ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 224

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

49e jaargang
16 augustus 2006


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

*

Richtlijn 2006/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, 83/349/EEG van de Raad betreffende de geconsolideerde jaarrekening, 86/635/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen en 91/674/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen ( 1 )

1

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Raad

 

*

Besluit van de Raad van 29 april 2004 betreffende de ondertekening en de voorlopige toepassing van een Protocol bij de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie

8

Protocol bij de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie

10

 

*

Besluit van de Raad en de Commissie van 21 februari 2005 betreffende de sluiting van het protocol bij de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie

14

 

*

Besluit van de Raad van 29 april 2004 betreffende de ondertekening en de voorlopige toepassing van een Protocol bij de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, (PSO), betreffende de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de PSO en betreffende aanpassingen van de PSO

15

Protocol bij de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, (PSO), betreffende de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de PSO en betreffende aanpassingen van de PSO

16

 

*

Besluit van de Raad en de Commissie van 24 januari 2006 betreffende de sluiting van het protocol bij de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds (PSO), betreffende de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de PSO en betreffende aanpassingen van de PSO

21

 

*

Besluit van de Raad van 22 mei 2006 betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap, van het Verdrag ter versterking van de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn opgericht bij het Verdrag van 1949 tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Republiek Costa Rica

22

Verdrag ter versterking van de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn opgericht bij het Verdrag van 1949 tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Republiek Costa Rica (Verdrag van Antigua)

24

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

16.8.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 224/1


RICHTLIJN 2006/46/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 14 juni 2006

tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, 83/349/EEG van de Raad betreffende de geconsolideerde jaarrekening, 86/635/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen en 91/674/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot de oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 44, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 21 mei 2003 heeft de Commissie een actieplan aangenomen waarin maatregelen worden aangekondigd tot modernisering van het vennootschapsrecht en tot verbetering van de corporate governance in de Europese Unie. Hierin is als prioriteit op korte termijn voor de Gemeenschap sprake van bevestiging van de collectieve verantwoordelijkheid van de leden van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen van een onderneming, vergroting van de transparantie bij transacties met verbonden partijen en buiten de balans vallende regelingen en verbetering van de informatieverstrekking over corporate-governancepraktijken bij ondernemingen.

(2)

Overeenkomstig dit actieplan dienen de leden van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen van een onderneming minimaal collectief verantwoordelijk te zijn jegens de onderneming voor de opstelling en openbaarmaking van de jaarrekening en het jaarverslag. Diezelfde aanpak zou ook moeten worden toegepast ten aanzien van leden van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen van ondernemingen voor de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening. Deze organen handelen binnen het kader van de bevoegdheden die hun krachtens het nationale recht zijn toegewezen. Dit laat de mogelijkheid onverlet voor de lidstaten om verdergaande maatregelen te nemen en te voorzien in de directe verantwoordelijkheid jegens aandeelhouders of zelfs andere belanghebbenden. Evenwel dienen de lidstaten zich ervan te weerhouden om voor een stelsel te kiezen dat deze verantwoordelijkheid beperkt tot de individuele leden van de raad van bestuur. Dit mag evenwel rechtbanken of andere handhavingsinstanties in de lidstaten niet de mogelijkheid ontnemen om sancties op te leggen aan een individueel lid van een bestuurs-, leidinggevend en toezichthoudend orgaan.

(3)

De aansprakelijkheid voor het opstellen en publiceren van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen alsmede van de jaarverslagen en geconsolideerde jaarverslagen is gebaseerd op het nationale recht. De passende aansprakelijkheidsregels zoals door iedere lidstaat in de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften vastgelegd, dienen van toepassing te zijn op de leden van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen. Het moet de lidstaten vrij staan de omvang van de aansprakelijkheid te bepalen.

(4)

Teneinde geloofwaardige processen van financiële verslaggeving over de gehele Europese Unie te bevorderen, moeten de leden van het orgaan van een onderneming dat verantwoordelijk is voor de opstelling van de financiële verslagen van de onderneming de plicht hebben ervoor te zorgen dat de financiële informatie in de jaarrekeningen en jaarverslagen een getrouw beeld geven.

(5)

Op 27 september 2004 hechtte de Commissie haar goedkeuring aan een mededeling inzake het voorkomen en bestrijden van financiële wanpraktijken van ondernemingen, waarin onder andere een beeld wordt gegeven van de beleidsinitiatieven van de Commissie ten aanzien van de interne controle bij vennootschappen en de verantwoordelijkheid van de leden van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen.

(6)

Momenteel wordt in de Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad (3) en in de Zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad (4) alleen voorzien in de verstrekking van informatie over transacties tussen een vennootschap en de daarmee verbonden ondernemingen. Teneinde de positie van vennootschappen waarvan de effecten niet zijn toegelaten tot de handel op gereglementeerde markten, meer te doen aansluiten op die van vennootschappen die voor hun geconsolideerde jaarrekeningen de internationale standaarden voor jaarrekeningen toepassen, zou de openbaarmaking moeten worden uitgebreid tot andere categorieën van verbonden partijen, zoals managers in een sleutelpositie en echtgenoten van leden van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen, echter alleen wanneer het om transacties van enige betekenis gaat die niet met gepaste afstand worden uitgevoerd. De openbaarmaking van transacties van enige betekenis met verbonden partijen die niet onder normale marktvoorwaarden worden verricht, kunnen de gebruikers van de jaarrekening helpen om de financiële positie van de onderneming te beoordelen alsook, wanneer de onderneming tot een groep behoort, de financiële situatie van de groep als geheel. Transacties met verbonden partijen binnen een groep moeten bij de opstelling van geconsolideerde financiële verslagen worden geëlimineerd.

(7)

De definities van een verbonden partij, zoals vastgelegd in de internationale standaarden voor jaarrekeningen die door de Commissie zijn goedgekeurd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (5), dienen van toepassing te zijn op de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG.

(8)

Buiten de balans vallende regelingen kunnen voor een vennootschap risico’s en voordelen meebrengen die van belang zijn voor een beoordeling van de financiële positie van de vennootschap en, indien de vennootschap tot een groep behoort, de financiële positie van de groep als geheel.

(9)

Bij dergelijke buiten de balans vallende regelingen kan het gaan om elke transactie of overeenkomst tussen vennootschappen en entiteiten, ook wanneer zij geen rechtspersoonlijkheid hebben, die niet in de balans zijn opgenomen. Dergelijke regelingen kunnen verband houden met de oprichting of het gebruik van één of meer voor een speciaal doel opgerichte entiteiten (Special Purpose Entities — SPE’s) en offshore-activiteiten die bedoeld zijn om onder andere op economische, juridische, fiscale of boekhoudkundige doelstellingen in te spelen. Voorbeelden van dergelijke buiten de balans vallende regelingen zijn risico- en winstdelingsregelingen of verplichtingen die voortvloeien uit een overeenkomst zoals schuldfactoring, gecombineerde koop- en terugkoopovereenkomsten, regelingen met betrekking tot consignatie van aandelen, take or pay-regelingen, securitisatie die wordt geregeld via afzonderlijke vennootschappen en entiteiten zonder rechtspersoonlijkheid, in onderpand gegeven activa, operationele leasingregelingen, outsourcing en dergelijke. Passende informatie over de risico's van enige betekenis en voordelen van dergelijke regelingen die niet in de balans zijn opgenomen, dient te worden vermeld in de toelichting bij de jaarrekening of de geconsolideerde jaarrekening.

(10)

Vennootschappen waarvan de effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en die hun statutaire zetel in de Gemeenschap hebben, dienen te worden verplicht om een jaarlijkse verklaring inzake corporate governance openbaar te maken als een specifiek en duidelijk herkenbaar onderdeel van het jaarverslag. Deze verklaring dient de aandeelhouders op zijn minst belangrijke, gemakkelijk toegankelijke informatie te verstrekken over de feitelijk toegepaste corporate-governancepraktijken, met inbegrip van een beschrijving van de belangrijkste kenmerken van eventuele bestaande risicobeheersystemen en interne controles met betrekking tot het proces van financiële verslaggeving. In de verklaring inzake corporate governance moet duidelijk worden gemaakt of de vennootschap andere corporate-governancebepalingen toepast dan voorzien in het nationale recht, ongeacht de vraag of deze bepalingen rechtstreeks zijn vastgelegd in een corporate-governancecode waaraan een vennootschap is onderworpen of in ongeacht welke corporate-governancecode die de vennootschap eventueel heeft besloten toe te passen. Bovendien kunnen vennootschappen een analyse van sociale en milieuaspecten verschaffen als dat nodig is voor het inzicht in de ontwikkeling, resultaten en positie van de vennootschap. Het is niet nodig om een aparte verklaring inzake corporate governance op te leggen aan ondernemingen die een geconsolideerd jaarverslag opstellen, maar er dient informatie inzake het risicobeheer- en interne-controlesysteem van de groep te worden verstrekt.

(11)

De verschillende in het kader van deze richtlijn aangenomen maatregelen zijn niet noodzakelijkerwijze van toepassing op dezelfde soorten vennootschappen of ondernemingen. De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om kleine vennootschappen, als omschreven in artikel 11 van Richtlijn 78/660/EEG, vrij te stellen van de vereisten met betrekking tot verbonden partijen en buiten de balans vallende regelingen uit hoofde van deze richtlijn. Vennootschappen die in hun rekeningen overeenkomstig internationale standaarden voor jaarrekeningen zoals die in de Europese Unie zijn goedgekeurd reeds informatie verstrekken over transacties met verbonden partijen, zouden niet verplicht moeten worden om overeenkomstige deze richtlijn aanvullende informatie te verstrekken, omdat de toepassing van de internationale standaarden voor jaarrekeningen reeds resulteren in een getrouw beeld van een dergelijke vennootschap. De bepalingen van deze richtlijn betreffende de verklaring inzake corporate governance dienen van toepassing te zijn op alle vennootschappen, met inbegrip van banken, verzekerings- en herverzekeringsbedrijven en obligatiesuitgevende instellingen waarvan de effecten zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt voor zover zij niet door de lidstaten zijn vrijgesteld. De bepalingen van deze richtlijn betreffende verplichtingen en aansprakelijkheid van leden van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen, alsmede sancties, dienen van toepassing te zijn op alle vennootschappen waarop de Richtlijnen 78/660/EEG, 86/635/EEG (6) en 91/674/EEG (7) van de Raad van toepassing zijn, en op alle ondernemingen die overeenkomstig Richtlijn 83/349/EEG een geconsolideerde jaarrekening opstellen.

(12)

Thans is in Richtlijn 78/660/EEG de bepaling opgenomen dat om de vijf jaar onder meer de maximumdrempels voor het balanstotaal en de netto-omzet worden onderzocht die de lidstaten kunnen toepassen om vast te stellen welke vennootschappen vrijgesteld kunnen worden van bepaalde openbaarmakingsverplichtingen. In aanvulling op dit vijfjaarlijks onderzoek, kan een aanvullende éénmalige verhoging van deze maximumdrempels voor balanstotaal en netto-omzet ook passend zijn. De lidstaten zijn niet verplicht gebruik te maken van deze verhoogde drempelbedragen.

(13)

Aangezien de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk een vergemakkelijking van grensoverschrijdende beleggingen en een verbetering van de vergelijkbaarheid in de gehele EU en van het vertrouwen van het publiek in jaarrekeningen en jaarverslagen door de verschaffing van verdergaande en consequente, specifieke informatie, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang en de gevolgen van deze richtlijn, beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(14)

In deze richtlijn worden de grondrechten en de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden erkend, in acht genomen.

(15)

Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord „Beter wetgeven” (8) worden de lidstaten ertoe aangespoord om voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen die, voor zover mogelijk, het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken.

(16)

De Richtlijnen 78/660/EEG, 83/349/EEG, 86/635/EEG en 91/674/EEG dienen derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Richtlijn 78/660/EEG

Richtlijn 78/660/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 11 wordt de eerste alinea als volgt gewijzigd:

a)

in het eerste streepje worden de woorden „balanstotaal: 3 650 000 EUR” vervangen door de woorden „balanstotaal: 4 400 000 EUR”;

b)

in het tweede streepje worden de woorden „netto-omzet: 7 300 000 EUR” vervangen door de woorden „netto-omzet: 8 800 000 EUR”.

2)

In artikel 11, derde alinea, worden de woorden „de richtlijn houdende vaststelling van deze bedragen in het kader van het onderzoek waarin artikel 53, lid 2, voorziet” vervangen door de woorden „enige richtlijn waarmee deze bedragen worden vastgesteld”.

3)

In artikel 27 wordt de eerste alinea als volgt gewijzigd:

a)

in het eerste streepje worden de woorden „balanstotaal: 14 600 000 EUR” vervangen door de woorden „balanstotaal: 17 500 000 EUR”;

b)

in het tweede streepje worden de woorden „netto-omzet: 29 200 000 EUR” vervangen door de woorden „netto-omzet: 35 000 000 EUR”.

4)

In artikel 27, derde alinea, worden de woorden „de richtlijn houdende vaststelling van deze bedragen in het kader van het onderzoek waarin artikel 53, lid 2, voorziet” vervangen door de woorden „enige richtlijn waarin deze bedragen worden vastgesteld”.

5)

In artikel 42 bis wordt het volgende lid toegevoegd:

„(5 bis)   In afwijking van de leden 3 en 4 kunnen de lidstaten overeenkomstig internationale standaarden voor jaarrekeningen zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1725/2003 van de Commissie van 29 september 2003 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad (9), zoals gewijzigd tot uiterlijk 5 september 2006, een waardering van financiële instrumenten toestaan of voorschrijven, samen met de daarmee verband houdende openbaarmakingsverplichtingen zoals opgenomen in internationale standaarden voor jaarrekeningen welke zijn vastgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (10).

.

6)

In artikel 43, lid 1, worden de volgende punten ingevoegd:

„(7 bis)

de aard en het zakelijke doel van de regelingen van de vennootschappen die niet in de balans zijn opgenomen, en de financiële gevolgen van deze regelingen voor de vennootschap, mits de risico's of voordelen die uit dergelijke regelingen voortvloeien van enige betekenis zijn en voor zover de openbaarmaking van dergelijke risico's of voordelen noodzakelijk is voor de beoordeling van de financiële positie van de vennootschap.

De lidstaten kunnen de vennootschappen als bedoeld in artikel 27 toestaan de informatie die op grond van dit punt openbaar moet worden gemaakt te beperken tot informatie over de aard en het zakelijke doel van dergelijke regelingen;

(7 ter)

transacties die door de vennootschap zijn aangegaan met verbonden partijen, met inbegrip van het bedrag van dergelijke transacties, de aard van de betrekking met de verbonden partij, alsmede andere informatie over de transacties die nodig is voor het verkrijgen van inzicht in de financiële positie van de vennootschap, indien dergelijke transacties van enige betekenis zijn en niet onder normale marktvoorwaarden zijn verricht. Informatie over individuele transacties kan overeenkomstig de aard daarvan worden samengevoegd, behalve wanneer gescheiden informatie nodig is voor het verkrijgen van inzicht in de gevolgen van transacties met verbonden partijen voor de financiële positie van de vennootschap.

De lidstaten kunnen de in artikel 27 van onderhavige richtlijn bedoelde vennootschappen toestaan de in dit punt voorgeschreven openbaarmakingen achterwege te laten, tenzij deze vennootschappen van een type zijn zoals bedoeld in artikel 1, lid 1, van Richtlijn 77/91/EEG. In dat geval kunnen de lidstaten de openbaarmaking beperken tot ten minste transacties die direct of indirect zijn aangegaan tussen:

i)

de vennootschap en haar voornaamste aandeelhouders,

en

ii)

de vennootschap en de leden van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen.

Transacties die zijn aangegaan tussen twee of meer leden van een groep kunnen door de lidstaten worden vrijgesteld, mits dochterondernemingen die partij zijn bij de transactie geheel in eigendom zijn van een dergelijk lid.

Onder „verbonden partij” wordt hetzelfde verstaan als in de internationale standaarden voor jaarrekeningen die zijn goedgekeurd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002.”

.

7)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 46 bis

1.   Een vennootschap waarvan de effecten worden toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in de zin van artikel 4, lid 1, punt 14, van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten (11), neemt in haar jaarverslag een verklaring inzake corporate governance op. Deze verklaring vormt een specifiek deel van het jaarverslag en bevat ten minste de volgende informatie:

a)

een verwijzing naar:

i)

de corporate-governancecode waaraan de vennootschap is onderworpen,

en/of

ii)

de corporate-governancecode die de vennootschap heeft besloten vrijwillig toe te passen,

en/of

iii)

alle relevante informatie over de corporate-governancepraktijken die worden toegepast naast de nationale wettelijke vereisten.

