ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 329

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

49e jaargang
25 november 2006


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

*

Verordening (EG) nr. 1738/2006 van de Raad van 23 november 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 930/2004 houdende tijdelijke afwijkingsmaatregelen met betrekking tot de redactie van een Maltese versie van de rechtsbesluiten van de instellingen van de Europese Unie

1

 

*

Verordening (EG) nr. 1739/2006 van de Raad van 23 november 2006 tot beëindiging van het gedeeltelijke tussentijdse onderzoek naar de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van silicium uit de Russische Federatie

3

 

 

Verordening (EG) nr. 1740/2006 van de Commissie van 24 november 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

5

 

*

Verordening (EG) nr. 1741/2006 van de Commissie van 24 november 2006 houdende vaststelling van de voorschriften voor de toekenning van de bijzondere uitvoerrestitutie voor vlees zonder been van volwassen mannelijke runderen dat vóór uitvoer onder het stelsel van douane-entrepots is geplaatst

7

 

*

Verordening (EG) nr. 1742/2006 van de Commissie van 24 november 2006 betreffende de opening en de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor wijn van oorsprong uit de Republiek Albanië

13

 

*

Verordening (EG) nr. 1743/2006 van de Commissie van 24 november 2006 tot verlening van een permanente vergunning voor een toevoegingsmiddel in diervoeding ( 1 )

16

 

*

Verordening (EG) nr. 1744/2006 van de Commissie van 24 november 2006 houdende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de steun voor zijderupsen (Gecodificeerde versie)

19

 

*

Verordening (EG) nr. 1745/2006 van de Commissie van 24 november 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 936/97 betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit en voor bevroren buffelvlees

22

 

*

Verordening (EG) nr. 1746/2006 van de Commissie van 24 november 2006 houdende rectificatie van Verordening (EG) nr. 1279/2006 tot vaststelling, voor de valuta's van de lidstaten die de eenheidsmunt niet hebben aangenomen, van de specifieke landbouwomrekeningskoers voor de minimumprijzen voor suikerbieten en voor de productieheffingen en de aanvullende heffing in de sector suiker voor het verkoopseizoen 2005/2006

24

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Commissie

 

*

Beschikking van de Commissie van 17 november 2006 tot wijziging van Beschikking 2005/432/EG tot vaststelling van de veterinairrechtelijke en de gezondheidsvoorschriften en het model van de certificaten voor uit derde landen ingevoerde vleesproducten voor menselijke consumptie en tot intrekking van de Beschikkingen 97/41/EG, 97/221/EG en 97/222/EG (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5444)  ( 1 )

26

 

*

Beschikking van de Commissie van 23 november 2006 tot goedkeuring van de programma’s voor de uitroeiing van klassieke varkenspest bij wilde varkens en het uitvoeren van noodvaccinatie tegen klassieke varkenspest bij wilde en op bedrijven gehouden varkens in Roemenië (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5426)  ( 1 )

34

 

*

Beschikking van de Commissie van 23 november 2006 houdende wijziging van Beschikking 2005/381/EG tot vaststelling van een vragenlijst voor de rapportage over de toepassing van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5546)  ( 1 )

38

 

*

Beschikking van de Commissie van 23 november 2006 inzake de harmonisatie van het radiospectrum voor apparaten voor identificatie met behulp van radiogolven (RFID) in de ultrahoge frequentieband (UHF) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5599)

64

 

*

Beschikking van de Commissie van 24 november 2006 betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met klassieke varkenspest in sommige lidstaten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5538)  ( 1 )

67

 

*

Beschikking van de Commissie van 24 november 2006 houdende de principiële erkenning dat het dossier dat is ingediend voor grondig onderzoek met het oog op de eventuele opneming van orthosulfamuron in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad, volledig is (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5539)  ( 1 )

74

 

 

Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie

 

*

Besluit 2006/807/GBVB van de Raad van 20 november 2006 tot uitvoering van Gemeenschappelijk Optreden 2005/797/GBVB betreffende de politiemissie van de Europese Unie voor de Palestijnse Gebieden

76

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

25.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 329/1


VERORDENING (EG) Nr. 1738/2006 VAN DE RAAD

van 23 november 2006

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 930/2004 houdende tijdelijke afwijkingsmaatregelen met betrekking tot de redactie van een Maltese versie van de rechtsbesluiten van de instellingen van de Europese Unie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 290,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op de artikelen 28 en 41,

Gelet op Verordening nr. 1 van de Raad van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap (1) en op Verordening nr. 1 van de Raad van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (2), welke beide verordeningen hierna „Verordening nr. 1” worden genoemd,

Gelet op Verordening (EG) nr. 930/2004 van de Raad van 1 mei 2004 houdende tijdelijke afwijkingsmaatregelen met betrekking tot de redactie van een Maltese versie van de rechtsbesluiten van de instellingen van de Europese Unie (3), en met name op de artikelen 2 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 930/2004 heeft de Raad beslist dat de instellingen van de Europese Unie in afwijking van Verordening nr. 1 voor een periode van drie jaar ingaande op 1 mei 2004 niet verplicht zijn om alle rechtsbesluiten in het Maltees te redigeren en de teksten in die taal in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken.

(2)

Bij die gelegenheid heeft de Raad in artikel 2 van genoemde verordening eveneens bepaald dat hij uiterlijk 30 maanden na de aanneming van die verordening de werking ervan zou bezien en zou beslissen of de geldigheidsduur met een jaar moet worden verlengd.

(3)

Sinds het begin van de overgangsperiode is de situatie in verband met het vertalen uit en naar het Maltees aanzienlijk verbeterd, en wel in die mate dat verlenging van de tijdelijke afwijking niet meer gerechtvaardigd is. Derhalve heeft de Raad bij besluit van 24 oktober 2006 bepaald dat een dergelijke verlenging niet langer nodig was. De overgangsperiode loopt op 30 april 2007 af.

(4)

Volgens artikel 3 van de genoemde verordening worden echter aan het einde van de overgangsperiode alle rechtsbesluiten in de Maltese taal bekendgemaakt, voor zover dat op dat tijdstip nog niet is gebeurd. Het lijkt evenwel zeer moeilijk haalbaar dat alle genoemde besluiten de dag na 30 april 2007 vertaald en bekendgemaakt zijn. Derhalve moet artikel 3 worden gewijzigd teneinde de instellingen extra tijd te geven om iedere achterstand die aan het einde van de overgangsperiode met betrekking tot de bekendmaking in het Maltees van de besluiten van de instellingen resteert, in te lopen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 930/2004 wordt vervangen door:

„Artikel 3

Alle besluiten die op 30 april 2007 niet in het Maltees zijn bekendgemaakt, zullen uiterlijk op 31 december 2008 eveneens in die taal worden bekendgemaakt.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 november 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

M. PEKKARINEN


(1)  PB 17 van 6.10.1958, blz. 385/58. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 920/2005 (PB L 156 van 18.6.2005, blz. 3).

(2)  PB 17 van 6.10.1958, blz. 401/58. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening nr. 920/2005.

(3)  PB L 169 van 1.5.2004, blz. 1.


25.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 329/3


VERORDENING (EG) Nr. 1739/2006 VAN DE RAAD

van 23 november 2006

tot beëindiging van het gedeeltelijke tussentijdse onderzoek naar de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van silicium uit de Russische Federatie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (hierna „de basisverordening” genoemd), en met name op artikel 11, lid 3,

Gezien het voorstel dat de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité heeft ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Voorafgaande onderzoeken en geldende maatregelen

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 2229/2003 (2) is een definitief antidumpingrecht ingesteld op de invoer van silicium uit Rusland. Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op de invoer uit SKU LLC, Sual-Kremny-Ural, Kamensk, Ural Region, Rusland, en haar verbonden onderneming ZAO KREMNY, Irkutsk, Irkutsk Region, Rusland, bedraagt 22,7 %. De Commissie heeft bij Besluit 2004/445/EG (3) een door deze bedrijven aangeboden verbintenis aanvaard.

1.2.   Verzoek om een tussentijds nieuw onderzoek

(2)

Op 6 februari 2006 heeft de Commissie overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening een verzoek om een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek ontvangen met betrekking tot de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van silicium uit de Russische Federatie.

(3)

Het verzoek werd ingediend door SKU LLC, Sual-Kremny-Ural, Kamensk, Ural Region, Rusland, en haar verbonden onderneming ZAO KREMNY, Irkutsk, Irkutsk Region, Rusland, (hierna „de indiener van het verzoek” genoemd) en was beperkt tot de bepaling van de dumpingmarge voor de indiener van de aanvraag.

(4)

Her verzoek bevatte voldoende aanwijzingen dat in de omstandigheden op grond waarvan de maatregelen zijn vastgesteld, veranderingen zijn opgetreden en dat deze veranderingen van blijvende aard zijn.

(5)

De Commissie heeft in een bericht (hierna „bericht van inleiding” genoemd) in het Publicatieblad van de Europese Unie  (4) bekendgemaakt dat de procedure voor een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek was ingeleid in verband met de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van silicium, thans ingedeeld onder GN-code 2804 69 00 en van oorsprong uit de Russische Federatie.

(6)

De Commissie heeft de indiener van het verzoek, de vertegenwoordigers van het land van uitvoer en de vereniging van producenten in de Gemeenschap van de opening van het onderzoek in kennis gesteld. De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld om binnen een in het bericht van inleiding bepaalde termijn hun standpunt schriftelijk bekend te maken en te verzoeken te worden gehoord, en aan de indiener van het verzoek is een vragenlijst toegezonden.

(7)

Het onderzoektijdvak liep van 1 april 2005 tot en met 31 maart 2006.

2.   INTREKKING VAN HET VERZOEK EN BEËINDIGING VAN HET TUSSENTIJDS ONDERZOEK

(8)

Op 29 mei 2006, d.w.z. vóór de indiening van een antwoord op de vragenlijst, heeft de indiener zijn verzoek formeel ingetrokken.

(9)

Er is nagegaan of het onderzoek ondanks de hierboven vermelde intrekking ambtshalve moest worden voortgezet. Aangezien het verzoek in een vroeg stadium van het onderzoek was ingetrokken, waren echter geen gegevens over het lopende onderzoektijdvak beschikbaar en werden in dit stadium geen voorlopige bevindingen verkregen die de voortzetting van het onderzoek mogelijk hadden gemaakt.

(10)

Het verzoek van de indiener bevatte geen informatie waaruit bleek dat de beëindiging van het onderzoek niet in het belang van de Gemeenschap zou zijn.

(11)

Alle belanghebbenden zijn in kennis gesteld van het voornemen om de procedure te beëindigen. Eén belanghebbende heeft aangevoerd dat de indiener van het verzoek het betrokken product nog steeds tegen dumpingprijzen naar de Europese Gemeenschap uitvoerde en dat het onderzoek daarom moest worden voortgezet. Er zij echter op gewezen dat de beëindiging van het onderzoek niet leidt tot de opheffing van de antidumpingmaatregel die nog steeds van toepassing is om opnieuw eerlijke handelspraktijken tot stand te brengen. Daarom is dit argument afgewezen.

(12)

Twee andere belanghebbenden pleitten ook voor de voortzetting van het onderzoek met het oog op de opheffing van de maatregelen, gezien het beweerde aanbodtekort in de Europese Gemeenschap. Ook dit argument doet niet ter zake, aangezien het onderzoek is beperkt tot de herbeoordeling van de dumpingmarge van één exporteur. De voortzetting van het onderzoek zou daarom in geen geval het niveau van de maatregelen wijzigen die voor andere exporteurs van toepassing zijn. Bijgevolg zou daardoor de kwestie van het aanbodtekort niet op niet-discriminerende wijze kunnen worden opgelost.

(13)

Daarom werd geconcludeerd dat het lopende tussentijdse onderzoek naar de op de invoer in de Gemeenschap van silicium uit de Russische Federatie van toepassing zijnde definitieve antidumpingmaatregelen moest worden beëindigd. De thans ten aanzien van de indiener van het verzoek van kracht zijnde antidumpingmaatregelen en de duur daarvan moeten worden gehandhaafd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Het gedeeltelijke tussentijdse onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 384/96 ten aanzien van de antidumpingmaatregelen die krachtens Verordening (EG) nr. 2229/2003 van toepassing zijn op de invoer van silicium uit de Russische Federatie, wordt beëindigd.

2.   De thans van kracht zijnde antidumpingmaatregelen ten aanzien van SKU LLC, Sual-Kremny-Ural, Kamensk, Ural Region, Rusland, en ZAO KREMNY, Irkutsk, Irkutsk Region, Rusland, worden gehandhaafd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 november 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

M. PEKKARINEN


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17).

(2)  PB L 339 van 24.12.2003, blz. 3. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 821/2004 (PB L 127 van 29.4.2004, blz. 1).

(3)  PB L 127 van 29.4.2004, blz. 114.

(4)  PB C 82 van 5.4.2006, blz. 64.


25.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 329/5


VERORDENING (EG) Nr. 1740/2006 VAN DE COMMISSIE

van 24 november 2006

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 25 november 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 november 2006.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 24 november 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

57,3

096

65,2

204

33,8

999

52,1

0707 00 05

052

112,6

204

71,5

628

171,8

999

118,6

0709 90 70

052

168,5

204

103,1

999

135,8

0805 20 10

204

63,6

999

63,6

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

052

67,7

400

77,8

999

72,8

0805 50 10

052

61,3

388

46,4

528

34,4

999

47,4

0808 10 80

388

107,1

400

103,7

404

96,2

720

78,9

800

152,5

999

107,7

0808 20 50

052

83,3

720

63,8

999

73,6


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


25.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 329/7


VERORDENING (EG) Nr. 1741/2006 VAN DE COMMISSIE

van 24 november 2006

houdende vaststelling van de voorschriften voor de toekenning van de bijzondere uitvoerrestitutie voor vlees zonder been van volwassen mannelijke runderen dat vóór uitvoer onder het stelsel van douane-entrepots is geplaatst

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1), en met name op artikel 33, lid 12,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EEG) nr. 1964/82 van de Commissie van 20 juli 1982 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning van bijzondere restituties bij uitvoer van bepaalde soorten rundvlees zonder been (2), zijn de voorwaarden vastgesteld voor de toekenning van een bijzondere restitutie voor vlees zonder been van volwassen mannelijke runderen dat naar derde landen wordt uitgevoerd.

(2)

Voor de goede werking van de bij Verordening (EEG) nr. 1964/82 ingestelde regeling heeft de wetgever met name voorzien in de mogelijkheid voor marktdeelnemers om, voor vlees zonder been van volwassen mannelijke runderen, gebruik te maken van het stelsel van douane-entrepots of vrije zones, als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 565/80 van de Raad van 4 maart 1980 betreffende de vooruitbetaling van de uitvoerrestituties voor landbouwproducten (3).

(3)

De voorschriften en algemene voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van de vooruitbetaling van de restitutie voor producten die onder het stelsel van douane-entrepots of vrije zones zijn geplaatst, zijn nader vastgesteld in titel II, hoofdstuk 3, van Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie van 15 april 1999 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten (4).

(4)

De specifieke voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van de vooruitbetaling van de restitutie voor vlees zonder been van volwassen mannelijke runderen dat onder het stelsel van douane-entrepots of vrije zones is geplaatst, zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 456/2003 van de Commissie van 12 maart 2003 tot vaststelling van specifieke voorwaarden op het gebied van de vooruitbetaling van de uitvoerrestitutie voor bepaalde producten van de rundvleessector die onder het stelsel van douane-entrepots of vrije zones zijn geplaatst (5). Zij zijn vastgesteld ter aanvulling en verduidelijking van het bepaalde in de Verordeningen (EEG) nr. 565/80 en (EG) nr. 800/1999, met name op het gebied van de controles, voor vlees zonder been van volwassen mannelijke runderen.

(5)

De bij Verordening (EEG) nr. 565/80 vastgestelde maatregelen en de desbetreffende in titel II, hoofdstuk 3, van Verordening (EG) nr. 800/1999 vastgestelde overeenkomstige uitvoeringsmaatregelen zijn ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 1713/2006 van de Commissie. Als gevolg van de intrekking van deze maatregelen waren ook de bij Verordening (EG) nr. 456/2003 vastgestelde specifieke maatregelen overbodig geworden en zijn zij bij dezelfde verordening ingetrokken.

(6)

De vooruitbetaling van de restitutie voor vlees zonder been van volwassen mannelijke runderen dat onder het stelsel van douane-entrepots is geplaatst, is en wordt toegepast voor de uitvoer naar derde landen. De door de marktdeelnemers betoonde belangstelling voor dit stelsel houdt met name verband met de flexibiliteit die daaruit voortvloeit bij het voorbereiden van bestellingen, omdat de marktdeelnemers daardoor over de mogelijkheid beschikken dit vlees vóór uitvoer gedurende een periode van maximaal vier maanden op te slaan en dat vlees in deze periode in te vriezen.

(7)

Wegens het ontbreken van nieuwe voorschriften kunnen de marktdeelnemers niet langer gebruikmaken van de flexibiliteit die verbonden was aan de vorige regeling en zullen zij bij de uitvoer van vlees zonder been van volwassen mannelijke runderen extra problemen ondervinden op de markten van derde landen. De gevolgen van het intrekken van bovengenoemde maatregelen moeten zo veel mogelijk worden beperkt. Daartoe moet worden voorzien in de mogelijkheid voor de marktdeelnemers om vlees zonder been van volwassen mannelijke runderen vóór uitvoer nog steeds onder het stelsel van douane-entrepots te plaatsen en moeten voor dat vlees de voorwaarden worden vastgesteld voor de toekenning van de bijzondere restitutie bij uitvoer na opslag.

(8)

In dit verband moet absoluut worden bepaald onder welke voorwaarden het vlees onder een dergelijke regeling mag worden geplaatst, en moet, teneinde de traceerbaarheid van het vlees van volwassen mannelijke runderen tijdens de opslagperiode te garanderen, ook worden bepaald dat de marktdeelnemers een vooraf door de douaneautoriteit goedgekeurd computerbestand opzetten en bijhouden.

(9)

Om de transparantie van de transacties te verbeteren en de snelheid en doeltreffendheid van de controles te vergroten, moeten het aantal verklaringen van inslag die in verband met het uitbenen mogen worden ingediend, en het aantal attesten voor uitgebeend vlees die betrekking hebben op het in opslag nemen onder controle, worden beperkt.

(10)

Voor de goede werking van de regeling moet worden voorzien in afwijkingen van het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie van 9 juni 2000 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (6), met name ten aanzien van het tijdstip van overlegging en afboeking van de certificaten, en het beheer van de overeenkomstige zekerheid.

(11)

Voorts moet ook een maximale opslagperiode worden vastgesteld en moet worden bepaald welke handelingen in die periode mogen worden verricht.

(12)

Ook moeten de criteria worden vastgesteld voor de controle tijdens de opslagperiode, alsmede de frequentie van die controles en de gevolgen die daaraan zijn verbonden indien wordt geconstateerd dat de in het gegevensbestand geregistreerde gegevens niet overeenstemmen met de fysieke voorraden.

(13)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Werkingssfeer

Onverminderd het bepaalde in Verordening (EG) nr. 800/1999 en Verordening (EEG) nr. 1964/82, gelden voor de betaling van de bijzondere uitvoerrestitutie voor vlees zonder been van volwassen mannelijke runderen dat vóór uitvoer onder het stelsel van douane-entrepots is geplaatst, de in de onderhavige verordening vastgestelde voorwaarden.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)

„vlees zonder been van volwassen mannelijke runderen”: de producten van de codes 0201 30 00 9100 en 0201 30 00 9120 van de bij Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (7) vastgestelde landbouwproductennomenclatuur voor de uitvoerrestituties;

b)

„stelsel van douane-entrepots”: het in artikel 98, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (8) omschreven stelsel;

c)

„marktdeelnemer”: de in artikel 2, lid 1, onder i), van Verordening (EG) nr. 800/1999 omschreven exporteur;

d)

„uitbeningsverrichting”: de hoeveelheid vlees zonder been dat in één dag of deel van een dag wordt geproduceerd;

e)

„attest voor uitgebeend vlees”: het in artikel 4, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 1964/82 bedoelde attest.

Artikel 3

Toelating tot het stelsel van douane-entrepots

1.   Vlees zonder been van volwassen mannelijke runderen mag slechts onder het stelsel van douane-entrepots worden geplaatst indien de douaneautoriteit die belast is met het beheer en de controle van dat stelsel, daarvoor schriftelijk toestemming heeft gegeven.

2.   De in lid 1 bedoelde toestemming wordt slechts gegeven aan marktdeelnemers die zich er schriftelijk toe verbinden een elektronisch gegevensbestand bij te houden voor de onder het stelsel van douane-entrepots te plaatsen producten (hierna „gegevensbestand” genoemd) en te garanderen dat opslag uitsluitend plaatsvindt in de lidstaat waar de toestemming is gegeven en op de plaatsen waarvoor de toestemming geldt. Wanneer de opslag plaatsvindt op verschillende locaties, mag de toestemming worden gegeven voor elke opslagplaats waar een gegevensbestand wordt bijgehouden.

