleen worden ingetrokken als de licentiehouder zijn contractuele verplichtingen niet nakomt.

5.2.

Bestaande intellectuele eigendom:

5.2.1.

Mits zij over de rechten in kwestie beschikt, treft de ITER-Organisatie, wanneer zij bestaande intellectuele eigendom integreert die vereist is:

om technologie voor onderzoek en ontwikkeling in verband met de ITER-faciliteiten te vervaardigen, te exploiteren, te gebruiken of te integreren,

om verbeteringen en afgeleid werk tot stand te brengen,

om de ITER-faciliteiten te herstellen en te onderhouden, of

wanneer de Raad dit nodig acht, vóór een openbare aanbesteding,

de nodige regelingen om op gelijke en niet-discriminerende basis onherroepelijke, niet-exclusieve en kosteloze licenties voor de bestaande intellectuele eigendom te verlenen aan de leden, waarbij deze het recht hebben op hun grondgebied onderlicenties te verlenen voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van kernfusie. De ITER-Organisatie stelt alles in het werk om de passende rechten te verkrijgen.

5.2.2.

Met betrekking tot bestaande intellectuele eigendom, inclusief bestaande vertrouwelijke informatie, die door de ITER-Organisatie tijdens de uitvoering van deze Overeenkomst is geïntegreerd, stelt de ITER-Organisatie alles in het werk om de leden op gelijke en niet-discriminerende basis een niet-exclusieve licentie te verlenen voor commercieel gebruik in fusietoepassingen, waarbij de leden het recht hebben onderlicenties voor dergelijk gebruik te verlenen aan binnenlandse derde partijen op hun eigen grondgebied onder voorwaarden die niet minder gunstig mogen zijn dan de voorwaarden waaronder de ITER-Organisatie licenties voor dergelijke bestaande intellectuele eigendom verleent aan derden. Voor zover dergelijke voorwaarden worden geboden, wordt bedoelde licentie niet geweigerd. De bovenvermelde licentie kan alleen worden ingetrokken als de licentiehouder zijn contractuele verplichtingen niet naleeft.

5.2.3.

De ITER-Organisatie stelt alles in het werk om bestaande intellectuele eigendom, inclusief vertrouwelijke informatie, ter beschikking te stellen van de leden voor andere dan de in artikel 5.2.2 vermelde doelen. Indien de ITER-Organisatie een licentie voor dergelijke bestaande intellectuele eigendom verleent aan de leden, moet deze licentie op gelijke en niet-discriminerende basis worden verleend.

5.3.

Het verlenen van licenties aan derde partijen van niet-leden:

Licenties voor bestaande intellectuele eigendom die door de ITER-Organisatie worden verleend aan derde partijen van niet-leden, vallen onder de door de Raad vastgestelde regels voor het verlenen van licenties aan derde partijen. Deze regels worden bij eenparig besluit van de Raad vastgesteld.

Artikel 6

Intellectuele eigendom die door het personeel van de ITER-Organisatie en andere onderzoekers wordt gegenereerd

6.1.

Intellectuele eigendom die door eigen personeel van de ITER-Organisatie of door aan de Organisatie gedetacheerd personeel wordt gegenereerd, is eigendom van de ITER-Organisatie en wordt behandeld in arbeidsovereenkomsten of regelingen, in overeenstemming met de onderhavige bepalingen.

6.2.

Intellectuele eigendom die wordt gegenereerd door gast-onderzoekers die in het kader van een regeling deelnemen aan specifieke activiteiten van de ITER-Organisatie en die rechtstreeks betrokken zijn bij algemene programma's voor de exploitatie van de ITER-Organisatie, is eigendom van de ITER-Organisatie, tenzij anders overeengekomen door de Raad.

6.3.

Voor intellectuele eigendom die wordt gegenereerd door gast-onderzoekers die niet betrokken zijn bij algemene programma's voor de exploitatie van de ITER-Organisatie, wordt een regeling met de ITER-Organisatie opgesteld, overeenkomstig de door de Raad vastgestelde voorwaarden.

Artikel 7

Bescherming van intellectuele eigendom

7.1.

Als een lid bescherming krijgt of vraagt voor door dat lid ontwikkelde of verkregen gegenereerde intellectuele eigendom, stelt dat lid de overige leden en de ITER-Organisatie daarvan tijdig in kennis en verstrekt het nadere informatie over die bescherming. Als een lid beslist zijn recht om in een land of regio bescherming te vragen voor gegenereerde intellectuele eigendom niet uit te oefenen, stelt het de ITER-Organisatie tijdig in kennis van zijn beslissing; de ITER-Organisatie kan dan eventueel zelf of via de leden bescherming vragen.

7.2.

De Raad stelt zo snel mogelijk passende procedures vast voor de rapportering, bescherming en registratie van gegenereerde intellectuele eigendom die door de ITER-Organisatie is ontwikkeld of verkregen, bijvoorbeeld door het opzetten van een gegevensbank waartoe de leden toegang kunnen krijgen.

7.3.

In het geval van een gezamenlijke creatie hebben de deelnemende leden en/of de ITER-Organisatie het recht om in het land van hun keuze co-eigenaarschap van de intellectuele eigendom aan te vragen.

7.4.

