ISSN 1725-2598 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 209 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
49e jaargang |
Inhoud |
|
II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing |
Bladzijde |
|
|
Raad |
|
|
* |
||
Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen |
|||
|
* |
||
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing
Raad
31.7.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 209/1 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 14 oktober 2004
betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen
(2006/507/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1, in samenhang met artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en lid 3, eerste alinea,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De bevordering op internationaal vlak van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen is, overeenkomstig artikel 174 van het Verdrag, een van de doelstellingen van het beleid van de Gemeenschap op milieugebied. |
(2) |
In 1998 heeft de Raad de Commissie gemachtigd om namens de Gemeenschap deel te nemen aan de onder auspiciën van het Milieuprogramma van de Verenigde Naties plaatsvindende besprekingen over een verdrag inzake persistente organische verontreinigende stoffen. De Commissie heeft samen met de lidstaten aan deze besprekingen deelgenomen. |
(3) |
Het Verdrag inzake persistente organische verontreinigende stoffen („Verdrag”) is op 22 mei 2001 te Stockholm aangenomen. |
(4) |
Dit verdrag biedt een kader, gebaseerd op het voorzorgsbeginsel, voor het beëindigen van productie, gebruik, invoer en uitvoer van aanvankelijk twaalf prioritaire persistente organische verontreinigende stoffen, de veilige hantering en verwijdering daarvan alsook de beëindiging of vermindering van de lozing van bepaalde onopzettelijk voortgebrachte persistente organische verontreinigende stoffen. Daarnaast bevat het verdrag regels voor de opneming van nieuwe chemische stoffen in het verdrag. |
(5) |
De Gemeenschap, de 15 toenmalige lidstaten en acht van de nieuwe lidstaten hebben het verdrag ondertekend tijdens een op 22 en 23 mei 2001 te Stockholm gehouden conferentie van gevolmachtigden. |
(6) |
Het verdrag staat open voor bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring door staten en regionale organisaties voor economische integratie. |
(7) |
Overeenkomstig de bepalingen van het verdrag dienen regionale organisaties voor economische integratie in hun akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding de omvang van hun bevoegdheid inzake de door het verdrag geregelde aangelegenheden aan te geven. |
(8) |
De Gemeenschap heeft reeds instrumenten op het gebied van de bij het verdrag geregelde aangelegenheden aangenomen, onder meer Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen en tot wijziging van Richtlijn 79/117/EEG (3), Verordening (EG) nr. 304/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen (4) en Richtlijn 96/59/EG van de Raad van 16 september 1996 betreffende de verwijdering van polychloorbifenylen en polychloorterfenylen (PCB's/PCT's) (5). |
(9) |
Het Verdrag draagt bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het milieubeleid van de Gemeenschap. Het is derhalve dienstig dat de Gemeenschap dit verdrag zo spoedig mogelijk goedkeurt. |
(10) |
Wanneer een wijziging van bijlage A, B of C of aanvullende bijlagen bij het verdrag worden aangenomen, dient de Commissie te zorgen voor de uitvoering daarvan in het kader van Verordening (EG) nr. 850/2004 of andere relevante communautaire wetgeving. Indien een wijziging niet wordt uitgevoerd binnen een jaar na de datum van mededeling, door de depositaris, van de aanneming van de wijziging, dan zou de Commissie, om te voorkomen dat een situatie van niet-naleving ontstaat, dienovereenkomstig de depositaris hiervan in kennis moeten stellen, |
BESLUIT:
Artikel 1
Het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen, hierna „het verdrag” genoemd, wordt hierbij namens de Gemeenschap goedgekeurd.
De tekst van het verdrag is bij dit besluit gevoegd.
Artikel 2
1. Wanneer een wijziging van bijlage A, B of C of aanvullende bijlagen bij het verdrag niet worden uitgevoerd in de bijlagen bij Verordening (EG) nr. 850/2004 of andere relevante communautaire wetgeving binnen een jaar na de datum van mededeling, door de depositaris, van de aanneming van de wijziging, dan stelt de Commissie de depositaris hiervan in kennis, overeenkomstig artikel 22 van het Verdrag.
2. Indien een wijziging van bijlage A, B of C of aanvullende bijlagen bij het verdrag na een in lid 1 bedoelde kennisgeving worden uitgevoerd, trekt de Commissie de kennisgeving onverwijld in.
Artikel 3
1. De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon/personen aan te wijzen die bevoegd is/zijn om de akte van goedkeuring overeenkomstig artikel 25, lid 1, van het Verdrag namens de Europese Gemeenschap bij de secretaris‐generaal van de Verenigde Naties neer te leggen.
2. De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon/personen aan te wijzen die bevoegd is/zijn om overeenkomstig artikel 25, lid 3, van het Verdrag de in de bijlage bij dit besluit opgenomen bevoegdheidsverklaring namens de Europese Gemeenschap neer te leggen.
Gedaan te Luxemburg, 14 oktober 2004.
Voor de Raad
De voorzitter
P. VAN GEEL
(1) PB C 87 E van 7.4.2004, blz. 495.
(2) PB C 32 van 5.2.2004, blz. 45.
(3) PB L 158 van 30.4.2004, blz. 7.
(4) PB L 63 van 6.3.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2006 van de Commissie (PB L 136 van 24.5.2006, blz. 9).
(5) PB L 243 van 24.9.1996, blz. 31.
[VERTALING]
VERDRAG VAN STOCKHOLM INZAKE PERSISTENTE ORGANISCHE VERONTREINIGENDE STOFFEN
DE PARTIJEN BIJ DIT VERDRAG,
ERKENNEND dat persistente organische verontreinigende stoffen toxische eigenschappen bezitten, ongevoelig zijn voor degradatie, bioaccumuleren en door de lucht, via water en door migrerende diersoorten worden meegevoerd over internationale grenzen en ver van hun plaats van oorsprong neerslaan, waar zij accumuleren in ecosystemen op het land en in het water,
ZICH BEWUST VAN de zorgen op het gebied van de volksgezondheid, in het bijzonder in ontwikkelingslanden, als gevolg van de lokale blootstelling aan persistente verontreinigende stoffen, en met name de gevolgen voor vrouwen en via hen, voor de toekomstige generaties,
ERKENNEND dat de arctische ecosystemen en inheemse gemeenschappen bijzonder bedreigd worden als gevolg van de biomagnificatie van persistente organische verontreinigende stoffen en dat de besmetting van hun traditionele voedsel de volksgezondheid raakt,
ZICH BEWUST VAN de behoefte aan mondiale maatregelen op het gebied van persistente organische verontreinigende stoffen,
INDACHTIG Besluit 19/13 C van 7 februari 1997 van de Beheerraad van het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP) voor het initiëren van internationale activiteiten ter bescherming van de gezondheid van de mens en van het milieu, in de vorm van maatregelen ter vermindering en/of beëindiging van emissies en vrijkomingen van persistente organische verontreinigende stoffen,
IN HERINNERING ROEPEND de van toepassing zijnde bepalingen van de relevante internationale milieuverdragen, met name het Verdrag van Rotterdam inzake voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel, en het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, met inbegrip van de in artikel 11 van dat verdrag bedoelde regionale overeenkomsten,
MEDE IN HERINNERING ROEPEND de relevante bepalingen van de Verklaring van Rio inzake milieu en ontwikkeling en Agenda 21,
ERKENNEND dat alle partijen zich achter het voorzorgsbeginsel scharen, dat in dit verdrag is verankerd,
ERKENNEND dat dit verdrag en andere internationale overeenkomsten op het terrein van handel en milieu elkaar ondersteunen,
HERBEVESTIGEND dat de staten, in overeenstemming met het Handvest van de Verenigde Naties en de grondbeginselen van het internationale recht, het soevereine recht hebben hun eigen hulpbronnen te exploiteren volgens hun eigen milieu- en ontwikkelingsbeleid, en de verantwoordelijkheid te waarborgen dat activiteiten onder hun rechtsmacht of toezicht geen schade veroorzaken aan het milieu van andere staten of van gebieden die buiten de grenzen van de nationale rechtsmacht vallen,
REKENING HOUDEND MET de omstandigheden en bijzondere behoeften van ontwikkelingslanden, in het bijzonder de minst ontwikkelde landen hiervan, en landen met een overgangseconomie, in het bijzonder de behoefte aan versterking van hun nationale capaciteit voor het beheren van chemische stoffen, onder meer door de overdracht van technologie, de verschaffing van financiële en technische hulp en de bevordering van samenwerking tussen de partijen,
TEN VOLLE REKENING HOUDEND MET het Actieprogramma voor duurzame ontwikkeling van kleine eilandstaten die in ontwikkeling zijn, aangenomen op Barbados op 6 mei 1994,
GELET OP de respectieve capaciteit van ontwikkelde en ontwikkelingslanden alsmede de gemeenschappelijke maar gedifferentieerde verantwoordelijkheden van staten zoals vervat in beginsel 7 van de Verklaring van Rio inzake milieu en ontwikkeling,
ERKENNEND de belangrijke bijdrage die de private sector en niet-gouvernementele organisaties kunnen leveren bij het realiseren van de beperking en/of beëindiging van emissies en vrijkomingen van persistente organische verontreinigende stoffen,
BENADRUKKEND het belang dat fabrikanten van persistente organische verontreinigende stoffen de verantwoordelijkheid op zich nemen voor de terugdringing van de door hun producten veroorzaakte nadelige effecten en voor de voorlichting van gebruikers, regeringen en het publiek met betrekking tot de gevaarlijke eigenschappen van deze chemische stoffen,
ZICH BEWUST VAN de noodzaak maatregelen te nemen ter voorkoming van de nadelige effecten veroorzaakt door persistente organische verontreinigende stoffen in alle fasen van hun levenscyclus,
HERBEVESTIGEND beginsel 16 van de Verklaring van Rio inzake milieu en ontwikkeling ingevolge welk nationale autoriteiten zich zouden moeten inspannen om te bevorderen dat milieukosten worden geïnternaliseerd en economische instrumenten worden toegepast, er rekening mee houdend dat de vervuiler in beginsel de kosten van de verontreiniging behoort te dragen, met inachtneming van het publieke belang en zonder de internationale handel en investeringen te verstoren,
AANMOEDIGEND de partijen die geen systemen voor regelgeving en beoordeling voor pesticiden en industriële chemische stoffen hebben, dergelijke systemen te ontwikkelen,
ERKENNEND het belang van de ontwikkeling en het gebruik van milieuverantwoorde alternatieve procédés en chemische stoffen,
VASTBERADEN de gezondheid van de mens en het milieu te beschermen tegen de schadelijke effecten van persistente organische verontreinigende stoffen,
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
Artikel 1
Doel
Indachtig de voorzorgsbenadering zoals bedoeld in beginsel 15 van de Verklaring van Rio inzake milieu en ontwikkeling, is het doel van dit verdrag de gezondheid van de mens en het milieu te beschermen tegen persistente organische verontreinigende stoffen.
Artikel 2
Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van dit verdrag wordt verstaan onder:
a) |
„partij”, een staat of regionale organisatie voor economische integratie die ermee heeft ingestemd door dit verdrag te worden gebonden en ten aanzien waarvan het verdrag in werking is getreden; |
b) |
„regionale organisatie voor economische integratie”, een organisatie samengesteld uit soevereine staten van een bepaalde regio aan welke de lidstaten daarvan de bevoegdheid ten aanzien van bij dit verdrag geregelde aangelegenheden hebben overgedragen en welke in overeenstemming met haar interne procedures naar behoren gemachtigd is dit verdrag te ondertekenen, te bekrachtigen, te aanvaarden, goed te keuren of hiertoe toe te treden; |
c) |
„aanwezige partijen die hun stem uitbrengen”, partijen die aanwezig zijn en voor- of tegenstemmen. |
Artikel 3
Maatregelen ter beperking of beëindiging van vrijkoming bij opzettelijke productie en gebruik
1. Elke partij:
a) |
verbiedt en/of treft de nodige wettelijke en bestuurlijke maatregelen ter beëindiging van:
|
b) |
beperkt de productie en het gebruik van de in bijlage B genoemde chemische stoffen, in overeenstemming met de bepalingen van die bijlage. |
2. Elke partij treft maatregelen om te waarborgen:
a) |
dat een in bijlage A of bijlage B vermelde chemische stof uitsluitend wordt ingevoerd:
|
b) |
dat een in bijlage A vermelde chemische stof ten aanzien waarvan een specifieke uitzondering voor productie of gebruik geldt of een in bijlage B vermelde chemische stof ten aanzien waarvan een specifieke uitzondering voor productie of gebruik of voor een aanvaardbaar doel geldt, met inachtneming van de desbetreffende bepalingen van internationale instrumenten inzake voorafgaande geïnformeerde toestemming, uitsluitend wordt uitgevoerd:
|
c) |
dat een in bijlage A vermelde chemische stof, ten aanzien waarvan specifieke uitzonderingen voor productie en gebruik niet langer voor een partij van kracht zijn, niet door deze partij wordt uitgevoerd, behoudens ten behoeve van de in artikel 6, eerste lid, onder d), bedoelde milieuverantwoorde verwijdering ervan; |
d) |
voor de toepassing van dit lid omvat de term „staat die geen partij is bij dit verdrag”, ten aanzien van een bepaalde chemische stof, een staat of regionale organisatie voor economische integratie die er niet mee heeft ingestemd ten aanzien van die chemische stof door het verdrag te worden gebonden. |
3. Elke partij die een of meerdere systemen heeft voor regelgeving en beoordeling van nieuwe pesticiden of nieuwe industriële chemische stoffen, neemt maatregelen ter regulering ter voorkoming van de productie en het gebruik van nieuwe pesticiden of nieuwe industriële chemische stoffen die, met inachtneming van de in bijlage D, punt 1, bedoelde criteria, de kenmerken van persistente organische verontreinigende stoffen bezitten.
4. Elke partij die een of meerdere systemen heeft voor regelgeving en beoordeling van pesticiden of industriële chemische stoffen houdt daarbij, waar dienstig, rekening met de in bijlage D, punt 1, bedoelde criteria bij de beoordeling van de thans in gebruik zijnde pesticiden of industriële chemische stoffen.
5. Behoudens wanneer in dit verdrag anders wordt aangegeven, zijn het eerste en tweede lid niet van toepassing op hoeveelheden van een chemische stof die worden gebruikt ten behoeve van laboratoriumonderzoek of als referentienorm.
6. Elke partij waarvoor een specifieke uitzondering in overeenstemming met bijlage A of een specifieke uitzondering of een acceptabel doel in overeenstemming met bijlage B geldt, treft passende maatregelen om te waarborgen dat productie of gebruik onder die uitzondering of met dat doel zodanig wordt uitgevoerd dat blootstelling van de mens of vrijkoming in het milieu wordt voorkomen of zoveel mogelijk wordt tegengegaan. In geval van uitgezonderde gebruiken of voor acceptabele doeleinden waarbij opzettelijke vrijkomingen in het milieu plaatsvinden onder normale gebruiksomstandigheden, worden deze vrijkomingen tot het noodzakelijke minimum beperkt, met inachtneming van de toepasselijke normen en richtsnoeren.
Artikel 4
Register van specifieke uitzonderingen
1. Hierbij wordt een register ingesteld ten behoeve van de identificatie van de partijen waarvoor specifieke uitzonderingen gelden als bedoeld in bijlage A of bijlage B. Hierin worden niet de partijen vermeld die gebruikmaken van de bepalingen van bijlage A of bijlage B waarop door alle partijen een beroep kan worden gedaan. Het register wordt door het Secretariaat bijgehouden en is toegankelijk voor het publiek.
2. Het register omvat:
a) |
een lijst van de soorten specifieke uitzonderingen van bijlage A en bijlage B; |
b) |
een lijst van de partijen die een specifieke uitzondering genieten als bedoeld in bijlage A of bijlage B; en |
c) |
een lijst met de verloopdatum van elke geregistreerde specifieke uitzondering. |
3. Elke staat die partij wordt, kan zich door middel van een schriftelijke kennisgeving aan het Secretariaat voor een of meerdere soorten in bijlage A of bijlage B genoemde specifieke uitzonderingen laten inschrijven.
4. Tenzij door een partij in het register een eerdere datum is vermeld, of ingevolge het zevende lid een verlenging heeft plaatsgevonden, verlopen alle registraties van specifieke uitzonderingen vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van dit verdrag ten aanzien van een bepaalde chemische stof.
5. Tijdens haar eerste vergadering neemt de Conferentie van de Partijen een besluit omtrent de toetsingsprocedure voor inschrijvingen in het register.
6. Voorafgaand aan de toetsing van een inschrijving in het register dient de desbetreffende partij een rapport bij het Secretariaat in waarin de behoefte aan voortgezette registratie van die uitzondering wordt gemotiveerd. Dit rapport wordt door het Secretariaat onder alle partijen verspreid. De toetsing van een registratie wordt uitgevoerd op basis van alle beschikbare informatie. De Conferentie van de Partijen kan de betrokken partij in dit verband alle door haar nodig geachte aanbevelingen doen.
7. De Conferentie van de Partijen kan, op verzoek van de betrokken partij, besluiten de vervaltermijn van een specifieke ontheffing met een termijn van maximaal vijf jaar te verlengen. Bij de besluitvorming houdt de Conferentie van de Partijen naar behoren rekening met de bijzondere omstandigheden van de partijen die ontwikkelingslanden zijn en van de partijen met een overgangseconomie.
8. Een Partij kan te allen tijde een inschrijving in het register voor een specifieke uitzondering intrekken door middel van schriftelijke kennisgeving aan het Secretariaat. De intrekking wordt van kracht op de in de kennisgeving vermelde datum.
9. Wanneer geen partijen meer ingeschreven zijn voor een bepaalde soort specifieke uitzondering, kunnen ten aanzien van deze uitzondering geen nieuwe inschrijvingen plaatsvinden.
