ISSN 1725-2598 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 345 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
49e jaargang |
Inhoud |
|
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing |
Bladzijde |
|
* |
Verordening (EG) nr. 1781/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie over de betaler ( 1 ) |
|
|
* |
|
|
II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing |
|
|
|
Raad |
|
|
* |
||
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing
8.12.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 345/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 1781/2006 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 15 november 2006
betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie over de betaler
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Zwartgeldstromen kunnen de stabiliteit en de reputatie van de financiële sector aantasten en een gevaar betekenen voor de interne markt. Terrorisme ondergraaft de fundamenten van onze maatschappij. De soliditeit, integriteit en stabiliteit van kredietinstellingen en financiële instellingen en het vertrouwen in het financiële stelsel als geheel kunnen ernstig in gevaar worden gebracht door de pogingen van criminelen en hun medeplichtigen om hetzij de herkomst van de opbrengsten van misdrijven te verhullen, hetzij rechtmatig verkregen gelden aan te wenden voor terroristische doeleinden. |
(2) |
Witwassers en terrorismefinanciers kunnen, ter vergemakkelijking van hun criminele activiteiten, van de aan de geïntegreerde financiële ruimte inherente liberalisering van het kapitaalverkeer en van het verrichten van financiële diensten trachten te profiteren, indien niet op communautair niveau bepaalde coördinerende maatregelen worden genomen. Grootschalig optreden van de Gemeenschap kan een uniforme omzetting in de gehele Europese Unie waarborgen van speciale aanbeveling VII betreffende elektronische overmakingen (Special Recommendation VII — SR VII) van de Financiële Actiegroep Witwassen van Geld en Terrorismefinanciering (FATF), ingesteld bij de G7-Conferentie van Parijs van 1989, waarbij met name geen discriminatie mag optreden tussenbinnenlandse betalingen in een lidstaat en grensoverschrijdende betalingen tussen lidstaten. Een ongecoördineerd optreden door individuele lidstaten op het gebied van grensoverschrijdende geldovermakingen kan ernstige negatieve gevolgen hebben voor de goede werking van betalingssystemen op EU-niveau en aldus een schadelijk effect sorteren op de interne markt voor financiële diensten. |
(3) |
In de nasleep van de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten op 11 september 2001 heeft de Europese Raad op zijn buitengewone bijeenkomst van 21 september 2001 herhaald dat de strijd tegen het terrorisme een prioritaire doelstelling van de Europese Unie is. De Europese Raad heeft zijn goedkeuring gehecht aan een actieplan met het oog op de versterking van de politiële en justitiële samenwerking, de ontwikkeling van internationale rechtsinstrumenten om terrorisme tegen te gaan, de voorkoming van terrorismefinanciering, de versterking van de veiligheid in de luchtvaart en het bewerkstelligen van een betere samenhang tussen alle relevante beleidsterreinen van de Unie. Dit actieplan is door de Europese Raad herzien naar aanleiding van de terroristische aanslagen van 11 maart 2004 te Madrid en is er thans specifiek op gericht te waarborgen dat het wetgevingskader dat de Gemeenschap heeft ingesteld met het oog op de bestrijding van het terrorisme en de verbetering van de justitiële samenwerking, wordt aangepast aan de negen speciale aanbevelingen inzake de financiering van terrorisme welke zijn aangenomen door de FATF. |
(4) |
Ter voorkoming van de financiering van terrorisme zijn maatregelen genomen om de financiële en economische middelen van bepaalde personen, groepen en entiteiten te bevriezen, zoals Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad (3) en Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad (4). Met hetzelfde doel voor ogen zijn maatregelen genomen om het financiële stelsel te beschermen tegen de aanwending van financiële en economische middelen voor terroristische doeleinden. Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) bevat een aantal maatregelen dat erop gericht is het misbruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en terrorismefinanciering tegen te gaan. Geen van deze maatregelen maken het terroristen en andere criminelen echter volkomen onmogelijk om zich toegang te verschaffen tot betalingssystemen voor het doorsluizen van hun gelden. |
(5) |
Ter bevordering van een coherente internationale aanpak van de bestrijding van het witwassen van geld en terrorismefinanciering dient in toekomstige communautaire maatregelen rekening te worden gehouden met de ontwikkelingen op dat terrein, namelijk de negen door de FATF aangenomen speciale aanbevelingen inzake de financiering van terrorisme, en met name SR VII, alsook de herziene interpretatieve nota voor de tenuitvoerlegging van deze aanbeveling. |
(6) |
De volledige traceerbaarheid van geldovermakingen kan een bijzonder belangrijk en nuttig hulpmiddel zijn bij de voorkoming van, het onderzoek naar en de opsporing van het witwassen van geld of terrorismefinanciering. Om te waarborgen dat de informatie over de betaler door heel de hele betalingsketen wordt doorgegeven, verdient het bijgevolg aanbeveling te voorzien in een systeem dat betalingsdienstaanbieders ertoe verplicht bij geldovermakingen accurate en betekenisvolle informatie over de betaler te voegen. |
(7) |
Het bepaalde in deze verordening is van toepassing onverminderd Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (6). Bijvoorbeeld mag informatie die in het kader van deze verordening wordt vergaard en bijgehouden, niet voor commerciële doeleinden worden gebruikt. |
(8) |
Personen die alleen maar papieren documenten in elektronische vorm omzetten en op contractbasis werkzaam zijn bij een betalingsdienstaanbieder, vallen niet onder de werkingssfeer van deze verordening; hetzelfde geldt voor natuurlijke of rechtspersonen die betalingsdienstaanbieders alleen maar een berichtensysteem of andere ondersteuningssystemen voor de overdracht van fondsen en/of clearing- en afwikkelingssystemen bieden. |
(9) |
Als bij geldovermakingen het witwasrisico of het risico van terrorismefinanciering klein is, verdient het aanbeveling dergelijke geldovermakingen van het toepassingsgebied van deze verordening uit te sluiten. Deze ontheffingen betreffen krediet- of debetkaarten, opnamen bij geldautomaten, automatische overmakingen, ingehouden cheques, betalingen van belastingen, boetes of andere heffingen en geldovermakingen, waarbij de betalers en begunstigden beiden betalingsdienstaanbieders zijn die voor eigen rekening handelen. Voorts mogen de lidstaten, om recht te doen aan de kenmerken van de nationale betalingssystemen, elektronische betalingen uitzonderen, op voorwaarde dat het altijd mogelijk is de betaler via de geldovermakingen te traceren. Indien de lidstaten de ontheffing voor elektronisch geld in het kader van Richtlijn 2005/60/EG hebben toegepast, moeten zij die ontheffing in het kader van deze richtlijn toepassen, op voorwaarde dat het bedrag van de elektronische overmaking niet hoger is dan 1 000 EUR. |
(10) |
De ontheffing voor elektronisch geld, zoals omschreven in Richtlijn 2000/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (7), geldt voor elektronisch geld, ongeacht het feit of de uitgevende instelling van dergelijk geld krachtens artikel 8 van deze richtlijn al dan niet ontheffing is verleend. |
(11) |
Om de doeltreffendheid van de betalingssystemen niet te hinderen, dienen de vereisten voor verificatie van geldovermakingen die via een rekening gebeuren worden gescheiden van de geldovermakingen die niet via een rekening gebeuren. Om te zorgen voor een juist evenwicht tussen, enerzijds het risico dat transacties in de clandestiniteit worden gedrongen doordat al te strikte identificatieverplichtingen worden opgelegd en, anderzijds, de potentiële terroristische dreiging die van kleine geldovermakingen uitgaat, in geval van geldovermakingen die niet via een rekening gebeuren, dient enkel bij individuele geldovermakingen die 1 000 EUR overschrijden, de verplichting om te verifiëren of de informatie over de betaler accuraat is, te worden toegepast, onverminderd de verplichtingen van Richtlijn 2005/60/EG. Voor geldovermakingen via een rekening wordt er van de betalingsdienstaanbieders niet vereist dat ze voor elke geldovermaking, waarbij aan de verplichtingen van Richtlijn 2005/60/EG is voldaan, de informatie over de betaler nagaan. |
(12) |
Tegen de achtergrond van Verordening (EG) nr. 2560/2001 van het Europees Parlement en de Raad (8) en de mededeling van de Commissie betreffende een nieuw rechtskader voor betalingen in de interne markt, is het voldoende om bij geldovermakingen binnen de Gemeenschap een minimum aan informatie over de betaler te verstrekken. |
(13) |
Teneinde de voor de bestrijding van het witwassen van geld of terrorismefinanciering in derde landen verantwoordelijke autoriteiten in staat te stellen de herkomst te traceren van de gelden die voor deze doeleinden worden gebruikt, dient bij geldovermakingen vanuit de Gemeenschap naar buiten de Gemeenschap volledige informatie over de betaler te worden gevoegd. Aan deze autoriteiten mag alleen toegang tot de volledige informatie over de betaler worden verleend voor de voorkoming van, het onderzoek naar en de opsporing van het witwassen van geld of terrorismefinanciering. |
(14) |
Opdat geldovermakingen van een enkele betaler aan meerdere begunstigden op goedkope wijze kunnen worden verzonden in batchbestanden waarin de afzonderlijke geldovermakingen vanuit de Gemeenschap naar buiten de Gemeenschap zijn opgenomen, dient het mogelijk te zijn dat bij deze afzonderlijke geldovermakingen alleen het rekeningnummer van de betaler of een unieke identificatiecode wordt gevoegd, mits het batchbestand de volledige informatie over de betaler bevat. |
(15) |
Om na te gaan of de vereiste informatie over de betaler bij de geldovermakingen is gevoegd en om verdachte transacties te helpen opsporen, dient de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde over effectieve procedures te beschikken om op te merken dat informatie over de betaler ontbreekt. |
(16) |
Vanwege de potentiële dreiging van terrorismefinanciering die van anonieme geldovermakingen uitgaat, verdient het aanbeveling de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde ertoe in staat te stellen dergelijke situaties te vermijden of recht te zetten wanneer hij zich rekenschap geeft van het ontbreken of de onvolledigheid van de informatie over de betaler. In dit verband dient op grond van de risicogevoeligheid evenwel enige flexibiliteit te worden toegestaan ten aanzien van de reikwijdte van de informatie over de betaler. Voorts dient de verantwoordelijkheid voor de correctheid en volledigheid van de informatie over de betaler bij de betalingsdienstaanbieder van de betaler te blijven berusten. Ingeval de betalingsdienstaanbieder van de betaler buiten het grondgebied van de Gemeenschap is gevestigd, dienen overeenkomstig Richtlijn 2005/60/EG uitgebreide „ken-uw-cliënt”-maatregelen te worden toegepast ten aanzien van grensoverschrijdende correspondentbankrelaties met deze betalingsdienstaanbieder. |
(17) |
Als er richtsnoeren van de bevoegde nationale instanties bestaan in verband met de verplichtingen om alle overdrachten te verwerpen van een betalingsdienstaanbieder die regelmatig nalaat de vereiste informatie over de betaler te verstrekken of om al dan niet de zakelijke relatie met deze betalingsdienstaanbieder te beperken of te beëindigen, moeten deze onder meer gebaseerd zijn op de convergentie van de beste praktijken en moeten ze tevens rekening houden met het feit dat de herziene interpretatieve nota bij SR VII van de FATF derde landen toelaat een drempel van 1 000 EUR of 1 000 USD te stellen voor de verplichting om informatie over de betaler toe te sturen, zonder daarbij afbreuk te doen aan de doelstelling om het witwassen van geld en terrorismefinanciering doeltreffend te bestrijden. |
(18) |
De betalingsdienstaanbieder van de begunstigde dient op basis van een risicobeoordeling hoe dan ook bijzondere waakzaamheid aan de dag te leggen wanneer hij zich rekenschap geeft van het ontbreken of de onvolledigheid van de informatie over de betaler en dient verdachte transacties aan de bevoegde autoriteiten te melden overeenkomstig de meldingsplicht in Richtlijn 2005/60/EG en in de nationale uitvoeringsmaatregelen. |
(19) |
De bepalingen over geldovermakingen waarbij informatie over de betaler ontbreekt of onvolledig is, gelden onverminderd eventuele verplichtingen van betalingsdienstaanbieders om geldovermakingen waarbij civiel-, bestuurs- of strafrechtelijke bepalingen worden overtreden, stop te zetten of te weigeren. |
(20) |
Totdat de technische beperkingen zijn opgeheven die intermediaire betalingsdienstaanbieders kunnen beletten te voldoen aan de verplichting om alle ontvangen informatie over de betaler door te geven, dienen deze intermediaire betalingsdienstaanbieders deze informatie te bewaren. Deze technische beperkingen zouden moeten zijn opgeheven zodra de betalingssystemen zijn gemoderniseerd. |
(21) |
Aangezien het bij een strafrechtelijk onderzoek mogelijk is dat pas maanden of zelfs jaren nadat de oorspronkelijke geldovermaking heeft plaatsgevonden, kan worden uitgemaakt welke de benodigde gegevens of wie de betrokken personen zijn, verdient het aanbeveling betalingsdienstaanbieders informatie over de betaler te bewaren met het oog op de voorkoming van, het onderzoek naar en de opsporing van het witwassen van geld of terrorismefinanciering. Deze informatie dient gedurende een beperkte periode te worden bewaard. |
(22) |
Om snel te kunnen optreden in het kader van de terrorismebestrijding, dienen betalingsdienstaanbieders ook onverwijld te kunnen reageren op verzoeken om informatie over de betaler van de voor de bestrijding van het witwassen van geld of terrorismefinanciering verantwoordelijke autoriteiten van de lidstaat waar zij gevestigd zijn. |
(23) |
Het aantal werkdagen in de lidstaat van de betalingsdienstaanbieder van de betaler is bepalend voor het aantal dagen om te reageren op verzoeken om informatie over de betaler. |
(24) |
Gezien het belang van de bestrijding van het witwassen van geld en terrorismefinanciering dienen de lidstaten in hun nationale recht in doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties te voorzien ter bestraffing van de niet-naleving van deze verordening. |
(25) |
De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (9). |
(26) |
Een aantal landen en gebieden dat niet tot het grondgebied van de Gemeenschap behoort, heeft een monetaire unie met of maakt deel uit van de valutazone van een lidstaat of heeft een monetaire overeenkomst met de Europese Gemeenschap, vertegenwoordigd door een lidstaat, ondertekend, en heeft betalingsdienstaanbieders die rechtstreeks of onrechtstreeks deelnemen aan de betalings- en afwikkelingssystemen van die lidstaat. Om te vermijden dat de toepassing van deze verordening op geldovermakingen tussen de betrokken lidstaat en deze landen of gebieden een groot negatief effect heeft op de economie van deze landen en gebieden, verdient het aanbeveling te voorzien in de mogelijkheid om dergelijke geldovermakingen als geldovermakingen binnen de betrokken lidstaten te behandelen. |
(27) |
Om giften voor liefdadigheidsdoeleinden niet te ontmoedigen, verdient het aanbeveling de lidstaten toe te staan op hun grondgebied gevestigde betalingsdienstaanbieders voor geldovermakingen tot een maximumbedrag van 150 EUR die op het grondgebied van die lidstaat worden uitgevoerd, te ontheffen van de verzameling, verificatie, bewaring of toezending van informatie over de betaler. Het verdient eveneens aanbeveling deze mogelijkheid afhankelijk te stellen van het vervullen van een aantal voorwaarden door non-profitorganisaties, zodat de lidstaten zich ervan kunnen vergewissen dat terroristen deze ontheffing niet aangrijpen om dergelijke organisaties te misbruiken als dekmantel of hulpmiddel voor de financiering van hun activiteiten. |
(28) |
Aangezien de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang of de gevolgen van de maatregel beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. |
(29) |
Om tot een coherente aanpak van de bestrijding van het witwassen van geld en terrorismefinanciering te komen, is het aangewezen dat de belangrijkste bepalingen van deze verordening met ingang van dezelfde datum van toepassing worden als de desbetreffende bepalingen die op internationaal niveau zijn aangenomen, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ONDERWERP, DEFINITIES EN TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1
Onderwerp
Bij deze verordening worden voorschriften vastgesteld met betrekking tot de bij geldovermakingen te voegen informatie over de betalers van deze gelden met het oog op de voorkoming van, het onderzoek naar en de opsporing van het witwassen van geld en terrorismefinanciering.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1. |
„terrorismefinanciering”: het verstrekken of verzamelen van gelden in de zin van artikel 1, lid 4, van Richtlijn 2005/60/EG; |
2. |
„witwassen van geld”: alle handelingen, indien opzettelijk begaan, die worden beschouwd als witwassen van geld in de zin van artikel 1, lid 2 of 3 van Richtlijn 2005/60/EG; |
3. |
„betaler”: een natuurlijke of rechtspersoon-rekeninghouder die een geldovermaking vanaf die rekening toestaat, of bij ontbreken van een rekening, een natuurlijke of rechtspersoon die de opdracht tot het overmaken van geld geeft; |
4. |
„begunstigde”: natuurlijke of rechtspersoon die de beoogde uiteindelijke ontvanger van de overgemaakte gelden is; |
5. |
„betalingsdienstaanbieder”: natuurlijke of rechtspersoon wiens bedrijfsactiviteit onder meer bestaat in het aanbieden van geldovermakingsdiensten; |
6. |
„intermediaire betalingsdienstaanbieder”: betalingsdienstaanbieder die noch de betalingsdienstaanbieder van de betaler, noch de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde is en die betrokken is bij de uitvoering van geldovermakingen; |
7. |
„geldovermaking”: transactie die door een betalingsdienstaanbieder langs elektronische weg wordt uitgevoerd voor rekening van een betaler met de bedoeling bij een betalingsdienstaanbieder gelden beschikbaar te stellen voor een begunstigde, ongeacht of de betaler en de begunstigde een en dezelfde persoon zijn; |
8. |
„blokovermaking”: meerdere afzonderlijke geldovermakingen die zijn gebundeld met het oog op de transmissie ervan; |
9. |
„unieke identificatiecode”: een combinatie van letters, cijfers of symbolen, door de betalingsdienstaanbieder bepaald, overeenkomstig de protocollen van het betalings- en afwikkelingssysteem of het berichtensysteem dat voor de geldovermaking is gebruikt. |
Artikel 3
Toepassingsgebied
1. Deze verordening is van toepassing op in om het even welke valuta luidende geldovermakingen die worden verzonden of ontvangen door een betalingsdienstaanbieder die in de Gemeenschap is gevestigd.
2. Deze verordening is niet van toepassing op geldovermakingen die met behulp van een krediet- of debetkaart worden verricht, mits
a) |
de begunstigde een overeenkomst met de betalingsdienstaanbieder heeft op grond waarvan de betaling voor de levering van goederen en de verrichting van diensten mogelijk is; en |
b) |
bij de geldovermaking een unieke identificatiecode is gevoegd die het mogelijk maakt deze geldovermaking terug te traceren naar de betaler. |
3. Wanneer een lidstaat ervoor kiest de in artikel 11, lid 5, onder d), van Richtlijn 2005/60/EG bedoelde ontheffing toe te passen, is deze verordening niet van toepassing op geldovermakingen die worden verricht met elektronisch geld dat valt onder deze afwijking, tenzij het bedrag van de transactie hoger is dan 1 000 EUR.
4. Onverminderd lid 3, is deze verordening niet van toepassing op geldovermakingen die via een mobiele telefoon of een ander digitaal of Informatie Technologie (IT)-toestel werden verricht, indien dergelijke geldovermakingen vooraf zijn betaald en de 150 EUR niet overschrijden.
