ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 339

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

49e jaargang
6 december 2006


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

 

Verordening (EG) nr. 1788/2006 van de Commissie van 5 december 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 1789/2006 van de Commissie van 5 december 2006 betreffende de opening en de wijze van beheer van het tariefcontingent voor de invoer van bananen van GN-code 08030019 uit ACS-landen voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2007

3

 

*

Verordening (EG) nr. 1790/2006 van de Commissie van 5 december 2006 houdende erkenning, wat verse groenten en fruit betreft, van de in Turkije vóór invoer in de Gemeenschap verrichte handelsnormcontroles

8

 

*

Richtlijn 2006/124/EG van de Commissie van 5 december 2006 tot wijziging van Richtlijn 92/33/EEG van de Raad betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad, en van Richtlijn 2002/55/EG van de Raad betreffende het in de handel brengen van groentezaad ( 1 )

12

 

*

Richtlijn 2006/125/EG van de Commissie van 5 december 2006 inzake bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en babyvoeding voor zuigelingen en peuters (Gecodificeerde versie) ( 1 )

16

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Raad

 

*

Besluit van de Raad van 30 november 2006 tot toekenning van uitzonderlijke financiële bijstand aan Kosovo

36

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Richtlijn 79/923/EEG van de Raad van 30 oktober 1979 inzake de vereiste kwaliteit van schelpdierwater (PB L 281 van 10.11.1979)

39

 

*

Rectificatie van Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 inzake batterijen en accu's, alsook afgedankte batterijen en accu's en tot intrekking van Richtlijn 91/157/EEG (PB L 266 van 26.9.2006)

39

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

6.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 339/1


VERORDENING (EG) Nr. 1788/2006 VAN DE COMMISSIE

van 5 december 2006

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 6 december 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 december 2006.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 5 december 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

83,4

204

45,6

999

64,5

0707 00 05

052

137,4

204

74,2

628

171,8

999

127,8

0709 90 70

052

150,7

204

69,8

999

110,3

0805 10 20

388

46,7

508

15,3

528

27,0

999

29,7

0805 20 10

052

63,6

204

59,6

999

61,6

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

052

64,1

388

111,5

999

87,8

0805 50 10

052

47,5

388

44,4

528

40,0

999

44,0

0808 10 80

388

59,7

400

97,0

404

99,8

508

80,5

720

52,1

999

77,8

0808 20 50

052

107,7

400

111,9

720

51,2

999

90,3


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


6.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 339/3


VERORDENING (EG) Nr. 1789/2006 VAN DE COMMISSIE

van 5 december 2006

betreffende de opening en de wijze van beheer van het tariefcontingent voor de invoer van bananen van GN-code 0803 00 19 uit ACS-landen voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2007

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1964/2005 van de Raad van 29 november 2005 inzake de invoertarieven voor bananen (1), en met name op artikel 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1964/2005 is bepaald dat elk jaar met ingang van 1 januari een autonoom tariefcontingent van 775 000 t nettogewicht met nulrecht wordt geopend voor de invoer van bananen van GN-code 0803 00 19 uit ACS-landen.

(2)

Derhalve dient, voor de periode tot en met 31 december 2007, het bij Verordening (EG) nr. 1964/2005 voor het jaar 2007 vastgestelde tariefcontingent te worden geopend en dient de wijze van beheer daarvan te worden vastgesteld.

(3)

In navolging van de bepalingen voor de niet-preferentiële invoer moet voor het beheer van het tariefcontingent een methode worden vastgesteld om de internationale handel te stimuleren en het handelsverkeer vlotter te doen verlopen. De methode waarbij het contingent wordt opgebruikt met inachtneming van de chronologische volgorde van de data van aanvaarding van de aangiften voor het vrije verkeer („wie het eerst komt, het eerst maalt”), lijkt daartoe het meest geschikt. Teneinde evenwel de continuïteit van het handelsverkeer met de ACS-landen en daardoor ook de bevoorrading van de communautaire markt te garanderen, en tegelijk elke verstoring van de handelsstromen te voorkomen, is bij Verordening (EG) nr. 219/2006 van de Commissie (2) als overgangsmaatregel een deel van het tariefcontingent gereserveerd voor de marktdeelnemers die reeds ACS-bananen aan de Gemeenschap hebben geleverd in het kader van de daarvóór geldende invoerregeling. Aangezien het om een overgangsmaatregel gaat, lijkt het aangewezen deze maatregel geleidelijk in te trekken en ervoor te zorgen dat het deel van het invoercontingent dat wordt beheerd op basis van het principe „wie het eerst komt, het eerst maalt”, voor 2007 aanzienlijk wordt verhoogd, door het deel van de onder die regeling te verrichten invoer op te trekken van 60 naar 81 %.

(4)

Derhalve dient een deel van het totale tariefcontingent, namelijk 146 848 t, te worden gereserveerd voor de marktdeelnemers die in 2006 daadwerkelijk bananen van oorsprong uit ACS-landen in de Gemeenschap hebben ingevoerd. Dit deel van het tariefcontingent dient te worden beheerd met behulp van een stelsel van invoercertificaten die aan elke marktdeelnemer worden afgegeven naar evenredigheid van de hoeveelheden die hij heeft ingevoerd op basis van de certificaten die hij overeenkomstig hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 219/2006 heeft ontvangen.

(5)

In verband met de beschikbare hoeveelheden dient een maximumhoeveelheid te worden vastgesteld voor de certificaataanvragen die door elke marktdeelnemer kunnen worden ingediend voor de periode tot en met 31 december 2007.

(6)

Voor het resterende deel van het contingent kunnen aanvragen worden ingediend door alle in de Gemeenschap gevestigde marktdeelnemers volgens de methode „wie het eerst komt, het eerst maalt”, overeenkomstig de artikelen 308 bis, 308 ter en 308 quater van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (3).

(7)

Opdat de certificaataanvragen tijdig kunnen worden ingediend, dient te worden bepaald dat deze verordening onmiddellijk in werking treedt.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor bananen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Voorwerp

Het tariefcontingent voor de invoer met nulrecht van bananen van GN-code 0803 00 19 van oorsprong uit ACS-landen waarin artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1964/2005 voorziet, wordt geopend voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2007.

Artikel 2

Beschikbare hoeveelheid

De in het kader van het tariefcontingent beschikbare hoeveelheid wordt vastgesteld op 775 000 t, waarvan:

a)

een hoeveelheid van 146 848 t, met het volgnummer 09.4164, moet worden beheerd overeenkomstig hoofdstuk II;

b)

een hoeveelheid van 628 150 t, met de volgnummers 09.1634, 09.1638, 09.1639, 09.1640, 09.1642, 09.1644, moet worden beheerd overeenkomstig hoofdstuk III.

HOOFDSTUK II

INVOER VAN DE IN ARTIKEL 2, ONDER a), BEPAALDE HOEVEELHEID

Artikel 3

Invoercertificaten

1.   Voor elke invoer in het kader van de in artikel 2, onder a), bepaalde hoeveelheid moet een overeenkomstig dit hoofdstuk afgegeven invoercertificaat worden overgelegd.

2.   Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie (4) is, met uitzondering van de leden 4 en 5 van haar artikel 8, van toepassing onder voorbehoud van het bepaalde in de onderhavige verordening.

Artikel 4

Indiening van certificaataanvragen

1.   Elke in de Gemeenschap gevestigde marktdeelnemer die in 2006 daadwerkelijk bananen van oorsprong uit ACS-landen in de Gemeenschap heeft ingevoerd op grond van invoercertificaten die zijn afgegeven overeenkomstig hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 219/2006, kan aanvragen voor een invoercertificaat indienen.

2.   De door elke marktdeelnemer gevraagde hoeveelheid mag niet meer bedragen dan 110 % van de hoeveelheid die hij heeft ingevoerd met certificaten die hij overeenkomstig hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 219/2006 heeft ontvangen.

3.   De aanvragen voor een invoercertificaat worden door elke marktdeelnemer op 8 en 9 januari 2007 ingediend bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat die in 2006 de invoercertificaten voor de in lid 2 bedoelde hoeveelheid heeft afgegeven.

Een lijst van de bevoegde autoriteiten in elke lidstaat is opgenomen in de bijlage. Deze lijst wordt door de Commissie gewijzigd op verzoek van de betrokken lidstaten.

4.   Elke aanvraag gaat vergezeld van een kopie van het certificaat/de certificaten dat/die in 2006 is/zijn gebruikt voor de invoer van bananen van oorsprong uit ACS-landen en waarop de betrokken hoeveelheden naar behoren zijn afgeboekt, van een kopie van de documenten waaruit blijkt dat de hoeveelheden waarop die certificaten betrekking hebben, van oorsprong zijn uit ACS-landen, alsmede van het bewijs dat overeenkomstig titel III van Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie (5) een zekerheid is gesteld. Deze zekerheid bedraagt 150 EUR per ton.

5.   Certificaataanvragen die niet overeenkomstig dit artikel worden ingediend, zijn niet ontvankelijk.

6.   In vak nr. 20 van de certificaataanvraag en van het certificaat moet de vermelding „Certificaat — Verordening (EG) nr. 1789/2006 — Hoofdstuk II” zijn aangebracht.

Artikel 5

Afgifte van de certificaten

1.   De lidstaten delen de Commissie uiterlijk op 15 januari 2007 de totale hoeveelheid mee waarvoor ontvankelijke certificaataanvragen zijn ingediend.

2.   Indien de aangevraagde hoeveelheden groter zijn dan de in artikel 2, onder a), bepaalde hoeveelheid, stelt de Commissie uiterlijk op 18 januari 2007 een op elke certificaataanvraag toe te passen toewijzingscoëfficiënt vast.

3.   De bevoegde autoriteiten geven de invoercertificaten af vanaf 22 januari 2007, in voorkomend geval met toepassing van de in lid 2 bedoelde toewijzingscoëfficiënt.

4.   Indien het certificaat door toepassing van een toewijzingscoëfficiënt wordt afgegeven voor een kleinere hoeveelheid dan de gevraagde hoeveelheid, wordt de in artikel 4, lid 4, bedoelde zekerheid onverwijld vrijgegeven voor de niet-toegewezen hoeveelheid.

Artikel 6

Geldigheidsduur van de certificaten en mededeling van de lidstaten

1.   De overeenkomstig artikel 5, lid 3, afgegeven invoercertificaten zijn geldig tot en met 31 december 2007.

2.   Vanaf februari 2007 tot en met januari 2008 delen de lidstaten de Commissie uiterlijk op de 15e dag van elke maand mee welke hoeveelheden bananen in de voorafgaande maand in het vrije verkeer zijn gebracht op basis van de overeenkomstig artikel 5, lid 3, afgegeven certificaten.

De in de eerste alinea bedoelde gegevens worden meegedeeld via het door de Commissie aangegeven elektronische systeem.

3.   De lidstaten delen de Commissie uiterlijk op 26 januari 2007 de lijst mee van de marktdeelnemers die krachtens deze verordening activiteiten uitoefenen.