Artikel 5
Maatregelen ter beperking of beëindiging van vrijkomingen afkomstig van onopzettelijke productie
Elke partij treft ten minste de volgende maatregelen ter beperking van de totale vrijkomingen afkomstig uit antropogene bronnen van elk van de in bijlage C vermelde chemische stoffen, met het doel deze vrijkomingen permanent te reduceren en, waar mogelijk, deze uiteindelijk te beëindigen:
a) |
ontwikkeling van een actieplan of, waar dienstig, een regionaal of subregionaal actieplan, binnen twee jaar nadat het verdrag voor haar in werking is getreden, en uitvoering hiervan als onderdeel van haar uitvoeringsplan zoals bedoeld in artikel 7, dat is ontworpen ten behoeve van de identificatie, karakterisering en aanpak van vrijkomingen van de in bijlage C vermelde chemische stoffen en ter vergemakkelijking van de implementatie van de leden b tot en met e. Het actieplan omvat de volgende onderdelen:
|
b) |
bevordering van de toepassing van beschikbare, haalbare en praktische maatregelen die het mogelijk maken snel een realistische en aanzienlijke terugdringing van vrijkomingen of de uitschakeling van de bron te bereiken; |
c) |
bevordering van de ontwikkeling en, wanneer zij zulks dienstig acht, het eisen van de gebruikmaking van vervangende of gewijzigde materialen, producten en processen ter voorkoming van de vorming en uitstoot van de in bijlage C vermelde chemische stoffen, met inachtneming van de in bijlage C vermelde algemene richtsnoeren inzake preventieve maatregelen en maatregelen ter beperking van vrijkomingen en van de richtsnoeren die bij besluit van de Conferentie van de Partijen worden aangenomen; |
d) |
het bevorderen en, in overeenstemming met het tijdschema voor de uitvoering van haar actieplan, het eisen dat wordt gebruikgemaakt van de beste beschikbare technieken voor nieuwe bronnen binnen broncategorieën waarvan een partij in haar actieplan heeft vermeld dat deze een dergelijke actie rechtvaardigen, met aanvankelijk bijzondere nadruk op de in deel II van bijlage C vermelde broncategorieën. In elk geval wordt de eis de beste beschikbare technieken te gebruiken voor nieuwe bronnen binnen de in deel II van die bijlage vermelde categorieën zo snel als praktisch mogelijk is, ingevoerd, doch uiterlijk vier jaar nadat het verdrag voor die partij in werking is getreden. Voor de geïdentificeerde categorieën bevorderen de partijen het gebruik van de beste milieupraktijken. Bij de toepassing van de beste beschikbare technieken en de beste milieupraktijken houden de partijen rekening met de algemene richtsnoeren inzake maatregelen ter preventie en beperking van vrijkomingen bedoeld in bijlage C en met de bij besluit door de Conferentie van de Partijen aan te nemen richtsnoeren inzake de beste beschikbare technieken en de beste milieupraktijken; |
e) |
het, in overeenstemming met haar actieplan, bevorderen van het gebruik van de beste beschikbare technieken en de beste milieupraktijken:
|
Bij de toepassing van de beste beschikbare technieken en de beste milieupraktijken houden de partijen rekening met de algemene richtsnoeren inzake maatregelen ter preventie en beperking van vrijkomingen bedoeld in bijlage C en met de bij besluit door de Conferentie van de Partijen aan te nemen richtsnoeren inzake de beste beschikbare technieken en de beste milieupraktijken;
f) |
voor de toepassing van dit lid en bijlage C wordt verstaan onder:
|
g) |
voor de vervulling van haar verplichtingen ingevolge dit lid kan een partij emissiegrenswaarden of prestatienormen hanteren. |
Artikel 6
Maatregelen ter beperking of beëindiging van vrijkomingen uit voorraden en afval
1. Teneinde te waarborgen dat voorraden bestaande uit in bijlage A of bijlage B vermelde chemische stoffen, of die deze bevatten, en afval, met inbegrip van producten en artikelen wanneer deze afval worden, die bestaan uit in bijlage A, B of C vermelde chemische stoffen of deze bevatten of hiermee zijn verontreinigd, worden beheerd op een wijze die rekening houdt met de bescherming van de gezondheid van de mens en van het milieu, zal elke partij:
a) |
geschikte strategieën ontwikkelen voor de identificatie van:
|
b) |
voor zover praktisch uitvoerbaar voorraden bestaande uit chemische stoffen vermeld in bijlage A of bijlage B, of die deze bevatten, identificeren op basis van de onder a) bedoelde strategieën; |
c) |
waar dienstig voorraden op een veilige, doeltreffende en milieuverantwoorde wijze beheren. Nadat voorraden van chemische stoffen vermeld in bijlage A of bijlage B niet langer mogen worden gebruikt overeenkomstig een in bijlage A vermelde specifieke uitzondering of een in bijlage B vermelde specifieke uitzondering of acceptabel doel worden deze, behoudens voorraden die mogen worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 3, tweede lid, aangemerkt als afval en worden deze beheerd in overeenstemming met onderdeel d); |
d) |
passende maatregelen treffen om te waarborgen dat dergelijk afval, met inbegrip van producten en artikelen wanneer deze afval worden:
|
e) |
ernaar streven passende strategieën te ontwikkelen voor het in kaart brengen van locaties die zijn verontreinigd met in bijlage A, B of C vermelde chemische stoffen; indien sanering van die locaties plaatsvindt, geschiedt dit op een milieuverantwoorde wijze. |
2. De Conferentie van de Partijen werkt nauw samen met de desbetreffende organen van het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan teneinde, onder meer:
a) |
niveaus van vernietiging en onomkeerbare omzetting vast te stellen die nodig zijn om te waarborgen dat de eigenschappen van persistente organische verontreinigende stoffen als bedoeld in punt 1 van bijlage D niet aanwezig zijn; |
b) |
te bepalen welke methoden zij aanmerken als zijnde de hierboven bedoelde milieuverantwoorde verwijdering; en |
c) |
zich in te spannen om, waar nodig, de concentraties van de in bijlage A, B of C vermelde chemische stoffen vast te stellen teneinde het lage gehalte aan persistente organische verontreinigende stoffen als bedoeld in het eerste lid, onder d), ii), te definiëren. |
Artikel 7
Uitvoeringsplannen
1. Elke Partij:
a) |
ontwikkelt een plan voor de uitvoering van haar verplichtingen uit hoofde van dit verdrag en streeft naar de implementatie van dit plan; |
b) |
doet haar uitvoeringsplan binnen twee jaar, te rekenen vanaf de datum waarop dit verdrag ten aanzien van haar in werking treedt, aan de Conferentie van de Partijen toekomen; en |
c) |
herziet en actualiseert waar nodig haar uitvoeringsplan periodiek en op een wijze die bij besluit door de Conferentie van de Partijen nader wordt bepaald. |
2. De partijen werken, waar nodig, rechtstreeks of via mondiale, regionale of subregionale organisaties samen en plegen overleg met hun nationale partners, met inbegrip van vrouwenorganisaties en groeperingen die betrokken zijn bij de gezondheid van kinderen, teneinde de ontwikkeling, implementatie en actualisering van hun uitvoeringsplannen te vergemakkelijken.
3. De partijen streven ernaar middelen aan te wenden of, waar nodig, in het leven te roepen om nationale uitvoeringsplannen voor persistente organische verontreinigende stoffen, waar dienstig, te integreren in hun strategieën voor duurzame ontwikkeling.
Artikel 8
Opname van chemische stoffen in de bijlagen A, B en C
1. Een partij kan een voorstel toezenden aan het Secretariaat voor opname van een chemische stof in bijlage A, B en/of C. Het voorstel bevat de in bijlage D vermelde informatie. Bij de uitwerking van een voorstel kan een partij worden bijgestaan door andere partijen en/of door het Secretariaat.
2. Het Secretariaat verifieert of het voorstel de in bijlage D bedoelde informatie bevat. Indien het Secretariaat ervan overtuigd is dat het voorstel de desbetreffende informatie bevat, zendt het het voorstel naar de Commissie ter beoordeling van persistente organische verontreinigende stoffen.
3. De commissie bestudeert het voorstel en past de in bijlage D bedoelde selectiecriteria op flexibele en doorzichtige wijze toe, waarbij alle verstrekte informatie in haar geheel en op evenwichtige wijze in acht wordt genomen.
4. Indien de commissie besluit dat:
a) |
aan de selectiecriteria is voldaan, stelt zij het voorstel en de beoordeling van de commissie via het Secretariaat beschikbaar aan alle partijen en waarnemers en nodigt zij hen uit de in bijlage E bedoelde informatie toe te zenden; of |
b) |
niet aan de selectiecriteria is voldaan, brengt zij de partijen en waarnemers hiervan via het Secretariaat op de hoogte en stelt zij het voorstel en de beoordeling van de commissie beschikbaar aan alle partijen en wordt het voorstel verworpen. |
5. Elke partij kan een door de commissie overeenkomstig het vierde lid verworpen voorstel opnieuw indienen. Het opnieuw ingediende voorstel kan vergezeld gaan van de reden van de bezorgdheid van de partij alsmede een motivering voor hernieuwde behandeling door de commissie. Indien de commissie het voorstel na deze procedure opnieuw verwerpt, kan de partij zich tegen het besluit verzetten en wordt de zaak door de Conferentie van de Partijen tijdens haar volgende zitting behandeld. De Conferentie van de Partijen kan aan de hand van de in bijlage D bedoelde selectiecriteria en met inachtneming van de beoordeling van de commissie en van de door een partij of waarnemer verstrekte aanvullende informatie besluiten dat aan het voorstel gevolg wordt gegeven.
6. Wanneer de commissie heeft besloten dat de selectiecriteria zijn vervuld, of de Conferentie van de Partijen heeft besloten dat aan het voorstel gevolg wordt gegeven, beoordeelt de commissie het voorstel verder, rekening houdend met de ontvangen relevante aanvullende informatie, en stelt zij een ontwerp-risicoprofiel op in overeenstemming met bijlage E. Zij stelt dit ontwerp via het Secretariaat beschikbaar aan alle partijen en waarnemers, neemt hun technische commentaar in ontvangst en voltooit het risicoprofiel vervolgens met inachtneming van het commentaar.
7. Indien de commissie aan de hand van het overeenkomstig bijlage E opgestelde risicoprofiel besluit:
a) |
dat de chemische stof, als gevolg van de verspreiding ervan over grote afstand in het milieu waarschijnlijk tot grote nadelige gevolgen kan leiden voor de gezondheid van de mens en/of voor het milieu zodat mondiale maatregelen gerechtvaardigd zijn, vindt het voorstel doorgang. Het ontbreken van volledige wetenschappelijke zekerheid vormt geen beletsel voor de voortgang van het voorstel. De commissie verzoekt via het Secretariaat alle partijen en waarnemers om informatie met betrekking tot de in bijlage F bedoelde overwegingen. Vervolgens stelt zij een risicobeheerevaluatie op die een analyse van de mogelijke controlemaatregelen omvat voor de chemische stof, overeenkomstig die bijlage; of |
b) |
dat aan het voorstel geen gevolg wordt gegeven, stelt zij via het Secretariaat het risicoprofiel beschikbaar aan alle partijen en waarnemers en verwerpt zij het voorstel. |
8. Ten aanzien van elk ingevolge het zevende lid, onder b), verworpen voorstel kan een partij de Conferentie van de Partijen verzoeken te overwegen de commissie de opdracht te geven de partij die het voorstel heeft gedaan en andere partijen te verzoeken om aanvullende informatie gedurende een tijdvak van ten hoogste een jaar. Na verloop van dat tijdvak en op basis van de ontvangen informatie, behandelt de commissie het voorstel opnieuw ingevolge het zesde lid, met een door de Conferentie van de Partijen vast te stellen prioriteit. Indien de commissie het voorstel na deze procedure opnieuw verwerpt, kan de partij zich tegen het besluit verzetten en wordt de zaak door de Conferentie van de Partijen tijdens haar volgende zitting behandeld. De Conferentie van de Partijen kan aan de hand van het in overeenstemming met bijlage E opgestelde risicoprofiel en met inachtneming van de beoordeling van de commissie en van de door een partij of waarnemer verstrekte aanvullende informatie besluiten dat aan het voorstel gevolg wordt gegeven. Indien de Conferentie van de Partijen besluit dat aan het voorstel gevolg wordt gegeven, stelt de commissie de risicobeheerevaluatie op.
9. De commissie doet aan de hand van het in het zesde lid bedoelde risicoprofiel en de in het zevende lid, onder a), en de in het achtste lid bedoelde risicobeheerevaluatie een aanbeveling omtrent de vraag of de chemische stof door de Conferentie van de Partijen in aanmerking moet worden genomen voor opneming in bijlage A, B en/of C. De Conferentie van de Partijen besluit, met gedegen inachtneming van de aanbevelingen van de commissie, met inbegrip van eventuele wetenschappelijke onzekerheden, indachtig het voorzorgsbeginsel, of al dan niet wordt overgegaan tot opneming van de chemische stof — met vermelding van de daarbij behorende controlemaatregelen — in bijlage A, B en/of C.
Artikel 9
Uitwisseling van informatie
1. Elke partij bevordert of draagt zorg voor de uitwisseling van informatie met betrekking tot:
a) |
de terugdringing of beëindiging van de productie, het gebruik en de vrijkoming van persistente organische verontreinigende stoffen; en |
b) |
alternatieven voor persistente organische verontreinigende stoffen, met inbegrip van informatie met betrekking tot de risico's alsmede de economische en sociale kosten ervan. |
2. De partijen wisselen de in het eerste lid bedoelde informatie rechtstreeks uit of via het Secretariaat.
3. Elke partij wijst een nationaal contactpunt aan voor de uitwisseling van deze informatie.
4. Het Secretariaat fungeert als een centrum voor uitwisseling van informatie met betrekking tot persistente organische verontreinigende stoffen, met inbegrip van de door partijen, intergouvernementele organisaties en niet-gouvernementele organisaties verstrekte informatie.
5. Voor de toepassing van dit verdrag wordt informatie inzake de gezondheid en veiligheid van de mens en inzake milieu niet als vertrouwelijk aangemerkt. Partijen die andere informatie uitwisselen ingevolge dit verdrag, beschermen de vertrouwelijke informatie op een door hen onderling overeengekomen wijze.
Artikel 10
Voorlichting, bewustmaking en educatie van het publiek
1. Elke partij bevordert en vergemakkelijkt waar dat tot haar mogelijkheden behoort:
a) |
de bewustwording onder haar politici en beleidsmakers van persistente organische verontreinigende stoffen; |
b) |
de verstrekking aan het publiek van alle beschikbare informatie inzake persistente organische verontreinigende stoffen, met inachtneming van artikel 9, vijfde lid; |
c) |
de ontwikkeling en uitvoering, in het bijzonder voor vrouwen, kinderen en de laagstopgeleiden, van campagnes voor bewustmaking en educatie van het publiek inzake persistente organische verontreinigende stoffen, alsmede de effecten van deze stoffen op hun gezondheid en het milieu en inzake de alternatieven hiervoor; |
d) |
de publieke participatie bij de aanpak van persistente organische verontreinigende stoffen en de effecten hiervan op de gezondheid en het milieu, en bij de ontwikkeling van passende oplossingen, met inbegrip van de mogelijkheid van nationale bijdragen aan de uitvoering van dit verdrag; |
e) |
de opleiding van arbeiders, wetenschappers, onderwijzend, technisch en bestuurlijk personeel; |
f) |
de ontwikkeling en uitwisseling van educatief en voorlichtingsmateriaal op nationaal en internationaal niveau; en |
g) |
de ontwikkeling en uitvoering van educatieve en opleidingsprogramma's op nationaal en internationaal niveau. |
2. Elke partij waarborgt, waar dat tot haar mogelijkheden behoort, dat het publiek toegang heeft tot de in het eerste lid bedoelde informatie en dat deze informatie actueel blijft.
3. Elke partij moedigt, waar dat tot haar mogelijkheden behoort, de industrie en beroepsmatige gebruikers aan, de verstrekking van de in het eerste lid bedoelde informatie op nationaal niveau en, waar opportuun, op subregionaal regionaal en mondiaal niveau te bevorderen en te vergemakkelijken.
4. Bij de verstrekking van informatie over persistente organische verontreinigende stoffen en de alternatieven hiervoor, kunnen de partijen gebruikmaken van technische veiligheidsvoorschriften, rapporten, massamedia en andere communicatiemiddelen, en kunnen zij op nationaal en regionaal niveau informatiecentra oprichten.
5. Elke partij neemt de ontwikkeling van mechanismen, zoals registers inzake de vrijkoming en overbrenging van verontreinigende stoffen, voor de vergaring en verspreiding van informatie inzake ramingen van de jaarlijkse hoeveelheden geloosde of verwijderde chemische stoffen vermeld in bijlage A, B of C in welwillende overweging.
Artikel 11
Onderzoek, ontwikkeling en monitoring
1. De partijen moedigen passende activiteiten aan en/of ondernemen deze, waar dat tot hun mogelijkheden behoort, op nationaal en internationaal niveau, voor onderzoek, ontwikkeling, monitoring en samenwerking op het gebied van persistente organische verontreinigende stoffen en, in voorkomend geval, van de alternatieven hiervoor en van potentiële persistente organische verontreinigende stoffen, met inbegrip van:
a) |
bronnen en vrijkomingen in het milieu; |
b) |
aanwezigheid, niveaus en trends bij de mens en in het milieu; |
c) |
verspreiding, gedrag en omzetting in het milieu; |
d) |
effecten op de gezondheid van de mens en op het milieu; |
e) |
sociaal-economische en culturele gevolgen; |
f) |
beperking en/of beëindiging van de vrijkoming; en |
g) |
geharmoniseerde methoden voor het opmaken van inventarissen van productiebronnen en analytische technieken voor het meten van vrijkomingen. |
2. Bij de activiteiten die zij ondernemen ingevolge het eerste lid zullen de partijen, waar dat tot hun mogelijkheden behoort:
a) |
internationale programma's, netwerken en organisaties gericht op het definiëren, uitvoeren, beoordelen en financieren van onderzoek, gegevensverzameling en monitoring, in voorkomend geval, ondersteunen en verder ontwikkelen, met inachtneming van de noodzaak dubbel werk zoveel mogelijk te voorkomen; |
b) |
nationale en internationale inspanningen ter versterking van de nationale wetenschappelijke en technische onderzoeksmogelijkheden ondersteunen, in het bijzonder in ontwikkelingslanden en landen met een overgangseconomie, en de toegang tot en uitwisseling van gegevens en analysen bevorderen; |
c) |
rekening houden met de zorgen en behoeften van ontwikkelingslanden en landen met een overgangseconomie, in het bijzonder op het terrein van financiële en technische middelen, en samenwerken ter verbetering van hun mogelijkheden om aan de in de onder a) en b) bedoelde activiteiten deel te nemen; |
d) |
het nodige onderzoek verrichten ter verzachting van de effecten van persistente organische verontreinigende stoffen op de reproductieve gezondheid; |
e) |
de resultaten van hun in dit lid bedoelde onderzoeks-, ontwikkelings- en monitoringactiviteiten tijdig en regelmatig voor het publiek toegankelijk maken; en |
f) |
samenwerking aanmoedigen en/of aangaan met betrekking tot de opslag en actualisering van informatie afkomstig van onderzoek, ontwikkeling en monitoring. |
Artikel 12
Technische bijstand
1. De partijen erkennen dat het verlenen van tijdige en adequate technische bijstand naar aanleiding van verzoeken van partijen die ontwikkelingslanden zijn en partijen met een overgangseconomie essentieel is voor een succesvolle uitvoering van dit verdrag.
2. De partijen werken samen bij het verlenen van tijdige en adequate technische bijstand aan partijen die ontwikkelingslanden zijn en aan partijen met een overgangseconomie, teneinde hen — met inachtneming van hun bijzondere behoeften — te helpen bij de ontwikkeling en versterking van hun capaciteit om hun verplichtingen uit hoofde van dit verdrag na te komen.
3. In dit verband omvat de door de partijen die ontwikkelde landen zijn en door andere partijen in overeenstemming met hun mogelijkheden te verlenen technische bijstand, waar passend en zoals onderling overeengekomen, technische bijstand voor de opbouw van capaciteit met betrekking tot de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van dit verdrag. De Conferentie van de Partijen verschaft op dit gebied nadere richtsnoeren.
4. De partijen stellen in voorkomend geval regelingen vast ten behoeve van de verlening van technische bijstand en van de bevordering van de overdracht van technologie aan partijen die ontwikkelingslanden zijn en aan partijen met een overgangseconomie met betrekking tot de uitvoering van dit verdrag. Deze regelingen omvatten regionale en subregionale centra voor de opbouw van capaciteit en voor de overdracht van technologie teneinde de partijen die ontwikkelingslanden zijn en de partijen met een overgangseconomie te helpen bij de nakoming van hun verplichtingen uit hoofde van dit verdrag. De Conferentie van de Partijen brengt op dit gebied nadere richtsnoeren uit.
5. Bij de toepassing van dit artikel houden de partijen bij hun activiteiten op het gebied van technische bijstand ten volle rekening met de bijzondere behoeften en speciale situatie van de minstontwikkelde landen en kleine eilandstaten die in ontwikkeling zijn.
Artikel 13
Financiële middelen en financieringsmechanismen
1. Elke partij verplicht zich, waar dat tot haar mogelijkheden behoort, tot het geven van financiële ondersteuning en prikkels ten behoeve van nationale activiteiten die bedoeld zijn om de doelstellingen van dit verdrag te realiseren, in overeenstemming met haar nationale plannen, prioriteiten en programma's.
2. De ontwikkelde landen die partij zijn verschaffen nieuwe en aanvullende financiële middelen teneinde de partijen die ontwikkelingslanden zijn en de partijen met een overgangseconomie in staat te stellen de overeengekomen totale marginale kosten van uitvoeringsmaatregelen te dekken die hen in staat stellen hun verplichtingen uit hoofde van dit verdrag na te komen, zoals overeengekomen tussen een ontvangende partij en een aan het in het zesde lid bedoelde mechanisme deelnemende entiteit. Andere partijen kunnen eveneens op vrijwillige basis en in overeenstemming met hun mogelijkheden dergelijke financiële middelen verschaffen. Bijdragen vanuit andere bronnen dienen eveneens te worden aangemoedigd. Bij de uitvoering van deze verplichtingen wordt rekening gehouden met de behoefte aan passende, voorzienbare en tijdige financiering en het belang van verdeling van de lasten over de bijdragende partijen.
3. Ontwikkelde landen die partij zijn, en andere partijen in overeenstemming met hun mogelijkheden en in overeenstemming met hun nationale plannen, prioriteiten en programma's, kunnen tevens financiële middelen voor hulp bij de uitvoering van dit verdrag verstrekken en partijen die ontwikkelingslanden zijn en partijen met een overgangseconomie kunnen tevens financiële middelen voor hulp bij de uitvoering van dit verdrag ontvangen, via andere bilaterale, regionale en multilaterale bronnen of kanalen.
4. De mate waarin de partijen die ontwikkelingslanden zijn hun verplichtingen uit hoofde van dit verdrag daadwerkelijk nakomen is afhankelijk van de daadwerkelijke nakoming door de ontwikkelde landen die partij zijn van hun verplichtingen uit hoofde van dit verdrag met betrekking tot de financiële middelen, technische bijstand en overdracht van technologie. Rekening wordt gehouden met het feit dat duurzame economische en sociale ontwikkeling en beëindiging van armoede absolute prioriteit genieten bij de partijen die ontwikkelingslanden zijn; hierbij wordt eveneens rekening gehouden met de behoefte aan de bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu.
5. De partijen houden bij hun activiteiten op het gebied van financiering ten volle rekening met de bijzondere behoeften en speciale situatie van de minstontwikkelde landen en kleine eilandstaten die in ontwikkeling zijn.
6. Hierbij wordt een mechanisme gedefinieerd voor het verschaffen van passende en duurzame financiële middelen aan partijen die ontwikkelingslanden zijn en partijen met een overgangseconomie bij wijze van gift of onder gunstige voorwaarden om hen bij te staan bij de uitvoering van het verdrag. Voor de toepassing van dit verdrag functioneert het mechanisme onder het gezag en onder de leiding van de Conferentie van de Partijen, waaraan verantwoording wordt afgelegd. Het beheer ervan wordt opgedragen aan een of meerdere entiteiten, waaronder bestaande internationale entiteiten, naargelang de Conferentie van de Partijen besluit. Het mechanisme kan eveneens andere entiteiten omvatten die multilaterale, regionale en bilaterale financiële en technische bijstand leveren. De bijdragen aan het mechanisme komen naast andere financiële overmakingen aan partijen die ontwikkelingslanden zijn en partijen met een overgangseconomie zoals bedoeld in het tweede lid en in overeenstemming met dat lid.