Indien het bepaalde onder i) en ii) van toepassing is, vermeldt de vennootschap tevens waar de desbetreffende teksten voor het publiek beschikbaar zijn; indien het bepaalde onder iii) van toepassing is, maakt de vennootschap haar corporate-governancepraktijken beschikbaar voor het publiek;

b)

voor zover een vennootschap, in overeenstemming met de nationale wetgeving, van de onder a), i) en ii), bedoelde corporate-governancecode afwijkt, een vermelding van de delen van de corporate-governancecode waarvan zij afwijkt en van de redenen daarvoor. In gevallen waarin de vennootschap heeft besloten geen enkele bepaling van een onder a), i) en ii), bedoelde corporate-governancecode toe te passen, dient zij aan te geven om welke redenen zij daartoe heeft besloten;

c)

een beschrijving van de belangrijkste kenmerken van de interne controle- en risicobeheersystemen van de vennootschap, in verband met het proces van financiële verslaggeving;

d)

de informatie die verlangd wordt in artikel 10, lid 1, onder c), d), f), h) en i), van Richtlijn 2004/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende het openbaar overnamebod (12), voor zover de vennootschap onder deze richtlijn valt;

e)

tenzij de desbetreffende informatie reeds volledig in nationale wetgeving of regelgeving wordt verstrekt, de werking van de aandeelhoudersvergadering en haar voornaamste bevoegdheden en een beschrijving van de rechten van de aandeelhouders en hoe deze kunnen worden uitgeoefend;

f)

de samenstelling en de werking van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen en hun comités.

2.   De lidstaten kunnen toestaan dat de krachtens dit artikel vereiste informatie wordt openbaar gemaakt in een afzonderlijk verslag dat samen met het jaarverslag wordt gepubliceerd op de wijze die is uiteengezet in artikel 47 of door middel van een verwijzing in het jaarverslag naar de plaats waar het desbetreffende document voor het publiek beschikbaar is op de website van de vennootschap. In het geval van een afzonderlijk verslag kan de corporate-governanceverklaring een verwijzing bevatten naar het jaarverslag waar de krachtens lid 1, onder d), vereiste informatie beschikbaar is. Artikel 51, lid 1, tweede alinea, is van toepassing op het bepaalde in lid 1, onder c) en d), van dit artikel. Voor de overige informatie dient de wettelijke auditor na te gaan of de corporate-governanceverklaring is verstrekt.

3.   De lidstaten kunnen vennootschappen die alleen andere effecten dan aandelen hebben uitgegeven die op een gereglementeerde markt in de zin van artikel 4, lid 1, punt 14, van Richtlijn 2004/39/EG zijn toegelaten, vrijstelling verlenen van de toepassing van het bepaalde in lid 1, onder a), b), e) en f), tenzij de desbetreffende vennootschappen aandelen hebben uitgegeven die worden verhandeld in een multilaterale handelsfaciliteit in de zin van artikel 4, lid 1, punt 15, van Richtlijn 2004/39/EG.

8)

De volgende afdeling wordt ingevoegd:

„AFDELING 10 BIS

Verplichtingen tot en aansprakelijkheid voor het opstellen en publiceren van de jaarrekening en het jaarverslag

Artikel 50 ter

De lidstaten zorgen ervoor dat de leden van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen van de vennootschap collectief de verplichting hebben ervoor te zorgen dat de jaarrekening, het jaarverslag en, indien deze afzonderlijk wordt opgesteld, de verklaring inzake corporate governance als bepaald in artikel 46 bis overeenkomstig de eisen van deze richtlijn worden opgesteld en gepubliceerd, evenals, indien van toepassing, overeenkomstig de internationale standaarden voor jaarrekeningen die zijn goedgekeurd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002. Deze organen handelen binnen het kader van de bevoegdheden die hun krachtens het nationale recht zijn toegewezen.

Artikel 50 quater

De lidstaten zorgen ervoor dat hun wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake aansprakelijkheid van toepassing zijn op de leden van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen als bedoeld in artikel 50 ter, ten minste jegens de vennootschap, wegens schending van de verplichting als bedoeld in artikel 50 ter.”

.

9)

Artikel 53 bis wordt vervangen door:

„Artikel 53 bis

De lidstaten mogen de ontheffingen waarin de artikelen 11, 27, 43, lid 1, punt 7, onder a) en b), 46, 47 en 51 voorzien, niet toestaan aan vennootschappen waarvan de effecten in een lidstaat zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt 14, van Richtlijn 2004/39/EG.”

.

10)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 60 bis

De lidstaten stellen de regels vast voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze worden toegepast. De voorziene sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.”

.

11)

Artikel 61 bis wordt vervangen door:

„Artikel 61 bis

Uiterlijk op 1 juli 2007 toetst de Commissie de bepalingen in de artikelen 42 bis tot en met 42 septies, artikel 43, lid 1, punten 10 en 14, artikel 44, lid 1, artikel 46, lid 2, onder f), en artikel 59, lid 2, onder a) en b), aan de ervaring die is opgedaan met de toepassing van de bepalingen inzake waardering op basis van de waarde in het economisch verkeer, in het bijzonder gelet op IAS 39 zoals goedgekeurd in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1606/2002, en rekening houdend met de internationale ontwikkelingen op het gebied van de jaarverslaggeving en dient zij in voorkomend geval bij het Europees Parlement en de Raad een voorstel in tot wijziging van bovengenoemde artikelen.”

.

Artikel 2

Wijziging van Richtlijn 83/349/EEG

Richtlijn 83/349/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 34 worden de volgende punten ingevoegd:

„7 bis)

de aard en het zakelijke doel van iedere regeling die niet in de geconsolideerde balans wordt opgenomen, en de financiële gevolgen van deze regelingen, mits de risico's of voordelen die uit dergelijke regelingen voortvloeien van enige betekenis zijn en voor zover de openbaarmaking van dergelijke risico's of voordelen noodzakelijk is voor de beoordeling van de financiële positie van de ondernemingen die in de consolidatie zijn opgenomen als één geheel.

ter)

de transacties, met uitzondering van transacties binnen de groep, aangegaan door de moederonderneming, of door andere ondernemingen die in de consolidatie zijn opgenomen, met verbonden partijen, met inbegrip van het bedrag van dergelijke transacties, de aard van de betrekking met de verbonden partij en andere informatie over de transacties die noodzakelijk is voor het verkrijgen van inzicht in de financiële positie van de ondernemingen die in de consolidatie als één geheel zijn opgenomen, indien dergelijke transacties van enige betekenis zijn en niet onder normale marktvoorwaarden zijn verricht. Informatie over individuele transacties kan overeenkomstig de aard daarvan worden samengevoegd, behalve wanneer gescheiden informatie nodig is voor het verkrijgen van inzicht in de gevolgen van de transacties met verbonden partijen voor de financiële positie van de ondernemingen die in de consolidatie als één geheel zijn opgenomen.”

.

2)

In artikel 36, lid 2, wordt het volgende punt toegevoegd:

„f)

een beschrijving van de belangrijkste kenmerken van de interne controle- en risicobeheersystemen van de groep met betrekking tot het proces van de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening, indien de effecten van een onderneming worden toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in de zin van artikel 4, lid 1, punt 14, van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten (13). Indien de geconsolideerde jaarrekening en het jaarverslag als één enkel verslag worden ingediend, moet deze informatie worden opgenomen in het deel van het verslag dat de verklaring inzake corporate governance bevat, zoals bepaald in artikel 46 bis van Richtlijn 78/660/EEG.

Indien een lidstaat toestaat dat de informatie die is vereist krachtens artikel 46 bis, lid 1, van Richtlijn 78/660/EEG, wordt vastgelegd in een apart verslag dat samen met het jaarverslag wordt gepubliceerd op de wijze die is voorgeschreven in artikel 47 van die richtlijn, dient de informatie die wordt verstrekt uit hoofde van het bepaalde in de eerste alinea ook onderdeel te zijn van dat aparte verslag. In dat geval is artikel 37, lid 1, tweede alinea, van deze richtlijn van toepassing.

3)

De volgende afdeling wordt ingevoegd:

„AFDELING 3 BIS

Verplichting tot en aansprakelijkheid voor het opstellen en publiceren van de geconsolideerde jaarrekening en het geconsolideerde jaarverslag

Artikel 36 bis

De lidstaten zorgen ervoor dat de leden van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen van ondernemingen die de geconsolideerde jaarrekening en het geconsolideerde jaarverslag opstellen collectief de verplichting hebben ervoor te zorgen dat de geconsolideerde jaarrekening, het geconsolideerde jaarverslag en, indien deze afzonderlijk wordt opgesteld, de verklaring inzake corporate governance als bepaald in artikel 46 bis van Richtlijn 78/660/EEG overeenkomstig de eisen van deze richtlijn worden opgesteld en gepubliceerd, evenals, indien van toepassing, overeenkomstig de internationale standaarden voor jaarrekeningen die zijn goedgekeurd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (14). Deze organen handelen binnen de bevoegdheden die hun krachtens het nationale recht zijn toegewezen.

Artikel 36 ter

De lidstaten zorgen ervoor dat hun wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake aansprakelijkheid van toepassing zijn op de leden van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen als bedoeld in artikel 36 bis, ten minste jegens de onderneming die de geconsolideerde jaarrekening opstelt, wegens schending van de verplichting als bedoeld in artikel 36 bis.

4)

In artikel 41 wordt het volgende lid ingevoegd:

„1 bis.   Onder „verbonden partij” wordt hetzelfde verstaan als in de internationale standaarden voor jaarrekeningen zoals die zijn goedgekeurd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002.”

.

5)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 48

De lidstaten stellen de regels vast voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en treffen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze worden toegepast. De voorziene sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.”

.

Artikel 3

Wijziging van Richtlijn 86/635/EEG

Richtlijn 86/635/EEG, artikel 1, lid 1, eerste zin, wordt vervangen door:

„De artikelen 2 en 3, artikel 4, leden 1 en 3 tot en met 6, de artikelen 6, 7, 13 en 14, artikel 15, leden 3 en 4, de artikelen 16 tot en met 21, de artikelen 29 tot en met 35, de artikelen 37 tot en met 41, artikel 42, eerste zin, de artikelen 42 bis tot en met 42 septies, artikel 45, lid 1, artikel 46, leden 1 en 2, de artikelen 46 bis, 48 tot en met 50, 50 bis, 50 ter, 50 quater, de artikelen 51, lid 1, 51 bis, 56 tot en met 59, 60 bis, 61 en 61 bis van Richtlijn 78/660/EEG zijn van toepassing op de in artikel 2 van deze richtlijn bedoelde instellingen, tenzij in deze richtlijn anders is bepaald.”

Artikel 4

Wijziging van Richtlijn 91/674/EEG

Richtlijn 91/674/EEG, artikel 1, lid 1, eerste zin, wordt vervangen door:

„De artikelen 2 en 3, artikel 4, leden 1 en 3 tot en met 6, de artikelen 6, 7, 13 en 14, artikel 15, leden 3 en 4, de artikelen 16 tot en met 21, de artikelen 29 tot en met 35, de artikelen 37 tot en met 41, de artikelen 42, 42 bis tot en met 42 septies, 43, lid 1, de punten 1 tot en met 7 ter en de punten 9 tot en met 14, artikel 45, lid 1, artikel 46, leden 1 en 2, de artikelen 46 bis, 48 tot en met 50, 50 bis, 50 ter en 50 quater, artikel 51, lid 1, artikel 51 bis, de artikelen 56 tot en met 59, de artikelen 60 bis, 61 en 61 bis van Richtlijn 78/660/EEG zijn van toepassing op de in artikel 2 van deze richtlijn bedoelde ondernemingen, tenzij in deze richtlijn anders is bepaald.”

Artikel 5

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 5 september 2008 aan deze richtlijn te voldoen.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 6

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 7

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 14 juni 2006.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BORRELL FONTELLES

Voor de Raad

De voorzitter

H. WINKLER


(1)  PB C 294 van 25.11.2005, blz. 4.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 15 december 2005 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 22 mei 2006.

(3)  PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 157 van 9.6.2006, blz. 87).

(4)  PB L 193 van 18.7.1983, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/43/EG.

(5)  PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.

(6)  PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/51/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 178 van 17.7.2003, blz. 16).

(7)  PB L 374 van 31.12.1991, blz. 7. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2003/51/EG.

(8)  PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.

(9)  PB L 261 van 13.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 108/2006 (PB L 24 van 27.1.2006, blz. 1).

(10)  PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.”

(11)  PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1.

(12)  PB L 142 van 30.4.2004, blz. 12.”.

(13)  PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1.”.

(14)  PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.”.


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Raad

16.8.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 224/8


BESLUIT VAN DE RAAD

van 29 april 2004

betreffende de ondertekening en de voorlopige toepassing van een Protocol bij de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie

(2006/535/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 44, lid 2, artikel 47, lid 2, laatste zin, en de artikelen 55, 57, lid 2, 71, 80, lid 2, 93, 94, 133 en 181 A, in samenhang met artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin,

Gelet op het Toetredingsverdrag van 16 april 2003, en met name op artikel 2, lid 3,

Gelet op de aan het Toetredingsverdrag gehechte Akte, en met name op artikel 6, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 8 december 2003 machtigde de Raad de Commissie namens de Gemeenschap en haar lidstaten te onderhandelen met de Republiek Moldavië, over een Protocol bij de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst teneinde rekening te houden met de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie, en om te voorzien in bepaalde technische aanpassingen in verband met institutionele en juridische ontwikkelingen binnen de Europese Unie.

(2)

Onder voorbehoud van de eventuele sluiting op een later tijdstip hebben partijen onderhandelingen gevoerd over het protocol en moet het nu worden ondertekend namens de Europese Gemeenschap en haar lidstaten.

(3)

Het protocol moet op voorlopige basis worden toegepast met ingang van de datum van toetreding, in afwachting van de desbetreffende procedures voor de formele sluiting,

BESLUIT:

Artikel 1

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon of personen aan te wijzen die bevoegd is of zijn om namens de Europese Gemeenschap en haar lidstaten het protocol te ondertekenen bij de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie, onder voorbehoud van mogelijke sluiting op een later tijdstip.

De tekst van het protocol is aan dit besluit gehecht (1).

Artikel 2

In afwachting van zijn inwerkingtreding wordt het protocol op voorlopige basis toegepast met ingang van de datum van de toetreding.

Gedaan te Luxemburg, 29 april 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

M. McDOWELL


(1)  Zie bladzijde 10 van dit Publicatieblad.


PROTOCOL

bij de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie

HET KONINKRIJK BELGIË,

DE TSJECHISCHE REPUBLIEK,

HET KONINKRIJK DENEMARKEN,

DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,

DE REPUBLIEK ESTLAND,

DE HELLEENSE REPUBLIEK,

HET KONINKRIJK SPANJE,

DE FRANSE REPUBLIEK,

IERLAND,

DE ITALIAANSE REPUBLIEK,

DE REPUBLIEK CYPRUS,

DE REPUBLIEK LETLAND,

DE REPUBLIEK LITOUWEN,

HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG,

DE REPUBLIEK HONGARIJE,

DE REPUBLIEK MALTA,

HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN,

DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,

DE REPUBLIEK POLEN,

DE PORTUGESE REPUBLIEK,

DE REPUBLIEK SLOVENIË,

DE SLOWAAKSE REPUBLIEK,

DE REPUBLIEK FINLAND,

HET KONINKRIJK ZWEDEN,

HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,

hierna „de lidstaten” genoemd, vertegenwoordigd door de Raad van de Europese Unie, en

DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE,

hierna „de Gemeenschappen” genoemd, vertegenwoordigd door de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie,

enerzijds,

EN DE REPUBLIEK MOLDAVIË

anderzijds,

GELET OP de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie op 1 mei 2004,

BESLUITEN:

Artikel 1

Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije zijn partij bij de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, die op 28 november 1994 te Brussel werd ondertekend (hierna „de overeenkomst” genoemd) en hechten hun goedkeuring aan en nemen respectievelijk nota van, op dezelfde wijze als de andere lidstaten, de teksten van de overeenkomst en de aan de op dezelfde datum ondertekende slotakte gehechte gemeenschappelijke verklaringen, briefwisselingen en de verklaring van de Republiek Moldova en het protocol bij de overeenkomst van 15 mei 1997 dat op 12 oktober 2000 in werking trad.