Co-eigenaarschap geldt wanneer de intellectuele eigendom door twee of meer leden is voortgebracht of door één of meer leden én de ITER-Organisatie, en wanneer de kenmerken van de intellectuele eigendom niet van elkaar kunnen worden gescheiden met het oog op het aanvragen, verkrijgen en/of behouden van de bescherming van het relevante intellectuele-eigendomsrecht. In dat geval bereiken de gezamenlijke voortbrengers door middel van een co-eigenaarschapsregeling overeenstemming over de toekenning van het eigenaarschap van de desbetreffende intellectuele-eigendomsrechten en de voorwaarden voor de uitoefening ervan.

Artikel 8

Ontmanteling

8.1.

Met betrekking tot de ontmantelingsfase, na de overdracht van de faciliteiten aan het gastland, verstrekt de Partij die gastheer is de overige leden alle relevante, al dan niet gepubliceerde informatie die tijdens de ontmanteling van de ITER-faciliteiten wordt gegenereerd of gebruikt.

8.2.

Intellectuele eigendom die door het gastland tijdens de ontmantelingsfase wordt gegenereerd, valt niet onder deze bijlage.

Artikel 9

Beëindiging en terugtrekking

9.1.

Alle kwesties betreffende de beëindiging van deze Overeenkomst of de terugtrekking van een Partij die niet volledig in deze Overeenkomst zijn geregeld, worden door de Raad behandeld, voor zover ze betrekking hebben op intellectuele eigendom.

9.2.

De uit hoofde van de bepalingen van deze bijlage aan de leden en de ITER-Organisatie verleende intellectuele-eigendomsrechten en opgelegde verplichtingen, met name alle verleende licenties, blijven na de beëindiging van deze Overeenkomst of na de terugtrekking van een Partij voortbestaan.

Artikel 10

Royalties

De royalties die de ITER-Organisatie ontvangt uit de licenties van intellectuele eigendom vormen een werkmiddel van de ITER-Organisatie.

Artikel 11

Regeling van geschillen

Geschillen die voortvloeien uit of verband houden met deze bijlage worden geregeld overeenkomstig artikel 25 van deze Overeenkomst.

Artikel 12

Uitvindersbeloning

De Raad stelt passende voorwaarden vast voor de vergoeding van personeelsleden die intellectuele eigendom genereren.

Artikel 13

Aansprakelijkheid

Tijdens de onderhandelingen over licentieregelingen stellen de ITER-Organisatie en de lidstaten, indien van toepassing, passende bepalingen vast met betrekking tot hun respectieve aansprakelijkheden, rechten en plichten die voortvloeien uit de uitvoering van die licentieregelingen.

BIJLAGE II

Bijlage betreffende locatieondersteuning

Artikel 1

Overeenkomst betreffende locatieondersteuning

1.   De Partij die gastheer is stelt ter ondersteuning van de locatie voor de ITER-Organisatie terreinen, faciliteiten, gebouwen, goederen en diensten beschikbaar of laat deze beschikbaar stellen als samengevat in deze bijlage. De Partij die gastheer is kan een entiteit aanwijzen om daartoe namens haar op te treden.

2.   De bijzonderheden betreffende een dergelijke ondersteuning alsmede de procedures voor samenwerking tussen de ITER-Organisatie en de Partij die gastheer is of de hiervoor aangewezen entiteit (hierna „de gastheer”) worden geregeld in een tussen hen te sluiten overeenkomst (hierna „de overeenkomst betreffende locatieondersteuning”).

Artikel 2

Duur van de overeenkomst

De gastheer verleent de locatieondersteuning aan de ITER-Organisatie in de periode vanaf de oprichting van de ITER-Organisatie tot het verstrijken of opzeggen van deze Overeenkomst.

Artikel 3

Verbindingscomité

De ITER-Organisatie en de gastheer richten een verbindingscomité op voor het verzekeren van de effectieve in deze bijlage bedoelde ondersteuningsverlening onder de voorwaarden van de overeenkomst betreffende locatieondersteuning.

Artikel 4

Terreinen, gebouwen, faciliteiten en toegang

De gastheer levert op eigen kosten en onder de voorwaarden van de ITER-locatie-eisen en de locatieontwerp-veronderstellingen (hierna de „referentievoorwaarden”), als aangenomen in 2000 door de Raad opgericht op grond van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, de regering van Japan, de regering van de Russische Federatie en de regering van de Verenigde Staten van Amerika betreffende samenwerking bij de activiteiten in verband met het engineeringsontwerp voor de internationale experimentele thermonucleaire reactor (hierna „de ITER-EDA”), de ITER-locatie alsmede andere specifieke faciliteiten en diensten zoals hieronder vastgesteld:

a)

terreinen die voor de ITER-Organisatie kosteloos beschikbaar moeten worden gesteld en die de bouw, het gebruik en de potentiële uitbreiding mogelijk maken van alle ITER-gebouwen en hulpdiensten als bedoeld in het eindverslag van de ITER-EDA;

b)

belangrijke diensten die tot aan de locatiegrens moeten worden geleverd: water, elektriciteit, riolerings- en afvoersysteem en alarmsystemen;

c)

wegen, paden en bruggen, inclusief voor zover nodig aanpassingen van het traject tussen de Port Autonome de Marseille en de ITER-locatie, opdat de locatiegrens voor de grootste en zwaarste voor het ITER-project te leveren apparatuur en voor het personeel en de bezoekers bereikbaar is.