Indien de opslag geheel of gedeeltelijk wordt verricht door een namens de marktdeelnemer handelende derde, mag het gegevensbestand door deze laatste worden bijgehouden onder de verantwoordelijkheid van de marktdeelnemer die zich garant stelt voor de juistheid van de gegevens.

De douaneautoriteit controleert vooraf het bestaan en de werking van het gegevensbestand, waartoe zij rechtstreeks en zonder voorafgaande melding toegang moet hebben, wel degelijk bestaat en controleert de werking ervan. De wijze waarop het gegevensbestand kan worden geraadpleegd, wordt gepreciseerd in de in lid 1 bedoelde toestemming.

Artikel 4

Inslag

1.   De marktdeelnemer aan wie de in artikel 3, lid 1, bedoelde toestemming is gegeven, legt aan de douaneautoriteit een verklaring van inslag voor waarmee hij zijn voornemen te kennen geeft om vlees zonder been van volwassen mannelijke runderen, gekoeld of bevroren, onder het stelsel van douane-entrepots te plaatsen in afwachting dat het wordt uitgevoerd. Deze verklaring mag uitsluitend worden ingediend in de lidstaat waar de uitbeningsverrichting heeft plaatsgevonden.

De verklaring bevat met name de omschrijving van de goederen aan de hand van de code van de landbouwproductennomenclatuur voor de uitvoerrestituties van het onder het stelsel te plaatsen vlees, het nettogewicht en alle gegevens die nodig zijn voor de nauwkeurige identificatie van het vlees en van de plaatsen waar het in afwachting van uitvoer zal worden opgeslagen.

De verklaring gaat vergezeld van het attest of de attesten voor uitgebeend vlees en van exemplaar nr. 1 van het geldende uitvoercertificaat dat, in afwijking van artikel 24, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1291/2000, samen met de verklaring van inslag aan de douaneautoriteit wordt overgelegd.

2.   Per uitbeningsverrichting mogen ten hoogste twee verklaringen van inslag onder douanecontrole worden aanvaard. Een verklaring van inslag mag slechts betrekking hebben op ten hoogste twee attesten voor uitgebeend vlees.

3.   De datum van aanvaarding van de verklaring van inslag, het nummer van het attest of de attesten voor uitgebeend vlees waarvan vlees zonder been van volwassen mannelijke runderen vergezeld moet gaan wanneer het onder het stelsel van douane-entrepots wordt geplaatst, alsmede het verband met het aantal dozen per soort deelstuk en de identificatie en het gewicht van dat vlees, worden vermeld in de verklaring van inslag.

De in de eerste alinea bedoelde gegevens worden op zodanige wijze vermeld dat het verband tussen de verschillende ingeslagen partijen vlees en de overeenkomstige attesten duidelijk kan worden bepaald.

De datum van aanvaarding van de verklaring van inslag, het gewicht van het vlees en het nummer van de verklaring van inslag worden onmiddellijk vermeld in de vakken 10 en 11 van het attest voor uitgebeend vlees.

4.   De aanvaarde verklaringen van inslag worden langs administratieve weg meegedeeld aan de instantie die met de betaling van de uitvoerrestituties is belast. Dat geldt ook voor de attesten voor uitgebeend vlees waarvoor alle beschikbare hoeveelheden zijn afgeboekt.

5.   Na afboeking en visering door de douaneautoriteit wordt het exemplaar nr. 1 van het uitvoercertificaat teruggegeven aan de marktdeelnemer.

6.   In afwijking van artikel 31, onder b), van Verordening (EG) nr. 1291/2000 wordt, voor vlees zonder been van volwassen mannelijke runderen dat vóór uitvoer onder het stelsel van douane-entrepots is geplaatst, ervan uitgegaan dat de verplichting tot uitvoer is nagekomen en van het recht op uitvoer op grond van het certificaat is gebruikgemaakt op de dag waarop de verklaring van inslag is aanvaard. Aangenomen wordt dat aan de hoofdvereiste is voldaan indien het bewijs wordt geleverd dat de verklaring van inslag is aanvaard. De bepalingen van de artikelen 33 en 35 van Verordening (EG) nr. 1291/2000 zijn in dit verband van overeenkomstige toepassing.

7.   De datum van aanvaarding van de verklaring van inslag is bepalend voor de aard, de hoeveelheid en de kenmerken van de producten die overeenkomstig artikel 10 in aanmerking zijn genomen voor betaling van de restitutie.

8.   Vlees zonder been van volwassen mannelijke runderen, waarvoor een verklaring van inslag is aanvaard, dienen een fysieke controle te ondergaan die betrekking heeft op een representatieve steekproef van ten minste 5 % van de aanvaarde verklaringen van inslag.

Artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 386/90 van de Raad (9) en artikel 2, lid 2, de artikelen 3, 4, 5 en 6, artikel 8, leden 1 en 2, artikel 11, eerste alinea, en bijlage I van Verordening (EG) nr. 2090/2002 van de Commissie (10) zijn van overeenkomstige toepassing.

In afwijking van het bepaalde in de eerste alinea, mag de fysieke controle betrekking hebben op een lager percentage van de aanvaarde verklaringen van inslag, met dien verstande dat het nooit lager mag zijn dan 2 %, indien de douaneautoriteit gebruikmaakt van de risicoanalyse met inachtneming van de bij Verordening (EG) nr. 3122/94 van de Commissie (11) vastgestelde criteria.

Artikel 5

Traceerbaarheid van het vlees

Het gegevensbestand moet zo zijn opgezet dat:

a)

gedurende de hele opslagperiode het onder de regeling vallende vlees administratief kan worden getraceerd;

b)

op elk moment de stand van zaken kan worden opgemaakt met betrekking tot de opgeslagen hoeveelheden vlees, ten aanzien van elk van de in de derde alinea genoemde criteria.

De in de eerste alinea, onder a), bedoelde traceerbaarheid is gebaseerd op een unieke identificatie van alle vlees dat is verkregen in één uitbeningsverrichting die heeft plaatsgevonden voordat de producten onder het stelsel van douane-entrepots zijn geplaatst.

De in de tweede alinea bedoelde unieke identificatie omvat:

a)

een uniek nummer,

b)

de datum van productie,

c)

het nummer van het attest voor uitgebeend vlees,

d)

het aantal dozen per soort verkregen deelstuk, met vermelding van het nettogewicht dat is geconstateerd op het tijdstip waarop de producten onder het stelsel van douane-entrepots zijn geplaatst.

Artikel 6

Bijwerking van het gegevensbestand

1.   Het gegevensbestand wordt bijgehouden door opneming van de hoeveelheden ingeslagen en uitgeslagen producten, uiterlijk op de datum van indiening van:

a)

de verklaring van inslag als bedoeld in artikel 4, lid 1;

b)

de aangifte ten uitvoer als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 800/1999.

2.   De in lid 1 bedoelde verklaringen en aangiften worden slechts aanvaard indien de douaneautoriteit heeft geconstateerd dat de verrichting waarvoor de verklaring/aangifte is opgesteld, in het gegevensbestand is vermeld als „ingeslagen” of „uitgeslagen”.

De douaneautoriteit kan de in lid 1 bedoelde aangiften/verklaringen evenwel aanvaarden zonder eerst de in de eerste alinea bedoelde constatering te hebben gedaan. In dat geval dient de marktdeelnemer aan die autoriteit te bevestigen dat de desbetreffende vermelding in het gegevensbestand is ingevoerd. De douaneautoriteit kan de constateringen dus uitstellen en groeperen, maar moet in ieder geval minimaal eens per periode van twee kalendermaanden constateringen doen.

Artikel 7

Opslagduur

1.   De termijn gedurende dewelke vlees zonder been van volwassen mannelijke runderen onder het stelsel van douane-entrepots mag blijven, bedraagt maximaal vier maanden te rekenen vanaf de datum van aanvaarding van de verklaring van inslag als bedoeld in artikel 4, lid 1.

2.   Wanneer de marktdeelnemer de in lid 1 vastgestelde termijn niet in acht neemt of een deel van de onder het stelsel van douane-entrepots geplaatste producten aan de controle onttrekt, wordt ervan uitgegaan dat voor de betrokken hoeveelheid niet aan de verplichting tot uitvoer is voldaan.

De douaneautoriteit die de in artikel 4, lid 1, bedoelde verklaring van inslag heeft aanvaard, of de in artikel 9, lid 3, bedoelde instantie die met de betaling van de uitvoerrestituties is belast, stelt de autoriteit die het uitvoercertificaat heeft afgegeven, daarvan onverwijld in kennis. Daarbij wordt, op de daarvoor meest geschikte wijze, met name mededeling gedaan van de hoeveelheid en de aard van de betrokken producten, het nummer van het certificaat en de datum van de betrokken afboeking.

3.   In geval van niet-naleving van de verplichting tot uitvoer past de autoriteit die het certificaat heeft afgegeven, het bepaalde in artikel 44 van Verordening (EG) nr. 1291/2000 mutatis mutandis toe.

Artikel 8

Behandelingen tijdens de opslag

1.   Tijdens de in artikel 7 bedoelde opslagperiode, mag het vlees zonder been van de volwassen mannelijke runderen, onder de door de douaneautoriteit vastgestelde voorwaarden, worden voorzien van een ander etiket, worden ingevroren en eventueel worden herverpakt, voor zover:

a)

de individuele verpakking van elk stuk vlees geen verandering ondergaat of niet wordt gewijzigd;

b)

het verband met de oorspronkelijke etikettering wordt gehandhaafd en de in artikel 5 bedoelde traceerbaarheid van het vlees niet in het gedrang wordt gebracht.

Wanneer de in de eerste alinea bedoelde behandelingen worden uitgevoerd, worden zij geregistreerd in het gegevensbestand en wordt een duidelijk verband gelegd met de verklaring van inslag en het attest of de attesten voor uitgebeend vlees.

2.   De restitutie die van toepassing is voor de producten waarvoor de in lid 1 bedoelde behandelingen zijn toegepast, wordt bepaald naar gelang van de hoeveelheid, de aard en de kenmerken van het vlees op de datum van aanvaarding van de verklaring van inslag, overeenkomstig artikel 4, lid 3.

Met eventueel gewichtsverlies tijdens de opslag in douane-entrepot wordt geen rekening gehouden voor de bepaling van de restitutie, indien dat verlies uitsluitend het gevolg is van een natuurlijke gewichtsvermindering van de producten. Schade aan de producten wordt niet beschouwd als een natuurlijke gewichtsvermindering.

Artikel 9

Formaliteiten bij uitvoer

1.   Bij het vervullen van de douaneformaliteiten bij uitvoer van vlees zonder been van volwassen mannelijke runderen die onder het stelsel van douane-entrepots zijn geplaatst overeenkomstig deze verordening, worden het nummer van de verklaring(en) van de inslag en de met elke verklaring van inslag overeenkomende uitgevoerde hoeveelheid onder controle van de douaneautoriteit vermeld op de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 800/1999 bedoelde aangifte(n) ten uitvoer.

2.   De aangifte ten uitvoer moet uiterlijk op de laatste dag van de in artikel 7, lid 1, bedoelde termijn worden overgelegd.

3.   Nadat de douaneformaliteiten bij uitvoer zijn vervuld, wordt elke aangifte ten uitvoer langs administratieve weg toegezonden aan de instantie die met betaling van de uitvoerrestituties is belast.

Artikel 10

Toekenning van de restitutie

1.   De restitutie wordt betaald door de lidstaat waar de verklaring van inslag is aanvaard overeenkomstig artikel 4, lid 1.

2.   Wanneer de met een verklaring van inslag overeenkomende hoeveelheden zijn uitgevoerd, heeft de marktdeelnemer recht op de betaling van de restitutie voor de betrokken hoeveelheden, voor zover is voldaan aan de andere voorwaarden van de communautaire regelgeving inzake de uitvoer met restituties, met name die welke zijn vastgesteld in artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 1964/82, en artikel 21 en titel IV van Verordening (EG) nr. 800/1999.

Wanneer de marktdeelnemer heeft gebruikgemaakt van het bepaalde in artikel 24 van Verordening (EG) nr. 800/1999, dient de instantie die met de betaling van de restituties is belast, zich ervan te vergewissen dat aan de bepalingen van artikel 6, van Verordening (EEG) nr. 1964/82 is voldaan, vóórdat de desbetreffende zekerheid wordt vrijgegeven.

3.   Wanneer de marktdeelnemer een of meer van de in artikel 7, lid 1, van de onderhavige verordening en in artikel 7, lid 1, en artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 800/1999 vastgestelde termijnen niet in acht neemt, wordt de voor de betrokken uitvoer geldende restitutie, behoudens in geval van overmacht, als volgt gecorrigeerd:

a)

de restitutie wordt eerst verlaagd met 15 %;

b)

de daardoor verkregen restitutie wordt vervolgens verlaagd met:

i)

2 % per dag waarmee de in artikel 7, lid 1, van de onderhavige verordening, en artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 800/1999 vastgestelde termijnen worden overschreden;

ii)

5 % per dag waarmee de in artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 800/1999 vastgestelde termijn wordt overschreden.

Wanneer de in artikel 49, lid 2, van Verordening (EG) nr. 800/1999 bedoelde documenten worden overgelegd binnen zes maanden na de daarvoor vastgestelde termijn, wordt de restitutie, in voorkomend geval zoals vastgesteld overeenkomstig de eerste alinea, verminderd met een bedrag dat gelijk is aan 15 % van de restitutie die zou zijn betaald indien alle termijnen zouden zijn nageleefd.

Artikel 50, leden 3, 4 en 6, van Verordening (EG) nr. 800/1999 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11

Controle van de opslag

1.   De douaneautoriteit verricht ten minste tweemaal per kalenderjaar een onaangekondigde controle met betrekking op de werking en de inhoud van het gegevensbestand.

In totaal wordt minimaal 5 % gecontroleerd van de totale hoeveelheid producten die volgens het gegevensbestand is opgeslagen op de datum waarop de controle aanvangt. Gecontroleerd wordt of het in de opslagplaats geselecteerde vlees in het gegevensbestand kan worden getraceerd, en omgekeerd of het in het gegevensbestand geregistreerde vlees zich in de opslagplaats bevindt.

Over iedere controle wordt een verslag opgesteld.

2.   De douaneautoriteit stelt de instantie die met de betaling van de uitvoerrestituties is belast, in kennis van:

a)

elke toestemming die is gegeven, geschorst of ingetrokken;

b)

elke controle die is verricht.

Wanneer het vermoeden bestaat dat zich onregelmatigheden hebben voorgedaan, kan de instantie die met de betaling van de uitvoerrestituties is belast, de douaneautoriteit verzoeken een controle te verrichten.

Artikel 12

Sancties

Indien de douaneautoriteit een discrepantie constateert tussen de fysieke voorraad en de in het gegevensbestand geregistreerde voorraad, wordt de in artikel 3, lid 1, bedoelde toestemming geschorst voor een door de lidstaten vast te stellen periode die niet korter mag zijn dan drie maanden, te rekenen vanaf de datum van de constatering. Gedurende de schorsingsperiode mag de marktdeelnemer geen vlees zonder been van volwassen mannelijke runderen onder het stelsel van douane-entrepots plaatsen op grond van de onderhavige verordening.

De toestemming wordt niet geschorst indien de discrepantie tussen de fysieke voorraad en de in het gegevensbestand geregistreerde voorraad het gevolg is van overmacht.

De toestemming wordt evenmin geschorst indien de ontbrekende of niet in het gegevensbestand geregistreerde hoeveelheden niet meer bedragen dan 1 % van het totale gewicht van de voor de controle geselecteerde producten en de discrepantie is toe te schrijven aan omissies of eenvoudige administratieve fouten, op voorwaarde dat corrigerende maatregelen worden genomen om te voorkomen dat dergelijke anomalieën zich in de toekomst weer voordoen.

In geval van recidive kan de douaneautoriteit de toestemming definitief intrekken.

Artikel 13

Mededeling aan de Commissie

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de hoeveelheden vlees zonder been van grote volwassen runderen die vóór uitvoer onder de regeling van douane-entrepots zijn geplaatst overeenkomstig de onderhavige verordening, gespecificeerd naar betrokken hoeveelheid op basis van de twaalfcijferige code van de bij Verordening (EEG) nr. 3846/87 vastgestelde landbouwproductennomenclatuur voor uitvoerrestituties.

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze mededeling wordt verricht uiterlijk de tweede maand die volgt op die waarin de verklaring van inslag is aanvaard.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 november 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 212 van 21.7.1982, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1713/2006 (PB L 321 van 21.11.2006, blz. 11).

(3)  PB L 62 van 7.3.1980, blz. 5. Verordening ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 1713/2006.

(4)  PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1713/2006.

(5)  PB L 69 van 13.3.2003, blz. 18. Verordening ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 1713/2006.

(6)  PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1713/2006.

(7)  PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1.

(8)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.

(9)  PB L 42 van 16.2.1990, blz. 6.

(10)  PB L 322 van 27.11.2002, blz. 4.

(11)  PB L 330 van 21.12.1994, blz. 31.


25.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 329/13


VERORDENING (EG) Nr. 1742/2006 VAN DE COMMISSIE

van 24 november 2006

betreffende de opening en de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor wijn van oorsprong uit de Republiek Albanië

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (1), en met name op artikel 62,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Een Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Albanië, anderzijds (hierna „de stabilisatie- en associatieovereenkomst” genoemd) is op 12 juni 2006 in Luxemburg ondertekend. Het proces van ratificatie van de stabilisatie- en associatieovereenkomst is aan de gang.

(2)

Op 12 juni 2006 heeft de Raad een Interim-overeenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Republiek Albanië, anderzijds (2) (hierna „de interim-overeenkomst” genoemd) gesloten, welke overeenkomst voorziet in een vroege inwerkingtreding van de bepalingen inzake de handel en aanverwante zaken van de stabilisatie- en associatieovereenkomst. De interim-overeenkomst zal op 1 december 2006 in werking treden.

(3)

In de interim-overeenkomst en in de stabilisatie- en associatieovereenkomst is bepaald dat wijn van oorsprong uit Albanië binnen de grenzen van communautaire tariefcontingenten tegen een op nul vastgesteld douanerecht in de Gemeenschap kan worden ingevoerd.

(4)

De tariefcontingenten waarin de interim-overeenkomst en de stabilisatie- en associatieovereenkomst voorzien, zijn jaarcontingenten die gedurende een onbepaalde periode steeds worden herhaald. De Commissie dient de uitvoeringsmaatregelen voor de opening en het beheer van deze communautaire tariefcontingenten vast te stellen.

(5)

Bij Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (3) zijn de voorschriften gecodificeerd voor het beheer van tariefcontingenten die bestemd zijn om te worden gebruikt in chronologische volgorde van de data van aanvaarding van de douaneaangiften.

(6)

Er dient in het bijzonder voor te worden gezorgd dat alle communautaire importeurs gelijke en voortdurende toegang tot de tariefcontingenten hebben en dat de voor de contingenten vastgestelde rechten zonder onderbreking voor alle invoer van de betrokken producten in alle lidstaten worden toegepast totdat de contingenten volledig zijn gebruikt. Ter wille van een doelmatig gemeenschappelijk beheer van de contingenten dient het zonder belemmering mogelijk te zijn, de lidstaten toe te staan om de nodige hoeveelheden die met werkelijke invoer overeenstemmen, uit de contingenten op te nemen. De uitwisseling van gegevens tussen de lidstaten en de Commissie dient zo veel mogelijk langs elektronische weg te gebeuren.

(7)

Deze verordening moet van toepassing zijn vanaf de inwerkingtreding van de interim-overeenkomst en moet na de inwerkingtreding van de stabilisatie- en associatieovereenkomst van toepassing blijven.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor wijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Voor in de Gemeenschap ingevoerde wijn van oorsprong uit Albanië worden tariefcontingenten tegen een op nul vastgesteld douanerecht geopend zoals aangegeven in de bijlage.

2.   Het nulrecht wordt toegepast op voorwaarde dat de ingevoerde wijn vergezeld gaat van een bewijs van oorsprong zoals bepaald in Protocol nr. 3 van de interim-overeenkomst en van de stabilisatie- en associatieovereenkomst.

Artikel 2

De in artikel 1 bedoelde tariefcontingenten worden door de Commissie beheerd overeenkomstig de artikelen 308 bis tot en met 308 quater van Verordening (EEG) nr. 2454/93.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 december 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 november 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2165/2005 (PB L 345 van 28.12.2005, blz. 1).

(2)  PB L 239 van 1.9.2006, blz. 2.

(3)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 402/2006 (PB L 70 van 9.3.2006, blz. 35).