Artikel 2

Teneinde rekening te houden met recente institutionele ontwikkelingen binnen de Europese Unie komen de partijen overeen dat na het verstrijken van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal de bestaande bepalingen in de overeenkomst die verwijzen naar de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal geacht worden te verwijzen naar de Europese Gemeenschap, die alle rechten en verplichtingen van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal heeft overgenomen.

Artikel 3

Dit protocol maakt integrerend deel uit van de overeenkomst.

Artikel 4

1.   Dit protocol wordt goedgekeurd door de Gemeenschappen, door de Raad van de Europese Unie namens de lidstaten en door de Republiek Moldavië volgens hun eigen procedures.

2.   De partijen stellen elkaar in kennis van de voltooiing van de desbetreffende procedures bedoeld in voorgaand lid. De akten van goedkeuring worden neergelegd bij het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie.

Artikel 5

1.   Dit protocol treedt in werking op dezelfde dag als het Toetredingsverdrag van 2003, mits alle akten van goedkeuring van dit protocol voor die datum zijn neergelegd.

2.   Indien niet alle akten van goedkeuring van dit protocol voor die datum zijn neergelegd, treedt dit protocol in werking op de eerste dag van de eerste maand na de datum van de nederlegging van de laatste akte van goedkeuring.

3.   Indien niet alle akten van goedkeuring van dit protocol voor 1 mei 2004 zijn neergelegd, is dit protocol voorlopig van toepassing met ingang van 1 mei 2004.

Artikel 6

De teksten van de overeenkomst, de slotakte, en alle daaraan gehechte documenten, evenals het protocol bij de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst van 15 mei 1997, zijn opgesteld in de Estse, de Hongaarse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Sloveense, de Slowaakse en de Tsjechische taal.

Deze teksten worden aan dit protocol gehecht (1) en zijn evenzeer authentiek als de teksten in de andere talen waarin de overeenkomst, de slotakte en de daaraan gehechte documenten, evenals het protocol bij de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst van 15 mei 1997, zijn opgesteld.

Artikel 7

Dit protocol is opgesteld in tweevoud in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Sloveense, de Spaanse, de Slowaakse, de Tsjechische, de Zweedse en de Moldavische taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Hecho en Bruselas, el treinta de abril de dos mil cuatro.

V Bruselu dne třicátého dubna dva tisíce čtyři.

Udfærdiget i Bruxelles den tredivte april to tusind og fire.

Geschehen zu Brüssel am dreißigsten April zweitausendundvier.

Kahe tuhande neljanda aasta kolmekümnendal aprillil Brüsselis.

Έγινε στις Βρυξέλλες, στις τριάντα Απριλίου δύο χιλιάδες τέσσερα.

Done at Brussels on the thirtieth day of April in the year two thousand and four.

Fait à Bruxelles, le trente avril deux mille quatre.

Fatto a Bruxelles, addì trenta aprile duemilaquattro.

Briselē, divi tūkstoši ceturtā gada trīsdesmitajā aprīlī.

Priimta du tūkstančiai ketvirtų metų balandžio trisdešimtą dieną Briuselyje.

Kelt Brüsszelben, a kétezer-negyedik év április havának tizenharmadik napján.

Magħmul fi Brussel fit-tletin jum ta' April tas-sena elfejn u erbgħa.

Gedaan te Brussel, de dertigste april tweeduizendvier.

Sporządzono w Brukseli, dnia trzynastego kwietnia roku dwa tysiące czwartego.

Feito em Bruxelas, em trinta de Abril de dois mil e quatro.

V Bruseli tridsiateho apríla dvetisícštyri.

V Bruslju, dne tridesetega aprila leta dva tisoč štiri.

Tehty Brysselissä kolmantenakymmenentenä päivänä huhtikuuta vuonna kaksituhattaneljä.

Som skedde i Bryssel den trettionde april tjugohundrafyra.

Întocmit la Bruxelles în a treizecea zi a lunii aprilie în anul doua mii patru.

Por los Estados miembros

Za členské státy

For medlemsstaterne

Für die Mitgliedstaaten

Liikmesriikide nimel

Για τα κράτη μέλη

For the Member States

Pour les États membres

Per gli Stati membri

Dalībvalstu vārdā

Valstybių narių vardu

A tagállamok részéről

Għall-Istati Membri

Voor de lidstaten

W imieniu Państw Członkowskich

Pelos Estados-Membros

Za členské štáty

Za države članice

Jäsenvaltioiden puolesta

På medlemsstaternas vägnar

Pentru Statele Membre

Image

Por las Comunidades Europeas

Za Evropská společenství

For De Europæiske Fællesskaber

Für die Europäischen Gemeinschaften

Euroopa ühenduste nimel

Για τις Ευρωπαϊκές Κοινότητες

For the European Communities

Pour les Communautés européennes

Per le Comunità europee

Eiropas Kopienu vārdā

Europos Bendrijų vardu

Az Európai Közösségek részéről

Għall-Komunitajiet Ewropej

Voor de Europese Gemeenschappen

W imieniu Wspólnot Europejskich

Pelas Comunidades Europeias

Za Európske spoločenstvá

Za Evropske skupnosti

Euroopan yhteisöjen puolesta

På Europeiska gemenskapernas vägnar

Pentru Comunitatile Europene

Image

Image

Por la República de Moldova

Za Moldavskou republiku

For Republikken Moldova

Für die Republik Moldau

Moldova Vabariigi nimel

Για τη Δημοκρατία της Μολδαβίας

For the Republic of Moldova

Pour la République de Moldova

Per la Repubblica di Moldova

Moldovas Republikas vārdā

Moldovos Respublikos vardu

Moldova részéről

Għar-Repubblika tal-Moldavja

Voor de Republiek Moldavië

W imieniu Republiki Mołdowy

Pela República da Moldávia

Za Moldavskú republiku

Za Republiko Moldavijo

Moldovan tasavallan puolesta

På Republiken Moldaviens vägnar

Pentru Republica Moldova

Image


(1)  De Estse, de Hongaarse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Sloveense, de Slowaakse en de Tsjechische versie van de overeenkomst zullen later in de bijzondere uitgave van het Publicatieblad worden bekendgemaakt.


16.8.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 224/14


BESLUIT VAN DE RAAD EN DE COMMISSIE

van 21 februari 2005

betreffende de sluiting van het protocol bij de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie

(2006/536/EG, Euratom)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE EN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 44, lid 2, artikel 47, lid 2, laatste zin, en de artikelen 55, 57, lid 2, 71, 80, lid 2, 93, 94, 133 en 181 A, in samenhang met artikel 300, lid 2, tweede zin, en artikel 300, lid 3, eerste alinea,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 101, tweede alinea,

Gelet op het Toetredingsverdrag van 2003, en met name op artikel 2, lid 3,

Gelet op de Toetredingsakte van 2003, en met name op artikel 6, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien de goedkeuring door de Raad krachtens artikel 101 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het protocol bij de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie werd namens de Europese Gemeenschap en de lidstaten op 30 april 2004 ondertekend.

(2)

In afwachting van zijn inwerkingtreding is het protocol op voorlopige basis toegepast met ingang van 1 mei 2004.

(3)

Het protocol moet worden goedgekeurd,

BESLUITEN:

Artikel 1

Het protocol bij de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie, wordt goedgekeurd namens de Europese Gemeenschap, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de lidstaten.

De tekst van het protocol is aan dit besluit gehecht (2).

Artikel 2

De voorzitter van de Raad verricht namens de Gemeenschap en haar lidstaten de in artikel 4 van het protocol bedoelde kennisgeving. De voorzitter van de Commissie verricht tegelijkertijd de bedoelde kennisgeving namens de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.

Gedaan te Brussel, 21 februari 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

J. ASSELBORN

Voor de Commissie

De voorzitter

J. M. BARROSO


(1)  PB C 174 E van 14.7.2005, blz. 43.

(2)  Zie bladzijde 10 van dit Publicatieblad.


16.8.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 224/15


BESLUIT VAN DE RAAD

van 29 april 2004

betreffende de ondertekening en de voorlopige toepassing van een Protocol bij de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, (PSO), betreffende de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de PSO en betreffende aanpassingen van de PSO

(2006/537/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 44, lid 2, artikel 47, lid 2, laatste zin, artikel 55, artikel 57, lid 2, artikel 71, artikel 80, lid 2, de artikelen 93, 94, 133 en 181 A, in samenhang met artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin,

Gelet op het Toetredingsverdrag van 16 april 2003, en met name op artikel 2, lid 3,

Gelet op de aan het Toetredingsverdrag gehechte akte, en met name op artikel 6, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 8 december 2003 machtigde de Raad de Commissie namens de Gemeenschap en haar lidstaten te onderhandelen met Oekraïne, over een Protocol bij de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst teneinde rekening te houden met de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie, en om te voorzien in bepaalde technische aanpassingen in verband met institutionele en juridische ontwikkelingen binnen de Europese Unie.

(2)

Onder voorbehoud van mogelijke sluiting op een later tijdstip, moet het op 30 maart 2004 geparafeerde protocol worden ondertekend namens de Europese Gemeenschap en haar lidstaten.

(3)

Het protocol moet op voorlopige basis worden toegepast met ingang van de datum van toetreding, in afwachting van de desbetreffende procedures voor de formele sluiting,

BESLUIT:

Artikel 1

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon of personen aan te wijzen die bevoegd is of zijn om namens de Europese Gemeenschap en haar lidstaten het protocol te ondertekenen bij de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, (PSO), betreffende de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de PSO en betreffende aanpassingen van de PSO, onder voorbehoud van mogelijke sluiting op een later tijdstip.

De tekst van het protocol is aan dit besluit gehecht (1).

Artikel 2

In afwachting van zijn inwerkingtreding wordt het protocol op voorlopige basis toegepast met ingang van de datum van de toetreding.

Gedaan te Luxemburg, 29 april 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

M. McDOWELL


(1)  Zie bladzijde 16 van dit Publicatieblad.


PROTOCOL

bij de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, (PSO), betreffende de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de PSO en betreffende aanpassingen van de PSO

HET KONINKRIJK BELGIË,

DE TSJECHISCHE REPUBLIEK,

HET KONINKRIJK DENEMARKEN,

DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,

DE REPUBLIEK ESTLAND,

DE HELLEENSE REPUBLIEK,

HET KONINKRIJK SPANJE,

DE FRANSE REPUBLIEK,

IERLAND,

DE ITALIAANSE REPUBLIEK,

DE REPUBLIEK CYPRUS,

DE REPUBLIEK LETLAND,

DE REPUBLIEK LITOUWEN,

HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG,

DE REPUBLIEK HONGARIJE,

DE REPUBLIEK MALTA,

HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN,

DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,

DE REPUBLIEK POLEN,

DE PORTUGESE REPUBLIEK,

DE REPUBLIEK SLOVENIË,

DE SLOWAAKSE REPUBLIEK,

DE REPUBLIEK FINLAND,

HET KONINKRIJK ZWEDEN,

HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,

hierna „de lidstaten” genoemd, vertegenwoordigd door de Raad van de Europese Unie, en

DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE,

hierna „de Gemeenschappen” genoemd, vertegenwoordigd door de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie,

enerzijds, en

OEKRAÏNE

anderzijds,

voor de toepassing van dit protocol hierna „de partijen” genoemd,

GELET OP de bepalingen van het Verdrag tussen het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Portugese Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (lidstaten van de Europese Unie) en de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek betreffende de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie, dat op 16 april 2003 in Athene werd ondertekend en op 1 mei 2004 in werking treedt;

GEZIEN de nieuwe situatie in de betrekkingen tussen Oekraïne en de Europese Unie die voortvloeit uit de toetreding tot de EU van tien nieuwe lidstaten, die leidt tot kansen en uitdagingen voor de samenwerking tussen Oekraïne en de Europese Unie;

REKENING HOUDEND MET de wens van de partijen de doelstellingen en beginselen van de PSO te verwezenlijken en ten uitvoer te leggen,

BESLUITEN:

Artikel 1

De Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek zijn partij bij de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, die op 14 juni 1994 in Luxemburg werd ondertekend en op 1 maart 1998 in werking trad (hierna „de overeenkomst”) en hechten hun goedkeuring aan en nemen respectievelijk nota van, op dezelfde wijze als andere lidstaten van de Gemeenschap, de teksten van de overeenkomst, en de aan de op dezelfde datum ondertekende slotakte gehechte gemeenschappelijke verklaringen, verklaringen en briefwisselingen, en het protocol bij de overeenkomst van 10 april 1997 dat op 12 oktober 2000 in werking trad.

Artikel 2

1.   Teneinde rekening te houden met recente institutionele ontwikkelingen binnen de Europese Unie komen de partijen overeen dat na het verstrijken van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal de bestaande bepalingen in de overeenkomst die verwijzen naar de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal geacht worden te verwijzen naar de Europese Gemeenschap, die alle rechten en verplichtingen van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal heeft overgenomen.

2.   Teneinde rekening te houden met de institutionele ontwikkelingen in het internationale handelsstelsel van de GATT/WTO, komen de partijen overeen dat de bestaande verwijzingen naar de GATT overal in de tekst van de overeenkomst geacht worden te verwijzen naar de GATT 1994, en dat onder de bepaling „de toetreding van Oekraïne tot de GATT” wordt verstaan „de toetreding van Oekraïne tot de WTO”.

3.   Teneinde rekening te houden met de ontwikkeling van de verdragsbasis van het Europees Energiehandvest komen de partijen overeen dat de bestaande verwijzingen naar het Europees Energiehandvest overal in de tekst van de overeenkomst geacht worden verwijzingen te omvatten naar het Verdrag inzake het Europees Energiehandvest en het Protocol bij het Energiehandvest betreffende energie-efficiëntie en daarmee samenhangende milieuaspecten.

Artikel 3

Dit protocol maakt integrerend deel uit van de overeenkomst.

Artikel 4

1.   Dit protocol wordt goedgekeurd door de Gemeenschappen, door de Raad van de Europese Unie namens de lidstaten en door Oekraïne volgens hun eigen procedures.

2.   De partijen stellen elkaar in kennis van de voltooiing van de desbetreffende procedures bedoeld in voorgaand lid. De akten van goedkeuring worden neergelegd bij het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie.

Artikel 5

1.   Dit protocol treedt in werking op dezelfde dag als het Toetredingsverdrag, mits alle akten van goedkeuring van dit protocol voor die datum zijn neergelegd.

2.   Indien niet alle akten van goedkeuring van dit protocol voor die datum zijn neergelegd, treedt dit protocol in werking op de eerste dag van de eerste maand na de datum van de nederlegging van de laatste akte van goedkeuring.

3.   Indien niet alle akten van goedkeuring van dit protocol voor 1 mei 2004 zijn neergelegd, is dit protocol voorlopig van toepassing met ingang van 1 mei 2004.

Artikel 6

De teksten van de overeenkomst, de slotakte, en alle daaraan gehechte documenten, evenals het protocol bij de overeenkomst van 10 april 1997, zijn opgesteld in de Estse, de Hongaarse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Sloveense, de Slowaakse en de Tsjechische taal.

Zij worden aan dit protocol gehecht (1) en zijn evenzeer authentiek als de teksten in de andere talen waarin de overeenkomst, de slotakte en de daaraan gehechte documenten, evenals het protocol bij de overeenkomst van 10 april 1997, zijn opgesteld.

Artikel 7

Dit protocol is opgesteld in tweevoud in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Sloveense, de Spaanse, de Slowaakse, de Tsjechische, de Zweedse en de Oekraïense taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Hecho en Dublín, el veintinueve de abril de dos mil cuatro.

V Dublinu dne dvacátého devátého dubna dva tisíce čtyři.

Udfærdiget i Dublin den niogtyvende april to tusind og fire.

Geschehen zu Dublin am neunundzwanzigsten April zweitausendundvier.

Kahe tuhande neljanda aasta aprillikuu kahekümne üheksandal päeval Dublinis.

Έγινε στο Δουβλίνο, στις είκοσι εννέα Απριλίου δύο χιλιάδες τέσσερα.

Done at Dublin on the twenty-ninth day of April in the year two thousand and four.

Fait à Dublin, le vingt-neuf avril deux mille quatre.

Fatto a Dublino, addì ventinove aprile duemilaquattro.

Dublinā, divi tūkstoši ceturtā gada divdesmit devītajā aprīlī.

Priimta du tūkstančiai ketvirtų metų balandžio dvidešimt devintą dieną Dubline.

Kelt Dublinban, a kétezer-negyedik év április havának huszonkilencedik napján.

Magħmul f' Dublin fid-disgħa u għoxrin jum ta' April tas-sena elfejn u erbgħa.

Gedaan te Dublin, de negenentwintigste april tweeduizendvier.