d)

vervoer van de Port Autonome de Marseille of, bij luchtvervoer, van de Marignane-luchthaven naar de ITER-locatie van door de partijen bijgedragen componenten;

e)

tijdelijke huisvesting, voor zover vereist, voor de ITER-Organisatie op of in de buurt van de ITER-locatie totdat de definitieve gebouwen en faciliteiten van de ITER-Organisatie klaar zijn voor gebruik;

f)

elektriciteitsvoorziening: installatie en onderhoud tot aan de locatiegrens van elektriciteitsleidingen die tot 500 MW pulsvermogen en 120 MW continuvermogen kunnen leveren, zonder onderbreking wegens onderhoud van de leidingen;

g)

waterkoeling om gemiddeld 450 MW (thermisch) vermogen aan de omgeving af te staan; en

h)

aansluiting op een computernetwerk en telecommunicatielijnen met hoge capaciteit.

Artikel 5

Diensten

Afgezien van de in artikel 4 van deze bijlage bedoelde elementen levert de gastheer, op eigen kosten of tegen vergoeding van de aangetoonde kosten in overeenstemming met de overeenkomst betreffende locatieondersteuning, de technische, administratieve en algemene diensten die vereist worden door de ITER-Organisatie. Dergelijke diensten omvatten, maar zijn niet beperkt tot:

a)

ondersteuningspersoneel, naast het personeel dat de gastheer op grond van artikel 8 van deze Overeenkomst aan de ITER-Organisatie toewijst;

b)

faciliteiten voor medische diensten;

c)

noodhulpdiensten;

d)

beveiligingsalarmsysteem en desbetreffende faciliteiten;

e)

cafetaria;

f)

ondersteuning van het vergunningsproces;

g)

ondersteuning van het veiligheidsbeheer;

h)

ondersteuning voor taalcursussen;

i)

diensten voor het beheer en de verwijdering van door ITER-activiteiten gegenereerd radioactief afval;

j)

ondersteuning bij verhuizing en vestiging;

k)

busdienst naar en van het werk;

l)

recreatie-, sociale en welzijnsvoorzieningen;

m)

nutsvoorzieningen en –diensten;

n)

bibliotheek- en multimediadiensten;

o)

milieumonitoring inclusief stralingsmonitoring; en

p)

locatiediensten (afvalverwijdering, schoonmaak en tuinonderhoud).

Artikel 6

Onderwijs

De gastheer richt op eigen kosten een internationale school op voor onderwijs aan kinderen van het personeel en verstrekt pre-universitair onderwijs overeenkomstig een in overleg met de onderwijsautoriteiten van de niet-gastheerpartijen te ontwikkelen internationaal basisleerplan; hij vergemakkelijkt de uitvoering van aanvullende leerplaninhouden die specifiek op niet-gastheerpartijen zijn toegesneden en door hen worden ondersteund. De niet-gastheerpartijen spannen zich naar beste vermogen in om te helpen bij de ontwikkeling van de school en de erkenning van het leerplan ervan door hun respectieve autoriteiten.

Regeling inzake de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tot oprichting van de Internationale ITER-Organisatie voor fusie-energie voor de gezamenlijke uitvoering van het ITER-project

Artikel 1

De Partijen bij deze Regeling zijn de ondertekenaars van de Overeenkomst tot oprichting van de Internationale ITER-Organisatie voor fusie-energie voor de gezamenlijke uitvoering van het ITER-project (hierna de „ITER-Overeenkomst”) tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie („hierna Euratom”), de Regering van de Volksrepubliek China, de Regering van de Republiek India, de Regering van Japan, de regering van de Republiek Korea, de Regering van de Russische Federatie en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika.

Artikel 2

Krachtens haar bepalingen treedt de ITER-Overeenkomst in werking dertig dagen na de depositie van de instrumenten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van de Overeenkomst door de Volksrepubliek China, Euratom, de Republiek India, Japan, de Republiek Korea, de Russische Federatie en de Verenigde Staten van Amerika.

Artikel 3

De Partijen bij deze Regeling wensen een zo intensief mogelijke samenwerking overeenkomstig de ITER-Overeenkomst op te zetten, in afwachting van de vaststelling door elk van hen van de binnenlandse maatregelen met het oog op de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van de ITER-Overeenkomst.

Artikel 4

De Partijen bij deze Regeling verbinden zich daarom ertoe om, voor zover dit verenigbaar is met hun nationale wet- en regelgeving, zoveel mogelijk de bepalingen van de ITER-Overeenkomst na te komen tot deze laatste in werking treedt.

Artikel 5

Een Partij mag zich terugtrekken uit deze Regeling 120 dagen nadat zij de andere Partijen schriftelijk van dit voornemen in kennis heeft gesteld.

Artikel 6

Deze Regeling wordt van kracht bij haar ondertekening.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze overeenkomst hebben ondertekend.