5. Deze verordening is niet van toepassing op geldovermakingen die met behulp van een mobiele telefoon of een ander digitaal of IT-toestel worden verricht, indien dergelijke geldovermakingen achteraf worden betaald en aan de volgende voorwaarden voldoen:
a) |
de begunstigde heeft een overeenkomst met de betalingsdienstaanbieder op grond waarvan de betaling voor de levering van goederen en de verrichting van diensten mogelijk is; |
b) |
een unieke identificatiecode, waardoor de transactie kan worden getraceerd tot de betaler, wordt aan de geldovermaking gekoppeld; en |
c) |
de betalingsdienstaanbieder is onderworpen aan de verplichtingen die in Richtlijn 2005/60/EG zijn neergelegd. |
6. Lidstaten kunnen beslissen deze verordening niet toe te passen op geldovermakingen binnen zijn grondgebied naar de rekening van een begunstigde waarmee betalingen voor de levering van goederen of de verrichting van diensten kunnen worden gedaan, indien:
a) |
de verplichtingen van Richtlijn 2005/60/EG van toepassing zijn op de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde; |
b) |
de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde door middel van een uniek referentienummer de geldovermaking via de begunstigde kan traceren naar de natuurlijke of rechtspersoon die met de begunstigde een overeenkomst heeft voor de levering van goederen of de verrichting van diensten; en |
c) |
het overgemaakte bedrag ten hoogste 1 000 EUR bedraagt. |
De lidstaten die van deze ontheffing gebruikmaken, stellen de Commissie daarvan in kennis.
7. Deze verordening is niet van toepassing op
a) |
geldovermakingen waarbij de betaler geld van zijn of haar eigen rekening afhaalt; |
b) |
geldovermakingen waarbij er sprake is van een incassomachtiging tussen twee partijen op grond waarvan betalingen tussen deze partijen via rekeningen kunnen worden verricht, mits bij de geldovermaking een unieke identificatiecode is gevoegd die het mogelijk maakt de transactie naar de natuurlijke of de rechtspersoon te traceren; |
c) |
geldovermakingen waarbij „truncated” cheques worden gebruikt; |
d) |
geldovermakingen aan de overheid voor belastingen, boetes of andere heffingen binnen een lidstaat; |
e) |
geldovermakingen waarbij zowel de betaler als de begunstigde betalingsdienstaanbieders zijn die voor eigen rekening handelen. |
HOOFDSTUK II
VERPLICHTINGEN VAN DE BETALINGSDIENSTAANBIEDER VAN DE BETALER
Artikel 4
Volledige informatie over de betaler
1. De volledige informatie over de betaler bestaat uit zijn naam, adres en rekeningnummer.
2. Het adres mag worden vervangen door de geboorteplaats en -datum van de betaler, zijn cliëntidentificatienummer of zijn nationaal identiteitsnummer.
3. Bij gebreke van het rekeningnummer van de betaler vervangt de betalingsdienstaanbieder van de betaler dit door een unieke identificatiecode aan de hand waarvan de transactie terug kan worden getraceerd naar de betaler.
Artikel 5
Bij geldovermakingen te voegen informatieen bewaren van bewijsstukken
1. Betalingsdienstaanbieders zorgen ervoor dat de volledige informatie over de betaler bij de geldovermakingen wordt gevoegd.
2. Alvorens de gelden over te maken, verifieert de betalingsdienstaanbieder van de betaler de volledige informatie over de betaler aan de hand van documenten, gegevens of informatie afkomstig van een betrouwbare en onafhankelijke bron.
3. Bij de overmaking van gelden vanaf een rekening wordt de verificatie geacht te hebben plaatsgevonden indien:
a) |
de identiteit van een betaler geverifieerd is bij de opening van de rekening en de daarbij verkregen informatie is opgeslagen overeenkomstig de verplichtingen van artikel 8, lid 2, en artikel 30, onder a), van Richtlijn 2005/60/EG; of |
b) |
de betaler onder artikel 9, lid 6, van Richtlijn 2005/60/EG valt. |
4. Onverminderd artikel 7, onder c), van Richtlijn 2005/60/EG verifieert de betalingsdienstaanbieder, ingeval van geldovermakingen die niet via een rekening gebeuren, de informatie over de betaler evenwel slechts indien het bedrag 1 000 EUR overschrijdt, behalve als de transactie in verschillende verrichtingen gebeurt waartussen een verband lijkt te bestaan, en deze samen hoger zijn dan 1 000 EUR.
5. De betalingsdienstaanbieder van de betaler bewaart gedurende vijf jaar de volledige informatie over de betaler welke bij geldovermakingen wordt gevoegd.
Artikel 6
Geldovermakingen binnen de Gemeenschap
1. In afwijking van artikel 5, lid 1, wordt bij geldovermakingen waarbij zowel de betalingsdienstaanbieder van de betaler als de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde in de Gemeenschap is gevestigd, alleen het rekeningnummer van de betaler gevoegd of een unieke identificatiecode aan de hand waarvan de transactie terug kan worden getraceerd naar de betaler.
2. Indien de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde daarom verzoekt, stelt de betalingsdienstaanbieder van de betaler evenwel uiterlijk drie werkdagen na ontvangst van dit verzoek de volledige informatie over de betaler ter beschikking van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde.
Artikel 7
Geldovermakingen vanuit de Gemeenschap naar buiten de Gemeenschap
1. Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde buiten de Gemeenschap is gevestigd, wordt bij geldovermakingen de volledige informatie over de betaler gevoegd.
2. Wanneer de betalingsdienstaanbieders van de begunstigden buiten de Gemeenschap zijn gevestigd, is bij blokovermakingen die afkomstig zijn van één betaler lid 1 niet van toepassing op de gebundelde afzonderlijke geldovermakingen, mits het batchbestand de in dat lid bedoelde informatie bevat en bij de afzonderlijke geldovermakingen het rekeningnummer van de betaler of een unieke identificatiecode is gevoegd.
HOOFDSTUK III
VERPLICHTINGEN VAN DE BETALINGSDIENSTAANBIEDER VAN DE BEGUNSTIGDE
Artikel 8
Opmerken van het ontbreken van informatie over de betaler
De betalingsdienstaanbieder van de begunstigde moet opmerken of de velden voor informatie over de betaler in het berichtensysteem of het betalings- en afwikkelingssysteem dat voor de geldovermaking gebruikt wordt, zijn ingevuld met karakters of invoer die toegelaten zijn volgens de procedures van het berichten- of het betalings- en afwikkelingssysteem. Deze betalingsdienstaanbieder beschikt over effectieve procedures om het ontbreken van de volgende informatie over de betaler op te merken:
a) |
bij geldovermakingen waarbij de betalingsdienstaanbieder van de betaler in de Gemeenschap is gevestigd, de uit hoofde van artikel 6 vereiste informatie; |
b) |
bij geldovermakingen waarbij de betalingsdienstaanbieder van de betaler buiten de Gemeenschap is gevestigd, de in artikel 4 bedoelde volledige informatie over de betaler, of, in voorkomend geval, de uit hoofde van artikel 13 vereiste informatie; en |
c) |
bij blokovermakingen waarbij de betalingsdienstaanbieder van de betaler buiten de Gemeenschap is gevestigd, dient de in artikel 4 bedoelde volledige informatie over de betaler alleen in de blokovermaking te staan, en niet bij de daarin gebundelde afzonderlijke geldovermakingen. |
Artikel 9
Ontbrekende of onvolledige informatie over de betaler bij geldovermakingen
1. Ingeval de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde bij de ontvangst van geldovermakingen constateert dat de krachtens deze verordening vereiste informatie over de betaler onvolledig is, moet hij de overmaking weigeren of om de volledige informatie over de betaler verzoeken. De betalingsdienstaanbieder van de begunstigde voegt zich hoe dan ook naar alle toepasselijke wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het witwassen van geld en terrorismefinanciering, en met name Verordening (EG) nr. 2580/2001, Verordening (EG) nr. 881/2002 en Richtlijn 2005/60/EG, alsmede de nationale uitvoeringsmaatregelen daarvan.
2. Wanneer een betalingsdienstaanbieder regelmatig nalaat de vereiste informatie over de betaler te verstrekken, onderneemt de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde stappen, die aanvankelijk kunnen bestaan uit het sturen van waarschuwingen of het opleggen van uiterste termijnen, alvorens te besluiten alle toekomstige geldovermakingen van deze betalingsdienstaanbieder te weigeren of te besluiten zijn zakelijke relatie met deze betalingsdienstaanbieder al dan niet te beperken of te beëindigen.
De betalingsdienstaanbieder van de begunstigde meldt dit feit aan de voor de bestrijding van het witwassen van geld of terrorismefinanciering verantwoordelijke autoriteiten.
Artikel 10
Risicobeoordeling
De betalingsdienstaanbieder van de begunstigde neemt ontbrekende of onvolledige informatieverstrekking over de betaler in aanmerking bij de beoordeling of de geldovermaking, dan wel enigerlei daarmee verband houdende transactie, verdacht is en of dit overeenkomstig de verplichtingen neergelegd in hoofdstuk III van Richtlijn 2005/60/EG aan de voor de bestrijding van het witwassen van geld of terrorismefinanciering verantwoordelijke autoriteiten moet worden gemeld.
Artikel 11
Bewaren van bewijsstukken
De betalingsdienstaanbieder van de begunstigde houdt alle over de betaler ontvangen informatie gedurende vijf jaar bij.
HOOFDSTUK IV
VERPLICHTINGEN VAN INTERMEDIAIRE BETALINGSDIENSTAANBIEDERS
Artikel 12
Het bij de overmaking houden van informatie over de betaler
Intermediaire betalingsdienstaanbieders zorgen ervoor dat alle ontvangen informatie over de betaler welke bij een geldovermaking is gevoegd, bij de overmaking blijft.
Artikel 13
Technische beperkingen
1. Dit artikel is van toepassing wanneer de betalingsdienstaanbieder van de betaler buiten de Gemeenschap is gevestigd en de intermediaire betalingsdienstaanbieder in de Gemeenschap is gevestigd.
2. Tenzij de intermediaire betalingsdienstaanbieder bij de ontvangst van een geldovermaking constateert dat de krachtens deze verordening vereiste informatie over de betaler ontbreekt of onvolledig is, kan hij een betalingssysteem met technische beperkingen gebruiken dat belet dat de informatie over de betaler bij de geldovermaking blijft om de geldovermakingen naar de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde te sturen.
3. Wanneer de intermediaire betalingsdienstaanbieder bij ontvangst van een geldovermaking constateert dat de krachtens deze verordening vereiste informatie over de betaler ontbreekt of onvolledig is, gebruikt hij enkel een betalingssysteem met technische beperkingen als het de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde hierover kan inlichten, hetzij binnen een berichten- of betalingssysteem dat voorziet in de melding van dit feit, hetzij via een andere procedure, op voorwaarde dat deze communicatiewijze door beide betalingsdienstaanbieders is aanvaard of overeengekomen.
4. Wanneer de intermediaire betalingsdienstaanbieder een betalingssysteem met technische beperkingen gebruikt, stelt hij op verzoek van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde uiterlijk drie werkdagen na ontvangst van dit verzoek alle ontvangen informatie over de betaler ter beschikking van deze betalingsdienstaanbieder, ongeacht het feit of die informatie volledig is of niet.
5. In de in de leden 2 en 3 vermelde gevallen bewaart de intermediaire betalingsdienstaanbieder alle ontvangen informatie gedurende vijf jaar.
HOOFDSTUK V
ALGEMENE VERPLICHTINGEN EN UITVOERINGSBEVOEGDHEDEN
Artikel 14
Medewerkingsplicht
Een betalingsdienstaanbieder reageert ten volle en onverwijld, overeenkomstig de procedurevereisten die in de nationale wetgeving van de lidstaat waar hij gevestigd is, zijn vastgelegd, op verzoeken die afkomstig zijn van de voor de bestrijding van het witwassen van geld of terrorismefinanciering verantwoordelijke autoriteiten van die lidstaat en die betrekking hebben op de bij geldovermakingen te voegen informatie over de betaler en op de desbetreffende bewijsstukken.
Deze autoriteiten, die handelen in overeenstemming met het nationale strafrecht en de fundamentele rechten, mogen deze informatie uitsluitend gebruiken voor de voorkoming van, het onderzoek naar of de opsporing van het witwassen van geld of terrorismefinanciering.
Artikel 15
Sancties en toezichtuitoefening
1. De lidstaten stellen de voorschriften vast ten aanzien van de sancties die gelden voor overtredingen van de bepalingen van deze verordening en nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden toegepast. Deze sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. Ze zijn van toepassing vanaf 15 december 2007.
2. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 14 december 2007 in kennis van de in lid 1 bedoelde voorschriften en van de voor de toepassing ervan verantwoordelijke autoriteiten, en delen eventuele latere wijzigingen daarop zo spoedig mogelijk mee.
3. De lidstaten dragen de bevoegde autoriteiten op om effectief toezicht uit te oefenen en de nodige maatregelen te nemen met het oog op de naleving van de vereisten van deze verordening.
Artikel 16
Comitéprocedure
1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij Richtlijn 2005/60/EG ingestelde Comité voor de voorkoming van het witwassen van geld en terrorismefinanciering, hierna „het Comité” te noemen.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit en op voorwaarde dat de maatregelen die in overeenstemming met deze procedure zijn aangenomen de essentiële bepalingen van deze verordening niet wijzigen.
De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.
HOOFDSTUK VI
AFWIJKINGEN
Artikel 17
Overeenkomsten met landen of gebieden die niet tot het grondgebied van de Gemeenschap behoren
1. De Commissie kan elke lidstaat machtigen op grond van nationale regelingen met een land of gebied dat niet tot het in artikel 299 van het Verdrag omschreven grondgebied van de Gemeenschap behoort, overeenkomsten te sluiten waarin bepalingen voorkomen die van deze verordening afwijken, zodat geldovermakingen tussen dat land of gebied en de lidstaat als geldovermakingen binnen de betrokken lidstaat worden behandeld.
Dergelijke overeenkomsten kunnen slechts worden toegestaan indien:
a) |
het betrokken land of gebied een monetaire unie met de betrokken lidstaat heeft of deel uitmaakt van de valutazone van die lidstaat of een monetaire overeenkomst heeft ondertekend met de Europese Gemeenschap, vertegenwoordigd door een lidstaat; |
b) |
de betalingsdienstaanbieders in het betrokken land of gebied rechtstreeks of onrechtstreeks deelnemen aan de betalings- en afwikkelingssystemen van die lidstaat; en |
c) |
het betrokken land of grondgebied verlangt van onder zijn rechtsorde vallende betalingsdienstaanbieders dat zij dezelfde voorschriften toepassen als die welke bij deze verordening zijn vastgesteld. |
2. Een lidstaat die een overeenkomst als bedoeld in lid 1 wenst te sluiten, dient een verzoek in bij de Commissie en verschaft haar alle nodige gegevens.
Wanneer de Commissie een dergelijk verzoek van een lidstaat ontvangt, worden geldovermakingen tussen de betrokken lidstaat en het betrokken land of gebied tijdelijk als geldovermakingen binnen die lidstaat behandeld totdat een besluit is genomen volgens de in dit artikel beschreven procedure.
Indien de Commissie meent niet over alle nodige gegevens te beschikken, neemt zij binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek contact op met de betrokken lidstaat en deelt zij hem mee welke aanvullende gegevens vereist zijn.
Zodra de Commissie over alle gegevens beschikt die zij nodig acht voor de beoordeling van het verzoek, stelt zij de verzoekende lidstaat binnen één maand daarvan in kennis en zendt zij het verzoek aan de overige lidstaten.
3. Binnen drie maanden na toezending van de in lid 2, vierde alinea, bedoelde gegevens besluit de Commissie volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure of zij de betrokken lidstaat machtigt de in lid 1 van dit artikel bedoelde overeenkomst te sluiten.
Het in de eerste alinea bedoelde besluit wordt in ieder geval genomen binnen achttien maanden na ontvangst van het verzoek door de Commissie.
Artikel 18
Geldovermakingen aan non-profitorganisaties binnen een lidstaat
1. Een lidstaat kan op zijn grondgebied gevestigde betalingsdienstaanbieders ontheffing verlenen van de in artikel 5 neergelegde verplichtingen in het geval van geldovermakingen aan non-profitorganisaties die liefdadige, religieuze, culturele, opvoedkundige, sociale, wetenschappelijke of sociëteitsactiviteiten ontplooien, op voorwaarde dat deze organisaties aan vereisten op het gebied van de verslaglegging en de externe accountantscontrole moeten voldoen of onder toezicht van een overheidsinstantie of een in het nationale recht erkend zelfregulerend orgaan staan, en dat deze geldovermakingen beperkt blijven tot een maximumbedrag van 150 EUR per overmaking en uitsluitend binnen het grondgebied van de betrokken lidstaat plaatsvinden.
2. De lidstaten die van dit artikel gebruikmaken stellen de Commissie in kennis van de maatregelen die zij hebben genomen om van de bij de eerste alinea geboden mogelijkheid gebruik te maken, waaronder een lijst van organisaties waarop de ontheffing van toepassing is, de namen van de natuurlijke personen die zeggenschap hebben over die organisaties en uitleg over de wijze waarop de lijst zal worden bijgehouden. Deze informatie wordt ook ter beschikking gesteld van de voor de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering verantwoordelijke autoriteiten.
3. Een actuele lijst van organisaties waarop de ontheffing van toepassing is, wordt door de betrokken lidstaat ter kennis gebracht van de betalingsdienstaanbieders die in die lidstaat actief zijn.
Artikel 19
Herzieningsclausule
1. Uiterlijk op 28 december 2011 legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad een verslag voor met een volledige economische en juridische beoordeling van deze verordening, indien nodig vergezeld van een voorstel tot wijziging of intrekking ervan.
2. Dit verslag behandelt met name:
a) |
de toepassing van artikel 3 met betrekking tot verdere ervaringen met mogelijk misbruik van elektronisch geld, zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 3, van Richtlijn 2000/46/EG, en andere nieuw ontwikkelde betaalmiddelen met het oog op het wiswassen van geld en terrorismefinanciering. Mocht er een dergelijk risico zijn, dan zal de Commissie een voorstel indienen om deze verordening te wijzigen; |
b) |
de toepassing van artikel 13 betreffende technische beperkingen die kunnen beletten dat volledige informatie over de betaler aan de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde wordt medegedeeld. Mocht er een mogelijkheid zijn om deze technische beperkingen in het licht van nieuwe ontwikkelingen in de betaalsector te overwinnen en waarbij rekening wordt gehouden met de desbetreffende kosten voor de betalingsdienstaanbieders, dan zal de Commissie een voorstel indienen om deze verordening te wijzigen. |
HOOFDSTUK VII
SLOTBEPALINGEN
Artikel 20
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie, doch in geen geval voor 1 januari 2007.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg, 15 november 2006.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
J. BORRELL FONTELLES
Voor de Raad
De voorzitster
P. LEHTOMÄKI
(1) PB C 336 van 31.12.2005, blz. 109.
(2) Advies van het Europees Parlement van 6 juli 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 7 november 2006.
(3) PB L 344 van 28.12.2001, blz. 70. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1461/2006 van de Commissie (PB L 272 van 3.10.2006, blz. 11).
(4) PB L 139 van 29.5.2002, blz. 9. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1508/2006 van de Commissie (PB L 280 van 12.10.2006, blz. 12).
(5) PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15.
(6) PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).
(7) PB L 275 van 27.10.2000, blz. 39.
(8) PB L 344 van 28.12.2001, blz. 13.
(9) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).