7. Overeenkomstig de doelstellingen van dit verdrag en overeenkomstig het zesde lid, neemt de Conferentie van de Partijen tijdens haar eerste zitting richtsnoeren ten behoeve van het mechanisme aan en komt zij met de aan het financiële mechanisme deelnemende entiteit of entiteiten regelingen overeen voor de uitvoering hiervan. Deze richtsnoeren behelzen onder meer:
a) |
de vaststelling van prioriteiten op het gebied van beleid, strategie en programma's, alsmede duidelijke en gedetailleerde criteria en richtsnoeren met betrekking tot de voorwaarden om in aanmerking te komen voor toegang tot en gebruikmaking van financiële middelen, met inbegrip van een regelmatige monitoring en toetsing van het gebruik daarvan; |
b) |
de verstrekking door de entiteit of entiteiten van periodieke rapporten aan de Conferentie van de Partijen inzake de opportuniteit en duurzaamheid van de financiering van activiteiten die verband houden met de uitvoering van dit verdrag; |
c) |
de bevordering van methoden, mechanismen en regelingen waarbij een beroep wordt gedaan op meerdere financieringsbronnen; |
d) |
de modaliteiten voor de voorspelbare en duidelijke vaststelling van het benodigde en beschikbare bedrag voor de uitvoering van dit verdrag, rekening houdend met het feit dat voor de beëindiging van persistente organische verontreinigende stoffen langdurige financiering nodig kan zijn, en de voorwaarden waaronder dit bedrag periodiek wordt herzien; en |
e) |
de wijze waarop aan de belanghebbende partijen bijstand wordt verleend inzake de raming van behoeften, en informatie wordt verstrekt over beschikbare financieringsbronnen en financieringswijzen teneinde hen in staat te stellen de onderlinge coördinatie te vergemakkelijken. |
8. De Conferentie van de Partijen beoordeelt uiterlijk tijdens haar tweede zitting en daarna periodiek, de doeltreffendheid van het ingevolge dit artikel ingestelde mechanisme, de capaciteit ervan om te voldoen aan de veranderende behoeften van partijen die ontwikkelingslanden zijn en partijen met een overgangseconomie, de in het zevende lid bedoelde criteria en richtsnoeren, de hoogte van financiering alsmede de doeltreffendheid van de institutionele entiteiten die belast zijn met het beheer van het financieringmechanisme. Aan de hand van deze beoordeling treft de Conferentie van de Partijen indien nodig passende maatregelen ter verbetering van de doeltreffendheid van het mechanisme, onder andere door middel van aanbevelingen en richtsnoeren inzake maatregelen ter waarborging van passende en duurzame financiering teneinde in de behoeften van de partijen te voorzien.
Artikel 14
Voorlopige financiële regelingen
De institutionele structuur van de Global Environment Facility, die functioneert overeenkomstig de Akte tot oprichting van de geherstructureerde Global Environment Facility is, voorlopig, de belangrijkste entiteit belast met de werking van het in artikel 13 bedoelde financieringsmechanisme, gedurende het tijdvak tussen de datum van inwerkingtreding van dit verdrag en de eerste Conferentie van de Partijen, of totdat de Conferentie van de Partijen besluit welke institutionele structuur in overeenstemming met artikel 13 wordt benoemd. De institutionele structuur van de Global Environment Facility vervult deze functie door middel van operationele maatregelen die in het bijzonder verband houden met persistente organische verontreinigende stoffen, met inachtneming van het feit dat op dit gebied nieuwe regelingen nodig kunnen zijn.
Artikel 15
Verslaglegging
1. Elke partij brengt aan de Conferentie van de Partijen verslag uit over de door haar genomen maatregelen ter uitvoering van de bepalingen van dit verdrag en over de doeltreffendheid van dergelijke maatregelen bij het bereiken van de doeleinden van het verdrag.
2. Elke partij verstrekt aan het Secretariaat:
a) |
statistische gegevens met betrekking tot de in totaal geproduceerde, ingevoerde en uitgevoerde hoeveelheden van elk van de in bijlage A of bijlage B vermelde chemische stoffen of een redelijke schatting hiervan; en |
b) |
voor zover praktisch uitvoerbaar, een lijst van de staten waaruit zij elk van deze stoffen heeft ingevoerd en van de staten waarnaar zij elk van deze stoffen heeft uitgevoerd. |
3. Deze verslaglegging vindt periodiek plaats en in een vorm die door de Conferentie van de Partijen tijdens haar eerste zitting wordt vastgesteld.
Artikel 16
Toetsing van de doeltreffendheid
1. Vier jaar na de inwerkingtreding van dit verdrag, en daarna periodiek met een door de Conferentie van de Partijen te bepalen regelmaat, toetst de Conferentie van de Partijen de doeltreffendheid van dit verdrag.
2. Teneinde deze toetsing te vergemakkelijken, neemt de Conferentie van de Partijen tijdens haar eerste zitting besluiten omtrent de instelling van regelingen om zichzelf te voorzien van vergelijkbare monitoringgegevens met betrekking tot de aanwezigheid van de in bijlage A, B en C vermelde chemische stoffen alsmede tot hun regionale en mondiale verspreiding in het milieu. Deze regelingen:
a) |
worden door de partijen waar passend op regionale basis geïmplementeerd, in overeenstemming met hun technische en financiële mogelijkheden, waarbij voor zover mogelijk wordt gebruikgemaakt van bestaande monitoringprogramma's en ‐mechanismen, en de afstemming van de verschillende benaderingswijzen wordt bevorderd; |
b) |
kunnen waar nodig worden aangevuld, rekening houdend met de verschillen tussen regio's en met hun mogelijkheden om monitoringactiviteiten uit te voeren; en |
c) |
omvatten rapportages aan de Conferentie van de Partijen betreffende de resultaten van de monitoringactiviteiten op regionale en mondiale basis, met een door de Conferentie van de Partijen te bepalen regelmaat. |
3. De in het eerste lid beschreven toetsing vindt plaats op basis van de beschikbare wetenschappelijke, milieu-, technische en economische gegevens, met inbegrip van:
a) |
rapportages en andere ingevolge het tweede lid verstrekte monitoringinformatie; |
b) |
uit hoofde van artikel 15 ingediende nationale verslagen; en |
c) |
uit hoofde van de ingevolge artikel 17 ingestelde procedures verstrekte informatie inzake niet-naleving. |
Artikel 17
Niet-naleving
Zodra dit uitvoerbaar is, worden door de Conferentie van de Partijen procedures en institutionele mechanismen ontwikkeld en goedgekeurd waarmee de naleving van de bepalingen van dit verdrag kan worden gecontroleerd en kan worden opgetreden tegen partijen die het verdrag niet naleven.
Artikel 18
Regeling van geschillen
1. Ingeval tussen partijen een geschil ontstaat betreffende de interpretatie of de toepassing van dit verdrag, regelen de betrokken partijen dit geschil door middel van onderhandelingen of op een andere door henzelf te kiezen vreedzame wijze.
2. Bij de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van dit verdrag dan wel bij de toetreding hiertoe of op een later tijdstip kan een partij die geen regionale organisatie voor economische integratie is, verklaren, door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de depositaris, dat zij ten aanzien van een geschil betreffende de interpretatie of de toepassing van het verdrag één van beide of beide hierna te noemen middelen voor geschillenregeling als dwingend aanvaardt ten aanzien van elke partij die dezelfde verplichting op zich neemt:
a) |
zodra dit praktisch uitvoerbaar is, arbitrage in overeenstemming met de in een bijlage beschreven, door de Conferentie van de Partijen goed te keuren procedures; |
b) |
voorlegging van het geschil aan het Internationale Gerechtshof. |
3. Een partij die een regionale organisatie voor economische integratie is, kan een verklaring van gelijke strekking afleggen met betrekking tot arbitrage overeenkomstig de in het tweede lid, onder a), bedoelde procedure.
4. Een op grond van het tweede of derde lid afgelegde verklaring blijft van kracht totdat deze overeenkomstig de daarin vermelde voorwaarden verstreken is, of tot drie maanden na indiening van de schriftelijke kennisgeving van herroeping bij de depositaris.
5. Het verstrijken van een verklaring, een kennisgeving van herroeping of een nieuwe verklaring heeft hoe dan ook geen gevolgen voor geschillen die reeds bij een scheidsgerecht of bij het Internationale Gerechtshof aanhangig zijn gemaakt, tenzij de partijen bij het geschil anders overeenkomen.
6. Indien de partijen bij een geschil niet dezelfde of geen enkele procedure als bedoeld in het tweede lid hebben aanvaard, en indien zij er niet in geslaagd zijn hun geschil te regelen binnen twaalf maanden na de kennisgeving van de ene partij aan de andere dat tussen hen een geschil bestaat, wordt het geschil op verzoek van één van de betrokken partijen aan een verzoeningscommissie voorgelegd. De verzoeningscommissie brengt een rapport uit met aanbevelingen. Uiterlijk bij de tweede vergadering van de Conferentie van de Partijen worden aanvullende procedures met betrekking tot de verzoeningscommissie opgenomen in een door de Conferentie van de Partijen goed te keuren bijlage.
Artikel 19
Conferentie van de Partijen
1. Hierbij wordt een Conferentie van de Partijen ingesteld.
2. Uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van dit verdrag wordt de eerste Conferentie van de Partijen bijeengeroepen door de directeur van UNEP. Daarna worden gewone vergaderingen van de Conferentie van de Partijen gehouden met een door de Conferentie te bepalen regelmaat.
3. Buitengewone vergaderingen van de Conferentie van de Partijen kunnen op ieder ander tijdstip worden gehouden indien de Conferentie zulks noodzakelijk acht of op schriftelijk verzoek van een partij, op voorwaarde dat dit verzoek door ten minste een derde van de partijen wordt gesteund.
4. Tijdens haar eerste vergadering gaat de Conferentie van de Partijen bij consensus over tot goedkeuring en aanneming van een reglement van orde en een financieel reglement voor haarzelf en voor elk door haar in te stellen hulporgaan, alsmede van het financieel reglement betreffende het functioneren van het Secretariaat.
5. De Conferentie van de Partijen toetst en evalueert voortdurend de uitvoering van dit verdrag. Zij vervult de haar op grond van dit verdrag toegewezen taken en daartoe:
a) |
stelt zij, overeenkomstig het bepaalde in het zesde lid, de hulporganen in die zij noodzakelijk acht voor de uitvoering van het verdrag; |
b) |
werkt zij, waar nodig, samen met bevoegde internationale organisaties en met gouvernementele en niet-gouvernementele organisaties; en |
c) |
toetst zij periodiek alle aan de partijen ingevolge artikel 15 beschikbaar gestelde informatie, en onderzoekt zij in het bijzonder de doeltreffendheid van artikel 3, tweede lid, onder b), iii); |
d) |
onderzoekt en neemt zij alle andere maatregelen die noodzakelijk kunnen zijn om de doelstellingen van dit verdrag te verwezenlijken. |
6. De Conferentie van de Partijen stelt tijdens haar eerste vergadering een hulporgaan in, aan te duiden als de „Toetsingscommissie persistente organische verontreinigende stoffen”, om de taken uit te voeren die op grond van dit verdrag aan die commissie zijn toegewezen. Ter zake geldt het volgende:
a) |
de leden van de Toetsingscommissie persistente organische verontreinigende stoffen worden benoemd door de Conferentie van de Partijen. De commissie bestaat uit door de regeringen aangewezen deskundigen inzake beoordeling of beheer van chemische stoffen. De leden van de commissie worden benoemd volgens een billijke geografische spreiding; |
b) |
de Conferentie van de Partijen beslist over het mandaat, de organisatie en het functioneren van de commissie; en |
c) |
de commissie stelt alles in het werk om aanbevelingen te doen op basis van consensus. Als alle middelen om consensus te bereiken zijn uitgeput zonder dat deze bereikt is, kan de aanbeveling in laatste instantie worden aangenomen met een meerderheid van twee derde van de aanwezige en hun stem uitbrengende leden. |
7. De Conferentie van de Partijen beoordeelt tijdens haar derde vergadering de noodzaak tot instandhouding van de in artikel 3, tweede lid, onder b), vervatte procedure, en onderzoekt de doeltreffendheid hiervan.
8. De Verenigde Naties, haar gespecialiseerde organisaties en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie, alsmede elke staat die geen partij bij dit verdrag is, kunnen als waarnemer worden vertegenwoordigd tijdens de vergaderingen van de Conferentie van de Partijen. Elke andere instelling of organisatie, nationaal of internationaal, gouvernementeel of niet-gouvernementeel, die bevoegd is op gebieden die onder dit verdrag vallen, en die aan het Secretariaat haar wens te kennen heeft gegeven tijdens een vergadering van de Conferentie van de Partijen als waarnemer vertegenwoordigd te zijn, kan als zodanig worden toegelaten, tenzij ten minste een derde van de aanwezige partijen hiertegen bezwaar maakt. De toelating en de deelneming van waarnemers worden geregeld in het door de Conferentie van de Partijen aangenomen reglement van orde.
Artikel 20
Secretariaat
1. Hierbij wordt een Secretariaat ingesteld.
2. Het Secretariaat heeft tot taak:
a) |
vergaderingen van de Conferentie van de Partijen en haar hulporganen te organiseren en de daarvoor vereiste diensten te verlenen; |
b) |
voor de toepassing van dit verdrag bijstand te verlenen aan de partijen die daarom verzoeken en met name aan partijen die ontwikkelingslanden zijn en aan partijen met een overgangseconomie; |
c) |
zorg te dragen voor de benodigde coördinatie met de secretariaten van andere ter zake bevoegde internationale organisaties; |
d) |
periodieke rapporten op te stellen en aan de partijen beschikbaar te stellen op basis van ingevolge artikel 15 ontvangen informatie en andere beschikbare informatie; |
e) |
onder de algemene leiding van de Conferentie van de Partijen, de administratieve en contractuele regelingen aan te gaan die noodzakelijk zijn voor de doelmatige verrichting van zijn taken; en |
f) |
de andere in dit verdrag vermelde of nog door de Conferentie van de Partijen vast te stellen secretariaatstaken en andere taken te verrichten. |
3. De taken van het Secretariaat die verband houden met dit verdrag worden gezamenlijk uitgevoerd door de directeur van UNEP en de directeur-generaal van de FAO, tenzij de Conferentie van de Partijen met een meerderheid van drie vierde van de aanwezige en hun stem uitbrengende partijen besluit de secretariaatstaken toe te vertrouwen aan één of meer andere bevoegde internationale organisaties.
Artikel 21
Wijzigingen van het verdrag
1. Wijzigingen van dit verdrag kunnen door elke partij worden voorgesteld.
2. Wijzigingen van dit verdrag worden aangenomen tijdens een vergadering van de Conferentie van de Partijen. De tekst van voorgestelde wijzigingen van dit verdrag wordt uiterlijk zes maanden vóór de vergadering waarop zij ter aanneming worden voorgelegd, door het Secretariaat aan de partijen toegezonden. Voorgestelde wijzigingen worden door het Secretariaat tevens toegezonden aan de ondertekenaars van dit verdrag en, ter kennisgeving, aan de depositaris.
3. De partijen stellen alles in het werk om over elke voorgestelde wijziging van dit verdrag consensus te bereiken. Indien alle pogingen om tot consensus te komen mislukken en geen overeenstemming is bereikt, wordt de wijziging in laatste instantie aangenomen met een meerderheid van drie vierde van de op de vergadering aanwezige en hun stem uitbrengende partijen.
4. De wijziging wordt door de depositaris aan de partijen toegezonden ter bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.
5. De bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van wijzigingen wordt schriftelijk meegedeeld aan de depositaris. Overeenkomstig het derde lid aangenomen wijzigingen worden voor de partijen die deze hebben aanvaard, van kracht 90 dagen nadat de akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring door ten minste drie vierde van de partijen zijn ingediend. Daarna worden de wijzigingen voor elke andere partij van kracht op de 90e dag na de datum waarop die partij haar akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van die wijzigingen heeft ingediend.
Artikel 22
Aanneming en wijziging van bijlagen
1. De bijlagen bij dit verdrag maken een integrerend deel uit van het verdrag en een verwijzing naar het verdrag vormt tegelijkertijd een verwijzing naar de bijlagen daarbij, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.
2. De bijlagen hebben uitsluitend betrekking op aangelegenheden van procedurele, wetenschappelijke, technische of administratieve aard.
3. De volgende procedure is van toepassing op het voorstellen, de aanneming en de inwerkingtreding van aanvullende bijlagen bij dit verdrag:
a) |
aanvullende bijlagen bij dit verdrag worden voorgesteld en aangenomen in overeenstemming met de in artikel 21, eerste, tweede en derde lid, vervatte procedure; |
b) |
een partij die niet in staat is een aanvullende bijlage bij dit verdrag te aanvaarden, stelt de depositaris daarvan schriftelijk in kennis binnen een jaar na de datum van mededeling door de depositaris van de aanneming van de aanvullende bijlage. De depositaris stelt alle partijen onverwijld in kennis van elke ontvangen kennisgeving. Een partij kan te allen tijde een eerdere verklaring van niet-aanvaarding ten aanzien van een aanvullende bijlage herroepen, waarna de bijlage voor die partij in werking treedt, behoudens het bepaalde onder c); en |
c) |
na het verstrijken van een jaar na de datum van de mededeling door de depositaris van de aanneming van een aanvullende bijlage, treedt de bijlage in werking voor alle partijen die geen kennisgeving hebben gedaan als bedoeld onder b). |
4. Voor het voorstellen, de aanneming en de inwerkingtreding van wijzigingen van bijlage A, B of C gelden dezelfde procedures als voor het voorstellen, de aanneming en de inwerkingtreding van aanvullende bijlagen bij dit verdrag, met dien verstande dat een wijziging van bijlage A, B of C niet in werking treedt ten aanzien van een partij die een verklaring met betrekking tot de wijzigingen van die bijlagen heeft gedaan in overeenstemming met artikel 25, vierde lid, in welk geval een dergelijke wijziging ten aanzien van die partij in werking treedt 90 dagen na de datum van de indiening bij de depositaris van haar akte van bekrachtiging, aanvaarding of datum van de goedkeuring van, of toetreding met betrekking tot een dergelijke wijziging.
5. De volgende procedure is van toepassing op het voorstellen, de aanneming en de inwerkingtreding van een wijziging van bijlage D, E of F:
a) |
wijzigingen worden voorgesteld in overeenstemming met de in artikel 21, eerste en tweede lid, vervatte procedure; |
b) |
de partijen besluiten bij consensus over een wijziging van bijlage D, E of F; en |
c) |
een besluit om bijlage D, E of F te wijzigen wordt door de depositaris onverwijld aan de partijen meegedeeld. De wijziging treedt voor alle partijen in werking op een in het besluit vast te stellen datum. |
6. Indien een aanvullende bijlage of een wijziging van een bijlage verband houdt met een wijziging van dit verdrag, treedt die aanvullende bijlage of die wijziging pas in werking wanneer de wijziging van het verdrag van kracht wordt.
Artikel 23
Stemrecht
1. Behoudens het bepaalde in het tweede lid, heeft elke partij bij dit verdrag één stem.
2. Regionale organisaties voor economische integratie beschikken, wat binnen hun bevoegdheid vallende aangelegenheden betreft, over een aantal stemmen dat gelijk is aan het aantal stemmen van hun lidstaten die partij zijn bij dit verdrag. Bedoelde organisaties oefenen hun stemrecht niet uit indien een van hun lidstaten zijn stemrecht uitoefent, en omgekeerd.
Artikel 24
Ondertekening
Dit verdrag is voor ondertekening opengesteld te Stockholm voor alle staten en regionale organisaties voor economische integratie op 23 mei 2001 en op de zetel van de Verenigde Naties te New York van 24 mei 2001 tot en met 22 mei 2002.
Artikel 25
Bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding
1. Dit verdrag dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd door staten en regionale organisaties voor economische integratie. Het staat open voor toetreding door staten en regionale organisaties voor economische integratie vanaf de dag na de datum waarop het verdrag voor ondertekening gesloten is. De akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding dienen te worden neergelegd bij de depositaris.
2. Een regionale organisatie voor economische integratie die partij wordt bij dit verdrag zonder dat één van haar lidstaten partij is, is gebonden aan alle verplichtingen krachtens het verdrag. Wanneer één of meer lidstaten van een dergelijke organisatie partij is of zijn bij dit verdrag, besluiten de organisatie en haar lidstaten over hun respectieve verantwoordelijkheden met betrekking tot de nakoming van hun verplichtingen krachtens het verdrag. In dergelijke gevallen zijn de organisatie en de lidstaten niet gerechtigd de uit het verdrag voortvloeiende rechten tegelijkertijd uit te oefenen.
3. In hun akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding geven regionale organisaties voor economische integratie de omvang van hun bevoegdheid ter zake van door het verdrag geregelde aangelegenheden aan. Deze organisaties melden aan de depositaris ook elke relevante wijziging betreffende de omvang van hun bevoegdheid, en de depositaris stelt de partijen daarvan in kennis.
4. In haar akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding kan een partij verklaren dat een wijziging van bijlage A, B of C ten aanzien van haar eerst in werking treedt wanneer zij haar akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding ter zake heeft neergelegd.