Sporządzono w Dublinie, dnia dwudziestego dziewiątego kwietnia roku dwa tysiące czwartego.

Feito em Dublim, em vinte e nove de Abril de dois mil e quatro.

V Dubline dvadsiatehodeviateho apríla dvetisícštyri.

V Dublinu, dne devetindvajsetega aprila leta dva tisoč štiri.

Tehty Dublinissa kahdentenakymmenentenäyhdeksäntenä päivänä huhtikuuta vuonna kaksituhattaneljä.

Som skedde i Dublin den tjugonionde april tjugohundrafyra.

Вчинено у Дубліні, двадцять дев'ятого квітня дві тисячі четвертого року.

Por los Estados miembros

Za členské státy

For medlemsstaterne

Für die Mitgliedstaaten

Liikmesriikide nimel

Για τα κράτη μέλη

For the Member States

Pour les États membres

Per gli Stati membri

Dalībvalstu vārdā

Valstybių narių vardu

A tagállamok részéről

Għall-Istati Membri

Voor de lidstaten

W imieniu Państw Członkowskich

Pelos Estados-Membros

Za členské štáty

Za države članice

Jäsenvaltioiden puolesta

På medlemsstaternas vägnar

За Держави-Чпени

Image

Por las Comunidades Europeas

Za Evropská společenství

For De Europæiske Fællesskaber

Für die Europäischen Gemeinschaften

Euroopa ühenduste nimel

Για τις Ευρωπαϊκές Κοινότητες

For the European Communities

Pour les Communautés européennes

Per le Comunità europee

Eiropas Kopienu vārdā

Europos Bendrijų vardu

Az Európai Közösségek részéről

Għall-Komunitajiet Ewropej

Voor de Europese Gemeenschappen

W imieniu Wspólnot Europejskich

Pelas Comunidades Europeias

Za Európske spoločenstvá

Za Evropske skupnosti

Euroopan yhteisöjen puolesta

På Europeiska gemenskapernas vägnar

За Европейські Співтовариства

Image

Image

Por Ucrania

Za Ukrajinu

For Ukraine

Für die Ukraine

Ukraina nimel

Για την Ουκρανία

For Ukraine

Pour l'Ukraine

Per l'Ucraina

Ukrainas vārdā

Ukrainos vardu

Ukrajna részéről

Għall-Ukrajna

Voor Oekraïne

W imieniu Ukrainy

Pela Ucrânia

Za Ukrajinu

Za Ukrajino

Ukrainan puolesta

På Ukrainas vägnar

За Україну

Image


(1)  De Estse, de Hongaarse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Sloveense, de Slowaakse en de Tsjechische versie van de overeenkomst zullen later in de bijzondere uitgave van het Publicatieblad worden bekendgemaakt.


16.8.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 224/21


BESLUIT VAN DE RAAD EN DE COMMISSIE

van 24 januari 2006

betreffende de sluiting van het protocol bij de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds (PSO), betreffende de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de PSO en betreffende aanpassingen van de PSO

(2006/538/EG, Euratom)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE EN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 44, lid 2, artikel 47, lid 2, laatste zin, en de artikelen 55, 57, lid 2, 71, 80, lid 2, 93, 94, 133 en 181 A, in samenhang met artikel 300, lid 2, tweede zin, en artikel 300, lid 3, eerste alinea,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 101, tweede alinea,

Gelet op het Toetredingsverdrag van 2003, en met name op artikel 2, lid 3,

Gelet op de Toetredingsakte van 2003, en met name op artikel 6, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien de goedkeuring door de Raad krachtens artikel 101 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het protocol bij de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds (PSO), betreffende de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de PSO en betreffende aanpassingen van de PSO, werd namens de Europese Gemeenschap en de lidstaten op 29 april 2004 ondertekend, overeenkomstig Besluit 2006/537/EG van de Raad (2).

(2)

In afwachting van zijn inwerkingtreding is het protocol op voorlopige basis toegepast met ingang van de datum van toetreding.

(3)

Het protocol moet worden goedgekeurd,

BESLUITEN:

Artikel 1

Het protocol bij de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds (PSO), betreffende de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de PSO en betreffende aanpassingen van de PSO, wordt goedgekeurd namens de Europese Gemeenschap, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de lidstaten.

De tekst van het protocol is aan dit besluit gehecht (3).

Artikel 2

De voorzitter van de Raad verricht namens de Europese Gemeenschap en haar lidstaten de in artikel 4 van het protocol bedoelde kennisgeving. De voorzitter van de Commissie verricht tegelijkertijd de bedoelde kennisgeving namens de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.

Gedaan te Brussel, 24 januari 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

K.-H. GRASSER

Voor de Commissie

De voorzitter

J. M. BARROSO


(1)  PB C 174 E van 14.7.2005, blz. 45.

(2)  Zie bladzijde 15 van dit Publicatieblad.

(3)  Zie bladzijde 16 van dit Publicatieblad.


16.8.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 224/22


BESLUIT VAN DE RAAD

van 22 mei 2006

betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap, van het Verdrag ter versterking van de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn opgericht bij het Verdrag van 1949 tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Republiek Costa Rica

(2006/539/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37, in samenhang met artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en lid 3, tweede alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien de instemming van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uitsluitend de Gemeenschap is bevoegd om maatregelen voor de instandhouding en het beheer van visserijhulpbronnen vast te stellen en op dat gebied overeenkomsten met andere landen en internationale organisaties te sluiten.

(2)

De Gemeenschap is verdragspartij bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, waarin is bepaald dat alle leden van de internationale gemeenschap de plicht hebben samen te werken voor de instandhouding en het beheer van de levende rijkdommen van de zee.

(3)

De Gemeenschap heeft de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden (2) op 19 december 2003 ondertekend en geratificeerd.

(4)

De Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn (IATTC) is opgericht bij het in 1949 gesloten Verdrag tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Republiek Costa Rica. De IATTC heeft in haar 61e vergadering in juni 1998 een resolutie aangenomen waarbij de verdragsluitende partijen hebben besloten een nieuw Verdrag ter versterking van de IATTC op te stellen en het statuut van de IATTC in overeenstemming te brengen met de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee.

(5)

De Gemeenschap werd uitgenodigd om vanaf het begin volledig aan dat proces deel te nemen en heeft er een actieve rol in gespeeld. Uiteindelijk is in de 70e vergadering van de IATTC, die van 24 tot en met 27 juni 2003 is gehouden in Antigua (Guatemala), het Verdrag ter versterking van de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn opgericht bij het Verdrag van 1949 tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Republiek Costa Rica (hierna „het Verdrag van Antigua” genoemd) aangenomen.

(6)

Het Verdrag van Antigua stond overeenkomstig artikel XXVII ervan van 14 november 2003 tot en met 31 december 2004 open voor ondertekening te Washington DC (Verenigde Staten van Amerika).

(7)

De Gemeenschap heeft het Verdrag van Antigua op 13 december 2004 ondertekend overeenkomstig Besluit 2005/26/EG van de Raad (3) van 25 oktober 2004.

(8)

In het verdragsgebied wordt gevist door vissers uit de Gemeenschap. Het is derhalve in het belang van de Gemeenschap lid te worden van de IATTC. Daarom dient de Gemeenschap het Verdrag van Antigua goed te keuren.

(9)

Het Verdrag van Antigua heeft tot doel de IATTC in versterkte vorm te handhaven. Zodra het Verdrag van Antigua voor alle partijen bij het Verdrag van 1949 in werking treedt, komt het in de plaats van het Verdrag van 1949. Daarom moet Spanje, zodra het Verdrag van Antigua in werking treedt, in de geest van Beschikking 1999/405/EG van de Raad van 10 juni 1999 waarbij het Koninkrijk Spanje wordt gemachtigd om tijdelijk toe te treden tot het Verdrag tot oprichting van de Inter-Amerikaanse Commissievoor tropische tonijn (IATTC) (4), het Verdrag van 1949 opzeggen,

BESLUIT:

Artikel 1

Het Verdrag van Antigua wordt namens de Europese Gemeenschap goedgekeurd.

De tekst van het verdrag is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad is gemachtigd de personen aan te wijzen die bevoegd zijn overeenkomstig artikel XXXVII van het verdrag de akte van goedkeuring neer te leggen bij de regering van de Verenigde Staten van Amerika als depositaris van het verdrag.

Artikel 3

Bij de inwerkingtreding van het Verdrag van Antigua zegt Spanje het Verdrag tot oprichting van de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn op.

Gedaan te Brussel, 22 mei 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

J. PRÖLL


(1)  Instemming betuigd op 27 april 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 189 van 3.7.1998, blz. 14.

(3)  PB L 15 van 19.1.2005, blz. 9.

(4)  PB L 155 van 22.6.1999, blz. 37.


VERDRAG

ter versterking van de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn opgericht bij het Verdrag van 1949 tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Republiek Costa Rica („Verdrag van Antigua”)

DE PARTIJEN BIJ DIT VERDRAG:

ZICH BEWUST dat, in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van het internationaal recht, als neergelegd in het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (UNCLOS) van 1982, alle Staten de plicht hebben die maatregelen vast te stellen welke nodig zijn voor de instandhouding en het beheer van levende mariene hulpbronnen, waaronder sterk migrerende soorten, en bij de vaststelling van dergelijke maatregelen met andere Staten samen te werken;

WIJZEND OP de soevereine rechten van de kuststaten met betrekking tot de exploratie en exploitatie, de instandhouding en het beheer van de levende mariene hulpbronnen in de onder hun nationale jurisdictie vallende gebieden, als vastgesteld in het UNCLOS, alsmede het aan alle Staten toevallende recht op grond waarvan hun staatsburgers op volle zee de visserij mogen beoefenen, zulks in overeenstemming met het UNCLOS;

OPNIEUW BEVESTIGEND hun toewijding tot de Verklaring van Rio inzake milieu en ontwikkeling en Agenda 21, inzonderheid hoofdstuk 17, goedgekeurd door de Conferentie van de Verenigde Naties inzake Milieu en Ontwikkeling (1992), en tot de Verklaring van Johannesburg en het Plan van uitvoering dat is goedgekeurd door de Wereldtopconferentie over duurzame ontwikkeling (2002);

WIJZEND OP DE NOODZAAK de beginselen en normen toe te passen van de Gedragscode voor een verantwoorde visserij, in 1995 goedgekeurd door de Conferentie van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO), met inbegrip van de Overeenkomst ter bevordering van de naleving van de internationale maatregelen tot instandhouding en beheer door vissersvaartuigen op volle zee van 1993, welke integrerend deel uitmaakt van de Code, alsmede de internationale Actieplannen die de FAO in het kader van de Gedragscode heeft goedgekeurd;

NOTA NEMEND van het feit dat de 50e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, overeenkomstig Resolutie A/RES/50/24, haar goedkeuring heeft gehecht aan de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het Recht van de Zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van transzonale en sterk migrerende visbestanden, („de VN-visbestandenovereenkomst van 1995”);

OVERWEGEND het belang van het vissen op sterk migrerende visbestanden als bron van voedsel, werkgelegenheid en economische baten voor de bevolkingen van de partijen en dat de instandhoudings- en beheersmaatregelen aan deze behoeften moeten beantwoorden en de economische en sociale effecten van deze maatregelen in aanmerking moeten nemen;

REKENING HOUDEND MET de bijzondere omstandigheden en noden van de ontwikkelingslanden in de regio, en met name van de kustlanden, ten einde de met het Verdrag nagestreefde doelstellingen te verwezenlijken;

ERKENNEND de grote inspanningen en het voortreffelijke werk van de inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn, alsook de betekenis van haar werkzaamheden op het gebied van de tonijnvisserij in het oostelijk deel van de Stille Oceaan;

IN DE WENS profijt te trekken van de ervaringen die zijn opgedaan bij de tenuitvoerlegging van het Verdrag van 1949;

OPNIEUW BEVESTIGEND dat multilaterale samenwerking de meest doeltreffende manier vormt om de doelstellingen op het vlak van de instandhouding en het duurzaam gebruik van levende mariene hulpbronnen te verwezenlijken;

TOEGEWIJD AAN het verzekeren van de instandhouding op lange termijn en het duurzaam gebruik van de onder dit Verdrag vallende visbestanden;

IN DE OVERTUIGING dat voornoemde doelstellingen en de versterking van de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn het best kunnen worden verwezenlijkt door de bepalingen van het Verdrag van 1949 tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Republiek Costa Rica tot oprichting van een Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn te actualiseren;

ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:

DEEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel I

Definities

Binnen het bestek van dit Verdrag gelden de volgende definities:

1.

„Onder dit Verdrag vallende visbestanden”: bestanden van tonijn en tonijnachtige soorten en andere vissoorten die worden gevangen door op tonijn en tonijnachtige soorten vissende vaartuigen in het gebied waarop het Verdrag van toepassing is.

2.

„Visserij”:

a)

het daadwerkelijk zoeken naar, vangen van en binnenhalen van de onder dit Verdrag vallende visbestanden, of alle pogingen die hiertoe in het werk worden gesteld;

b)

het ontplooien van enige activiteit waarvan redelijkerwijze mag worden verwacht dat deze tot het vinden, vangen en binnenhalen van deze bestanden zal leiden;

c)

het plaatsen van, zoeken naar of recupereren van enigerlei apparatuur ter vergroting van de visconcentratie of aanverwante aparatuur, met inbegrip van radiobakens;

d)

enige handeling op zee, ter ondersteuning of voorbereiding van enige activiteit beschreven onder a), b) en c) van dit lid, met uitzondering van noodhandelingen waarbij het om de gezondheid of veiligheid van bemanningsleden of de veiligheid van een vaartuig gaat;

e)

het gebruik van enig ander vaartuig of luchtvaartuig, in verband met enige in deze definitie beschreven activiteit, met uitzondering van noodhandelingen waarbij het om de gezondheid of veiligheid van bemanningsleden of de veiligheid van een vaartuig gaat.

3.

„Vaartuig”: ieder vaartuig dat gebruikt wordt voor of bestemd is voor het gebruik voor de visserij, met inbegrip van ondersteuningsvaartuigen, hulpvaartuigen en andere rechtstreeks bij dergelijke visactiviteiten betrokken vaartuigen.

4.

„Vlaggenstaat”, tenzij anders aangegeven:

a)

een staat wier vaartuigen het recht hebben diens vlag te voeren,

of

b)

een regionale organisatie voor economische integratie waarvan de vaartuigen het recht hebben de vlag te voeren van een lidstaat van genoemde regionale organisatie.

5.

„Consensus”: de goedkeuring van een besluit zonder stemming en zonder dat er concreet bezwaren worden geuit.

6.

„Partijen”: de staten en regionale organisaties voor economische integratie die ermee hebben ingestemd zich te laten binden door dit Verdrag en waarvoor dit Verdrag van kracht is, zulks in overeenstemming met de bepalingen van de artikelen XXVII, XXIX, en XXX van dit Verdrag.

7.

„Leden van de Commissie”: de partijen, en enige visserij-entiteit welke zich er, overeenkomstig het bepaalde in artikel XXVIII van dit Verdrag, formeel toe heeft verbonden zich aan dit Verdrag te houden en zich te richten naar alle instandhoudings- en beheersmaatregelen die uit hoofde van dit Verdrag worden genomen.

8.

„Regionale organisatie voor economische integratie”: een organisatie voor economische integratie waaraan de lidstaten ervan bevoegdheden voor onder dit Verdrag vallende aangelegenheden hebben overgedragen, met inbegrip van de bevoegdheid om ter zake van deze aangelegenheden besluiten te nemen die voor de lidstaten van de organisatie bindend zijn.

9.

„Verdrag van 1949”: het Verdrag tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Republiek Costa Rica ter oprichting van een Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn.

10.

„Commissie”: de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn.

11.

„UNCLOS”: het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982.

12.

„VN-visbestandenovereenkomst van 1995”: Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van transzonale en sterk migrerende visbestanden.

13.

„Gedragscode”: de gedragscode voor een verantwoorde visserij goedgekeurd tijdens de 28e zitting van de Conferentie van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties in oktober 1995.

14.

„AIDCP”: Overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen van 21 mei 1998.

Artikel II

Doel

Doel van dit Verdrag is de instandhouding en het duurzame gebruik op lange termijn van de onder dit Verdrag vallende visbestanden, in overeenstemming met de desbetreffende regels van het internationale recht.