8.12.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 345/10 |
VERORDENING (EG) nr. 1782/2006 VAN DE RAAD
van 20 november 2006
tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 51/2006 en (EG) nr. 2270/2004 wat betreft de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en de bij de visserij in acht te nemen voorwaarden
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 20,
Gelet op Verordening (EG) nr. 423/2004 van de Raad van 26 februari 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor bepaalde kabeljauwbestanden (2), en met name op artikel 8,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft bij Verordening (EG) nr. 51/2006 (3) voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden de vangstmogelijkheden en de bij de visserij in acht te nemen voorwaarden voor 2006 vastgesteld die van toepassing zijn in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen. |
(2) |
In het licht van de internationale verplichtingen om de reuzenhaai en de witte haai in stand te houden en te beschermen, die onder meer voortvloeien uit het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten en de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten moet een verbod worden ingesteld op het vangen, aan boord houden, overladen of aanlanden van deze soorten in alle EG-wateren, niet-EG-wateren en internationale wateren. |
(3) |
Gezien het huidige niveau van de wijtingvangst in de industriële visserij in de Noordzee kan een aanzienlijk deel van de toegestane bijvangst aan wijting beschikbaar worden gesteld voor het voor menselijke consumptie bestemde quotum van wijting in de Noordzee, zonder dat de totale vangstmogelijkheden worden verhoogd. |
(4) |
Het overleg van 20 februari 2006 tussen de Gemeenschap en IJsland is uitgemond in een regeling inzake, enerzijds, quota voor IJslandse vaartuigen die uiterlijk op 30 april 2006 moeten zijn opgebruikt en worden afgeboekt op de communautaire quota die in het kader van de overeenkomst tussen de EG en de regering van Denemarken en de plaatselijke regering van Groenland zijn toegewezen, en, anderzijds, quota voor vaartuigen van de Gemeenschap die in de Exclusieve Economische Zone van IJsland op roodbaars vissen, welke quota tussen juli en december moeten zijn opgebruikt. Deze regeling moet in het gemeenschapsrecht worden opgenomen. |
(5) |
„De definitie van dagen van aanwezigheid in het gebied, die betrekking heeft op de visserijinspanning van vaartuigen in het kader van het herstel van bepaalde bestanden, moet worden verduidelijkt om te garanderen dat de beperkingen van de visserijinspanning correct worden toegepast.” |
(6) |
De presentatie van bepaalde typen vistuig die mogen worden gebruikt zonder dat er bijzondere voorwaarden gelden ten aanzien van het maximumaantal dagen dat een vaartuig in het kader van het herstel van bepaalde bestanden in het gebied aanwezig mag zijn, moet worden herzien. |
(7) |
Vaartuigen die vallen onder een regeling van automatische schorsing van de visvergunning, moeten worden aangemoedigd om in de Noordzee selectiever vistuig te gebruiken. Deze prikkel moet tot uitdrukking worden gebracht in het aantal dagen van aanwezigheid in het gebied dat hun wordt toegewezen. |
(8) |
Er moet worden verduidelijkt dat, als in de loop van het jaar meer dan één type vistuig wordt gebruikt, geen enkel van die typen vistuig mag worden aangewend als het totale aantal op zee doorgebrachte dagen reeds groter is dan het voor dat type vistuig vastgestelde aantal dagen. |
(9) |
Vaartuigen die vissen in het kader van het herstel van het tongbestand in het Westelijke Kanaal, moeten kunnen gebruikmaken van de afwijking met betrekking tot het maximumaantal visdagen waarvoor bijzondere voorwaarden gelden. Deze regels moeten dan ook worden verduidelijkt. |
(10) |
Als gevolg van de wijziging van de definitie van dagen van aanwezigheid in het gebied moet, met betrekking tot de visserijinspanning van vaartuigen die vissen in het kader van het herstel van het tongbestand in het Westelijke Kanaal, de afwijking ten aanzien van de meldplicht worden verduidelijkt. |
(11) |
Polen heeft overeenkomstig bijlage XII bij het Toetredingsverdrag van 2003 recht op een haringquotum in de zones I en II. Dit alles moet tot uitdrukking worden gebracht in de kwantitatieve beperkingen inzake vergunningen en visdocumenten. |
(12) |
Er moeten bepaalde redactionele verbeteringen in de tekst worden aangebracht. |
(13) |
De Raad heeft bij Verordening (EG) nr. 2270/2004 (4) voor 2005 en 2006 de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen vastgesteld. |
(14) |
Na het overleg van 31 januari 2006 tussen de Gemeenschap en Noorwegen moet, op basis van wetenschappelijk advies, de vangst van grenadiervis in zone III, met inbegrip van de Noorse wateren, worden beperkt tot de gemiddelde vangst in de periode 1996-2003. Deze beperking moet in Verordening (EG) nr. 2270/2004 worden opgenomen. |
(15) |
De Verordeningen (EG) nr. 51/2006 en (EG) nr. 2270/2004 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijziging van Verordening (EG) nr. 51/2006
Verordening (EG) nr. 51/2006 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Aan artikel 5 wordt het volgende lid toegevoegd: „8. Het is vaartuigen van de Gemeenschap verboden de onderstaande soorten te vangen, aan boord te houden, over te laden of aan te landen in alle EG-wateren en niet-EG-wateren:
|
2) |
In artikel 7, lid 1, wordt het tweede streepje vervangen door:
|
3) |
In artikel 7, lid 1, wordt het vierde streepje vervangen door:
|
4) |
Aan artikel 10 wordt de volgende alinea toegevoegd: „Vaartuigen van de Gemeenschap mogen in de wateren onder de jurisdictie van IJsland uitsluitend vissen in het gebied dat binnen de volgende met rechte lijnen onderling verbonden coördinaten valt: Zuidwestelijk gebied
Zuidoostelijk gebied
|
5) |
Artikel 13 wordt vervangen door: „Artikel 13 Toestemming 1. Vissersvaartuigen die de vlag voeren van Barbados, Guyana, Japan, Zuid-Korea, Noorwegen, Suriname, Trinidad en Tobago of Venezuela, alsook vaartuigen die op de Faeröer geregistreerd staan, mogen, met inachtneming van de in bijlage I vastgestelde vangstbeperkingen en de in de artikelen 14, 15 en 16 en 19 tot en met 25 vastgestelde voorwaarden, in Gemeenschapswateren vissen. 2. Het is vissersvaartuigen van derde landen verboden onderstaande soorten te vangen, aan boord te houden, over te laden en aan te landen in alle EG-wateren:
|
6) |
De bijlagen I A, I B, II A, II B, II C en IV worden gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij de onderhavige verordening. |
Artikel 2
Wijziging van Verordening (EG) nr. 2270/2004
De bijlage bij Verordening (EG) nr. 2270/2004 wordt gewijzigd overeenkomstig de tekst in bijlage II bij de onderhavige verordening.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 november 2006.
Voor de Raad
De voorzitter
J. KORKEAOJA
(1) PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.
(2) PB L 70 van 9.3.2004, blz. 8.
(3) PB L 16 van 20.1.2006, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1642/2006 van de Commissie (PB L 308 van 8.11.2006, blz. 5).
(4) PB L 396 van 31.12.2004, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 742/2006 van de Commissie (PB L 130 van 18.5.2006, blz. 7).
BIJLAGE I
De bijlagen bij Verordening (EG) nr. 51/2006 worden als volgt gewijzigd:
1) |
In bijlage I A:
|
2) |
In bijlage I B:
|
3) |
In bijlage II A:
|
4) |
In bijlage II B:
|
5) |
In bijlage II C:
|
6) |
Bijlage IV, deel I, wordt vervangen door: „DEEL I Kwantitatieve beperkingen inzake vergunningen en visdocumenten voor vaartuigen van de Gemeenschap in wateren van derde landen
|
(1) Exclusief naar schatting 2 000 ton industriële bijvangst.
(2) Mag in EG-wateren worden gevist. Binnen dit quotum gedane vangsten moeten van het Noorse TAC-aandeel worden afgetrokken.
Bijzondere voorwaarden:
Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:
|
Noorse wateren (WHG/*04N-) |
EG |
14 512.” |
(3) Waarvan 16 170 ton toegewezen aan IJsland.
(4) Te vangen vóór 30 april 2006.”;
(5) Inclusief onvermijdelijke bijvangst (bijvangst van kabeljauw verboden).
(6) Te vangen tussen juli en december.”.
(7) Er wordt uitsluitend gebruikgemaakt van de omschrijvingen van de punten 4 en 8.
(8) Voor zover beperkingen gelden is Verordening (EG) nr. 850/98 van toepassing.
n.v.t. = niet van toepassing”;
(9) Er wordt uitsluitend gebruikgemaakt van de omschrijvingen van punt 3.”;
(10) Deze verdeling geldt voor de ringzegen- en de trawlvisserij.
(11) Te kiezen uit de 11 vergunningen voor ringzegenvisserij op makreel bezuiden 62° 00’NB.
(12) Volgens de Goedgekeurde Notulen van 1999 zijn de aantallen voor de gerichte visserij op kabeljauw en schelvis opgenomen in de aantallen voor „Elke vorm van trawlvisserij met vaartuigen van ten hoogste 180 voet in de zone tussen 12 en 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer”.
(13) Maximumaantal vaartuigen dat op enig moment tegelijkertijd in het gebied aanwezig mag zijn.
(14) Dit aantal is begrepen in het aantal voor „Trawlvisserij buiten 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer”.
(15) Uitsluitend voor vaartuigen die de vlag van Letland voeren.”
BIJLAGE II
In deel 2 van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2270/2004 wordt de tabel betreffende grenadiersvis in zone III vervangen door:
„Soort: |
Grenadiersvis Coryphaenoides rupestris |
Zone: III |
Denemarken |
2612 |
|
Duitsland |
15 |
|
Zweden |
134 |
|
EG |
2 761” |
|
II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing
Raad
8.12.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 345/24 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 18 juli 2005
betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst ter instandhouding van de Afrikaanse en Euraziatische trekkende watervogels
(2006/871/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1, juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, artikel 300, lid 3, eerste alinea, en artikel 300, lid 4,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Europese Gemeenschap is partij bij het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten (Verdrag van Bonn) (2). |
(2) |
Artikel IV van het Verdrag van Bonn voorziet in de sluiting van regionale overeenkomsten die, voor zover het soorten met ongunstige behoudstatus (soorten van bijlage II) betreft, zo spoedig mogelijk tot stand dienen te komen. |
(3) |
Er moet onverwijld werk worden gemaakt van de verbetering van de behoudstatus van de watervogels die gebruik maken van de Afrikaans-Euraziatische trekroutes, die soorten van bijlage II zijn, alsmede van het vergaren van gegevens die de basis kunnen vormen van verantwoorde beheersmaatregelen. |
(4) |
Op de eerste conferentie van de partijen bij het Verdrag van Bonn is besloten tot de opstelling van een overeenkomst ter instandhouding van de Westpalearctische Anatidae. De ontwerp-overeenkomst is later uitgebreid zodat zij ook op andere soorten trekkende watervogels van toepassing is. |
(5) |
Op het door de overeenkomst bestreken terrein heeft de Gemeenschap Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (3) en Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijk habitats en de wilde flora en fauna (4) vastgesteld. |
(6) |
De Commissie heeft namens de Gemeenschap en conform de door de Raad op 7 juni 1995 verstrekte richtsnoeren deelgenomen aan de onderhandelingen die van 12 tot en met 16 juni 1995 in Den Haag hebben plaatsgevonden. Op de bedoelde vergadering is de Overeenkomst ter instandhouding van de Afrikaanse en Euraziatische trekkende watervogels (hierna de Overeenkomst genoemd) bij consensus aangenomen. |
(7) |
De Overeenkomst is met ingang van 16 oktober 1995 voor ondertekening opengesteld. Zij is op 1 september 1997 namens de Gemeenschap ondertekend en is op 1 november 1999 in werking getreden. |
(8) |
Artikel X van de Overeenkomst van Bonn bepaalt dat wijzigingen van de bijlagen voor alle partijen van kracht worden negentig dagen na de vergadering van de Conferentie der Partijen waarop zij werden aangenomen, tenzij een voorbehoud is gemaakt overeenkomstig lid 6. |
(9) |
De bijlagen bij de Overeenkomst zijn gewijzigd bij resoluties van de eerste vergadering der partijen, die in november 1999 in Kaapstad (Zuid-Afrika) is gehouden, en van de tweede vergadering der partijen, die in september 2002 in Bonn (Duitsland) is gehouden. |
(10) |
De Overeenkomst moet worden goedgekeurd, |
BESLUIT:
Artikel 1
De Overeenkomst ter instandhouding van de Afrikaanse en Euraziatische trekkende watervogels, hierna de Overeenkomst genoemd, wordt hierbij namens de Gemeenschap goedgekeurd.
De tekst van de Overeenkomst is aan dit besluit gehecht.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd om de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) om overeenkomstig artikel XVII van de Overeenkomst het goedkeuringsinstrument bij de regering van het Koninkrijk der Nederlanden, die als depositaris van de Overeenkomst optreedt, neer te leggen.
Artikel 3
1. De Commissie wordt gemachtigd om, ten aanzien van onderwerpen die onder de bevoegdheid van de Gemeenschap vallen, namens de Gemeenschap in te stemmen met wijzigingen van de bijlage bij de Overeenkomst die volgens artikel X, lid 5, van de Overeenkomst zijn aangenomen.
2. De Commissie wordt hierin bijgestaan door een door de Raad aangewezen speciaal comité.
3. De in lid 1 bedoelde machtiging geldt alleen voor wijzigingen die in overeenstemming zijn met lid 1 en niet leiden tot wijzigingen van de communautaire wetgeving inzake de instandhouding van wilde vogels en hun natuurlijke habitat.
4. Indien een wijziging van de bijlagen van de Overeenkomst niet binnen 90 dagen nadat zij door de vergadering van de partijen is goedgekeurd, in de communautaire wetgeving is geïmplementeerd, maakt de Commissie, middels een schriftelijke kennisgeving aan de depositaris, vóór het verstrijken van die periode van 90 dagen een voorbehoud met betrekking tot die wijziging. Als de wijziging later alsnog wordt geïmplementeerd, trekt de Commissie het voorbehoud onverwijld in.
Artikel 4
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 18 juli 2005.
Voor de Raad
De voorzitster
M. BECKETT
(1) Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.
(2) PB L 210 van 19.7.1982, blz. 10.
(3) PB L 103 van 25.4.1979, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.
(4) PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.
OVEREENKOMST
ter instandhouding van de Afrikaanse en Euraziatische trekkende over watervogels
DE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN,
OVERWEGENDE dat het Verdrag inzake de bescherming van trekkende diersoorten van 1979 aanzet tot actieve internationale samenwerking teneinde trekkende soorten te beschermen,
OVERWEGENDE dat de eerste vergadering van de Conferentie van de verdragspartijen, die in oktober 1985 in Bonn is gehouden, het verdragssecretariaat de opdracht heeft gegeven om passende maatregelen te nemen teneinde tot de opstelling van een overeenkomst over West-Palearctische Anatidae te komen,
IN AANMERKING NEMENDE dat trekkende watervogels een belangrijk deel vormen van de mondiale biodiversiteit, welke in overeenstemming met de geest van het Biodiversiteitsverdrag van 1992 en Agenda 21 moet worden beschermd, in het belang van huidige en toekomstige generaties,
ZICH BEWUST van de economische, sociale, culturele en recreatieve belangen die met onttrekking aan de natuur van bepaalde soorten trekkende watervogels verbonden zijn en van de milieurelevante, ecologische, genetische, wetenschappelijke, esthetische, recreatieve, culturele, educatieve, sociale en economische waarde van watervogels in het algemeen,
ERVAN OVERTUIGD dat onttrekking aan de natuur van trekkende watervogels op een duurzame manier dient te geschieden, rekening houdende met de beschermingsstatus van de bewuste soort in zijn gehele verspreidingsgebied alsook met de voor die soort kenmerkende biologische factoren,
BESEFFENDE dat trekkende watervogels bijzonder kwetsbaar zijn omdat ze op hun trek grote afstanden afleggen en afhankelijk zijn van netwerken van wetlands die door niet duurzame menselijke activiteiten in omvang afnemen en in kwaliteit achteruitgaan, zoals is gesignaleerd in de Conventie van waterrijke gebieden van internationale betekenis in het bijzonder als habitat voor watervogels van 1971,
OOG HEBBENDE voor de noodzaak van onmiddellijke maatregelen om de achteruitgang van soorten trekkende watervogels en hun habitats in het geografisch gebied van de trekroutes van Afrikaans-Euraziatische watervogels een halt toe te roepen,
ERVAN OVERTUIGD dat het sluiten van een multilaterale overeenkomst en de uitvoering daarvan door gecoördineerde of op elkaar afgestemde maatregelen significant zal bijdragen tot de bescherming van trekkende watervogels en hun habitats, en wel op de meest efficiënte manier, en bijkomende voordelen zal hebben voor vele andere dier- en plantensoorten, en
ERKENNENDE dat een effectieve uitvoering van een dergelijke overeenkomst vereist dat sommige staten in het verbreidingsgebied voor de uitvoering van deze overeenkomst ondersteuning krijgen voor onderzoek, opleiding en monitoring van soorten watervogels en hun habitats, voor het beheer van deze habitats alsook voor de oprichting of verbetering van wetenschappelijke en bestuurlijke instellingen,
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
Artikel I
Werkingssfeer, definities en interpretatie
1. De geografische werkingssfeer van deze overeenkomst is het gebied van de trekroutes van Afrikaans-Euraziatische watervogels als omschreven in bijlage 1 bij deze Overeenkomst, hierna aangeduid als „Overeenkomstgebied”.
2. In deze overeenkomst heeft:
a) |
„Verdrag” de betekenis van het Verdrag inzake de bescherming van trekkende diersoorten van 1979, |
b) |
„Verdragssecretariaat” de betekenis van de op grond van artikel IX van het Verdrag opgerichte organisatie, |
c) |
„Watervogels” de betekenis van de vogelsoorten die voor tenminste een deel van hun jaarlijkse cyclus van wetlands afhankelijk zijn, een verspreidingsgebied hebben dat geheel of gedeeltelijk binnen het overeenkomstgebied ligt en staan vermeld in bijlage 2 van deze overeenkomst, |
d) |
„Secretariaat van de overeenkomst” de betekenis van de op grond van artikel VI, lid 7, onder b), van deze overeenkomst opgerichte organisatie, |
e) |
„Partijen” de betekenis van de deze overeenkomst ondertekende partijen, tenzij de context iets anders aangeeft, en |
f) |
„Aanwezige en stemmende partijen” de betekenis van de aanwezige partijen die een positieve of negatieve stem uitbrengen; de partijen die zich van stemming onthouden, worden niet tot de aanwezige en stemmende partijen gerekend. |
Verder hebben de in artikel I, lid 1, onder a) tot en met k), van het Verdrag gedefinieerde begrippen in deze overeenkomst mutatis mutandis dezelfde betekenis.
3. Deze overeenkomst is een overeenkomst in de zin van artikel IV, lid 3, van het Verdrag.
4. De bijlagen bij deze overeenkomst vormen een integraal deel hiervan. Elke verwijzing naar de overeenkomst impliceert een verwijzing naar de bijlagen.
Artikel II
Basisprincipes
1. De partijen zullen gecoördineerde maatregelen nemen om te zorgen dat trekkende soorten watervogels een gunstige beschermingsstatus houden of weer zo’n status krijgen. Te dien einde zullen ze binnen de grenzen van hun nationale rechtsgebied zorgen voor de toepassing van de in artikel III voorgeschreven maatregelen in combinatie met de specifieke acties, vastgelegd in het krachtens artikel IV van deze overeenkomst op te stellen actieplan.
2. Bij het implementeren van de in bovenstaand lid 1 voorgeschreven maatregelen dienen de partijen rekening te houden met het voorzorgsbeginsel.