Gedaan te Parijs op 21 november 2006, in één exemplaar in de Engelse taal.

voor de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie

voor de Regering van de Volksrepubliek China

voor de Regering van de Republiek India

voor de Regering van Japan

voor de Regering van de Republiek Korea

voor de Regering van de Russische Federatie

Voor de Regering van de Verenigde Staten van Amerika


OVEREENKOMST

inzake de voorrechten en immuniteiten van de Internationale ITER-Organisatie voor fusie-energie voor de gezamenlijke uitvoering van het ITER-project

De Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (hierna „Euratom”), de Regering van de Volksrepubliek China, de Regering van de Republiek India, de Regering van Japan, de regering van de Republiek Korea en de Regering van de Russische Federatie (hierna „de Partijen”),

OVERWEGENDE dat de Partijen krachtens artikel 12 van de Overeenkomst tot oprichting van de Internationale ITER-Organisatie voor fusie-energie voor de gezamenlijke uitvoering van het ITER-project (hierna „de ITER-Overeenkomst”) voorrechten en immuniteiten moeten toekennen;

OVERWEGENDE dat het doel van de onderhavige Overeenkomst is om voor de Partijen bij de Overeenkomst de inhoud en het toepassingsgebied van de voorrechten en immuniteiten als bedoeld in artikel 12 van de ITER-Overeenkomst te omschrijven;

OVERWEGENDE dat de Partijen op 24 mei 2006 op de ministeriële vergadering over ITER in Brussel hun voornemen hebben bevestigd om deze Overeenkomst te sluiten,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

1.   Krachtens artikel 5 van de ITER-Overeenkomst heeft de Internationale ITER-Organisatie voor fusie-energie (hierna „de ITER-Organisatie”) internationale rechtspersoonlijkheid, inclusief de bevoegdheid om overeenkomsten te sluiten met staten en/of internationale organisaties.

2.   De ITER-Organisatie heeft rechtspersoonlijkheid en beschikt op het grondgebied van haar leden over de handelingsbevoegdheid om onder meer:

a)

contracten te sluiten;

b)

eigendom te verwerven, in bezit te houden en te verkopen;

c)

vergunningen te verkrijgen; en

d)

rechtsprocedures in te leiden.

Artikel 2

De gebouwen en terreinen van de ITER-Organisatie zijn onschendbaar.

Artikel 3

De archieven en de documenten van de ITER-Organisatie zijn onschendbaar.

Artikel 4

1.   De ITER-Organisatie is vrijgesteld van rechtsvervolging en executie, behoudens:

a)

voor zover zij in een bijzonder geval uitdrukkelijk afstand heeft gedaan van deze immuniteit;

b)

met betrekking tot een door derden ingediende civiele rechtsvordering ter zake van schade die voortvloeit uit een ongeval dat is veroorzaakt door een aan de ITER-Organisatie toebehorend of namens de ITER-Organisatie gebruikt voertuig, of met betrekking tot een verkeersovertreding waarbij een zodanig voertuig betrokken is;

c)

in het geval van de tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis gewezen in het kader van artikel 23; en

d)

in het geval van een beslag op salarissen, ten gevolge van schulden van een personeelslid van de ITER-Organisatie, op voorwaarde dat een dergelijke beslaglegging het gevolg is van een definitief en afdwingbaar vonnis in overeenstemming met de regels die gelden op het grondgebied van tenuitvoerlegging.

2.   De eigendommen en activa van de ITER-Organisatie, ongeacht waar deze zich bevinden, zijn vrij van vordering, verbeurdverklaring, onteigening en sekwestratie, behoudens:

a)

voor zover zij in een bijzonder geval uitdrukkelijk afstand heeft gedaan van deze immuniteit;

b)

met betrekking tot een door derden ingediende civiele rechtsvordering als bedoeld in lid 1, onder b); en

c)

in het geval van de tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis gewezen in het kader van artikel 23.

3.   De ITER-Organisatie is eveneens vrij van elke vorm van administratieve of voorlopige gerechtelijke dwang, behoudens voor zover zij in een bijzonder geval uitdrukkelijk afstand heeft gedaan van deze immuniteit en voor zover het noodzakelijk is in verband met:

a)

de preventie van ongevallen waarbij motorvoertuigen betrokken zijn, die toebehoren aan de ITER-Organisatie of namens de ITER-Organisatie worden gebruikt, en het instellen van een onderzoek naar de toedracht van die ongevallen; en

b)

de tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis gewezen in het kader van artikel 23.

Artikel 5

1.   Binnen de werkingssfeer van haar officiële activiteiten zijn de ITER-Organisatie, haar bezittingen en haar inkomsten vrijgesteld van alle directe belastingen.

2.   Wanneer goederen of diensten, strikt noodzakelijk voor de uitvoering van de officiële activiteiten van de ITER-Organisatie, worden aangekocht of gebruikt door of namens de ITER-Organisatie en wanneer in de prijs daarvan belastingen of rechten begrepen zijn, worden door de betrokken Partij zo mogelijk passende maatregelen genomen om de ITER-Organisatie van de verplichting tot betaling daarvan te ontheffen of het met deze belastingen of rechten gemoeide bedrag terug te betalen.

Artikel 6

1.   Goederen die door of namens de ITER-Organisatie worden ingevoerd of uitgevoerd ten behoeve van haar officiële activiteiten worden vrijgesteld van alle belastingen of rechten. Goederen die door de ITER-Organisatie worden ingevoerd of uitgevoerd ten behoeve van haar officiële activiteiten worden vrijgesteld van verbodsbepalingen en beperkingen op het gebied van in- of uitvoer, behalve wanneer dergelijke verbodsbepalingen of beperkingen consistent zijn met de wet- en regelgeving en het beleid als bedoeld in de artikelen 14 en 20 van de ITER-Overeenkomst.