De Commissie kan deze lijsten doorsturen naar de overige lidstaten.

Artikel 7

Formaliteiten voor het in het vrije verkeer brengen

1.   De douanekantoren waarbij de invoeraangiften worden ingediend met het oog op het in het vrije verkeer brengen van bananen:

a)

bewaren een kopie van elk invoercertificaat en de ter aanvaarding van de aangifte voor het vrije verkeer afgegeven uittreksels daarvan, en

b)

sturen aan het einde van elke veertiendaagse periode een tweede kopie van elk invoercertificaat en de door hen afgegeven uittreksels naar de in de bijlage vermelde bevoegde autoriteiten van hun lidstaat.

2.   De in lid 1, onder b), bedoelde autoriteiten sturen aan het einde van elke veertiendaagse periode een kopie van de ontvangen certificaten en uittreksels naar de in de lijst opgenomen bevoegde autoriteiten van de lidstaten die de betrokken documenten hebben afgegeven.

3.   Bij twijfel over de echtheid van het certificaat, het uittreksel of de vermeldingen en de visa die op de ingediende documenten staan, alsmede over de identiteit van de marktdeelnemers die de formaliteiten voor het in het vrije verkeer brengen uitvoeren of voor wier rekening deze formaliteiten worden verricht, of wanneer er een vermoeden van onregelmatigheden bestaat, stellen de douanekantoren waarbij de documenten zijn ingediend, de bevoegde autoriteiten van hun lidstaat hiervan onverwijld in kennis. Laatstgenoemde geven deze informatie onverwijld door aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat die de documenten heeft afgegeven, alsmede aan de Commissie, zodat een diepgaande controle kan plaatsvinden.

4.   Aan de hand van de op grond van de leden 1, 2 en 3 ontvangen mededelingen voeren de in de bijlage vermelde bevoegde autoriteiten van de lidstaten de nodige aanvullende controles uit om te zorgen voor een goed beheer van het tariefcontingent en verifiëren zij vooral de op grond van deze regeling ingevoerde hoeveelheden, door middel van een nauwkeurige vergelijking van de afgegeven met de gebruikte certificaten en uittreksels. Hiertoe verifiëren zij met name de echtheid en de juistheid van de gebruikte documenten en het gebruik daarvan door de marktdeelnemers.

HOOFDSTUK III

INVOER VAN DE IN ARTIKEL 2, ONDER b), BEPAALDE HOEVEELHEID

Artikel 8

Wijze van beheer

1.   De in artikel 2, onder b), bepaalde hoeveelheid wordt als volgt onderverdeeld in zes tranches van elk 104 692 t:

Volgnummer

Contingentperiode

09.1634

1 januari tot en met 28 februari

09.1638

1 maart tot en met 30 april

09.1639

1 mei tot en met 30 juni

09.1640

1 juli tot en met 31 augustus

09.1642

1 september tot en met 31 oktober

09.1644

1 november tot en met 31 december

2.   De in lid 1 vastgestelde tranches worden beheerd overeenkomstig de artikelen 308 bis, 308 ter en 308 quater van Verordening (EEG) nr. 2454/93.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 9

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 december 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 316 van 2.12.2005, blz. 1.

(2)  PB L 38 van 9.2.2006, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1261/2006 (PB L 230 van 24.8.2006, blz. 3).

(3)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 402/2006 (PB L 70 van 9.3.2006, blz. 35).

(4)  PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1282/2004 (PB L 234 van 29.8.2006, blz. 4).

(5)  PB L 205 van 3.8.1985, blz. 5. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 673/2004 (PB L 105 van 14.4.2004, blz. 17).


BIJLAGE

Bevoegde autoriteiten van de lidstaten:

 

België

Bureau d'intervention et de restitution belge/Belgisch Interventie- en Restitutiebureau

Rue de Trèves, 82/Trierstraat 82

B-1040 Bruxelles/Brussel

 

Tsjechië

Státní zemědělský intervenční fond

Ve Smečkách 33

CZ-110 00 Praha 1

 

Denemarken

Ministeriet for Fødevarer, Landbrug og Fiskeri

Direktoratet for Fødevareerhverv; Eksportstøttekontoret

Nyropsgade 30

DK-1780 København V

 

Duitsland

Bundesanstalt für Landwirtschaft und Ernährung

Referat 322

Deichmanns Aue 29

D-53179 Bonn

 

Estland

Põllumajanduse Registrite ja Informatsiooni Amet

Toetuste osakond, kaubandustoetuste büroo

Narva mnt 3

EE-51009 Tartu

 

Griekenland

OKEPEKE (ex-GEDIDAGEP)

Directorate Fruits and Vegetables, Wine and Industrial Products

241, Acharnon Street

GR-10446 Athens

ΟΠΕΚΕΠΕ

Δ/νση οπωροκηπευτικών, αμπελοοινικών και βιομηχανικών προϊόντων

Αχαρνών 2

Τ.Κ. 10446, Αθήνα

 

Spanje

Ministerio de Industria, Turismo y Comercio

Secretaría General de Comercio Exterior

Paseo de la Castellana, 162

E-28046 Madrid

 

Frankrijk

Office de développement de l'économie agricole des départements d'outre-mer (Odeadom)

46-48, rue de Lagny

F-93104 Montreuil Cedex

 

Ierland

Department of Agriculture & Food

Crops Policy & State Bodies Division

Agriculture House (3W)

Kildare Street

Dublin 2

Ireland

 

Italië

Ministero del Commercio internazionale

Direzione generale per la Politica commerciale — Div. II

Viale Boston, 25

I-00144 Roma

 

Cyprus

Υπουργείο Εμπορίου, Βιομηχανίας και Τουρισμού

Μονάδα Αδειών Εισαγωγών — Εξαγωγών

CY 1421 Κύπρος

Ministry of Commerce, Industry and Tourism

Import & Export Licensing Unit

CY 1421 Cyprus

 

Letland

Zemkopības ministrijas

Lauku atbalsta dienests

Tirdzniecības mehānismu departaments

Licenču daļa

Republikas laukums 2

LV-1981 Rīga

 

Litouwen

Nacionalinė mokėjimo agentūra

Užsienio prekybos departamentas

Blindžių g. 17

LT-08111 Vilnius

 

Luxemburg

Direction des douanes et accises

Division „douane/valeur”

26, place de la Gare

L-1616 Luxembourg

 

Hongarije

Magyar Kereskedelmi Engedélyezési Hivatal

Margit krt. 85

HU-1024 Budapest

 

Malta

Ministeru ghall-Affarijiet Rurali u l-Ambjent

Divizjoni tas-Servizzi Agrikoli u Zvilupp Rurali

Agenzija tal-Pagamenti

Trade Mechanisims

Centru Nazzjonali tas Servizzi Agrikoli u Zvilupp Rurali Ghammieri

Marsa CMR 02 Malta

 

Nederland

Produktschap Tuinbouw

Louis Pasteurlaan 6

Postbus 280

2700 AG Zoetermeer

Nederland

 

Oostenrijk

Agrarmarkt Austria

Dresdner Straße 70

A-1200 Wien

 

Polen

Agencja Rynku Rolnego

Biuro Administrowania Obrotem Towarowym z Zagranicą

ul. Nowy Świat 6/12

00-400 Warszawa

Polska

 

Portugal

Ministério das Finanças e da Administração Pública

Direcção-Geral das Alfândegas e dos Impostos Especiais sobre o Consumo

Direcção de Serviços de Licenciamento

Rua Terreiro do Trigo — Edifício da Alfândega

P-1149-060 Lisboa

 

Slovenië

Agencija RS za kmetijske trge in razvoj podeželja

Oddelek za zunanjo trgovino

Dunajska cesta 160

SI-1000 Ljubljana

 

Slowakije

Pôdohospodárska platobná agentúra

Dobrovičova 12

815 26 Bratislava

Slovenská republika

 

Finland

Maa- ja Metsätalousministeriö

PL 30

FIN-00023 Valtioneuvosto, Helsinki

 

Zweden

Jordbruksverket

Interventionsenheten

S-551 82 Jönköping

 

Verenigd Koninkrijk

Rural Payment Agency

External Trade Division

Lancaster House

Hampshire Court

Newcastle Upon Tyne

NE4 7YH

United Kingdom

 

Bulgarije

Министерство на земеделието и горите

Дирекция „Маркетинг и регулаторни режими“

Бул. „Христо Ботев“, 55

София, 1040

България

Ministry of Agriculture and Forestry

Marketing and Regulatory Regimes Directorate

55, Hristo Botev blvd.

Sofia, 1040

 

Roemenië

Agentia de Plati si Interventie pentru Agricultura

Directia de Masuri de Piata – Comert Exterior

B-dul Carol l nr. 17, sector 2

Bucuresti

Romania


6.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 339/8


VERORDENING (EG) Nr. 1790/2006 VAN DE COMMISSIE

van 5 december 2006

houdende erkenning, wat verse groenten en fruit betreft, van de in Turkije vóór invoer in de Gemeenschap verrichte handelsnormcontroles

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit (1), en met name op artikel 10,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1148/2001 van de Commissie van 12 juni 2001 betreffende de handelsnormcontroles voor verse groenten en fruit (2) zijn de voorwaarden vastgesteld waaronder handelsnormcontroles die vóór invoer in de Gemeenschap worden verricht door derde landen, op verzoek van die landen worden erkend.

(2)

De autoriteiten van Turkije hebben bij de Commissie een verzoek ingediend tot erkenning van de handelsnormcontroles die onder verantwoordelijkheid van het General Directorate of Standardization for Foreign Trade (Directoraat-generaal voor de normalisering van de buitenlandse handel) worden verricht. In dit verzoek staat dat deze controledienst over het nodige personeel en de nodige apparatuur en voorzieningen voor de uitvoering van de controles beschikt, dat hij methoden toepast die gelijkwaardig zijn aan die welke worden bedoeld in artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1148/2001, en dat de uit Turkije naar de Gemeenschap uitgevoerde verse groenten en fruit aan de communautaire handelsnormen voldoen.

(3)

Uit de door de lidstaten aan de Commissie meegedeelde gegevens blijkt dat het in de periode 2001-2005 uiterst zelden is voorgekomen dat uit Turkije ingevoerde verse groenten en fruit niet aan de handelsnormen voldeden.

(4)

De door Turkije verrichte handelsnormcontroles moeten dan ook worden erkend met ingang van de datum waarop de in artikel 7, lid 8, van Verordening (EG) nr. 1148/2001 bepaalde procedure voor administratieve samenwerking ten uitvoer is gelegd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor verse groenten en fruit,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De handelsnormcontroles van verse groenten en fruit die door Turkije vóór invoer in de Gemeenschap worden verricht, worden overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1148/2001 erkend.

Artikel 2

Bijzonderheden over de officiële correspondent en de controledienst in Turkije als bedoeld in artikel 7, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1148/2001 zijn vermeld in bijlage I bij de onderhavige verordening.