Artikel III
Algemene beschermingsmaatregelen
1. De partijen zullen maatregelen nemen om trekkende watervogels te beschermen en daarbij bijzondere aandacht schenken aan bedreigde soorten en soorten met een ongunstige beschermingsstatus.
2. Te dien einde zullen de partijen:
a) |
bedreigde soorten watervogels in het overeenkomstgebied de strenge bescherming verlenen welke voorzien is in artikel III, lid 4 en 5, van het Verdrag, |
b) |
ervoor zorgen dat elk gebruik van trekkende watervogels is gebaseerd op een ecologische beoordeling op basis van de best beschikbare kennis en voldoet aan het duurzaamheidsprincipe, zowel met betrekking tot de soorten als met betrekking tot de ecosystemen waarvan ze afhankelijk zijn, |
c) |
binnen hun grondgebied gebieden en habitats voor trekkende watervogels aanwijzen en de bescherming, het beheer en het herstel van deze gebieden bevorderen, zulks samen met de organisaties, genoemd in artikel IX, onder lid a) en b), van deze overeenkomst betreffende de bescherming van habitats, |
d) |
hun inspanningen, gericht op de instandhouding respectievelijk het weer scheppen van een netwerk van geschikte habitats in het gehele verspreidingsgebied van trekkende soorten watervogels coördineren, in het bijzonder wanneer wetlands zich uitstrekken over het gebied van meer dan één partij van deze overeenkomst, |
e) |
onderzoek doen naar problemen die door menselijke activiteiten ontstaan of waarschijnlijk ontstaan en zich inspannen om tegenmaatregelen te implementeren, met inbegrip van maatregelen voor het herstel van habitats en compenserende maatregelen voor het verdwijnen van habitats, |
f) |
samenwerken in crisissituaties die gemeenschappelijke internationale actie vereisen, bij het aanwijzen van de soorten trekkende watervogels die in deze situaties het meest kwetsbaar zijn, bij de ontwikkeling van adequate crisisprocedures om deze soorten in zulke situaties meer bescherming te bieden en bij de ontwikkeling van richtlijnen om individuele partijen te helpen deze situaties aan te pakken, |
g) |
de opzettelijke introductie van uitheemse soorten watervogels in het milieu verbieden en alle adequate maatregelen nemen om onopzettelijke vrijlating van deze soorten te voorkomen, als deze introductie of vrijlating de beschermingsstatus van wilde flora en fauna negatief beïnvloedt, en ingeval reeds uitheemse soorten watervogels zijn geïntroduceerd, alle adequate maatregelen nemen teneinde te voorkomen dat deze soorten een potentiële bedreiging van inheemse soorten gaan vormen, |
h) |
biologisch en ecologisch onderzoek naar watervogels in gang zetten of ondersteunen, zulks met inbegrip van de harmonisatie van onderzoeks- en monitoringmethoden en, waar van toepassing, de opzet van gemeenschappelijke of in samenwerking uitgevoerde onderzoeks- en monitoring-programma’s, |
i) |
de opleidingsbehoefte voor o.a. bestandsopnamen van trekkende watervogels, monitoring, ringen en wetlandbeheer inventariseren, prioritaire thema’s en gebieden voor opleiding aanwijzen en samenwerken bij de ontwikkeling en aanbieding van geschikte opleidingsprogramma’s, |
j) |
programma’s ontwikkelen en onderhouden om bewustzijn en begrip te wekken voor thema’s die de bescherming van trekkende watervogels in het algemeen betreffen alsook voor de bijzondere doelen en bepalingen van deze overeenkomst, |
k) |
informatie uitwisselen alsook resultaten van onderzoeks-, monitoring-, beschermings- en educatieprogramma’s, en |
l) |
samenwerken om elkaar te helpen deze overeenkomst te implementeren, in het bijzonder op het gebied van onderzoek en monitoring. |
Artikel IV
Actieplan en beschermingsrichtlijnen
1. Als bijlage 3 is bij deze overeenkomst een actieplan gevoegd. Dit plan geeft aan welke acties de partijen moeten ondernemen in relatie tot prioritaire soorten en thema’s, dit in overeenstemming met de algemene beschermingsmaatregelen, genoemd in artikel III van deze overeenkomst. Deze acties vallen onder de volgende rubrieken:
a) |
soortenbescherming, |
b) |
habitatbescherming, |
c) |
regeling van menselijke activiteiten, |
d) |
onderzoek en monitoring, |
e) |
opleiding en informatie, en |
f) |
implementatie. |
2. Het actieplan zal op elke gewone zitting van de vergadering van de partijen opnieuw worden bezien, waarbij rekening zal worden gehouden met de Beschermingsrichtlijnen.
3. Elke wijziging van het actieplan moet worden aangenomen door de vergadering van de partijen, onder inachtneming van de bepalingen van artikel III van deze overeenkomst.
4. De Beschermingsrichtlijnen zullen op de eerste zitting van de vergadering van de partijen aan haar ter goedkeuring worden voorgelegd en zullen regelmatig opnieuw worden bezien.
Artikel V
Implementatie en financiering
1. Elke partij zal:
a) |
de bevoegde instantie of instanties voor de implementatie van deze overeenkomst aanwijzen, die onder andere de taak zal, respectievelijk zullen hebben alle activiteiten te monitoren die invloed kunnen hebben op de beschermingsstatus van de soorten trekkende watervogels, waarvan het verspreidingsgebied grondgebied van de partij omvat, |
b) |
een contactpunt voor de andere partijen aanwijzen en onverwijld de naam en het adres daarvan aan het secretariaat van de overeenkomst melden, zodat dit het aan de andere partijen door kan geven, en |
c) |
voor elke zitting van de vergadering van de partijen, te beginnen met de tweede, een rapport over zijn implementatie van de overeenkomst opstellen, waarin met name melding wordt gemaakt van de genomen beschermingsmaatregelen. De omvang van deze rapporten zal worden bepaald door de eerste zitting van de vergadering van de partijen en op elke volgende zitting van de vergadering van de partijen, zover nodig, opnieuw worden bezien. Elk rapport zal uiterlijk 120 dagen voor de gewone zitting van de vergadering van de partijen waarvoor het is opgesteld, worden ingediend bij het secretariaat van de overeenkomst, waarna het secretariaat van de overeenkomst afschriften daarvan aan de andere partijen zal toesturen. |
2. |
|
3. De vergadering van de partijen kan een beschermingsfonds instellen, dat gevoed wordt door vrijwillige bijdragen van de partijen of uit enige andere bron en bestemd is voor de financiering van de monitoring, het onderzoek, de opleiding en projecten met betrekking tot de bescherming, met inbegrip van rechtsbescherming en beheer, van trekkende watervogels.
4. De partijen worden gestimuleerd om aan andere partijen op multilaterale of bilaterale basis steun te verlenen op het gebied van opleiding en op technisch en financieel gebied, teneinde hen te helpen bij de implementatie van de bepalingen van deze overeenkomst.
Artikel VI
Vergadering van de partijen
1. De vergadering van de partijen is het lichaam dat met betrekking tot deze overeenkomst de beslissingen neemt.
2. De depositaris zal in overleg met het verdragssecretariaat uiterlijk één jaar na de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst een zitting van de vergadering van de partijen beleggen. Daarna zal het secretariaat van de overeenkomst, in overleg met het verdragssecretariaat, ten minste driejaarlijks gewone zittingen van de vergadering van de partijen beleggen, tenzij de vergadering van de partijen anders beschikt. Zo mogelijk dienen deze zittingen te worden gehouden in verbinding met de gewone zittingen van de Conferentie van de verdragspartijen.
3. Op schriftelijk verzoek van tenminste een derde van de partijen zal het secretariaat van de overeenkomst een buitengewone zitting van de vergadering van de partijen beleggen.
4. De Verenigde Naties, de gespecialiseerde agentschappen daarvan, het Internationaal Atoomenergieagentschap, elke staat die geen partij is van deze overeenkomst alsmede de secretariaten van internationale verdragen welke o.a. de bescherming, met inbegrip van rechtsbescherming en beheer, van trekkende watervogels betreffen, kunnen bij de zittingen van de vergadering van de partijen worden vertegenwoordigd door waarnemers. Agentschappen en organisaties die technisch gekwalificeerd zijn in desbetreffende beschermingszaken of in het onderzoek betreffende trekkende watervogels kunnen eveneens op de zittingen van de vergadering van partijen door waarnemers worden vertegenwoordigd, tenzij ten minste een derde van de partijen daartegen bezwaar aantekent.
5. Alleen partijen hebben stemrecht. Elke partij heeft één stem, maar regionale organisaties voor economische integratie die partij zijn van deze overeenkomst zullen in zaken die binnen hun bevoegdheid vallen hun stemrecht uitoefenen met een aantal stemmen dat gelijk is aan het aantal van hun lidstaten dat partij is van de overeenkomst. Een regionale organisatie mag haar stemrecht niet uitoefenen, indien haar lidstaten het hunne uitoefenen en omgekeerd.
6. Tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald, moeten beslissingen van de vergadering van de partijen per acclamatie worden genomen of, indien er geen consensus kan worden bereikt, met een tweederde meerderheid van de aanwezige en stemmende partijen.
7. In haar eerste zitting zal de vergadering van de partijen:
a) |
per acclamatie de procedureregels aannemen, |
b) |
binnen het verdragssecretariaat een secretariaat van de overeenkomst oprichten om de in artikel VIII van deze overeenkomst genoemde secretariële functies te vervullen, |
c) |
het Technisch Comité, bedoeld in artikel VII van deze overeenkomst, oprichten, |
d) |
een formaat voor de op grond van artikel V, lid 1, onder c), van deze overeenkomst op te stellen rapporten vaststellen, en |
e) |
criteria vaststellen om te definiëren wat crisissituaties zijn die urgente beschermingsmaatregelen vereisen en de modaliteiten voor het toewijzen van de verantwoordelijkheid voor de te ondernemen acties bepalen. |
8. In elke van haar gewone zittingen zal de vergadering van de partijen:
a) |
aandacht schenken aan daadwerkelijke en potentiële veranderingen in de beschermingsstatus van trekkende watervogels en habitats die voor hun voortbestaan belangrijk zijn alsook aan de factoren die deze kunnen beïnvloeden, |
b) |
bezien welke voortgang is geboekt en op welke moeilijkheden men is gestuit bij de implementatie van deze overeenkomst, |
c) |
een begroting aannemen en aandacht geven aan alle zaken die de financiële regelingen voor deze overeenkomst betreffen, |
d) |
alle zaken behandelen die het secretariaat van de overeenkomst en het lidmaatschap van het Technisch Comité betreffen, |
e) |
een rapport aannemen dat aan de partijen van deze overeenkomst en de Conferentie van de verdragspartijen zal worden toegestuurd; en |
f) |
de datum en plaats van de volgende zitting vaststellen. |
9. In elke zitting kan de vergadering van de partijen:
a) |
aanbevelingen doen aan de partijen, die zij noodzakelijk of passend acht, |
b) |
besluiten tot specifieke acties om de effectiviteit van deze overeenkomst te vergroten en, al gelang de situatie, crisismaatregelen nemen als bedoeld in artikel VII, lid 4, van deze overeenkomst, |
c) |
voorstellen om deze overeenkomst te wijzigen in overweging nemen en daarover beslissen, |
d) |
het actieplan wijzigen overeenkomstig artikel IV, lid 3, van deze overeenkomst, |
e) |
de hulporganisaties oprichten die zij noodzakelijk acht voor de implementatie van deze overeenkomst, in het bijzonder voor de coördinatie met organisaties die zijn opgericht op grond van andere internationale verdragen, conventies en overeenkomsten, welke geografisch en taxonomisch overlappingen hebben, en |
f) |
besluiten nemen over alle andere zaken die de implementatie van deze overeenkomst betreffen. |
Artikel VII
Technisch Comité
1. Het Technisch Comité zal bestaan uit:
a) |
negen deskundigen, die de verschillende regio’s van het gebied van de overeenkomst vertegenwoordigen, in een evenwichtige geografische verdeling, |
b) |
één vertegenwoordiger van de Internationale unie voor natuurbehoud en behoud van natuurlijke bronnen (IUCN), één van het International Waterfowl and Wetlands Research Bureau (IWRB) en één van de International Council for Game and Wildlife Conservation (CIC), en |
c) |
één deskundige op elk van de volgende gebieden: plattelandseconomie, faunabeheer en milieuwetgeving. |
De procedure voor de benoeming van deskundigen, de termijn waarvoor ze worden benoemd en de procedure voor de aanwijzing van de voorzitter van het Technisch Comité zullen worden bepaald door de vergadering van de partijen. De voorzitter kan maximaal vier waarnemers van gespecialiseerde intergouvernementele en niet gouvernementele organisaties toelaten.
2. Tenzij de vergadering van de partijen anders beschikt, zullen vergaderingen van het Technisch Comité worden belegd door het secretariaat van de overeenkomst in verbinding met elke gewone zitting van de vergadering van partijen en tenminste eenmaal tussen twee gewone zittingen van de vergadering van de partijen.
3. Het Technisch Comité zal:
a) |
wetenschappelijk en technisch advies en informatie geven aan de vergadering van de partijen en via het secretariaat van de overeenkomst aan de partijen, |
b) |
aanbevelingen doen aan de vergadering van de partijen betreffende het actieplan, de implementatie van de overeenkomst en verder uit te voeren onderzoek, |
c) |
voor elke gewone zitting van de vergadering van de partijen een rapport over zijn activiteiten opstellen, dat uiterlijk honderdtwintig dagen voor de zitting van de vergadering van de partijen zal worden ingediend bij het secretariaat van de overeenkomst, waarna het secretariaat van de overeenkomst afschriften daarvan aan de andere partijen zal toesturen, en |
d) |
alle andere taken uitvoeren waarnaar de vergadering van de partijen verwijst. |
4. Ingeval naar de mening van het Technisch Comité sprake is van een crisissituatie die het besluiten tot onmiddellijke maatregelen vereist om verslechtering van de beschermingsstatus van één of meer soorten trekkende watervogels te voorkomen, kan het Technisch Comité het secretariaat van de overeenkomst verzoeken met urgentie een bijeenkomst van de betrokken partijen te beleggen. Deze partijen zullen zo spoedig mogelijk daarna bijeenkomen om met spoed een mechanisme in het leven te roepen om bescherming te verlenen aan de soorten waarvan is vastgesteld dat ze bloot staan aan een bijzondere bedreiging. Als op een dergelijke bijeenkomst een aanbeveling is aangenomen, zullen de betrokken partijen elkaar en het secretariaat van de overeenkomst informeren over maatregelen die zij hebben genomen om die aanbeveling te implementeren of van de redenen, waarom deze niet kon worden geïmplementeerd.
5. Het Technisch Comité kan werkgroepen instellen als deze voor de vervulling van specifieke taken noodzakelijk blijken te zijn.
Artikel VIII
Secretariaat van de overeenkomst
De functies van het secretariaat van de overeenkomst zijn:
a) |
het regelen en faciliteren van de zittingen van de vergadering van de partijen en van het Technisch Comité, |
b) |
het uitvoeren van de beslissingen die de vergadering van de partijen haar heeft doen toekomen, |
c) |
het bevorderen en coördineren van activiteiten op grond van de overeenkomst, met inbegrip van het actieplan, zulks in overeenstemming met de besluiten van de vergadering van de partijen, |
d) |
het onderhouden van contact met staten in het verspreidingsgebied die geen partij zijn en het bevorderen van de coördinatie tussen de partijen onderling en met internationale en nationale organisaties waarvan de activiteiten direct of indirect relevant zijn voor de bescherming van trekkende watervogels, met inbegrip van rechtsbescherming en beheer, |
e) |
het verzamelen en beoordelen van informatie die bijdraagt aan het bereiken van de doelen en de implementatie van de overeenkomst en het zorgen voor een goede verspreiding van zulke informatie, |
f) |
het vragen van aandacht bij de vergadering van de partijen voor zaken die de doelen van deze overeenkomst betreffen, |
g) |
het aan elk lid toesturen van afschriften van de rapporten, genoemd in artikel V, lid 1, onder a), van deze overeenkomst, van de rapporten van het Technisch Comité alsook van de rapporten die het secretariaat van de overeenkomst moet opstellen uit hoofde van lid h) van dit artikel, en wel steeds uiterlijk 60 dagen voor het begin van de desbetreffende gewone zitting van de vergadering van de partijen, |
h) |
het jaarlijks en voor iedere gewone zitting van de vergadering van de partijen opstellen van rapporten over het werk van het secretariaat en de implementatie van de overeenkomst, |
i) |
het beheren van de begroting voor de overeenkomst en, indien ingesteld, van het beschermingsfonds, |
j) |
het verschaffen van informatie voor het algemeen publiek over de overeenkomst en de doelen daarvan, en |
k) |
het vervullen van alle andere functies waarmee het secretariaat op grond van de overeenkomst of door de vergadering van de partijen kan worden belast. |
Artikel IX
Relaties met internationale organisaties die zich bezig houden met trekkende watervogels en hun habitats
Het secretariaat van de overeenkomst overlegt:
a) |
regelmatig met het Verdragsecretariaat en, indien wenselijk, met de organisaties die verantwoordelijk zijn voor de secretariële functies in het kader van voor trekkende watervogels relevante overeenkomsten, gesloten op grond van artikel IV, lid 3 en 4, van het Verdrag, de Conventie van waterrijke gebieden van internationale betekenis in het bijzonder als habitat voor watervogels van 1971, de overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wilde levende dier- en plantensoorten van 1973, de African Convention on the Conservation of Nature and Natural Resources van 1968, het Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk leefmilieu in Europa van 1979 en het Biodiversiteitsverdrag van 1992, dit met het oog op samenwerking van de vergadering van de partijen met de partijen van deze verdragen, conventies en overeenkomsten in alle zaken van gemeenschappelijk belang en in het bijzonder bij de ontwikkeling en implementatie van het actieplan, |
b) |
met de secretariaten van andere relevante verdragen en internationale conventies en overeenkomsten met betrekking tot zaken van gemeenschappelijk belang, en |
c) |
met andere organisaties met bevoegdheid op het gebied van bescherming, met inbegrip van rechtsbescherming en beheer, van trekkende watervogels en hun habitats alsook op het gebied van onderzoek, opleiding en bewustmaking. |
Artikel X
Wijziging van de overeenkomst
1. Deze overeenkomst kan worden gewijzigd in elke gewone of buitengewone zitting van de vergadering van de partijen.
2. Wijzigingsvoorstellen kunnen door elke partij worden gedaan.
3. De tekst van een voorgestelde wijziging en de redenen daarvoor moeten uiterlijk 150 dagen voor de opening van de zitting worden ingediend bij het secretariaat van de overeenkomst. Het secretariaat van de overeenkomst zal dan afschriften aan de partijen toesturen. Alle reacties van de partijen op de tekst moeten uiterlijk 60 dagen voor de opening van de zitting bij het secretariaat van de overeenkomst worden ingediend. Het secretariaat zal zo spoedig mogelijk na de laatste dag van de termijn voor de indiening van reacties alle tot die dag ingediende reacties aan de partijen doen toekomen.
4. Een wijziging van de overeenkomst waarbij het niet om een wijziging van de bijlagen gaat, moet met een tweederde meerderheid door de aanwezige en stemmende partijen worden aangenomen en geldt voor de partijen die hem hebben aangenomen met ingang van de 30e dag na de datum waarop tweederde van de partijen van de overeenkomst op de datum dat de wijziging werd aangenomen hun verklaring van instemming met de wijziging hebben gedeponeerd bij de depositaris. Voor elke partij die een verklaring van instemming deponeert na de datum waarop tweederde van de partijen hun verklaring van instemming heeft gedeponeerd, zal de wijziging gelden met ingang van de 30e dag na de datum waarop deze partij zijn verklaring van instemming deponeert.