Artikel 26
Inwerkingtreding
1. Dit verdrag treedt in werking 90 dagen na de datum van neerlegging van de 50e akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding.
2. Voor elke staat of regionale organisatie voor economische integratie die na de neerlegging van de 50e akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, dit verdrag bekrachtigt, aanvaardt of goedkeurt, dan wel hiertoe toetreedt, treedt het verdrag in werking 90 dagen na de datum van neerlegging van de akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding door die staat of regionale organisatie voor economische integratie.
3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt de neerlegging van een akte door een regionale organisatie voor economische integratie niet meegeteld bij de door haar lidstaten neergelegde akten.
Artikel 27
Voorbehouden
Ten aanzien van dit verdrag kan geen enkel voorbehoud worden gemaakt.
Artikel 28
Opzegging
1. Drie jaar na de datum waarop dit verdrag voor een partij in werking is getreden, kan die partij te allen tijde het verdrag opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de depositaris.
2. De opzegging wordt van kracht een jaar na de datum waarop de depositaris de kennisgeving van opzegging heeft ontvangen of op een latere in de kennisgeving vermelde datum.
Artikel 29
Depositaris
De secretaris-generaal van de Verenigde Naties is depositaris van dit verdrag.
Artikel 30
Authentieke teksten
Het origineel van dit verdrag, waarvan de Arabische, de Chinese, de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse tekst gelijkelijk authentiek zijn, wordt neergelegd bij de secretaris-generaal van de Verenigde Naties.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit verdrag hebben ondertekend.
Gedaan te Stockholm op 22 mei 2001.
BIJLAGE A
BEËINDIGING
Deel I
Chemische stof |
Activiteit |
Specifieke uitzondering |
Aldrin* CAS-nummer: 309-00-2 |
Productie |
Geen |
|
Gebruik |
Lokaal ectoparasiticide Insecticide |
Chloordaan* CAS-nummer: 57-74-9 |
Productie |
Zoals voor de in het register ingeschreven partijen toegestaan |
|
Gebruik |
Lokaal ectoparasiticide Insecticide Termiticide Termiticide in gebouwen en dammen Termiticide op wegen Additief in triplexlijmen |
Dieldrin* CAS-nummer: 60-57-1 |
Productie |
Geen |
|
Gebruik |
Landbouwactiviteiten |
Endrin* CAS-nummer: 72-20-8 |
Productie |
Geen |
|
Gebruik |
Geen |
Heptachloor* CAS-nummer: 76-44-8 |
Productie |
Geen |
|
Gebruik |
Termiticide Termiticide in skeletten van huizen Termiticide (ondergronds) Behandeling van hout Gebruik in ondergrondse kabeldozen |
Hexachloorbenzeen CAS-nummer: 118-74-1 |
Productie |
Zoals voor de in het register ingeschreven partijen toegestaan |
|
Gebruik |
Tussenproduct Oplosmiddel in bestrijdingsmiddel Tussenproduct in een tot locatie beperkt gesloten systeem |
Mirex* CAS-nummer: 2385-85-5 |
Productie |
Zoals voor de in het register ingeschreven partijen toegestaan |
|
Gebruik |
Termiticide |
Toxafeen* CAS-nummer: 8001-35-2 |
Productie |
Geen |
|
Gebruik |
Geen |
Polychloorbifenylen (PCB's)* |
Productie |
Geen |
|
Gebruik |
Artikelen in gebruik in overeenstemming met de bepalingen van deel II van deze bijlage |
Opmerkingen:
i) |
Behoudens wanneer in dit verdrag anders is bepaald, worden hoeveelheden van een chemische stof die zich in de vorm van onbedoelde sporen van verontreiniging in producten en artikelen bevinden, niet geacht onder deze bijlage te vallen. |
ii) |
Deze opmerkingen worden niet beschouwd als een productie- en gebruiksspecifieke uitzondering voor de toepassing van artikel 3, tweede lid. Hoeveelheden van een chemische stof die in de vorm van onderdelen van artikelen vervaardigd of reeds in gebruik zijn vóór of op de datum van inwerkingtreding van de desbetreffende verplichting ten aanzien van die chemische stof, worden niet geacht onder deze bijlage te vallen, mits een partij het Secretariaat ervan in kennis heeft gesteld dat binnen die partij een bepaald soort artikel in gebruik blijft. Het Secretariaat maakt deze kennisgevingen publiekelijk beschikbaar. |
iii) |
Deze opmerkingen, die niet van toepassing zijn op chemische stoffen vermeld in de in deel I van deze bijlage vermelde kolom „Chemische stof” die worden gevolgd door een asterisk, worden niet beschouwd als een productie- en gebruiksspecifieke uitzondering voor de toepassing van artikel 3, tweede lid. Ervan uitgaande dat geen aanmerkelijke hoeveelheden van de chemische stof worden geacht mens en milieu te bereiken tijdens de productie en het gebruik van een tussenproduct dat in een tot locatie beperkt gesloten systeem wordt geproduceerd, kan een partij, na kennisgeving hiervan aan het Secretariaat, de productie en het gebruik als tussenproduct in een tot locatie beperkt gesloten systeem toestaan van hoeveelheden van een in deze bijlage vermelde chemische stof die chemisch wordt getransformeerd bij de vervaardiging van andere chemische stoffen die, met inachtneming van de in punt 1 van bijlage D bedoelde criteria, niet de kenmerken van persistente organische verontreinigende stoffen bezitten. Deze kennisgeving omvat informatie met betrekking tot de totale productie en het totale gebruik van een dergelijke chemische stof of een redelijke schatting van deze informatie en informatie met betrekking tot de aard van het proces in een tot locatie beperkt gesloten systeem, met inbegrip van de hoeveelheid niet-getransformeerde en onbedoelde sporen van verontreiniging met het persistente organische uitgangsmateriaal in het eindproduct. Deze procedure is van toepassing voor zover niet anders is bepaald in deze bijlage. Het Secretariaat stelt deze kennisgevingen beschikbaar aan de Conferentie van de Partijen en aan het publiek. Deze productie of dit gebruik wordt niet aangemerkt als een productie- of gebruiksspecifieke uitzondering. Deze productie en dit gebruik worden gestaakt na een tijdvak van tien jaar, tenzij een betrokken partij een nieuwe kennisgeving aan het Secretariaat toezendt, in welk geval het tijdvak met tien jaar wordt verlengd, tenzij de Conferentie van de Partijen, na een evaluatie van de productie en het gebruik anderszins besluit. De kennisgevingprocedure kan worden herhaald. |
iv) |
Op alle specifieke uitzonderingen in deze bijlage kan een beroep worden gedaan door de partijen die zich in overeenstemming met artikel 4 hebben ingeschreven voor uitzonderingen, met uitzondering van het gebruik van polychloorbifenylen in artikelen die in gebruik zijn in overeenstemming met de bepalingen van deel II van deze bijlage, waarop door alle partijen een beroep kan worden gedaan. |
Deel II
Polychloorbifenylen
Elke Partij:
a) |
neemt, ten aanzien van de beëindiging van het gebruik van polychloorbifenylen in apparatuur (bijvoorbeeld transformatoren, condensatoren of andere recipiënten die vloeistoffen bevatten) tussen heden en 2025, onder voorbehoud van herziening door de Conferentie van de Partijen, maatregelen in overeenstemming met de volgende prioriteiten:
|
b) |
bevordert, in overeenstemming met de prioriteiten onder a), de volgende maatregelen om blootstelling en risico terug te dringen en voor de controle op het gebruik van polychloorbifenylen:
|
c) |
ziet er, onverminderd artikel 3, tweede lid, op toe dat apparatuur die polychloorbifenylen bevat, zoals omschreven onder a), niet wordt ingevoerd of uitgevoerd, behoudens ten behoeve van milieuverantwoord afvalbeheer; |
d) |
staat, behoudens voor onderhouds- en servicewerkzaamheden, geen herwinning ten behoeve van hergebruik in andere apparatuur toe van vloeistoffen die meer dan 0,005 % PCB's bevatten; |
e) |
spant zich vastberaden in voor milieuverantwoord afvalbeheer van vloeistoffen die polychloorbifenylen bevatten en apparatuur die verontreinigd is met meer dan 0,005 % PCB's, in overeenstemming met artikel 6, eerste lid, zo snel mogelijk, doch uiterlijk in 2028, onder voorbehoud van herziening door de Conferentie van de Partijen; |
f) |
streeft er, in plaats van opmerking ii) in deel I van deze bijlage, naar andere artikelen te identificeren die meer dan 0,005 % PCB's bevatten (bv. kabelmantels, verduurzaamd breeuwwerk en geverfde voorwerpen) en deze in overeenstemming met artikel 6, eerste lid, te beheren; |
g) |
stelt elke vijf jaar een voortgangsrapport met betrekking tot de beëindiging van polychloorbifenylen op en legt dit overeenkomstig artikel 15 aan de Conferentie van de Partijen voor; |
h) |
de onder g) bedoelde rapporten worden in voorkomend geval door de Conferentie van de Partijen bij haar beoordelingen van polychloorbifenylen bestudeerd. De Conferentie van de Partijen toetst de vooruitgang bij de beëindiging van polychloorbifenylen elke vijf jaar of, waar dienstig, met een andere regelmaat, met inachtneming van genoemde rapporten. |
BIJLAGE B
BEPERKING
Deel I
Chemische stof |
Activiteit |
Acceptabel doel of specifieke uitzondering |
DDT (1,1,1-trichloor-2,2-bis (4-chloorfenyl)ethaan) CAS-nummer: 50-29-3 |
Productie |
Acceptabel doel: Gebruik bij de bestrijding van ziektedragers in overeenstemming met deel II van deze bijlage Specifieke uitzondering: Tussenproduct bij de productie van dicofol Tussenproduct |
|
Gebruik |
Acceptabel doel: Gebruik bij de bestrijding van ziektedragers in overeenstemming met deel II van deze bijlage Specifieke uitzondering: Productie van dicofol Tussenproduct |
Opmerkingen:
i) |
Behoudens wanneer in dit verdrag anders is bepaald, worden hoeveelheden van een chemische stof die zich in de vorm van onbedoelde sporen van verontreiniging in producten en artikelen bevinden, niet geacht onder deze bijlage te vallen. |
ii) |
Deze opmerkingen moeten niet beschouwd worden als vormend een specifieke uitzondering of als een doel dat productie en gebruik acceptabel maakt voor de toepassing van artikel 3, tweede lid. Hoeveelheden van een chemische stof die in de vorm van onderdelen van artikelen vervaardigd of reeds in gebruik zijn vóór of op de datum van inwerkingtreding van de desbetreffende verplichting ten aanzien van die chemische stof, worden niet geacht onder deze bijlage te vallen, mits een partij het Secretariaat ervan in kennis heeft gesteld dat binnen die partij een bepaald soort artikel in gebruik blijft. Het Secretariaat maakt deze kennisgevingen publiekelijk beschikbaar. |
iii) |
Deze opmerkingen worden niet beschouwd als een productie- en gebruiksspecifieke uitzondering voor de toepassing van artikel 3, tweede lid. Ervan uitgaande dat geen aanmerkelijke hoeveelheden van de chemische stof worden geacht mens en milieu te bereiken tijdens de productie en het gebruik van een tussenproduct dat in een tot locatie beperkt gesloten systeem wordt geproduceerd, kan een partij, na kennisgeving hiervan aan het Secretariaat, de productie en het gebruik als tussenproduct in een tot locatie beperkt gesloten systeem toestaan van hoeveelheden van een in deze bijlage vermelde chemische stof die chemisch wordt getransformeerd bij de vervaardiging van andere chemische stoffen die, met inachtneming van de in punt 1 van bijlage D bedoelde criteria, niet de kenmerken van persistente organische verontreinigende stoffen bezitten. Deze kennisgeving omvat informatie met betrekking tot de totale productie en het totale gebruik van een dergelijke chemische stof of een redelijke schatting van deze informatie en informatie met betrekking tot de aard van het proces in een tot locatie beperkt gesloten systeem, met inbegrip van de hoeveelheid niet-getransformeerde en onbedoelde sporen van verontreiniging met het persistente organische uitgangsmateriaal in het eindproduct. Deze procedure is van toepassing voor zover niet anders is bepaald in deze bijlage. Het Secretariaat stelt deze kennisgevingen beschikbaar aan de Conferentie van de Partijen en aan het publiek. Deze productie of dit gebruik wordt niet aangemerkt als een productie- of gebruiksspecifieke uitzondering. Deze productie en dit gebruik worden gestaakt na een tijdvak van tien jaar, tenzij een betrokken partij een nieuwe kennisgeving aan het Secretariaat toezendt, in welk geval het tijdvak met tien jaar wordt verlengd, tenzij de Conferentie van de Partijen, na een evaluatie van de productie en het gebruik anderszins besluit. De kennisgevingprocedure kan worden herhaald. |
iv) |
Op alle specifieke uitzonderingen van deze bijlage kan een beroep worden gedaan door partijen die zich daarvoor in overeenstemming met artikel 4 hebben ingeschreven. |
Deel II
DDT (1,1,1-trichloor-2,2-bis (4-chloorfenyl)ethaan)
1. |
De productie en het gebruik van DDT worden uitgebannen, behoudens ten aanzien van partijen die het Secretariaat in kennis hebben gesteld van hun voornemen deze stof te produceren en/of te gebruiken. Hierbij wordt een voor het publiek toegankelijk DDT-register in het leven geroepen. Het Secretariaat houdt het DDT-register bij. |
2. |
Elke partij die DDT produceert en/of gebruikt, beperkt deze productie en/of dit gebruik tot de beheersing van ziektedragers in overeenstemming met de aanbevelingen en richtsnoeren van de Wereldgezondheidsorganisatie inzake het gebruik van DDT, voor zover de betrokken partij niet lokaal over veilige, doeltreffende en betaalbare alternatieven beschikt. |
3. |
In het geval dat een niet in het DDT-register vermelde partij vaststelt dat zij DDT nodig heeft voor de beheersing van ziektedragers, brengt zij het Secretariaat hiervan zo snel mogelijk op de hoogte zodat zij onverwijld in het DDT-register dient te worden opgenomen. Zij doet hiervan tegelijkertijd kennisgeving aan de Wereldgezondheidsorganisatie. |
4. |
Elke drie jaar verstrekt elke partij die DDT gebruikt aan het Secretariaat en aan de Wereldgezondheidsorganisatie informatie omtrent de gebruikte hoeveelheid, de gebruiksomstandigheden en de relevantie ervan voor de strategie inzake ziektebeheer van die partij, in een door de Conferentie van de Partijen in overleg met de Wereldgezondheidsorganisatie vast te stellen vorm. |
5. |
Met het doel het gebruik van DDT te beperken en uiteindelijk uit te bannen, moedigt de Conferentie van de Partijen:
|
6. |
Vanaf haar eerste vergadering en daarna ten minste elke drie jaar, evalueert de Conferentie van de Partijen in overleg met de Wereldgezondheidsorganisatie of DDT nodig blijft voor de beheersing van ziektedragers, op basis van de beschikbare wetenschappelijke, technische, milieu- en economische informatie, met inbegrip van:
|
7. |
Een partij kan zich te allen tijde door middel van een schriftelijke kennisgeving aan het Secretariaat terugtrekken uit het DDT-register. De intrekking wordt van kracht op de in de kennisgeving vermelde datum. |
BIJLAGE C
ONOPZETTELIJKE PRODUCTIE
Deel I: Aan artikel 5 onderworpen persistente organische verontreinigende stoffen
Deze bijlage is van toepassing op de volgende persistente organische verontreinigende stoffen die onopzettelijk uit antropogene bronnen worden gevormd en vrijkomen:
Chemische stof |
Polychloordibenzo-p-dioxinen en polychloordibenzofuranen (PCDD's/PCDF's) Hexachloorbenzeen (HCB) (CAS-nummer: 118-74-1) Polychloorbifenylen (PCB's) |
Deel II: Broncategorieën
Polychloordibenzo-p-dioxinen en polychloordibenzofuranen, hexachloorbenzeen en polychloorbifenylen worden onopzettelijk gevormd en komen vrij bij thermische processen waarbij organisch materiaal en chloor aanwezig zijn, als gevolg van een onvolledige verbranding of chemische reacties. De volgende categorieën van bronnen vormen een relatief groot risico met het oog op de vorming en vrijkoming van deze chemische stoffen in het milieu:
a) |
afvalverbrandingsinstallaties, met inbegrip van bijstookinstallaties voor de verbranding van huishoudelijk afval, gevaarlijk afval, medisch afval of zuiveringsslib; |
b) |
verbranding van gevaarlijke afvalstoffen in cementovens; |
c) |
de productie van pulp met gebruikmaking van elementair chloor of chemische stoffen die elementair chloor genereren, voor bleekprocessen; |
d) |
de volgende thermische processen in de metallurgische industrie:
|
Deel III: Broncategorieën
Polychloordibenzo-p-dioxinen en polychloordibenzofuranen, hexachloorbenzeen en polychloorbifenylen kunnen ook onopzettelijk worden gevormd en vrijkomen bij de volgende categorieën van bronnen, met inbegrip van:
a) |
verbranding van afval in de openlucht, met inbegrip van vuilstortplaatsen; |
b) |
thermische processen in de metallurgische industrie die niet in deel II zijn vermeld; |
c) |
verbrandingsbronnen in woningen; |
d) |
verbranding van fossiele brandstoffen in warmwatervoorzieningen van nutsbedrijven en industriële warmwatervoorzieningen; |
e) |
verbrandingsinstallaties voor hout en andere uit biomassa afkomstige brandstoffen; |
f) |
specifieke chemische productieprocessen waarbij onopzettelijk gevormde persistente organische verontreinigende stoffen vrijkomen, in het bijzonder de productie van chloorfenolen en chloranil; |
g) |
crematoria; |
h) |
motorvoertuigen, in het bijzonder die gelode benzine gebruiken; |
i) |
vernietiging van dierlijke kadavers; |
j) |
het verven van textiel en leder (met chloranil) en het afwerken hiervan (met een alkalische extractie); |
k) |
installaties voor de verwerking van voertuigwrakken; |
l) |
langzame verhitting van koperen kabels; |
m) |
afvalolieraffinaderijen. |
Deel IV: Begripsomschrijvingen
1. |
Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder:
|
2. |
In deze bijlage wordt de toxiciteit van polychloordibenzo-p-dioxinen en polychloordibenzofuranen uitgedrukt door middel van gebruikmaking van het begrip toxische equivalentie, waarmee de relatieve toxische activiteit van het type dioxine wordt gemeten van verschillende verwanten van polychloordibenzo-p-dioxinen en polychloordibenzofuranen en coplanaire polychloorbifenylen in vergelijking met 2,3,7,8-tetrachloordibenzo-p-dioxine. De in het kader van dit verdrag te hanteren toxische-equivalentiefactoren moeten overeenkomen met de aanvaarde internationale normen, te beginnen met de door de Wereldgezondheidsorganisatie in 1998 gepubliceerde toxische-equivalentiefactoren voor zoogdieren voor polychloordibenzo-p-dioxinen en polychloordibenzofuranen en coplanaire polychloorbifenylen. De concentraties worden uitgedrukt in toxische equivalentie. |
Deel V: Algemene richtsnoeren inzake de beste beschikbare technieken en de beste milieupraktijken
Dit deel omvat algemene richtsnoeren voor de partijen voor de preventie of beperking van het vrijkomen van de in deel I vermelde chemische stoffen.
A. Algemene preventieve maatregelen met betrekking tot zowel de beste beschikbare technieken als de beste milieupraktijken
Prioriteit moet worden gegeven aan de bestudering van een aanpak waarmee de vorming en het vrijkomen van in deel I vermelde chemische stoffen worden voorkomen. De volgende maatregelen kunnen als nuttig worden aangemerkt:
a) |
het gebruik van technologie die weinig afval oplevert; |
b) |
het gebruik van minder gevaarlijke stoffen; |
c) |
de bevordering van terugwinning en hergebruik van afvalstoffen en van stoffen die tijdens het proces ontstaan en worden gebruikt; |
d) |
vervanging van uitgangsmateriaal dat bestaat uit persistente organische verontreinigende stoffen of dat rechtstreeks verband houdt met het vrijkomen van persistente organische verontreinigende stoffen uit de bron; |
e) |
programma's voor goed beheer en preventief onderhoud; |
f) |
verbetering van het afvalbeheer, gericht op het staken van verbranding van afval in de openlucht en andere ongecontroleerde verbranding, zoals op afvalstortplaatsen. Bij de bestudering van voorstellen voor de bouw van nieuwe afvalverwijderingsinstallaties moeten alternatieven worden bestudeerd, zoals activiteiten ter maximale beperking van huishoudelijk en medisch afval, met inbegrip van bronherwinning, hergebruik en recycling van afval, afvalscheiding en bevordering van producten die minder afval genereren. In dit verband moet zorgvuldig rekening worden gehouden met de zorg voor de volksgezondheid; |
g) |
het tot een minimum beperken van deze chemische stoffen als verontreinigingen in producten; |
h) |
voorkomen dat elementair chloor of chemische stoffen die elementair chloor produceren worden gebruikt voor bleekprocessen. |
B. Beste beschikbare technieken
De ratio van de beste beschikbare technieken is niet gericht op het voorschrijven van een specifieke techniek of technologie, maar doelt op de technische eigenschappen van de desbetreffende installatie, de geografische ligging ervan en de plaatselijke milieusituatie. Geschikte controletechnieken voor de beperking van het vrijkomen van de in deel I vermelde chemische stoffen zijn in het algemeen hetzelfde. Bij de bepaling van de beste beschikbare technieken moet in het algemeen of in specifieke gevallen aandacht worden besteed aan de onderstaande factoren, waarbij rekening moet worden gehouden met de te verwachten kosten en baten van een maatregel en het voorzorg- en preventiebeginsel:
a) |
Algemene overwegingen:
|
b) |
Algemene maatregelen ter beperking van vrijkomende chemische stoffen: Bij het bestuderen van voorstellen voor de bouw van nieuwe installaties of ingrijpende wijziging van bestaande installaties waarbij processen worden gebruikt waarbij in deze bijlage vermelde chemische stoffen vrijkomen, moet bij voorrang aandacht worden geschonken aan alternatieve processen, technieken of methoden die even nuttig zijn maar waarbij deze chemische stoffen niet worden gevormd en vrijkomen. In gevallen waarin deze installaties worden gebouwd of ingrijpend worden gewijzigd, kunnen ter vaststelling van de beste beschikbare technieken, naast de in afdeling A van deel V genoemde maatregelen de volgende beperkende maatregelen in overweging worden genomen:
|
C. Beste milieupraktijken
De Conferentie van de Partijen kan richtsnoeren ontwikkelen met betrekking tot de beste milieupraktijken.