Artikel 3

De in artikel 7, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1148/2001 bedoelde certificaten, die worden afgegeven na de in artikel 1 van de onderhavige verordening bedoelde controles, moeten worden opgesteld op formulieren volgens het in bijlage II bij de onderhavige verordening vastgestelde model.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van de datum van bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie, reeks C, van het in artikel 7, lid 8, van Verordening (EG) nr. 1148/2001 bedoelde bericht inzake de totstandbrenging van de administratieve samenwerking tussen de Gemeenschap en Turkije.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 december 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 297 van 21.11.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 47/2003 van de Commissie (PB L 7 van 11.1.2003, blz. 64).

(2)  PB L 156 van 13.6.2001, blz. 9. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 408/2003 (PB L 62 van 6.3.2003, blz. 8).


BIJLAGE I

Officiële correspondent als bedoeld in artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1148/2001:

Directoraat-generaal Standaardisatie van de buitenlandse handel

Directeur-generaal: Mr. Yavuz MOLLASALİHOĞLU

Hoofd van het Departement Landbouw: Mrs. Çiğdem KILIÇKAYA

Adres: İnönü Bulv. No: 36 Oda no: 2118 06510 Emek/Ankara

Tel. (90-312) 212 58 99

Fax (90-312) 212 68 64, +(90-312) 205 09 18

E-mail: kilickayac@dtm.gov.tr

Controledienst als bedoeld in artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1148/2001:

Regionaal Directoraat van West Anatolië

Regionale Directeur: Mr. Muzaffer ERTÜRK

Adres: Gazi Bulv. No: 126 Kat:1 35230 Basmane/İzmir

Tel. (90-232) 483 40 26

Fax (90-232) 483 772

E-mail: izmirbolge@dtm.gov.tr

Regionaal Directoraat van Zuid Anatolië

Regionale Directeur: Mr. Şükrü ÇALIŞKAN

Adres: Çakmak Cad. Buğdaycı Apt. No:27 Kat:6/32 Mersin

Tel. (90-324) 237 97 18

Fax (90-324) 237 19 59

E-mail: mersinbolge@dtm.gov.tr

Regionaal Directoraat van Zuidoost Anatolië

Regionale Directeur: Mr. M. Zihni DOĞAN

Adres: Yeni Valilik Binası Kat:5 No:555 27330 Gaziantep

Tel. (90-342) 230 78 52

Fax (90-342) 221 21 44

E-mail: gaziantepbolge@dtm.gov.tr

Regionaal Directoraat van Marmara

Regionale Directeur: Mr. Çağatay ÖZTÜRK

Adres: Dış Ticaret Kompleksi D Blok K-1-2 Çobançeşme Mevkii Sanayi Cad

Yenibosna – Bahçelievler/İstanbul

Tel. (90-212) 454 08 20

Fax (90-212) 454 08 22

E-mail: istanbulbolge@dtm.gov.tr

Regionaal Directoraat van het Oosten van de Zwarte Zee

Regionale Directeur: Mr. Ö. Naci GENÇTÜRK

Adres: Hükümet Konağı Üst Zemin Kat 61040 Trabzon

Tel. (90-462) 230 19 82

Fax (90-462) 229 73 09

E-mail: izmirbolge@dtm.gov.tr

Regionaal Directoraat van Centraal Anatolië

Regionale Directeur: Mr. Caner SOLMAZ

Adres: Mithatpaşa Cad. No: 18/4 Kızılay/Ankara

Tel. (90-312) 430 61 08

Fax (90-312) 430 61 09

E-mail: ankarabolge@dtm.gov.tr


BIJLAGE II

Modelcertificaat als bedoeld in artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1148/2001

Image


6.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 339/12


RICHTLIJN 2006/124/EG VAN DE COMMISSIE

van 5 december 2006

tot wijziging van Richtlijn 92/33/EEG van de Raad betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad, en van Richtlijn 2002/55/EG van de Raad betreffende het in de handel brengen van groentezaad

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 92/33/EEG van de Raad van 28 april 1992 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad (1), en met name op artikel 1, lid 3,

Gelet op Richtlijn 2002/55/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van groentezaad (2), en met name op artikel 2, lid 2, en artikel 45,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2002/55/EG omvat niet alle geslachten en soorten groenten die in Richtlijn 92/33/EEG zijn opgenomen. Het is dienstig dat de werkingssfeer van Richtlijn 2002/55/EG wordt uitgebreid zodat zij van toepassing is op dezelfde geslachten en soorten als Richtlijn 92/33/EEG.

(2)

De Richtlijnen 2002/55/EG en 92/33/EEG omvatten niet Zea mays L. (pofmais of suikermais), een plant die in bepaalde nieuwe lidstaten op grote schaal wordt geteeld. Het is dienstig dat de werkingssfeer van beide richtlijnen tot Zea mays L. wordt uitgebreid. Hoewel mais overeenkomstig de wetgeving betreffende het gemeenschappelijk landbouwbeleid tot de granen wordt gerekend, is zaaizaad van suikermais of pofmais onderworpen aan de bijzondere wetgeving betreffende het in de handel brengen van groentezaad.

(3)

In het licht van de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis is gebleken dat een aantal in de Richtlijnen 92/33/EEG en 2002/55/EG gebruikte botanische namen onjuist of twijfelachtig zijn. Die namen moeten worden aangepast aan de internationaal gangbare namen.

(4)

De Richtlijnen 92/33/EEG en 2002/55/EG moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

De in bijlage II bij Richtlijn 92/33/EEG opgenomen geslachten en soorten worden vervangen door die in de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

Richtlijn 2002/55/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

De in artikel 2, lid 1, onder b), vermelde geslachten en soorten worden vervangen door die in de bijlage bij deze richtlijn.

2)

Punt 3, onder a), van bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

a)

De volgende soorten worden in alfabetische volgorde ingevoegd:

Allium fistulosum

97

0,5

65”

Allium sativum

97

0,5

65”

Allium schoenoprasum

97

0,5

65”

Rheum rhabarbarum

97

0,5

70”

Zea mays

98

0,1

85”;

b)

Brassica oleracea (andere ondersoorten)” wordt vervangen door „Brassica oleracea (met uitzondering van bloemkool)”;

c)

Brassica pekinensis” wordt vervangen door „Brassica rapa (Chinese kool)”;

d)

Brassica rapa” wordt vervangen door „Brassica rapa (meiraap/stoppelknol)”;

e)

Lycopersicon lycopersicum” wordt vervangen door „Lycopersicon esculentum”.

3)

Punt 2 van bijlage III wordt als volgt gewijzigd:

a)

De volgende namen worden in alfabetische volgorde ingevoegd:

Allium fistulosum

15”

Allium sativum

20”

Allium schoenoprasum

15”

Rheum rhabarbarum

135”

Zea mays

1 000”;

b)

Brassica pekinensis” wordt geschrapt;

c)

Lycopersicon lycopersicum” wordt vervangen door „Lycopersicon esculentum”.

Artikel 3

1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 30 juni 2007 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 juli 2007. Zij kunnen echter de toepassing van de bepalingen in verband met de officiële aanvaarding van de rassen behorende tot Allium cepa L. (Aggregatum-groep), Allium fistulosum L., Allium sativum L., Allium schoenoprasum L., Rheum rhabarbarum L. and Zea mays L. tot 31 december 2009 uitstellen.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 4

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 5 december 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 157 van 10.6.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2005/55/EG van de Commissie (PB L 22 van 26.1.2005, blz. 17).

(2)  PB L 193 van 20.7.2002, blz. 33. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/117/EG (PB L 14 van 18.1.2005, blz. 18).


BIJLAGE

Allium cepa L.

Cepa-groep

Ui

Echalion

Aggregatum-groep

Sjalot

Allium fistulosum L.

Stengelui

Allium porrum L.

Prei

Allium sativum L.

Knoflook

Allium schoenoprasum L.

Bieslook

Anthriscus cerefolium (L.) Hoffm.

Kervel

Apium graveolens L.

Bleekselderij

Knolselderij

Asparagus officinalis L.

Asperge

Beta vulgaris L.

Rode biet, inclusief Cheltenham beet

Snijbiet

Brassica oleracea L.

Boerenkool

Bloemkool

Broccoli

Spruitkool

Savooiekool

Witte kool

Rode kool

Koolrabi

Brassica rapa L.

Chinese kool

Meiraap/stoppelknol

Capsicum annuum L.

Paprika of Spaanse peper

Cichorium endivia L.

Krulandijvie

Andijvie

Cichorium intybus L.

Witlof

Bladcichorei

Cichorei voor de industrie

Citrullus lanatus (Thunb.) Matsum. et Nakai

Watermeloen

Cucumis melo L.

Meloen

Cucumis sativus L.

Komkommer

Augurk

Cucurbita maxima Duchesne

Pompoen

Cucurbita pepo L.

Courgette

Cynara cardunculus L.

Artisjok

Kardoen

Daucus carota L.

Wortel

Voederwortel

Foeniculum vulgare Mill.

Knolvenkel

Lactuca sativa L.

Sla

Lycopersicon esculentum Mill.

Tomaat

Petroselinum crispum (Mill.) Nyman ex A. W. Hill

Peterselie

Phaseolus coccineus L.

Pronkboon

Phaseolus vulgaris L.

Stamboon

Stokboon

Pisum sativum L. (partim)

Kreukzadige doperwt

Rondzadige doperwt

Peul

Raphanus sativus L.

Radijs

Rammenas

Rheum rhabarbarum L.

Rabarber

Scorzonera hispanica L.

Schorseneer

Solanum melongena L.

Aubergine

Spinacia oleracea L.

Spinazie

Valerianella locusta (L.) Laterr.

Veldsla

Vicia faba L. (partim)

Tuinboon

Zea mays L. (partim)

Suikermais

Pofmais”


6.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 339/16


RICHTLIJN 2006/125/EG VAN DE COMMISSIE

van 5 december 2006

inzake bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en babyvoeding voor zuigelingen en peuters

(Voor de EER relevante tekst)

(Gecodificeerde versie)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 89/398/EEG van de Raad van 3 mei 1989 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 96/5/EG van de Commissie van 16 februari 1996 inzake bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en babyvoeding voor zuigelingen en peuters (2), is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (3). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.

(2)

Bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en babyvoeding voor zuigelingen en peuters behoren tot een gediversifieerd voedingspakket en vormen niet de enige bron voor de voeding van zuigelingen en peuters.

(3)

Er bestaat een grote verscheidenheid aan deze producten, hetgeen een afspiegeling is van het vanwege de heersende sociale en culturele situaties in de Gemeenschap breed geschakeerde beeld van de voeding van zuigelingen die worden gespeend, en van peuters.

(4)

De essentiële samenstelling van de desbetreffende producten moet geëigend zijn voor de voedingsbehoeften van in goede gezondheid verkerende zuigelingen en peuters, zoals deze op grond van algemeen aanvaarde wetenschappelijke gegevens zijn vastgesteld, rekening houdend met de bovengenoemde factoren.

(5)

De essentiële voedingseisen voor de samenstelling van de twee hoofdcategorieën van deze producten, namelijk bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en babyvoeding, dienen te worden vastgesteld.