5. Alle aanvullende bijlagen en alle wijzigingen van bijlagen moeten worden aangenomen door een tweederde meerderheid van de aanwezige en stemmende partijen en zullen gelden voor alle partijen met ingang van de negentigste dag na de datum waarop hij door de vergadering van de partijen werd aangenomen, behalve voor die partijen die een voorbehoud als bedoeld in lid 6 van dit artikel hebben gemaakt.
6. Gedurende de periode van 90 dagen, genoemd in lid 5 van dit artikel, kan elke partij door schriftelijke kennisgeving aan de depositaris een voorbehoud maken met betrekking tot een aanvullende bijlage of een wijziging van een bijlage. Dit voorbehoud kan te allen tijde worden ingetrokken door schriftelijk kennisgeving aan de depositaris, waarop de aanvullende bijlage of de wijziging voor de partij zal gelden met ingang van de 30e dag na de datum van intrekking van het voorbehoud.
Artikel XI
Effect van deze overeenkomst op internationale verdragen en regelgeving
1. De bepalingen van deze overeenkomst laten de rechten en plichten van een partij, voortvloeiende uit bestaande internationale verdragen, conventies of overeenkomsten onverlet.
2. De bepalingen van deze overeenkomst tasten op geen enkele wijze het recht van een partij aan om strengere maatregelen voor de bescherming van trekkende watervogels en hun habitats te handhaven of daartoe te besluiten.
Artikel XII
Beslechting van geschillen
1. Bij elk geschil dat tussen twee of meer partijen rijst met betrekking tot de interpretatie of toepassing van de bepalingen van deze overeenkomst zullen de bij het geschil betrokken partijen daarover onderhandelen.
2. Als het geschil niet kan worden opgelost overeenkomstig het bepaalde in lid 1 van dit artikel, kunnen de partijen met wederzijdse instemming het geschil ter arbitrage voorleggen, in het bijzonder aan het Permanente hof van arbitrage in Den Haag; de partijen die het geschil voorleggen zijn gebonden door de arbitragebeslissing.
Artikel XIII
Ondertekening, ratificatie, instemming, goedkeuring, toetreding
1. Deze overeenkomst staat open voor ondertekening door elke staat in het verspreidingsgebied, onafhankelijk van de omstandigheid of gebieden onder zijn jurisdictie al of niet binnen het overeenkomstgebied liggen, alsook voor regionale organisaties voor economische integratie, waarvan tenminste één lidstaat een staat in het verspreidingsgebied is, hetzij door:
a) |
ondertekening onder voorbehoud met betrekking tot ratificatie, instemming of goedkeuring, hetzij door |
b) |
ondertekening onder voorbehoud met betrekking tot ratificatie, instemming of goedkeuring, gevolgd door ratificatie, instemming of goedkeuring. |
2. Deze overeenkomst staat open voor ondertekening in Den Haag tot de datum van zijn inwerkingtreding.
3. Deze overeenkomst staat open voor toetreding voor elke staat in het verspreidingsgebied of elke regionale organisatie voor economische integratie, genoemd in bovenstaand lid 1, op en na de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst.
4. Verklaringen van ratificatie, instemming, goedkeuring of toetreding moeten worden gedeponeerd bij de depositaris.
Artikel XIV
Inwerkingtreding
1. Deze overeenkomst zal in werking treden op de eerste dag van de derde maand nadat ten minste 14 staten in het verspreidingsgebied, waaronder tenminste zeven Afrikaanse en zeven Euraziatische, dan wel regionale organisaties voor economische integratie hem hebben ondertekend zonder voorbehoud met betrekking tot ratificatie, toestemming of goedkeuring of hun verklaringen van ratificatie, instemming of goedkeuring, overeenkomstig het bepaalde in artikel XII van deze overeenkomst, bij de depositaris hebben gedeponeerd.
2. Voor elke staat in het verspreidingsgebied of regionale organisatie voor economische integratie die
a) |
deze overeenkomst heeft ondertekend zonder voorbehoud met betrekking tot ratificatie, instemming of goedkeuring, |
b) |
deze overeenkomst heeft geratificeerd, daarmee heeft ingestemd of deze heeft goedgekeurd, of |
c) |
tot deze overeenkomst is toegetreden na de datum waarop het aantal staten in het verspreidingsgebied en regionale organisaties voor economische integratie dat nodig is voor de inwerkingtreding van de overeenkomst deze heeft ondertekend zonder voorbehoud of deze heeft geratificeerd, daarmee heeft ingestemd of deze heeft goedgekeurd, zal deze overeenkomst gelden met ingang van de eerste dag van de derde maand volgende op de ondertekening zonder voorbehoud of het deponeren door die staat of organisatie van een verklaring van ratificatie, instemming, goedkeuring of toetreding. |
Artikel XV
Voorbehouden
Voor de bepalingen van deze overeenkomst gelden geen algemene voorbehouden. Elke staat of regionale organisatie voor economische integratie kan echter bij ondertekening zonder voorbehoud met betrekking tot ratificatie, instemming of goedkeuring of toetreding respectievelijk bij het deponeren van een verklaring van ratificatie, instemming, goedkeuring of toetreding een specifiek voorbehoud maken met betrekking tot een soort, vallende onder de overeenkomst, of een specifieke bepaling van het actieplan. Dit voorbehoud kan door de staat of regionale organisatie die het heeft gemaakt te allen tijde worden ingetrokken door schriftelijke kennisgeving aan de depositaris; de bewuste staat of organisatie zal niet gebonden zijn door de bepalingen die het voorbehoud betreft tot 30 dagen na de datum waarop het voorbehoud is ingetrokken.
Artikel XVI
Opzegging
Elke partij kan deze overeenkomst te allen tijde opzeggen door schriftelijke kennisgeving aan de depositaris. Deze opzegging treedt twaalf maanden na de datum waarop de depositaris de kennisgeving heeft ontvangen in werking.
Artikel XVII
Depositaris
1. Het origineel van deze overeenkomst zal in het Arabisch, Engels, Frans en Russisch, welke versies alle gelijkelijk authentiek zullen zijn, worden gedeponeerd bij de regering van het Koninkrijk der Nederlanden, dat de depositaris zal zijn. De depositaris zal gecertificeerde afschriften van deze versies doen toekomen aan alle staten en regionale organisaties voor economische integratie, bedoeld in artikel XIII, lid 1, van deze overeenkomst alsook aan het secretariaat van de overeenkomst, nadat dat is opgericht.
2. Zodra deze overeenkomst in werking treedt, zal de depositaris, overeenkomstig artikel 102 van het handvest van de Verenigde Naties, een gecertificeerd afschrift van deze versies ter registratie en publicatie toezenden aan het secretariaat van de Verenigde Naties.
3. De depositaris zal alle staten en regionale organisaties voor economische integratie die de overeenkomst hebben ondertekend of daartoe zijn toegetreden alsook het secretariaat van de overeenkomst informeren over:
a) |
elke ondertekening, |
b) |
elk deponeren van verklaringen van ratificatie, instemming, goedkeuring of toetreding, |
c) |
de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst en van elke aanvullende bijlage of wijziging van de overeenkomst of de bijlagen daarvan, |
d) |
elk voorbehoud met betrekking tot een aanvullende bijlage of een wijziging van een bijlage, |
e) |
elke kennisgeving van een intrekking van een voorbehoud, en |
f) |
elke kennisgeving van opzegging van de overeenkomst. |
De depositaris zal aan alle staten en regionale organisaties voor economische integratie die de overeenkomst hebben ondertekend of daartoe zijn toegetreden alsook aan het secretariaat van de overeenkomst de tekst toezenden van elk voorbehoud, elke aanvullende bijlage en elke wijziging van de overeenkomst of de bijlagen daarvan.
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe bevoegd zijnde, deze overeenkomst hebben ondertekend.
Gedaan te 's Gravenhage op de zestiende juni negentiendhonderdvijfennegentig.
BIJLAGE 1
OMSCHRIJVING VAN HET OVEREENKOMSTGEBIED
De begrenzing van het overeenkomstgebied wordt als volgt omschreven: van de Noordpool naar het zuiden langs de lijn van 130o westerlengte tot 75o noorderbreedte; dan naar het oosten en zuidoosten door de Viscount Melville Sound, de Prince Regent Inlet, de Golf van Boothia, het Foxebekken, het Foxekanaal en de Straat Hudson tot een punt in het noordwesten van de Atlantische Oceaan op 60o NB, 60o WL; dan in zuidoostelijke richting door het noordwestelijk gebied van de Atlantische Oceaan tot een punt op 50o NB, 30o WL; dan naar het zuiden langs de lijn van 30o westerlengte tot 10o noorderbreedte; dan in zuidoostelijke richting tot de evenaar op 20o WL; dan naar het zuiden langs de lijn van 20o westerlengte tot 40o zuiderbreedte; dan naar het oosten langs de 40e breedtegraad tot 60oOL; dan naar het noorden langs de lijn van 60o oosterlengte tot 35oNB; dan in oost-noordoostelijke richting in een grote cirkel tot een punt in de westelijke Altai op 49o NB, 87o 27' OL; dan naar het noordoosten in een grote cirkel tot de kust van de Noordelijke IJszee op 130o OL; dan naar het noorden langs de lijn van 130o oosterlengte tot de Noordpool. De omtrek van het overeenkomstgebied is aangegeven op de volgende kaart.
Kaart van het overeenkomstgebied
BIJLAGE 2
SOORTEN WATERVOGELS WAAROP DE OVEREENKOMST VAN TOEPASSING IS (1)
SPHENISCIDAE |
|
Spheniscus demersus |
Zwartvoetpinguïn |
GAVIIDAE |
|
Gavia stellata |
Roodkeelduiker |
Gavia arctica |
Parelduiker |
Gavia immer |
IJsduiker |
Gavia adamsii |
Geelsnavelduiker |
PODICIPEDIDAE |
|
Tachybaptus ruficollis |
Dodaar |
Podiceps cristatus |
Fuut |
Podiceps grisegena |
Roodhalsfuut |
Podiceps auritus |
Kuifduiker |
Podiceps nigricollis |
Geoorde fuut |
PELECANIDAE |
|
Pelecanus onocrotalus |
Roze pelikaan |
Pelecanus rufescens |
Kleine pelikaan |
Pelecanus crispus |
Kroeskop pelikaan |
SULIDAE |
|
Sula (Morus) capensis |
Kaapse Jan-van-Gent |
PHALACROCORACIDAE |
|
Phalacrocorax coronatus |
Kroonaalscholver |
Phalacrocorax pygmeus |
Dwergaalscholver |
Phalacrocorax neglectus |
Kustaalscholver |
Phalacrocorax carbo |
Aalscholver |
Phalacrocorax nigrogularis |
Arabische aalscholver |
Phalacrocorax capensis |
Kaapse aalscholver |
ARDEIDAE |
|
Egretta ardesiaca |
Zwarte reiger |
Egretta vinaceigula |
Sharpe’s reiger |
Egretta garzetta |
Kleine zilverreiger |
Egretta gularis |
Westelijke rifreiger |
Egretta dimorpha |
Mascarene rifreiger |
Ardea cinerea |
Blauwe reiger |
Ardea melanocephala |
Zwartkopreiger |
Ardea purpurea |
Purperreiger |
Casmerodius albus |
Grote zilverreiger |
Mesophoyx intermedia |
Middelste zilverreiger |
Bubulcus ibis |
Koereiger |
Ardeola ralloides |
Ralreiger |
Ardeola idae |
Madagaskar ralreiger |
Ardeola rufiventris |
Roodbuikreiger |
Nycticorax nycticorax |
Kwak |
Ixobrychus minutus |
Wouwaap |
Ixobrychus sturmii |
Afrikaans wouwaapje |
Botaurus stellaris |
Roerdomp |
CICONIIDAE |
|
Mycteria ibis |
Afrikaanse nimmerzat |
Anastomus lamelligerus |
Afrikaanse gaper |
Ciconia nigra |
Zwarte ooievaar |
Ciconia abdimii |
Abdim ooievaar |
Ciconia episcopus |
Bisschops ooievaar |
Ciconia ciconia |
Ooievaar |
Leptoptilos crumeniferus |
Afrikaanse maraboe |
BALAENICIPITIDAE |
|
Balaeniceps rex |
Shoenbekooievaar |
THRESKIORNITHIDAE |
|
Plegadis falcinellus |
Zwarte ibis |
Geronticus eremita |
Heremiet ibis |
Threskiornis aethiopicus |
Heilige ibis |
Platalea leucorodia |
Lepelaar |
Platalea alba |
Afrikaanse lepelaar |
PHOENICOPTERIDAE |
|
Phoenicopterus ruber |
Flamingoo |
Phoenicopterus minor |
Dwergflamingo |
ANATIDAE |
|
Dendrocygna bicolor |
Rosse fluiteend |
Dendrocygna viduata |
Witwangfluiteend |
Thalassornis leuconotus |
Witrugeend |
Oxyura leucocephala |
Witkop |
Oxyura maccoa |
Afrikaanse stekelstaart |
Cygnus olor |
Knobbelzwaan |
Cygnus cygnus |
Wilde zwaan |
Cygnus columbianus |
Kleine zwaan |
Anser brachyrhynchus |
Kleine rietgans |
Anser fabalis |
Rietgans |
Anser albifrons |
Kolgans |
Anser erythropus |
Dwerggans |
Anser anser |
Grauwe gans |
Branta leucopsis |
Brandgans |
Branta bernicla |
Rotgans |
Branta ruficollis |
Roodhalsgans |
Alopochen aegyptiacus |
Nijlgans |
Tadorna ferruginea |
Casarca |
Tadorna cana |
Kaapse casarca |
Tadorna tadorna |
Bergeend |
Plectropterus gambensis |
Spoorwiekgans |
Sarkidiornis melanotos |
Knobbeleend |
Nettapus auritus |
Afrikaanse dwergeend |
Anas penelope |
Smient |
Anas strepera |
Krakeend |
Anas crecca |
Wintertaling |
Anas capensis |
Kaapse taling |
Anas platyrhynchos |
Wilde eend |
Anas undulata |
Geelsnaveleend |
Anas acuta |
Pijlstaart |
Anas erythrorhyncha |
Roodsnavelpijlstaart |
Anas hottentota |
Hottentottaling |
Anas querquedula |
Zomertaling |
Anas clypeata |
Slobeend |
Marmaronetta angustirostris |
Marmereend |
Netta rufina |
Krooneend |
Netta erythrophthalma |
Bruine krooneend |
Aythya ferina |
Tafeleend |
Aythya nyroca |
Witoogeend |
Aythya fuligula |
Kuifeend |
Aythya marila |
Topper |
Somateria mollissima |
Eider |
Somateria spectabilis |
Koningseider |
Polysticta stelleri |
Stellers eider |
Clangula hyemalis |
IJseend |
Melanitta nigra |
Zwarte zee-eend |
Melanitta fusca |
Grote zee-eend |
Bucephala clangula |
Brilduiker |
Mergellus albellus |
Nonnetje |
Mergus serrator |
Middelste zaagbek |
Mergus merganser |
Grote zaagbek |
GRUIDAE |
|
Balearica pavonina |
Zwarte kroonkraan |
Balearica regulorum |
Grijze kroonkraan |
Grus leucogeranus |
Siberische witte kraanvogel |
Grus virgo |
Jufferkraanvogel |
Grus paradisea |
Stanley kraanvogel |
Grus carunculatus |
Lelkraanvogel |
Grus grus |
Kraanvogel |
RALLIDAE |
|
Sarothrura elegans |
Bruinvlekral |
Sarothrura boehmi |
Böhms Ral |
Sarothrura ayresi |
Witvleugelral |
Rallus aquaticus |
Waterral |
Rallus caerulescens |
Afrikaanse waterral |
Crecopsis egregia |
Afrikaanse kwartelkoning |
Crex crex |
Kwartelkoning |
Amaurornis flavirostris |
Zwart porseleinhoen |
Porzana parva |
Klein waterhoen |
Porzana pusilla |
Kleinst waterhoen |
Porzana porzana |
Porseleinhoen |
Aenigmatolimnas marginalis |
Afrikaans porseleinhoen |
Porphyrio alleni |
Afrikaans purperhoen |
Gallinula chloropus |
Waterhoen |
Gallinula angulata |
Afrikaans waterhoen |
Fulica cristata |
Knobbelmeerkoet |
Fulica atra |
Meerkoet |
DROMADIDAE |
|
Dromas ardeola |
Krabplevier |
HAEMATOPODIDAE |
|
Haematopus ostralegus |
Scholekster |
Haematopus moquini |
Afrikaanse zwarte scholekster |
RECURVIROSTRIDAE |
|
Himantopus himantopus |
Steltkluut |
Recurvirostra avosetta |
Kluut |
BURHINIDAE |
|
Burhinus senegalensis |
Senegalese griel |
GLAREOLIDAE |
|
Pluvianus aegyptius |
Krokodilwachter |
Glareola pratincola |
Vorkstaartplevier |
Glareola nordmanni |
Steppevorkstaartplevier |
Glareola ocularis |
Madagaskarvorkstaartplevier |
Glareola nuchalis |
Rokvorkstaartplevier |
Glareola cinerea |
Grijze vorkstaartplevier |
CHARADRIIDAE |
|
Pluvialis apricaria |
Goudplevier |
Pluvialis fulva |
Kleine goudplevier |
Pluvialis squatarola |
Zilverplevier |
Charadrius hiaticula |
Bontbekplevier |
Charadrius dubius |
Kleine plevier |
Charadrius pecuarius |
Herdersplevier |
Charadrius tricollaris |
Driebandplevier |
Charadrius forbesi |
Forbes' plevier |
Charadrius pallidus |
Kaapse plevier |
Charadrius alexandrinus |
Strandplevier |
Charadrius marginatus |
Vale strandplevier |
Charadrius mongolus |
Mongoolse plevier |
Charadrius leschenaultii |
Woestijnplevier |
Charadrius Aziëticus |
Kaspische plevier |
Eudromias morinellus |
Morinelplevier |
Vanellus vanellus |
Kievit |
Vanellus spinosus |
Sporenkievit |
Vanellus albiceps |
Witkruinkievit |
Vanellus senegallus |
Lelkievit |
Vanellus lugubris |
Rouwkievit |
Vanellus melanopterus |
Ethiopische kievit |
Vanellus coronatus |
Diadeemkievit |
Vanellus superciliosus |
Bruinborstkievit |
Vanellus gregarius |
Steppekievit |
Vanellus leucurus |
Witstaartkievit |
SCOLOPACIDAE |
|
Scolopax rusticola |
Houtsnip |
Gallinago stenura |
Stekelstaartsnip |
Gallinago media |
Poelsnip |
Gallinago gallinago |
Watersnip |
Lymnocryptes minimus |
Bokje |
Limosa limosa |
Grutto |
Limosa lapponica |
Rosse grutto |
Numenius phaeopus |
Regenwulp |
Numenius tenuirostris |
Dunbekwulp |
Numenius arquata |
Wulp |
Tringa erythropus |
Zwarte ruiter |
Tringa totanus |
Tureluur |
Tringa stagnatilis |
Poelruiter |
Tringa nebularia |
Groenpootruiter |
Tringa ochropus |
Witgat |
Tringa glareola |
Bosruiter |
Tringa cinerea |
Terekruiter |
Tringa hypoleucos |
Oeverloper |
Arenaria interpres |
Steenloper |
Calidris tenuirostris |
Grote kanoet |
Calidris canutus |
Kanoet |
Calidris alba |
Drieteenstrandloper |
Calidris minuta |
Kleine strandloper |
Calidris temminckii |
Temmincks strandloper |
Calidris maritima |
Paarse strandloper |
Calidris alpina |
Bonte strandloper |
Calidris ferruginea |
Krombekstrandloper |
Limicola falcinellus |
Breedbekstrandloper |
Philomachus pugnax |
Kemphaan |
Phalaropus lobatus |
Grauwe franjepoot |
Phalaropus fulicaria |
Rosse franjepoot |
LARIDAE |
|
Larus leucophthalmus |
Witoogeend |
Larus hemprichii |
Hemprichs meeuw |
Larus canus |
Stormmeeuw |
Larus audouinii |
Audouins meeuw |
Larus marinus |
Grote mantelmeeuw |
Larus dominicanus |
Kelp gull |
Larus hyperboreus |
Grote burgermeester |
Larus glaucoides |
Kleine burgemeester |
Larus argentatus |
Zilvermeeuw |
Larus heuglini |
Heuglin’s gull |
Larus armenicus |
Armenian gull |
Larus cachinnans |
Geelpootmeeuw |
Larus fuscus |
Kleine mantelmeeuw |
Larus ichthyaetus |
Reuzenzwartkopmeeuw |
Larus cirrocephalus |
Grijskopmeeuw |
Larus hartlaubii |
Hartlaubs meeuw |
Larus ridibundus |
Kokmeeuw |
Larus genei |
Dunbekmeeuw |
Larus melanocephalus |
Zwartkopmeeuw |
Larus minutus |
Dwergmeeuw |
Xema sabini |
Vorkstaartmeeuw |
Sterna nilotica |
Lachstern |
Sterna caspia |
Reuzenstern |
Sterna maxima |
Koningsstern |
Sterna bengalensis |
Bengaalse dtern |
Sterna bergii |
Grote kuifstern |
Sterna sandvicensis |
Grote stern |
Sterna dougallii |
Dougalls stern |
Sterna vittata |
Zuidpoolstern |
Sterna hirundo |
Visdief |
Sterna paradisaea |
Noordse Stern |
Sterna albifrons |
Dwergstern |
Sterna saundersi |
Saunders dwergstern |
Sterna balaenarum |
Damara stern |
Sterna repressa |
Arabische stern |
Chlidonias hybridus |
Witwangstern |
Chlidonias leucopterus |
Witvleugelstern |
Chlidonias niger |
Zwarte stern |
RYNCHOPIDAE |
|
Rynchops flavirostris |
Afrikaanse schaarbek |
(1) Zoals aangenomen in de tweede zitting van de vergadering van de partijen, die plaatsvond van 25 tot en met 27 september 2002, in Bonn, Duitsland.