BIJLAGE

Volgnummer

GN-code (1)

Taric-onderverdeling

Omschrijving

Jaarlijks contingentsvolume

(in hl)

Tariefcontingentsrecht

09.1512

ex 2204 10 19

91, 99

Mousserende kwaliteitswijn, andere dan champagne of Asti spumante

Van 1 tot en met 31 december 2006: 5 000

Voor elk verder jaar, van 1 januari tot en met 31 december: 5 000

Vrij

ex 2204 10 99

91, 99

2204 21 10

 

Andere wijn van verse druiven, in verpakkingen inhoudende niet meer dan 2 l

ex 2204 21 79

79, 80

ex 2204 21 80

79, 80

ex 2204 21 84

59, 70

ex 2204 21 85

79, 80

ex 2204 21 94

20

ex 2204 21 98

20

ex 2204 21 99

10

09.1513

2204 29 10

 

Andere wijn van verse druiven, in verpakkingen inhoudende meer dan 2 l

Van 1 tot en met 31 december 2006: 2 000

Voor elk verder jaar, van 1 januari tot en met 31 december: 2 000

Vrij

2204 29 65

 

ex 2204 29 75

10

2204 29 83

 

ex 2204 29 84

20

ex 2204 29 94

20

ex 2204 29 98

20

ex 2204 29 99

10


(1)  In afwijking van de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur moeten de bewoordingen van de omschrijving van de producten worden geacht slechts als aanwijzing te gelden en is in het kader van deze bijlage de reikwijdte van de GN-code bepalend voor de toepasselijkheid van de preferentiële regeling. In het geval van een door „ex” voorafgegane GN-code is het de combinatie van de GN-code en de bijbehorende omschrijving die bepalend is voor de toepasselijkheid van de preferentiële regeling.


25.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 329/16


VERORDENING (EG) Nr. 1743/2006 VAN DE COMMISSIE

van 24 november 2006

tot verlening van een permanente vergunning voor een toevoegingsmiddel in diervoeding

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding (1), en met name op artikel 3 en artikel 9.D, lid 1,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (2), en met name op artikel 25,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1831/2003 voorziet in de toelating van toevoegingsmiddelen voor diervoeding.

(2)

Artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 bevat overgangsmaatregelen voor vergunningaanvragen betreffende toevoegingsmiddelen die vóór de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 1831/2003 overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG zijn ingediend.

(3)

De aanvraag voor het in de bijlage bij deze verordening genoemde toevoegingsmiddel is vóór de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingediend.

(4)

De eerste opmerkingen betreffende deze aanvraag zijn krachtens artikel 4, lid 4, van Richtlijn 70/524/EEG vóór de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 1831/2003 aan de Commissie toegezonden. Deze aanvraag moet daarom nog overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 70/524/EEG worden behandeld.

(5)

Er zijn gegevens ingediend ter staving van deze aanvraag van een vergunning zonder tijdsbeperking voor het enzympreparaat 6-fytase EC 3.1.3.26, geproduceerd door Schizosaccharomyces pombe (ATCC 5233), voor mestkippen. De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft op 20 april 2006 een advies uitgebracht over de veiligheid en de werkzaamheid van dat preparaat.

(6)

Uit de beoordeling blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 3.A van Richtlijn 70/524/EEG voor een dergelijke vergunning wordt voldaan. Het gebruik van dat enzympreparaat, zoals omschreven in de bijlage bij deze verordening, moet daarom zonder tijdsbeperking worden toegestaan.

(7)

Uit de beoordeling van deze aanvraag blijkt dat er bepaalde procedures nodig zijn om de werknemers tegen blootstelling aan het in de bijlage opgenomen toevoegingsmiddel te beschermen. Die bescherming moet worden gewaarborgd door toepassing van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (3).

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het tot de groep „Enzymen” behorende preparaat zoals omschreven in de bijlage wordt onder de in de bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning zonder tijdsbeperking voor gebruik als toevoegingsmiddel in diervoeding verleend.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 november 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1800/2004 van de Commissie (PB L 317 van 16.10.2004, blz. 37).

(2)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 378/2005 van de Commissie (PB L 59 van 5.3.2005, blz. 8).

(3)  PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).


BIJLAGE

EG-nr.

Toevoegingsmiddel

Chemische formule en beschrijving

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimum

Maximum

Overige bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

Activiteitseenheden/kg volledig diervoeder

Enzymen

E 1640

6-Fytase

EC 3.1.3.26

Bereiding van 6-fytase, geproduceerd door Schizosaccharomyces pombe (ATCC 5233), met een minimale activiteit van:

Vloeibaar:

6-fytase: 5 000 FTU (1)/ml

Mestkippen

 

250 FTU

 

1.

De opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden in de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel.

2.

Aanbevolen dosis/kg volledig diervoeder: 250-750 FTU

3.

Voor gebruik in mengvoeders met meer dan 0,23 % aan fytine gebonden fosfor

Zonder tijdsbeperking


(1)  1 FTU is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 5,5 en een temperatuur van 37 °C 1 micromol anorganisch fosfaat per minuut vrijmaakt uit een natriumfytaatsubstraat.


25.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 329/19


VERORDENING (EG) Nr. 1744/2006 VAN DE COMMISSIE

van 24 november 2006

houdende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de steun voor zijderupsen

(Gecodificeerde versie)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1544/2006 van de Raad van 5 oktober 2006 tot vaststelling van bijzondere maatregelen ter bevordering van de zijderupsenteelt (1), inzonderheid op artikel 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EEG) nr. 1054/73 van de Commissie van 18 april 1973 houdende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de steun voor zijderupsen (2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (3). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan.

(2)

Krachtens artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1544/2006 en artikel 2, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 922/72 van de Raad van 2 mei 1972 tot vaststelling van de algemene voorschriften voor het verlenen van steun voor zijderupsen (4), wordt de steun slechts verleend voor de dozen die een minimumhoeveelheid eieren bevatten en die een minimumhoeveelheid cocons hebben opgeleverd. Deze minimumhoeveelheden mogen door de lidstaten worden vastgesteld, waarbij nochtans rekening gehouden moet worden met de normale productieomstandigheden in de Gemeenschap.

(3)

De lidstaten moeten krachtens artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 922/72 een controlesysteem invoeren dat waarborgt dat het product waarvoor de steun wordt aangevraagd, beantwoordt aan de voor de toekenning van de steun gestelde voorwaarden. De door de telers in te dienen aanvragen om steun moeten bijgevolg het minimum aan aanduidingen bevatten dat voor deze controle nodig is.

(4)

Het is dienstig uniforme beschikkingen voor het uitbetalen van de steun vast te leggen.

(5)

De lidstaten zijn gemachtigd de steun slechts te verlenen aan de telers die hun dozen eieren van een erkend organisme hebben betrokken en die de geproduceerde cocons aan een erkend organisme hebben afgeleverd. Met het oog op een goede toepassing van deze steunregeling, moeten de voorwaarden voor erkenning van deze organismen worden vastgesteld.

(6)

Om de doeltreffendheid van de controleregeling te verzekeren, is in dit geval geboden te bepalen dat de aanvragen om steun vergezeld moeten gaan van attesten afgeleverd door genoemde organismen. Om dezelfde reden dient bepaald te worden dat de lidstaten de juistheid van die attesten moeten nagaan.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor natuurlijke vezels,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1544/2006 bedoelde steun voor zijderupsen, geteeld in de Gemeenschap, wordt toegekend op de in de artikelen 2 tot en met 6 van deze verordening omschreven voorwaarden.

Artikel 2

De steun wordt slechts verleend voor dozen:

a)

die ten minste 20 000 voor ontkieming geschikte eieren bevatten;

b)

die een minimumhoeveelheid geselecteerde cocons, van onberispelijk uiterlijk, rijp, van uniforme kleur en afmeting, vlek- en roestvrij, geschikt om te worden afgehaspeld, hebben opgeleverd.

De onder b) bedoelde minimumhoeveelheid wordt door de betrokken lidstaat bepaald; zij mag eventueel niet lager zijn dan 20 kg.

Artikel 3

1.   De steun wordt toegekend aan zijderupsentelers die daartoe, behoudens overmacht, uiterlijk 30 november van elk jaar een aanvraag indienen.

Als de steunaanvraag evenwel wordt ingediend:

uiterlijk op 31 december van hetzelfde jaar, wordt tweederde van de steun toegekend,

uiterlijk op 31 januari van het volgende jaar, wordt één derde van de steun toegekend.

Een zijderupsenteler kan slechts één enkele aanvraag indienen.

2.   Het steunbedrag wordt door de lidstaat aan de teler betaald binnen de vier maanden die volgen op die waarin de aanvraag werd ingediend.

Artikel 4

1.   De aanvraag om steun bevat ten minste:

de naam, het adres en de handtekening van de aanvrager;

het aantal gebruikte dozen eieren met opgave van de datum of data van ontvangst;

de op basis van deze eieren geproduceerde hoeveelheid cocons met opgave van de datum of data van levering;

de plaats waar de geproduceerde cocons zijn opgeslagen of, indien deze verkocht en geleverd zijn, de naam en het adres van de eerste koper.

2.   Wanneer het in artikel 2, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 922/72 bepaalde wordt toegepast, kan de aanvraag om steun slechts in behandeling worden genomen als zij vergezeld gaat van de in artikel 6 bedoelde attesten.

Artikel 5

1.   De erkenning, bedoeld in artikel 2, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 922/72, wordt alleen verleend aan publieke of privé-organismen die een boekhouding bijhouden waarin ten minste zijn vermeld:

het aantal geleverde dozen eieren met opgave van de naam van de kweker die ze ontvangt en de datum van levering,

de hoeveelheid binnengekomen cocons met opgave van de kweker die ze heeft geleverd en de datum van ontvangst.

2.   De lidstaten onderwerpen de erkende organismen aan een controle die het met name mogelijk maakt na te gaan of er overeenstemming bestaat tussen de vermeldingen in de boekhouding ter zake en die in de attesten bedoeld in artikel 6.

Artikel 6

De erkende organismen overhandigen de zijderupsentelers:

uiterlijk 40 dagen na de levering van de dozen eieren, een attest waarop ten minste de naam en het adres van de betrokken kweker, het aantal geleverde dozen, de datum van levering en de datum van afgifte van het attest zijn vermeld.

uiterlijk 40 dagen na ontvangst van de cocons een attest waarop ten minste de naam en het adres van de betrokken kweker, de hoeveelheid binnengekomen cocons, de datum van ontvangst en de datum van afgifte van het attest zijn vermeld.

Artikel 7

Verordening (EEG) nr. 1054/73 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 8

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 november 2006.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 286 van 17.10.2006, blz. 1.

(2)  PB L 105 van 20.4.1973, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3565/92 (PB L 362 van 11.12.1992, blz. 10).

(3)  Zie blz. 21 van dit Publicatieblad.

(4)  PB L 106 van 5.5.1972, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 668/74 (PB L 85 van 29.3.1974, blz. 61).


BIJLAGE I

Ingetrokken verordening met de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Verordening (EEG) nr. 1054/73 van de Commissie

(PB L 105 van 20.4.1973, blz. 4)

Verordening (EEG) nr. 683/74 van de Commissie

(PB L 83 van 28.3.1974, blz. 13)

Verordening (EEG) nr. 3565/92 van de Commissie

(PB L 362 van 11.12.1992, blz. 10)


BIJLAGE II

Concordantietabel

Verordening (EEG) nr. 1054/73

De onderhavige verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 7

Artikel 8

Bijlagen I en II


25.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 329/22


VERORDENING (EG) Nr. 1745/2006 VAN DE COMMISSIE

van 24 november 2006

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 936/97 betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit en voor bevroren buffelvlees

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1), en met name op artikel 32, lid 1, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 936/97 van de Commissie (2) voorziet in de opening en het beheer op meerjarenbasis van een aantal contingenten voor rundvlees van hoge kwaliteit.

(2)

Om gebruik te kunnen maken van die contingenten moet worden voldaan aan de bij Verordening (EG) nr. 936/97 vastgestelde voorwaarden. Bij artikel 2, onder a), c) en d), van die verordening zijn met name de omschrijvingen vastgesteld waaraan rundvlees van hoge kwaliteit moet voldoen dat wordt ingevoerd uit respectievelijk Argentinië, Uruguay en Brazilië. In verband met de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1532/2006 van de Raad van 12 oktober 2006 inzake de wijziging van de omschrijving in het kader van bepaalde invoercontingenten voor rundvlees van hoge kwaliteit (3) dienen die omschrijvingen, om met verifieerbare en controleerbare parameters te kunnen werken, zo te worden gewijzigd dat zij respectievelijk verwijzen naar de officiële categorieën zoals deze op de dag van inwerkingtreding van de onderhavige verordening door de bevoegde autoriteiten van elk van die landen worden gehanteerd.

(3)

Het is ook dienstig te preciseren dat het bepaalde in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad (4), waarbij een identificatie- en registratieregeling voor runderen en voorschriften inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten zijn vastgesteld, van toepassing is bij de invoer van rundvlees van hoge kwaliteit zoals bedoeld in artikel 2, onder a), c) en d), van Verordening (EG) nr. 936/97.

(4)

Verordening (EG) nr. 936/97 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 2 van Verordening (EG) nr. 936/97 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Punt a) wordt vervangen door:

„a)

28 000 ton uitgebeend vlees van de GN-codes 0201 30 00 en 0206 10 95 dat aan de volgende omschrijving voldoet:

„Geselecteerde deelstukken van rundvlees die zijn verkregen van ossen, jonge ossen of vaarzen die sinds het spenen ervan uitsluitend zijn gevoed door het weiden ervan op grasland. De geslachte ossen moeten zijn ingedeeld bij de categorie „JJ”, „J”, „U” of „U2” en de geslachte jonge ossen en de geslachte vaarzen moeten zijn ingedeeld bij de categorie „AA”, „A” of „B” volgens de officiële indeling van rundvlees die is vastgesteld door het Argentijnse secretariaat voor Landbouw, Veehouderij, Visserij en Voedselvoorziening (Secretaría de Agricultura, Ganadería, Pesca y Alimentos — SAGPyA).”.

De deelstukken moeten worden geëtiketteerd overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad (5).

Aan de gegevens op het etiket mag de vermelding „Rundvlees van hoge kwaliteit” worden toegevoegd;

2)

De punten c) en d) worden vervangen door:

„c)

6 300 ton uitgebeend vlees van de GN-codes 0201 30 00, 0202 30 90, 0206 10 95 en 0206 29 91 dat aan de volgende omschrijving voldoet:

„Geselecteerde deelstukken van rundvlees die zijn verkregen van ossen („novillo”) of vaarzen („vaquillona”) zoals omschreven in de officiële indeling van geslachte runderen die is vastgesteld door het Uruguayaanse Nationale Vleesinstituut (Instituto Nacional de Carnes — INAC). Voor de productie van rundvlees van hoge kwaliteit mogen alleen dieren worden gebruikt die sinds het spenen ervan uitsluitend zijn gevoed door het weiden ervan op grasland. De geslachte dieren moeten volgens de genoemde indeling bij categorie „I”, „N” of „A” met vetbedekking „1”, „2”of „3” zijn ingedeeld.”.

De deelstukken moeten worden geëtiketteerd overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1760/2000.

Aan de gegevens op het etiket mag de vermelding „Rundvlees van hoge kwaliteit” worden toegevoegd;

d)

5 000 ton uitgebeend vlees van de GN-codes 0201 30 00, 0202 30 90, 0206 10 95 en 0206 29 91 dat aan de volgende omschrijving voldoet:

„Geselecteerde deelstukken die zijn verkregen van ossen of vaarzen die sinds het spenen ervan uitsluitend met weidegras zijn gevoed. De geslachte dieren moeten zijn ingedeeld bij categorie „B” met vetbedekking „2” of „3” volgens de officiële indeling van geslachte runderen die is vastgesteld door het Braziliaanse ministerie van Landbouw, Veehouderij en Voedselvoorziening (Ministério da Agricultura, Pecuária e Abastecimento).”.

De deelstukken moeten worden geëtiketteerd overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1760/2000.

Aan de gegevens op het etiket mag de vermelding „Rundvlees van hoge kwaliteit” worden toegevoegd;”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing voor het rundvlees dat wordt ingevoerd onder dekking van een op of na 1 januari 2007 afgegeven echtheidscertificaat.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 november 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 137 van 28.5.1997, blz. 10. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 408/2006 (PB L 71 van 10.3.2006, blz. 3).

(3)  PB L 283 van 14.10.2006, blz. 1.

(4)  PB L 204 van 11.8.2000, blz. 1. Verordening gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(5)  PB L 204 van 11.8.2000, blz. 1.”.


25.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 329/24


VERORDENING (EG) Nr. 1746/2006 VAN DE COMMISSIE

van 24 november 2006

houdende rectificatie van Verordening (EG) nr. 1279/2006 tot vaststelling, voor de valuta's van de lidstaten die de eenheidsmunt niet hebben aangenomen, van de specifieke landbouwomrekeningskoers voor de minimumprijzen voor suikerbieten en voor de productieheffingen en de aanvullende heffing in de sector suiker voor het verkoopseizoen 2005/2006

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1),

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1713/93 van de Commissie van 30 juni 1993 tot vaststelling van bijzondere voorschriften voor de toepassing van de landbouwomrekeningskoers in de suikersector (2), en met name op artikel 1, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1279/2006 van de Commissie (3) is een fout geslopen met betrekking tot de specifieke landbouwomrekeningskoers voor de Slowaakse kroon.

(2)

Deze fout moet worden gecorrigeerd door de voor de Slowaakse kroon vermelde wisselkoers van 39,0739 te vervangen door 38,0739.

(3)

Om de nieuwe koers te laten gelden voor het verkoopseizoen 2005/2006, moet zij van toepassing zijn met ingang van de datum waarop Verordening (EG) nr. 1279/2006 van toepassing is geworden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1279/2006 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 november 2006.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1585/2006 van de Commissie (PB L 294 van 25.10.2006, blz. 19).

(2)  PB L 159 van 1.7.1993, blz. 94. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1509/2001 (PB L 200 van 25.7.2001, blz. 19).

(3)  PB L 233 van 26.8.2006, blz. 10.


BIJLAGE

„BIJLAGE

Specifieke landbouwomrekeningskoers

1 euro =

29,0021

Tsjechische kroon

7,45928

Deense kroon

15,6466

Estlandse kroon

0,574130

Cyprisch pond

0,696167

Letlandse lats

3,45280

Litouwse litas

254,466

Hongaarse forint

0,429300

Maltese lire

3,92889

Poolse zloty

239,533

Sloveense tolar

38,0739

Slowaakse kroon

9,37331

Zweedse kroon

0,684339

Pond sterling”


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Commissie

25.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 329/26


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 17 november 2006

tot wijziging van Beschikking 2005/432/EG tot vaststelling van de veterinairrechtelijke en de gezondheidsvoorschriften en het model van de certificaten voor uit derde landen ingevoerde vleesproducten voor menselijke consumptie en tot intrekking van de Beschikkingen 97/41/EG, 97/221/EG en 97/222/EG

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5444)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/801/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 92/118/EEG van de Raad van 17 december 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke en de gezondheidsvoorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van producten waarvoor ten aanzien van deze voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving geldt als bedoeld in bijlage A, hoofdstuk I, van Richtlijn 89/662/EEG, en, wat ziekteverwekkers betreft, van Richtlijn 90/425/EEG (1), en met name op artikel 10, lid 2, onder c),

Gelet op Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (2), en met name op artikel 8, lid 4, artikel 9, lid 2, onder b) en artikel 9, lid 4, onder b) en c),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bepaalde verwijzingen naar definities in Beschikking 2005/432/EG (3) van de Commissie moeten worden bijgewerkt.

(2)

Aangezien Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne, Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong en Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong nu van toepassing zijn, is het nodig dat de communautaire gezondheids- en certificeringsvoorschriften voor de invoer in de Gemeenschap van vleesproducten die afkomstig zijn van als huisdier gehouden runderen, varkens, schapen, geiten, eenhoevigen en pluimvee en van gekweekt wild, tamme konijnen en vrij wild worden gewijzigd en bijgewerkt.

(3)

Het modelgezondheidscertificaat moet worden gewijzigd om het functioneren van Traces, opgezet overeenkomstig Beschikking 2003/623/EG van de Commissie van 19 augustus 2003 met betrekking tot de invoering van een geïntegreerd veterinair computersysteem, genaamd Traces (4), te vergemakkelijken.

(4)

Er moet worden voorzien in een overgangsperiode tijdens welke volgens de vorige voorschriften afgegeven certificaten nog kunnen worden gebruikt.

(5)

Beschikking 2005/432/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Beschikking 2005/432/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

De artikelen 2 en 3 worden vervangen door:

„Artikel 2

Definitie van vleesproducten

Voor de toepassing van deze beschikking geldt de definitie van vleesproducten in punt 7.1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 853/2004.