(6)

Alhoewel vanwege de aard van deze producten wat het gehalte aan vitaminen, mineralen en andere voedingsstoffen betreft, een aantal verplichte eisen en andere beperkingen dienen te worden opgelegd, moet fabrikanten worden toegestaan dergelijke voedingsstoffen vrijwillig toe te voegen, mits zij uitsluitend bepaalde in deze richtlijn genoemde stoffen gebruiken.

(7)

De nuttiging van de producten, waaraan dergelijke voedingsstoffen in hoeveelheden die thans in de Gemeenschap worden aangehouden, vrijwillig zijn toegevoegd, blijkt niet tot overmatige opname van deze voedingsstoffen door zuigelingen en peuters te leiden. Toekomstige ontwikkelingen op dit gebied dienen met aandacht te worden gevolgd. Indien nodig, dienen passende maatregelen te worden getroffen.

(8)

Verschillende regelingen op het gebied van de toegestane maximumniveaus voor residuen van bestrijdingsmiddelen in bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en in babyvoeding doen handelsbelemmeringen tussen de lidstaten ontstaan.

(9)

De maximumniveaus voor residuen van bestrijdingsmiddelen die zijn vastgelegd in Richtlijn 76/895/EEG van de Raad van 23 november 1976 betreffende de vaststelling van de maximale hoeveelheden residuen van bestrijdingsmiddelen in en op groenten en fruit (4), in Richtlijn 86/362/EEG van de Raad van 24 juli 1986 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op granen (5), in Richtlijn 86/363/EEG van de Raad van 24 juli 1986 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op levensmiddelen van dierlijke oorsprong (6), en in Richtlijn 90/642/EEG van de Raad van 27 november 1990 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit (7), laten de specifieke voorschriften voor volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding onverlet.

(10)

De Gemeenschap mag, rekening houdend met haar internationale verplichtingen, in de gevallen waarin de relevante wetenschappelijke informatie ontoereikend is, uitgaande van het voorzorgbeginsel en in afwachting van een aanvullende risicoanalyse op basis van de beschikbare ter zake dienende informatie, voorlopige maatregelen treffen, welke binnen een redelijke termijn opnieuw moeten worden bezien.

(11)

Op basis van de twee adviezen van het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding van 19 september 1997 en 4 juni 1998 is twijfel gerezen over de adequaatheid van de bestaande waarden voor de aanvaardbare dagelijkse inname, hierna „ADI” genoemd, van bestrijdingsmiddelen en residuen van bestrijdingsmiddelen, met het oog op de bescherming van de gezondheid van zuigelingen en peuters. Het is derhalve passend voor levensmiddelen voor bijzondere voedingsdoeleinden, bestemd voor zuigelingen en peuters, een zeer lage gemeenschappelijke grenswaarde voor alle bestrijdingsmiddelen vast te stellen in afwachting van een wetenschappelijke studie over en beoordeling van de specifieke relevante stoffen. Deze zeer lage gemeenschappelijke grenswaarde moet worden vastgelegd op 0,01 mg/kg, wat gewoonlijk in de praktijk het minimaal opspoorbare niveau is.

(12)

Er dienen strenge beperkingen van de residuen van bestrijdingsmiddelen te worden voorgeschreven. Met een zorgvuldige selectie van de grondstoffen en gezien het feit dat bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen, alsook babyvoeding, bij hun bereiding een grondige bewerking ondergaan, is het mogelijk producten te vervaardigen met slechts zeer lage gehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen. Voor enkele bestrijdingsmiddelen of metabolieten van bestrijdingsmiddelen kan echter zelfs een maximumresidugehalte van 0,01 mg/kg in de slechtst denkbare innameomstandigheden ertoe leiden dat de ADI bij zuigelingen en peuters wordt overschreden. Dit is het geval voor bestrijdingsmiddelen of metabolieten van bestrijdingsmiddelen met een ADI van minder dan 0,0005 mg/kg lichaamsgewicht.

(13)

Deze richtlijn stelt als principe dat deze bestrijdingsmiddelen niet mogen worden gebruikt bij landbouwproducten die voor de vervaardiging van bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en van babyvoeding zijn bestemd. Evenwel garandeert dit verbod niet per definitie dat deze bestrijdingsmiddelen niet meer in producten aanwezig zijn, aangezien sommige bestrijdingsmiddelen het milieu verontreinigen en residuen ervan in de betrokken producten kunnen worden aangetroffen.

(14)

De gezondheid van zuigelingen en peuters kan beter worden beschermd met nadere voorschriften waarvan de naleving door middel van analysen kan worden gecontroleerd, ongeacht de oorsprong van de producten.

(15)

De meeste bestrijdingsmiddelen die een ADI kleiner dan 0,0005 mg/kg lichaamsgewicht hebben, zijn al in de Gemeenschap verboden. De verboden bestrijdingsmiddelen mogen in bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en in babyvoeding niet aantoonbaar zijn met de analysemethoden van de laatste stand van de wetenschap. Sommige bestrijdingsmiddelen worden echter langzaam afgebroken en veroorzaken nog steeds milieuverontreiniging. Zij kunnen in bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en in babyvoeding aanwezig zijn, ook al zijn zij niet gebruikt. Met het oog op de controle moet een geharmoniseerde benadering worden gevolgd.

(16)

Totdat de Commissie heeft besloten of de bedoelde bestrijdingsmiddelen voldoen aan de veiligheidsvoorschriften van artikel 5 van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (8) moet het gebruik van toegelaten bestrijdingsmiddelen toegestaan blijven zolang de residuen ervan voldoen aan de in onderhavige richtlijn vastgestelde maximumresidugehalten. Deze maximumresidugehalten moeten zodanig worden vastgesteld dat de overeenkomstige ADI in de slechtst denkbare innameomstandigheden niet door zuigelingen en peuters wordt overschreden.

(17)

Het gebruik van niet eerder toegepaste voedingsbestanddelen dient horizontaal voor alle voedingsmiddelen bij een afzonderlijke maatregel te worden geregeld.

(18)

De onderhavige richtlijn vormt een afspiegeling van de huidige stand van de kennis omtrent deze producten. Om op de vooruitgang van wetenschap en techniek gebaseerde innovatie mogelijk te maken, dient over alle wijzigingen volgens de in artikel 13, lid 2, van Richtlijn 89/398/EEG bedoelde procedure te worden besloten.

(19)

Wegens de categorie personen waarvoor deze producten zijn bestemd, dienen de nodige microbiologische criteria en maximumhoeveelheden voor verontreinigingen te worden vastgelegd.

(20)

De algemene voorschriften die zijn vervat in Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame (9), zijn krachtens artikel 7, lid 1, van Richtlijn 89/398/EEG op de onder de onderhavige richtlijn begrepen producten van toepassing.

(21)

De aanvullingen en uitzonderingen op deze algemene voorschriften dienen, waar zulks passend is, bij de onderhavige richtlijn te worden vastgesteld en nader uitgewerkt.

(22)

Met name de aard en de bestemming van de onder deze richtlijn vallende producten vergen dat de voedingswaarde-etikettering informatie bevat over de energiewaarde van en de belangrijkste voedingsstoffen in die producten. Voorts moet overeenkomstig artikel 3, lid 1, punt 9, en artikel 11 van Richtlijn 2000/13/EG de gebruiksaanwijzing worden vermeld om te voorkomen dat de producten op een niet geëigende wijze worden gebruikt, waardoor de gezondheid van zuigelingen kan worden geschaad.

(23)

In het algemeen zijn overeenkomstig de voor alle voedingsmiddelen geldende voorschriften niet specifiek verboden vermeldingen voor de betrokken producten toegestaan, maar bij deze vermeldingen dient, in voorkomend geval, rekening te worden gehouden met de in deze richtlijn gespecificeerde criteria voor de samenstelling.

(24)

Inzake de bepalingen die van invloed zijn op de volksgezondheid heeft de raadpleging overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 89/398/EEG plaatsgevonden.

(25)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid.

(26)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage VIII, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Deze richtlijn is een „bijzondere richtlijn” in de zin van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 89/398/EEG.

2.   Deze richtlijn heeft betrekking op voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen die in de specifieke behoeften voorzien van in goede gezondheid verkerende zuigelingen en peuters in de Gemeenschap en die zijn bedoeld om te worden genuttigd door zuigelingen tijdens de periode waarin zij worden gespeend, en door peuters om hun voeding aan te vullen en/of hen geleidelijk aan gewoon voedsel te wennen. Deze voedingsmiddelen omvatten:

a)

„bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen”, welke in vier categorieën worden onderverdeeld:

i)

eenvoudige graanproducten die met melk of met andere daarvoor in aanmerking komende vloeibare voedingsmiddelen worden of moeten worden aangemaakt;

ii)

graanproducten met daaraan toegevoegd een eiwitrijk voedingsmiddel, die met water of een andere, geen eiwit bevattende vloeistof worden of moeten worden aangemaakt;

iii)

deegwaren die vóór nuttiging in kokend water of andere geschikte vloeistoffen moeten worden bereid;

iv)

beschuiten en biscuits die rechtstreeks worden genuttigd of eerst worden verkruimeld en daarna met water, melk of een andere geschikte vloeistof moeten worden vermengd;

b)

„babyvoeding”, met uitzondering van bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen.

3.   Deze richtlijn is niet van toepassing op voor peuters bestemde melk.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

a)

„zuigelingen”: kinderen jonger dan twaalf maanden;

b)

„peuters”: kinderen tussen één en drie jaar;

c)

„residu van bestrijdingsmiddelen”: het residu in bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en in babyvoeding van een gewasbeschermingsmiddel als omschreven in artikel 2, punt 1, van Richtlijn 91/414/EEG, met inbegrip van de metabolieten daarvan en de producten die bij de afbraak of de reactie vrijkomen.

Artikel 3

De lidstaten dragen ervoor zorg dat de in artikel 1, lid 2, genoemde producten binnen de Gemeenschap slechts op de markt mogen worden gebracht indien deze aan de in deze richtlijn vervatte voorschriften beantwoorden.

Artikel 4

Bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en babyvoeding worden vervaardigd van bestanddelen waarvan op grond van algemeen aanvaarde wetenschappelijke gegevens is aangetoond dat zij voor specifieke voeding van zuigelingen en peuters geschikt zijn.

Artikel 5

1.   Bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen moeten voldoen aan de in bijlage I gespecificeerde criteria ten aanzien van de samenstelling.

2.   Babyvoeding, zoals omschreven in bijlage II, moet voldoen aan de in die bijlage gespecificeerde criteria ten aanzien van de samenstelling.

Artikel 6

Bij de vervaardiging van bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en babyvoeding mogen alleen de in bijlage IV opgenomen voedingsstoffen worden toegevoegd.

De zuiverheidscriteria voor deze stoffen worden in een latere fase vastgesteld.

Artikel 7

1.   Bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en babyvoeding mogen geen enkele stof bevatten in zodanige hoeveelheden dat daarmee de gezondheid van zuigelingen en peuters in gevaar wordt gebracht. De nodige grenswaarden voor andere dan de in de leden 2 en 3 bedoelde stoffen worden vastgesteld.