Artikel III

Toepassingsgebied van het Verdrag

Het toepassingsgebied van het Verdrag (hierna het „Verdragsgebied” genoemd) omvat het deel van de Stille Oceaan begrensd door de kusten van Noord-, Midden- en Zuid-Amerika, en door de volgende lijnen:

i)

de parallel met noorderbreedte 50° vanaf de kust van Noord-Amerika tot aan het snijpunt hiervan met de meridiaan met westerlengte 150°;

ii)

de meridiaan met westerlengte 150° tot aan het snijpunt hiervan met de parallel met zuiderbreedte 50°;

en

iii)

de parallel met zuiderbreedte 50° tot aan het snijpunt hiervan met de kust van Zuid-Amerika.

DEEL II

INSTANDHOUDING EN GEBRUIK VAN DE ONDER HET VERDRAG VALLENDE VISBESTANDEN

Artikel IV

Toepassing van de voorzorgsbenadering

1.   De leden van de Commissie hanteren, rechtstreeks en via de Commissie, de voorzorgsbenadering, als beschreven in de desbetreffende bepalingen van de Gedragscode en/of de VN-visbestandenovereenkomst van 1995, voor de instandhouding, het beheer en het duurzame gebruik van de onder dit Verdrag vallende visbestanden.

2.   In het bijzonder betrachten de leden van de Commissie een grotere mate van behoedzaamheid wanneer er sprake is van onzekere, onbetrouwbare of ontoereikende informatie. Het ontbreken van toereikende wetenschappelijke informatie mag niet als reden worden aangevoerd voor het uitstellen of het uitblijven van instandhoudings- en beheersmaatregelen.

3.   Wanneer de toestand van beviste bestanden dan wel van meegevangen, geassocieerde of afhankelijke soorten zorgwekkend wordt, stellen de leden van de Commissie dergelijke bestanden en soorten onder versterkt toezicht om hun toestand in het oog te houden en te bekijken hoe doeltreffend de instandhoudings- en beheersmaatregelen zijn. Zij herzien deze maatregelen op gezette tijden in het licht van nieuw beschikbare wetenschappelijke informatie.

Artikel V

Verenigbaarheid van de instandhoudings- en beheersmaatregelen

1.   Niets in dit Verdrag doet afbreuk aan of ondermijnt de soevereiniteit of de soevereine rechten van kuststaten met betrekking tot de exploratie en exploitatie, de instandhouding en het beheer van de levende mariene hulpbronnen binnen de onder hun soevereiniteit of nationale jurisdictie vallende gebieden als vastgesteld in het UNCLOS, alsmede het aan alle staten toevallende recht op grond waarvan hun staatsburgers op volle zee de visserij mogen beoefenen, zulks in overeenstemming met het UNCLOS.

2.   De voor de visserij op volle zee vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen en die welke zijn goedgekeurd voor onder een nationale jurisdictie vallende gebieden dienen verenigbaar te zijn, teneinde de instandhouding en het beheer van de onder dit Verdrag vallende visbestanden te kunnen verzekeren.

DEEL III

DE INTER-AMERIKAANSE COMMISSIE VOOR TROPISCHE TONIJN

Artikel VI

De Commissie

1.   De leden van de Commissie komen overeen de bij het Verdrag van 1949 opgerichte Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn, met al haar activa en passiva, in stand te houden en te versterken.

2.   De Commissie is samengesteld uit afdelingen bestaande uit een (1) tot vier (4) door elk lid te benoemen commissarissen, die zich mogen laten vergezellen door deskundigen en adviseurs wier aanwezigheid door dat lid wenselijk wordt geacht.

3.   De Commissie heeft rechtspersoonlijkheid en bezit bij haar betrekkingen met andere internationale organisaties en haar leden, de nodige handelingsbevoegdheid om, in overeenstemming met het internationale recht, haar functies te kunnen uitoefenen en haar doelstellingen te kunnen verwezenlijken. De immuniteiten en privileges die de Commissie en haar functionarissen genieten zijn onderworpen aan een overeenkomst tussen de Commissie en het lid in kwestie.

4.   Het hoofdkantoor van de Commissie blijft in San Diego, California, Verenigde Staten van Amerika.

Artikel VII

Functies van de Commissie

1.   De Commissie oefent de volgende functies uit, waarbij zij aan tonijn en tonijnachtigen prioriteit verleent:

a)

bevorderen, uitvoeren en coördineren van wetenschappelijk onderzoek betreffende de abondantie, de biologie en de biometrie in het Verdragsgebied van de onder dit Verdrag vallende visbestanden, en voor zover nodig, van geassocieerde of afhankelijke soorten, en de uitwerking van natuurlijke factoren en menselijke activiteiten op de populaties van deze bestanden en soorten;

b)

goedkeuren van normen voor de verzameling, verificatie, en tijdige uitwisseling en mededeling van gegevens betreffende het vissen op de onder dit Verdrag vallende visbestanden;

c)

goedkeuren van maatregelen die gebaseerd zijn op de best beschikbare wetenschappelijke gegevens ter verzekering van de instandhouding en het duurzame gebruik op lange termijn van de onder dit Verdrag vallende visbestanden en ter handhaving of tot herstel van de populaties beviste soorten op zodanige abondantieniveaus dat een constant maximumrendement haalbaar is, onder andere, door de vaststelling, door de Commissie, van de totaal toelaatbare vangst voor dergelijke visbestanden en/of het totaal toelaatbare niveau van de viscapaciteit en/of het niveau van de visinspanning voor het Verdragsgebied als geheel;

d)

bepalen of, op grond van de best beschikbare wetenschappelijke informatie, een specifiek onder dit Verdrag vallend visbestand volledig wordt bevist dan wel overbevist en, op basis hiervan, of een toename van de viscapaciteit en/of het niveau van de visinspanning de instandhouding van dat bestand in gevaar zou brengen;

e)

waar het de onder d) van dit lid bedoelde visbestanden betreft, nagaan, op basis van door de Commissie goedgekeurde of gehanteerde criteria, in hoeverre, rekening houdend met de desbetreffende internationale normen en praktijken, de visserijbelangen van nieuwe leden van de Commissie in aanmerking kunnen worden genomen;

f)

goedkeuren, voor zover nodig, van instandhoudings- en beheersmaatregelen en hiertoe strekkende aanbevelingen voor soorten die tot hetzelfde ecosysteem behoren en die de gevolgen ondervinden van de bevissing van, of afhankelijk zijn van, dan wel geassocieerd zijn met de onder dit Verdrag vallend visbestanden, met het oogmerk populaties van dergelijke soorten te handhaven of te herstellen boven de niveaus waarop deze ernstig in hun reproductiemogelijkheden zouden kunnen worden bedreigd;

g)

goedkeuren van passende maatregelen voor het vermijden, verminderen en minimaliseren van verspilling, teruggooi, vangsten door verloren of weggegooid vistuig, meevangsten (zowel van vissoorten als van andere soorten) en van gevolgen voor geassocieerde of afhankelijke soorten, in het bijzonder voor bedreigde soorten;

h)

goedkeuren van passende maatregelen om overbevissing en buitensporige viscapaciteiten te voorkomen of hieraan een einde te maken en om te verzekeren dat het niveau van de visinspanning niet hoger ligt dan te rijmen is met een duurzaam gebruik van onder dit Verdrag vallende visbestanden;

i)

opstellen van een veelomvattend programma voor gegevensverzameling en toezicht met een door de Commissie noodzakelijk geachte samenstelling. Ieder lid van de Commissie mag, in overeenstemming met de richtsnoeren van de Commissie, ook zijn eigen programma blijven hanteren;

j)

erop toezien dat bij de krachtens het bepaalde onder a) tot en met i) van dit lid uitgewerkte maatregelen, behoorlijk acht wordt geslagen op de noodzaak van de coördinatie en verenigbaarheid met de overeenkomstig de AIDCP goedgekeurde maatregelen;

k)

bevorderen, voor zover mogelijk, van de ontwikkeling en het gebruik van selectieve, voor het milieu veilige en kosteneffectieve vistuigen en technieken en andere aanverwante activiteiten, met inbegrip van activiteiten in verband met, onder meer, de overdracht van technologie en opleiding;

l)

ontwikkelen, waar nodig, van criteria voor, en besluiten nemen met betrekking tot de verdeling van de totaal toelaatbare vangst, of de totaal toelaatbare viscapaciteit, met inbegrip van de laadcapaciteit, of het niveau van de visinspanning, daarbij rekening houdend met alle relevante factoren;

m)

toepassen van de voorzorgsbenadering in overeenstemming met de bepalingen van artikel IV van dit Verdrag. In gevallen waarin door de Commissie, bij ontbreken van toereikende wetenschappelijke informatie, maatregelen worden goedgekeurd op basis van de voorzorgsbenadering, als aangegeven in artikel IV, lid 2, van dit Verdrag, zorgt de Commissie zo spoedig mogelijk voor de wetenschappelijke informatie die nodig is om dergelijke maatregelen te handhaven of te wijzigen;

n)

bevorderen van de toepassing van alle relevante bepalingen van de Gedragscode en van andere relevante internationale instrumenten, met inbegrip van, onder meer, de internationale actieplannen die de FAO in het kader van de Gedragscode heeft goedgekeurd;

o)

benoemen van de directeur van de Commissie;

p)

goedkeuren van haar werkprogramma;

q)

goedkeuren van haar begroting, in overeenstemming met de bepalingen van artikel XIV van dit Verdrag;

r)

goedkeuren van de boekhouding voor de voorgaande begrotingsperiode;

s)

goedkeuren of wijzigen van haar eigen regels en procedures, financiële reglementen en andere interne administratieve regelingen waar zulks nodig is om haar functies te kunnen uitoefenen;

t)

verzorgen van het secretariaat voor de AIDCP, hierbij rekening houdend met het bepaalde in artikel XIV, lid 3, van dit Verdrag;

u)

vaststellen van de door haar noodzakelijk geachte subsidiaire organen;

v)

goedkeuren van alle andere, op relevante informatie gebaseerde maatregelen of aanbevelingen, met inbegrip van de best beschikbare wetenschappelijke informatie, die noodzakelijk zijn om de doelstellingen van dit Verdrag te verwezenlijken, met inbegrip van met het internationale recht consistente niet-discriminerende en transparante maatregelen, om activiteiten die de doeltreffendheid van de door de Commissie goedgekeurde instandhoudings- en beheersmaatregelen ondermijnen, te voorkomen, te ontmoedigen en te elimineren.

2.   De Commissie zorgt voor personeel dat deskundig is ter zake van de met dit Verdrag samenhangende kwesties, met inbegrip van administratieve, wetenschappelijke en technische aangelegenheden, onder toezicht van de directeur, en ziet erop toe dat dit personeel tevens alle nodige medewerkers omvat voor een efficiënte en doeltreffende toepassing van dit Verdrag. De Commissie zoekt hierbij naar personeelsleden met de best mogelijke kwalificaties, en besteedt terdege aandacht aan het belang van een aanwerving op basis van billijkheid om zo een brede vertegenwoordiging en deelneming van de leden van de Commissie te bevorderen.

3.   Bij haar beschouwing van de te formuleren richtsnoeren voor het werkprogramma inzake de door het wetenschappelijk personeel te behandelen wetenschappelijke kwesties, houdt de Commissie, onder meer, rekening met de adviezen, aanbevelingen, en verslagen van het krachtens artikel XI van dit Verdrag ingestelde Wetenschappelijk Adviescomité.

Artikel VIII

Vergaderingen van de Commissie

1.   De Commissie houdt haar gewone vergaderingen minstens eenmaal per jaar, op een plaats en op een datum van haar keuze.

2.   De Commissie kan tevens buitengewone vergaderingen beleggen, wanneer zij zulks noodzakelijk acht. De vergaderingen worden bijeengeroepen op verzoek van ten minste twee leden van de Commissie, mits een meerderheid van de leden achter het verzoek staat.

3.   De vergaderingen van de Commissie vinden alleen plaats wanneer het quorum aanwezig is. Het quorum is aanwezig wanneer twee derde van de leden van de Commissie aanwezig is. Deze regel is tevens van toepassing op de vergaderingen van de bij dit Verdrag ingestelde subsidiaire organen.

4.   De vergaderingen worden gehouden in het Engels en het Spaans, en de documenten van de Commissie worden in deze beide talen opgesteld.

5.   De leden kiezen een voorzitter en vicevoorzitter onder, tenzij anderszins wordt besloten, de verschillende partijen bij dit Verdrag. Beide functionarissen worden gekozen voor een termijn van één (1) jaar en blijven in functie totdat hun opvolgers zijn gekozen.

Artikel IX

Besluitvorming

1.   Tenzij anders bepaald, komen alle besluiten die de Commissie tijdens de overeenkomstig artikel VIII van dit Verdrag belegde vergaderingen neemt, tot stand bij consensus van de leden van de Commissie die bij de vergadering in kwestie aanwezig zijn.

2.   Voor besluiten over de goedkeuring van wijzigingen op dit Verdrag en zijn bijlagen, alsmede voor uitnodigingen tot toetreding tot het Verdrag overeenkomstig artikel XXX, onder c), van dit Verdrag, is de consensus van alle partijen vereist. In dergelijke gevallen ziet de voorzitter van de vergadering erop toe dat alle leden van de Commissie de gelegenheid krijgen hun zienswijzen over de voorgestelde besluiten kenbaar te maken, welke de partijen bij het nemen van de eindbeslissing in aanmerking nemen.

3.   De consensus van alle leden van de Commissie is vereist voor besluiten aangaande:

a)

de goedkeuring en de wijziging van de begroting van de Commissie, alsook voor die besluiten welke bepalend zijn voor de vorm en de relatieve grootte van de bijdragen van haar leden;

b)

de in artikel VII, lid 1, onder l), van dit Verdrag bedoelde aangelegenheden.

4.   Wat de in de leden 2 en 3 van dit artikel bedoelde besluiten betreft, indien een partij of een lid van de Commissie, naar gelang van het geval, tijdens de vergadering in kwestie afwezig is en geen kennisgeving in overeenstemming met lid 6 van dit artikel heeft gestuurd, stelt de directeur deze partij of dit lid in kennis van het tijdens de vergadering genomen besluit. Indien de directeur binnen dertig (30) dagen nadat de partij of het lid van dit besluit in kennis is gesteld geen antwoord van deze partij of dit lid heeft ontvangen, wordt deze partij of dit lid geacht zich bij de consensus over het besluit in kwestie te hebben aangesloten. Indien deze partij of dit lid, binnen deze periode van 30 dagen, schriftelijk antwoordt dat hij/het zich niet bij de consensus over het besluit in kwestie kan aansluiten, blijft het besluit zonder effect, en streeft de Commissie ernaar zo spoedig mogelijk alsnog consensus te bereiken.

5.   Wanneer een partij of een der leden van de Commissie die niet op een vergadering aanwezig was, de directeur, in overeenstemming met lid 4 van dit artikel, laat weten dat hij zich niet kan aansluiten bij de consensus betreffende een tijdens die vergadering genomen besluit, kan dat lid zich niet uitspreken tegen de consensus over dezelfde kwestie indien het niet aanwezig is op de volgende vergadering van de Commissie op de agenda waarvan die kwestie is geplaatst.

6.   Indien een lid van de Commissie niet in staat is een vergadering van de Commissie bij te wonen wegens buitengewone en onvoorziene omstandigheden waarover het geen controle heeft:

a)

stelt het de directeur, voor de aanvang van de vergadering en anderszins zo spoedig mogelijk, schriftelijk hiervan in kennis. Deze kennisgeving wordt van kracht wanneer de directeur de ontvangst ervan bij het lid in kwestie bevestigt;

en

b)

stelt de directeur het lid vervolgens zo spoedig mogelijk op de hoogte van alle tijdens die vergadering genomen besluiten, zulks in overeenstemming met lid 1 van dit artikel;

c)

kan het lid de directeur, binnen dertig (30) dagen na de onder b) van dit lid bedoelde kennisgeving, schriftelijk meedelen dat het zich niet bij de consensus over een of meerdere van deze besluiten kan aansluiten. In dit geval blijft het besluit/blijven de besluiten in kwestie zonder effect, en streeft de Commissie ernaar zo spoedig mogelijk alsnog consensus te bereiken.

7.   De door de Commissie overeenkomstig dit Verdrag genomen besluiten zijn voor alle leden bindend vijfenveertig (45) dagen na kennisgeving ervan, tenzij anders in dit Verdrag aangegeven of anders overeengekomen wanneer een besluit wordt genomen.

Artikel X

Comité voor de evaluatie van de uitvoering van door de Commissie goedgekeurde maatregelen

1.   De Commissie stelt een Comité voor de evaluatie van de uitvoering van door de Commissie goedgekeurde maatregelen in, dat is samengesteld uit door elk lid van de Commissie voor dit doel aangewezen vertegenwoordigers, die zich mogen laten vergezellen door deskundigen en adviseurs wier aanwezigheid door dat lid wenselijk wordt geacht.