2.   Goederen waarvoor de vrijstelling overeenkomstig artikel 5 is verleend of die zijn ingevoerd overeenkomstig lid 1 mogen niet worden verkocht of weggegeven, behalve in overeenstemming met de voorwaarden die zijn vastgesteld door de Partijen welke de vrijstelling hebben verleend.

Artikel 7

1.   Voor het bepaalde in de artikelen artikel 5 en 6 wordt onder de officiële activiteiten van de ITER-Organisatie verstaan, haar administratieve activiteiten, inclusief haar activiteiten met betrekking tot het door haar op te richten stelsel voor sociale verzekering, en de activiteiten die worden uitgevoerd met het oog op het bereiken van het doel van de ITER-Organisatie als omschreven in de ITER-Overeenkomst.

2.   De artikelen 5 en 6 zijn niet van toepassing op belastingen en rechten die niet anders zijn dan eenvoudige vergoedingen voor diensten van openbaar nut.

Artikel 8

Er wordt geen vrijstelling overeenkomstig artikel 5 of 6 verleend voor goederen die worden aangekocht of ingevoerd, of diensten die worden geleverd ten eigen bate van het personeel van de ITER-Organisatie.

Artikel 9

Onverlet de wet- en regelgeving en het beleid als bedoeld in de artikelen 14 en 20 van de ITER-Overeenkomst, wordt de verspreiding van publicaties en ander informatiemateriaal verzonden door of aan de ITER-Organisatie op geen enkele wijze beperkt.

Artikel 10

1.   De ITER-Organisatie mag alle soorten financiële middelen, valuta, contanten of waardepapieren ontvangen en in bezit houden; zij mag daarover vrijelijk beschikken voor elk doel dat wordt omschreven in de ITER-Overeenkomst en zij kan rekeningen aanhouden in elke munt voor zover dit vereist is om aan haar verplichtingen te voldoen.

2.   Bij de uitoefening van haar in lid 1 omschreven rechten houdt de ITER-Organisatie rekening met de formele verklaringen van haar leden, in zoverre zij van oordeel is dat zij daaraan gevolg kan geven zonder afbreuk te doen aan de belangen van de ITER-Organisatie.

Artikel 11

1.   Voor haar officiële communicatie en voor het overmaken van al haar documenten krijgt de ITER-Organisatie een behandeling die niet ongunstiger is dan de behandeling die door elke Partij aan andere internationale organisaties wordt verleend.

2.   De officiële publicaties van de ITER-Organisatie via welk communicatiemiddel ook zijn niet aan censuur onderworpen.

Artikel 12

De Partijen nemen alle passende maatregelen om de toegang tot, het verblijf in of het vertrek uit hun grondgebied van personeelsleden van de ITER-Organisatie te vergemakkelijken.

Artikel 13

1.   Bij de uitoefening van hun representatieve functies en in de loop van hun reizen naar en van de plaats van bijeenkomsten van de ITER-Organisatie, genieten vertegenwoordigers van de Partijen de volgende voorrechten en immuniteiten:

a)

vrijwaring tegen aanhouding en inhechtenisneming en tegen confiscatie van hun persoonlijke bagage;

b)

vrijstelling van rechtsvervolging, ook na beëindiging van hun opdracht, met betrekking tot handelingen, waaronder begrepen gesproken en geschreven woorden, door hen in de uitoefening van hun functie verricht; deze vrijstelling geldt evenwel niet in geval van een door een vertegenwoordiger van een Partij begane verkeersovertreding of in geval van schade veroorzaakt door een motorvoertuig dat hem toebehoort of dat door hem werd bestuurd;

c)

onschendbaarheid van al hun officiële papieren en documenten;

d)

het recht om documenten en correspondentie te ontvangen per speciale koerier of in een verzegelde tas;

e)

vrijstelling voor henzelf en hun echtgenoten van immigratiebeperkingen en vreemdelingenregistratie;

f)

dezelfde faciliteiten ter zake van valuta- en deviezenbepalingen als die welke worden verleend aan de vertegenwoordigers van buitenlandse regeringen die met een tijdelijke officiële opdracht zijn belast;

g)

dezelfde douanefaciliteiten wat hun persoonlijke bagage betreft als worden toegekend aan diplomatieke ambtenaren.

2.   Voorrechten en immuniteiten worden aan vertegenwoordigers van een Partij niet verleend in hun persoonlijk belang, doch met het doel hun volledige onafhankelijkheid te waarborgen bij de uitoefening van hun functie in verband met de ITER-Organisatie. Overeenkomstig artikel 12 van de ITER-Overeenkomst heft elke Partij de immuniteit van haar vertegenwoordigers op telkens wanneer, naar het oordeel van die Partij, de immuniteit de rechtsgang zou belemmeren en er afstand van kan worden gedaan zonder de doeleinden waarvoor zij was toegekend in gevaar te brengen.