Artikel 3

Voorschriften betreffende soorten en dieren

De lidstaten vergewissen zich ervan dat zendingen vleesproducten die in de Gemeenschap worden ingevoerd, afkomstig zijn van vlees of van vleesproducten van de volgende soorten of dieren:

a)

als huisdier gehouden pluimvee van de volgende soorten: kippen, kalkoenen, parelhoenders, ganzen en eenden;

b)

als huisdier gehouden dieren van de volgende soorten: runderen, met inbegrip van Bubalus bubalis en Bison bison, varkens, schapen, geiten en eenhoevigen;

c)

gekweekt wild en tamme konijnen, als omschreven in punt 1.6 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 853/2004;

d)

vrij wild, als omschreven in punt 1.5 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 853/2004.”.

2)

Bijlage III wordt vervangen door de tekst in bijlage I bij deze beschikking.

3)

Bijlage IV wordt vervangen door de tekst in bijlage II bij deze beschikking.

Artikel 2

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 1 maart 2007.

Veterinaire en gezondheidscertificaten die vóór de datum van toepassing van deze beschikking zijn afgegeven, mogen echter worden gebruikt tot 1 juni 2007.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 17 november 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 62 van 15.3.1993, blz. 49. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/41/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 157 van 30.4.2004, blz. 33; rectificatie in PB L 195 van 2.6.2004, blz. 12).

(2)  PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.

(3)  PB L 151 van 14.6.2005, blz. 3. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 2006/330/EG (PB L 121 van 6.5.2006, blz. 43).

(4)  PB L 216 van 28.8.2003, blz. 58.


BIJLAGE I

„BIJLAGE III

(Model van het gezondheidscertificaat voor vleesproducten bestemd voor verzending uit een derde land naar de Europese Gemeenschap)

Image

Image

Image

Image


BIJLAGE II

„BIJLAGE IV

(Doorvoer en/of opslag)

Image

Image


25.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 329/34


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 23 november 2006

tot goedkeuring van de programma’s voor de uitroeiing van klassieke varkenspest bij wilde varkens en het uitvoeren van noodvaccinatie tegen klassieke varkenspest bij wilde en op bedrijven gehouden varkens in Roemenië

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5426)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/802/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op het Verdrag betreffende de toetreding van Bulgarije en Roemenië, en met name op artikel 4, lid 3,

Gelet op de Akte van toetreding van Bulgarije en Roemenië, en met name op artikel 42,

Gelet op Richtlijn 2001/89/EG van de Raad van 23 oktober 2001 betreffende maatregelen van de Gemeenschap ter bestrijding van klassieke varkenspest (1), en met name op artikel 16, lid 1, tweede alinea, artikel 19, lid 3, tweede alinea en artikel 20, lid 2, vierde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2001/89/EG bevat minimummaatregelen van de Gemeenschap ter bestrijding van klassieke varkenspest. Dat houdt onder meer in dat de lidstaten na bevestiging van een primair geval van klassieke varkenspest bij wilde varkens aan de Commissie een programma voorleggen met maatregelen om die ziekte uit te roeien. Ook voorziet die richtlijn in noodvaccinatie van wilde varkens en varkens op varkensbedrijven.

(2)

In 2006 hebben zich gevallen van klassieke varkenspest voorgedaan onder wilde varkens en op bedrijven gehouden varkens in Roemenië.

(3)

In verband met de toetreding van Roemenië moeten op communautair niveau maatregelen worden vastgesteld ten aanzien van de situatie rond klassieke varkenspest in dat land.

(4)

Roemenië heeft een programma geïntroduceerd om klassieke varkenspest in het hele land in kaart te brengen en te bestrijden. Dat programma loopt nog.

(5)

Ook heeft Roemenië op 27 september 2006 bij de Commissie een programma voor de uitroeiing van klassieke varkenspest bij wilde varkens en een programma voor het uitvoeren van noodvaccinatie tegen klassieke varkenspest bij wilde varkens op het hele grondgebied van het land ingediend.

(6)

Verder heeft Roemenië op 27 september 2006 bij de Commissie een programma ingediend voor het uitvoeren van noodvaccinatie met een merkervaccin bij varkens op grote varkensbedrijven en een programma voor het uitvoeren van noodvaccinatie met een levend verzwakt conventioneel vaccin bij varkens op kleinere varkensbedrijven.

(7)

De door Roemenië ingediende programma’s zijn door de Commissie bestudeerd en in overeenstemming met Richtlijn 2001/89/EG bevonden.

(8)

Met het oog op de diergezondheid moet Roemenië ervoor zorgen dat die maatregelen daadwerkelijk worden uitgevoerd, met name door de instelling van volledig operationele nationale en plaatselijke ziektebestrijdingscentra zoals in de op 27 september 2006 ingediende programma’s is voorzien.

(9)

Aangezien klassieke varkenspest op het grondgebied van Roemenië endemisch is, heeft de Commissie Beschikking 2006/779/EG van 14 november 2006 tot vaststelling van overgangsmaatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met klassieke varkenspest in Roemenië (2) vastgesteld, die van toepassing wordt op de datum waarop het Verdrag betreffende de toetreding van Bulgarije en Roemenië in werking treedt.

(10)

De maatregelen van Beschikking 2006/779/EG verbieden onder andere de verzending van varkensvlees, varkensvleesproducten en producten en bereidingen met varkensvlees uit Roemenië naar de andere lidstaten. Daartoe moeten dat vlees en die producten van een speciaal keurmerk worden voorzien. Het is daarom wenselijk dat vers vlees van varkens die in het kader van de noodvaccinatie overeenkomstig deze beschikking gevaccineerd zijn, van hetzelfde keurmerk wordt voorzien, en dat er voorschriften worden vastgesteld voor het in de handel brengen van dat vlees.

(11)

Met het oog op de toetreding van Roemenië moeten de in deze beschikking vervatte maatregelen worden vastgesteld als overgangsmaatregelen die vanaf de datum van toetreding gedurende negen maanden van toepassing zijn.

(12)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Programma voor de uitroeiing van klassieke varkenspest bij wilde varkens

Het op 27 september 2006 door Roemenië bij de Commissie ingediende programma voor de uitroeiing van klassieke varkenspest bij wilde varkens in het in punt 1 van de bijlage genoemde gebied wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Programma voor noodvaccinatie tegen klassieke varkenspest bij wilde varkens

Het op 27 september 2006 door Roemenië bij de Commissie ingediende programma voor noodvaccinatie tegen klassieke varkenspest bij wilde varkens in het in punt 2 van de bijlage genoemde gebied wordt goedgekeurd.

Artikel 3

Programma voor noodvaccinatie tegen klassieke varkenspest met een merkervaccin bij varkens op varkensbedrijven

Het op 27 september 2006 door Roemenië bij de Commissie ingediende programma voor noodvaccinatie tegen klassieke varkenspest met een merkervaccin bij varkens op varkensbedrijven in het in punt 3 van de bijlage genoemde gebied wordt goedgekeurd.

Artikel 4

Programma voor noodvaccinatie tegen klassieke varkenspest met een levend verzwakt conventioneel vaccin bij varkens op varkensbedrijven

Het op 27 september 2006 door Roemenië bij de Commissie ingediende programma voor noodvaccinatie tegen klassieke varkenspest met een levend verzwakt conventioneel vaccin bij varkens op varkensbedrijven in het in punt 4 van de bijlage genoemde gebied wordt goedgekeurd.

Artikel 5

Verplichtingen van Roemenië betreffende varkensvlees

Roemenië zorgt ervoor dat vlees afkomstig van varkens:

a)

die overeenkomstig artikel 3 gevaccineerd zijn met een merkervaccin, alleen in Roemenië in de handel gebracht wordt en niet naar andere lidstaten wordt verzonden;

b)

die overeenkomstig artikel 3 of artikel 4 gevaccineerd zijn, voorzien wordt van een speciaal keurmerk of identificatiemerk dat niet kan worden verward met het keurmerk van artikel 4 van Beschikking 2006/779/EG;

c)

die overeenkomstig artikel 4 gevaccineerd zijn met een levend verzwakt conventioneel vaccin, uitsluitend bestemd is voor particulier huishoudelijk gebruik of voor rechtstreekse levering van kleine hoeveelheden door de producent aan de eindverbruiker of de plaatselijke markt in dezelfde gemeente en niet naar andere lidstaten wordt verzonden.

Artikel 6

Informatieverplichtingen van Roemenië

Roemenië zorgt ervoor dat de Commissie en de lidstaten maandelijks de volgende informatie ontvangen over de uitvoering van de noodvaccinatieprogramma’s voor varkens als bedoeld in de artikelen 3 en 4:

a)

het aantal gevaccineerde varkens, het gebruikte aantal vaccindoses en het aantal bedrijven waar varkens zijn gevaccineerd;

b)

het aantal geslachte varkens en een lijst van de slachthuizen waar die varkens zijn geslacht;

c)

het aantal bewakingstesten die zijn uitgevoerd om de vaccinatie te controleren, het soort testen en de uitslagen ervan.

Artikel 7

Door Roemenië te nemen maatregelen

Roemenië neemt de nodige maatregelen om aan deze beschikking te voldoen en maakt die maatregelen bekend. Het stelt de Commissie hiervan onmiddellijk in kennis.

Artikel 8

Toepassing

Deze beschikking is van toepassing onder voorbehoud en vanaf de datum van inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de toetreding van Bulgarije en Roemenië.

Zij is gedurende negen maanden van toepassing.

Artikel 9

Adressaat

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 23 november 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 316 van 1.12.2001, blz. 5. Richtlijn gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(2)  PB L 314 van 15.11.2006, blz. 48.


BIJLAGE

1.   Gebied waar het programma voor de uitroeiing van klassieke varkenspest bij wilde varkens wordt uitgevoerd:

het hele grondgebied van Roemenië.

2.   Gebied waar het programma voor noodvaccinatie tegen klassieke varkenspest bij wilde varkens wordt uitgevoerd:

het hele grondgebied van Roemenië.

3.   Gebied waar het programma voor noodvaccinatie tegen klassieke varkenspest met merkervaccin bij varkens op varkensbedrijven wordt uitgevoerd:

het hele grondgebied van Roemenië.

4.   Gebied waar het programma voor noodvaccinatie tegen klassieke varkenspest met levend verzwakt conventioneel vaccin bij varkens op varkensbedrijven wordt uitgevoerd:

het hele grondgebied van Roemenië.


25.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 329/38


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 23 november 2006

houdende wijziging van Beschikking 2005/381/EG tot vaststelling van een vragenlijst voor de rapportage over de toepassing van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5546)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/803/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (1), en met name op artikel 21, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De vragenlijst in de bijlage van Beschikking 2005/381/EG van de Commissie (2) dient te worden aangepast in het licht van de ervaring die de lidstaten en de Commissie hebben opgedaan bij het gebruik van die vragenlijst en bij de evaluatie van de antwoorden op die vragenlijst met het oog op het opstellen van de jaarverslagen die vóór 30 juni 2005 moesten worden ingediend.

(2)

Uit de antwoorden van de lidstaten is gebleken dat er aspecten zijn die relevant zijn voor het verslag van de Commissie over de toepassing van Richtlijn 2003/87/EG maar die in de vragenlijst in de bijlage van Beschikking 2005/381/EG nog niet aan bod komen.

(3)

De evaluatie van de antwoorden van de lidstaten heeft uitgewezen dat sommige vragen niet consistent werden beantwoord en nadere verduidelijking behoeven.

(4)

De ervaring die is opgedaan gedurende de eerste volledige cyclus van bewaking, rapportage en verificatie van de kooldioxide-emissies door installaties die deelnemen aan de regeling voor de handel in emissierechten heeft een herziening van de desbetreffende onderdelen van de vragenlijst noodzakelijk gemaakt.

(5)

De bijlage van Beschikking 2005/381/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd en, ter wille van de duidelijkheid, worden vervangen.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité dat is ingesteld overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 91/692/EEG van de Raad van 23 december 1991 tot standaardisering en rationalisering van de verslagen over de toepassing van bepaalde richtlijnen op milieugebied (3),

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De bijlage bij Beschikking 2005/381/EG wordt vervangen door de tekst van de bijlage bij deze beschikking.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 23 november 2006.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2004/101/EG (PB L 338 van 13.11.2004, blz. 18).

(2)  PB L 126 van 19.5.2005, blz. 43.

(3)  PB L 377 van 31.12.1991, blz. 48. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).


BIJLAGE

„BIJLAGE

DEEL 1

VRAGENLIJST OVER DE UITVOERING VAN RICHTLIJN 2003/87/EG

1.   Gegevens betreffende de rapporterende instelling

1.

Naam van de contactpersoon:

2.

Officiële functieaanduiding van de contactpersoon:

3.

Naam en afdeling van de organisatie:

4.

Adres:

5.

Internationaal telefoonnummer:

6.

Internationaal faxnummer:

7.

E-mailadres:

2.   Bevoegde autoriteiten

De vragen 2.1 en 2.2 moeten worden beantwoord in het voor 30 juni 2007 in te dienen verslag en, in geval van wijzigingen tijdens de verslagperiode, in de daaropvolgende verslagen.

2.1.

Vermeld de naam en de afgekorte benaming van de bevoegde autoriteiten die belast zijn met de tenuitvoerlegging van de regeling voor de handel in emissierechten in uw land.

Maak voor het beantwoorden van deze vraag gebruik van onderstaande tabel. Voeg zo nodig extra regels toe.

Naam

Afkorting

Contactgegevens

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2.2.

Geef door het vermelden van de passende afkorting aan welke bevoegde autoriteit verantwoordelijk is voor elk van de in onderstaande tabel genoemde taken.

Vermeld de afkorting van de autoriteit die bevoegd is voor elk van de volgende taken:

Afgifte van vergunningen

 

Toewijzing van emissierechten

 

Afgifte van emissierechten

 

Validatie van de bewakingsmethodiek

 

Ontvangst en controle van de geverifieerde emissieverslagen

 

Accreditering van verificateurs

 

Registratie

 

Naleving en handhaving

 

Afgifte van ERU’s als gastland

 

Goedkeuring van het gebruik van CER’s en ERU’s met het oog op de naleving

 

Beheer van de reserve voor nieuwkomers

 

Publieksvoorlichting

 

Veiling van emissierechten

 

Beheer van opt-ins

 

Beheer van pooling

 

Andere (omschrijf):

 

3.   Betrokken activiteiten en installaties

3.1.

Hoeveel stookinstallaties hebben op 31 december van het verslagjaar een nominaal thermisch vermogen van meer dan 20 MW en minder dan 50 MW? Hoeveel CO2-equivalenten bedroeg de totale uitstoot van deze installaties in de verslagperiode?

Maak voor het beantwoorden van deze vraag gebruik van onderstaande tabel.

 

Aantal

Percentage van het totale aantal c.q. van de totale uitstoot

Aantal installaties met een nominaal thermisch vermogen van meer dan 20 MW en minder dan 50 MW

 

 

Door deze installaties uitgestoten hoeveelheid CO2-equivalenten

 

 

3.2.

Welke veranderingen zijn er tijdens de verslagperiode opgetreden ten opzichte van de tabel van het nationale toewijzingsplan in het onafhankelijke transactielogboek van de Gemeenschap op 1 januari van het verslagjaar (nieuwkomers, sluitingen, installaties waarvan de capaciteit tot onder de drempelwaarde is afgenomen)?

Maak voor het beantwoorden van deze vraag gebruik van tabel 1 van deel 2 van deze bijlage.

3.3.

Heeft de bevoegde autoriteit in de verslagperiode een aanvraag (aanvragen) ontvangen van exploitanten die een pool wensen te vormen overeenkomstig artikel 28 van Richtlijn 2003/87/EG (EH-richtlijn)? Zo ja, op welke activiteit van bijlage I van Richtlijn 2003/87/EG (hierna „bijlage I-activiteit” te noemen) had de aanvraag betrekking, en is de pool tot stand gekomen?

Maak voor het beantwoorden van deze vraag gebruik van onderstaande tabel.

Voornaamste bijlage I-activiteit (1)

Aantal ontvangen aanvragen

Aantal gevormde pools

Energieactiviteiten

E1

Stookinstallaties met een nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW (met uitzondering van installaties voor het verbranden van gevaarlijke afvalstoffen of stadsafval)

 

 

E2

Aardolieraffinaderijen

 

 

E3

Cokesovens

 

 

Productie en verwerking van ferrometalen

F1

Installaties voor het roosten of sinteren van ertsen, met inbegrip van zwavelhoudend erts

 

 

F2

Installaties voor de productie van ijzer of staal (primaire of secundaire smelting), met inbegrip van uitrusting voor continugieten met een capaciteit van meer dan 2,5 ton per uur

 

 

Delfstoffenindustrie

M1

Installaties voor de productie van cementklinkers in draaiovens met een productiecapaciteit van meer dan 500 ton per dag, of van ongebluste kalk in draaiovens met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dag, of in andere ovens met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dag

 

 

M2

Installaties voor de fabricage van glas, met inbegrip van installaties voor de fabricage van glasvezels, met een smeltcapaciteit van meer dan 20 ton per dag

 

 

M3

Installaties voor de fabricage van keramische producten door middel van verhitting, met name dakpannen, bakstenen, vuurvaste stenen, tegels, aardewerk of porselein, met een productiecapaciteit van meer dan 75 ton per dag, en/of een ovencapaciteit van meer dan 4 m3 en met een plaatsingsdichtheid per oven van meer dan 300 kg/m3

 

 

Overige activiteiten

Industriële installaties voor de productie van:

O1

a)

pulp uit hout of andere vezelhoudende materialen

 

 

O2

b)

papier en karton met een productiecapaciteit van meer dan 20 ton per dag

 

 

3.4.

Is er nog andere relevante informatie over de rapportage over installaties en activiteiten in uw land? Zo ja, welke?

4.   Vergunningen voor installaties

De vragen 4.1 tot en met 4.4 moeten worden beantwoord in het voor 30 juni 2007 in te dienen verslag en, in geval van wijzigingen tijdens de verslagperiode, in de daaropvolgende verslagen.

4.1.

Welke maatregelen zijn genomen om ervoor te zorgen dat de exploitanten voldoen aan de voorschriften van hun broeikasgasemissievergunningen?

Noot: De boetes of sancties die in voorkomend geval bij overtreding worden opgelegd, moeten niet hier maar in rubriek 12 worden vermeld.

Maak voor het beantwoorden van deze vraag gebruik van onderstaande tabel. Voeg zo nodig extra regels toe.

Welke van de hierna genoemde maatregelen zijn in uw land van toepassing? (Geef desgewenst nadere toelichting.)

In geval van onregelmatigheden wordt de rekening geblokkeerd

Ja/Nee

In geval van onregelmatigheden wordt de verkoop van emissierechten verboden

Ja/Nee

Intrekking van de vergunning; schorsing van de installatie

Ja/Nee

Incidentele of periodieke controles of inspecties door de bevoegde instantie

Ja/Nee

Conservatieve ramingen ingeval emissieverslagen ontbreken

Ja/Nee

Verificatie-instanties controleren de naleving van de vergunningsvoorwaarden

Ja/Nee

Geregelde vergaderingen met het bedrijfsleven en brancheorganisaties om aan de orde zijnde vraagstukken te bespreken

Ja/Nee

Vaststelling van specifieke rapportageformats en -richtsnoeren

Ja/Nee

Exploitanten die de voorschriften niet naleven, komen aan de schandpaal

Ja/Nee

Andere (omschrijf):

 

4.2.

Hoe regelt de nationale wetgeving de volledige coördinatie van vergunningsprocedures en -voorwaarden, indien daarbij meer dan één bevoegde autoriteit betrokken is? Hoe werkt deze coördinatie in de praktijk?

Maak voor het beantwoorden van deze vraag gebruik van onderstaande tabel. Voeg zo nodig extra regels toe.

Welke van de volgende beweringen zijn op uw land van toepassing? (Geef desgewenst nadere toelichting.)

Er is meer dan één bevoegde autoriteit

Ja/Nee

Zo ja, gelieve de volgende vragen te beantwoorden:

De samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten is uitdrukkelijk bij wet of bij overheidsbesluit geregeld

Ja/Nee

Er is voorzien in een overlegcommissie of -werkgroep of in geregelde coördinatievergaderingen

Ja/Nee

Er bestaan richtsnoeren voor de uitvoering van de nationale wetgeving inzake emissierechtenhandel

Ja/Nee

Er is een interpretatiegroep die ambigue punten moet verduidelijken

Ja/Nee

Eén centrale autoriteit coördineert alle administratieve handelingen

Ja/Nee

Er worden opleidingscursussen georganiseerd om een consistente implementatie te garanderen

Ja/Nee

Andere (omschrijf):

 

4.3.