2.   De functies van het Comité zijn als vastgesteld in bijlage 3 bij dit Verdrag.

3.   Bij de uitoefening van zijn functies kan het Comité, in voorkomend geval, en met de instemming van de Commissie, alle andere organisaties voor visserijbeheer en technische of wetenschappelijke organisaties raadplegen met bevoegdheid voor het onderwerp van de raadpleging en kan het per geval de nodige deskundige adviezen inwinnen.

4.   Het Comité beijvert zich om zijn verslagen en aanbevelingen bij consensus goed te keuren. Indien alle pogingen om tot consensus te komen mislukt zijn, wordt dit in de verslagen vermeld, en worden hierin de meerderheids- en minderheidsstandpunten weergegeven. Op verzoek van enig lid van het Comité worden de standpunten van dat lid over alle of enig deel van de verslagen eveneens weergegeven.

5.   Het Comité komt ten minste eenmaal per jaar bijeen, bij voorkeur ter gelegenheid van de gewone vergadering van de Commissie.

6.   Het Comité kan verdere vergaderingen beleggen op verzoek van ten minste twee (2) leden van de Commissie, mits een meerderheid van de leden achter dit verzoek staat.

7.   Het Comité oefent zijn functies uit in overeenstemming met de door de Commissie goedgekeurde procedureregels, richtsnoeren en instructies.

8.   Ter ondersteuning van de werkzaamheden van het Comité, zal het personeel van de Commissie:

a)

de voor de werkzaamheden van het Comité nodige informatie verzamelen en een gegevensbank ontwikkelen, zulks in overeenstemming met door de Commissie vastgestelde procedures;

b)

de statistische analysen verstrekken die het Comité voor de oefening van zijn functies noodzakelijk acht;

c)

de verslagen van het Comité voorbereiden;

d)

de leden van het Comité alle relevante informatie verstrekken, in het bijzonder die waarvan sprake is in lid 8, onder a), van dit artikel.

Artikel XI

Wetenschappelijk Adviescomité

1.   De Commissie stelt een Wetenschappelijk Adviescomité in, dat is samengesteld uit een door elk lid van de Commissie aangewezen vertegenwoordiger, met passende kwalificaties of relevante ervaring op het gebied waarvoor het Comité bevoegd is, en die zich mag laten vergezellen door deskundigen en adviseurs wier aanwezigheid door dat lid wenselijk wordt geacht.

2.   De Commissie kan organisaties of personen met erkende wetenschappelijke ervaring in met de werkzaamheden van de Commissie verband houdende aangelegenheden uitnodigen om aan de werkzaamheden van het Comité deel te nemen.

3.   De functies van het Comité zijn vastgesteld in bijlage 4 bij dit Verdrag.

4.   Het Comité komt minstens eenmaal per jaar bijeen, bij voorkeur voorafgaand aan een vergadering van de Commissie.

5.   Het Comité kan verdere vergaderingen beleggen op verzoek van ten minste twee (2) leden van de Commissie, mits een meerderheid van de leden achter dit verzoek staat.

6.   De directeur treedt op als voorzitter van het Comité of kan de vervulling van deze functie delegeren, voor zover de Commissie hiermee instemt.

7.   Het Comité beijvert zich om zijn verslagen en aanbevelingen bij consensus goed te keuren. Indien alle pogingen om tot consensus te komen mislukt zijn, wordt dit in de verslagen vermeld, en worden hierin de meerderheids- en minderheidsstandpunten weergegeven. Op verzoek van enig lid van het Comité worden de standpunten van dat lid over alle of enig deel van de verslagen eveneens weergegeven.

Artikel XII

Administratie

1.   De Commissie benoemt, in overeenstemming met de goedgekeurde procedureregels en alle hierin neergelegde criteria in aanmerking nemend, een directeur, wiens bevoegdheid op het door dit Verdrag bestreken gebied vaststaat en algemeen erkend wordt, in het bijzonder wat de wetenschappelijke, technische en administratieve aspecten ervan betreft, en die verantwoording aflegt aan de Commissie en door haar naar goeddunken van zijn functie kan worden ontheven. De directeur wordt benoemt voor een termijn van vier (4) jaar, en kan zo vaak worden herbenoemd als de Commissie wenst.

2.   De directeur oefent de volgende functies uit:

a)

hij stelt onderzoekplannen en -programma's voor de Commissie op;

b)

hij bereidt begrotingsramingen voor de Commissie voor;

c)

hij verleent machtiging voor de uitbetaling van middelen voor de uitvoering van het goedgekeurde werkprogramma en de goedgekeurde begroting door de Commissie en verzorgt de boekhouding voor de aldus gebruikte middelen;

d)

hij benoemt, ontslaat en geeft leiding aan het administratief, wetenschappelijk, technisch en ander personeel dat voor de functies van de Commissie vereist is, zulks in overeenstemming met de door de Commissie goedgekeurde procedureregels;

e)

waar nodig met het oog op het efficiënt functioneren van de Commissie, benoemt hij, overeenkomstig lid 2, onder d), van dit artikel, een coördinator van het wetenschappelijk onderzoek, die zijn werkzaamheden verricht onder toezicht van de directeur, welke de coördinator van het wetenschappelijk onderzoek met die functies en verantwoordelijkheden bekleedt welke door hem passend worden geacht;

f)

hij treft de nodige regelingen voor samenwerking met andere organisaties of personen, wanneer zulks voor de uitoefening van de functies van de Commissie vereist is;

g)

hij coördineert de werkzaamheden van de Commissie met die van organisaties en personen waarmee de directeur een regeling tot samenwerking heeft getroffen;

h)

hij stelt administratieve, wetenschappelijke en andere verslagen voor de Commissie op;

i)

hij stelt ontwerp-agenda’s op voor de vergaderingen van de Commissie en haar subsidiaire organen, roept deze vergaderingen bijeen, zulks in overleg met de leden van de Commissie en rekening houdend met hun voorstellen, en voorziet in de nodige administratieve en technische ondersteuning voor deze vergaderingen;

j)

hij zorgt voor de publicatie en de verspreiding van de instandhoudings- en beheersmaatregelen die door de Commissie zijn goedgekeurd en van kracht zijn, en, voor zover uitvoerbaar, voor het bijhouden en verspreiden van de documentatie betreffende andere van toepassing zijnde instandhoudings- en beheersmaatregelen die door de leden van de Commissie zijn goedgekeurd en in het Verdragsgebied van kracht zijn;

k)

hij zorgt voor het bijhouden van een register, dat, onder meer, gebaseerd is op de overeenkomstig bijlage 1 bij dit Verdrag aan de Commissie verstrekte informatie, betreffende in het Verdragsgebied vissende vaartuigen, alsook voor de periodieke verspreiding van de in dit register vervatte informatie onder alle leden van de Commissie, en, desgevraagd, voor de verstrekking hiervan aan ieder lid persoonlijk;

l)

hij treedt op als de wettelijke vertegenwoordiger van de Commissie;

m)

hij vervult alle andere functies die nodig zijn om een efficiënt en doeltreffend functioneren van de Commissie te verzekeren, alsook andere waarmee hij door de Commissie kan worden belast.

3.   Bij de uitoefening van hun functies onthouden de directeur en het personeel of de Commissie zich van enige gedragingen die met hun positie of met de doelstellingen en bepalingen van dit Verdrag onverenigbaar zouden kunnen zijn, en hebben zij geen financiële belangen in activiteiten als onderzoek, exploratie, exploitatie, verwerking en marketing van de onder dit Verdrag vallende visbestanden. Evenmin onthullen zij, zolang zij bij de Commissie werkzaam zijn en daarna, enige vertrouwelijke informatie die zij gedurende hun werkzaamheden hebben verkregen of waartoe zij gedurende hun werkzaamheden toegang hadden.

Artikel XIII

Wetenschappelijk personeel

Het wetenschappelijke personeel werkt onder toezicht van de directeur en van de coördinator van het wetenschappelijk onderzoek indien aangesteld overeenkomstig artikel XII, lid 2, onder d) en e), van dit Verdrag, en heeft de volgende functies, waarbij aan tonijn en tonijnachtigen prioriteit wordt gegeven:

a)

het verzorgt de wetenschappelijke onderzoekprojecten en andere onderzoekactiviteiten die de Commissie overeenkomstig de voor dit doel vastgestelde werkplannen heeft goedgekeurd;

b)

het verstrekt de Commissie, via de directeur, wetenschappelijke adviezen en aanbevelingen ter ondersteuning van de formulering van instandhoudings- en beheersmaatregelen en andere relevante aangelegenheden, na overleg met het Wetenschappelijk Adviescomité, behalve in omstandigheden waarin de directeur wegens duidelijk tijdgebrek zou worden beperkt in zijn vermogen om deze adviezen en aanbevelingen tijdig aan de Commissie voor te leggen;

c)

het verschaft het Wetenschappelijk Adviescomité de informatie die nodig is om de in bijlage 4 bij dit Verdrag genoemde functies te kunnen uitoefenen;

d)

het verstrekt de Commissie, via de directeur, aanbevelingen voor wetenschappelijk onderzoek ter ondersteuning van de functies van de Commissie, overeenkomstig artikel VII, lid 1, onder a), van dit Verdrag;

e)

het verzamelt en analyseert informatie over de huidige en vroegere toestand van en de trends bij de onder dit Verdrag vallende visbestanden;

f)

het verstrekt de Commissie, via de directeur, voorstellen voor normen voor de verzameling, de verificatie en de tijdige uitwisseling en mededeling van gegevens betreffende de visserij op de onder dit Verdrag vallende visbestanden;

g)

het verzamelt statistische gegevens en allerhande rapporten betreffende vangsten van onder dit Verdrag vallende visbestanden en de verrichtingen van vaartuigen in het Verdragsgebied, alsmede alle andere relevante informatie betreffende de visserij op dergelijke bestanden, met inbegrip, in voorkomend geval, van sociale en economische aspecten;

h)

het bestudeert en analyseert informatie betreffende methoden en procedures voor de handhaving en groei van de onder dit Verdrag vallende visbestanden;

i)

het publiceert of verspreidt op andere manieren verslagen van zijn bevindingen en andere verslagen op het door dit Verdrag bestreken gebied, alsmede wetenschappelijke, statistische en andere gegevens betreffende de visserij op de onder dit Verdrag vallende visbestanden, steeds toeziend op de vertrouwelijkheid van de gegevens overeenkomstig het bepaalde in artikel XXII van dit Verdrag;

j)

het vervult alle andere functies en taken waarmee het kan worden belast.

Artikel XIV

Begroting

1.   De Commissie stelt ieder jaar haar begroting voor het volgende jaar vast, zulks overeenkomstig artikel IX, lid 3, van dit Verdrag. Bij het vaststellen van de omvang van de begroting, neemt de Commissie terdege het kosteneffectiviteitsbeginsel in acht.

2.   De directeur legt de Commissie ter beoordeling een gedetailleerde jaarlijkse ontwerp-begroting voor met daarin aangegeven de uitgaven die moeten worden bekostigd uit de bijdragen bedoeld in artikel XV, lid 1, en die bedoeld in artikel XV, lid 3, van dit Verdrag.

3.   De Commissie voert gescheiden boekhoudingen voor de activiteiten in het kader van dit Verdrag en die in het kader van de AIDCP. De aan de AIDCP te verstrekken diensten en de corresponderende geraamde kosten worden nader aangegeven in de begroting van de Commissie. De directeur verstrekt de Vergadering van de partijen bij de AIDCP, ter goedkeuring, en vooafgaand aan het jaar waarin de diensten moeten worden verleend, bestekken voor diensten en ramingen van de hiermee gemoeide kosten die corresponderen met de overeenkomstig die overeenkomst uit te voeren taken.

4.   De boeken van de Commissie worden onderworpen aan een jaarlijks plaatsvindende onafhankelijke financiële audit.

Artikel XV

Bijdragen

1.   De hoogte van de bijdrage van elk lid van de Commissie aan de begroting wordt bepaald in overeenstemming met de regeling welke de Commissie goedkeurt, en wijzigt, naar gelang van het geval, overeenkomstig artikel IX, lid 3, van dit Verdrag. De door de Commissie vastgestelde regeling is voor alle leden transparant en billijk en wordt in het financieel reglement van de Commissie gespecificeerd.

2.   De volgens het bepaalde in lid 1 van dit artikel overeengekomen bijdragen stellen de Commissie in staat haar werkzaamheden te verrichten en verschaffen tijdig de nodige financiële dekking voor de overeenkomstig artikel XIV, lid 1, van dit Verdrag vastgestelde begroting.

3.   De Commissie richt een fonds op voor het ontvangen van vrijwillige bijdragen voor het onderzoek naar en de instandhouding van de onder dit Verdrag vallende visbestanden en, naar gelang van het geval, van geassocieerde of afhankelijke soorten, alsook voor de instandhouding van het zeemilieu.

4.   Onverminderd het bepaalde in artikel IX van dit Verdrag geldt, tenzij de Commissie anders beschikt, dat indien een lid van de Commissie met de betaling van zijn bijdragen een achterstand heeft opgelopen ten belope van een bedrag dat gelijk is aan of groter is dan de totale bijdragen die het over de voorgaande vierentwintig (24) maanden verschuldigd was, dat lid niet het recht heeft aan de besluitvorming van de Commissie deel te nemen, voordat het aan zijn verplichtingen uit hoofde van dit artikel heeft voldaan.

5.   Ieder lid van de Commissie draagt zijn eigen kosten in verband met zijn deelname aan de vergaderingen van de Commissie en van haar subsidiaire organen.

Artikel XVI

Transparantie

1.   De Commissie bevordert transparantie bij de tenuitvoerlegging van dit Verdrag, bij haar besluitvormingsprocessen en andere activiteiten, onder meer, door:

a)

de openbare verspreiding van relevante niet-vertrouwelijke informatie;

en

b)

in voorkomend geval, het vergemakkelijken van het overleg met, en van de effectieve deelneming van niet-gouvernementele organisaties, vertegenwoordigers van de visserijsector, in het bijzonder de visserijvloot, en van andere belangstellende instanties en personen.

2.   Vertegenwoordigers van niet-partijen, relevante intergouvernementele organisaties, en niet-gouvernementele organisaties, met inbegrip van milieuorganisaties met een erkende ervaring op onder de bevoegdheid van de Commissie vallende gebieden, en van de tonijnindustrie van alle leden van de Commissie die in het Verdragsgebied actief zijn, in het bijzonder de tonijnvisserijvloot, worden in de gelegenheid gesteld om als waarnemers of in een andere hoedanigheid, naar gelang van het geval, aan de vergaderingen van de Commissie en haar subsidiaire organen deel te nemen, zulks in overeenstemming met de in bijlage 2 van dit Verdrag neergelegde beginselen en criteria, alsook met andere die door de Commissie kunnen worden vastgesteld. Deze deelnemers krijgen tijdig toegang tot relevante informatie, onverlet de procedureregels en de regels met betrekking tot de vertrouwelijkheid van gegevens die de Commissie ten aanzien van de toegang tot dergelijke informatie kan vaststellen.

DEEL IV

RECHTEN EN VERPLICHTINGEN VAN DE LEDEN VAN DE COMMISSIE

Artikel XVII

Rechten van de staten

Geen enkele bepaling van dit Verdrag mag op zodanige wijze worden geïnterpreteerd dat hierdoor afbreuk zou worden gedaan aan de soevereiniteit, de soevereine rechten of de jurisdictie welke door enige staat worden uitgeoefend in overeenstemming met het internationale recht, of waardoor deze zouden worden ondermijnd; hetzelfde geldt voor het standpunt of de zienswijzen van die staat ten aanzien van aangelegenheden die met het recht van de zee verband houden.

Artikel XVIII

Toepassing, naleving en handhaving door de partijen

1.   Elke partij neemt de nodige maatregelen om te verzekeren dat dit Verdrag en alle uit hoofde hiervan goedgekeurde instandhoudings- en beheersmaatregelen worden uitgevoerd en nageleefd, met inbegrip van de vaststelling van de nodige wetten en voorschriften.

2.   Elke partij verschaft de Commissie alle informatie die vereist kan zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van dit Verdrag, met inbegrip van statistische en biologische informatie betreffende haar visactiviteiten in het Verdragsgebied, en verschaft de Commissie informatie over hetgeen is gedaan ter uitvoering van de overeenkomstig dit Verdrag genomen maatregelen, wanneer de Commissie hierom verzoekt en in voorkomend geval, behoudens het bepaalde in artikel XXII van dit Verdrag en in overeenstemming met de door de Commissie op te stellen en goed te keuren procedureregels.