Artikel 14

Het personeel van de ITER-Organisatie geniet de volgende voorrechten en immuniteiten:

a)

vrijstelling van rechtsvervolging, ook nadat zij de ITER-Organisatie hebben verlaten, met betrekking tot handelingen, waaronder begrepen gesproken en geschreven woorden, door hen in de uitoefening van hun functie verricht; deze vrijstelling geldt evenwel niet in geval van een door een personeelslid van de ITER-Organisatie begane verkeersovertreding of in geval van schade veroorzaakt door een motorvoertuig dat hem toebehoort of dat door hem werd bestuurd;

b)

vrijstelling van alle verplichtingen met betrekking tot de militaire dienst;

c)

onschendbaarheid van al hun officiële papieren en documenten;

d)

dezelfde faciliteiten, ook voor hun inwonende gezinsleden, ter zake van vrijstelling van immigratiebeperkingen en vreemdelingenregistratie als die welke in het algemeen worden toegekend aan personeelsleden van internationale organisaties;

e)

dezelfde voorrechten met betrekking tot deviezenregelingen als die welke in het algemeen worden toegekend aan personeelsleden van internationale organisaties;

f)

bij een internationale crisis, wat terugkeer naar hun vaderland betreft, dezelfde faciliteiten als die welke aan diplomatieke vertegenwoordigers worden toegekend; hun inwonende gezinsleden genieten dezelfde faciliteiten;

g)

het recht om de eerste maal dat zij hun werkzaamheden in het betrokken land aanvangen, hun huisraad en persoonlijke bezittingen vrij van rechten in te voeren, en bij het beëindigen van hun functie in dit land hun huisraad en persoonlijke bezittingen vrij van rechten uit te voeren, met inachtneming van de voorwaarden welke de regering van het land op het grondgebied waarvan dit recht wordt uitgeoefend als noodzakelijk beschouwt.

Artikel 15

Afgezien van de in artikel 14 genoemde voorrechten en immuniteiten geniet de directeur-generaal van de ITER-Organisatie en, wanneer dit ambt open staat, de persoon die als plaatsvervanger is aangewezen, de voorrechten en immuniteiten waarop diplomatieke ambtenaren van vergelijkbare rang recht hebben.

Artikel 16

Bij de uitoefening van hun functies in verband met de ITER-Organisatie of bij de uitvoering van opdrachten voor de ITER-Organisatie genieten deskundigen de volgende voorrechten en immuniteiten, in zoverre dit noodzakelijk is voor de uitoefening van hun functies, inclusief gedurende reizen die gemaakt worden bij de uitoefening van hun functies en in de loop van die opdrachten:

a)

vrijstelling van rechtsvervolging, ook na de beëindiging van hun functie als deskundige voor de ITER-Organisatie, met betrekking tot handelingen, waaronder begrepen gesproken en geschreven woorden, door hen in de uitoefening van hun functie verricht; deze vrijstelling geldt evenwel niet in geval van een door een deskundige begane verkeersovertreding of in geval van schade veroorzaakt door een motorvoertuig dat hem toebehoort of dat door hem werd bestuurd;

b)

onschendbaarheid van al hun officiële papieren en documenten;

c)

dezelfde faciliteiten ter zake van valuta- en deviezenbepalingen en ter zake van hun persoonlijke bagage als die welke worden verleend aan de ambtenaren van buitenlandse regeringen die met een tijdelijke officiële missie zijn belast.

Artikel 17

1.   De door de ITER-Organisatie betaalde salarissen en emolumenten zijn vrijgesteld van inkomstenbelasting, met dien verstande dat zij onderworpen zijn aan een belasting ten voordele van de ITER-Organisatie. De Partijen behouden evenwel het recht om met deze salarissen en emolumenten rekening te houden bij de berekening van de belasting die verschuldigd is over inkomsten uit andere bronnen.

2.   Het eerste lid is niet van toepassing op de pensioenen en jaargelden die door de ITER-Organisatie worden betaald aan haar voormalige directeuren-generaal en personeelsleden.

Artikel 18

De artikelen 14 en 17 zijn van toepassing op alle personeelsleden waarvoor het personeelsstatuut van de ITER-Organisatie geldt. De Raad van de ITER-Organisatie (hierna „de Raad”) bepaalt op welke categorieën deskundigen artikel 16 van toepassing is. De namen, hoedanigheden en adressen van de in dit artikel bedoelde deskundigen worden op gezette tijden medegedeeld aan de leden van de ITER-Organisatie.

Artikel 19

Voor het geval de ITER-Organisatie haar eigen stelsel voor sociale verzekering opzet, zijn de directeur-generaal en het personeel vrijgesteld van alle verplichte bijdragen aan nationale organen voor sociale verzekering, mits daarover overeenkomsten worden gesloten met de Partijen en/of het gastland.

Artikel 20

Geen enkele Partij is verplicht de in de artikelen 13, 14, onder b), d), e), f) en g), 15, 16, onder c), en 19 bedoelde voorrechten en immuniteiten toe te kennen aan zijn eigen onderdanen of personen die, op het moment dat zij hun ambt als personeelslid van de ITER-Organisatie in die Partij opnemen, permanent ingezetenen daarvan zijn.

Artikel 21

1.   De voorrechten en immuniteiten waarin deze Overeenkomst voorziet, zijn niet bedoeld om de directeur-generaal, het personeel en de deskundigen van de ITER-Organisatie tot persoonlijk voordeel te strekken. Zij beogen uitsluitend het onbelemmerd functioneren van de ITER-Organisatie, onder alle omstandigheden, alsmede de volledige onafhankelijkheid van de personen aan wie zij worden toegekend.