BIJLAGE 3
ACTIEPLAN (1)
1. Geldigheidsgebied
1.1. Het actieplan geldt voor de populaties trekkende watervogels, opgenomen in tabel 1 van deze bijlage (hierna aangeduid als „tabel 1”).
1.2. Tabel 1 is een integraal deel van deze bijlage. Elke verwijzing naar dit actieplan is tevens een verwijzing naar tabel 1.
2. Soortenbescherming
2.1. Wettelijke maatregelen
2.1.1. Partijen met populaties, opgenomen in kolom A van tabel 1, zullen deze populaties, beschermen overeenkomstig het bepaalde in artikel III, lid 2, onder a), van deze overeenkomst. Met name zullen deze partijen, behoudens het bepaalde in onderstaand lid 2.1.3:
a) |
verbieden vogels en eieren van populaties die in hun grondgebied voorkomen aan de natuur te onttrekken, |
b) |
opzettelijke verstoring verbieden, in zoverre een dergelijke verstoring duidelijk relevant is voor de bescherming van de bewuste populatie, en |
c) |
het bezit en gebruik van en de handel in vogels of eieren van deze populaties verbieden voor zover die in strijd met het verbod, geformuleerd in lid a), aan de natuur zijn onttrokken, alsook het bezit of gebruik van en de handel in alle duidelijk herkenbare delen of producten van zulke vogels en hun eieren. |
Bij wijze van uitzondering mag de jacht op in kolom A opgenomen populaties van de categorieën 2 en 3, voorzien van een asterisk, op basis van een duurzaam gebruik worden voortgezet in gebieden waar de jacht op zulke populaties een lange culturele traditie heeft. Dit duurzaam gebruik zal worden gespecificeerd in het kader van de bijzondere bepalingen van een actieplan voor de soort op het passende internationale niveau.
2.1.2. Partijen met populaties, opgenomen in tabel 1, zullen het aan de natuur onttrekken van vogels en eieren van alle populaties, opgenomen in kolom B van tabel 1, reguleren. Het doel van zulke wettelijke maatregelen moet zijn een gunstige beschermingsstatus van deze populaties te behouden of tot het herstel daarvan bij te dragen en op basis van de beste beschikbare kennis over de populatiedynamiek ervoor te zorgen dat elke onttrekking en elk ander gebruik duurzaam is. Dergelijke wettelijke maatregelen, geldig behoudens het bepaalde in onderstaand lid 2.1.3, zijn met name:
a) |
het verbieden van het aan de natuur onttrekken van vogels, behorende tot de bewuste populaties, gedurende de verschillende fases van de voortplanting en het grootbrengen van de jongen en gedurende hun terugkeer naar hun broedgebieden, indien deze onttrekking een ongunstig effect heeft op de beschermingsstatus van de bewuste populatie, |
b) |
het reguleren van de wijze van onttrekking, |
c) |
het, waar wenselijk, vaststellen van limieten voor onttrekking aan de natuur en het zorgen voor adequate controles om te verzekeren dat deze limieten in acht genomen worden, en |
d) |
het verbieden van het bezit of gebruik van en de handel in vogels en eieren van de populaties die in strijd met enig verbod, geformuleerd in dit lid, aan de natuur zijn onttrokken alsook van het bezit en het gebruik van en de handel in delen van zulke vogels en hun eieren. |
2.1.3. De partijen kunnen, indien er geen andere bevredigende oplossing is, ongeacht het bepaalde in artikel III, lid 5, van het Verdrag, voor de volgende doeleinden vrijstellingen van de bepalingen in lid 2.1.1 en 2.1.2 verlenen:
a) |
ter voorkoming van ernstige schade aan gewassen, water en de visserij, |
b) |
in het belang van de veiligheid van de luchtvaart en andere zwaar wegende publieke belangen, |
c) |
voor doeleinden van onderzoek en onderwijs of herintroductie en voor de voor deze doeleinden noodzakelijke fok, |
d) |
om het aan de natuur onttrekken en houden of anderszins verstandig gebruiken van kleine aantallen van bepaalde vogels onder streng gecontroleerde omstandigheden, selectief en tot een beperkte omvang mogelijk te maken, en |
e) |
ter bevordering van de verbreiding of het overleven van de betreffende populaties. |
Zulke vrijstellingen moeten inhoudelijk precies zijn geformuleerd, mogen slechts voor een beperkte ruimte en een beperkte tijd gelden en mogen geen schadelijke uitwerking op de in tabel 1 opgenomen populaties hebben. De partijen moeten de op grond van deze bepaling verleende vrijstellingen zo spoedig mogelijk melden aan het secretariaat van deze overeenkomst.
2.2. Actieplannen voor individuele soorten
2.2.1. De partijen zullen samenwerken teneinde met prioriteit internationale actieplannen voor individuele soorten te ontwikkelen en te implementeren voor populaties van de categorie 1, opgenomen in kolom A van tabel 1, alsook voor de soorten in kolom A van tabel 1 die voorzien zijn van een asterisk. Het secretariaat van de overeenkomst zal de ontwikkeling, de harmonisatie en de implementatie van zulke plannen coördineren.
2.2.2. De partijen zullen voor de in kolom A van tabel 1 opgenomen populaties actieplannen voor individuele soorten opstellen en implementeren teneinde hun algehele beschermingsstatus te verbeteren. Deze actieplannen moeten bijzondere bepalingen behelzen voor de populaties die voorzien zijn van een asterisk. Indien zulks wenselijk is, dient aandacht te worden gegeven aan het probleem dat vogels per ongeluk worden gedood doordat jagers een fout maken bij de bepaling van de soort.
2.3. Crisismaatregelen
De partijen zullen, waar dat mogelijk en relevant is, in nauwe onderlinge samenwerking crisismaatregelen ontwikkelen en implementeren voor de populaties, opgenomen in tabel 1, ingeval zich op enige plaats in het overeenkomstgebied uitzonderlijk ongunstige of gevaarlijke situaties voordoen.
2.4. Herintroductie
De partijen zullen bij de herintroductie van populaties, opgenomen in tabel 1, in delen van hun traditionele verspreidingsgebied waar zij niet langer voorkomen, de grootste zorgvuldigheid in acht nemen. Zij zullen zich inspannen om een gedetailleerd herintroductieplan te ontwikkelen en te volgen dat is gebaseerd op adequaat wetenschappelijk onderzoek. Herintroductieplannen dienen een integraal onderdeel van nationale en, waar wenselijk, van internationale actieplannen voor individuele soorten te zijn. Een herintroductieplan dient een beoordeling van de impact op het milieu te behelzen en breed beschikbaar te worden gesteld. De partijen zullen het secretariaat van de overeenkomst vooraf informeren over alle herintroductieprogramma’s voor in tabel 1 opgenomen populaties.
2.5. Introductie van uitheemse soorten
2.5.1. De partijen zullen, indien zij dat noodzakelijk achten, de introductie van uitheemse dier- en plantensoorten die in tabel 1 opgenomen populaties schaden kunnen, verbieden.
2.5.2. De partijen zullen, indien zij dat noodzakelijk achten, eisen dat passende voorzorgsmaatregelen worden genomen om het per ongeluk ontsnappen van in gevangenschap gehouden vogels van uitheemse soorten te voorkomen.
2.5.3. De partijen zullen ingeval reeds uitheemse soorten of hybriden daarvan hun grondgebied zijn binnengekomen, in zoverre zulks mogelijk en adequaat is, maatregelen nemen, met inbegrip van onttrekking uit de natuur, om te verzekeren dat deze soorten of de hybriden daarvan geen potentieel gevaar opleveren voor de in tabel 1 opgenomen soorten.
3. Habitatbescherming
3.1. Habitatinventarisaties
3.1.1. De partijen zullen, waar wenselijk, in afstemming met bevoegde internationale organisaties, nationale inventarisaties opstellen en publiceren van de habitats binnen hun grondgebied die belangrijk zijn voor de in tabel 1 opgenomen soorten.
3.1.2. De partijen zullen zich met prioriteit inspannen om alle gebieden van internationaal of nationaal belang voor populaties, opgenomen in tabel 1, in kaart te brengen.
3.2. Bescherming van gebieden
3.2.1. De partijen zullen zich inspannen om de instelling van beschermde gebieden ter bescherming van habitats die belangrijk zijn voor in tabel 1 opgenomen populaties voort te zetten en beheersplannen voor deze gebieden te ontwikkelen en te implementeren.
3.2.2. De partijen zullen zich inspannen om bijzondere bescherming te verlenen aan wetlands die voldoen aan de internationaal geaccepteerde criteria voor de kwalificatie „van internationaal belang”.
3.2.3. De partijen zullen zich inspannen voor een verstandig en duurzaam gebruik van alle wetlands binnen hun grondgebied. In het bijzonder zullen zij zich inspannen om achteruitgang en verdwijnen van habitats waarvan populaties, opgenomen in tabel 1, afhankelijk zijn, te voorkomen door de invoering van adequate regelingen of normen en controlemaatregelen. In het bijzonder zullen zij zich inspannen om:
a) |
waar dat doenlijk is, te verzekeren dat er adequate statutaire controles plaatsvinden met betrekking tot het gebruik van landbouwchemicaliën, bestrijdingstechnieken en de behandeling van afvalwater, die voldoen aan internationale normen, dit teneinde het negatief effect daarvan op de populaties, opgenomen in tabel 1, zoveel mogelijk te beperken, en |
b) |
informatiemateriaal in de relevante talen te ontwikkelen en te verspreiden, waarin de vigerende regelingen, normen en controlemaatregelen en het gunstig effect daarvan voor mensen en de fauna worden beschreven. |
3.2.4. De partijen zullen zich inspannen om op basis van een ecosysteembenadering strategieën te ontwikkelen voor de bescherming van de habitats van alle in tabel 1 opgenomen populaties, met inbegrip van de habitats van deze populaties die zijn verdwenen.
3.3. Herstel
De partijen zullen zich inspannen voor het herstel, waar mogelijk en adequaat, van gebieden die vroeger belangrijk waren voor de in tabel 1 opgenomen populaties.
4. Regeling van menselijke activiteiten
4.1. Jacht
4.1.1. De partijen zullen samenwerken om te verzekeren dat hun jachtwetgeving voldoet aan het principe van duurzaam gebruik, zoals bedoeld in het actieplan, rekening houdende met het gehele geografische verspreidingsgebied van de bewuste watervogelpopulaties en de factoren die kenmerkend zijn voor hun biologische cyclus.
4.1.2. Het secretariaat van de overeenkomst zal door de partijen op de hoogte worden gehouden van hun wetgeving met betrekking tot de jacht op in tabel 1 opgenomen populaties.
4.1.3. De partijen zullen samenwerken om een betrouwbaar en geharmoniseerd systeem te ontwikkelen voor de verzameling van afschotgegevens ten behoeve van de beoordeling van de jaarlijkse afschot van in tabel 1 opgenomen populaties. Zij zullen het secretariaat van de overeenkomst schattingen van de totale jaarlijkse onttrekking per populatie toesturen, als die beschikbaar zijn.
4.1.4. De partijen zullen zich inspannen om het gebruik van lood voor de jacht in wetlands, zoals dat in het jaar 2000 bestond, stapsgewijze terug te dringen.
4.1.5. De partijen zullen maatregelen ontwikkelen en implementeren om het gebruik van vergiftigd lokaas te verminderen en, zo mogelijk, geheel uit te bannen.
4.1.6. De partijen zullen maatregelen ontwikkelen en implementeren om illegale onttrekking uit de natuur te verminderen en, zo mogelijk, geheel uit te bannen.
4.1.7. Waar wenselijk, zullen de partijen jagers op lokaal, nationaal en internationaal niveau stimuleren om verenigingen of organisaties te vormen om hun activiteiten te coördineren en duurzaamheid te helpen verzekeren.
4.1.8. De partijen zullen, waar wenselijk, de verplichtstelling van een bekwaamheidstest voor jagers bevorderen, die o.a. de herkenning van vogelsoorten toetst.
4.2. Ecotoerisme
4.2.1. De partijen zullen, waar dat passend is, echter niet in kerngebieden van beschermde gebieden, de uitwerking van samenwerkingsprogramma’s tussen alle betrokkenen bevorderen teneinde een behoedzaam en verantwoord ecotoerisme te ontwikkelen in wetlands waar concentraties van de in tabel 1 opgenomen populaties voorkomen.
4.2.2. De partijen zullen zich in samenwerking met bevoegde internationale organisaties inspannen om te evalueren welke kosten, voordelen en andere gevolgen ecotoerisme in geselecteerde wetlands met concentraties van de in tabel 1 opgenomen populaties kan hebben. Zij zullen de resultaten van die evaluaties meedelen aan het secretariaat van de overeenkomst.
4.3. Andere menselijke activiteiten
4.3.1. De partijen zullen beoordelen welk effect die voorgestelde projecten hebben welke waarschijnlijk tot conflicten leiden tussen de in tabel 1 opgenomen populaties in de in lid 3.2 bedoelde gebieden en menselijke belangen en zij zullen de resultaten van die beoordeling openbaar maken.
4.3.2. De partijen zullen zich inspannen om informatie te verzamelen over de door populaties, opgenomen in tabel 1, aangerichte schade, in het bijzonder aan gewassen en de visserij, en de resultaten rapporteren aan het secretariaat van de overeenkomst.
4.3.3. De partijen zullen samenwerken om geschikte technieken te vinden om de schade zo veel mogelijk te beperken of de effecten van de schade, in het bijzonder aan gewassen en de visserij, aangericht door de in tabel 1 opgenomen populaties, te verzachten, daarbij gebruik makend van de ervaring die elders in de wereld is opgedaan.
4.3.4. De partijen zullen samenwerken om actieplannen voor individuele soorten te ontwikkelen voor populaties die niet te verwaarlozen schade aanrichten, in het bijzonder aan gewassen en de visserij. Het secretariaat van de overeenkomst zal de ontwikkeling en harmonisatie van zulke plannen coördineren.
4.3.5. De partijen zullen, zover mogelijk, hoge milieunormen in de planning en uitvoering van bouwprojecten bevorderen om het effect daarvan op in tabel 1 opgenomen populaties zo veel mogelijk te beperken. Zij dienen acties in overweging te nemen om het effect van al bestaande constructies zo veel mogelijk te beperken, als blijkt dat deze een negatieve invloed op de bewuste populaties hebben.
4.3.6. In gevallen dat menselijke verstoring een gevaar vormt voor de beschermingsstatus van in tabel 1 opgenomen watervogelpopulaties, dienen de partijen zich in te spannen om maatregelen te nemen om de ernst van de bedreiging te beperken. Er zou speciale aandacht gegeven moeten worden aan het probleem van menselijke verstoring in broedkolonies van in kolonies nestelende watervogels, met name als die in gebieden liggen die populair zijn voor de openluchtrecreatie. Adequate maatregelen zouden o.a. de instelling van storingsvrije, voor het publiek niet toegankelijke zones in beschermde gebieden kunnen behelzen.
5. Onderzoek en monitoring
5.1. De partijen zullen zich inspannen om inventarisaties te verrichten in gebieden die men slecht kent en waar belangrijke concentraties van in tabel 1 opgenomen populaties kunnen voorkomen. De resultaten van dergelijke inventarisaties zullen breed verspreid worden.
5.2. De partijen zullen zich inspannen om de in tabel 1 opgenomen populaties te monitoren. De resultaten van deze monitoring zullen worden gepubliceerd of worden toegestuurd aan daarvoor in aanmerking komende internationale organisaties om opnieuw bezien van de status van de populatie en trends mogelijk te maken.
5.3. De partijen zullen samenwerken om met betrekking tot vogelpopulaties de meting van trends te verbeteren, welke als een criterium voor de beschrijving van de status van die populaties gebruikt kunnen worden.
5.4. De partijen zullen samenwerken om de trekroutes van alle in tabel 1 opgenomen populaties te bepalen door gebruikmaking van de beschikbare kennis van de verspreiding in en buiten het broedseizoen en telresultaten en door deelneming in gecoördineerde ringprogramma’s.
5.5. De partijen zullen zich inspannen om gezamenlijke onderzoeksprojecten betreffende de ecologie en populatiedynamiek van de in tabel 1 opgenomen populaties en hun habitats in gang te zetten en te ondersteunen, teneinde te bepalen welke specifieke eisen zij hebben en welke technieken het meest adequaat zijn voor hun bescherming en beheer.
5.6. De partijen zullen zich inspannen om onderzoek te doen naar de effecten die het verdwijnen, de achteruitgang van wetlands en verstoring hebben op de draagkracht van wetlands waarvan de in tabel 1 opgenomen populaties gebruikmaken en op de trekpatronen van deze populaties.
5.7. De partijen zullen zich inspannen om onderzoek te doen naar het effect dat de jacht en de handel hebben op in tabel 1 opgenomen populaties alsook naar het belang van deze vormen van gebruik voor de lokale en nationale economie.
5.8. De partijen zullen zich inspannen om samen te werken met relevante internationale organisaties en onderzoeks- en monitoringprojecten te steunen.
6. Opleiding en informatie
6.1. De partijen zullen, waar noodzakelijk, zorgen voor opleidingprogramma’s om te verzekeren dat het voor de implementatie van dit actieplan verantwoordelijke personeel adequate kennis heeft om het effectief te implementeren.