Met welke maatregelen is ervoor gezorgd dat, wanneer installaties in bijlage I van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (2) (de IPPC-richtlijn) opgenomen activiteiten verrichten, de voorwaarden en procedure voor de afgifte van een broeikasgasemissievergunning gecoördineerd worden met de vergunningsvoorwaarden en -procedure waarin die richtlijn voorziet? Zijn de eisen van de artikelen 5, 6 en 7 van Richtlijn 2003/87/EG verwerkt in de procedures van Richtlijn 96/61/EG? Zo ja, hoe is daarbij te werk gegaan?

Maak voor het beantwoorden van deze vraag gebruik van onderstaande tabel. Voeg zo nodig extra regels toe.

Welke van de volgende beweringen zijn op uw land van toepassing? (Geef desgewenst nadere toelichting.)

De bepalingen van de artikelen 5 t/m 7 van Richtlijn 2003/87/EG zijn omgezet in nationaal recht

Ja/Nee

De nationale wetgeving waarin de IPPC-richtlijn is omgezet, bevat geen emissie- of concentratiedrempelwaarden voor CO2

Ja/Nee

Er is een geïntegreerde vergunningsprocedure voor de IPPC-richtlijn en de EH-richtlijn

Ja/Nee

Er zijn afzonderlijke vergunningen uit hoofde van de IPPC- en de EH-richtlijn

Ja/Nee

IPPC-vergunningen worden alleen verleend aan houders van een geldige EH-vergunning

Ja/Nee

EH-vergunningen worden alleen verleend aan houders van een geldige IPPC-vergunning

Ja/Nee

De bevoegde IPPC-instanties controleren of een EH-vergunning vereist is en stellen de bevoegde EH-instanties daarvan in kennis

Ja/Nee

Andere (omschrijf):

 

4.4.

Welke wettelijke bepalingen, procedures en praktijken worden door de bevoegde autoriteit toegepast bij de bijstelling van vergunningsvoorwaarden overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 2003/87/EG?

Maak voor het beantwoorden van deze vraag gebruik van onderstaande tabel. Voeg zo nodig extra regels toe.

Vermeld de wettelijke bepaling die artikel 7 van Richtlijn 2003/87/EG in nationaal recht omzet

 

Welke van de volgende bepalingen, procedures en praktijken zijn in uw land van toepassing? (Geef desgewenst nadere toelichting.)

Voor veranderingen van het type installatie of de wijze van bedrijf is toestemming vereist

Ja/Nee

Voor veranderingen in de bewakingsmethodiek is toestemming vereist

Ja/Nee

Veranderingen moeten van tevoren worden aangemeld

Ja/Nee

Van sluitingen moet onmiddellijk kennis worden gegeven

Ja/Nee

Er wordt een sanctie toegepast wanneer geen gevolg wordt gegeven aan een verzoek tot bijstelling van de bewakingsmethodiek

Ja/Nee

Bij verandering van exploitant moet de vergunning worden bijgesteld

Ja/Nee

Minder ingrijpende veranderingen hoeven alleen te worden geregistreerd

Ja/Nee

Andere (omschrijf):

 

4.5.

Hoeveel vergunningen zijn er tijdens de verslagperiode bijgesteld vanwege een wijziging van de aard of de werking, dan wel een uitbreiding van installaties door exploitanten, zoals bepaald in artikel 7 van Richtlijn 2003/87/EG? Vermeld voor iedere categorie (capaciteitsuitbreiding, capaciteitsvermindering, verandering van procestype, enz.) hoeveel vergunningen er zijn bijgesteld.

Maak voor het beantwoorden van deze vraag gebruik van onderstaande tabel. Voeg zo nodig extra regels toe.

Vermeld het aantal veranderingen in elke categorie:

Totaal aantal veranderingen

 

Vergunning ingetrokken

 

Vergunning ingeleverd

 

Vergunning overgedragen

 

Capaciteitsuitbreiding

 

Capaciteitsvermindering

 

Aanpassingen op het stuk van bewaking en rapportage

 

Naamsverandering van installatie of exploitant

 

Onbeduidende wijziging

 

Kennisgeving van veranderingen zonder bijstelling van de vergunning

 

Andere (omschrijf):

 

4.6.

Is er nog andere relevante informatie over de vergunningverlening voor installaties in uw land? Zo ja, welke?

5.   Toepassing van de bewakings- en rapportagerichtsnoeren

Vraag 5.1 moet worden beantwoord in het voor 30 juni 2007 in te dienen verslag, in het eerste verslag van elke handelsperiode en, in geval van wijzigingen tijdens de verslagperiode, in de daaropvolgende verslagen.

5.1.

Welke juridische instrumenten heeft uw land aangenomen ter uitvoering van de bewakings- en rapportagerichtsnoeren? Voorziet de wetgeving van uw land in algemene afwijkingen van de bewakings- en rapportagerichtsnoeren, bijv. voor specifieke brandstoffen of activiteiten? Zo ja, welke?

5.2.

Welke niveaus werden gehanteerd in de bewakingsmethodiek voor de belangrijkste emitterende installaties (cf. Beschikking 2004/156/EG van de Commissie) (3))?

Maak voor het beantwoorden van deze vraag gebruik van tabel 2 in deel 2 van deze bijlage. De in tabel 2 gevraagde informatie behoeft alleen te worden gegeven voor de grootste onder de EH-richtlijn vallende installaties, die gezamenlijk 50 % vertegenwoordigen van de totale onder de handelsregeling vallende emissies. Er behoeft geen informatie te worden verstrekt over bronnen in deze installaties met een jaarlijkse uitstoot van minder dan 25 kt CO2-equivalenten.

5.3.

Indien in de bewakingsmethodiek gebruik is gemaakt van niveaus die lager zijn dan de minimumniveaus in tabel 1 in punt 4.2.2.1.4 van bijlage I van Beschikking 2004/156/EG, vermeld dan voor iedere installatie waarbij deze situatie zich voordeed de bestreken emissies, de activiteit en de niveaucategorie (activiteitsgegevens, calorische onderwaarde, emissiefactor, oxidatie- of conversiefactor) en de/het in de vergunning overeengekomen bewakingsmethode/niveau.

Maak voor het beantwoorden van deze vraag gebruik van tabel 3 van deel 2 van deze bijlage. De in tabel 3 gevraagde informatie behoeft alleen te worden gegeven voor installaties die niet zijn behandeld onder vraag 5.2. Eventuele algemene afwijkingen waarin de nationale wetgeving voorziet, moeten worden vermeld onder vraag 5.1.

5.4.

Voor welke installaties zijn tijdelijk methoden van een ander niveau toegepast dan de met de bevoegde autoriteit afgesproken methoden?

Maak voor het beantwoorden van deze vraag gebruik van tabel 4 van deel 2 van deze bijlage.

5.5.

In hoeveel installaties is continue emissiemeting toegepast? Vermeld het aantal installaties per bijlage I-activiteit en binnen iedere activiteit per deelcategorie op basis van de aangemelde jaarlijkse emissies (minder dan 50 kt, 50-500 kt en meer dan 500 kt).

Maak voor het beantwoorden van deze vraag gebruik van tabel 5 van deel 2 van deze bijlage.

5.6.

Hoeveel CO2 is overgedragen uit de installaties? Vermeld hoeveel ton CO2 is overgedragen overeenkomstig punt 4.2.2.1.2 van bijlage I van Beschikking 2004/156/EG, alsook het aantal installaties dat CO2 heeft overgedragen per in bijlage I van Richtlijn 2003/87/EG vermelde activiteit.

Maak voor het beantwoorden van deze vraag gebruik van onderstaande tabel.

Voornaamste bijlage I-activiteit

Aantal installaties

overgedragen CO2 [kt CO2]

Gebruik van overgedragen CO2

E1

 

 

 

E2

 

 

 

E3

 

 

 

F1

 

 

 

F2

 

 

 

M1

 

 

 

M2

 

 

 

M3

 

 

 

O1

 

 

 

O2

 

 

 

5.7.

Hoeveel biomassa is verbrand of in processen gebruikt? Vermeld de hoeveelheid biomassa zoals omschreven in punt 2, onder d), van bijlage I van Beschikking 2004/156/EG die is verbrand (TJ) of verwerkt (t of m3) per in bijlage I van Richtlijn 2003/87/EG vermelde activiteit.

Maak voor het beantwoorden van deze vraag gebruik van onderstaande tabel.

Voornaamste bijlage I-activiteit

Verbrande biomassa [TJ]

Gebruikte biomassa [t]

Gebruikte biomassa [m3]

E1

 

 

 

E2

 

 

 

E3

 

 

 

F1

 

 

 

F2

 

 

 

M1

 

 

 

M2

 

 

 

M3

 

 

 

O1

 

 

 

O2

 

 

 

5.8.

Hoeveel bedroeg de totale hoeveelheid afval die als brandstof of als uitgangsmateriaal is gebruikt, per afvaltype? Hoeveel bedroeg de totale CO2-uitstoot als gevolg daarvan, per afvaltype?

Maak voor het beantwoorden van deze vraag gebruik van onderstaande tabel. Voeg zo nodig extra regels toe.

Afvaltype (4)

Gebruikte/benutte hoeveelheid[t]

Gebruikte/benutte hoeveelheid[m3]

CO2-emissies [t CO2]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5.9.

Leg voorbeelden van bewakings- en verslagdocumenten over voor enkele tijdelijk uitgesloten installaties, indien van toepassing.

Vraag 5.10 moet worden beantwoord in het voor 30 juni 2007 in te dienen verslag en, in geval van wijzigingen tijdens de verslagperiode, in de daaropvolgende verslagen.

5.10.

Welke maatregelen zijn er genomen om de rapportagevoorschriften te coördineren met reeds bestaande rapportagevoorschriften, om de rapportagelast voor de bedrijven zoveel mogelijk te beperken?

Maak voor het beantwoorden van deze vraag gebruik van onderstaande tabel. Voeg zo nodig extra regels toe.

Welke van de volgende beweringen zijn op uw land van toepassing? (Geef desgewenst nadere toelichting.)

De EH-rapportagevoorschriften zijn gecoördineerd met andere rapportagevoorschriften

Ja/Nee

Coördinatie met de broeikasgasinventarisatie krachtens het UNFCCC (5) en Beschikking nr. 280/2004/EG

Ja/Nee

Coördinatie met het EPER (6)

Ja/Nee

Coördinatie met de IPPC

Ja/Nee

Coördinatie met de NEP’s (7)

Ja/Nee

Coördinatie met de GSI-regelgeving (8)

Ja/Nee

Coördinatie met het EMEP (9)

Ja/Nee

Coördinatie met convenanten

Ja/Nee

Coördinatie met andere handelsregelingen (specificeer)

Ja/Nee

De EH-gegevens kunnen door het bureau voor de statistiek worden gebruikt

Ja/Nee

Andere (omschrijf):

 

5.11.

Welke procedures of maatregelen zijn ten uitvoer gelegd om de bewaking en rapportage door de exploitanten te verbeteren?

5.12.

Is er nog andere relevante informatie over de toepassing van de bewakings- en rapportagerichtsnoeren in uw land? Zo ja, welke?

6.   Regelingen voor verificatie

Vraag 6.1 moet worden beantwoord in het voor 30 juni 2007 in te dienen verslag en, in geval van wijzigingen tijdens de verslagperiode, in de daaropvolgende verslagen.

6.1.

Beschrijf hoe de verificatie van de emissies is georganiseerd, met name de rol van de bevoegde autoriteiten en andere verificateurs en eventuele speciale eisen ten aanzien van verificateurs die reeds in een ander land zijn geaccrediteerd. Leg de documenten over waarin de accreditatiecriteria voor verificateurs beschreven staan, alsmede alle voor geaccrediteerde verificateurs bestemde verificatierichtsnoeren en documenten met regelingen inzake toezicht en kwaliteitsborging voor verificateurs, indien beschikbaar.

Maak voor het beantwoorden van deze vraag gebruik van onderstaande tabel. Voeg zo nodig extra regels toe.

Welke van de volgende beweringen zijn op uw land van toepassing? (Geef desgewenst nadere toelichting.)

Onafhankelijke verificateurs kunnen overeenkomstig de nationale criteria worden geaccrediteerd

(verstrek in dit geval de desbetreffende documenten of een internetlink)

Ja/Nee

Er zijn nationale verificatierichtsnoeren opgesteld

(verstrek in dit geval de desbetreffende documenten of een internetlink)

Ja/Nee

Zijn de nationale regels en procedures inzake verificatie gebaseerd op EN45011 en EA-6/01 (10)?

Ja/Nee

De verificateurs moeten aanbevelingen formuleren om de bewaking in de installaties te verbeteren

Ja/Nee

De bevoegde autoriteit of een andere instantie heeft het recht de geverifieerde emissieverslagen te controleren

Ja/Nee

De bevoegde autoriteit of een andere instantie heeft het recht de geverifieerde emissieverslagen bij te stellen als deze onbevredigend worden geacht

Ja/Nee

De bevoegde autoriteit of een andere instantie ziet toe op de activiteiten van de verificateurs (m.i.v. incidentele controles, opleiding en kwaliteitsborging- en kwaliteitscontroleprocedures)

Ja/Nee

De bevoegde autoriteit heeft het recht een verificateur voor een installatie aan te wijzen

Ja/Nee

In een andere lidstaat geaccrediteerde verificateurs dienen nogmaals te worden geaccrediteerd

Nee

Nee, het gaat uitsluitend om formaliteiten (registratie, enz.)

Niet in het geval van verificateurs die geaccrediteerd zijn in een lidstaat die vergelijkbare criteria toepast

Ja, lichtere procedure

Ja, volledige accreditatie vereist (geef een beknopte motivering)

In een andere lidstaat geaccrediteerde verificateurs dienen vertrouwd te zijn met de taal en/of de nationale wet- en regelgeving

Ja/Nee

De bevoegde autoriteit past speciale kwaliteitsborging-/kwaliteitscontroleprocedures toe voor verificateurs die in een andere lidstaat zijn geaccrediteerd

Ja/Nee

Andere (omschrijf):

 

6.2.

Zijn er exploitanten die voor de verslagperiode tegen 31 maart een emissieverslag hebben ingediend dat ondeugdelijk is bevonden? Verstrek in bevestigend geval een lijst van de betrokken installaties, met opgave van de redenen waarom het emissieverslag niet is gevalideerd.

Maak voor het beantwoorden van deze vraag gebruik van tabel 6 van deel 2 van deze bijlage. Gevallen waarin een exploitant géén emissieverslag heeft ingediend, moeten worden gerapporteerd onder vraag 6.3.

6.3.

Voor hoeveel installaties is tegen 31 maart geen emissieverslag voor de verslagperiode ingediend? Vermeld het aantal installaties, toegewezen emissierechten en op de tegoedrekening van de exploitant geblokkeerde rechten per bijlage I-activiteit en binnen iedere activiteit per deelcategorie op basis van de aangemelde jaarlijkse emissies (minder dan 50 kt, 50-500 kt en meer dan 500 kt).

Maak voor het beantwoorden van deze vraag gebruik van tabel 7 van deel 2 van deze bijlage.

6.4.

Welke maatregelen zijn genomen wanneer exploitanten tegen 31 maart van de verslagperiode geen emissieverslag hadden ingediend?

6.5.

Heeft de bevoegde autoriteit onafhankelijke controles verricht van geverifieerde verslagen? Zo ja, beschrijf hoe deze bijkomende controles in hun werk gingen en/of hoeveel verslagen er zijn gecontroleerd.

6.6.

Heeft de bevoegde autoriteit de registeradministrateur opgedragen de jaarlijkse geverifieerde emissies voor het afgelopen jaar voor één of meer installaties te corrigeren om ervoor te zorgen dat aan de door de lidstaat overeenkomstig bijlage V van Richtlijn 2003/87/EG opgestelde gedetailleerde voorschriften wordt voldaan?

Vermeld eventuele correcties in tabel 6 van deel 2.

6.7.

Is er nog andere relevante informatie over de verificatieregelingen in uw land? Zo ja, welke?

7.   Functionering van de registers

Vraag 7.1 moet worden beantwoord in het voor 30 juni 2007 in te dienen verslag en, in geval van wijzigingen tijdens de verslagperiode, in de daaropvolgende verslagen.

7.1.

Vermeld alle voorwaarden die door rekeninghouders moeten worden onderschreven en geef een beschrijving van de aan de opening van een rekening voorafgaande identiteitscontrole van personen (vgl. Verordening (EG) nr. 2216/2004 van de Commissie (11)).

Maak voor het beantwoorden van deze vraag gebruik van onderstaande tabel.

Vermeld de link naar uw register:

 

Welke van de volgende beweringen zijn op uw land van toepassing? (Geef desgewenst nadere toelichting.)

Er zijn specifieke voorwaarden die door de rekeninghouders moeten worden onderschreven

(verstrek in dit geval de desbetreffende documenten of links)

Ja/Nee

De identiteitscontroles zijn verschillend voor exploitanten en particulieren

Ja/Nee

Voor de identiteitscontrole van ingezetenen van de lidstaat is hun persoonlijke aanwezigheid vereist (12)

Exploitanten/Particulieren/Beide/Nee

Voor de identiteitscontrole van ingezetenen volstaat een schriftelijke procedure (13)

Exploitanten/Particulieren/Beide/Nee

Voor de identiteitscontrole van ingezetenen van andere landen is hun persoonlijke aanwezigheid vereist (14)

Exploitanten/Particulieren/Beide/Nee

Voor de identiteitscontrole van ingezetenen van andere landen volstaat een schriftelijke procedure (15)

Exploitanten/Particulieren/Beide/Nee

Is voor het openen van een tegoedrekening van een exploitant een kopie van het bedrijfsregister of soortgelijke documentatie vereist?

Ja/Nee

Is voor het openen van een tegoedrekening van een exploitant een document vereist waaruit blijkt dat betrokkene gemachtigd is het bedrijf te vertegenwoordigen?

Ja/Nee

Andere (omschrijf):

 

7.2.

Geef een overzicht van alle voor het nationale register relevante veiligheidsalarmen die zich in de loop van de verslagperiode hebben voorgedaan, hoe daarop is gereageerd en hoe lang het heeft geduurd om tot een oplossing te komen.

Maak voor het beantwoorden van deze vraag gebruik van onderstaande tabel. Voeg zo nodig extra regels toe.

Welke van de volgende beweringen zijn op uw land van toepassing? (Geef desgewenst nadere toelichting.)

Er zijn algemene procedures om te voorkomen dat zich een veiligheidsalarm voordoet

Ja/Nee

Gedurende de verslagperiode hebben zich voor het nationale register relevante veiligheidsalarmen voorgedaan

Ja/Nee

Vul in bevestigend geval de onderstaande tabel in:


Soort veiligheidsalarm

Aantal incidenten

Genomen maatregel

Voor de oplossing vereiste tijd

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

7.3.

Vermeld hoeveel minuten per maand van de verslagperiode het nationale register niet toegankelijk was voor de gebruikers als gevolg van a) geplande downtijd en b) onvoorziene problemen.

Maak voor het beantwoorden van deze vraag gebruik van onderstaande tabel.

Maand

Geplande downtijd

[minuten]

Niet geplande downtijd

[minuten]

Januari

 

 

Februari

 

 

Maart

 

 

April

 

 

Mei

 

 

Juni

 

 

Juli

 

 

Augustus

 

 

September

 

 

Oktober

 

 

November

 

 

December

 

 

7.4.

Vermeld alle upgrades van het nationale register die voor de komende verslagperiode zijn gepland en verstrek nadere bijzonderheden.

Maak voor het beantwoorden van deze vraag gebruik van onderstaande tabel. Voeg zo nodig extra regels toe.

Welke van de volgende beweringen zijn op uw land van toepassing? (Geef desgewenst nadere toelichting.)

Voor onderhoud en upgrades van het register zijn periodieke tijdsleuven gereserveerd

(zo ja, vermeld de datums)

Ja/Nee

Het register ondergaat een upgrade tegelijk met de upgrade van het gebruikte softwaresysteem

Ja/Nee

Geeft een overzicht van alle voor de volgende verslagperiode geprogrammeerde upgrades

Datum

Doel

 

 

 

 

 

 

7.5.

Is er nog andere relevante informatie over het functioneren van de registers in uw land? Zo ja, welke?

8.   Regelingen voor de toewijzing van emissierechten — nieuwkomers — sluitingen

De vragen 8.1 en 8.2 moeten worden beantwoord in het eerste verslag na iedere aanmeldings- en toewijzingsprocedure in het kader van de artikelen 9 en 11 van Richtlijn 2003/87/EG.

8.1.

Bekijk het toewijzingsproces na afloop en beschrijf de voornaamste lessen die uw autoriteiten daaruit hebben geleerd. Geef aan hoe dat volgens u van invloed zal zijn op uw werkwijze bij het volgende toewijzingsproces.

8.2.

Hebt u suggesties voor verbetering van de toekomstige aanmeldings- en toewijzingsprocessen voor de gehele Europese Gemeenschap?

8.3.