BIJLAGE D
VEREISTE INFORMATIE EN SELECTIECRITERIA
1. |
Een partij die een voorstel indient om een chemische stof in bijlage A, B en/of C op te nemen identificeert de chemische stof op de onder a) omschreven wijze en verstrekt de informatie over de chemische stof en indien van toepassing over de omzettingsproducten ervan, die betrekking hebben op de onder b) tot en met e) vermelde criteria:
|
2. |
De partij die een voorstel indient, verstrekt een verklaring met de redenen van haar bezorgdheid, waar mogelijk met inbegrip van een vergelijking van toxische of ecotoxische gegevens met gemeten of voorspelde concentraties van een chemische stof die voortvloeien uit of worden verwacht als gevolg van de verspreiding ervan over grote afstand in het milieu, en een beknopte verklaring waaruit de behoefte aan mondiale regulering blijkt. |
3. |
De partij die een voorstel indient verstrekt, voor zover mogelijk en met inachtneming van haar mogelijkheden, aanvullende informatie ter ondersteuning van de beoordeling van het in artikel 8, zesde lid, bedoelde voorstel. Bij de opstelling van een dergelijk voorstel kan een partij gebruikmaken van technische expertise uit elke bron. |
BIJLAGE E
VOOR HET RISICOPROFIEL VEREISTE INFORMATIE
Het doel van de beoordeling is het evalueren of de chemische stof, als gevolg van de verspreiding ervan over grote afstand in het milieu, aanmerkelijke nadelige effecten kan hebben voor de gezondheid van de mens en/of voor het milieu zodat mondiale maatregelen gerechtvaardigd zijn. Ten behoeve hiervan wordt een risicoprofiel opgesteld dat de in bijlage D bedoelde informatie aanvult en evalueert; dit profiel bevat voor zover mogelijk de volgende soorten informatie:
a) |
bronnen, in voorkomend geval met inbegrip van:
|
b) |
beoordeling van het gevaar met betrekking tot het eindpunt of eindpunten, met inbegrip van de bestudering van de toxicologische interactie tussen meerdere chemische stoffen; |
c) |
lot in het milieu, met inbegrip van gegevens en informatie over de chemische en fysische eigenschappen van een chemische stof alsmede de persistentie ervan en hoe deze samenhangen met de verspreiding ervan in het milieu, de overbrenging ervan binnen en tussen diverse milieucompartimenten, de afbraak ervan en de omzetting in andere chemische stoffen. Een bepaling van de bioconcentratiefactor of bioaccumulatiefactor, aan de hand van gemeten waarden, wordt beschikbaar gesteld, behalve wanneer wordt geoordeeld dat de monitoringgegevens hierin voorzien; |
d) |
monitoringgegevens; |
e) |
blootstelling in lokale gebieden, in het bijzonder als gevolg van de verspreiding over grote afstand in het milieu, met inbegrip van informatie inzake de biologische beschikbaarheid; |
f) |
nationale en internationale risico-evaluaties, ‐beoordelingen of ‐profielen en informatie inzake etikettering en indeling in gevarenklassen, voor zover deze informatie beschikbaar is; en |
g) |
de status van de chemische stof onder internationale verdragen. |
BIJLAGE F
INFORMATIE MET BETREKKING TOT SOCIAAL-ECONOMISCHE OVERWEGINGEN
Een evaluatie moet worden verricht van de mogelijke regulerende maatregelen voor chemische stoffen die in aanmerking komen om in dit verdrag te worden opgenomen, waarin alle mogelijkheden moeten worden bestudeerd, met inbegrip van beheer en beëindiging. Ten behoeve hiervan moet relevante informatie worden verstrekt met betrekking tot de sociaal-economische overwegingen die samenhangen met mogelijke regulerende maatregelen zodat door de Conferentie van de Partijen een besluit kan worden genomen. Bij deze informatie moet naar behoren rekening worden gehouden met de uiteenlopende mogelijkheden en situaties bij de partijen en behoort de volgende indicatieve lijst met punten te worden bestudeerd:
a) |
doeltreffendheid en doelmatigheid van mogelijke regulerende maatregelen voor het bereiken van de doelen op het gebied van risicobeperking:
|
b) |
alternatieven (producten en procédés):
|
c) |
positieve en/of negatieve gevolgen voor de samenleving van de uitvoering van mogelijke regulerende maatregelen:
|
d) |
gevolgen van afval en afvalverwijdering (in het bijzonder verouderde voorraden bestrijdingsmiddelen en sanering van verontreinigende locaties):
|
e) |
toegang tot informatie en educatie van het publiek; |
f) |
toestand van de controle- en monitoringcapaciteit; en |
g) |
nationale of regionale regulerende maatregelen die zijn getroffen, met inbegrip van informatie inzake alternatieven, en andere relevante informatie met betrekking tot risicobeheer. |
BIJLAGE
Verklaring van de Gemeenschap conform artikel 25, lid 3, van het Verdrag
De Europese Gemeenschap verklaart dat zij overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name artikel 175, bevoegd is internationale milieuverdragen te sluiten en de daaruit voortvloeiende verplichtingen na te komen die bijdragen tot het nastreven van de volgende doelstellingen:
— |
behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu; |
— |
bescherming van de gezondheid van de mens; |
— |
behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen; |
— |
bevordering op internationaal vlak van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen. |
Voorts verklaart de Gemeenschap dat zij reeds voor haar lidstaten verbindende juridische instrumenten heeft aangenomen met betrekking tot aangelegenheden die door het Verdrag van Stockholm worden geregeld, en dat zij overeenkomstig artikel 15, lid 1, van het Verdrag een lijst van die juridische instrumenten bij de Conferentie van de Partijen zal indienen en in voorkomend geval actualiseren.
De Gemeenschap is verantwoordelijk voor de naleving van de uit het Verdrag voortvloeiende verplichtingen waarop het vigerende Gemeenschapsrecht van toepassing is.
De uitoefening van de bevoegdheid van de Gemeenschap is uiteraard voortdurend in ontwikkeling.
31.7.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 209/30 |
BESLUIT Nr. 1/2006 VAN DE ASSOCIATIERAAD EU-JORDANIË
van 15 juni 2006
tot wijziging van Protocol nr. 3 van de Europees-mediterrane Overeenkomst betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking
(2006/508/EG)
DE ASSOCIATIERAAD,
Gelet op de op 24 november 1997 in Brussel ondertekende Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds (1), hierna „de overeenkomst” genoemd, en met name op artikel 37 van Protocol nr. 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Protocol nr. 3 bij de overeenkomst voorziet in de bilaterale cumulatie van de oorsprong tussen de Gemeenschap en Jordanië. |
(2) |
In overeenstemming met de gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 28 van de overeenkomst is het wenselijk het systeem van cumulatie uit te breiden zodat kan worden gebruikgemaakt van materialen van oorsprong uit de Gemeenschap, Bulgarije, Roemenië, IJsland, Noorwegen, Zwitserland (inclusief Liechtenstein), de Faeröer, Turkije of enig ander land dat deelneemt aan het Euro-mediterrane partnerschap, dat is gebaseerd op de Verklaring van Barcelona die werd aangenomen op de Euro-mediterrane Conferentie van 27 en 28 november 1995, teneinde de handel te ontwikkelen en de regionale integratie te bevorderen. |
(3) |
Met het oog op de toepassing van het uitgebreide systeem van cumulatie uitsluitend tussen de landen die aan de vereiste voorwaarden voldoen, en teneinde ontwijking van douanerechten te voorkomen, dienen nieuwe bepalingen inzake oorsprongscertificering te worden vastgesteld. |
(4) |
Met het oog op de toepassing van het uitgebreide systeem van cumulatie en teneinde ontwijking van douanerechten te voorkomen, dienen de bepalingen inzake het verbod op teruggave of vrijstelling van douanerechten te worden geharmoniseerd, evenals de in Protocol nr. 3 vastgelegde eisen ten aanzien van be- en verwerking waaraan niet van oorsprong zijnde materialen moeten voldoen om de oorsprong te verkrijgen. |
(5) |
Het uitgebreide systeem van cumulatie van de oorsprong impliceert dat bij preferentieovereenkomsten tussen de betrokken landen dezelfde oorsprongsregels van toepassing zijn. |
(6) |
Er dienen overgangsbepalingen te worden vastgesteld voor goederen in doorvoer of in opslag op de dag waarop dit besluit van toepassing wordt, zodat deze in aanmerking kunnen komen voor het uitgebreide systeem van cumulatie. |
(7) |
Er dienen enkele technische wijzigingen te worden aangebracht om afwijkingen in en tussen de verschillende taalversies van de tekst te corrigeren. |
(8) |
Voor de goede werking van de overeenkomst en ter vereenvoudiging van het werk van gebruikers en douanediensten is het daarom dienstig alle desbetreffende bepalingen op te nemen in een nieuwe tekst van Protocol nr. 3, |
BESLUIT:
Artikel 1
Protocol nr. 3 bij de overeenkomst betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking wordt vervangen door de aan dit besluit gehechte tekst, tezamen met de desbetreffende gemeenschappelijke verklaringen.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.
Het is van toepassing vanaf de eerste dag van de maand volgende op die waarin het werd aangenomen.
Gedaan te Brussel, 15 juni 2006.
Voor de Associatieraad
De voorzitster
U. PLASSNIK
(1) PB L 129 van 15.5.2002, blz. 3.
PROTOCOL Nr. 3
betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking
INHOUDSOPGAVE
TITEL I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 |
Definities |
TITEL II
DEFINITIE VAN HET BEGRIP „PRODUCTEN VAN OORSPRONG”
Artikel 2 |
Algemene voorwaarden |
Artikel 3 |
Cumulatie in de Gemeenschap |
Artikel 4 |
Cumulatie in Jordanië |
Artikel 5 |
Geheel en al verkregen producten |
Artikel 6 |
Toereikende bewerking of verwerking |
Artikel 7 |
Ontoereikende be- of verwerking |
Artikel 8 |
Determinerende eenheid |
Artikel 9 |
Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen |
Artikel 10 |
Stellen of assortimenten |
Artikel 11 |
Neutrale elementen |
TITEL III
TERRITORIALE VOORWAARDEN
Artikel 12 |
Territorialiteitsbeginsel |
Artikel 13 |
Rechtstreeks vervoer |
Artikel 14 |
Tentoonstellingen |
TITEL IV
TERUGGAVE EN VRIJSTELLING VAN RECHTEN
Artikel 15 |
Verbod op de teruggave of vrijstelling van douanerechten |
TITEL V
BEWIJS VAN OORSPRONG
Artikel 16 |
Algemene voorwaarden |
Artikel 17 |
Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED |
Artikel 18 |
Afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED |
Artikel 19 |
Afgifte van een duplicaat van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED |
Artikel 20 |
Afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong |
Artikel 21 |
Gescheiden boekhouding |
Artikel 22 |
Voorwaarden voor het opstellen van een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED |
Artikel 23 |
Toegelaten exporteurs |
Artikel 24 |
Geldigheid van bewijzen van oorsprong |
Artikel 25 |
Overlegging van bewijzen van oorsprong |
Artikel 26 |
Invoer in deelzendingen |
Artikel 27 |
Vrijstelling van bewijs van oorsprong |
Artikel 28 |
Bewijsstukken |
Artikel 29 |
Bewaring van de bewijzen van oorsprong en de andere bewijsstukken |
Artikel 30 |
Verschillen en vormfouten |
Artikel 31 |
In euro uitgedrukte bedragen |
TITEL VI
REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING
Artikel 32 |
Wederzijdse bijstand |
Artikel 33 |
Controle van de bewijzen van oorsprong |
Artikel 34 |
Regeling van geschillen |
Artikel 35 |
Sancties |
Artikel 36 |
Vrije zones |
TITEL VII
CEUTA EN MELILLA
Artikel 37 |
Toepassing van het protocol |
Artikel 38 |
Bijzondere voorwaarden |
TITEL VIII
SLOTBEPALINGEN
Artikel 39 |
Wijzigingen op het protocol |
Artikel 40 |
Overgangsbepalingen voor goederen in doorvoer of in opslag |
Lijst van bijlagen
Bijlage I |
Inleidende aantekeningen bij de lijst in bijlage II |
Bijlage II |
Lijst van be- of verwerkingen van materialen die niet van oorsprong zijn waardoor het vervaardigde product het karakter van product van oorsprong verkrijgt |
Bijlage III a |
Modellen van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en de aanvraag van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 |
Bijlage III b |
Modellen van het certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED en de aanvraag van een certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED |
Bijlage IV a |
Tekst van de factuurverklaring |
Bijlage IV b |
Tekst van de factuurverklaring EUR-MED |
Gemeenschappelijke verklaringen
Gemeenschappelijke verklaring betreffende het Prinsdom Andorra
Gemeenschappelijke verklaring betreffende de Republiek San Marino
TITEL I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Definities
Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder:
a) |
„vervaardiging”: elke soort be- of verwerking, met inbegrip van assemblage of speciale behandelingen; |
b) |
„materiaal”: alle ingrediënten, grondstoffen, componenten, delen, enz., die bij de vervaardiging van het product worden gebruikt; |
c) |
„product”: het verkregen product, zelfs indien het bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt; |
d) |
„goederen”: zowel materialen als producten; |
e) |
„douanewaarde”: de waarde zoals bepaald bij de overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994 (overeenkomst inzake de douanewaarde van de WTO); |
f) |
„prijs af fabriek”: de prijs die voor het product af fabriek is betaald aan de fabrikant in de Gemeenschap of in Jordanië in wiens bedrijf de laatste be- of verwerking is verricht, voor zover in die prijs de waarde is begrepen van alle gebruikte materialen, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd; |
g) |
„waarde van de materialen”: de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in de Gemeenschap of Jordanië is betaald; |
h) |
„waarde van de materialen van oorsprong”: de waarde van deze materialen als omschreven onder g), welke omschrijving van dienovereenkomstige toepassing is; |
i) |
„toegevoegde waarde”: de prijs af fabriek verminderd met de douanewaarde van alle gebruikte materialen die van oorsprong zijn uit de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen waar cumulatie van toepassing is of, indien de douanewaarde niet bekend is of niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die in de Gemeenschap of in Jordanië voor deze materialen is betaald; |
j) |
„hoofdstukken” en „posten”: de hoofdstukken en posten (viercijfercodes) van de nomenclatuur die het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en codering van goederen vormt, in dit protocol „het geharmoniseerd systeem” of „GS” genoemd; |
k) |
„ingedeeld”: de indeling van een product of materiaal onder een bepaalde post; |
l) |
„zending”: producten die gelijktijdig van een exporteur naar een geadresseerde worden verzonden of vergezeld gaan van een enkel vervoersdocument dat de verzending van de exporteur naar de geadresseerde dekt, of bij gebreke daarvan, een enkele factuur; |
m) |
„gebieden”: omvatten ook de territoriale wateren. |
TITEL II
DEFINITIE VAN HET BEGRIP „PRODUCTEN VAN OORSPRONG”
Artikel 2
Algemene voorwaarden
1. Voor de toepassing van de overeenkomst worden de volgende producten beschouwd van oorsprong te zijn uit de Gemeenschap:
a) |
geheel en al in de Gemeenschap verkregen producten in de zin van artikel 5; |
b) |
in de Gemeenschap verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in de Gemeenschap een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6; |
c) |
goederen van oorsprong uit de Europese Economische Ruimte (EER), in de zin van Protocol nr. 4 bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. |
2. Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de volgende producten beschouwd als van oorsprong uit Jordanië:
a) |
geheel en al in Jordanië verkregen producten, in de zin van artikel 5; |
b) |
in Jordanië verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in Jordanië een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6. |
3. De bepalingen van lid 1, onder c), zijn alleen van toepassing indien er een vrijhandelsovereenkomst van toepassing is tussen enerzijds Jordanië en anderzijds de EER/EVA-landen (IJsland, Liechtenstein en Noorwegen).
Artikel 3
Cumulatie in de Gemeenschap
1. Onverminderd artikel 2, lid 1, worden producten als van oorsprong uit de Gemeenschap beschouwd indien zij daar zijn verkregen door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit Bulgarije, Zwitserland (met inbegrip van Liechtenstein) (1), IJsland, Noorwegen, Roemenië, Turkije of de Gemeenschap, op voorwaarde dat deze materialen in de Gemeenschap be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 7 zijn genoemd. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan.
2. Onverminderd artikel 2, lid 1, worden producten als van oorsprong uit de Gemeenschap beschouwd indien zij daar zijn verkregen door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit de Faeröer of een land dat deelneemt aan het Euro-mediterrane partnerschap, dat is gebaseerd op de verklaring van Barcelona die werd vastgesteld tijdens de Euro-mediterrane Conferentie van 27 en 28 november 1995, met uitzondering van Turkije, op voorwaarde dat deze materialen in de Gemeenschap be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 7 zijn genoemd. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan.
3. Indien de in de Gemeenschap verrichte be- of verwerkingen niet ingrijpender zijn dan de in artikel 7 bedoelde be- of verwerkingen, wordt het verkregen product enkel als van oorsprong uit de Gemeenschap beschouwd indien de aldaar toegevoegde waarde groter is dan die van de gebruikte materialen van oorsprong uit een van de andere dan in de leden 1 en 2 bedoelde landen. Is dit niet het geval, dan wordt het verkregen product beschouwd als van oorsprong uit het land dat de hoogste waarde vertegenwoordigt van de bij de vervaardiging in de Gemeenschap gebruikte materialen van oorsprong.
4. De producten van oorsprong uit een van de in de leden 1 en 2 genoemde landen die in de Gemeenschap geen enkele be- of verwerking ondergaan, behouden hun oorsprong wanneer zij naar een van deze landen worden uitgevoerd.
5. De cumulatie waarin dit artikel voorziet kan uitsluitend worden toegepast op voorwaarde dat:
a) |
een preferentiële handelsovereenkomst overeenkomstig artikel XXIV van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel (GATT) van toepassing is tussen de landen die betrokken zijn bij het verwerven van de oorsprong en het land van bestemming; |
b) |
materialen en producten de oorsprong hebben verkregen door toepassing van oorsprongsregels die gelijk zijn aan die van dit protocol; en |
c) |
kennisgevingen zijn gepubliceerd waaruit blijkt dat is voldaan aan de vereisten voor de toepassing van cumulatie in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie en in Jordanië volgens zijn eigen procedures. |
De cumulatie waarin dit artikel voorziet, is van toepassing met ingang van de datum die is aangegeven in de kennisgeving in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.
De Gemeenschap zal Jordanië door tussenkomst van de Commissie van de Europese Gemeenschappen nadere gegevens verstrekken over de overeenkomsten, met inbegrip van de datums van inwerkingtreding, en de daarin opgenomen oorsprongsregels, die met de andere in de leden 1 en 2 genoemde landen worden toegepast.
Artikel 4
Cumulatie in Jordanië
1. Onverminderd artikel 2, lid 2, worden producten als van oorsprong uit Jordanië beschouwd indien zij daar zijn verkregen door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit Bulgarije, Zwitserland (met inbegrip van Liechtenstein) (2), IJsland, Noorwegen, Roemenië, Turkije of de Gemeenschap, op voorwaarde dat deze materialen in Jordanië be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 7 zijn genoemd. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan.
2. Onverminderd artikel 2, lid 2, worden producten als van oorsprong uit Jordanië beschouwd indien zij daar zijn verkregen door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit de Faeröer of een land dat deelneemt aan het Euro-mediterrane partnerschap, da gebaseerd is op de verklaring van Barcelona die werd vastgesteld tijdens de Euro-mediterrane Conferentie van 27 en 28 november 1995, met uitzondering van Turkije, op voorwaarde dat deze materialen in Jordanië be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 7 zijn genoemd. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan.