6.2. De partijen zullen met elkaar en met het secretariaat van de overeenkomst samenwerken op het gebied van ontwikkeling van opleidingsprogramma’s en uitwisseling van bronnenmateriaal.
6.3. De partijen zullen zich inspannen om programma’s, informatiemateriaal en mechanismen te ontwikkelen om het bewustzijnsniveau van het algemeen publiek met betrekking tot de doelen, de bepalingen en de inhoud van dit actieplan te verbeteren. In dit verband zal bijzondere aandacht worden geschonken aan de bevolking van belangrijke wetlands en de omgeving daarvan, de gebruikers van deze wetlands (jagers, vissers, toeristen, enz.) en de lokale autoriteiten en andere beleidsmakers.
6.4. De partijen zullen zich inspannen om specifieke informatiecampagnes op te zetten voor de bescherming van de in tabel 1 opgenomen populaties.
7. Implementatie
7.1. Bij de implementatie van dit actieplan zullen de partijen, indien wenselijk, prioriteit verlenen aan de populaties, opgenomen in kolom A van tabel 1.
7.2. Als op het grondgebied van een partij meer dan één populatie van dezelfde soort, behorende tot de populaties, opgenomen in tabel 1, voorkomt, zal die partij beschermingsmaatregelen nemen die toegesneden zijn op de populatie of de populaties met de slechtste beschermingsstatus.
7.3. Het secretariaat van de overeenkomst zal, gezamenlijk met het Technisch Comité en met de hulp van deskundigen uit staten in het verspreidingsgebied, de ontwikkeling van beschermingsrichtlijnen coördineren overeenkomstig artikel IV, lid 4, van deze overeenkomst, teneinde de partijen te helpen bij de implementatie van dit actieplan. Het secretariaat van de overeenkomst zal ervoor zorgen dat, waar mogelijk, samenhang bestaat met richtlijnen die op grond van andere internationale verdragen, conventies en overeenkomsten zijn goedgekeurd. Deze beschermingsrichtlijnen zullen gericht zijn op de invoering van het principe van duurzaam gebruik. Ze zullen o.a. betrekking hebben op:
a) |
actieplannen voor individuele soorten, |
b) |
crisismaatregelen, |
c) |
de opstelling van methoden voor gebiedsinventarisatie en habitatbeheer, |
d) |
jachtpraktijken, |
e) |
handel in watervogels, |
f) |
toerisme, |
g) |
vermindering van schade aan gewassen, en |
h) |
een protocol voor watervogel-monitoring. |
7.4. Het secretariaat van de overeenkomst zal gezamenlijk met het Technisch Comité en de partijen een aantal internationale analyses opstellen die nodig zijn voor de implementatie van dit actieplan, behelzende:
a) |
rapporten over de situatie van en trends bij populaties, |
b) |
leemtes in de informatie van inventarisaties, |
c) |
de door populaties gebruikte netwerken van gebieden met een analyse van de beschermingsstatus van de gebieden en van de genomen beheersmaatregelen, |
d) |
de geldende jacht- en handelswetgeving van elk land, in zoverre die relevant is voor de in bijlage 2 bij deze overeenkomst opgenomen soorten, |
e) |
het stadium van de opstelling en implementatie van de actieplannen voor individuele soorten, |
f) |
herintroductieprojecten, en |
g) |
de situatie van geïntroduceerde uitheemse watervogelsoorten en hybriden daarvan. |
7.5. Het secretariaat van de overeenkomst zal zich inspannen om te verzekeren dat de in lid 7.4 genoemde analyses met tussenpozen van niet meer dan drie jaar worden geactualiseerd.
7.6. Het Technisch Comité zal de richtlijnen en analyses die krachtens lid 7.3 en 7.4 worden opgesteld, beoordelen en met betrekking tot de ontwikkeling, de inhoud en de implementatie daarvan conceptaanbevelingen en- resoluties formuleren, welke op zittingen van de vergadering van de partijen zullen worden behandeld.
7.7. Het secretariaat van de overeenkomst zal regelmatig opnieuw bezien, van welke mechanismen mogelijk gebruik- gemaakt zou kunnen worden om aanvullende middelen (fondsen en technische ondersteuning) voor de implementatie van dit actieplan beschikbaar te krijgen en daarvan verslag doen aan elke gewone zitting van de vergadering van de partijen.
TABEL 1
STATUS VAN DE POPULATIES TREKKENDE WATERVOGELS (1)
Sleutel voor de classificatie
De volgende sleutel voor tabel 1 is de basis voor de implementatie van het actieplan:
Kolom A
Categorie 1: |
|
Categorie 2: |
Populaties met tussen ca. 10 000 en ca. 25 000 individuen. |
Categorie 3: |
Populaties met tussen ca. 25 000 en ca. 100 000 individuen die geacht worden bedreigd te zijn te zijn vanwege:
|
Voor de soorten van de categorieën 2 en 3 zie lid 2.1.1 van het actieplan in bijlage 3 van de overeenkomst.
Kolom B
Categorie 1: |
Populaties met tussen ca. 25 000 en ca. 100 000 individuen die niet voldoen aan de boven omschreven voorwaarden voor Kolom A. |
Categorie 2: |
Populaties met meer dan ca. 100 000 individuen die geacht worden speciale aandacht te verdienen vanwege:
|
Kolom C
Categorie 1: |
Populaties met meer dan ca. 100 000 individuen die significant van internationale samenwerking zouden kunnen profiteren en niet voldoen aan de boven omschreven voorwaarden voor kolom A of kolom B. |
Herziening van tabel 1
De tabel zal:
a) |
regelmatig opnieuw worden bezien door het Technisch Comité overeenkomstig artikel VII, lid 3, onder b), van de overeenkomst, en |
b) |
voor zover nodig, worden gewijzigd door de vergadering van de partijen overeenkomstig artikel VI, lid 9, onder d), van de overeenkomst in het licht van de conclusies van dergelijke hernieuwde analyses. |
Definitie van geographische begrippen, gebruikt in omschrijvingen van het verspreidingsgebied
Noord-Afrika |
Algerije, de Arabische Republiek Libië, Egypte, Marokko, Tunesië. |
West-Afrika |
Benin, Burkina Faso, Gambia, Ghana, Guinee, Guinee-Bissau, Ivoorkust, Kameroen, Liberia, Mali, Mauritanië, Niger, Nigeria, Senegal, Sierra-Leone, Togo, Tsjaad. |
Oost-Afrika |
Burundi, Djibouti, Eritrea, Ethiopië, Kenia, Uganda, Rwanda, Sudan, Somalië, de Verenigde Republiek Tanzania. |
Noordoost-Afrika |
Djibouti, Egypte, Eritrea, Ethiopië, Sudan, Somalië. |
Zuidelijk Afrika |
Angola, Botswana, Lesotho, Malawi, Mozambique, Namibië, Swaziland, Zambia, Zimbabwe, Zuid-Afrika. |
Centraal-Afrika |
Centraal-Afrikaanse Republiek, Congo, Democratische Republiek Congo, Equatoriaal-Guinea, Gabon, Kameroen, Sao Tomé en Principe. |
Afrika bezuiden de Sahara |
Alle Afrikaanse staten bezuiden de Sahara. |
Tropisch Afrika |
Afrika bezuiden de Sahara met uitzondering van Lesotho, Namibië, Swaziland en Zuid-Afrika. |
West-Palearctisch gebied |
Zoals omschreven in het Handbook of the Birds of Europa, the Middle East and North Africa (Cramp & Simmons 1977). |
Noordwest-Europa |
België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Ierland, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, IJsland, Zweden. |
West-Europa |
Noordwest-Europa met Portugal en Spanje. |
Noordoost-Europa |
Het noordelijk gedeelte van de Russische Federatie ten westen van de Oeral. |
Oost-Europa |
Belarus, de Oekraïne, de Russische Federatie ten westen van de Oeral. |
Midden-Europa |
Duitsland, Estland, Hongarije, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Oostenrijk, Polen, de Russische Federatie rond de Finse Golf en Kaliningrad, Slowakije, de Tsjechische Republiek, Zwitserland. |
Noord-Atlantisch gebied |
Faeröer, Groenland, Ierland, Noorwegen, de noordwestkust van de Russische Federatie, Spitsbergen, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, IJsland |
Oost-Atlantisch gebied |
Atlantisch kustgebied van Europa en Noord-Afrika van Noord-Noorwegen tot Marokko. |
West-Siberië |
De Russische Federatie ten oosten van de Oeral tot de rivier de Jenissej en naar het zuiden tot de grens met Kazachstan. |
Midden-Siberië |
De Russische Federatie van de rivier de Jenissej tot de oostelijke grens van het Taimyr Schiereiland en naar het zuiden tot het Altai Gebergte. |
Westelijk Middellandse-Zeegebied |
Algerije, Frankrijk, Italië, Malta, Marokko, Monaco, Portugal, San Marino, Spanje, Tunesië. |
Oostelijk Middellandse-Zeegebied |
Albanië, de Arabische Republiek Libië, de Arabische Republiek Syrië, Bosnië-Herzegovina, Cyprus, Egypte, Griekenland, Israël, Kroatië, Libanon, Slovenië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Turkije, Joegoslavië. |
Zwarte Zee |
Armenië, Bulgarije, Georgië, de Republiek Moldavië, de Oekraïne, Roemenië, de Russische Federatie, Turkije. |
Kaspische Zee |
Azerbeidzjan, Iran (Islamitische Republiek), Kazachstan, de Russische Federatie, Turkmenistan, Oezbekistan. |
Zuidwest-Azië |
de Arabische Republiek Syrië, Bahrein, Iran (Islamitische Republiek), Irak, Israël, Jemen, Jordanië, Kazachstan, Koeweit, Libanon, Oezbekistan, Oman, Qatar, Saudi-Arabië, oostelijk Turkije, Turkmenistan, de Verenigde Arabische Emiraten. |
West-Azië |
Westelijke gebieden van de Russische Federatie ten oosten van de Oeral en de landen aan de Kaspische Zee. |
Centraal-Azië |
Afghanistan, Kazachstan, Kirgizië, Oezbekistan, Tadzjikistan, Turkmenistan. |
Zuid-Azië |
Bangladesh, Bhutan, India, Maldiven, Nepal, Pakistan, Sri Lanka. |
Verklaring van afkortingen en symbolen
Bre |
: |
breeding (broedend) |
Win |
: |
wintering (overwinterend) |
N |
: |
Northern (Noord) |
E |
: |
Eastern (Oost) |
S |
: |
Southern (Zuid) |
W |
: |
Western (West) |
NE |
: |
North-eastern (Noordoost) |
NW |
: |
North-western (Noordwest) |
SE |
: |
South-eastern (Zuidoost) |
SW |
: |
South-western (Zuidwest) |
() |
Populatiestatus onbekend. Beschermingsstatus geschat. |
* |
Bij wijze van uitzondering kan voor de populaties met een asterisk de jacht op een duurzame basis worden voortgezet, als de jacht op zulke populaties een lange culturele traditie heeft (zie lid 2.1.1 van bijlage 3 van de overeenkomst). |
Opmerkingen
1. |
De populatiegegevens die zijn gebruikt voor de samenstelling van tabel 1 corresponderen zo veel mogelijk met het aantal individuen van de potentiële broedpopulatie in het overeenkomstgebied. |
2. |
De suffixen (bre) of (win) in de (Engelstalige) populatielijsten zijn alleen hulpmiddelen voor de identificatie van populaties. Ze wijzen niet op seizoensgebonden beperkingen voor deze populaties met betrekking tot acties op grond van de overeenkomst en het actieplan. |
3. |
De korte omschrijvingen die voor de aanduiding van populaties worden gebruikt, zijn gebaseerd op de beschrijvingen die zijn gebruikt in de derde editie van „Waterbird Population Estimates”. |
4. |
Schuine strepen (/) zijn gebruikt om broedgebieden en overwinteringsgebieden te onderscheiden. |
5. |
Als de populatie van een soort in tabel 1 is opgenomen onder meerdere categorieën, gelden de verplichtingen van het actieplan voor de strengste categorie die is vermeld. |
|
A |
B |
C |
||
SPHENISCIDAE |
|||||
Spheniscus demersus |
|||||
|
1b |
2a 2c |
|
||
GAVIIDAE |
|||||
Gavia stellata |
|||||
|
|
2c |
|
||
|
|
(1) |
|
||
Gavia arctica arctica |
|||||
|
|
2c |
|
||
Gavia arctica suschkini |
|||||
|
|
|
(1) |
||
Gavia immer |
|||||
|
1c |
|
|
||
Gavia adamsii |
|||||
|
1c |
|
|
||
PODICIPEDIDAE |
|||||
Tachybaptus ruficollis ruficollis |
|||||
|
|
|
1 |
||
Podiceps cristatus cristatus |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
|
|
1 |
||
|
2 |
|
|
||
Podiceps grisegena grisegena |
|||||
|
|
1 |
|
||
|
|
(1) |
|
||
|
2 |
|
|
||
Podiceps cristatus infuscatus |
|||||
|
1c |
|
|
||
|
1c |
|
|
||
Podiceps auritus auritus |
|||||
|
1c |
|
|
||
|
|
1 |
|
||
|
2 |
|
|
||
Podiceps nigricollis nigricollis |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
|
1 |
|
||
Podiceps nigricollis gurneyi |
|||||
|
2 |
|
|
||
PELECANIDAE |
|||||
Pelecanus onocrotalus |
|||||
|
2 |
|
|
||
|
|
1 |
|
||
|
|
|
1 |
||
|
1a 3c |
|
|
||
Pelecanus rufescens |
|||||
|
|
1 |
|
||
Pelecanus crispus |
|||||
|
1a 1c |
|
|
||
|
1a 2 |
|
|
||
SULIDAE |
|||||
Sula (Morus) capensis |
|||||
|
1b |
2a 2c |
|
||
PHALACROCORACIDAE |
|||||
Phalacrocorax coronatus |
|||||
|
1c |
|
|
||
Phalacrocorax pygmeus |
|||||
|
|
1 |
|
||
|
|
1 |
|
||
Phalacrocorax neglectus |
|||||
|
1b 1c |
|
|
||
Phalacrocorax carbo carbo |
|||||
|
|
|
1 |
||
Phalacrocorax carbo sinensis |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
|
|
1 |
||
|
|
|
(1) |
||
Phalacrocorax carbo lucidus |
|||||
|
|
1 |
|
||
|
|
|
1 |
||
|
2 |
|
|
||
Phalacrocorax nigrogularis |
|||||
|
1b |
2a 2c |
|
||
Phalacrocorax capensis |
|||||
|
|
2a 2c |
|
||
ARDEIDAE |
|||||
Egretta ardesiaca |
|||||
|
3c |
|
|
||
Egretta vinaceigula |
|||||
|
1b 1c |
|
|
||
Egretta garzetta garzetta |
|||||
|
|
|
(1) |
||
|
|
|
1 |
||
|
|
(1) |
|
||
Egretta gularis gularis |
|||||
|
|
(1) |
|
||
Egretta gularis schistacea |
|||||
|
|
(1) |
|
||
|
2 |
|
|
||
Egretta dimorpha |
|||||
|
2 |
|
|
||
Ardea cinerea cinerea |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
|
|
1 |
||
|
|
|
(1) |
||
Ardea melanocephala |
|||||
|
|
|
(1) |
||
Ardea purpurea purpurea |
|||||
|
|
1 |
|
||
|
2 |
|
|
||
|
|
(2c) |
|
||
Casmerodius albus albus |
|||||
|
2 |
|
|
||
|
|
(1) |
|
||
Casmerodius albus melanorhynchos |
|||||
|
|
|
(1) |
||
Mesophoyx intermedia brachyrhyncha |
|||||
|
|
1 |
|
||
Bubulcus ibis ibis |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
|
|
1 |
||
|
|
|
1 |
||
|
2 |
|
|
||
Ardeola ralloides ralloides |
|||||
|
3c |
|
|
||
|
|
(1) |
|
||
Ardeola ralloides paludivaga |
|||||
|
|
|
(1) |
||
Ardeola idae |
|||||
|
1b 1c |
|
|
||
Ardeola rufiventris |
|||||
|
|
(1) |
|
||
Nycticorax nycticorax nycticorax |
|||||
|
|
(1) |
|
||
|
|
2c |
|
||
|
|
(1) |
|
||
Ixobrychus minutus minutus |
|||||
|
|
2c |
|
||
|
|
(1) |
|
||
Ixobrychus minutus payesii |
|||||
|
|
(1) |
|
||
Ixobrychus sturmii |
|||||
|
|
(1) |
|
||
Botaurus stellaris stellaris |
|||||
|
3c |
|
|
||
|
2 |
|
|
||
Botaurus stellaris capensis |
|||||
|
1c |
|
|
||
CICONIIDAE |
|||||
Mycteria ibis |
|||||
|
|
1 |
|
||
Anastomus lamelligerus lamelligerus |
|||||
|
|
|
1 |
||
Ciconia nigra |
|||||
|
1c |
|
|
||
|
1c |
|
|
||
|
2 |
|
|
||
Ciconia abdimii |
|||||
|
|
(2c) |
|
||
Ciconia episcopus microscelis |
|||||
|
|
(1) |
|
||
Ciconia ciconia ciconia |
|||||
|
1c |
|
|
||
|
3b |
|
|
||
|
|
|
1 |
||
|
2 |
|
|
||
Leptoptilos crumeniferus |
|||||
|
|
|
1 |
||
BALAENICIPITIDAE |
|||||
Balaeniceps rex |
|||||
|
1c |
|
|
||
THRESKIORNITHIDAE |
|||||
Plegadis falcinellus falcinellus |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
3c |
|
|
||
|
|
(1) |
|
||
Geronticus eremita |
|||||
|
1a 1b 1c |
|
|
||
|
1a 1b 1c |
|
|
||
Threskiornis aethiopicus aethiopicus |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
1c |
|
|
||
Platalea leucorodia leucorodia |
|||||
|
1c |
|
|
||
|
2 |
|
|
||
Platalea leucorodia archeri |
|||||
|
1c |
|
|
||
Platalea leucorodia balsaci |
|||||
|
1c |
|
|
||
Platalea leucorodia major |