Hoeveel uitstootrechten zijn, eventueel, toegewezen aan de in tabel 1 vermelde nieuwkomers? Geef voor elke nieuwkomer de installatie-identificatiecode alsook de aan de toewijzing van de rechten verbonden transactie-identificatiecode.

Maak voor het beantwoorden van deze vraag gebruik van tabel 1 van deel 2 van deze bijlage.

8.4.

Hoeveel emissierechten waren er aan het einde van de verslagperiode over in de eventuele reserve voor nieuwkomers en welk percentage vormen zij van de oorspronkelijke reserve?

Maak voor het beantwoorden van deze vraag gebruik van onderstaande tabel.

Resterende hoeveelheid emissierechten in de reserve voor nieuwkomers aan het einde van de verslagperiode (op 31 december van ieder jaar)

 

Percentage resterende emissierechten in de reserve voor nieuwkomers

 

8.5.

Indien uw lidstaat rechten toekent die niet gratis zijn, licht toe hoe die toewijzing in zijn werk gaat (bijvoorbeeld op welke manier de veiling plaatsvindt).

8.6.

Indien als toewijzingsmethode veilen is gebruikt, wie mocht dan deelnemen aan de veiling?

Maak voor het beantwoorden van deze vraag gebruik van onderstaande tabel.

Uitsluitend exploitanten uit de lidstaat zelf

Ja/Nee

Uitsluitend houders van een rekening in het nationale register

Ja/Nee

Alle exploitanten uit de Gemeenschap

Ja/Nee

Alle houders van een rekening in een communautair register

Ja/Nee

Andere (omschrijf):

 

8.7.

Indien als toewijzingsmethode veilen is gebruikt, hoeveel veilingen zijn er in de verslagperiode gehouden, hoeveel emissierechten zijn er bij elke veiling geveild, welk percentage vormen zij van de totale hoeveelheid emissierechten over de emissiehandelsperiode en wat was de prijs per recht op iedere veiling?

Maak voor het beantwoorden van deze vraag gebruik van onderstaande tabel.

Zijn er emissierechten toegewezen door veiling?

Ja/Nee

Zo ja, gelieve de volgende vragen te beantwoorden:

Aantal veilingen in de loop van de verslagperiode (1 januari t/m 31 december)

 

Aantal geveilde emissierechten (voor elke veiling afzonderlijk)

 

Uiteindelijke veilingprijs (voor elke veiling afzonderlijk)

 

8.8.

Indien als toewijzingsmethode veilen is gebruikt, welk gebruik is er gemaakt van de rechten die niet op de veiling(en) zijn gekocht?

8.9.

Indien als toewijzingsmethode veilen is gebruikt, waarvoor is de opbrengst gebruikt?

8.10.

Wat is er gebeurd met de emissierechten die werden toegewezen maar niet zijn afgegeven aan installaties die in de verslagperiode zijn gesloten?

Vraag 8.11 moet worden beantwoord in het eerste verslag na het einde van de handelsperioden zoals bedoeld in artikel 11, leden 1 en 2, van Richtlijn 2003/87/EG.

8.11.

Zijn de emissierechten die aan het einde van de handelsperiode in de reserve voor nieuwkomers overbleven, geannuleerd of geveild?

8.12.

Is er verder nog relevante informatie over de regelingen inzake toewijzing, nieuwkomers en sluitingen in uw land? Zo ja, welke?

9.   Inlevering van emissierechten door exploitanten

9.1.

In alle gevallen waarin een rekening in het register gesloten is omdat er redelijkerwijs geen verdere inlevering van emissierechten door de exploitant van de installatie mocht worden verwacht, geef aan waarom dat vooruitzicht niet bestond en vermeld de hoeveelheid uitstaande rechten (16).

Maak voor het beantwoorden van deze vraag gebruik van onderstaande tabel. Voeg zo nodig extra regels toe.

Reden voor het sluiten van de rekening

Hoeveelheid uitstaande rechten [kt CO2-eq]

 

 

 

 

 

 

9.2.

Is er verder nog relevante informatie over de inlevering van rechten door exploitanten in uw land? Zo ja, welke?

10.   Gebruik van emissiereductie-eenheden (eru’s) en gecertificeerde emissiereducties (cer’s) in de communautaire regeling

Vraag 10.1 moet jaarlijks worden beantwoord, wat de CER’s betreft te beginnen met het in 2006 in te dienen verslag en wat de ERU’s betreft te beginnen met het in 2009 in te dienen verslag.

10.1.

Zijn er ERU’s en CER’s afgegeven waarvoor een gelijk aantal emissierechten moest worden geannuleerd overeenkomstig artikel 11 ter, lid 3 of 4, van Richtlijn 2003/87/EG, omdat de projectactiviteiten uit hoofde van de gezamenlijke uitvoering (JI) of het mechanisme voor schone ontwikkeling (CDM) het uitstootniveau van onder die richtlijn vallende installaties rechtstreeks of indirect verminderen of beperken? Zo ja, vermeld het totaal aan geannuleerde emissierechten en het totale aantal betrokken exploitanten afzonderlijk voor de annulering overeenkomstig artikel 11 ter, lid 3, en overeenkomstig artikel 11 ter, lid 4, van die richtlijn.

Maak voor het beantwoorden van deze vraag gebruik van onderstaande tabel.

 

Hoeveelheid geannuleerde rechten

Aantal betrokken exploitanten

Annulering overeenkomstig artikel 11 ter, lid 3

 

 

Annulering overeenkomstig artikel 11 ter, lid 4

 

 

De vragen 10.2 en 10.3 moeten worden beantwoord in het voor 30 juni 2007 in te dienen verslag en, in geval van wijzigingen tijdens de verslagperiode, in de daaropvolgende verslagen.

10.2.

Welke CER’s en ERU’s mogen in uw lidstaat met het oog op de naleving worden gebruikt? Vermeld alle uitgesloten projectcategorieën, m.u.v. die welke reeds zijn uitgesloten uit hoofde van artikel 11 bis, lid 3, van Richtlijn 2003/87/EG (CER’s en ERU’s afkomstig uit projectactiviteiten betreffende nucleaire installaties of landgebruik, verandering in het landgebruik en bosbouwactiviteiten).

Maak voor het beantwoorden van deze vraag gebruik van onderstaande tabel.

Er mogen CER’s en ERU’s uit alle projectcategorieën worden gebruikt

Ja/Nee

CER’s en ERU’s uit bepaalde projectcategorieën zijn uitgesloten (zo ja, specificeer)

Ja/Nee

10.3.

Welke maatregelen zijn er genomen om ervoor te zorgen dat de relevante internationale criteria en richtsnoeren, met inbegrip van de criteria en richtsnoeren in het eindverslag van de World Commission on Dams (WCD) van 2000, zullen worden nageleefd bij de ontwikkeling van waterkrachtprojecten met een opwekkingscapaciteit van meer dan 20 MW?

Maak voor het beantwoorden van deze vraag gebruik van onderstaande tabel. Voeg zo nodig extra regels toe.

Welke van de volgende beweringen zijn op uw land van toepassing? (Geef desgewenst nadere toelichting.)

Deelnemers aan projecten zijn wettelijk verplicht de WCD-richtsnoeren na te leven

Ja/Nee

De naleving van de WCD-richtsnoeren wordt geverifieerd

(vermeld in bevestigend geval de betrokken instantie, bijv. de bevoegde autoriteit of een daartoe speciaal aangewezen nationale autoriteit)

Ja/Nee

Bij de ontwikkeling van grote waterkrachtprojecten moeten andere internationale criteria en richtsnoeren worden nageleefd

(verstrek in dit geval de desbetreffende documenten of links)

Ja/Nee

Andere (omschrijf):

 

10.4.

Bestaat er nog andere relevante informatie over het gebruik van ERU’s en CER’s in de communautaire regeling in uw land? Zo ja, welke?

11.   Vergoedingen en aangerekende kosten

De vragen 11.1 tot en met 11.4 hoeven alleen te worden beantwoord in het voor 30 juni 2007 in te dienen verslag en, in geval van wijzigingen tijdens de verslagperiode, in de daaropvolgende verslagen.

11.1.

Wordt van de exploitanten een vergoeding verlangd voor de afgifte en bijstelling van vergunningen? Zo ja, verstrek bijzonderheden over de gevraagde vergoedingen, de totale opbrengst en het gebruik dat daarvan wordt gemaakt.

11.2.

Welke vergoeding wordt van de exploitanten verlangd voor de afgifte van emissierechten? Verstrek in voorkomend geval bijzonderheden over de gevraagde vergoedingen, de totale opbrengst en het gebruik dat daarvan wordt gemaakt.

11.3.

Welke vergoeding wordt in voorkomend geval verlangd voor het gebruik van het register? Geef nadere bijzonderheden.

Maak voor het beantwoorden van deze vraag gebruik van onderstaande tabel.

Welke van de volgende beweringen zijn op uw land van toepassing? (Geef desgewenst nadere toelichting.)

Voor het gebruik van het register wordt een vergoeding gevraagd

Exploitanten: Ja/Nee

Particulieren: Ja/Nee

Voor exploitanten en particulieren gelden verschillende tarieven

Ja/Nee

Vergoeding voor het openen van een rekening (17)

Exploitanten: … EUR eenmalig/per handelsperiode

Particulieren: … EUR eenmalig/per handelsperiode

Jaarlijkse rekeningvergoeding (18)

Exploitanten: …EUR per jaar

Particulieren: …EUR per jaar

Andere (omschrijf):

 

11.4.

Is er nog andere relevante informatie over de aanrekening van vergoedingen of kosten in de communautaire regeling in uw land? Zo ja, welke?

12.   Naleving van de eh-richtlijn

Vraag 12.1 moet worden beantwoord in het voor 30 juni 2007 in te dienen verslag en, in geval van wijzigingen tijdens de verslagperiode, in de daaropvolgende verslagen.

12.1.

Vermeld de relevante nationale bepalingen en de sancties voor inbreuken op de nationale bepalingen overeenkomstig artikel 16, lid 1, van de EH-richtlijn.

Maak voor het beantwoorden van deze vraag gebruik van onderstaande tabel. Voeg zo nodig extra regels toe.

Aard van de inbreuk

Relevante nationale bepaling

Boetes [EUR]

Gevangenisstraf [maanden]

min.

max.

min.

max.

Exploitatie zonder vergunning

 

 

 

 

 

Inbreuken op de bewakings- en rapportageverplichting

 

 

 

 

 

Niet-aanmelding van veranderingen in de installatie

 

 

 

 

 

Andere (omschrijf):

 

 

 

 

 

12.2.

Indien er sancties zijn opgelegd overeenkomstig artikel 16, lid 1, van de EH-richtlijn wegens inbreuken op de nationale bepalingen, vermeld de relevante nationale bepalingen, geef een beknopte omschrijving van de inbreuk en vermeld de opgelegde sancties.

Maak voor het beantwoorden van deze vraag gebruik van onderstaande tabel. Voeg zo nodig extra regels toe.

 

 

Sanctie

Inbreuk

Nationale bepaling

Boete [EUR]

Gevangenisstraf [maanden]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

12.3.

Vermeld de namen van de exploitanten aan wie overeenkomstig artikel 16, lid 3, van de EH-richtlijn sancties zijn opgelegd wegens overmatige emissie.

Voor de beantwoording van deze vraag volstaat een verwijzing naar de publicatie van de namen krachtens artikel 16, lid 2, van de EH-richtlijn.

12.4.

Is er nog andere relevante informatie over de naleving van de EH-richtlijn in uw land? Zo ja, welke?

13.   Juridische status van de emissierechten en fiscale behandeling

De vragen 13.1 tot en met 13.8 hoeven alleen te worden beantwoord in het voor 30 juni 2007 in te dienen verslag en, in geval van wijzigingen tijdens de verslagperiode, in de daaropvolgende verslagen.

13.1.

Welke juridische status (handelsartikel/financieel instrument) heeft een emissierecht in de financiële regelgeving?

13.2.

Welke juridische status hebben emissierechten en emissies in boekhoudkundig opzicht?

13.3.

Zijn er voor emissierechten specifieke boekhoudkundige regels opgesteld of aangenomen? Zo ja, geef daarvan een beknopte omschrijving.

13.4.

Wordt bij de overdracht van emissierechten BTW berekend?

13.5.

Wordt bij de afgifte van emissierechten BTW berekend?

13.6.

Wanneer uw lidstaat emissierechten tegen betaling toekent, is dan bij deze transactie BTW verschuldigd?

13.7.

Geldt voor baten en verliezen uit de overdracht van emissierechten een specifieke inkomstenbelastingregeling (bijv. specifieke tarieven)?

13.8.

Is er nog andere relevante informatie over de juridische status van emissierechten en de fiscale behandeling daarvan in uw land? Zo ja, welke?

14.   Toegang tot informatie overeenkomstig artikel 17 van de eh-richtlijn

14.1.

Waar kunnen de besluiten betreffende de toewijzing van emissierechten, de informatie over projectactiviteiten waaraan een lidstaat deelneemt of particuliere dan wel overheidsorganisaties laat deelnemen, en de emissieverslagen die vereist zijn op grond van de broeikasgasemissievergunning en die door de bevoegde autoriteit worden bijgehouden, door het publiek worden geraadpleegd?

Maak voor het beantwoorden van deze vraag gebruik van onderstaande tabel.

Soort informatie

Voor het publiek beschikbare informatie

Plaats waar de informatie (in voorkomend geval) beschikbaar is

Internet (19)

Officiële publicatie (20)

Andere (omschrijf):

Regels voor de toewijzing

Ja/Nee/Alleen op verzoek

 

 

 

Tabel nationaal toewijzingsplan

Ja/Nee/Alleen op verzoek

 

 

 

Wijzigingen van de lijst van installaties

Ja/Nee/Alleen op verzoek

 

 

 

Geverifieerde emissieverslagen

Ja/Nee/Alleen op verzoek

 

 

 

Projectactiviteiten

Ja/Nee/Alleen op verzoek

 

 

 

Broeikasgasemissievergunningen

Ja/Nee/Alleen op verzoek

 

 

 

Informatie vereist overeenkomstig bijlage XVI van Verordening (EG) nr. 2216/2004

Ja/Nee/Alleen op verzoek

 

 

 

Andere (omschrijf):

 

 

 

 

14.2.

Is er nog andere relevante informatie over de toegang tot informatie overeenkomstig artikel 17 van de EH-richtlijn in uw land? Zo ja, welke?

15.   Andere opmerkingen

15.1.

Heeft de overheid in uw land studies uitgevoerd of laten uitvoeren over de implementatie en de verdere ontwikkeling van de Europese regeling voor de handel in emissierechten? Verstrek in dit geval het document, de referentie of een internetlink alsook een résumé van de studie.

15.2.

Zijn er bepaalde aspecten van de implementatie die aanleiding geven tot bezorgdheid in uw land? Zo ja, welke?

Deel 2

Tabel 1

Wijzigingen van de lijst van installaties

Lidstaat:

Verslagperiode:


A

B

C

D

E

F

G

H

I

J

Installatie

Exploitant

voornaamste bijlage I-activiteit (21)

Andere bijlage I-activiteiten (21)

Voornaamste niet-bijlage I-activiteit (22)

Wijziging t.o.v. de in het nationale toewijzingsplan opgenomen installaties (23)

Toegewezen of afgegeven emissierechten (24)

Transactie-identificatiecode (25)

ID-code vergunning

ID-code installatie

Naam

Hoeveelheid

Jaar/Jaren

 

 

 

 

 


Tabel 2

Toegepaste bewakingsmethoden (uitsluitend voor installaties die gezamenlijk 50 % vertegenwoordigen van de totale onder de handelsregeling vallende emissies. Er behoeft geen informatie te worden verstrekt over bronnen in deze installaties met een jaarlijkse uitstoot van minder dan 25 kt CO2-equivalenten.)

Lidstaat:

Verslagperiode:


A

B

C

D

E

F

G

H

I

J

K

L

M

N

O

P

Installatie

Emissiebron

Gekozen niveau (30)

Waarden

ID-code vergunning

ID-code installatie

Voornaamste bijlage I-activiteit (26)

Totale jaarlijkse emissies (27)

Bijlage I-activiteit (28)

Soort brandstof of activiteit (29)

Gerelateerde emissies (27)

Activiteitsgegevens

Emissiefactor

Calorische onderwaarde

Oxidatiefactor

Emissiefactor

Calorische onderwaarde

Oxidatiefactor

t CO2

t CO2

Niveau

Niveau

Niveau

Niveau

Waarde

Eenheid (31)

Waarde

Eenheid (32)

%

 

 

 

 


Tabel 3

Bewakingsmethoden toegepast op installaties waarvoor het niet mogelijk was om de in tabel 1 van punt 4.2.2.1.4 van Beschikking 2004/156/EG aangegeven minimumniveaus aan te houden

Lidstaat:

Verslagperiode:


A

B

C

D

E

F

G

H

I

Installatie

Totale jaarlijkse emissies

Betrokken bewakingsparameter (34)

Minimumniveau overeenkomstig MRG

Toegepast niveau

Reden voor verlaging niveau (35)

Lager niveau toegestaan tot (36)

ID-code vergunning

ID-code installatie

Bijlage I-activiteit (33)

t CO2

Niveau

Niveau

maand/jaar

 

 

 


Tabel 4

Tijdelijke verandering van bewakingsmethode

Lidstaat:

Verslagjaar:


A

B

C

D

E

F

G

H

I

J

Installatie

Bijlage I-activiteit (37)

Totale jaarlijkse emissies

Betrokken bewakingsparameter (38)

Oorspronkelijk goedgekeurde methode

Tijdelijk toegepaste methode

Reden voor de tijdelijke verandering (39)

Periode van tijdelijke opschorting (tot de passendniveaumethode weer wordt toegepast)

Begin

Einde

ID-code vergunning

ID-code installatie

 

t CO2

Niveau

Niveau

maand/jaar

maand/jaar

 

 

 

 

 


Tabel 5

Aantal installaties waar continue emissiemeting wordt toegepast

Lidstaat:

Verslagjaar:


A

B

C

D

Voornaamste bijlage I-activiteit (40)

< 50 000 t CO2-eq.

50 000 tot 500 000 t CO2-eq.

> 500 000 t CO2-eq.

E1

 

E2

 

E3

 

F1

 

F2

 

M1

 

M2

 

M3

 

O1

 

O2

 


Tabel 6

Krachtens artikel 14, lid 3, van de EH-richtlijn uitgebrachte emissieverslagen die niet als voldoende zijn gevalideerd

Lidstaat:

Verslagjaar:


A

B

C

D

E

F

G

Installatie

Gerapporteerde emissies van de installatie

Ingeleverde rechten

Op de tegoedrekening van de exploitant geblokkeerde rechten

Reden voor het niet valideren van het emissieverslag (41)

Correctie van de geverifieerde emissies door de bevoegde autoriteit

ID-code vergunning

ID-code installatie

t CO2

t CO2

t CO2

t CO2

 

 

 

 


Tabel 7

Installaties waarvoor tegen 31 maart van de verslagperiode geen emissieverslag werd ingediend

Lidstaat:

Verslagperiode:


A

B

C

D

E

F

G

H

I

J

Voornaamste bijlage I-activiteit (42)

< 50 000 t CO2-eq.

50 000 tot 500 000 t CO2-eq.

> 500 000 t CO2-eq.

Aantal ontbrekende emissieverslagen

Toewijzing

Op tegoedrekeningen van exploitanten geblokkeerde rechten

Aantal ontbrekende emissieverslagen

Toewijzing

Op tegoedrekeningen van exploitanten geblokkeerde rechten

Aantal ontbrekende emissieverslagen

Toewijzing

Op tegoedrekeningen van exploitanten geblokkeerde rechten

t CO2

t CO2

t CO2

t CO2

t CO2

t CO2

E1

 

 

 

E2

 

 

 

E3

 

 

 

F1

 

 

 

F2

 

 

 

M1

 

 

 

M2

 

 

 

M3

 

 

 

O1

 

 

 

O2

 

 

 


(1)  Voer installaties waar meer dan een activiteit plaatsvindt, slechts één keer op in de tabel, en wel onder de voornaamste bijlage I-activiteit.

(2)  PB L 257 van 10.10.1996, blz. 26. Richtlijn laaststelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 166/2006 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 33 van 4.2.2006, blz. 1).

(3)  PB L 59 van 26.2.2004, blz. 1.

(4)  Maak voor de indeling in afvaltypes gebruik van de „Europese lijst van afvalstoffen” (Beschikking 2000/532/EG van de Commissie van 3 mei 2000 tot vervanging van Beschikking 94/3/EG houdende vaststelling van een lijst van afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, onder a), van Richtlijn 75/442/EEG van de Raad betreffende afvalstoffen en Beschikking 94/904/EG van de Raad van 22 december 1994 tot vaststelling van een lijst van gevaarlijke afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, lid 4, van Richtlijn 91/689/EEG van de Raad betreffende gevaarlijke afvalstoffen).