3. Indien de in Jordanië verrichte be- of verwerkingen niet ingrijpender zijn dan de in artikel 7 bedoelde be- of verwerkingen, wordt het verkregen product enkel als van oorsprong uit Jordanië beschouwd indien de aldaar toegevoegde waarde groter is dan die van de gebruikte materialen van oorsprong uit een van de andere in de leden 1 en 2 bedoelde landen. Is dit niet het geval dan wordt het verkregen product beschouwd als van oorsprong uit het land waar de meeste waarde is toegevoegd aan de bij de vervaardiging in Jordanië gebruikte materialen van oorsprong.
4. De producten van oorsprong uit een van de in de leden 1 en 2 genoemde landen die in Jordanië geen enkele be- of verwerking ondergaan, behouden hun oorsprong wanneer zij naar een van deze landen worden uitgevoerd.
5. De cumulatie waarin dit artikel voorziet kan uitsluitend worden toegepast op voorwaarde dat:
a) |
een preferentiële handelsovereenkomst overeenkomstig artikel XXIV van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel (GATT) van toepassing is tussen de landen die betrokken zijn bij het verwerven van de oorsprong en het land van bestemming; |
b) |
materialen en producten de oorsprong hebben verkregen door toepassing van oorsprongsregels die gelijk zijn aan die van dit protocol; en |
c) |
kennisgevingen zijn gepubliceerd waaruit blijkt dat is voldaan aan de vereisten voor de toepassing van cumulatie in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie en in Jordanië volgens zijn eigen procedures. |
De cumulatie waarin dit artikel voorziet, is van toepassing met ingang van de datum die is aangegeven in de kennisgeving in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.
Jordanië zal de Gemeenschap door tussenkomst van de Commissie van de Europese Gemeenschappen nadere gegevens verstrekken over de overeenkomsten, met inbegrip van de datums van inwerkingtreding, en de daarin opgenomen oorsprongsregels, die met de andere in de leden 1 en 2 genoemde landen worden toegepast.
Artikel 5
Geheel en al verkregen producten
1. Als geheel en al in de Gemeenschap of in Jordanië verkregen worden beschouwd:
a) |
aldaar uit de bodem of zeebodem gewonnen minerale producten; |
b) |
aldaar geoogste producten van het plantenrijk; |
c) |
aldaar geboren en gefokte levende dieren; |
d) |
producten afkomstig van aldaar opgefokte levende dieren; |
e) |
voortbrengselen van de aldaar bedreven jacht en visserij; |
f) |
producten van de zeevisserij en andere buiten de territoriale wateren van de Gemeenschap of van Jordanië door hun schepen uit de zee gewonnen producten; |
g) |
producten uitsluitend uit de onder f) bedoelde producten aan boord van hun fabrieksschepen vervaardigd; |
h) |
aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen, met inbegrip van gebruikte banden die uitsluitend geschikt zijn om van een nieuw loopvlak te worden voorzien of slechts als afval kunnen worden gebruikt; |
i) |
afval en schroot afkomstig van aldaar verrichte fabrieksbewerkingen; |
j) |
producten, gewonnen uit de zeebodem of -ondergrond buiten de territoriale wateren, mits zij alleen het recht hebben op ontginning van deze bodem of ondergrond; |
k) |
goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a) tot en met j) bedoelde producten zijn vervaardigd. |
2. De termen „hun schepen” en „hun fabrieksschepen” in lid 1, onder f) en g), zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen:
a) |
die in een lidstaat van de Gemeenschap of Jordanië zijn ingeschreven of geregistreerd; |
b) |
die de vlag van een lidstaat van de Gemeenschap of van Jordanië voeren; |
c) |
die voor ten minste 50 % toebehoren aan onderdanen van lidstaten van de Gemeenschap of van Jordanië of aan een onderneming die haar hoofdkantoor in een van deze staten heeft en waarvan de bedrijfsvoerder(s), de voorzitter van de raad van bestuur of van toezicht en de meerderheid van de leden van deze raden onderdanen zijn van een lidstaat van de Gemeenschap of van Jordanië, en waarvan bovendien, in het geval van personenvennootschappen of vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, ten minste de helft van het kapitaal toebehoort aan deze staten of aan openbare lichamen of onderdanen daarvan; |
d) |
waarvan de kapitein en de officieren onderdanen zijn van lidstaten van de Gemeenschap of van Jordanië; en |
e) |
waarvan de bemanning voor ten minste 75 % bestaat uit onderdanen van lidstaten of van Jordanië. |
Artikel 6
Toereikende bewerking of verwerking
1. Niet geheel en al verkregen producten worden geacht een toereikende bewerking of verwerking te hebben ondergaan in de zin van artikel 2, indien aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II is voldaan.
In deze lijst is voor alle onder deze overeenkomst vallende producten aangegeven welke be- of verwerkingen niet van oorsprong zijnde materialen moeten ondergaan om de oorsprong te verkrijgen en zijn slechts op deze materialen van toepassing. Dit betekent dat indien een product dat de oorsprong heeft verkregen doordat het aan de voorwaarden in die lijst voor dat product heeft voldaan, als materiaal gebruikt wordt bij de vervaardiging van een ander product, de voorwaarden die van toepassing zijn op het product waarin het wordt verwerkt daarvoor niet gelden. Er wordt dan geen rekening gehouden met niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging ervan zijn gebruikt.
2. In afwijking van lid 1 kunnen niet van oorsprong zijnde materialen die volgens de voorwaarden in de lijst in bijlage II bij de vervaardiging van een bepaald product niet mogen worden gebruikt, in de volgende gevallen toch worden gebruikt:
a) |
wanneer de totale waarde ervan niet meer dan 10 % bedraagt van de prijs af fabriek van het product; |
b) |
wanneer een in de lijst vermelde maximumwaarde voor niet van oorsprong zijnde materialen door de toepassing van dit lid niet wordt overschreden. |
Dit lid is niet van toepassing op producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld.
3. De leden 1 en 2 zijn van toepassing onder voorbehoud van artikel 7.
Artikel 7
Ontoereikende be- of verwerking
1. Behoudens lid 2 worden de volgende be- of verwerkingen beschouwd als ontoereikend om de oorsprong te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 6 is voldaan:
a) |
behandelingen om de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren; |
b) |
het splitsen en samenvoegen van colli; |
c) |
het wassen, schoonmaken; het stofvrij maken, verwijderen van roest, olie, verf of dergelijke; |
d) |
het strijken of persen van textiel; |
e) |
het eenvoudig schilderen of polijsten; |
f) |
het doppen, het geheel of gedeeltelijk bleken, het polijsten of glanzen van granen en rijst; |
g) |
het kleuren van suiker of het vormen van suikerklonten; |
h) |
het pellen, ontpitten of schillen van noten, vruchten of groenten; |
i) |
het aanscherpen, eenvoudig vermalen of eenvoudig versnijden; |
j) |
het zeven, sorteren, classificeren, assorteren (daaronder begrepen het samenstellen van sets van artikelen); |
k) |
het eenvoudig plaatsen in flessen, flacons, blikken, zakken, kratten of dozen, het bevestigen op kaarten of platen en alle andere eenvoudige handelingen in verband met de opmaak; |
l) |
het aanbrengen of opdrukken van merken, etiketten, beeldmerken of andere soortgelijke onderscheidingstekens op de producten zelf of op de verpakking ; |
m) |
het eenvoudig mengen van producten, ook van verschillende soorten; |
n) |
het eenvoudig samenvoegen van delen van artikelen tot een volledig artikel dan wel het uit elkaar nemen van artikelen in onderdelen; |
o) |
twee of meer van de onder a) tot en met n) vermelde behandelingen tezamen; |
p) |
het slachten van dieren. |
2. Om te bepalen of de be- of verwerkingen die een bepaald product heeft ondergaan ontoereikend zijn in de zin van lid 1 worden alle be- of verwerkingen die dit product in de Gemeenschap of in Jordanië heeft ondergaan tezamen genomen.
Artikel 8
Determinerende eenheid
1. De determinerende eenheid voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol is het product dat bij de bepaling van de indeling volgens het geharmoniseerd systeem als de basiseenheid wordt beschouwd.
Hieruit volgt:
a) |
wanneer een product, bestaande uit een groep of verzameling van artikelen, onder één enkele post van het geharmoniseerd systeem wordt ingedeeld, het geheel de in aanmerking te nemen eenheid vormt; |
b) |
wanneer een zending bestaat uit een aantal identieke producten die onder dezelfde post van het geharmoniseerd systeem worden ingedeeld, elk product voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol afzonderlijk moet worden genomen. |
2. Wanneer volgens algemene regel 5 voor de interpretatie van het geharmoniseerd systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong.
Artikel 9
Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen
Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden geleverd en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs daarvan zijn inbegrepen of niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, worden geacht één geheel te vormen met het materieel en de machines, apparaten of voertuigen in kwestie.
Artikel 10
Stellen of assortimenten
Stellen of assortimenten in de zin van algemene regel 3 voor de interpretatie van het geharmoniseerd systeem, worden als van oorsprong beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn. Een stel of assortiment bestaande uit producten van oorsprong en producten die niet van oorsprong zijn, wordt evenwel als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de producten die niet van oorsprong zijn niet meer dan 15 % van de prijs af fabriek van het stel of assortiment bedraagt.
Artikel 11
Neutrale elementen
Om te bepalen of een product een product van oorsprong is, behoeft niet te worden nagegaan wat de oorsprong is van bij de vervaardiging van dat product gebruikte:
a) |
energie en brandstof; |
b) |
fabrieksuitrusting; |
c) |
machines en werktuigen; |
d) |
goederen die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en ook niet bedoeld waren daarin voor te komen; die bij de vervaardiging gebruikt kunnen zijn. |
TITEL III
TERRITORIALE VOORWAARDEN
Artikel 12
Territorialiteitsbeginsel
1. Behoudens artikel 2, lid 1, onder c), de artikelen 3 en 4, en lid 3 van dit artikel moet aan de voorwaarden in titel II voor het verkrijgen van de oorsprong zonder onderbreking in de Gemeenschap of in Jordanië zijn voldaan.
2. Behoudens de artikelen 3 en 4 worden producten van oorsprong die uit de Gemeenschap of Jordanië naar een ander land worden uitgevoerd en vervolgens opnieuw worden ingevoerd, als niet van oorsprong beschouwd, tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:
a) |
de terugkerende goederen dezelfde zijn als de eerder uitgevoerde goederen; en |
b) |
de goederen tijdens de periode dat ze waren uitgevoerd geen andere be- of verwerkingen hebben ondergaan dan die welke noodzakelijk waren om ze in goede staat te bewaren. |
3. Het verkrijgen van de oorsprong overeenkomstig de voorwaarden van titel II wordt niet beïnvloed door be- of verwerkingen buiten de Gemeenschap of Jordanië van uit de Gemeenschap of Jordanië uitgevoerde en later wederingevoerde materialen, indien:
a) |
deze materialen geheel en al in de Gemeenschap of Jordanië zijn verkregen dan wel, voorafgaand aan de uitvoer, aldaar be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 7 zijn genoemd; en |
b) |
ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat:
|
4. Voor de toepassing van lid 3 is titel II betreffende het verlenen van de oorsprong niet van toepassing op buiten de Gemeenschap of Jordanië verrichte be- of verwerkingen. Wanneer evenwel, in de lijst van bijlage II, voor de vaststelling van het karakter van product van oorsprong van het betrokken eindproduct een regel is opgenomen die de maximumwaarde van alle gebruikte niet van oorsprong zijnde materialen vaststelt, mogen de totale waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die in de betrokken partij worden verwerkt en de totale buiten de Gemeenschap of Jordanië overeenkomstig dit artikel toegevoegde waarde het vermelde percentage niet overschrijden.
5. Voor de toepassing van de leden 3 en 4 wordt onder „totale toegevoegde waarde” verstaan alle buiten de Gemeenschap of Jordanië gemaakte kosten, met inbegrip van de waarde van de toegevoegde materialen.
6. De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten die niet aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II voldoen of die slechts kunnen worden aangemerkt als toereikend te zijn be- of verwerkt door toepassing van de algemene tolerantieregel van artikel 6, lid 2.
7. De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten van de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem.
8. De buiten de Gemeenschap of Jordanië verrichte be- of verwerkingen als bedoeld in dit artikel vinden plaats in het kader van de regeling passieve veredeling of een soortgelijke regeling.
Artikel 13
Rechtstreeks vervoer
1. De bij deze overeenkomst vastgestelde preferentiële regeling is uitsluitend van toepassing op producten die aan de voorwaarden van dit protocol voldoen en die rechtstreeks tussen de Gemeenschap en Jordanië of over het grondgebied van een ander in de artikelen 3 en 4 genoemd land waarmee cumulatie van toepassing is, zijn vervoerd. Goederen die één enkele zending vormen, kunnen via een ander grondgebied worden vervoerd, eventueel met overslag of tijdelijke opslag op dit grondgebied, voor zover ze in het land van doorvoer of opslag onder toezicht van de douane blijven en aldaar geen andere behandelingen ondergaan dan lossen en opnieuw laden of behandelingen om ze in goede staat te bewaren.
Producten van oorsprong mogen via een pijpleiding door een ander grondgebied dan dat van de Gemeenschap of van Jordanië worden vervoerd.
2. Het bewijs dat aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan, wordt geleverd door overlegging van de volgende stukken aan de douaneautoriteiten van het land van invoer:
a) |
een enkel vervoerdocument dat het vervoer dekt van het land van uitvoer door het land van doorvoer; |
b) |
een door de douaneautoriteiten van het land van doorvoer afgegeven certificaat:
|
c) |
hetzij, bij gebreke van bovengenoemde stukken, enig ander bewijsstuk. |
Artikel 14
Tentoonstellingen
1. De overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong die naar een tentoonstelling in een ander dan de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is, zijn verzonden en die na de tentoonstelling zijn verkocht en in de Gemeenschap of in Jordanië worden ingevoerd, mits ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:
a) |
een exporteur deze producten vanuit de Gemeenschap of Jordanië naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en ze daar heeft tentoongesteld; |
b) |
deze exporteur de producten heeft verkocht of overgedragen aan een geadresseerde in de Gemeenschap of in Jordanië; |
c) |
de producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in dezelfde staat als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan zijn verzonden; en |
d) |
dat de goederen vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond. |
2. Een bewijs van de oorsprong wordt overeenkomstig de bepalingen van titel V afgegeven of opgesteld en op de normale wijze bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend. Op dit bewijs zijn de naam en het adres van de tentoonstelling vermeld. Zo nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden gevraagd betreffende de aard van de goederen en de omstandigheden waaronder zij zijn tentoongesteld.
3. Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soortgelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden gehouden, en gedurende welke de producten onder douanetoezicht zijn gebleven.
TITEL IV
TERUGGAVE EN VRIJSTELLING VAN RECHTEN
Artikel 15
Verbod op de teruggave of vrijstelling van douanerechten
1. |
|
2. Het verbod in lid 1 is van toepassing op elke regeling voor terugbetaling of algehele of gedeeltelijke vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking die in de Gemeenschap of in Jordanië van toepassing is op materialen die bij de vervaardiging worden gebruikt en op de in lid 1, onder b), bedoelde producten, indien een dergelijke terugbetaling of vrijstelling uitdrukkelijk of feitelijk wordt toegekend indien de producten die uit genoemde materialen zijn verkregen worden uitgevoerd, doch niet van toepassing is indien deze producten voor binnenlands gebruik zijn bestemd.
3. De exporteur van producten die door een bewijs van oorsprong zijn gedekt, dient steeds bereid te zijn op verzoek van de douaneautoriteiten alle stukken over te leggen waaruit blijkt dat geen teruggave of vrijstelling van rechten is verkregen ten aanzien van de bij de vervaardiging van de betrokken producten gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn en dat alle douanerechten en heffingen van gelijke werking die op deze materialen van toepassing zijn, daadwerkelijk zijn betaald.
4. De leden 1, 2 en 3 zijn ook van toepassing op de verpakking in de zin van artikel 8, lid 2, op accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen in de zin van artikel 9 en op artikelen die deel uitmaken van een stel of assortiment in de zin van artikel 10, wanneer dergelijke producten niet van oorsprong zijn.
5. De leden 1 tot en met 4 zijn uitsluitend van toepassing op materialen van de soort waarop de overeenkomst van toepassing is. Zij doen geen afbreuk aan het systeem van restituties bij de uitvoer van landbouwproducten overeenkomstig de bepalingen van de overeenkomst.
6. Het verbod in lid 1 is niet van toepassing indien de producten worden beschouwd als van oorsprong uit de Gemeenschap of Jordanië zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen.
7. In afwijking van lid 1 mag Jordanië, behalve voor producten die zijn ingedeeld onder de hoofdstukken 1 tot en met 24 van het geharmoniseerd systeem, regelingen toepassen voor de vrijstelling of teruggave van douanerechten en heffingen van gelijke werking die van toepassing zijn op niet van oorsprong zijnde materialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van producten van oorsprong, op voorwaarde dat:
a) |
een douanerecht van 5 %, of een lager recht indien dit in Jordanië van toepassing is, wordt geheven op producten die onder de hoofdstukken 25 tot en met 49 en 64 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld; |
b) |
een douanerecht van 10 %, of een lager recht indien dit in Jordanië van toepassing is, wordt geheven op producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld. |
Dit lid is tot en met 31 december 2009 van toepassing en kan in onderling overleg worden herzien.
TITEL V
BEWIJS VAN OORSPRONG
Artikel 16
Algemene voorwaarden
1. De bepalingen van deze overeenkomst zijn van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die in Jordanië worden ingevoerd en op producten van oorsprong uit Jordanië die in de Gemeenschap worden ingevoerd, op vertoon van een van de volgende bewijzen van oorsprong:
a) |
een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan het model in bijlage III a is opgenomen; |
b) |
een certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED, waarvan het model in bijlage III b is opgenomen; |
c) |
in de in artikel 22, lid 1, bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur (hierna „factuurverklaring” genoemd, of „factuurverklaring EUR-MED”) op een factuur, pakbon of een ander handelsdocument, waarin de producten duidelijk genoeg zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden; de teksten van de factuurverklaringen zijn opgenomen in de bijlagen IV a en IV b. |
2. Niettegenstaande lid 1 vallen producten van oorsprong in de zin van dit protocol in de in artikel 27 bedoelde gevallen onder de toepassing van de bepalingen van deze overeenkomst zonder dat een van de in lid 1 bedoelde bewijzen van oorsprong behoeft te worden overgelegd.
Artikel 17
Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED
1. Certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED worden afgegeven door de douaneautoriteiten van het land of gebied overzee van uitvoer op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van zijn gemachtigde vertegenwoordiger.
2. Hiervoor vult de exporteur of diens gemachtigde vertegenwoordiger zowel het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED als het aanvraagformulier in. Modellen van beide formulieren zijn in de bijlagen III a en III b opgenomen. De formulieren worden ingevuld in een van de talen waarin de overeenkomst is opgesteld, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. Indien zij met de hand worden ingevuld, dient dit met inkt en in blokletters te gebeuren. De producten moeten worden omschreven in het daartoe bestemde vak en er mogen geen regels worden opengelaten. Indien dit vak niet volledig is ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en het niet-ingevulde gedeelte doorgekruist.
3. De exporteur die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED verzoekt, dient steeds in staat te zijn op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer waar het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED wordt afgegeven, de nodige documenten te overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.
4. Behoudens lid 5 wordt een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 afgegeven door de douaneautoriteiten van een lidstaat van de Gemeenschap of Jordanië in de volgende gevallen:
— |
indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of Jordanië, zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen, en voldoen aan de andere eisen van dit protocol; |
— |
indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is, zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen, en voldoen aan de andere eisen van dit protocol, op voorwaarde dat een EUR-MED-certificaat of een factuurverklaring EUR-MED is afgegeven in het land van oorsprong. |
5. Het certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van een lidstaat van de Gemeenschap of van Jordanië indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap, uit Jordanië of uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is en indien aan de voorwaarden van dit protocol is voldaan, en:
— |
cumulatie werd toegepast met materialen van oorsprong uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen, of |
— |
de producten kunnen worden gebruikt als materialen in het kader van cumulatie voor de vervaardiging van producten voor uitvoer naar een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen, of |
— |
de producten opnieuw kunnen worden uitgevoerd uit het land van bestemming naar een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen. |
6. Een certificaat inzake het goederenverkeer EUR-MED bevat een van de volgende verklaringen in het Engels in vak 7:
— |
indien de oorsprong is verkregen door toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een of meer van de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen: „CUMULATIE TOEGEPAST MET ……” (naam land(en)) |
— |
indien de oorsprong is verkregen zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een of meer van de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen: „GEEN CUMULATIE TOEGEPAST”. |
7. De met de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED belaste douaneautoriteiten nemen alle nodige maatregelen om te controleren of de producten daadwerkelijk van oorsprong zijn, en gaan na of aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten. Zij zien er ook op toe dat de in lid 2 bedoelde formulieren correct zijn ingevuld. Met name wordt nagegaan of het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak zodanig is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn.
8. De datum van afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED wordt vermeld in vak 11 van het certificaat.
9. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED wordt door de douaneautoriteiten afgegeven en ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen daadwerkelijk worden uitgevoerd of wanneer het zeker is dat ze zullen worden uitgevoerd.