|||||
|
2 |
|
|
||
Platalea alba |
|||||
|
2* |
|
|
||
PHOENICOPTERIDAE |
|||||
Phoenicopterus ruber roseus |
|||||
|
3a |
|
|
||
|
3a |
|
|
||
|
3a |
|
|
||
|
|
2a |
|
||
|
|
2a |
|
||
Phoenicopterus minor |
|||||
|
2 |
|
|
||
|
|
2a 2c |
|
||
|
3a |
|
|
||
ANATIDAE |
|||||
Dendrocygna bicolor |
|||||
|
|
|
(1) |
||
|
|
|
(1) |
||
Dendrocygna viduata |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
|
|
1 |
||
Thalassornis leuconotus leuconotus |
|||||
|
1c |
|
|
||
|
2* |
|
|
||
Oxyura leucocephala |
|||||
|
1a 1b 1c |
|
|
||
|
1a 1b 1c |
|
|
||
|
1a 1b 1c |
|
|
||
Oxyura maccoa |
|||||
|
1c |
|
|
||
|
1c |
|
|
||
Cygnus olor |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
|
1 |
|
||
|
|
2a 2d |
|
||
Cygnus Cygnus |
|||||
|
2 |
|
|
||
|
|
1 |
|
||
|
2 |
|
|
||
|
2 |
|
|
||
Cygnus columbianus bewickii |
|||||
|
3c |
|
|
||
|
1c |
|
|
||
Anser brachyrhynchus |
|||||
|
|
2a |
|
||
|
|
1 |
|
||
Anser fabalis fabalis |
|||||
|
|
1 |
|
||
Anser fabalis rossicus |
|||||
|
|
|
(1) |
||
Anser fabalis johanseni |
|||||
|
|
|
(1) |
||
Anser albifrons albifrons |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
3c* |
|
|
||
|
|
|
1 |
||
|
2 |
|
|
||
Anser albifrons flavirostris |
|||||
|
3a* |
|
|
||
Anser erythropus |
|||||
|
1a 1b 2 |
|
|
||
Anser anser anser |
|||||
|
|
1 |
|
||
|
|
|
1 |
||
|
|
1 |
|
||
Anser anser rubrirostris |
|||||
|
|
1 |
|
||
|
|
|
1 |
||
Branta leucopsis |
|||||
|
|
1 |
|
||
|
2 |
|
|
||
|
|
|
1 |
||
Branta bernicla bernicla |
|||||
|
|
2b 2c |
|
||
Branta bernicla hrota |
|||||
|
1c |
|
|
||
|
2 |
|
|
||
Branta ruficollis |
|||||
|
1a 1b 3a |
|
|
||
Alopochen aegyptiacus |
|||||
|
2 |
|
|
||
|
|
|
1 |
||
Tadorna ferruginea |
|||||
|
1c |
|
|
||
|
2 |
|
|
||
|
|
1 |
|
||
Tadorna cana |
|||||
|
|
1 |
|
||
Tadorna tadorna |
|||||
|
|
2a |
|
||
|
3c |
|
|
||
|
|
1 |
|
||
Plectropterus gambensis gambensis |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
|
|
1 |
||
Plectropterus gambensis niger |
|||||
|
|
1 |
|
||
Sarkidiornis melanotos melanotos |
|||||
|
|
1 |
|
||
|
|
|
1 |
||
Nettapus auritus |
|||||
|
1c |
|
|
||
|
|
|
(1) |
||
Anas capensis |
|||||
|
1c |
|
|
||
|
1c |
|
|
||
|
|
|
1 |
||
Anas strepera strepera |
|||||
|
|
1 |
|
||
|
|
2c |
|
||
|
|
|
(1) |
||
Anas penelope |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
|
2c |
|
||
|
|
2c |
|
||
Anas platyrhynchos platyrhynchos |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
|
|
1 |
||
|
|
2c |
|
||
|
|
|
(1) |
||
Anas undulata undulata |
|||||
|
|
|
1 |
||
Anas clypeata |
|||||
|
|
1 |
|
||
|
|
2c |
|
||
|
|
2c |
|
||
Anas erythrorhyncha |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
|
|
1 |
||
|
2 |
|
|
||
Anas acuta |
|||||
|
|
1 |
|
||
|
|
2c |
|
||
|
|
|
(1) |
||
Anas querquedula |
|||||
|
|
2c |
|
||
|
|
|
(1) |
||
Anas crecca crecca |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
|
|
1 |
||
|
|
2c |
|
||
Anas hottentota |
|||||
|
1c |
|
|
||
|
|
1 |
|
||
|
|
1 |
|
||
Marmaronetta angustirostris |
|||||
|
1a 1b 1c |
|
|
||
|
1a 1b 1c |
|
|
||
|
1a 1b 2 |
|
|
||
Netta rufina |
|||||
|
|
1 |
|
||
|
3c |
|
|
||
|
|
|
1 |
||
Netta erythrophthalma brunnea |
|||||
|
|
|
1 |
||
Aythya ferina |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
|
|
1 |
||
|
|
2c |
|
||
Aythya nyroca |
|||||
|
1a 1c |
|
|
||
|
1a 3c |
|
|
||
|
1a 3c |
|
|
||
Aythya fuligula |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
|
|
1 |
||
|
|
|
(1) |
||
Aythya marila marila |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
|
|
1 |
||
Somateria mollissima mollissima |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
|
|
1 |
||
Somateria mollissima borealis |
|||||
|
|
1 |
|
||
Somateria spectabilis |
|||||
|
|
|
1 |
||
Polysticta stelleri |
|||||
|
1a |
1 |
|
||
Clangula hyemalis |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
|
|
1 |
||
Melanitta nigra nigra |
|||||
|
|
2a |
|
||
Melanitta fusca fusca |
|||||
|
|
2a |
|
||
|
1c |
|
|
||
Bucephala clangula clangula |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
|
1 |
|
||
|
2 |
|
|
||
|
2 |
|
|
||
Mergellus albellus |
|||||
|
3a |
|
|
||
|
|
1 |
|
||
|
3c |
|
|
||
Mergus serrator serrator |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
|
1 |
|
||
|
1c |
|
|
||
Mergus merganser merganser |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
1c |
|
|
||
|
2 |
|
|
||
GRUIDAE |
|||||
Balearica pavonina pavonina |
|||||
|
2 |
|
|
||
Balearica pavonina ceciliae |
|||||
|
3c |
|
|
||
Balearica regulorum regulorum |
|||||
|
1c |
|
|
||
Balearica regulorum gibbericeps |
|||||
|
3c |
|
|
||
Grus leucogeranus |
|||||
|
1a 1b 1c |
|
|
||
Grus virgo |
|||||
|
1c |
|
|
||
|
1c |
|
|
||
|
|
1 |
|
||
Grus paradisea |
|||||
|
1b 2 |
|
|
||
Grus carunculatus |
|||||
|
1b 1c |
|
|
||
Grus grus |
|||||
|
|
1 |
|
||
|
|
1 |
|
||
|
3c |
|
|
||
|
1c |
|
|
||
|
|
(1) |
|
||
RALLIDAE |
|||||
Sarothrura elegans elegans |
|||||
|
|
|
(1) |
||
Sarothrura elegans reichenovi |
|||||
|
|
|
(1) |
||
Sarothrura boehmi |
|||||
|
1c |
|
|
||
Sarothrura ayresi |
|||||
|
1a 1b 1c |
|
|
||
Rallus aquaticus aquaticus |
|||||
|
|
|
1 |
||
Rallus aquaticus korejewi |
|||||
|
|
|
(1) |
||
Rallus caerulescens |
|||||
|
|
|
(1) |
||
Crecopsis egregia |
|||||
|
|
|
(1) |
||
Crex crex |
|||||
|
1b |
2c |
|
||
Amaurornis flavirostris |
|||||
|
|
|
1 |
||
Porzana parva parva |
|||||
|
|
2c |
|
||
Porzana pusilla intermedia |
|||||
|
2 |
|
|
||
Porzana porzana |
|||||
|
|
2c |
|
||
Aenigmatolimnas marginalis |
|||||
|
(2) |
|
|
||
Porphyrio alleni |
|||||
|
|
|
(1) |
||
Gallinula chloropus chloropus |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
|
|
(1) |
||
Gallinula angulata |
|||||
|
|
|
(1) |
||
Fulica cristata |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
1c |
|
|
||
Fulica atra atra |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
|
|
1 |
||
|
|
|
(1) |
||
DROMADIDAE |
|||||
Dromas ardeola |
|||||
|
3a |
|
|
||
HAEMATOPODIDAE |
|||||
Haematopus ostralegus ostralegus |
|||||
|
|
|
1 |
||
Haematopus ostralegus longipes |
|||||
|
|
|
(1) |
||
Haematopus moquini |
|||||
|
1c |
|
|
||
RECURVIROSTRIDAE |
|||||
Himantopus himantopus himantopus |
|||||
|
|
|
(1) |
||
|
2 |
|
|
||
|
|
1 |
|
||
|
|
1 |
|
||
|
|
(1) |
|
||
Recurvirostra avosetta |
|||||
|
2 |
|
|
||
|
|
(1) |
|
||
|
|
1 |
|
||
|
(3c) |
|
|
||
|
2 |
|
|
||
BURHINIDAE |
|||||
Burhinus senegalensis senegalensis |
|||||
|
(2) |
|
|
||
Burhinus senegalensis inornatus |
|||||
|
(2) |
|
|
||
GLAREOLIDAE |
|||||
Pluvianus aegyptius aegyptius |
|||||
|
|
(1) |
|
||
|
(2) |
|
|
||
Glareola pratincola pratincola |
|||||
|
2 |
|
|
||
|
2 |
|
|
||
|
|
(1) |
|
||
Glareola nordmanni |
|||||
|
3b 3c |
|
|
||
Glareola ocularis |
|||||
|
(2) |
|
|
||
Glareola nuchalis nuchalis |
|||||
|
|
(1) |
|
||
Glareola nuchalis liberiae |
|||||
|
(2) |
|
|
||
Glareola cinerea cinerea |
|||||
|
(2) |
|
|
||
CHARADRIIDAE |
|||||
Pluvialis apricaria apricaria |
|||||
|
3c* |
|
|
||
Pluvialis apricaria altifrons |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
|
|
1 |
||
|
|
(1) |
|
||
Pluvialis fulva |
|||||
|
|
(1) |
|
||
Pluvialis squatarola |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
|
1 |
|
||
Charadrius hiaticula hiaticula |
|||||
|
|
1 |
|
||
Charadrius hiaticula psammodroma |
|||||
|
|
(2c) |
|
||
Charadrius hiaticula tundrae |
|||||
|
|
|
(1) |
||
Charadrius dubius curonicus |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
|
|
(1) |
||
Charadrius pecuarius pecuarius |
|||||
|
|
|
(1) |
||
|
|
(1) |
|
||
Charadrius tricollaris tricollaris |
|||||
|
|
|
1 |
||
Charadrius forbesi |
|||||
|
|
(1) |
|
||
Charadrius pallidus pallidus |
|||||
|
2 |
|
|
||
Charadrius pallidus venustus |
|||||
|
1c |
|
|
||
Charadrius alexandrinus alexandrinus |
|||||
|
3c |
|
|
||
|
3c |
|
|
||
|
|
(1) |
|
||
Charadrius marginatus mechowi |
|||||
|
2 |
|
|
||
|
2 |
|
|
||
Charadrius mongolus pamirensis |
|||||
|
|
(1) |
|
||
Charadrius leschenaultii columbinus |
|||||
|
1c |
|
|
||
Charadrius leschenaultii crassirostris |
|||||
|
|
(1) |
|
||
Charadrius leschenaultii leschenaultii |
|||||
|
|
(1) |
|
||
Charadrius Aziëticus |
|||||
|
3c |
|
|
||
Eudromias morinellus |
|||||
|
(3c) |
|
|
||
|
|
(1) |
|
||
Vanellus vanellus |
|||||
|
|
2c |
|
||
|
|
|
(1) |
||
Vanellus spinosus |
|||||
|
|
1 |
|
||
Vanellus albiceps |
|||||
|
|
(1) |
|
||
Vanellus senegallus senegallus |
|||||
|
|
(1) |
|
||
Vanellus senegallus solitaneus |
|||||
|
|
(1) |
|
||
Vanellus senegallus lateralis |
|||||
|
|
1 |
|
||
Vanellus lugubris |
|||||
|
2 |
|
|
||
|
3c |
|
|
||
Vanellus melanopterus minor |
|||||
|
1c |
|
|
||
Vanellus coronatus coronatus |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
(2) |
|
|
||
Vanellus coronatus xerophilus |
|||||
|
|
(1) |
|
||
Vanellus superciliosus |
|||||
|
(2) |
|
|
||
Vanellus gregarius |
|||||
|
1a 1b 1c |
|
|
||
|
1a 1b 1c |
|
|
||
Vanellus leucurus |
|||||
|
2 |
|
|
||
|
|
(1) |
|
||
SCOLOPACIDAE |
|||||
Scolopax rusticola |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
|
|
(1) |
||
Gallinago stenura |
|||||
|
|
|
(1) |
||
Gallinago media |
|||||
|
|
1 |
|
||
|
|
2c |
|
||
Gallinago gallinago gallinago |
|||||
|
|
2c |
|
||
|
|
|
1 |
||
Gallinago gallinago faeroeensis |
|||||
|
|
|
1 |
||
Lymnocryptes minimus |
|||||
|
|
2b |
|
||
|
|
(1) |
|
||
Limosa limosa limosa |
|||||
|
|
2c |
|
||
|
|
2c |
|
||
|
|
(1) |
|
||
Limosa limosa islandica |
|||||
|
3a* |
|
|
||
Limosa lapponica lapponica |
|||||
|
|
2a |
|
||
Limosa lapponica taymyrensis |
|||||
|
|
2a 2c |
|
||
Limosa lapponica menzbieri |
|||||
|
|
|
(1) |
||
Numenius phaeopus phaeopus |
|||||
|
|
|
(1) |
||
|
|
|
(1) |
||
Numenius phaeopus islandicus |
|||||
|
|
|
1 |
||
Numenius phaeopus alboaxillaris |
|||||
|
1c |
|
|
||
Numenius tenuirostris |
|||||
|
1a 1b 1c |
|
|
||
Numenius arquata arquata |
|||||
|
|
|
1 |
||
Numenius arquata orientalis |
|||||
|
3c |
|
|
||
Numenius arquata suschkini |
|||||
|
2 |
|
|
||
Tringa erythropus |
|||||
|
|
|
(1) |
||
|
|
(1) |
|
||
Tringa totanus totanus |
|||||
|
|
2c |
|
||
|
|
2c |
|
||
Tringa totanus britannica |
|||||
|
|
2c |
|
||
Tringa totanus ussuriensis |
|||||
|
|
|
(1) |
||
Tringa totanus robusta |
|||||
|
|
|
1 |
||
Tringa stagnatilis |
|||||
|
|
(1) |
|
||
|
|
(1) |
|
||
Tringa nebularia |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
|
|
(1) |
||
Tringa ochropus |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
|
|
(1) |
||
Tringa glareola |
|||||
|
|
2c |
|
||
|
|
|
(1) |
||
Tringa cinerea |
|||||
|
|
|
1 |
||
Tringa hypoleucos |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
|
|
(1) |
||
Arenaria interpres interpres |
|||||
|
|
1 |
|
||
|
|
1 |
|
||
|
|
|
(1) |
||
Calidris tenuirostris |
|||||
|
1c |
|
|
||
Calidris canutus canutus |
|||||
|
|
2a 2c |
|
||
Calidris canutus islandica |
|||||
|
|
2a 2c |
|
||
Calidris alba |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
|
|
1 |
||
Calidris minuta |
|||||
|
|
(2c) |
|
||
|
|
|
(1) |
||
Calidris temminckii |
|||||
|
|
(1) |
|
||
|
|
|
(1) |
||
Calidris maritima maritima |
|||||
|
|
1 |
|
||
Calidris alpina alpina |
|||||
|
|
|
1 |
||
Calidris alpina centralis |
|||||
|
|
|
(1) |
||
Calidris alpina schinzii |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
2 |
|
|
||
|
1c |
|
|
||
Calidris alpina arctica |
|||||
|
3a |
|
|
||
Calidris ferruginea |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
|
|
1 |
||
Limicola falcinellus falcinellus |
|||||
|
3c |
|
|
||
Philomachus pugnax |
|||||
|
|
2c |
|
||
|
|
(2c) |
|
||
Phalaropus lobatus |
|||||
|
|
|
1 |
||
Phalaropus fulicaria |
|||||
|
|
|
(1) |
||
LARIDAE |
|||||
Larus leucophthalmus |
|||||
|
1a 2 |
|
|
||
Larus hemprichii |
|||||
|
|
2a |
|
||
Larus canus canus |
|||||
|
|
2c |
|
||
Larus canus heinei |
|||||
|
|
(1) |
|
||
Larus audouinii |
|||||
|
1a 3a |
|
|
||
Larus marinus |
|||||
|
|
|
1 |
||
Larus dominicanus vetula |
|||||
|
|
1 |
|
||
Larus hyperboreus hyperboreus |
|||||
|
|
|
(1) |
||
Larus hyperboreus leuceretes |
|||||
|
|
|
(1) |
||
Larus glaucoides glaucoides |
|||||
|
|
|
1 |
||
Larus argentatus argentatus |
|||||
|
|
|
1 |
||
Larus argentatus argenteus |
|||||
|
|
|
1 |
||
Larus heuglini |
|||||
|
|
|
(1) |
||
Larus (heuglini) barabensis |
|||||
|
|
|
(1) |
||
Larus armenicus |
|||||
|
3a |
|
|
||
Larus cachinnans cachinnans |
|||||
|
|
|
1 |
||
Larus cachinnans michahellis |
|||||
|
|
|
1 |
||
Larus fuscus fuscus |
|||||
|
|
(2c) |
|
||
Larus fuscus graellsii |
|||||
|
|
|
1 |
||
Larus ichthyaetus |
|||||
|
3a |
|
|
||
Larus cirrocephalus poiocephalus |
|||||
|
|
(1) |
|
||
|
|
|
(1) |
||
|
|
(1) |
|
||
Larus hartlaubii |
|||||
|
|
1 |
|
||
Larus ridibundus |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
|
|
1 |
||
|
|
|
(1) |
||
Larus genei |
|||||
|
2 |
|
|
||
|
|
2a |
|
||
|
|
2a |
|
||
Larus melanocephalus |
|||||
|
|
2a |
|
||
Larus minutus |
|||||
|
|
1 |
|
||
|
|
(1) |
|
||
Xema sabini sabini |
|||||
|
|
|
(1) |
||
Sterna nilotica nilotica |
|||||
|
2 |
|
|
||
|
3c |
|
|
||
|
2 |
|
|
||
Sterna caspia caspia |
|||||
|
1c |
|
|
||
|
|
1 |
|
||
|
1c |
|
|
||
|
2 |
|
|
||
Sterna maxima albidorsalis |
|||||
|
|
2a |
|
||
Sterna bengalensis bengalensis |
|||||
|
|
2a |
|
||
Sterna bengalensis par |
|||||
|
3a |
|
|
||
Sterna bengalensis emigrata |
|||||
|
1c |
|
|
||
Sterna bergii bergii |
|||||
|
2 |
|
|
||
Sterna bergii enigma |
|||||
|
1c |
|
|
||
Sterna bergii thalassina |
|||||
|
1c |
|
|
||
Sterna bergii velox |
|||||
|
3a |
|
|
||
Sterna sandvicensis sandvicensis |
|||||
|
|
2a |
|
||
|
3a 3c |
|
|
||
|
|
2a |
|
||
Sterna dougallii dougallii |
|||||
|
1c |
|
|
||
|
3a |
|
|
||
|
1c |
|
|
||
Sterna dougallii arideensis |
|||||
|
2 |
|
|
||
Sterna dougallii bangsi |
|||||
|
1c |
|
|
||
Sterna vittata vittata |
|||||
|
1c |
|
|
||
Sterna vittata tristanensis |
|||||
|
1c |
|
|
||
Sterna hirundo hirundo |
|||||
|
|
|
1 |
||
|
|
|
1 |
||
|
|
|
(1) |
||
Sterna paradisaea |
|||||
|
|
|
1 |
||
Sterna albifrons albifrons |
|||||
|
3b |
|
|
||
|
3c |
|
|
||
|
2 |
|
|
||
Sterna albifrons guineae |
|||||
|
1c |
|
|
||
Sterna saundersi |
|||||
|
|
(1) |
|
||
Sterna balaenarum |
|||||
|
2 |
|
|
||
Sterna repressa |
|||||
|
|
2c |
|
||
Chlidonias hybridus hybridus |
|||||
|
3c |
|
|
||
|
|
|
(1) |
||
|
|
(1) |
|
||
Chlidonias hybridus sclateri |
|||||
|
1c |
|
|
||
|
(2) |
|
|
||
Chlidonias leucopterus |
|||||
|
|
|
(1) |
||
Chlidonias niger niger |
|||||
|
|
2c |
|
||
RYNCHOPIDAE |
|||||
Rynchops flavirostris |
|||||
|
2 |
|
|
||
|
2 |
|
|
(1) Zoals aangenomen in de tweede zitting van de vergadering van de partijen, die plaatsvond van 25 tot en met 27 september 2002, in Bonn, Duitsland.