2.   Bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en babyvoeding mogen geen residuen van afzonderlijke bestrijdingsmiddelen bevatten met niveaus die hoger liggen dan 0,01 mg/kg, behalve wat de stoffen betreft waarvoor in bijlage VI specifieke maximumgehalten zijn opgenomen, in welk geval bedoelde specifieke maximumgehalten van toepassing zijn.

De analytische methoden ter bepaling van de niveaus voor residuen van bestrijdingsmiddelen zijn de algemeen aanvaarde gestandaardiseerde methoden.

3.   De in bijlage VII opgenomen bestrijdingsmiddelen mogen niet worden gebruikt bij landbouwproducten die voor de vervaardiging van bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en van babyvoeding zijn bestemd.

Met het oog op de controle echter:

a)

worden de in tabel 1 van bijlage VII opgenomen bestrijdingsmiddelen geacht niet te zijn gebruikt als hun residuen een gehalte van 0,003 mg/kg niet overschrijden. Dit gehalte, dat als de bepaalbaarheidsgrens van de analysemethoden wordt beschouwd, wordt op gezette tijden getoetst aan de technische vooruitgang;

b)

worden de in tabel 2 van bijlage VII opgenomen bestrijdingsmiddelen geacht niet te zijn gebruikt als hun residuen een gehalte van 0,003 mg/kg niet overschrijden. Dit gehalte wordt op gezette tijden getoetst aan de gegevens over milieuverontreiniging.

4.   De in de leden 2 en 3 bedoelde gehalten gelden voor het product als aangeboden voor gebruik of als gereconstitueerd volgens de aanwijzingen van de fabrikant.

5.   Wanneer voor de in bijlage VI opgenomen bestrijdingsmiddelen wordt besloten een werkzame stof niet in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG op te nemen, worden de bijlagen VI en VII bij de onderhavige richtlijn dienovereenkomstig gewijzigd.

6.   Zo nodig worden microbiologische criteria vastgesteld.

Artikel 8

1.   Op het etiket van de betrokken producten worden naast de in artikel 3 van Richtlijn 2000/13/EG genoemde vermeldingen tevens de volgende vermeldingen opgenomen:

a)

een vermelding van de geschikte leeftijd, van waaraf het product, rekening houdend met de samenstelling, de substantie of andere specifieke eigenschappen, kan worden genuttigd. Voor geen enkel product mag een leeftijd van nog geen vier maanden worden vermeld. Op producten waarvan het gebruik vanaf de leeftijd van vier maanden wordt aanbevolen, mag worden vermeld dat zij geschikt zijn om vanaf die leeftijd te worden genuttigd, tenzij door onafhankelijke, op het gebied van geneeskunde, voedingsleer of farmacie, deskundige personen of door personen uit andere beroepsgroepen die voor de zorg voor moeder en kind verantwoordelijk zijn, een andersluidend advies wordt gegeven;

b)

informatie of het product al dan niet gluten bevat, indien de leeftijd van waaraf het product volgens de vermelding kan worden genuttigd, lager is dan zes maanden;

c)

de beschikbare energiewaarde, uitgedrukt in kJ en kcal, en het gehalte aan eiwitten, koolhydraten en vetten, uitgedrukt in cijfers, per 100 g of 100 ml product zoals dit wordt verkocht en, indien van toepassing, per voor consumptie aanbevolen hoeveelheid product;

d)

de gemiddelde hoeveelheid van elk mineraal en elke vitamine waarvoor een specifieke hoeveelheid is vermeld in, respectievelijk, bijlage I en bijlage II, uitgedrukt in cijfers, per 100 g of 100 ml product zoals dit wordt verkocht en, indien geëigend, per voor consumptie aanbevolen hoeveelheid product;

e)

indien nodig een gebruiksaanwijzing voor de juiste bereiding van het product en een waarschuwing dat deze gebruiksaanwijzing moet worden gevolgd.

2.   Op de etikettering mogen de volgende vermeldingen worden aangebracht:

a)

de gemiddelde hoeveelheid van in bijlage IV vermelde voedingsstoffen, indien daarin niet reeds bij lid 1, onder d), is voorzien, uitgedrukt in cijfers, per 100 g of 100 ml van het product zoals dit wordt verkocht en, indien van toepassing, per voor consumptie aanbevolen hoeveelheid product;

b)

naast cijfergegevens, informatie over in bijlage V opgenomen vitaminen en mineralen, uitgedrukt in percentages van de daarin aangegeven referentiewaarden, per 100 g of 100 ml van het product zoals dit wordt verkocht en, indien van toepassing, per voor consumptie aanbevolen hoeveelheid product, mits de in het product aanwezige hoeveelheden ten minste gelijk zijn aan 15 % van de referentiewaarden.

Artikel 9

Richtlijn 96/5/EG, zoals gewijzigd bij de in bijlage VIII, deel A, genoemde richtlijnen, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage VIII, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IX.

Artikel 10

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 11

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 5 december 2006.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 186 van 30.6.1989, blz. 27. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(2)  PB L 49 van 28.2.1996, blz. 17. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/13/EG (PB L 41 van 14.2.2003, blz. 33).

(3)  Zie bijlage VIII, deel A.

(4)  PB L 340 van 9.12.1976, blz. 26. Richtlijn ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1).

(5)  PB L 221 van 7.8.1986, blz. 37. Richtlijn ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 396/2005.

(6)  PB L 221 van 7.8.1986, blz. 43. Richtlijn ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 396/2005.

(7)  PB L 350 van 14.12.1990, blz. 71. Richtlijn ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 396/2005.

(8)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 396/2005.

(9)  PB L 109 van 6.5.2000, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/89/EG (PB L 308 van 25.11.2003, blz. 15).


BIJLAGE I

ESSENTIËLE SAMENSTELLING VAN BEWERKTE VOEDINGSMIDDELEN OP BASIS VAN GRANEN VOOR ZUIGELINGEN EN PEUTERS

De eisen ten aanzien van voedingsstoffen hebben betrekking op het gebruiksklare product, dat als zodanig wordt verkocht of volgens de gebruiksaanwijzing van de fabrikant is aangemaakt.

1.   GRAANGEHALTE

Bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen worden voornamelijk bereid uit een of meer gemalen graansoorten en/of zetmeelhoudende wortelproducten.

De hoeveelheid graan en/of wortelproduct mag niet kleiner zijn dan 25 % (g/g) van het droge eindmengsel.

2.   EIWITTEN

2.1.

Voor de in artikel 1, lid 2, onder a), ii) en iv), genoemde producten mag het eiwitgehalte niet hoger zijn dan 1,3 g/100 kJ (5,5 g/100 kcal).

2.2.

Voor de in artikel 1, lid 2, onder a), ii), genoemde producten mag de toegevoegde hoeveelheid eiwit niet kleiner zijn dan 0,48 g/100 kJ (2 g/100 kcal).

2.3.

Voor de in artikel 1, lid 2, onder a), iv), genoemde biscuits waaraan aan eiwitrijk voedingsmiddel wordt toegevoegd en die als zodanig worden aangeboden, mag de toegevoegde hoeveelheid eiwit niet kleiner zijn dan 0,36 g/100 kJ (1,5 g/100 kcal).

2.4.

De chemische index van het toegevoegde eiwit moet gelijk zijn aan ten minste 80 % van die van het referentie-eiwit (caseïne zoals gedefinieerd in bijlage III) of de eiwitrendementscoëfficiënt (PER) van het eiwit in het mengsel moet gelijk zijn aan ten minste 70 % van die van het referentie-eiwit. In alle gevallen mogen aminozuren uitsluitend worden toegevoegd om de voedingswaarde van het eiwitmengsel te verbeteren, en uitsluitend in de hoeveelheden die daarvoor nodig zijn.

3.   KOOLHYDRATEN

3.1.

Indien sucrose, fructose, glucose, glucosesiropen of honing worden toegevoegd aan in artikel 1, lid 2, onder a), i) en iv), genoemde producten, mag de hoeveelheid:

toegevoegde koolhydraten uit deze bronnen niet groter zijn dan 1,8 g/100 kJ (7,5 g/100 kcal);

toegevoegd fructose niet groter zijn dan 0,9 g/100 kJ (3,75 g/100 kcal).

3.2.

Indien sucrose, fructose, glucose, glucosesiropen of honing worden toegevoegd aan in artikel 1, lid 2, onder a), ii), genoemde producten, mag de hoeveelheid:

toegevoegde koolhydraten uit deze bronnen niet groter zijn dan 1,2 g/100 kJ (5 g/100 kcal);

toegevoegd fructose niet groter zijn dan 0,6 g/100 kJ (2,5 g/100 kcal).

4.   VETTEN

4.1.

Voor in artikel 1, lid 2, onder a), i) en iv), genoemde producten mag het vetgehalte niet hoger zijn dan 0,8 g/100 kJ (3,3 g/100 kcal).

4.2.

Voor de in artikel 1, lid 2, onder a), ii), genoemde producten mag het vetgehalte niet hoger zijn dan 1,1 g/100 kJ (4,5 g/100 kcal). Indien het vetgehalte hoger is dan 0,8 g/100 kJ (3,3 g/100 kcal), mag de hoeveelheid:

laurinezuur niet groter zijn dan 15 % van het totale vetgehalte;

myristinezuur niet groter zijn dan 15 % van het totale vetgehalte;

linolzuur (in de vorm van glyceriden = linoleaten) niet kleiner zijn dan 70 mg/100 kJ (300 mg/100 kcal) en niet groter dan 285 mg/100 kJ (1 200 mg/100 kcal).

5.   MINERALEN

5.1.   Natrium

Natriumzouten mogen uitsluitend voor technologische doeleinden aan bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen worden toegevoegd.

Het natriumgehalte van bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen mag niet hoger zijn dan 25 mg/100 kJ (100 mg/100 kcal).

5.2.   Calcium

5.2.1.

Voor de in artikel 1, lid 2, onder a), ii), genoemde producten mag het calciumgehalte niet lager zijn dan 20 mg/100 kJ (80 mg/100 kcal).

5.2.2.

Voor de in artikel 1, lid 2, onder a), iv), genoemde, met toevoeging van melk vervaardigde producten (melkbiscuits), die als zodanig worden aangeboden, mag het calciumgehalte niet lager zijn dan 12 mg/100 kJ (50 mg/100 kcal).

6.   VITAMINEN

6.1.

Voor bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen mag het thiaminegehalte niet lager zijn dan 25 μg/100 kJ (100 μg/100 kcal).

6.2.

Voor de in artikel 1, lid 2, onder a), ii), genoemde producten:

 

Per 100 kJ

Per 100 kcal

Minimaal

Maximaal

Minimaal

Maximaal

Vitamine A (μg RE) (1)

14

43

60

180

Vitamine D (μg) (2)

0,25

0,75

1

3

Deze grenswaarden zijn ook van toepassing, indien de vitaminen A en D aan andere bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen worden toegevoegd.