Artikel 18
Afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED
1. In afwijking van artikel 17, lid 9, kan een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED bij wijze van uitzondering worden afgegeven na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft, indien
a) |
dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is gebeurd; of |
b) |
ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED wel was afgegeven, maar bij invoer om technische redenen niet is aanvaard. |
2. In afwijking van artikel 17, lid 9, kan een certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED worden afgegeven na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft en waarvoor ten tijde van de uitvoer een certificaat inzake goederenverkeer EUR-1 was afgegeven, indien ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat aan de in artikel 17, lid 5, genoemde voorwaarden is voldaan.
3. Met het oog op de toepassing van de leden 1 en 2 dient de exporteur in zijn aanvraag de plaats en de datum van uitvoer te vermelden van de producten waarop het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED betrekking heeft, onder opgave van de redenen van zijn aanvraag.
4. Vóór de douaneautoriteiten tot afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED overgaan, dienen zij te hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier.
5. Op achteraf afgegeven certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED wordt de volgende Engelse zin aangebracht:
„ISSUED RETROSPECTIVELY”.
Op achteraf krachtens lid 2 afgegeven certificaten inzake goederenverkeer EUR-MED wordt de volgende Engelse zin aangebracht:
„ISSUED RETROSPECTIVELY (Original EUR.1 no ……….[datum en plaats van afgifte]”.
6. De in lid 5 bedoelde aantekening wordt aangebracht in vak 7 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED.
Artikel 19
Afgifte van een duplicaat van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED
1. In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED, kan de exporteur de douaneautoriteiten die dit certificaat hadden afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn.
2. Op het aldus afgegeven duplicaat wordt het volgende Engelse woord aangebracht:
„DUPLICATE”.
3. De in lid 2 bedoelde aantekening wordt aangebracht in vak 7 van het duplicaat-certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED.
4. Het duplicaat, dat dezelfde datum van afgifte draagt als het oorspronkelijke certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED, is vanaf die datum geldig.
Artikel 20
Afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong
Voor producten van oorsprong die in de Gemeenschap of in Jordanië onder toezicht van een douanekantoor zijn geplaatst, kan het oorspronkelijke bewijs van oorsprong door een of meer certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED worden vervangen bij verzending van deze producten of een gedeelte daarvan naar een andere plaats in de Gemeenschap of in Jordanië. Dit certificaat of deze certificaten EUR.1 of EUR-MED worden afgegeven door het douanekantoor dat op de producten toezicht houdt.
Artikel 21
Gescheiden boekhouding
1. Wanneer het aanzienlijke kosten of materiële moeilijkheden met zich brengt om afzonderlijke voorraden aan te houden van identieke en onderling verwisselbare materialen die van oorsprong en die niet van oorsprong zijn, kunnen de douaneautoriteiten op schriftelijk verzoek van de betrokkene toestaan dat voor het beheer van deze voorraden de methode van gescheiden boekhouding (hierna: „de methode” genoemd) wordt gebruikt.
2. Met behulp van de methode moet het mogelijk zijn dat in een bepaalde referentieperiode hetzelfde aantal producten „van oorsprong” wordt verkregen als verkregen zou zijn indien de voorraden fysiek waren gescheiden.
3. De douaneautoriteiten kunnen aan de verlening van de in lid 1 bedoelde vergunning voor het gebruik van deze methode de door hen passend geachte voorwaarden verbinden.
4. De methode wordt toegepast, en de toepassing ervan wordt vastgelegd overeenkomstig de algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen die van toepassing zijn in het land waar het product is vervaardigd.
5. Het bedrijf dat de methode toepast, kan bewijzen van de oorsprong afgeven of aanvragen, al naar gelang van het geval, voor de hoeveelheid producten die als van oorsprong kunnen worden beschouwd. De vergunninghouder verstrekt op verzoek van de douaneautoriteiten een verklaring over de wijze waarop de hoeveelheden zijn beheerd.
6. De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning en kunnen deze intrekken wanneer de vergunninghouder deze niet correct gebruikt of niet aan een van de andere in dit protocol omschreven voorwaarden voldoet.
Artikel 22
Voorwaarden voor het opstellen van een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED
1. Een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED als bedoeld in artikel 16, lid 1, onder c), kan worden opgesteld door:
a) |
een toegelaten exporteur in de zin van artikel 23; of |
b) |
alle exporteurs, voor zendingen bestaande uit een of meer colli die producten van oorsprong bevatten waarvan de totale waarde niet meer dan 6 000 EUR bedraagt. |
2. Behoudens lid 3 kan een factuurverklaring worden opgesteld in de volgende gevallen:
— |
indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of Jordanië, zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen, en voldoen aan de andere eisen van dit protocol; |
— |
indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is, zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen, en voldoen aan de andere eisen van dit protocol, op voorwaarde dat een EUR-MED-certificaat of een factuurverklaring EUR-MED is afgegeven in het land van oorsprong. |
3. Een factuurverklaring EUR-MED kan worden opgesteld indien de producten kunnen worden beschouwd als van oorsprong uit de Gemeenschap, uit Jordanië of uit een van de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is, en aan de voorwaarden van dit protocol voldoen, en:
— |
cumulatie werd toegepast met materialen van oorsprong uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen, of |
— |
de producten kunnen worden gebruikt als materialen in het kader van cumulatie voor de vervaardiging van producten voor uitvoer naar een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen, of |
— |
de producten opnieuw kunnen worden uitgevoerd uit het land van bestemming naar een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen. |
4. Een factuurverklaring EUR-MED bevat een van de volgende verklaringen in het Engels:
— |
indien de oorsprong is verkregen door toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een of meer van de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen: „CUMULATIE TOEGEPAST MET ……” (naam land(en)) |
— |
indien de oorsprong is verkregen zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een of meer van de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen: „GEEN CUMULATIE TOEGEPAST”. |
5. De exporteur die een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED opstelt moet op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer steeds de nodige documenten kunnen overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.
6. Een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED, waarvan de tekst in de bijlagen IV a en IV b is opgenomen, wordt door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt in een van de in die bijlagen opgenomen talenversies, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. Indien de factuurverklaring met de hand wordt opgesteld, moet dit met inkt en in blokletters geschieden.
7. De factuurverklaring en factuurverklaringen EUR-MED worden door de exporteur eigenhandig ondertekend. Een toegelaten exporteur in de zin van artikel 23 behoeft deze verklaring echter niet te ondertekenen, mits hij de douaneautoriteiten een schriftelijke verklaring doet toekomen waarin hij de volle verantwoordelijkheid op zich neemt voor alle factuurverklaringen waaruit zijn identiteit blijkt alsof hij deze eigenhandig had ondertekend.
8. Een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED kan door de exporteur worden opgesteld bij of na de uitvoer van de goederen waarop zij betrekking heeft, doch dient binnen twee jaar na de invoer van deze producten in het land van invoer te worden aangeboden.
Artikel 23
Toegelaten exporteurs
1. De douaneautoriteiten van het land van uitvoer kunnen een exporteur (hierna „toegelaten exporteur” genoemd) die veelvuldig producten verzendt waarop de overeenkomst van toepassing is vergunning verlenen factuurverklaringen of factuurverklaringen EUR-MED op te stellen ongeacht de waarde van de betrokken producten. Om voor een dergelijke vergunning in aanmerking te komen, moet de exporteur naar het oordeel van de douaneautoriteiten de nodige waarborgen bieden met betrekking tot de controle op de oorsprong van de producten en de naleving van alle andere voorwaarden van dit protocol.
2. De douaneautoriteiten kunnen het verlenen van de status van toegelaten exporteur afhankelijk stellen van door hen noodzakelijk geachte voorwaarden.
3. De douaneautoriteiten kennen de toegelaten exporteur een nummer toe, dat in de factuurverklaring of de factuurverklaring EUR-MED wordt vermeld.
4. De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning door de toegelaten exporteur.
5. De douaneautoriteiten kunnen de vergunning te allen tijde intrekken. Zij zijn verplicht dit te doen wanneer de toegelaten exporteur niet meer de in lid 1 bedoelde garanties biedt, niet meer aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden voldoet, of de vergunning oneigenlijk gebruikt.
Artikel 24
Geldigheid van bewijzen van oorsprong
1. Bewijzen van oorsprong zijn vier maanden geldig vanaf de datum van afgifte in het land van uitvoer en moeten binnen deze periode worden ingediend bij de douaneautoriteiten van het land van invoer.
2. Bewijzen van oorsprong die na het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij de douaneautoriteiten van het land van invoer worden ingediend, kunnen met het oog op de toepassing van de preferentiële behandeling worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van overmacht of buitengewone omstandigheden.
3. In andere gevallen van verlate indiening kunnen de douaneautoriteiten van het land van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden indien de producten vóór het verstrijken van genoemde termijn bij hen zijn aangebracht.
Artikel 25
Overlegging van bewijzen van oorsprong
Bewijzen van oorsprong worden bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend overeenkomstig de aldaar geldende procedures. Deze autoriteiten kunnen om een vertaling van dit bewijs vragen. Zij kunnen voorts eisen dat de aangifte ten invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de producten aan de voorwaarden voor de toepassing van de overeenkomst voldoen.
Artikel 26
Invoer in deelzendingen
Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douaneautoriteiten van het land van invoer vastgestelde voorwaarden, gedemonteerde of niet-gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2 a) voor de interpretatie van het geharmoniseerd systeem, vallende onder de afdelingen XVI en XVII of de posten 7308 en 9406 van het geharmoniseerd systeem, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt één enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten ingediend bij de invoer van de eerste deelzending.
Artikel 27
Vrijstelling van bewijs van oorsprong
1. Goederen die in kleine zendingen door particulieren aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers worden als producten van oorsprong toegelaten zonder dat een bewijs van oorsprong behoeft te worden overgelegd, voor zover aan zulke goederen ieder handelskarakter vreemd is en verklaard wordt dat zij aan de voorwaarden voor de toepassing van dit protocol voldoen en er over de juistheid van deze verklaring geen twijfel bestaat. Voor postzendingen kan deze verklaring op het douaneaangifteformulier CN22/CN23 of op een daaraan gehecht blad worden gesteld.
2. Als invoer waaraan ieder handelskarakter vreemd is wordt beschouwd de invoer van incidentele aard van goederen die uitsluitend bestemd zijn voor persoonlijk gebruik door de geadresseerde, de reiziger of de leden van hun gezin, mits noch de aard, noch de hoeveelheid van de goederen op commerciële doeleinden wijzen.
3. Voorts mag de totale waarde van deze producten niet hoger zijn dan 500 EUR voor kleine zendingen of 1 200 EUR voor producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers.
Artikel 28
Bewijsstukken
De in artikel 17, lid 3, en artikel 22, lid 5, bedoelde documenten aan de hand waarvan wordt aangetoond dat producten die door een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED of een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED worden gedekt producten van oorsprong zijn uit de Gemeenschap, Jordanië of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen en aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen, kunnen onder meer de volgende zijn:
a) |
een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhouding of de interne administratie van de exporteur of leverancier, van de door deze uitgevoerde be- of verwerkingen om de producten te verkrijgen; |
b) |
in de Gemeenschap of in Jordanië afgegeven of opgestelde, en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt; |
c) |
in de Gemeenschap of in Jordanië afgegeven of opgestelde, en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de be- of verwerking in de Gemeenschap of in Jordanië blijkt; |
d) |
certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED of factuurverklaringen of factuurverklaringen EUR-MED waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt, die overeenkomstig dit protocol in de Gemeenschap of in Jordanië zijn afgegeven of opgesteld, of die in een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen zijn opgesteld overeenkomstig oorsprongsregels die gelijk zijn aan de oorsprongsregels in dit protocol; |
e) |
passende bewijsstukken betreffende be- of verwerking buiten de Gemeenschap of Jordanië in toepassing van artikel 12 waaruit blijkt dat aan de voorwaarden van dat artikel is voldaan. |
Artikel 29
Bewaring van de bewijzen van oorsprong en de andere bewijsstukken
1. De exporteur die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED verzoekt, bewaart de in artikel 17, lid 3, bedoelde bewijsstukken gedurende een periode van ten minste drie jaar.
2. Exporteurs die een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED opstellen, dienen een kopie van deze factuurverklaring en van de in artikel 22, lid 5, bedoelde documenten gedurende ten minste drie jaar te bewaren.
3. De douaneautoriteiten van het land van uitvoer die een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED afgeven bewaren het in artikel 17, lid 2, bedoelde aanvraagformulier gedurende een periode van ten minste drie jaar.
4. De douaneautoriteiten van het land van invoer bewaren de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED en de factuurverklaringen en factuurverklaringen EUR-MED die bij hen werden ingediend gedurende een periode van ten minste drie jaar.
Artikel 30
Verschillen en vormfouten
1. Geringe verschillen tussen de gegevens op het bewijs van oorsprong en de gegevens op de documenten die voor het vervullen van de invoerformaliteiten bij het douanekantoor worden ingediend, maken het EUR.1-certificaat of de factuurverklaring niet automatisch ongeldig, indien blijkt dat het document wel degelijk met de aangebrachte goederen overeenstemt.
2. Kennelijke vormfouten, zoals typefouten, op het bewijs van oorsprong leiden niet tot weigering van dit document indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de daarin vermelde gegevens.
Artikel 31
In euro uitgedrukte bedragen
1. Voor de toepassing van artikel 22, lid 1, onder b), en artikel 27, lid 3, worden, wanneer de producten gefactureerd zijn in een andere valuta dan de euro, de tegenwaarde van de in euro uitgedrukte bedragen in de nationale valuta van de lidstaten van de Gemeenschap, van Jordanië of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen, jaarlijks door elk van de betrokken landen vastgesteld.
2. Artikel 22, lid 1, onder b), en artikel 27, lid 3, zijn van toepassing op zendingen op basis van de valuta waarin de factuur is opgesteld, overeenkomstig het bedrag dat door het betrokken land is vastgesteld.
3. De in een bepaalde nationale valuta te gebruiken bedragen zijn gelijk aan de tegenwaarde in die valuta van de in euro uitgedrukte bedragen op de eerste werkdag van de maand oktober van elk jaar. De tegenwaarde wordt de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor 15 oktober medegedeeld en is van toepassing vanaf 1 januari van het daaropvolgende jaar. De Commissie van de Europese Gemeenschappen stelt alle betrokken landen in kennis van de desbetreffende tegenwaarden.
4. Een land mag het bedrag dat het resultaat is van de omrekening in zijn nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag naar boven of beneden afronden. Het afgeronde bedrag mag niet meer dan 5 % afwijken van het bedrag dat het resultaat is van de omrekening. Een land kan de tegenwaarde in nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag handhaven, indien de omrekening van dat bedrag, bij de in lid 3 bedoelde jaarlijkse aanpassing, vóór het afronden, leidt tot een stijging van minder dan 15 % van de tegenwaarde in nationale valuta. De tegenwaarde in nationale valuta kan ongewijzigd blijven, indien de omrekening tot een daling van de tegenwaarde leidt.
5. De in euro uitgedrukte bedragen kunnen door het Associatiecomité op verzoek van de Gemeenschap of Jordanië worden herzien. Bij deze herziening onderzoekt het Associatiecomité of het wenselijk is de betreffende limieten in reële termen te handhaven. Het kan te dien einde besluiten de in euro uitgedrukte bedragen te wijzigen.
TITEL VI
REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING
Artikel 32
Wederzijdse bijstand
1. De douaneautoriteiten van de lidstaten van de Gemeenschap en van Jordanië doen elkaar via de Europese Commissie afdrukken toekomen van de stempels die in hun douanekantoren worden gebruikt bij de afgifte van certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED, alsmede de adressen van de douaneautoriteiten die belast zijn met de controle van deze certificaten en de factuurverklaringen en factuurverklaringen EUR-MED of leveranciersverklaringen.
2. Met het oog op de correcte toepassing van dit protocol verlenen de Gemeenschap en Jordanië elkaar, via de bevoegde douane-instanties, bijstand bij de controle op de echtheid van de EUR.1- en EUR-MED-certificaten en de factuurverklaringen en factuurverklaringen EUR-MED en de juistheid van de daarin vermelde gegevens.
Artikel 33
Controle van de bewijzen van oorsprong
1. Bewijzen van oorsprong worden achteraf steekproefsgewijs gecontroleerd, alsmede wanneer de douaneautoriteiten van het land van invoer redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van dit protocol.
2. Met het oog op de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van het land van invoer het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED, de factuur, indien deze werd voorgelegd, de factuurverklaring of de factuurverklaring EUR-MED of een kopie van deze documenten, terug aan de douaneautoriteiten van het land van uitvoer, in voorkomend geval onder vermelding van de redenen waarom een controle wordt aangevraagd. Zij verstrekken bij deze aanvraag om controle alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van oorsprong onjuist zijn.
3. De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten.
4. Indien de douaneautoriteiten van het land van invoer besluiten de preferentiële behandeling niet toe te kennen zolang de uitslag van de controle niet bekend is, doen zij de importeur het voorstel de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.
5. De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk medegedeeld aan de douaneautoriteiten die deze hebben aangevraagd. In deze mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de documenten echt zijn, of de betrokken producten als producten van oorsprong uit de Gemeenschap, Jordanië of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen beschouwd kunnen worden en of aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.
6. Indien bij gegronde twijfel binnen tien maanden na het verzoek om controle geen antwoord is ontvangen of indien het antwoord niet voldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de producten vast te stellen, kennen de aanvragende douaneautoriteiten de preferentiële behandeling niet toe, behoudens buitengewone omstandigheden.
Artikel 34
Regeling van geschillen
Geschillen ten aanzien van de in artikel 33 bedoelde controles die niet onderling geregeld kunnen worden door de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd en de douaneautoriteiten die deze hebben moeten uitvoeren, en problemen in verband met de interpretatie van dit protocol worden aan het Associatiecomité voorgelegd.
In alle gevallen is de wetgeving van het land van invoer van toepassing op de regeling van geschillen tussen een importeur en de douaneautoriteiten van het land van invoer.
Artikel 35
Sancties
Sancties worden getroffen tegen ieder die een document met onjuiste gegevens opstelt of laat opstellen met het doel goederen onder de preferentiële regeling te doen vallen.
Artikel 36
Vrije zones
1. De Gemeenschap en Jordanië nemen alle nodige maatregelen om te voorkomen dat producten die onder geleide van een bewijs van de oorsprong worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een op hun grondgebied gelegen vrije zone verblijven, door andere goederen worden vervangen of andere behandelingen ondergaan dan die welke gebruikelijk zijn om ze in goede staat te bewaren.
2. In afwijking van lid 1 geven de bevoegde douaneautoriteiten, wanneer producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Jordanië die onder dekking van een bewijs van oorsprong in een vrije zone zijn ingevoerd, een be- of verwerking ondergaan, op verzoek van de exporteur een nieuw certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED af, mits deze be- of verwerking in overeenstemming is met de bepalingen van dit protocol.
TITEL VII
CEUTA EN MELILLA
Artikel 37
Toepassing van het protocol
1. De in artikel 2 gebruikte term „Gemeenschap” heeft geen betrekking op Ceuta en Melilla.
2. Producten van oorsprong uit Jordanië die in Ceuta of Melilla worden ingevoerd, vallen in elk opzicht onder dezelfde douaneregeling als de regeling die op grond van Protocol nr. 2 bij de Akte van toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Republiek Portugal tot de Europese Gemeenschappen van toepassing is op producten van oorsprong uit het douanegebied van de Gemeenschap. Jordanië zal op onder de overeenkomst vallende producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla dezelfde regeling toepassen als op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die uit de Gemeenschap worden ingevoerd.
3. Bij toepassing van lid 2 op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla, is dit protocol van overeenkomstige toepassing met inachtneming van de bijzondere voorwaarden van artikel 38.
Artikel 38
Bijzondere voorwaarden
1. Mits zij rechtstreeks zijn vervoerd overeenkomstig artikel 13, worden beschouwd als:
1. |
producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla:
|
2. |
producten van oorsprong uit Jordanië:
|
2. Ceuta en Melilla worden als één grondgebied beschouwd.
3. De exporteur of zijn gemachtigde vertegenwoordiger vermeldt „Jordanië” en „Ceuta en Melilla” in vak 2 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED of op de factuurverklaring of de factuurverklaring EUR-MED. Voor producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla wordt de oorsprong bovendien vermeld in vak 4 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED of op de factuurverklaring of de factuurverklaring EUR-MED.
4. De Spaanse douaneautoriteiten zijn belast met de toepassing van dit protocol in Ceuta en Melilla.
TITEL VIII
SLOTBEPALINGEN
Artikel 39
Wijzigingen op het protocol
De Associatieraad kan besluiten bepalingen van dit protocol te wijzigen.
Artikel 40
Overgangsbepaling voor goederen in doorvoer of in opslag
Deze overeenkomst kan worden toegepast op goederen die aan de bepalingen van dit protocol voldoen en die op de datum van inwerkingtreding van dit protocol onderweg zijn of die in de Gemeenschap of in Jordanië tijdelijk zijn opgeslagen of zich daar in een douane-entrepot of vrije zone bevinden, mits binnen vier maanden na genoemde datum een EUR.1- of EUR-MED-certificaat bij de douaneautoriteiten van het land van invoer wordt ingediend dat achteraf door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer is opgesteld, tezamen met de documenten waaruit blijkt dat de goederen rechtstreeks zijn vervoerd overeenkomstig artikel 13.