(5)  Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering.

(6)  Europees emissieregister van verontreinigende stoffen (Beschikking 2000/479/EG van de Commissie van 17 juli 2000) (PB L 192 van 28.7.2000, blz. 36).

(7)  Nationale emissieplafonds (Richtlijn 2001/81/EG) (PB L 309 van 27.11.2001, blz. 22).

(8)  Grote stookinstallaties (Richtlijn 2001/80/EG) (PB L 309 van 27.11.2001, blz. 1).

(9)  Programma voor samenwerking inzake de bewaking en evaluatie van het transport van luchtverontreinigende stoffen over lange afstand in Europa.

(10)  Richtsnoeren van de „European Co-operation for Accreditation” (EA) inzake de toepassing van EN 45011.

(11)  PB L 386 van 29.12.2004, blz. 1.

(12)  Hieronder vallen ook identiteitscontroles ten kantore van derde partijen (bijv. postkantoren, notariaten…) waar de aanvrager zich persoonlijk dient te melden.

(13)  M.i.v. elektronische procedures.

(14)  Hieronder vallen ook identiteitscontroles ten kantore van derde partijen (bijv. ambassades) waar de aanvrager zich persoonlijk dient te melden.

(15)  M.i.v. elektronische procedures.

(16)  Indien de hoeveelheid uitstaande rechten niet bekend is, vermeld dan een raming van die hoeveelheid op basis van het laatste geverifieerde emissieverslag, de resterende hoeveelheid emissierechten op de rekening en andere informatie waarover de bevoegde autoriteit beschikt.

(17)  Vermeld ook de periodiciteit (eenmalig/per handelsperiode).

(18)  Indien de vergoeding afhankelijk is van hoeveelheid toegewezen rechten, vermeld dan de berekeningswijze alsook, in voorkomend geval, de minimum en maximumvergoeding.

(19)  Vermeld het internetadres.

(20)  Vermeld de titel.

(21)  Dezelfde installatie kan tot verschillende categorieën behorende activiteiten uitvoeren. Alle relevante activiteiten moeten worden aangegeven. Gebruik voor de activiteiten van bijlage I de codes van de tabel van vraag 3.3.

(22)  De voornaamste activiteit in een installatie is niet altijd een activiteit van bijlage I. Vul in indien van toepassing.

(23)  Vermeld „nieuwkomer”, „sluiting” of „afname tot onder capaciteitsdrempel”.

(24)  Geef bij nieuwkomers de jaren aan waarvoor de hoeveelheid emissierechten is toegewezen. Bij sluitingen de tijdens de resterende handelsperiode afgegeven emissierechten vermelden, indien van toepassing.

(25)  Vermeld voor nieuwkomers de bij de toekenning van de emissierechten behorende code.

(26)  Dezelfde installatie kan tot verschillende categorieën behorende activiteiten uitvoeren. De voornaamste activiteit van bijlage I moet worden vermeld. Gebruik voor de activiteiten van bijlage I de codes van de tabel van vraag 3.3.

(27)  Geverifieerde emissies indien voorhanden, zo niet de emissies zoals vermeld door de exploitant.

(28)  Dezelfde installatie kan tot verschillende categorieën behorende activiteiten uitvoeren. Voor iedere soort brandstof of activiteit moet de corresponderende bijlage I-activiteit worden aangegeven. Gebruik voor de activiteiten van bijlage I de codes van tabel 1.

(29)  Steenkool, aardgas, staal, kalk, enz.; gebruik een afzonderlijke regel voor iedere brandstof of activiteit indien er in dezelfde installatie meer dan een brandstof wordt gebruikt of meer dan een activiteit wordt verricht.

(30)  Alleen invullen indien de emissies worden berekend.

(31)  kg CO2/kWh, t CO2/kg, enz.

(32)  kJ/kg, kJ/m3, enz.

(33)  Dezelfde installatie kan tot verschillende categorieën behorende activiteiten uitvoeren. Vermeld de voornaamste activiteit van bijlage I. Gebruik voor de activiteiten van bijlage I de codes van de tabel van vraag 3.3.

(34)  Gebruik de volgende afkortingen: activiteitsgegevens (AD), calorische onderwaarde (NCV), emissiefactor (EF), samenstellingsgegevens (CD), oxidatiefactor (OF), conversiefactor (CF); indien het gaat om meerdere waarden in een installatie, een regel per waarde invullen.

(35)  Gebruik de volgende omschrijvingen: technisch niet haalbaar, overdreven hoge kosten, andere reden (specificeer).

(36)  Indien het gebruik van een lager niveau slechts tijdelijk is toegestaan, vermeld hier de termijn. Laat dit vak anders leeg.

(37)  Dezelfde installatie kan tot verschillende categorieën behorende activiteiten uitvoeren. Vermeld de voornaamste activiteit van bijlage I. Gebruik voor de activiteiten van bijlage I de codes van de tabel van vraag 3.3.

(38)  Gebruik de volgende afkortingen: activiteitsgegevens (AD), calorische onderwaarde (NCV), emissiefactor (EF), samenstellingsgegevens (CD), oxidatiefactor (OF), conversiefactor (CF); indien het gaat om meerdere waarden in een installatie, een regel per waarde invullen.

(39)  Gebruik de volgende afkortingen: defect in meetapparatuur (FMD), tijdelijk gebrek aan gegevens (TLD), verandering van installatie, soort brandstof, enz. (CIF), andere (specificeer).

(40)  Zie de tabel van vraag 3.3 voor de verklaring van de codes voor de activiteiten van bijlage I. Voer installaties waar meer dan een activiteit plaatsvindt, slechts één keer op in de tabel, en wel onder de voornaamste bijlage I-activiteit.

(41)  Gebruik de volgende afkortingen: de gerapporteerde gegevens bevatten tegenstrijdigheden en/of materiële onjuistheden (NFI), de gegevens zijn niet verzameld volgens de geldende wetenschappelijke normen (NASS), de relevante geregistreerde gegevens van de installatie zijn niet volledig en/of niet consistent (RNC), de verificateur kreeg geen toegang tot alle locaties en informatie met betrekking tot het onderwerp van verificatie (VNA), een verslag ontbreekt (NR), andere (specificeer).

(42)  Zie de tabel van vraag 3.3 voor de verklaring van de codes voor de activiteiten van bijlage I. Voer installaties waar meer dan een activiteit plaatsvindt, slechts één keer op in de tabel, en wel onder de voornaamste bijlage I-activiteit.”


25.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 329/64


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 23 november 2006

inzake de harmonisatie van het radiospectrum voor apparaten voor identificatie met behulp van radiogolven (RFID) in de ultrahoge frequentieband (UHF)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5599)

(2006/804/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking nr. 676/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een regelgevingskader voor het radiospectrumbeleid in de Europese Gemeenschap (Radiospectrumbeschikking) (1), en met name artikel 4, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Identificatie met behulp van radiogolven (Radio Frequency Identification — RFID), een technologie die werkt met een specifiek type apparaten met kort zendbereik, biedt potentieel belangrijke economische en maatschappelijke voordelen in Europa. Er zijn verschillende RFID-toepassingen mogelijk, zoals automatische artikelidentificatie, opsporing van gestolen goederen, beveiligings- en alarmsystemen, afvalbeheer, bewegingssensoren, antidiefstalsystemen, plaatsbepalingsystemen, gegevensoverdracht naar draagbare apparaten en draadloze besturingssystemen. De ontwikkeling van apparaten die werken met ultrahoogfrequente (UHF) RFID in de EG zal bijdragen tot de ontwikkeling van de informatiemaatschappij en de bevordering van innovatie.

(2)

Geharmoniseerde voorwaarden en rechtszekerheid in verband met de beschikbaarheid van radiospectrum voor UHF-RFID-toestellen zijn noodzakelijk om de identificatie van producten met UHF-RFID mogelijk te maken of te maken dat diensten met betrekking tot RFID in heel Europa kunnen functioneren. Het verzekeren van een goed werkende interne markt zal bijdragen tot de succesvolle en snelle invoering van RFID-technologie door het ondersteunen van schaalvoordelen en grensoverschrijdend gebruik.

(3)

Het doel van deze beschikking is beperkt tot RFID-systemen waarin de apparaten die aan de te identificeren goederen zijn gehecht, geen autonome energiebron voor radiotransmissie hebben en alleen signalen zenden door hergebruik van de energie die door lezerapparaten wordt uitgestraald. De kans dat zij interferentie bij andere spectrumgebruikers veroorzaken is dan ook beperkt. Daarom kunnen dergelijke apparaten frequentiebanden delen met andere diensten waarvoor al dan niet een machtiging nodig is, zonder schadelijke interferentie te veroorzaken en kunnen zij gemakkelijk naast andere apparaten met kort zendbereik werken. Het gebruik ervan dient daarom niet te worden onderworpen aan een afzonderlijke machtiging overeenkomstig de Machtigingsrichtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad (2). Bovendien hebben radiocommunicatiediensten, zoals omschreven in de radiovoorschriften van de Internationale Telecommunicatie-Unie, voorrang op dergelijke RFID-apparaten en hoeven zij niet te zorgen voor bescherming van RFID-apparaten tegen interferentie; RFID-systemen mogen ook geen interferentie bij deze radiocommunicatiediensten veroorzaken. Aangezien de gebruikers van RFID-apparaten dus geen bescherming tegen interferentie kan worden gewaarborgd, is het aan de fabrikanten van RFID-apparaten om dergelijke apparaten te beschermen tegen schadelijke interferentie van radiocommunicatiediensten en van andere apparaten met kort zendbereik die overeenkomstig de van toepassing zijnde communautaire of nationale voorschriften werken. Overeenkomstig Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit (3) (de Eindapparatuurrichtlijn) moeten fabrikanten ervoor zorgen dat de RFID-apparaten effectief gebruik maken van het radiofrequentiespectrum teneinde schadelijke interferentie bij andere apparaten met kort zendbereik te vermijden.

(4)

Op 11 maart 2004 verstrekte de Commissie daarom een mandaat (4) aan de CEPT, overeenkomstig artikel 4, lid 2, van de Radiospectrumbeschikking, om het frequentiegebruik voor apparaten met kort zendbereik, met inbegrip van RFID-apparaten, te harmoniseren. In antwoord daarop stelde de CEPT, in zijn rapport (5) van 15 november 2004, een lijst op van vrijwillige harmonisatiemaatregelen die in de Europese Gemeenschap bestaan voor apparaten met kort zendbereik en verklaarde zij dat een meer bindende toezegging van de lidstaten nodig is om de rechtszekerheid te garanderen van de frequentieharmonisatie die in de CEPT is bereikt, met name voor het door RFID-apparaten gebruikte UHF-spectrum.

(5)

De banden die door de CEPT voor harmonisatie worden voorgesteld, vallen voor gebruik door RFID-apparaten onder geharmoniseerde norm EN 302208, vastgesteld overeenkomstig Richtlijn 1999/5/EG. Deze norm beschrijft een „listen-before-talk”-techniek die bedoeld is om passende onderdrukkingsniveaus te bieden waardoor schadelijke interferentie bij andere gebruikers in de band wordt vermeden. Gebruik van deze norm of andere relevante geharmoniseerde normen geeft een vermoeden van overeenstemming met de essentiële vereisten van de Eindapparatuurrichtlijn.

(6)

Harmonisatie uit hoofde van deze beschikking sluit de mogelijkheid niet uit voor een lidstaat om, voor zover dit gerechtvaardigd is, overgangsperioden of regelingen voor gedeeld radiospectrumgebruik toe te passen, overeenkomstig artikel 4, lid 5, van de Radiospectrumbeschikking.

(7)

Het gebruik van spectrum is onderworpen aan de vereisten van het Gemeenschapsrecht inzake de bescherming van de volksgezondheid, en met name Richtlijn 2004/40/EG van het Europees Parlement en de Raad (6) en Aanbeveling 1999/519/EG van de Raad (7). Om de bescherming van de gezondheid te waarborgen moet radioapparatuur voldoen aan de essentiële vereisten overeenkomstig de Eindapparatuurrichtlijn.

(8)

Door de snelle technologische veranderingen zullen er nieuwe UHF-RFID- en soortgelijke apparaten komen, waardoor de voorwaarden van de spectrumharmonisatie zullen moeten worden aangepast, gelet op de economische voordelen ervan en de behoeften van de industrie en de gebruikers. Ook deze beschikking zal dan moeten worden aangepast om te reageren op nieuwe ontwikkelingen in de markt en de technologie. Als een aanpassing van de beschikking nodig blijkt, wordt over de veranderingen beslist overeenkomstig de procedures die in de Radiospectrumbeschikking zijn uiteengezet voor de vaststelling van de uitvoeringsmaatregelen. In de aanpassing kunnen overgangsperioden ten opzichte van eerdere situaties worden opgenomen.

(9)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Radiospectrumcomité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Het doel van deze beschikking is de voorwaarden te harmoniseren voor de beschikbaarheid en het efficiënte gebruik van radiospectrum voor RFID-apparaten die in de ultrahoge frequentieband (UHF) werken.

Artikel 2

In deze beschikking wordt verstaan onder:

1)

„RFID-apparaten”: apparaten voor ondermeer het opsporen en de identificatie van goederen door middel van een radiosysteem, die bestaan uit enerzijds op goederen gemonteerde passieve apparaten (tags) en anderzijds uit zender/ontvangereenheden (lezers) die de tags activeren en de gegevens weer ontvangen;

2)

„niet-interferentie- en niet-beschermde basis”: er kan geen schadelijke interferentie worden veroorzaakt bij enige radiocommunicatiedienst en er kan geen eis tot bescherming van deze apparaten tegen schadelijke interferentie door radiocommunicatiediensten worden gesteld.

Artikel 3

1.   De lidstaten wijzen binnen zes maanden na de inwerkingtreding van deze beschikking en op niet-exclusieve, niet-interferentie- en niet-beschermde basis, de frequentiebanden voor RFID-apparaten aan en stellen deze ter beschikking onder specifieke voorwaarden, zoals bedoeld in de bijlage bij deze beschikking.

2.   Onverminderd het bepaalde in lid 1 kunnen de lidstaten om overgangsperioden en/of regelingen voor gedeeld radiospectrumgebruik verzoeken, overeenkomstig artikel 4, lid 5, van de Radiospectrumbeschikking.

3.   Deze beschikking laat het recht van de lidstaten om het gebruik van de frequentiebanden onder minder restrictieve voorwaarden dan gespecificeerd in de bijlage bij deze beschikking toe te staan, onverlet.

Artikel 4

De lidstaten houden nauwlettend toezicht op het gebruik van de desbetreffende banden en delen hun bevindingen aan de Commissie mede, zodat de beschikking tijdig kan worden herzien.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 23 november 2006.

Voor de Commissie

Viviane REDING

Lid van de Commissie


(1)  PB L 108 van 24.4.2002, blz. 1.

(2)  PB L 108 van 24.4.2002, blz. 21.

(3)  PB L 91 van 7.4.1999, blz. 10.

(4)  Mandaat aan de CEPT om een verdere harmonisatie van de frequentiebanden die in gebruik zijn voor apparaten met kort zendbereik te analyseren.

(5)  Eindrapport van de ECC in antwoord op het mandaat van de EG aan de CEPT over de harmonisatie van het radiospectrum voor identificatie met behulp van radiogolven.

(6)  PB L 159 van 30.4.2004, blz. 1.

(7)  PB L 199 van 30.7.1999, blz. 59.


BIJLAGE

UHF-frequentieband

Bijzondere voorwaarden

Max. vermogen/veldsterkte

Kanaalafstand

Subband A: 865-865,6 MHz

100 mW e.r.p.

200 kHz

Subband B: 865,6-867,6 MHz

2 W e.r.p.

200 kHz

Subband C: 867,6-868 MHz

500 mW e.r.p.

200 kHz

De centrale kanaalfrequenties zijn 864,9 MHz + (0,2 MHz × kanaalnummer).

De beschikbare kanaalnummers voor elke subband zijn:

 

Subband A: kanaalnummer 1 tot 3;

 

Subband B: kanaalnummer 4 tot 13;

 

Subband C: kanaalnummer 14 en 15.

Opmerking: Dezelfde apparatuur mag in verschillende subbands werken.


25.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 329/67


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 24 november 2006

betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met klassieke varkenspest in sommige lidstaten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5538)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/805/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op het Verdrag betreffende de toetreding van Bulgarije en Roemenië, en met name op artikel 4, lid 3,

Gelet op de Akte van toetreding van Bulgarije en Roemenië, en met name op artikel 42,

Gelet op Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name op artikel 10, lid 4,

Gelet op Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name op artikel 9, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Richtlijn 2001/89/EG van de Raad van 23 oktober 2001 betreffende maatregelen van de Gemeenschap ter bestrijding van klassieke varkenspest (3) worden minimummaatregelen van de Gemeenschap ter bestrijding van deze ziekte vastgesteld. Het betreft maatregelen die bij een uitbraak van klassieke varkenspest moeten worden genomen. Deze maatregelen omvatten programma’s van de lidstaten voor de uitroeiing van klassieke varkenspest bij een populatie wilde varkens en de noodvaccinatie van wilde varkens onder bepaalde voorwaarden.

(2)

Beschikking 2003/526/EG van de Commissie van 18 juli 2003 tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met klassieke varkenspest in bepaalde lidstaten (4) is goedgekeurd als reactie op uitbraken van klassieke varkenspest in die lidstaten. Bij die beschikking worden maatregelen vastgesteld ter bestrijding van klassieke varkenspest in gebieden van die lidstaten waar deze ziekte zich voordoet bij wilde varkens, teneinde de verspreiding van de ziekte naar andere gebieden van de Gemeenschap te voorkomen.

(3)

Die lidstaten moeten passende maatregelen nemen om de verspreiding van klassieke varkenspest te voorkomen. Daarom hebben zij uitroeiingsprogramma’s en programma’s voor noodvaccinatie tegen deze ziekte bij de Commissie ingediend, samen met de nodige maatregelen om de ziekte in de in hun programma’s als besmet aangemerkte gebieden uit te roeien, en de nodige maatregelen die op de varkensbedrijven in die gebieden moeten worden toegepast.

(4)

Gezien de epidemiologische situatie in bepaalde gebieden van Duitsland, Frankrijk en Slowakije is het wenselijk de ziektebestrijdingsmaatregelen betreffende beperkingen op de verzending van levende varkens, varkenssperma en eicellen en embryo’s van varkens waarin Beschikking 2003/526/EG voor die lidstaten voorziet, ook in deze beschikking vast te stellen.

(5)

Bovendien is klassieke varkenspest in Bulgarije bij de wildevarkenspopulatie en bij varkens op bedrijven geconstateerd, en wordt vermoed dat de ziekte bij deze populaties nog steeds endemisch is. Derhalve moeten, rekening houdend met de toetreding van Bulgarije, vanaf de toetredingsdatum voorzieningen worden getroffen in verband met klassieke varkenspest.

(6)

Bulgarije heeft overeenkomstig Richtlijn 2001/89/EG passende maatregelen getroffen om deze ziekte te bestrijden en heeft een programma voor de uitroeiing van klassieke varkenspest bij wilde varkens en een programma voor de noodvaccinatie van wilde varkens op het hele grondgebied van Bulgarije ter goedkeuring bij de Commissie ingediend.

(7)

Gezien de epidemiologische situatie van de ziekte in Bulgarije is het wenselijk in deze beschikking te voorzien in ziektebestrijdingsmaatregelen voor het hele grondgebied van dat land.

(8)

Bovendien is het, om de verspreiding van klassieke varkenspest naar andere gebieden van de Gemeenschap te voorkomen, wenselijk in deze beschikking een verbod in te stellen op de verzending van vers vlees van varkens en vleesbereidingen en vleesproducten van of met vlees van varkens uit Bulgarije. Op dit varkensvlees en deze producten en bereidingen van varkensvlees moeten speciale merktekens worden aangebracht die niet kunnen worden verward met de gezondheidsmerken voor varkensvlees als bedoeld in Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (5) en het identificatiemerk als bedoeld in Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (6). Het is echter wenselijk dat deze vleesbereidingen en vleesproducten van of met varkensvlees naar andere lidstaten kunnen worden verzonden als zij op zodanige wijze worden behandeld dat een eventueel aanwezig virus van klassieke varkenspest wordt vernietigd.

(9)

Om de naleving van deze beschikking te waarborgen, moet deze, wanneer voor een lidstaat een verbod op de verzending van vers varkensvlees en vleesbereidingen en vleesproducten van of met varkensvlees uit bepaalde delen van zijn grondgebied geldt, bepaalde voorschriften bevatten, met name wat certificering betreft, voor de verzending van dat vlees en deze bereidingen en producten uit andere delen van het grondgebied van die lidstaat die niet onder dat verbod vallen.

(10)

Beschikking 2003/526/EG is al enkele keren gewijzigd. Het is dan ook wenselijk die beschikking in te trekken en door deze beschikking te vervangen.