7.   MAXIMALE GEHALTEN AAN VITAMINEN, MINERALEN EN SPOORELEMENTEN, INDIEN TOEGEVOEGD

De eisen ten aanzien van voedingsstoffen hebben betrekking op het gebruiksklare product, dat als zodanig wordt verkocht of volgens de gebruiksaanwijzing van de fabrikant is aangemaakt, behalve de eisen ten aanzien van kalium en calcium, die betrekking hebben op het product zoals het wordt verkocht.

Voedingsstof

Maximaal per 100 kcal

Vitamine A (μg RE)

180

Vitamine E (mg α-TE) (3)

3

Vitamine D (μg)

3

Vitamine C (mg)

12,5/25 (4)

Thiamine (mg)

0,5

Riboflavine (mg)

0,4

Niacine (mg EN) (5)

4,5

Vitamine B6 (mg)

0,35

Foliumzuur (μg)

50

Vitamine B12 (μg)

0,35

Pantotheenzuur (mg)

1,5

Biotine (μg)

10

Kalium (mg)

160

Calcium (mg)

80/180 (6)/100 (7)

Magnesium (mg)

40

IJzer (mg)

3

Zink (mg)

2

Koper (μg)

40

Jood (μg)

35

Mangaan (mg)

0,6


(1)  RE = all-transretinol-equivalent.

(2)  In de vorm van cholecalciferol, waarvan 10 μg = 400 i.e. vitamine D.

(3)  α-TE = d-α-tocoferol equivalent.

(4)  Deze grenswaarde geldt voor met ijzer verrijkte producten.

(5)  NE = Niacine equivalenten = mg nicotinezuur + mg tryptofaan/60.

(6)  Deze grenswaarde geldt voor de in artikel 1, lid 2, onder a), i) en ii), genoemde producten.

(7)  Deze grenswaarde geldt voor de in artikel 1, lid 2, onder a), iv), genoemde producten.


BIJLAGE II

ESSENTIËLE SAMENSTELLING VAN BABYVOEDING VOOR ZUIGELINGEN EN PEUTERS

De eisen ten aanzien van voedingsstoffen hebben betrekking op het gebruiksklare product, dat als zodanig wordt verkocht of volgens de gebruiksaanwijzing van de fabrikant is aangemaakt.

1.   EIWITTEN

1.1.

Indien vlees, gevogelte, vis, orgaanvlees of een andere traditionele eiwitbron de enige bestanddelen zijn die in de naam van het product worden genoemd:

moet het totale product voor ten minste 40 % (g/g) uit het genoemde vlees, gevogelte, vis of orgaanvlees of uit de genoemde andere traditionele eiwitbron bestaan;

moet de totale hoeveelheid eiwit uit de genoemde bronnen voor ten minste 25 % (g/g) uit elke genoemde soort vlees, gevogelte, vis of orgaanvlees of uit de genoemde andere traditionele eiwitbron bestaan;

mag de hoeveelheid eiwit uit de genoemde bronnen niet kleiner zijn dan 1,7 g/100 kJ (7 g/100 kcal).

1.2.

Indien vlees, gevogelte, vis, orgaanvlees of een andere traditionele eiwitbron als eerste in de naam van het product worden genoemd, alleen of in combinatie, ongeacht of het product als maaltijd wordt aangeboden:

moet het totale product voor ten minste 10 % (g/g) uit het genoemde vlees, gevogelte, vis of orgaanvlees of uit de genoemde andere traditionele eiwitbron bestaan;

moet de totale hoeveelheid eiwit uit de genoemde bronnen voor ten minste 25 % (g/g) uit elke genoemde soort vlees, gevogelte, vis of orgaanvlees of andere traditionele eiwitbron bestaan;

mag de hoeveelheid eiwit uit de genoemde bronnen niet kleiner zijn dan 1 g/100 kJ (4 g/100 kcal).

1.3.

Indien vlees, gevogelte, vis, orgaanvlees of een andere traditionele eiwitbron alleen of in combinatie, maar niet als eerste, in de naam van het product worden genoemd, ongeacht of het product als maaltijd wordt aangeboden:

moet het totale product voor ten minste 8 % (g/g) uit het genoemde vlees, gevogelte, vis of orgaanvlees of uit de genoemde andere traditionele eiwitbron bestaan;

moet de totale hoeveelheid eiwit uit de genoemde bronnen voor ten minste 25 % (g/g) uit elke genoemde soort vlees, gevogelte, vis of orgaanvlees of andere traditionele eiwitbron bestaan;

mag de hoeveelheid eiwit uit de genoemde bronnen niet kleiner zijn dan 0,5 g/100 kJ (2,2 g/100 kcal);

mag de totale hoeveelheid eiwit in het product uit alle bronnen niet kleiner zijn dan 0,7 g/100 kJ (3 g/100 kcal).

1.4.

Indien kaas samen met andere bestanddelen in de naam van een hartig product wordt genoemd, ongeacht of het product als maaltijd wordt aangeboden:

mag de hoeveelheid eiwit uit zuivelbronnen niet kleiner zijn dan 0,5 g/100 kJ (2,2 g/100 kcal);

mag de totale hoeveelheid eiwit in het product uit alle bronnen niet kleiner zijn dan 0,7 g/100 kJ (3 g/100 kcal).

1.5.

Indien het product op het etiket wordt aangeduid als maaltijd, maar vlees, gevogelte, vis, orgaanvlees of een andere traditionele eiwitbron niet in de naam van het product worden genoemd, mag de totale hoeveelheid eiwit in het product uit alle bronnen niet kleiner zijn dan 0,7 g/100 kJ (3 g/100 kcal).

1.6.

Sauzen die als begeleiding bij een maaltijd worden aangeboden, worden vrijgesteld van de eisen onder de punten 1.1 tot en met 1.5.

1.7.

Indien in de naam van een zoet gerecht zuivelproducten als eerste of enig bestanddeel worden genoemd, mag de hoeveelheid zuiveleiwit in het product niet kleiner zijn dan 2,2 g/100 kcal. Alle andere zoete gerechten worden vrijgesteld van de eisen onder de punten 1.1 tot en met 1.5.

1.8.

Aminozuren mogen alleen worden toegevoegd om de voedingswaarde van de in het product aanwezige eiwitten te verhogen, en alleen in de voor dat doel benodigde hoeveelheden.

2.   KOOLHYDRATEN

De totale hoeveelheid koolhydraten in groente- en vruchtensappen en nectars, in uitsluitend uit vruchten bestaande gerechten, in nagerechten of in puddingen mag niet groter zijn dan:

10 g/100 ml voor groentesappen en daarop gebaseerde dranken;

15 g/100 ml voor vruchtensappen en nectars en daarop gebaseerde dranken;

20 g/100 g voor uitsluitend uit vruchten bestaande gerechten;

25 g/100 g voor nagerechten en puddingen;

5 g/100 g voor andere niet op melk gebaseerde dranken.

3.   VETTEN

3.1.

Voor producten die in punt 1.1 worden genoemd.

Indien vlees of kaas de enige bestanddelen zijn of als eerste in de naam van een product worden genoemd, mag de totale hoeveelheid vet in het product uit alle bronnen niet groter zijn dan 1,4 g/100 kJ (6 g/100 kcal).

3.2.

Voor alle overige producten mag de totale hoeveelheid vet in het product uit alle bronnen niet groter zijn dan 1,1 g/100 kJ (4,5 g/100 kcal).

4.   NATRIUM

4.1.

Het uiteindelijke natriumgehalte van het product mag niet hoger zijn dan 48 mg/100 kJ (200 mg/100 kcal) of 200 mg/100 g. Indien kaas het enige bestanddeel is dat in de naam van het product wordt genoemd, mag het uiteindelijke natriumgehalte van het product echter niet hoger zijn dan 70 mg/100 kJ (300 mg/100 kcal).

4.2.

Aan producten op basis van vruchten en aan nagerechten en puddingen mogen geen natriumzouten worden toegevoegd, tenzij dit om technologische redenen gebeurt.

5.   VITAMINEN

Vitamine C

Het uiteindelijke gehalte aan vitamine C van vruchtensappen, nectars of groentesappen mag niet lager zijn dan 6 mg/100 kJ (25 mg/100 kcal) of 25 mg/100 g.

Vitamine A

Het uiteindelijke gehalte aan vitamine A van groentesappen mag niet lager zijn dan 25 μg RE/100 kJ (100 μg RE/100 kcal).

Vitamine A mag niet aan andere babyvoeding worden toegevoegd.

Vitamine D

Vitamine D mag niet aan babyvoeding worden toegevoegd.

6.   MAXIMALE GEHALTEN AAN VITAMINEN, MINERALEN EN SPOORELEMENTEN, INDIEN TOEGEVOEGD

De eisen ten aanzien van voedingsstoffen hebben betrekking op het gebruiksklare product, dat als zodanig wordt verkocht of volgens de gebruiksaanwijzing van de fabrikant is aangemaakt, behalve de eisen ten aanzien van kalium en calcium, die betrekking hebben op het product zoals het wordt verkocht.

Voedingsstof

Maximaal per 100 kcal

Vitamine A (μg RE)

180 (1)

Vitamine E (mg α-TE)

3

Vitamine C (mg)

12,5/25 (2)/125 (3)

Thiamine (mg)

0,25

Riboflavine (mg)

0,4

Niacine (mg EN)

4,5

Vitamine B6 (mg)

0,35

Foliumzuur (μg)

50

Vitamine B12 (μg)

0,35

Pantotheenzuur (mg)

1,5

Biotine (μg)

10

Kalium (mg)

160

Calcium (mg)

80

Magnesium (mg)

40

IJzer (mg)

3

Zink (mg)

2

Koper (μg)

40

Jood (μg)

35

Mangaan (mg)

0,6


(1)  Overeenkomstig de bepalingen van punt 5.

(2)  Deze grenswaarde geldt voor met ijzer verrijkte producten.

(3)  Deze grenswaarde geldt voor gerechten op basis van vruchten, vruchtensappen, nectars en groentesappen.