2.   Krachtens artikel 12 van de ITER-Overeenkomst heft de Raad de immuniteit op indien hij van oordeel is dat deze immuniteit de rechtsgang in de weg staat en indien het mogelijk is deze immuniteit op te heffen zonder de belangen van de ITER-Organisatie en de leden daarvan in gevaar te brengen.

Artikel 22

De ITER-Organisatie werkt voortdurend samen met de bevoegde autoriteiten van de Partijen en het gastland, als genoemd in artikel 1, lid 2, van de ITER-Overeenkomst, ter bevordering van een goede rechtspleging, ter verzekering van de naleving van politievoorschriften en van voorschriften met betrekking tot de volksgezondheid en de veiligheid, de vergunningverlening, de milieubescherming, de arbeidsinspectie of andere soortgelijke nationale wetten, alsmede ter voorkoming van misbruik van de in deze Overeenkomst bedoelde voorrechten en immuniteiten. De procedure die moet worden gevolgd bij de in dit artikel genoemde samenwerking, kan worden neergelegd in de overeenkomsten betreffende de hoofdzetel en de veldteams of in aanvullende overeenkomsten.

Artikel 23

1.   Wanneer zij schriftelijke contracten sluit, andere dan die welke worden gesloten in overeenstemming met het personeelsstatuut, kan de ITER-Organisatie voorzien in arbitrage. In de arbitrageclausule of in de daartoe gesloten speciale arbitrageovereenkomst worden de toepasselijke wetgeving en het land waar de arbiters zetelen gespecificeerd.

2.   De tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis verloopt volgens de regels die gelden op het grondgebied van tenuitvoerlegging.

Artikel 24

Krachtens het Verdrag tot oprichting van Euratom is deze Overeenkomst van toepassing op alle grondgebieden waarop dit Verdrag van toepassing is. In overeenstemming met dat Verdrag en andere relevante overeenkomsten is zij tevens van toepassing op de Republiek Bulgarije, Roemenië en de Zwitserse Bondsstaat, die als volledig geassocieerde derde landen deelnemen aan het Euratom-fusieprogramma.

Artikel 25

1.   Deze Overeenkomst moet worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd overeenkomstig de procedures van elke ondertekenaar.

2.   Deze Overeenkomst treedt in werking dertig dagen na de depositie van de instrumenten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van de Overeenkomst door de Volksrepubliek China, Euratom, de Republiek India, Japan, de Republiek Korea en de Russische Federatie.

3.   Wanneer deze Overeenkomst één jaar na de ondertekening ervan niet in werking is getreden, roept de depositaris een vergadering van de ondertekenaars bijeen om te besluiten op welke wijze de inwerkingtreding van de Overeenkomst kan worden vergemakkelijkt.

Artikel 26

1.   Zodra de Raad een beslissing heeft genomen overeenkomstig artikel 23, lid 1, van de ITER-Overeenkomst, kan de desbetreffende staat of internationale organisatie toetreden tot en Partij worden bij deze Overeenkomst.

2.   De toetreding gaat in op de datum van de depositie van het instrument van toetreding bij de depositaris.

Artikel 27

Deze Overeenkomst heeft dezelfde looptijd als de ITER-Overeenkomst. Het aflopen van deze Overeenkomst heeft geen effect op de immuniteit als bedoeld in artikel 13, lid 1, onder b), artikel 14, onder a), en artikel 16, onder a).

Artikel 28

Geschillen tussen de Partijen of tussen één of meer Partijen en de ITER-Organisatie, op grond van of in verband met deze Overeenkomst, worden beslecht via raadpleging, bemiddeling of andere overeen te komen procedures, zoals arbitrage. De betrokken partijen komen bijeen om de aard van hun geschil te bespreken met het oog op een snelle oplossing ervan.

Artikel 29

1.   De directeur-generaal van de IAEA is de depositaris van deze Overeenkomst.

2.   Het origineel van deze Overeenkomst wordt gedeponeerd bij de depositaris, die gewaarmerkte afschriften daarvan toestuurt aan de ondertekenaars en aan de secretaris-generaal van de Verenigde Naties voor registratie en publicatie overeenkomstig artikel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties.

3.   De depositaris stelt elke ondertekenaar en alle toetredende staten en internationale organisaties in kennis van:

a)

de datum van depositie van elk instrument van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding; en

b)

de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze overeenkomst hebben ondertekend.

Gedaan te Parijs op 21 november 2006, in één exemplaar in de Engelse taal.

voor de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie

voor de Regering van de Volksrepubliek China

voor de Regering van de Republiek India

voor de Regering van Japan

voor de Regering van de Republiek Korea

voor de Regering van de Russische Federatie


16.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 358/87


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 14 december 2006

tot vaststelling, op grond van Beschikking 2002/358/EG van de Raad, van de respectieve emissieniveaus die in het kader van het Protocol van Kyoto aan de Gemeenschap en elk van haar lidstaten zijn toegewezen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 6468)

(2006/944/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking 2002/358/EG van de Raad van 25 april 2002 betreffende de goedkeuring, namens de Europese Gemeenschap, van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en de gezamenlijke nakoming van de in dat kader aangegane verplichtingen (1), en met name op artikel 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage II bij Beschikking 2002/358/EG bevat de gekwantificeerde verplichtingen inzake emissiebeperking of -reductie voor de vaststelling van de respectieve emissieniveaus die onder voorbehoud van artikel 4 van het Protocol van Kyoto aan de Europese Gemeenschap en haar lidstaten zijn toegewezen. Bijlage B bij het Protocol van Kyoto bevat de gekwantificeerde verplichtingen inzake emissiebeperking of -reductie voor de vaststelling van de emissieniveaus die zijn toegewezen aan de lidstaten die na 25 april 2002 tot de Gemeenschap zijn toegetreden, met uitzondering van Cyprus en Malta, die nog geen gekwantificeerde verplichtingen inzake emissiebeperking of -reductie krachtens het Protocol van Kyoto hebben.