(11)

De beschikking moet worden herzien in het licht van de ontwikkeling van de situatie inzake klassieke varkenspest in de lidstaten en met name negen maanden na de datum van toetreding van Bulgarije.

(12)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

Deze beschikking stelt bepaalde bestrijdingsmaatregelen vast in verband met klassieke varkenspest in Bulgarije, Duitsland, Frankrijk en Slowakije (hierna „de betrokken lidstaten” genoemd).

Zij is van toepassing onverminderd de programma’s voor de uitroeiing van klassieke varkenspest en de programma’s voor noodvaccinatie tegen die ziekte die overeenkomstig de Beschikkingen 2003/135/EG (7), 2004/832/EG (8), 2005/59/EG (9) en 2006/800/EG (10) van de Commissie zijn goedgekeurd.

Artikel 2

Verbod op de verzending van levende varkens uit de in de bijlage vermelde gebieden

De betrokken lidstaten zorgen ervoor dat vanuit hun grondgebied geen levende varkens naar andere lidstaten worden verzonden, tenzij de varkens afkomstig zijn:

a)

uit andere dan de in de bijlage vermelde gebieden; en

b)

van een bedrijf waar in de laatste dertig dagen vóór de datum van verzending geen levende varkens uit de in de bijlage vermelde gebieden zijn binnengebracht.

Artikel 3

Verplaatsing en doorvoer van varkens in de betrokken lidstaten

1.   De betrokken lidstaten zorgen ervoor dat vanuit bedrijven die in de in de bijlage vermelde gebieden gevestigd zijn, geen levende varkens worden verzonden naar andere delen van het grondgebied van dezelfde lidstaat, behalve:

a)

vanuit bedrijven waar overeenkomstig artikel 9, lid 1, onder b) en c), een klinisch onderzoek en serologische tests, met negatief resultaat, op klassieke varkenspest zijn uitgevoerd;

b)

varkens die rechtstreeks naar een slachthuis worden gebracht om daar onmiddellijk te worden geslacht.

2.   De betrokken lidstaten zorgen ervoor dat doorvoer van varkens door de in de bijlage vermelde gebieden uitsluitend plaatsvindt via hoofdwegen of spoorlijnen, zonder dat het voertuig waarmee de varkens worden vervoerd, onderweg stopt.

Artikel 4

Verbod op de verzending van partijen varkenssperma en eicellen en embryo’s van varkens uit de in de bijlage vermelde gebieden

De betrokken lidstaten zorgen ervoor dat vanuit hun grondgebied geen partijen van de volgende producten naar andere lidstaten worden verzonden:

a)

varkenssperma, tenzij het afkomstig is van beren die worden gehouden in een erkend spermacentrum als bedoeld in artikel 3, onder a), van Richtlijn 90/429/EEG van de Raad (11) dat gelegen is buiten de in de bijlage bij deze beschikking vermelde gebieden;

b)

eicellen en embryo's van zeugen, tenzij die eicellen en embryo's afkomstig zijn van zeugen die worden gehouden op bedrijven die gelegen zijn buiten de in de bijlage vermelde gebieden.

Artikel 5

Verbod op de verzending van bepaalde partijen uit in deel III van de bijlage vermelde gebieden, en speciale gezondheidsmerken

De betrokken lidstaten waarvan gebieden in deel III van de bijlage zijn vermeld, zorgen ervoor dat:

a)

geen partijen vers vlees van varkens van bedrijven die gevestigd zijn in gebieden die in deel III van de bijlage zijn vermeld, en vleesbereidingen en vleesproducten van of met vlees van die varkens vanuit die gebieden naar andere lidstaten worden verzonden;

b)

op het verse vlees en de vleesbereidingen en vleesproducten als bedoeld in punt a) van dit artikel een speciaal gezondheidsmerk wordt aangebracht dat niet ovaal mag zijn en niet kan worden verward met:

het identificatiemerk voor vleesbereidingen en vleesproducten van of met varkensvlees als bedoeld in bijlage II, sectie I, bij Verordening (EG) nr. 853/2004; en

het gezondheidsmerk voor vers varkensvlees als bedoeld in bijlage I, sectie I, hoofdstuk III, bij Verordening (EG) nr. 854/2004.

Artikel 6

Voorschriften inzake gezondheidscertificering voor de betrokken lidstaten

De betrokken lidstaten zorgen ervoor dat het gezondheidscertificaat als bedoeld in:

a)

artikel 5, lid 1, van Richtlijn 64/432/EEG van de Raad (12) waarvan vanuit hun grondgebied verzonden varkens vergezeld gaan, wordt aangevuld met de volgende vermelding:

„Dieren overeenkomstig Beschikking 2006/805/EG van de Commissie van 24 november 2006 betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met klassieke varkenspest in sommige lidstaten”;

b)

artikel 6, lid 1, van Richtlijn 90/429/EEG waarvan vanuit hun grondgebied verzonden varkenssperma vergezeld gaat, wordt aangevuld met de volgende vermelding:

„Sperma overeenkomstig Beschikking 2006/805/EG van de Commissie van 24 november 2006 betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met klassieke varkenspest in sommige lidstaten.”;

c)

artikel 1 van Beschikking 95/483/EG van de Commissie (13) waarvan vanuit hun grondgebied verzonden embryo’s en eicellen van varkens vergezeld gaan, wordt aangevuld met de volgende vermelding:

„Embryo’s/eicellen (14) overeenkomstig Beschikking 2006/805/EG van de Commissie van 24 november 2006 betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met klassieke varkenspest in sommige lidstaten.

Artikel 7

Certificeringsvoorschriften voor de betrokken lidstaten waarvan gebieden in deel III van de bijlage zijn vermeld

De betrokken lidstaten waarvan gebieden in deel III van de bijlage bij deze beschikking zijn vermeld, zorgen ervoor dat vers varkensvlees en vleesbereidingen en vleesproducten van of met varkensvlees waarop het in artikel 5 bedoelde verbod niet van toepassing is en die naar andere lidstaten worden verzonden:

a)

worden onderworpen aan de veterinaire certificering overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2002/99/EG van de Raad (15); en

b)

vergezeld gaan van het passende gezondheidscertificaat voor het intracommunautaire handelsverkeer dat bij artikel 1 van Verordening (EG) nr. 599/2004 van de Commissie (16) is vastgesteld en waarvan deel II wordt aangevuld met de volgende vermelding:

„Vers varkensvlees en vleesbereidingen en vleesproducten van of met varkensvlees overeenkomstig Beschikking 2006/805/EG van de Commissie van 24 november 2006 betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met klassieke varkenspest in sommige lidstaten.”

Artikel 8

Voorschriften betreffende bedrijven en transportvoertuigen in de in de bijlage vermelde gebieden

De lidstaten zorgen ervoor dat:

a)

de bepalingen van artikel 15, lid 2, onder b), tweede streepje en vierde tot en met zevende streepje, van Richtlijn 2001/89/EG worden toegepast in de varkensbedrijven die in de in de bijlage bij deze beschikking vermelde gebieden gevestigd zijn;

b)

voertuigen die zijn gebruikt voor het vervoer van varkens afkomstig van bedrijven die in de in de bijlage bij deze beschikking vermelde gebieden gevestigd zijn, onmiddellijk na elk transport worden gereinigd en ontsmet en de transporteur het bewijs van deze ontsmetting levert.

Artikel 9

Afwijkingen voor de verzending van varkens uit in deel I van de bijlage vermelde gebieden

1.   In afwijking van artikel 2 en na voorafgaande goedkeuring door de lidstaat van bestemming kan de verzending van varkens afkomstig van bedrijven die gevestigd zijn in de in deel I van de bijlage vermelde gebieden, naar bedrijven of slachthuizen die gevestigd zijn in andere in dat deel van de bijlage vermelde gebieden door de lidstaat van verzending worden toegestaan mits deze varkens afkomstig zijn van een bedrijf waar:

a)

in de laatste dertig dagen vóór de datum van verzending geen levende varkens zijn binnengebracht;

b)

door een officiële dierenarts een klinisch onderzoek op klassieke varkenspest is uitgevoerd volgens de controle en bemonsteringsprocedures die zijn vastgelegd in hoofdstuk IV, deel A en deel D, punten 1, 2 en 3, van de bijlage bij Beschikking 2002/106/EG van de Commissie (17); en

c)

de te verzenden groep varkens negatief heeft gereageerd bij serologische tests op klassieke varkenspest, uitgevoerd met monsters die zijn genomen in de laatste zeven dagen vóór de datum van verzending. Het minimumaantal te bemonsteren varkens moet toereikend zijn voor de detectie bij de te verzenden groep varkens van een seroprevalentie van 10 % met een betrouwbaarheid van 95 %.

Het bepaalde onder c) is evenwel niet van toepassing op varkens die rechtstreeks naar het slachthuis worden verzonden om daar onmiddellijk te worden geslacht.

2.   Wanneer de betrokken lidstaten varkens als bedoeld in lid 1 van dit artikel verzenden, zorgen zij ervoor dat het in artikel 6, onder a), bedoelde gezondheidscertificaat aanvullende informatie bevat betreffende de data waarop het klinisch onderzoek, de bemonstering en de serologische tests als bedoeld in lid 1 van dit artikel zijn verricht, het aantal monsters dat is getest, het soort test dat is gebruikt en de resultaten van de tests.

Artikel 10

Afwijkingen voor bepaalde zendingen uit in deel III van de bijlage vermelde gebieden

In afwijking van artikel 5 kunnen de betrokken lidstaten waarvan gebieden in deel III van de bijlage zijn vermeld, de verzending van vers varkensvlees en vleesproducten en -bereidingen van of met vlees van varkens van in die gebieden gevestigde bedrijven naar andere lidstaten toestaan indien de producten:

a)

overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2002/99/EG van de Raad geproduceerd en verwerkt zijn;

b)

worden onderworpen aan de veterinaire certificering overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 2002/99/EG; en

c)

vergezeld gaan van het passende gezondheidscertificaat voor het intracommunautaire handelsverkeer dat bij Verordening (EG) nr. 599/2004 van de Commissie is vastgesteld en waarvan deel II wordt aangevuld met de volgende vermelding:

„Product overeenkomstig Beschikking 2006/805/EG van de Commissie van 24 november 2006 betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met klassieke varkenspest in sommige lidstaten.”.

Artikel 11

Door de betrokken lidstaten te verstrekken informatie

De betrokken lidstaten stellen de Commissie en de lidstaten in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid in kennis van de resultaten van het monitoringprogramma op basis van serologische tests op klassieke varkenspest dat in de in de bijlage vermelde gebieden is uitgevoerd, zoals bepaald in de door de Commissie goedgekeurde programma’s voor de uitroeiing van klassieke varkenspest of programma’s voor noodvaccinatie tegen die ziekte, als bedoeld in artikel 1, tweede alinea.

Artikel 12

Naleving

De lidstaten brengen de maatregelen die zij ten aanzien van het handelsverkeer toepassen, in overeenstemming met deze beschikking en zij maken de getroffen maatregelen onmiddellijk bekend. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Artikel 13

Intrekking

Beschikking 2003/526/EG wordt ingetrokken.

Artikel14

Toepassing

Deze beschikking wordt slechts van kracht onder voorbehoud en vanaf de datum van inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de toetreding van Bulgarije en Roemenië.

Zij is gedurende negen maanden van toepassing.

Artikel 15

Adressaten

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 24 november 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/33/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 315 van 19.11.2002, blz. 14).

(2)  PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/41/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 157 van 30.4.2004, blz. 33); rectificatie in PB L 195 van 2.6.2004, blz. 12.

(3)  PB L 316 van 1.12.2001, blz. 5. Richtlijn gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(4)  PB L 183 van 22.7.2003, blz. 46. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/327/EG (PB L 120 van 5.5.2006, blz. 24).

(5)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206; rectificatie in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 83. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2076/2005 van de Commissie (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 83).

(6)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55; rectificatie in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2076/2005 van de Commissie.

(7)  PB L 53 van 28.2.2003, blz. 47.

(8)  PB L 359 van 4.12.2004, blz. 62.

(9)  PB L 24 van 27.1.2005, blz. 46.

(10)  PB L 325 van 24.11.2006, blz. 35.

(11)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 62.

(12)  PB 121 van 29.7.1964, blz. 1977/64.

(13)  PB L 275 van 18.11.1995, blz. 30.

(14)  Doorhalen wat niet van toepassing is.”.

(15)  PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.

(16)  PB L 94 van 31.3.2004, blz. 44.

(17)  PB L 39 van 9.2.2002, blz. 71.


BIJLAGE

DEEL 1

1.   Duitsland:

A.   Rheinland-Pfalz:

1.

In de Eifel:

a)

de Kreis: Südliche Weinstraße;

b)

de steden: Landau en Pirmasens;

c)

in de Kreis Germersheim: de gemeenten Lingenfeld, Bellheim en Germersheim;

d)

in de Kreis Südwestpfalz: de gemeenten Waldfischbach-Burgalben, Rodalben, Hauenstein, Dahner-Felsenland, Pirmasens-Land en Thaleischweiler-Fröschen; de gemeenten Schmitshausen, Herschberg, Schauerberg, Weselberg, Obernheim-Kirchenarnbach, Hettenhausen, Saalstadt, Wallhalben en Knopp-Labach.

2.

In de Pfalz:

a)

de Kreise: Ahrweiler and Daun;

b)

in de Kreis Bitburg-Prüm: de gemeente Prüm, de plaatsen Burbach, Balesfeld en Neuheilenbach (in de gemeente Kyllburg);

c)

in de Kreis Cochem-Zell: de gemeenten Kaisersesch en Ulmen;

d)

in de Kreis Mayen-Koblenz: de gemeente Vordereifel, de gemeente Mendig ten westen van de autosnelweg A 61 en de Bundesstraße B 262 en de stad Mayen ten westen van de Bundesstraße B 262 en ten noorden van de Bundesstraße 258.

B.   Nordrhein-Westfalen:

a)

in de Kreis Euskirchen: de steden Bad Münstereifel, Mechernich, Schleiden en de plaatsen Billig, Euenheim, Euskirchen, Flamersheim, Kirchheim, Kuchenheim, Kreuzweingarten, Niederkastenholz, Palmersheim, Rheder, Roitzheim, Schweinheim, Stotzheim, Wißkirchen (in de stad Euskirchen), de gemeenten Blankenheim, Dahlem, Hellenthal, Kall en Nettersheim;

b)

in de Kreis Rhein-Sieg: de steden Meckenheim en Rheinbach, de gemeente Wachtberg, de deelgemeenten Witterschlick, Volmershofen, Heidgen (in de gemeente Alfter) en de deelgemeenten Buschhoven, Morenhoven, Miel en Odendorf (in de gemeente Swisttal);

c)

de stad Aken: ten zuiden van de autosnelwegen A 4 en A 544 en Bundesstrasse B 1;

d)

de stad Bonn: ten zuiden van Bundesstrasse 56 en autosnelweg A 565 (Bonn-Endenich tot Bonn-Poppelsdorf) en ten zuidwesten van Bundesstrasse 9;

e)

in de Kreis Aachen: de steden Monschau en Stolberg, de gemeenten Simmerath en Roetgen;

f)

in de Kreis Düren: de steden Heimbach en Nideggen, de gemeenten Hürtgenwald en Langerwehe.

2.   Frankrijk:

Het grondgebied van de departementen Bas-Rhin en Moselle ten westen van de Rijn en het Rijn-Marne-kanaal, ten noorden van de autosnelweg A 4, ten oosten van de Saar en ten zuiden van de Duitse grens en de gemeenten Holtzheim, Lingolsheim en Eckbolsheim.

DEEL II

Slowakije:

Het grondgebied van de districten ressorterend onder de raad voor diergeneeskunde en levensmiddelen (DVFA’s) van Trenčín (de districten Trenčín en Bánovce nad Bebravou), Prievidza (de districten Prievidza en Partizánske), Púchov (alleen het district Ilava), Žiar nad Hronom (de districten Žiar nad Hronom, Žarnovica en Banská Štiavnica), Zvolen (de districten Zvolen, Krupina en Detvas), Lučenec (de districten Lučenec en Poltár) en Veľký Krtíš.

DEEL III

Bulgarije:

Het hele grondgebied van Bulgarije.


25.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 329/74


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 24 november 2006

houdende de principiële erkenning dat het dossier dat is ingediend voor grondig onderzoek met het oog op de eventuele opneming van orthosulfamuron in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad, volledig is

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5539)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/806/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 6, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 91/414/EEG voorziet in de opstelling van een communautaire lijst van werkzame stoffen die mogen worden gebruikt in gewasbeschermingsmiddelen.

(2)

Voor de werkzame stof orthosulfamuron is op 4 juli 2005 bij de autoriteiten van Italië een dossier ingediend door Isagro SpA met een aanvraag om opneming van deze stof in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG.

(3)

De autoriteiten van Italië hebben de Commissie meegedeeld dat het dossier betreffende deze werkzame stof op grond van een eerste onderzoek lijkt te voldoen aan de in bijlage II bij Richtlijn 91/414/EEG vervatte voorschriften inzake gegevens en informatie. Het ingediende dossier lijkt ten aanzien van één gewasbeschermingsmiddel dat de werkzame stof in kwestie bevat, ook te voldoen aan de in bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG vervatte voorschriften inzake gegevens en informatie. Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG heeft de aanvrager het dossier aan de Commissie en de andere lidstaten toegezonden en is het dossier vervolgens aan het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid voorgelegd.

(4)

Met deze beschikking wordt op het niveau van de Gemeenschap officieel bevestigd dat het dossier in beginsel voldoet aan de in bijlage II vastgestelde voorschriften inzake gegevens en informatie en, voor ten minste één gewasbeschermingsmiddel dat de desbetreffende werkzame stof bevat, aan de in bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG vastgestelde voorschriften.

(5)

Deze beschikking mag geen afbreuk doen aan het recht van de Commissie om de aanvrager te verzoeken aanvullende gegevens of informatie in te dienen teneinde bepaalde punten uit het dossier te verduidelijken.

(6)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Onverminderd artikel 6, lid 4, van Richtlijn 91/414/EEG voldoet het dossier betreffende de in de bijlage bij deze beschikking genoemde werkzame stof, dat aan de Commissie en de lidstaten is voorgelegd met het oog op opneming van deze stof in bijlage I bij die richtlijn, in beginsel aan de in bijlage II bij die richtlijn vervatte voorschriften inzake gegevens en informatie.

Het dossier voldoet ten aanzien van één gewasbeschermingsmiddel dat de betrokken werkzame stof bevat, rekening houdend met het beoogde gebruik van dat middel, ook aan de in bijlage III bij die richtlijn vervatte voorschriften inzake gegevens en informatie.

Artikel 2

De als rapporteur aangewezen lidstaat bestudeert het betrokken dossier grondig en deelt de conclusies van zijn onderzoek, vergezeld van eventuele aanbevelingen over het al dan niet opnemen van de betrokken werkzame stof in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG en van eventuele aan die opneming te verbinden voorwaarden, zo spoedig mogelijk en uiterlijk één jaar na de bekendmaking van deze beschikking in het Publicatieblad van de Europese Unie aan de Europese Commissie mee.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 24 november 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/85/EG van de Commissie (PB L 293 van 24.10.2006, blz. 3).


BIJLAGE

Onder deze beschikking vallende werkzame stof

Nr.

Benaming, CIPAC-identificatienummer

Aanvrager

Datum van de aanvraag

Als rapporteur aangewezen lidstaat

1

Orthosulfamuron

CIPAC-nr.: nog niet toegekend

Isagro SpA

4 juli 2005

IT


Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie

25.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 329/76


BESLUIT 2006/807/GBVB VAN DE RAAD

van 20 november 2006

tot uitvoering van Gemeenschappelijk Optreden 2005/797/GBVB betreffende de politiemissie van de Europese Unie voor de Palestijnse Gebieden

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op Gemeenschappelijk Optreden 2005/797/GBVB van de Raad van 14 november 2005 betreffende de politiemissie van de Europese Unie voor de Palestijnse Gebieden (1), en met name op artikel 14, lid 2, juncto artikel 23, lid 2, eerste alinea, tweede streepje, van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Gemeenschappelijk Optreden 2005/797/GBVB heeft de Raad een politiemissie van de Europese Unie voor de Palestijnse Gebieden (EUPOL COPPS) ingesteld voor een periode van 3 jaar. De operationele fase van de missie is op 1 januari 2006 aangevangen.

(2)

Overeenkomstig artikel 14, lid 2, van dat gemeenschappelijk optreden moet de definitieve begroting van EUPOL COPPS voor het jaar 2007 worden goedgekeurd,

BESLUIT:

Artikel 1

De algemene begroting van EUPOL COPPS voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2007 bedraagt 2 800 000 EUR.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 20 november 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

J. KORKEAOJA


(1)  PB L 300 van 17.11.2005, blz. 65.