3.   Elke partij informeert, via de directeur, het Comité voor de evaluatie van de uitvoering van door de Commissie goedgekeurde maatregelen, opgericht krachtens het bepaalde in artikel X van dit Verdrag onverwijld omtrent:

a)

wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, met inbegrip van die betreffende inbreuken en sancties, die van toepassing zijn op de naleving van de door de Commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen;

b)

de maatregelen die zijn getroffen om de naleving te verzekeren van de door de Commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen, met inbegrip van, in voorkomend geval, een analyse van afzonderlijke gevallen en de genomen eindbeslissing.

4.   Elke partij:

a)

verleent machtiging voor het gebruik en de verspreiding, behoudens enige van toepassing zijnde vertrouwelijkheidregels, van relevante informatie verzameld door aan boord verblijvende waarnemers van de Commissie of van een nationaal programma;

b)

verzekert dat scheepseigenaars en/of gezagvoerders de Commissie, in overeenstemming met de ter zake door de Commissie vastgestelde procedureregels, toestaan de informatie te verzamelen en analyseren die noodzakelijk is voor de vervulling van de functies van het Comité voor de evaluatie van de uitvoering van door de Commissie goedgekeurde maatregelen;

c)

legt de Commissie halfjaarlijks een verslag voor over de activiteiten van haar tonijnvisserijvaartuigen, en verstrekt haar ook alle andere informatie die nodig is voor de werkzaamheden van het Comité voor de evaluatie van de uitvoering van door de Commissie goedgekeurde maatregelen.

5.   Elke partij neemt maatregelen om te verzekeren dat vaartuigen die actief zijn in onder haar nationale jurisdictie vallende wateren, dit Verdrag en de uit hoofde hiervan goedgekeurde maatregelen naleven.

6.   Elke partij die op redelijke gronden aanneemt dat een vaartuig dat de vlag van een andere staat voert, enige activiteit heeft ontplooid waardoor de voor het Verdragsgebied vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen aan doeltreffendheid inboeten, brengt dit onder de aandacht van de vlaggenstaat in kwestie en kan deze kwestie, in voorkomend geval, onder de aandacht van de Commissie brengen. De partij in kwestie verschaft de vlaggenstaat alle desbetreffende bewijsstukken en kan de Commissie een samenvatting van deze bewijsstukken voorleggen. De Commissie kan deze informatie pas verspreiden nadat de vlaggenstaat de gelegenheid heeft gehad zich, binnen een redelijke termijn over de beschuldiging en de hem ter beoordeling voorgelegde bewijsstukken uit te spreken dan wel, naar gelang van het geval, zijn bezwaren ter zake kenbaar te maken.

7.   Elke partij stelt, op verzoek van de Commissie of enige andere partij, wanneer zij relevante informatie ontvangt over een vaartuig onder haar jurisdictie dat activiteiten ontplooit die met de overeenkomstig dit Verdrag goedgekeurde maatregelen in strijd zijn, een grondig onderzoek in, en handelt, in voorkomend geval, in overeenstemming met haar nationale wetgeving, en stelt, zo spoedig mogelijk de Commissie en, indien van toepassing, de andere partij in kennis van de resultaten van haar onderzoek en de getroffen maatregelen.

8.   Elke partij hanteert, in overeenstemming met haar nationale wetten en op een met het internationaal recht verenigbare wijze, sancties die zwaar genoeg zijn om effectief de naleving te verzekeren van de bepalingen van dit Verdrag en van de uit hoofde hiervan goedgekeurde maatregelen en om overtreders het genot te ontzeggen van de uit hun illegale activiteiten resulterende voordelen, met inbegrip van, naar gelang van het geval, weigering, schorsing of intrekking van de visvergunning.

9.   Partijen wier kusten aan het Verdragsgebied grenzen of wier vaartuigen vissen op de onder dit Verdrag vallende visbestanden of op wier grondgebied de vangst wordt aangeland en verwerkt, werken samen om de naleving van dit Verdrag te verzekeren en om de toepassing van de door de Commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen, met inbegrip, naar gelang van het geval, van de vaststelling van samenwerkingsmaatregelen en -programma’s te verzekeren.

10.   Indien de Commissie vaststelt dat in het Verdragsgebied vissende vaartuigen zich schuldig maken aan activiteiten die afbreuk doen aan de doeltreffendheid van de door de Commissie goedgekeurde instandhoudings- en beheersmaatregelen, dan wel hier anderszins een inbreuk op vormen, kunnen de partijen, aan de hand van de door de Commissie goedgekeurde aanbevelingen en in overeenstemming met dit Verdrag en het internationale recht, optreden om deze vaartuigen van dergelijke activiteiten te weerhouden totdat passende stappen zijn ondernomen door de vlaggenstaat om te verzekeren dat deze vaartuigen deze activiteiten niet voortzetten.

Artikel XIX

Toepassing, naleving en handhaving door visserijentiteiten

Artikel XVIII van dit Verdrag is, mutatis mutandis, van toepassing op visserijentiteiten die lid zijn van de Commissie.

Artikel XX

Plichten van de vlaggenstaten

1.   Elke partij neemt, in overeenstemming met het internationale recht, de nodige maatregelen om te verzekeren dat onder haar vlag varende vaartuigen zich aan de bepalingen van dit Verdrag en aan de uit hoofde hiervan goedgekeurde instandhoudings- en beheersmaatregelen houden, en dat deze vaartuigen geen activiteiten ontplooien waardoor dergelijke maatregelen aan doeltreffendheid inboeten.

2.   Geen van de partijen laat toe dat enig vaartuig dat het recht heeft haar vlag te voeren gebruikt wordt voor het vissen op onder dit Verdrag vallende visbestanden, tenzij het hiertoe gemachtigd is door de bevoegde autoriteit of autoriteiten van die partij. Een partij verleent alleen machtiging voor het gebruik van onder haar vlag varende vaartuigen voor de visserij in het Verdragsgebied wanneer zij zich, overeenkomstig dit Verdrag, doeltreffend van haar verantwoordelijkheden ten aanzien van dergelijke vaartuigen kan kwijten.

3.   Naast haar verplichtingen uit hoofde van de leden 1 en 2 van dit artikel, neemt elke partij de nodige maatregelen om te verzekeren dat vaartuigen die haar vlag voeren niet vissen in gebieden onder de soevereiniteit of de nationale jurisdictie van een andere staat in het Verdragsgebied zonder dat door de bevoegde autoriteiten van die staat de desbetreffende licentie, vergunning of machtiging is verleend.

Artikel XXI

Plichten van de visserijentiteiten

Artikel XX van dit Verdrag is, mutatis mutandis, van toepassing op visserijentiteiten die lid zijn van de Commissie.

DEEL V

VERTROUWELIJKHEID

Artikel XXII

Vertrouwelijkheid

1.   De Commissie stelt vertrouwelijkheidsregels vast voor alle instanties en personen die, krachtens dit Verdrag, toegang krijgen tot informatie.

2.   Niettegenstaande deze overeenkomstig lid 1 van dit artikel vastgestelde vertrouwelijkheidsregels, kunnen personen die toegang tot dergelijke vertrouwelijke informatie hebben deze informatie onthullen in het kader van een juridische of administratieve procedure, indien de bevoegde autoriteit in kwestie hierom verzoekt.

DEEL VI

SAMENWERKING

Artikel XXIII

Samenwerking en bijstand

1.   De Commissie streeft ernaar maatregelen goed te keuren met betrekking tot technische bijstand, overdracht van technologie, opleiding en andere vormen van samenwerking, om ontwikkelingslanden die lid van de Commissie zijn te helpen hun verplichtingen in het kader van dit Verdrag na te komen, alsook om hen beter in staat te stellen onder hun respectieve nationale jurisdicties visserijen te ontwikkelen en op basis van duurzaamheid aan de visserij op volle zee te kunnen deelnemen.

2.   De leden van de Commissie vergemakkelijken en bevorderen samenwerking, met name op financieel en technisch gebied en voor de overdracht van technologie, waar deze nodig is voor een doeltreffende tenuitvoerlegging van lid 1 van dit artikel.

Artikel XXIV

Samenwerking met andere organisaties of regelingen

1.   De Commissie werkt samen met subregionale, regionale, en mondiale visserijorganisaties en -regelingen en treft, in voorkomend geval, in overleg met deze organisaties of regelingen, passende institutionele regelingen, zoals de oprichting van adviescomités, met het oogmerk de verwezenlijking van de doelstellingen van dit Verdrag te bevorderen, de best beschikbare wetenschappelijke informatie te verkrijgen, en bij hun werkzaamheden dubbel werk te vermijden.

2.   De Commissie keurt, in overleg met de betreffende organisaties of regelingen, de werkingsregels goed voor de institutionele regelingen die in overeenstemming met lid 1 van dit artikel worden vastgesteld.

3.   Waar het Verdragsgebied overlappingen heeft met een gebied dat door een andere visserijbeheersorganisatie wordt gereguleerd, werkt de Commissie met deze andere organisatie samen om te verzekeren dat de doelstellingen van dit Verdrag worden verwezenlijkt. Te dien einde streeft de Commissie ernaar, door middel van overleg of andere regelingen, met de andere organisatie tot overeenstemming te komen over de te nemen passende maatregelen, zoals die ter verzekering van de harmonisatie en verenigbaarheid van de door de Commissie en de andere organisatie goedgekeurde instandhoudings- en beheersmaatregelen, of het besluit dat de Commissie of de andere organisatie, naar gelang van het geval, zich zal onthouden van maatregelen ten aanzien van soorten in dat gebied die door de ander worden gereguleerd.

4.   De bepalingen van lid 3 van dit artikel zijn, in voorkomend geval, van toepassing op het geval van visbestanden die door gebieden trekken welke onder de bevoegdheid vallen van de Commissie en van een of meer andere organisaties of regelingen.

DEEL VII

REGELING VAN GESCHILLEN

Artikel XXV

Regeling van geschillen

1.   De leden van de Commissie werken samen om geschillen te voorkomen. Ieder lid kan met een of meer leden in overleg treden over enig geschil in verband met de interpretatie of toepassing van de bepalingen van dit Verdrag teneinde zo spoedig mogelijk tot een voor iedereen bevredigende oplossing te komen.

2.   Indien het niet mogelijk is het geschil via dergelijk overleg binnen een redelijke termijn tot een oplossing te brengen, plegen de leden in kwestie zo spoedig mogelijk onderling overleg teneinde het geschil met gebruik van enige vreedzame middelen waarover zij het eens kunnen worden, te beslechten, een en ander in overeenstemming met het internationale recht.

3.   In gevallen waarin twee of meer leden van de Commissie overeenkomen dat zij een geschil van technische aard hebben, en dat zij niet bij machte zijn het geschil onderling te regelen, kunnen zij het geschil, met beider of aller instemming, voorleggen aan een niet-bindend ad-hocpanel van deskundigen dat is ingesteld binnen het kader van de Commissie, in overeenstemming met de hiertoe door de Commissie goedgekeurde procedures. Het panel treedt met de betrokken leden in overleg en tracht het geschil binnen de kortste keren tot een oplossing te brengen zonder hierbij gebruik te maken van bindende procedures voor de regeling van geschillen.

DEEL VIII

NIET-LEDEN

Artikel XXVI

Niet-leden

1.   De Commissie en haar leden moedigen alle staten en organisaties voor regionale economische integratie als bedoeld in artikel XXVII van dit Verdrag en, in voorkomend geval, de in artikel XXVIII van dit Verdrag bedoelde visserijentiteiten die geen lid de Commissie zijn, aan om lid te worden of om met dit Verdrag consistente wetten en voorschriften vast te stellen.

2.   De leden van de Commissie wisselen onderling informatie uit, hetzij rechtstreeks, hetzij via de Commissie, over activiteiten van vaartuigen van niet-leden waardoor aan de doeltreffendheid van dit Verdrag afbreuk wordt gedaan.

3.   De Commissie en haar leden werken, op een met dit Verdrag en het internationale recht verenigbare wijze, samen om gezamenlijk vaartuigen van niet-leden ervan te weerhouden activiteiten te ontplooien die aan de doeltreffendheid van dit Verdrag afbreuk doen. Hiertoe vestigen de leden, onder meer, de aandacht van de niet-leden op dergelijke activiteiten van hun vaartuigen.

DEEL IX

SLOTBEPALINGEN

Artikel XXVII

Ondertekening

1.   Dit Verdrag staat open voor ondertekening, te Washington vanaf 14 november 2003 tot en met 31 december 2004, door:

a)

de partijen bij het Verdrag van 1949;

b)

staten die geen partij bij het Verdrag van 1949 zijn en die een kustlijn hebben die aan het Verdragsgebied grenst;

en

c)

Staten en organisaties voor regionale economische integratie die geen partij bij het Verdrag van 1949 zijn en wier vaartuigen op enig tijdstip gedurende de vier jaar voorafgaand aan de goedkeuring van dit Verdrag op de onder dit Verdrag vallende visbestanden hebben gevist en die aan de onderhandelingen over dit Verdrag hebben deelgenomen;

en

d)

andere staten die geen partij bij het Verdrag van 1949 zijn en wier vaartuigen op enig tijdstip gedurende de vier jaar voorafgaand aan de goedkeuring van dit Verdrag op de onder dit Verdrag vallende visbestanden hebben gevist, zulks na overleg met de partijen bij het Verdrag van 1949.

2.   Wat de in lid 1 van dit artikel bedoelde organisaties voor regionale economische integratie betreft, kan geen enkele lidstaat van dergelijke organisaties dit Verdrag ondertekenen, tenzij hij een grondgebied vertegenwoordigt dat buiten de territoriale draagwijdte ligt van het verdrag waarbij de organisatie wordt opgericht en mits de deelneming van deze lidstaat uitsluitend beperkt blijft tot de vertegenwoordiging van de belangen van dat grondgebied.

Artikel XXVIII

Visserijentiteiten

1.   Een visserijentiteit wier vaartuigen op enig tijdstip gedurende de vier jaar voorafgaand aan de goedkeuring van dit Verdrag op de onder dit Verdrag vallende visbestanden hebben gevist, kan uitdrukking geven aan haar vaste verbondenheid om zich aan de bepalingen van dit Verdrag te houden en enige uit hoofde hiervan goedgekeurde instandhoudings- en beheersmaatregelen na te leven, door:

a)

gedurende de in artikel XXVII, lid 1, van dit Verdrag bedoelde periode, een akte te ondertekenen dat hiertoe, in overeenstemming met een door de Commissie krachtens het Verdrag van 1949 goed te keuren resolutie is opgesteld;

en/of

b)

gedurende of na de bovenvermelde periode, een schriftelijke mededeling te richten tot de depositaris, in overeenstemming met een door de Commissie krachtens het Verdrag van 1949 goed te keuren resolutie. De depositaris doet onverwijld een afschrift van deze mededeling toekomen aan alle ondertekenaars en partijen.

2.   De overeenkomstig lid 1 van dit artikel tot uitdrukking gebrachte verbondenheid wordt van kracht vanaf de datum bedoeld in artikel XXXI, lid 1, van dit Verdrag, of op de in lid 1 van dit artikel bedoelde datum van de schriftelijke mededeling, indien deze na de eerstgenoemde datum valt.

3.   Elke hierboven bedoelde visserijentiteit kan haar vaste verbondenheid om zich te houden aan de bepalingen van dit Verdrag zoals het kan worden gewijzigd overeenkomstig artikel XXXIV of artikel XXXV van dit Verdrag tot uitdrukking brengen door een hiertoe strekkende schriftelijke mededeling te richten tot de depositaris, in overeenstemming met de resolutie bedoeld in lid 1 van dit artikel.

4.   De overeenkomstig lid 3 van dit artikel tot uitdrukking gebrachte verbondenheid wordt van kracht vanaf de data bedoeld in artikel XXXIV, lid 3, en artikel XXXV, lid 4, van dit Verdrag, of op de in lid 3 van dit artikel bedoelde datum van de schriftelijke mededeling, indien deze na de eerstgenoemde datum valt.

Artikel XXIX

Bekrachtiging, aanvaarding en goedkeuring

Dit Verdrag moet door de ondertekenaars, in overeenstemming met hun nationale wetten en procedures, worden bekrachtigd, aanvaard en goedgekeurd.

Artikel XXX

Toetreding

Dit Verdrag blijft openstaan voor toetreding door iedere staat of organisatie voor regionale economische integratie:

a)

die voldoet aan de vereisten van artikel XXVII van dit Verdrag;

of

b)

wiens of wier vaartuigen vissen op onder dit Verdrag vallende visbestanden, na overleg met de partijen;

of

c)

die, op basis van een besluit van de partijen, anderszins is uitgenodigd om toe te treden.