(2)

De aan de Gemeenschap en haar lidstaten toegewezen respectieve emissieniveaus, uitgedrukt in ton kooldioxide-equivalent, worden vastgesteld in de bijlage bij deze beschikking. Deze emissieniveaus zijn berekend op basis van de herziene emissiegegevens voor het referentiejaar die de lidstaten hebben ingediend op grond van artikel 23 van Beschikking 2005/166/EG van de Commissie van 10 februari 2005 tot vaststelling van regels voor de uitvoering van Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende een bewakingssysteem voor de uitstoot van broeikasgassen in de Gemeenschap en de uitvoering van het Protocol van Kyoto (2), vermenigvuldigd met de in bijlage II bij Beschikking 2002/358/EG en bijlage B bij het Protocol van Kyoto vastgestelde gekwantificeerde verplichtingen inzake emissiebeperking of -reductie, en vermenigvuldigd met vijf, wat staat voor de vijf jaren van de eerste verbintenisperiode in het kader van het Protocol.

(3)

Overeenkomstig artikel 3 van Beschikking 2002/358/EG moeten de toegewezen hoeveelheden van de Gemeenschap en van elke lidstaat gelijk zijn aan hun respectieve emissieniveau dat in de bijlage bij deze beschikking wordt vastgesteld.

(4)

Voor de herziening van de emissiegegevens voor het referentiejaar in het kader van het Protocol van Kyoto, die de lidstaten krachtens artikel 23 van Beschikking 2005/166/EG hadden ingediend, was een herberekening nodig, die heeft geleid tot een rekenkundig verschil van 11 403 608 ton kooldioxide-equivalent tussen de aan de Europese Gemeenschap toegewezen hoeveelheid en de som van de toegewezen hoeveelheden van de lidstaten als vermeld in bijlage II bij Beschikking 2002/358/EG. De Gemeenschap zou dit verschil in de vorm van toegewezen eenheden moeten vrijgeven.

(5)

Eventuele wijzigingen in de definitieve emissieniveaus van de Gemeenschap en haar lidstaten als gevolg van de herziening van de emissieniveaus op grond van artikel 8 van het Protocol van Kyoto, moeten door middel van een wijziging van deze beschikking worden vastgesteld.

(6)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité klimaatverandering,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

De respectieve emissieniveaus, uitgedrukt in ton kooldioxide-equivalent, die voor de eerste periode van gekwantificeerde verplichtingen inzake emissiebeperking en -reductie in het kader van het Protocol van Kyoto aan de Gemeenschap en haar lidstaten zijn toegewezen, worden vastgesteld in de bijlage.

Artikel 2

Het verschil van 11 403 608 ton kooldioxide-equivalent tussen de emissieniveaus van de Gemeenschap en de som van de emissieniveaus van de lidstaten als vermeld in bijlage II bij Beschikking 2002/358/EG, wordt door de Gemeenschap in de vorm van toegewezen eenheden vrijgegeven.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 14 december 2006.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 130 van 15.5.2002, blz. 1.

(2)  PB L 55 van 1.3.2005, blz. 57.


BIJLAGE

Respectieve emissieniveaus, uitgedrukt in ton kooldioxide-equivalent, die voor de eerste periode van gekwantificeerde verplichtingen inzake emissiebeperking en –reductie in het kader van het Protocol van Kyoto aan de Gemeenschap en haar lidstaten zijn toegewezen

Europese Gemeenschap (1)

19 683 181 601

België

679 368 682

Denemarken

273 827 177

Duitsland

4 868 520 955

Griekenland

694 087 947

Spanje

1 663 967 412

Frankrijk

2 819 626 640

Ierland

315 158 338

Italië

2 429 132 197

Luxemburg

45 677 304

Nederland

1 008 565 720

Oostenrijk

343 405 392

Portugal

386 956 503

Finland

355 480 975

Zweden

375 864 317

Verenigd Koninkrijk

3 412 080 630


Cyprus

Niet van toepassing

Tsjechië

902 890 649

Estland

197 902 558

Letland

119 113 402

Litouwen

221 275 934

Hongarije

578 260 222

Malta

Niet van toepassing

Polen

2 673 496 300

Slovenië

92 934 961

Slowakije

337 456 459


(1)  Met het oog op de gezamenlijke nakoming, overeenkomstig artikel 4 van het Protocol van Kyoto, van de verplichtingen uit hoofde van artikel 3, lid 1, van dat Protocol krachtens Beschikking 2002/358/EG en van toepassing op de lidstaten die zijn vermeld in bijlage II bij die beschikking.