BIJLAGE III

AMINOZUURSAMENSTELLING VAN CASEÏNE

(g/100 g eiwit)

Arginine

3,7

Cystine

0,3

Histidine

2,9

Isoleucine

5,4

Leucine

9,5

Lysine

8,1

Methionine

2,8

Fenylalanine

5,2

Threonine

4,7

Tryptofaan

1,6

Tyrosine

5,8

Valine

6,7


BIJLAGE IV

VOEDINGSSTOFFEN

1.   VITAMINEN

Vitamine A

Retinol

Retinylacetaat

Retinylpalmitaat

Beta-caroteen

Vitamine D

Vitamine D2 (= ergocalciferol)

Vitamine D3 (= cholecalciferol)

Vitamine B1

Thiamine-waterstofchloride

Thiaminemononitraat

Vitamine B2

Riboflavine

Riboflavine-5'-natriumfosfaat

Niacine

Nicotinamide

Nicotinezuur

Vitamine B6

Pyridoxine-waterstofchloride

Pyridoxine-5-fosfaat

Pyridoxinedipalmitaat

Pantotheenzuur

Calcium-D-pantothenaat

Natrium-D-pantothenaat

Dexpanthenol

Folaat

Foliumzuur

Vitamine B12

Cyanocobalamine

Hydroxocobalamine

Biotine

D-biotine

Vitamine C

L-Ascorbinezuur

Natrium-L-ascorbaat

Calcium-L-ascorbaat

6-Palmityl-L-ascorbinezuur (ascorbylpalmitaat)

Kaliumascorbaat

Vitamine K

Fyllochinon (Fytomenadion)

Vitamine E

D-alfa-tocoferol

DL-alfa-tocoferol

D-alfa-tocoferolacetaat

DL-alfa-tocoferolacetaat

2.   AMINOZUREN

L-arginine

L-cystine

L-histidine

L-isoleucine

L-leucine

L-lysine

L-cysteïne

en hun waterstofchlorides

L-methionine

L-fenylalanine

L-threonine

L-tryptofaan

L-tyrosine

L-valine

3.   OVERIGE

Choline

Cholinechloride

Cholinecitraat

Cholinebitartraat

Inositol

L-carnitine

L-carnitine waterstofchloride

4.   ZOUTEN VAN MINERALEN EN SPOORELEMENTEN

Calcium

Calciumcarbonaat

Calciumchloride

Calciumzouten van citroenzuur

Calciumgluconaat

Calciumglycerofosfaat

Calciumlactaat

Calciumoxide

Calciumhydroxide

Calciumzouten van orthofosforzuur

Magnesium

Magnesiumcarbonaat

Magnesiumchloride

Magnesiumzouten van citroenzuur

Magnesiumgluconaat

Magnesiumoxide

Magnesiumhydroxide

Magnesiumzouten van orthofosforzuur

Magnesiumsulfaat

Magnesiumlactaat

Magnesiumglycerofosfaat

Kalium

Kaliumchloride

Kaliumzouten van citroenzuur

Kaliumgluconaat

Kaliumlactaat

Kaliumglycerofosfaat

IJzer

IJzer(II)citraat

IJzer(III)ammoniumcitraat

IJzer(II)gluconaat

IJzer(II)lactaat

IJzer(II)sulfaat

IJzer(II)fumaraat

IJzer(III)difosfaat (IJzer(III)pyrofosfaat)

Elementair ijzer (uit carbonyl + elektrolytisch bereid + met waterstof gereduceerd)

IJzer (III)saccharaat

Natriumijzer(III)difosfaat

IJzer(II)carbonaat

Koper

Koper-lysine-complex

Koper(II)carbonaat

Koper(II)citraat

Koper(II)gluconaat

Koper(II)sulfaat

Zink

Zinkacetaat

Zinkchloride

Zinkcitraat

Zinklactaat

Zinksulfaat

Zinkoxide

Zinkgluconaat

Mangaan

Mangaancarbonaat

Mangaanchloride

Mangaancitraat

Mangaangluconaat

Mangaansulfaat

Mangaanglycerofosfaat

Jood

Natriumjodide

Kaliumjodide

Kaliumjodaat

Natriumjodaat


BIJLAGE V

REFERENTIEWAARDEN VOOR DE VOEDINGSWAARDE-ETIKETTERING VAN VOEDINGSMIDDELEN VOOR ZUIGELINGEN EN PEUTERS

Voedingsstof

Referentiewaarde voor etikettering

Vitamine A

(μg) 400

Vitamine D

(μg) 10

Vitamine C

(mg) 25

Thiamine

(mg) 0,5

Riboflavine

(mg) 0,8

Niacine-equivalent

(mg) 9

Vitamine B6

(mg) 0,7

Folaat

(μg) 100

Vitamine B12

(μg) 0,7

Calcium

(mg) 400

IJzer

(mg) 6

Zink

(mg) 4

Jood

(μg) 70

Selenium

(μg) 10

Koper

(mg) 0,4


BIJLAGE VI

SPECIFIEKE MAXIMUMGEHALTEN AAN RESIDUEN VAN BESTRIJDINGSMIDDELEN OF METABOLIETEN VAN BESTRIJDINGSMIDDELEN IN BEWERKTE VOEDINGSMIDDELEN OP BASIS VAN GRANEN EN IN BABYVOEDING

Scheikundige naam van de stof

Maximumgehalte aan residuen

(mg/kg)

Cadusafos

0,006

Demeton-S-methyl/demeton-S-methylsulfon/oxidemeton-methyl (afzonderlijk of in combinatie, uitgedrukt als demeton-S-methyl)

0,006

Ethoprofos

0,008

Fipronil (som van fipronil en fipronil-desulfinyl, uitgedrukt als fipronyl)

0,004

Propineb/propyleenthioureum (som van propineb en propyleenthioureum)

0,006


BIJLAGE VII

BESTRIJDINGSMIDDELEN DIE NIET MOGEN WORDEN GEBRUIKT BIJ LANDBOUWPRODUCTEN DIE VOOR DE VERVAARDIGING VAN BEWERKTE VOEDINGSMIDDELEN OP BASIS VAN GRANEN EN VOOR DE VERVAARDIGING VAN BABYVOEDING ZIJN BESTEMD

Tabel 1

Scheikundige naam van de stof (omschrijving van de residuen)

Disulfoton (som van disulfoton, disulfotonsulfoxide en disulfotonsulfon, uitgedrukt als disulfoton)

Fensulfothion (som van fensulfothion, het zuurstofanalogon daarvan en de sulfonen van deze stoffen, uitgedrukt als fensulfothion)

Fentin, uitgedrukt als trifenyltin-kation

Haloxyfop (som van haloxyfop en de zouten en esters daarvan, met inbegrip van conjugaten, uitgedrukt als haloxyfop)

Heptachloor en trans-heptachloorepoxide, uitgedrukt als heptachloor

Hexachloorbenzeen

Nitrofeen

Omethoaat

Terbufos (som van terbufos, het sulfoxide en het sulfon ervan, uitgedrukt als terbufos)

Tabel 2

Scheikundige naam van de stof

Aldrin en dieldrin, uitgedrukt als dieldrin

Endrin


BIJLAGE VIII

DEEL A

Ingetrokken richtlijn met de achtereenvolgende wijzigingen ervan

(bedoeld in artikel 9)

Richtlijn 96/5/EG van de Commissie

(PB L 49 van 28.2.1996, blz. 17)

Richtlijn 98/36/EG van de Commissie

(PB L 167 van 12.6.1998, blz. 23)

Richtlijn 1999/39/EG van de Commissie

(PB L 124 van 18.5.1999, blz. 8)

Richtlijn 2003/13/EG van de Commissie

(PB L 41 van 14.2.2003, blz. 33)

DEEL B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht

(bedoeld in artikel 9)

Richtlijn

Omzettingstermijn

Toelating van handel in producten die aan deze richtlijn voldoen

Verbod op handel in producten die niet aan deze richtlijn voldoen

96/5/EG

30 september 1997

1 oktober 1997

31 maart 1999

98/36/EG

31 december 1998

1 januari 1999

1 januari 2000

1999/39/EG

30 juni 2000

30 juni 2000

1 juli 2002

2003/13/EG

6 maart 2004

6 maart 2004

6 maart 2005


BIJLAGE IX

CONCORDANTIETABEL

Richtlijn 96/5/EG

De onderhavige richtlijn

Artikel 1, leden 1, 2 en 3

Artikel 1, leden 1, 2 en 3

Artikel 1, lid 4, aanhef

Artikel 2, aanhef

Artikel 1, lid 4, eerste streepje

Artikel 2, onder a)

Artikel 1, lid 4, tweede streepje

Artikel 2, onder b)

Artikel 1, lid 4, derde streepje

Artikel 2, onder c)

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 6, lid 1

Artikel 7, lid 1

Artikel 6, lid 2, eerste alinea

Artikel 7, lid 2, eerste alinea

Artikel 6, lid 2, tweede alinea

Artikel 7, lid 4

Artikel 6, lid 2, derde alinea

Artikel 7, lid 2, tweede alinea

Artikel 6, lid 3, onder a), eerste alinea, aanhef

Artikel 7, lid 3, aanhef

Artikel 6, lid 3, onder a), eerste alinea, onder i)

Artikel 7, lid 3, onder a)

Artikel 6, lid 3, onder a), eerste alinea, onder ii)

Artikel 7, lid 3, onder b)

Artikel 6, lid 3, onder a), tweede alinea

Artikel 7, lid 4

Artikel 6, lid 3, onder b)

Artikel 7, lid 5

Artikel 6, lid 4

Artikel 7, lid 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 10

Artikel 11

Bijlage I, aanhef

Bijlage I, aanhef

Bijlage I, punten 1, 2 en 3

Bijlage I, punten 1, 2 en 3

Bijlage I, punt 4

Bijlage I, punt 4

Bijlage I, punt 4.1

Bijlage I, punt 4.1

Bijlage I, punt 4.2

Bijlage I, punt 4.2

Bijlage I, punt 4.2, onder a)

Bijlage I, punt 4.2, eerste streepje

Bijlage I, punt 4.2, onder b)

Bijlage I, punt 4.2, tweede streepje

Bijlage I, punt 4.2, onder c)

Bijlage I, punt 4.2, derde streepje

Bijlage I, punten 5 en 6

Bijlage I, punten 5 en 6

Bijlage II, aanhef

Bijlage II, aanhef

Bijlage II, punt 1

Bijlage II, punt 1

Bijlage II, punten 1.1 tot en met 1.3

Bijlage II, punten 1.1 tot en met 1.3

Bijlage II, punt 1.3 bis

Bijlage II, punt 1.4

Bijlage II, punt 1.4

Bijlage II, punt 1.5

Bijlage II, punt 1.4 bis

Bijlage II, punt 1.6

Bijlage II, punt 1.4 ter

Bijlage II, punt 1.7

Bijlage II, punt 1.5

Bijlage II, punt 1.8

Bijlage II, punten 2 tot en met 5

Bijlage II, punten 2 tot en met 5

Bijlage III

Bijlage III

Bijlage IV

Bijlage IV

Bijlage V

Bijlage V

Bijlage VI

Bijlage I, punt 7, en bijlage II, punt 6

Bijlage VII

Bijlage VI

Bijlage VIII

Bijlage VII

Bijlage VIII

Bijlage IX


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Raad

6.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 339/36


BESLUIT VAN DE RAAD

van 30 november 2006

tot toekenning van uitzonderlijke financiële bijstand aan Kosovo

(2006/880/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 308,

Gelet op het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft op 10 juni 1999 Resolutie 1244 (1999) (UNSCR 1244 (1999)) aangenomen waarmee wordt beoogd, in afwachting van een definitieve regeling, de totstandbrenging van een grote mate van autonomie en zelfbestuur in Kosovo binnen de voormalige Federale Republiek Joegoslavië te bevorderen.