Artikel XXXI

Inwerkingtreding

1.   Dit Verdrag treedt in werking vijftien (15) maanden na de nederlegging bij de depositaris van de zevende akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding van de partijen bij het Verdrag van 1949 die partijen waren bij dat Verdrag op de datum waarop dit Verdrag voor ondertekening werd opengesteld.

2.   Na de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag treedt, wat iedere staat of organisatie voor regionale economische integratie aangaat die aan de vereisten van artikel XXVII of artikel XXX voldoet, dit Verdrag voor genoemde staat of organisatie voor regionale economische integratie in werking op de dertigste (30e) dag na de nederlegging van zijn of haar akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding.

3.   Bij de inwerkingtreding van dit Verdrag prevaleert dit Verdrag, wat de partijen bij dit Verdrag en het Verdrag van 1949 aangaat, boven het Verdrag van 1949.

4.   Bij de inwerkingtreding van dit Verdrag blijven de instandhoudings- en beheersmaatregelen en andere regelingen die door de Commissie uit hoofde van het Verdrag van 1949 zijn goedgekeurd van kracht, totdat deze aflopen, bij besluit van de Commissie worden beëindigd, of worden vervangen door overeenkomstig dit Verdrag goedgekeurde andere maatregelen of regelingen.

5.   Bij de inwerkingtreding van dit Verdrag wordt een partij bij het Verdrag van 1949 die er nog niet mee heeft ingestemd gebonden te zijn door dit Verdrag, geacht lid van de Commissie te blijven, tenzij deze partij verkiest geen lid van de Commissie te blijven door de depositaris hiervan voor de inwerkingtreding van dit Verdrag schriftelijk te verwittigen.

6.   Bij de inwerkingtreding van dit Verdrag wordt, voor alle partijen bij het Verdrag van 1949, het Verdrag van 1949 geacht beëindigd te zijn in overeenstemming met de desbetreffende regels van het internationale recht als bepaald in artikel 59 van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht.

Artikel XXXII

Voorlopige toepassing

1.   In overeenstemming met zijn of haar wetten en voorschriften, kan een staat of organisatie voor regionale economische integratie die voldoet aan de vereisten van artikel XXVII of artikel XXX van dit Verdrag dit Verdrag voorlopig toepassen door de depositaris schriftelijk van dit voornemen in kennis te stellen. Een dergelijke voorlopige toepassing vangt aan op de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag of op de datum van ontvangst van deze kennisgeving door de depositaris, indien deze na de eerstgenoemde datum valt.

2.   De voorlopige toepassing van dit Verdrag door een staat of organisatie voor regionale economische integratie als bedoeld in lid 1 van dit artikel neemt een einde bij de inwerkingtreding van dit Verdrag voor die staat of organisatie voor regionale economische integratie, of bij kennisgeving aan de depositaris door die staat of organisatie voor regionale economische integratie van diens of dier voornemen de voorlopige toepassing van dit Verdrag te beëindigen.

Artikel XXXIII

Bezwaren

Tegen dit Verdrag mogen geen bezwaren worden ingebracht.

Artikel XXXIV

Wijzigingen

1.   Een lid van de Commissie kan een wijziging op dit Verdrag voorstellen door de directeur, minstens zestig (60) dagen voor een vergadering van de Commissie, de tekst van de voorgestelde wijziging te doen toekomen. De directeur zorgt ervoor dat alle andere leden onverwijld een afschrift van deze tekst ontvangen.

2.   Wijzigingen op dit Verdrag worden goedgekeurd overeenkomstig artikel IX, lid 2, van dit Verdrag.

3.   Wijzigingen op dit Verdrag treden in werking negentig (90) dagen nadat alle partijen bij het Verdrag op het tijdstip waarop de wijzigingen zijn goedgekeurd, hun akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van deze wijzigingen bij de depositaris hebben neergelegd.

4.   Staten of organisaties voor regionale economische integratie die partij bij dit Verdrag worden na de inwerkingtreding van wijzigingen op het Verdrag of de bijlagen daarvan worden beschouwd als partij bij het aldus gewijzigde Verdrag.

Artikel XXXV

Bijlagen

1.   De bijlagen bij dit Verdrag vormen hier een integrerend deel van en een verwijzing naar dit Verdrag houdt tevens een verwijzing naar de bijlagen erbij in, tenzij uitdrukkelijk anders wordt bepaald.

2.   Een lid van de Commissie kan een wijziging op een bijlage bij dit Verdrag voorstellen door de directeur, minstens zestig (60) dagen voor een vergadering van de Commissie, de tekst van de voorgestelde wijziging te doen toekomen. De directeur zorgt ervoor dat alle andere leden onverwijld een afschrift van deze tekst ontvangen.

3.   Wijzigingen op de bijlagen bij dit Verdrag worden goedgekeurd overeenkomstig artikel IX, lid 2, van dit Verdrag.

4.   Tenzij anders wordt overeengekomen, treden wijzigingen op een bijlage voor alle leden van de Commissie in werking negentig (90) dagen na de goedkeuring ervan overeenkomstig lid 3 van dit artikel.

Artikel XXXVI

Opzegging

1.   Een partij kan dit Verdrag te allen tijde opzeggen na het verstrijken van twaalf (12) maanden vanaf de datum waarop dit Verdrag voor die partij in werking is getreden, door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de depositaris. De depositaris stelt de overige partijen binnen dertig (30) dagen na ontvangst van deze kennisgeving van de opzegging in kennis. De opzegging wordt van kracht zes (6) maanden na ontvangst van deze kennisgeving door de depositaris.

2.   Dit artikel is, mutatis mutandis, van toepassing op iedere visserijentiteit vanwege haar verbondenheid krachtens artikel XXVIII van dit Verdrag.

Artikel XXXVII

Depositaris

De oorspronkelijke teksten van dit Verdrag worden nedergelegd bij de regering van de Verenigde Staten van Amerika, welke gewaarmerkte afschriften hiervan doet toekomen aan de ondertekenaars en de partijen bij dit Verdrag, alsook aan de secretaris-generaal van de Verenigde Naties met het oog op de inschrijving en publicatie ervan, zulks overeenkomstig artikel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden, daartoe behoorlijk gemachtigd door hun onderscheiden regeringen, hun handtekening onder dit Verdrag hebben gesteld.

GEDAAN te Washington, op 14 november 2003, in de Engelse, Spaanse en Franse taal, waarbij de drie teksten gelijkelijk authentiek zijn.

BIJLAGE 1

Richtsnoeren en criteria voor de aanleg van scheepsregisters

1.

In toepassing van lid 2, onder k), van artikel XII, van dit Verdrag houdt elke partij een register bij van de vaartuigen die gemachtigd zijn om haar vlag te voeren en die gemachtigd zijn om in het Verdragsgebied te vissen op onder dit Verdrag vallende visbestanden, en ziet zij erop toe dat de volgende informatie betreffende al deze vaartuigen in dit register wordt opgetekend:

a)

naam van het vaartuig, registratienummer, vorige namen (voor zover bekend) en haven van registratie;

b)

foto van het vaartuig met daarop aangegeven het registratienummer ervan;

c)

naam en adres van de eigenaar(s);

d)

naam en adres van de exploitant(en) en/of, indien van toepassing, van de beheerder(s);

e)

vorige vlaggenstaat (indien van toepassing en voor zover bekend);

f)

internationale radioroepnaam (indien van toepassing);

g)

plaats en datum van de bouw van het vaartuig;

h)

type vaartuig;

i)

type vismethoden;

j)

lengte, breedte en holte naar de mal;

k)

brutotonnage;

l)

het vermogen van de voornaamste machine of machines;

m)

aard van de door de vlaggenstaat afgegeven visvergunning;

n)

type diepvriezer, volume van de diepvriezer en aantal en capaciteit van de visruimen.

2.

De Commissie kan besluiten vaartuigen van de vereisten van lid 1 van deze bijlage vrij te stellen op grond van hun lengte of een ander kenmerk.

3.

Elke partij verstrekt de directeur, in overeenstemming met de door de Commissie vastgestelde procedures, de in lid 1 van deze bijlage bedoelde informatie en doet de directeur zo spoedig mogelijk mededeling van enige wijzigingen in deze informatie.

4.

Bovendien stelt elke partij de directeur onmiddellijk in kennis van:

a)

iedere toevoeging aan het register;

b)

iedere schrapping uit het register in verband met:

i)

het vrijwillig opgeven of niet hernieuwen van de visvergunning door de eigenaar of de exploitant van het vaartuig;

ii)

de intrekking van de overeenkomstig lid 2 van artikel XX van dit Verdrag aan het vaartuig verleende visvergunning;

iii)

het feit dat het vaartuig niet langer gemachtigd is haar vlag te voeren;

iv)

de sloop, het uit de vaart nemen of het verlies van het vaartuig;

en

v)

iedere andere reden,

daarbij aangevend welke van de hierboven genoemde redenen het betreft.

5.

Deze bijlage is mutatis mutandis van toepassing op visserijentiteiten die lid van de Commissie zijn.

BIJLAGE 2

Beginselen en criteria voor de deelneming van waarnemers aan de vergaderingen van de commissie

1.

De directeur nodigt voor de overeenkomstig artikel VIII van dit Verdrag bijeengeroepen vergaderingen van de Commissie intergouvernementele organisaties uit wier werkzaamheden relevant zijn voor de uitvoering van dit Verdrag, alsook niet-partijen die belangstelling hebben voor de instandhouding en het duurzaam gebruik van de onder dit Verdrag vallende visbestanden en die haar hierom verzoeken.

2.

Niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) als bedoeld in artikel XVI, lid 2, van dit Verdrag komen in aanmerking voor deelneming als waarnemers aan alle overeenkomstig artikel VIII van dit Verdrag bijeengeroepen vergaderingen van de Commissie en haar subsidiaire organen, behalve aan vergaderingen met gesloten deuren of vergaderingen van de delegatieleiders.

3.

Elke NGO die als waarnemer aan een vergadering van de Commissie wenst deel te nemen richt zich met haar verzoek om deelneming tot de directeur minstens vijftig (50) dagen voorafgaand aan de vergadering. De directeur stelt de leden van de Commissie in kennis van de namen van de NGO’s in kwestie en verstrekt hun de in lid 6 van deze bijlage omschreven informatie, minstens vijfenveertig (45) dagen voorafgaand aan het begin van de vergadering.

4.

Indien een vergadering van de Commissie minder dan vijftig (50) dagen van tevoren wordt aangekondigd, heeft de directeur een grotere mate van flexibiliteit met betrekking tot de in punt 3 van deze bijlage vastgestelde termijnen.

5.

Een NGO die aan de vergaderingen van de Commissie en haar subsidiaire organen wenst deel te nemen kan ook worden gemachtigd dit op jaarbasis te doen, onder voorbehoud van punt 7 van deze bijlage.

6.

Verzoeken om deelneming als bedoeld in de punten 3, 4 en 5 van deze bijlage gaan vergezeld van de naam en het kantooradres van de NGO, en van een beschrijving van haar missie en de wijze waarop haar missie en activiteiten gerelateerd zijn aan de werkzaamheden van de Commissie. Deze informatie wordt zo nodig bijgewerkt.

7.

Een NGO die als waarnemer wenst deel te nemen kan zulks doen tenzij minstens een derde van de leden van de Commissie schriftelijk een met redenen omkleed bezwaar tegen deze deelneming inbrengt.

8.

Alle tot een vergadering van de Commissie toegelaten waarnemers ontvangen, via toezending of langs een andere weg, dezelfde documentatie als die in het algemeen aan de leden van de Commissie wordt verstrekt, met uitzondering van documentatie die vertrouwelijke commerciële gegevens bevat.

9.

Iedere tot een vergadering van de Commissie toegelaten waarnemer kan:

a)

vergaderingen bijwonen, onder voorbehoud van punt 2 van deze bijlage, maar heeft geen stemrecht;

b)

tijdens de vergaderingen mondelinge verklaringen afleggen, zulks op uitnodiging van de voorzitter;

c)

tijdens de vergadering documenten verspreiden, zulks met instemming van de voorzitter;

en

d)

in voorkomend geval andere activiteiten ontplooien, zulks steeds met instemming van de voorzitter.

10.

De directeur kan waarnemers van niet-partijen en NGO’s vragen een redelijke bijdrage te betalen, en de met hun deelneming verband houdende kosten te dekken.

11.

Alle tot een vergadering van de Commissie toegelaten waarnemers richten zich naar alle regels en procedures die op de andere deelnemers aan de vergadering van toepassing zijn.

12.

Een NGO die zich niet aan de vereisten van punt 11 van deze bijlage houdt, wordt uitgesloten van verdere deelneming aan vergaderingen, tenzij de Commissie anders beslist.

BIJLAGE 3

Comité voor de evaluatie van de uitvoering van door de Commissie goedgekeurde maatregelen

De functies van het Comité voor de evaluatie van de uitvoering van door de Commissie goedgekeurde maatregelen ingesteld bij artikel X van dit Verdrag zijn als volgt:

a)

het evalueert en houdt toezicht op de naleving van de door de Commissie goedgekeurde instandhoudings- en beheersmaatregelen, alsook van de samenwerkingmaatregelen bedoeld in lid 9 van artikel XVIII van dit Verdrag;

b)

het analyseert de verkregen informatie per vlag of, indien deze informatie per vlag in het geval in kwestie niet relevant is, per vaartuig, alsook alle andere informatie die nodig is voor de uitoefening van zijn functies;

c)

het verstrekt de Commissie informatie, technische adviezen en aanbevelingen omtrent de toepassing en de naleving van de instandhoudings- en beheersmaatregelen;

d)

het doet de Commissie aanbevelingen voor middelen ter bevordering van de onderlinge compatibiliteit van de visserijbeheersmaatregelen van de leden van de Commissie;

e)

het doet de Commissie aanbevelingen voor middelen ter bevordering van de doeltreffende tenuitvoerlegging van artikel XVIII, lid 10, van dit Verdrag;

f)

het doet de Commissie, in overleg met het Wetenschappelijk Adviescomité, aanbevelingen voor de prioriteiten en doelstellingen van het programma voor gegevensverzameling en toezicht als vastgesteld in artikel VII, lid 1, onder i), van dit Verdrag en beoordeelt en evalueert de resultaten van dat programma;

g)

het vervult alle andere functies waarmee het door de Commissie wordt belast.

BIJLAGE 4

Wetenschappelijk Adviescomité

De functies van het Wetenschappelijk Adviescomité ingesteld bij artikel XI van dit Verdrag zijn als volgt:

a)

het evalueert de plannen, voorstellen en onderzoekprogramma’s van de Commissie, en dient de Commissie waar nodig van advies;

b)

het evalueert relevante beoordelingen, analysen, onderzoeken of werkzaamheden, alsmede door het wetenschappelijk personeel van de Commissie opgestelde aanbevelingen, voordat deze door de Commissie zelf worden bestudeerd, en verstrekt de Commissie, naar gelang van het geval, bijkomende informatie, adviezen en commentaren met betrekking tot deze aangelegenheden;

c)

het doet de Commissie aanbevelingen met betrekking tot specifieke punten en aangelegenheden waarmee het wetenschappelijk personeel zich in het kader van zijn toekomstige werkzaamheden zal moeten bezighouden;

d)

het doet de Commissie, in overleg met het Comité voor de evaluatie van de uitvoering van door de Commissie goedgekeurde maatregelen, aanbevelingen voor de prioriteiten en doelstellingen van het programma voor gegevensverzameling en toezicht als vastgesteld in artikel VII, lid 1, onder i), van dit Verdrag en beoordeelt en evalueert de resultaten van dat programma;

e)

het assisteert de Commissie en de directeur bij het zoeken naar bronnen ter financiering van het uit hoofde van dit Verdrag te verrichten onderzoek;

f)

het ontwikkelt en bevordert de samenwerking tussen de leden van de Commissie door middel van hun onderzoekinstellingen, met het oogmerk de kennis van en het inzicht in de onder dit Verdrag vallende visbestanden te verdiepen;

g)

het bevordert en vergemakkelijkt, naar gelang van het geval, de samenwerking van de Commissie met andere nationale en internationale overheids- of particuliere organisaties die soortgelijke doelstellingen hebben;

h)

het onderzoekt iedere kwestie die door de Commissie onder zijn aandacht wordt gebracht, en

i)

vervult alle andere functies en taken waarom de Commissie kan verzoeken of waarmee het door haar kan worden belast.