(2)

De internationale gemeenschap heeft op basis van UNSCR 1244 (1999) een internationale vredesmacht (KFOR) in het leven geroepen en een tijdelijk civiel bestuur — de United Nations Interim Administration Mission in Kosovo (UNMIK) — ingesteld. UNMIK bestaat uit vier afdelingen („pijlers”) en de Europese Unie financiert de vierde pijler, die voor de economische wederopbouw en ontwikkeling verantwoordelijk is. UNMIK en met name haar pijler IV heeft belangrijke voortgang geboekt bij de totstandbrenging van een institutioneel, rechts- en beleidskader dat bevorderlijk is voor het ontstaan van een gezonde economie op basis van marktbeginselen.

(3)

Sedert haar oprichting heeft UNMIK aanzienlijke terreinen van bevoegdheid overdragen naar de voorlopige instellingen voor zelfbestuur (PISG). Met name is de verantwoordelijkheid voor de begroting toevertrouwd aan de minister van Economische Zaken en Financiën binnen de PISG, waarbij de uiteindelijke bevoegdheid om de begroting goed te keuren niettemin bij de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN berust.

(4)

Op 24 oktober 2005 hechtte de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties zijn goedkeuring aan het voorstel van de secretaris-generaal van de VN om het politieke proces voor het bepalen van de toekomstige status van Kosovo op gang te brengen.

(5)

De autoriteiten van Kosovo die bevoegd zijn om steun van de Gemeenschap te ontvangen en wiens taak het is in te stemmen met de aan deze bijstand verbonden financiële en economische voorwaarden en daaraan te voldoen, zijn derhalve UNMIK en de PISG of, wanneer de status van Kosovo eenmaal is vastgesteld, de instelling of instellingen die worden aangewezen om deze taken en verantwoordelijkheden op zich te nemen.

(6)

Het is in verband met het stabilisatie- en associatieproces, dat het kader vormt voor de betrekkingen van de EU met de regio, wenselijk de inspanningen tot handhaving van de politieke en economische stabiliteit in Kosovo te ondersteunen met het oog op de ontwikkeling van een volledige samenwerkingsrelatie met de Gemeenschap waardoor de Europese toekomst van Kosovo tastbaarder wordt.

(7)

De Gemeenschap heeft het in het verleden al opportuun geacht de financiële lasten van Kosovo in uitzonderlijk moeilijke omstandigheden te helpen verlichten en heeft uit hoofde van Besluit 2000/140/EG van de Raad van 14 februari 2000 tot toekenning van uitzonderlijke financiële bijstand aan Kosovo (2), en Besluit 2001/511/EG van de Raad van 27 juni 2001 betreffende aanvullende uitzonderlijke financiële bijstand aan Kosovo (3), uitzonderlijke bijstand aan dit land verleend in de vorm van giften ten belope van 35 miljoen EUR in 2000 en 30 miljoen EUR in 2001. De laatste betaling in het kader van deze bijstand is in december 2002 verricht.

(8)

Deze uitzonderlijke financiële bijstand vormt een aanvulling op andere programma's van de Gemeenschap voor bijstand aan de Westelijke Balkan.

(9)

In november 2005 bereikten de autoriteiten van Kosovo met het Internationaal Monetair Fonds (IMF) overeenstemming over een intentieverklaring en een memorandum voor het economische en financiële beleid, waarin een begrotingskader voor 2006, een beleid op middellange termijn inbegrepen, werd vastgelegd. Zij voltooiden begin maart 2006 een uitgavenkader voor de middellange termijn. In het kader worden de in de begroting opgenomen en de niet daarin opgenomen financieringsbehoeften in de periode 2006-2008 aangeduid. Volgens deze raming zal tot eind 2007 externe financiële bijstand van circa 81 miljoen EUR — te weten 14 miljoen EUR in 2006 en 67 miljoen EUR in 2007 — benodigd zijn.

(10)

Hoewel de economische activiteit na het conflict weer van start is gegaan, is het niveau van economische ontwikkeling in Kosovo gering. Kosovo is niet in staat in eigen land of op de internationale financiële markt leningen op te nemen en de provincie komt, in zijn huidige status, niet voor het lidmaatschap van de internationale financiële instellingen in aanmerking en kan derhalve niet profiteren van aan hun programma's gekoppelde bijstand.

(11)

Gelet op de huidige regeling in het kader van UNSCR 1244 (1999) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, is, gelet op het betrekkelijk geringe peil van economische ontwikkeling van Kosovo en de precaire situatie van de overheidsfinanciën en externe rekeningen, financiële bijstand van de Gemeenschap in de vorm van giften — in samenwerking met andere donors — nog steeds de passende vorm van steunverlening.

(12)

Deze steun zal in zoverre een cruciale rol vervullen dat zij voor een overbrugging zorgt totdat de status van Kosovo is geregeld. De steun zal losstaan van nieuwe regelingen inzake de status van Kosovo waarover thans wordt onderhandeld en laat verdere communautaire en internationale steun, die vermoedelijk na de oplossing van de statuskwestie na 2007 vereist zal zijn, onverlet.

(13)

De uitkering van deze gift laat de bevoegdheden van de begrotingsautoriteit onverlet.

(14)

Deze financiële steun dient pas te worden verstrekt nadat is geverifieerd of de economische en financiële voorwaarden die met de autoriteiten van Kosovo worden vastgelegd zodra dit besluit door de Raad is goedgekeurd, in bevredigende mate kunnen worden vervuld.

(15)

Met het oog op een efficiënte bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap in het kader van deze macrofinanciële bijstand moet Kosovo passende maatregelen nemen voor de preventie en de bestrijding van fraude en andere onregelmatigheden met betrekking tot de bijstand en moet worden gezorgd voor controles door de Commissie en audits door de Rekenkamer.

(16)

Deze bijstand moet worden beheerd door de Commissie in overleg met het Economisch en Financieel Comité.

(17)

Het Verdrag voorziet voor de vaststelling van het onderhavige besluit in geen andere bevoegdheden van die van artikel 308,

BESLUIT:

Artikel 1

1.   De Gemeenschap stelt aan Kosovo uitzonderlijke financiele bijstand ter beschikking in de vorm van een gift tot 50 miljoen EUR om de financiële situatie in Kosovo te verlichten, de ontwikkeling van een solide economisch kader te ondersteunen, het opzetten en voortzetten van essentiële administratieve functies te vergemakkelijken en in de behoefte aan overheidsinvesteringen te voorzien.

2.   Deze bijstand wordt beheerd door de Commissie, in overleg met het Economisch en Financieel Comité en op een wijze die verenigbaar is met overeenkomsten of afspraken tussen het IMF en de autoriteiten van Kosovo.

3.   De financiële bijstand van de Gemeenschap wordt voor twee jaar beschikbaar gesteld, met ingang van de eerste dag na de inwerkingtreding van het in artikel 2, lid 1, bedoelde memorandum van overeenstemming. Indien de omstandigheden hiertoe nopen, kan de Commissie evenwel, na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité, besluiten de beschikbaarheidsperiode met maximaal één jaar te verlengen.

Artikel 2

1.   De Commissie wordt gemachtigd om, na overleg met het Economisch en Financieel Comité, met de autoriteiten van Kosovo overeenstemming te bereiken over de aan deze bijstand te verbinden financiële en economische beleidsvoorwaarden die in een Memorandum van overeenstemming moeten worden vastgelegd. Deze voorwaarden stroken met de in artikel 1, lid 2, bedoelde overeenkomsten of afspraken.

2.   Alvorens over te gaan tot de eigenlijke tenuitvoerlegging van de communautaire bijstand controleert de Commissie de betrouwbaarheid van de voor deze macrofinanciële bijstand van de Gemeenschap relevante financiële en administratieve procedures, alsmede de interne en externe controlemechanismen van Kosovo.

3.   De Commissie onderzoekt periodiek, in samenwerking met het Economisch en Financieel Comité en in coördinatie met het IMF, of het economische beleid van Kosovo in overeenstemming is met de doelstellingen van deze bijstand en of aan het overeengekomen economische beleid en aan de financiële voorwaarden op bevredigende wijze wordt voldaan.

Artikel 3

1.   De bijstand wordt in twee of eventueel drie tranches door de Commissie aan Kosovo ter beschikking gesteld. De eerste tranche wordt uitgekeerd na de inwerkingtreding van het in artikel 2, lid 1, genoemde Memorandum van overeenstemming en op basis van een bevredigende evaluatie van de in artikel 2, lid 2, bedoelde controle.

2.   De tweede en eventuele verdere tranches worden uitbetaald op basis van een bevredigende voortzetting van de in artikel 2, lid 1, bedoelde economische en financiële beleidsvoorwaarden, een bevredigende vooruitgang in de richting van de in het Memorandum van overeenstemming bedoeld in artikel 2, lid 1, genoemde voorwaarden, en niet eerder dan drie maanden na de uitkering van de vorige tranche.

3.   De middelen worden aan het ministerie van Economische Zaken en Financiën binnen de PISG of, wanneer de toekomstige status van Kosovo is vastgesteld, aan de instelling die is aangewezen om de taken en verantwoordelijkheden ervan op zich te nemen, uitsluitend ter ondersteuning van de begrotingsbehoeften uitgekeerd.

Artikel 4

Deze bijstand wordt ten uitvoer gelegd overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (4) en de uitvoeringsmaatregelen daarvan. In het bijzonder dient in het in artikel 2, lid 1, bedoelde Memorandum van overeenstemming te worden bepaald dat Kosovo passende maatregelen vaststelt met het oog op de preventie en bestrijding van fraude, corruptie en andere onregelmatigheden in verband met deze bijstand. Daarnaast dient het Memorandum de Commissie, met inbegrip van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), evenals de Rekenkamer en onafhankelijke auditoren het recht te verlenen in voorkomend geval controles ter plaatse te verrichten.

Artikel 5

Ten minste eenmaal per jaar, voor 15 september, doet de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag toekomen, waarin een evaluatie van de uitvoering van dit besluit in het voorgaande jaar is opgenomen.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 30 november 2006.

Voor de Raad

De voorzitster

L. HYSSÄLÄ


(1)  Advies uitgebracht op 12 oktober 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 47 van 19.2.2000, blz. 28.

(3)  PB L 183 van 6.7.2001, blz. 42.

(4)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.


Rectificaties

6.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 339/39


Rectificatie van Richtlijn 79/923/EEG van de Raad van 30 oktober 1979 inzake de vereiste kwaliteit van schelpdierwater

( Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L 281 van 10 november 1979 )

De rectificatie die is bekendgemaakt in Publicatieblad van de Europese Unie L 190 van 12 juli 2006, op bladzijde 99, wordt ingetrokken.


6.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 339/39


Rectificatie van Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 inzake batterijen en accu's, alsook afgedankte batterijen en accu's en tot intrekking van Richtlijn 91/157/EEG

( Publicatieblad van de Europese Unie L 266 van 26 september 2006 )

Op bladzijde 7, in artikel 12, lid 4:

in plaats van:

„… uiterlijk op 26 september 2010 …”,

te lezen:

„… uiterlijk op 26 september 2011 …”.