(1) Het Vorstendom Liechtenstein heeft een douane-unie met Zwitserland en is partij bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
(2) Het Vorstendom Liechtenstein heeft een douane-unie met Zwitserland en is partij bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
BIJLAGE I
INLEIDENDE AANTEKENINGEN BIJ DE LIJST IN BIJLAGE II
Aantekening 1
In deze lijst zijn de be- en verwerkingen omschreven waardoor producten als voldoende be- of verwerkt worden beschouwd in de zin van artikel 6 van het protocol.
Aantekening 2
2.1. |
In de eerste twee kolommen van de lijst is het verkregen product omschreven. Kolom 1 bevat het nummer van de post of het hoofdstuk volgens het geharmoniseerd systeem en kolom 2 de omschrijving van de goederen die volgens dat systeem onder die post of dat hoofdstuk vallen. Voor iedere post of ieder hoofdstuk in de kolommen 1 en 2 wordt in kolom 3 of 4 een regel gegeven. Een nummer in kolom 1 voorafgegaan door „ex” betekent dat de regel in kolom 3 of 4 alleen geldt voor het gedeelte van die post of dat hoofdstuk dat in kolom 2 is omschreven. |
2.2. |
Wanneer in kolom 1 verscheidene postnummers zijn gegroepeerd of wanneer een hoofdstuknummer is vermeld en de omschrijving van het product in kolom 2 derhalve in algemene bewoordingen is gesteld, dan is de regel daarnaast in kolom 3 of 4 van toepassing op alle producten die volgens het geharmoniseerd systeem onder de posten van het hoofdstuk of onder elk van de in kolom 1 gegroepeerde posten worden ingedeeld. |
2.3. |
Wanneer de lijst verschillende regels geeft voor verschillende producten die onder één post zijn ingedeeld, is bij ieder gedachtestreepje dat gedeelte van de post omschreven waarop de daarnaast in kolom 3 of 4 vermelde regel van toepassing is. |
2.4. |
Wanneer zowel in kolom 3 als in kolom 4 een regel is gegeven voor het in de kolommen 1 en 2 omschreven product, kan de exporteur kiezen welke regel — die in kolom 3 of die in kolom 4 — hij toepast. Indien in kolom 4 geen regel is gegeven, moet de regel in kolom 3 worden toegepast. |
Aantekening 3
3.1. |
Op producten die de oorsprong hebben verkregen en die bij de vervaardiging van andere producten worden gebruikt, is artikel 6 van het protocol van toepassing ongeacht het feit of de oorsprong verkregen werd in de fabriek waar deze producten worden gebruikt of in een andere fabriek in een overeenkomstsluitende partij. Bijvoorbeeld: Een motor van post 8407 waarvoor de regel geldt dat de waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die daarin worden verwerkt, niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek, is vervaardigd van „ander gelegeerd staal, enkel ruw voorgesmeed” van post ex ex 7224. Indien dit smeedijzer in de Gemeenschap uit niet van oorsprong zijnde ingots werd vervaardigd, heeft het reeds de oorsprong verkregen krachtens de regel voor post ex ex 7224 in de lijst. Bij de waardeberekening van de motor telt het smeedijzer dan als materiaal van oorsprong, of het nu in dezelfde fabriek werd vervaardigd of in een andere fabriek in de Gemeenschap. De waarde van de niet van oorsprong zijnde ingots wordt dus niet meegerekend bij het berekenen van de waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn. |
3.2. |
De regel in de lijst geeft de minimumbewerking of -verwerking aan die vereist is; meer be- of verwerking verleent eveneens de oorsprong; omgekeerd kan minder be- of verwerking geen oorsprong verlenen. Mag een niet van oorsprong zijnd materiaal in een bepaald productiestadium worden gebruikt, dan kan hetzelfde materiaal in een vroeger productiestadium ook worden gebruikt. Hetzelfde materiaal mag evenwel niet worden gebruikt in een later productiestadium. |
3.3. |
Onverminderd aantekening 3.2 geldt dat, wanneer in een regel de uitdrukking „materialen van om het even welke post” wordt gebezigd, mogen materialen van alle posten (zelfs die welke onder dezelfde omschrijving en dezelfde post vallen als het product) worden gebruikt, onder voorbehoud van de specifieke beperkingen die in een regel kunnen zijn neergelegd. Wanneer echter de uitdrukking „vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met inbegrip van andere materialen van post ...” of „vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met inbegrip van andere materialen van dezelfde post als het product” wordt gebezigd, mogen materialen van alle posten worden gebruikt, met uitzondering van die welke onder dezelfde omschrijving in kolom 2 vallen als het product. |
3.4. |
Wanneer volgens de regel in de lijst een product van meer dan een materiaal mag worden vervaardigd, betekent dit dat een of meer van deze materialen kunnen worden gebruikt. Het is niet noodzakelijk dat zij alle worden gebruikt. Bijvoorbeeld: Volgens de regel voor weefsels van de posten 5208 tot en met 5212 mogen natuurlijke vezels en andere materialen, waaronder chemische, worden gebruikt. Dit betekent niet dat beide moeten worden gebruikt; het ene of het andere materiaal of beide kunnen worden gebruikt. |
3.5. |
Wanneer volgens een regel in de lijst een product van een bepaald materiaal moet worden vervaardigd, betekent dit niet dat geen andere materialen mogen worden gebruikt die vanwege hun aard niet aan de regel kunnen voldoen (zie ook aantekening 6.2 met betrekking tot textielproducten). Bijvoorbeeld: De regel voor post 1904 sluit nadrukkelijk het gebruik uit van granen en graanderivaten. Minerale zouten, chemicaliën en andere additieven die niet van granen zijn vervaardigd mogen evenwel worden gebruikt. Dit geldt evenwel niet voor producten die, hoewel zij niet kunnen worden vervaardigd van het in de lijst genoemde materiaal, wel vervaardigd kunnen worden van een materiaal van dezelfde aard in een vroeger productiestadium. Bijvoorbeeld: Indien voor een kledingstuk van ex hoofdstuk 62, van gebonden textielvlies, slechts het gebruik van garen dat niet van oorsprong is, is toegestaan, dan is het niet mogelijk uit te gaan van stof van gebonden textielvlies — zelfs al kan gebonden textielvlies normalerwijze niet van garen worden vervaardigd. In een dergelijk geval zou het uitgangsmateriaal zich in het stadium vóór garen moeten bevinden, dat wil zeggen in het vezelstadium. |
3.6. |
Indien een regel in de lijst twee of meer percentages geeft als maximumwaarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die kunnen worden gebruikt, dan mogen deze percentages niet bij elkaar worden opgeteld. De maximumwaarde van alle gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, mag het hoogste van de opgegeven percentages nooit overschrijden. Bovendien mogen de afzonderlijke percentages voor bepaalde materialen niet worden overschreden. |
Aantekening 4
4.1. |
De term „natuurlijke vezels” in de lijst heeft betrekking op andere dan kunstmatige of synthetische vezels, met inbegrip van afval, in het stadium vóór het spinnen. Tenzij anders vermeld omvat de term „natuurlijke vezels” vezels die zijn gekaard, gekamd of anderszins bewerkt, doch niet gesponnen. |
4.2. |
De term „natuurlijke vezels” omvat paardenhaar van post 0503, zijde van de posten 5002 en 5003 en wol, fijn of grof haar van de posten 5101 tot en met 5105, katoen van de posten 5201 tot en met 5203 en andere plantaardige vezels van de posten 5301 tot en met 5305. |
4.3. |
De termen „textielmassa”, „chemische materialen” en „materialen voor het vervaardigen van papier” in de lijst hebben betrekking op materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 vallen, maar die gebruikt kunnen worden bij de vervaardiging van kunstmatige, synthetische of papieren vezels of garens. |
4.4. |
De term „synthetische en kunstmatige stapelvezels” in de lijst heeft betrekking op kabel van synthetische of kunstmatige filamenten, op synthetische of kunstmatige stapelvezels en op synthetisch of kunstmatig afval van de posten 5501 tot en met 5507. |
Aantekening 5
5.1. |
Indien voor een bepaald product in de lijst naar deze aantekening wordt verwezen, zijn de in kolom 3 van de lijst genoemde voorwaarden niet van toepassing op basistextielmaterialen die bij de vervaardiging zijn gebruikt en die, samen genomen, ten hoogste 10 % van het totale gewicht van alle gebruikte basistextielmaterialen uitmaken (zie ook de aantekeningen 5.3 en 5.4). |
5.2. |
Deze in aantekening 5.1 genoemde afwijking is evenwel slechts van toepassing op gemengde producten die van twee of meer basistextielmaterialen zijn vervaardigd. Basistextielmaterialen zijn:
Bijvoorbeeld: Garen van post 5205, vervaardigd van katoenvezels van post 5203 en van synthetische stapelvezels van post 5506, is een gemengd garen. Derhalve mogen niet van oorsprong zijnde stapelvezels die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke een vervaardiging uit chemische materialen of textielmassa is vereist) worden gebruikt tot 10 gewichtspercenten van het garen. Bijvoorbeeld: Een weefsel van wol van post 5112, vervaardigd van garens van wol van post 5107 en van synthetische garens van stapelvezels van post 5509, is een gemengd weefsel. Derhalve mogen synthetische garens die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke een vervaardiging uit chemische materialen of textielmassa is vereist) of garens van wol, die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke een vervaardiging is vereist uit natuurlijke vezels die niet gekaard zijn of gekamd, noch anderszins met het oog op het spinnen bewerkt) of een combinatie van deze twee soorten garens worden gebruikt tot 10 gewichtspercenten van het weefsel. Bijvoorbeeld: Getufte textielstoffen van post 5802, vervaardigd van garens van katoen van post 5205 en van weefsels van katoen van post 5210, is slechts een gemengd product wanneer het katoenweefsel zelf een gemengd product is, vervaardigd van onder twee verschillende posten ingedeelde garens, of wanneer de gebruikte katoengarens zelf gemengde garens zijn. Bijvoorbeeld: Indien de betrokken getufte textielstof is vervaardigd uit katoengarens van post 5205 en uit synthetisch weefsel van post 5407, zijn de gebruikte garens uiteraard van twee verschillende soorten basistextielmateriaal gemaakt en is de getufte textielstof bijgevolg een gemengd product. |
5.3. |
Voor weefsels die garens bevatten, „gemaakt van polyurethaan, met soepele segmenten van polyether, ook indien omwoeld”, bedraagt de tolerantie voor dit garen ten hoogste 20 %. |
5.4. |
Voor weefsels die strippen bevatten bestaande uit een kern van aluminiumfolie of een kern van kunststoffolie, al dan niet bedekt met aluminiumpoeder, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een kleefmiddel is bevestigd tussen twee strippen kunststof, bedraagt de tolerantie voor de strippen 30 %. |
Aantekening 6
6.1. |
Wordt voor een bepaald textielproduct in de lijst in een voetnoot naar deze aantekening verwezen, dan mogen textielmaterialen, met uitzondering van voeringen en tussenvoeringen, die niet voldoen aan de regel in kolom 3 van de lijst voor de betreffende geconfectioneerde producten, worden gebruikt voor zover zij onder een andere post vallen dan het product en de waarde ervan niet meer bedraagt dan 8 % van de prijs af fabriek van het product. |
6.2. |
Onverminderd aantekening 6.3 mogen materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld bij de vervaardiging van textielproducten vrij worden gebruikt, of zij nu textiel bevatten of niet. Bijvoorbeeld: Wanneer volgens een regel in de lijst voor een bepaald textielartikel, zoals een broek, garen moet worden gebruikt, dan sluit dit het gebruik van artikelen van metaal, zoals knopen, niet uit, omdat deze niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld. Om dezelfde reden is het gebruik van bij voorbeeld ritssluitingen toegelaten, al bevatten deze normalerwijze ook textiel. |
6.3. |
Wanneer een percentageregel van toepassing is, moet met de waarde van materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld, rekening worden gehouden bij de berekening van de waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn. |
Aantekening 7
7.1. |
Wat de posten ex ex 2707, 2713 tot en met 2715, ex ex 2901, ex ex 2902 en ex ex 3403 betreft, wordt onder „specifieke behandelingen” verstaan:
|
7.2. |
Wat de posten 2710 tot en met 2712 betreft, wordt onder „specifieke behandelingen” verstaan:
|
7.3. |
Wat de posten ex ex 2707, 2713 tot en met 2715, ex ex 2901, ex ex 2902 en ex ex 3403 betreft, wordt geen oorsprong verkregen door eenvoudige behandelingen zoals reinigen, decanteren, ontzouten, afsplitsen van water, filtreren, kleuren, merken, het verkrijgen van een bepaald zwavelgehalte door het mengen van producten met uiteenlopende zwavelgehaltes, alle combinaties van die behandelingen of soortgelijke behandelingen. |
BIJLAGE II
LIJST VAN BE- OF VERWERKINGEN VAN MATERIALEN DIE NIET VAN OORSPRONG ZIJN WAARDOOR HET VERVAARDIGDE PRODUCT HET KARAKTER VAN PRODUCT VAN OORSPRONG VERKRIJGT
Niet alle in de lijst genoemde producten vallen onder de overeenkomst. De lijst dient daarom samen met de andere delen van de overeenkomst te worden gelezen.
GS-post |
Omschrijving |
Be- of verwerkingen van niet van oorsprong zijnde materialen die het karakter van oorsprong verlenen |
|||||||||||||||||||
(1) |
(2) |
(3) of (4) |
|||||||||||||||||||
Hoofdstuk 1 |
Levende dieren |
Alle dieren van hoofdstuk 1 moeten geheel en al verkregen zijn |
|
||||||||||||||||||
Hoofdstuk 2 |
Vlees en eetbare slachtafvallen |
Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van de hoofdstukken 1 en 2 geheel en al verkregen zijn |
|
||||||||||||||||||
Hoofdstuk 3 |
Vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren |
Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 3 geheel en al verkregen zijn |
|
||||||||||||||||||
ex ex Hoofdstuk 4 |
Melk en zuivelproducten; vogeleieren; natuurhonig; eetbare producten van dierlijke oorsprong, elders genoemd noch elders onder begrepen, met uitzondering van: |
Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 4 geheel en al verkregen zijn |
|
||||||||||||||||||
0403 |
Karnemelk, gestremde melk en room, yoghurt, kefir en andere gegiste of aangezuurde melk en room, ook indien ingedikt, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao |
Vervaardiging waarbij:
|
|
||||||||||||||||||
ex ex Hoofdstuk 5 |
Andere producten van dierlijke oorsprong, elders genoemd noch elders onder begrepen, met uitzondering van: |
Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 5 geheel en al verkregen zijn |
|
||||||||||||||||||
ex ex 0502 |
Bereid haar van varkens of van wilde zwijnen |
Reinigen, ontsmetten, sorteren en rechtstrijken van haar |
|
||||||||||||||||||
Hoofdstuk 6 |
Levende planten en producten van de bloementeelt |
Vervaardiging waarbij:
|
|
||||||||||||||||||
Hoofdstuk 7 |
Groenten, planten, wortels en knollen, voor voedingsdoeleinden |
Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 7 geheel en al verkregen zijn |
|
||||||||||||||||||
Hoofdstuk 8 |
Fruit; schillen van citrusvruchten en van meloenen |
Vervaardiging waarbij:
|
|
||||||||||||||||||
ex ex Hoofdstuk 9 |
Koffie, thee, maté en specerijen, met uitzondering van: |
Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 9 geheel en al verkregen zijn |
|
||||||||||||||||||
0901 |
Koffie, cafeïnevrije koffie daaronder begrepen, ook indien gebrand; bolsters en schillen van koffie; koffiesurrogaten die koffie bevatten, ongeacht de mengverhouding |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post |
|
||||||||||||||||||
0902 |
Thee, ook indien gearomatiseerd |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post |
|
||||||||||||||||||
ex ex 0910 |
Kruidenmengsels |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post |
|
||||||||||||||||||
Hoofdstuk 10 |
Granen |
Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 10 geheel en al verkregen zijn |
|
||||||||||||||||||
ex ex Hoofdstuk 11 |
Producten van de meelindustrie; mout; zetmeel; inuline; tarwegluten, met uitzondering van: |
Vervaardiging waarbij alle gebruikte granen, groenten en planten voor voedingsdoeleinden, knollen en wortels van post 0714 of vruchten geheel en al verkregen zijn |
|
||||||||||||||||||
ex ex 1106 |
Meel, gries en poeder van gedroogde zaden van peulgroenten bedoeld bij post 0713 |
Drogen en malen van peulgroenten van post 0708 |
|
||||||||||||||||||
Hoofdstuk 12 |
Oliehoudende zaden en vruchten; allerlei zaden, zaaigoed en vruchten; planten voor industrieel en voor geneeskundig gebruik; stro en voeder |
Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 12 geheel en al verkregen zijn |
|
||||||||||||||||||
1301 |
Gomlak (schellak); gommen, harsen, gomharsen en oleoharsen (bijvoorbeeld balsems), van natuurlijke oorsprong |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen van post 1301 niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
1302 |
Plantensappen en plantenextracten; pectinestoffen, pectinaten en pectaten; agar-agar en andere uit plantaardige producten verkregen plantenslijmen en bindmiddelen, ook indien gewijzigd: |
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit niet gewijzigde plantenslijmen en bindmiddelen |
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
Hoofdstuk 14 |
Stoffen voor het vlechten en andere producten van plantaardige oorsprong, elders genoemd noch elders onder begrepen |
Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 14 geheel en al verkregen zijn |
|
||||||||||||||||||
ex ex Hoofdstuk 15 |
Vetten en oliën (dierlijke en plantaardige) en dissociatieproducten daarvan; bewerkt spijsvet; was van dierlijke of van plantaardige oorsprong, met uitzondering van: |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
|
||||||||||||||||||
1501 |
Varkensvet (reuzel daaronder begrepen) en vet van gevogelte, ander dan dat bedoeld bij post 0209 of 1503: |
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van post 0203, 0206 of 0207 of van beenderen van post 0506 |
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit vlees of eetbare slachtafvallen van varkens bedoeld bij post 0203 of 0206 of uit vlees en eetbare slachtafvallen van pluimvee van post 0207 |
|
||||||||||||||||||
1502 |
Rund-, schapen- of geitenvet, ander dan dat bedoeld bij post 1503: |
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van post 0201, 0202, 0204 of 0206 of van beenderen van post 0506 |
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 2 geheel en al verkregen zijn |
|
||||||||||||||||||
1504 |
Vetten en oliën, van vis of van zeezoogdieren, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd: |
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met inbegrip van andere materialen van post 1504 |
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van de hoofdstukken 2 en 3 geheel en al verkregen zijn |
|
||||||||||||||||||
ex ex 1505 |
Geraffineerde lanoline |
Vervaardiging uit ruw wolvet van post 1505 |
|
||||||||||||||||||
1506 |
Andere dierlijke vetten en oliën, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd: |
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met inbegrip van andere materialen van post 1506 |
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 2 geheel en al verkregen zijn |
|
||||||||||||||||||
1507 t/m 1515 |
Plantaardige vette oliën, alsmede fracties daarvan: |
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit andere materialen van de posten 1507 tot en met 1515 |
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging waarbij alle gebruikte plantaardige materialen geheel en al verkregen zijn |
|
||||||||||||||||||
1516 |
Dierlijke en plantaardige vetten en oliën, alsmede fracties daarvan, geheel of gedeeltelijk gehydrogeneerd, veresterd, opnieuw veresterd of geëlaïdiniseerd, ook indien geraffineerd, doch niet verder bereid |
Vervaardiging waarbij:
|
|
||||||||||||||||||
1517 |
Margarine; mengsels en bereidingen, voor menselijke consumptie, van dierlijke of plantaardige vetten of oliën of van fracties van verschillende vetten en oliën bedoeld bij dit hoofdstuk, andere dan de vetten en oliën of fracties daarvan, bedoeld bij post 1516 |
Vervaardiging waarbij:
|
|
||||||||||||||||||
Hoofdstuk 16 |
Bereidingen van vlees, van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren |
Vervaardiging:
|
|
||||||||||||||||||
ex ex Hoofdstuk 17 |
Suiker en suikerwerk, met uitzondering van: |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
|
||||||||||||||||||
ex ex 1701 |
Rietsuiker en beetwortelsuiker, alsmede chemisch zuivere saccharose, in vaste vorm, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen van hoofdstuk 17 niet meer bedraagt dan 30 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
1702 |
Andere suiker, chemisch zuivere lactose, maltose, glucose en fructose (levulose) daaronder begrepen, in vaste vorm; suikerstroop, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen; kunsthonig, ook indien met natuurhonig vermengd; karamel: |
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met inbegrip van andere materialen van post 1702 |
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen van hoofdstuk 17 niet meer bedraagt dan 30 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van oorsprong zijn |
|
||||||||||||||||||
ex ex 1703 |
Melasse verkregen bij de extractie of de raffinage van suiker, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen van hoofdstuk 17 niet meer bedraagt dan 30 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
1704 |
Suikerwerk zonder cacao (witte chocolade daaronder begrepen) |
Vervaardiging:
|
|
||||||||||||||||||
Hoofdstuk 18 |
Cacao en bereidingen daarvan |
Vervaardiging:
|
|
||||||||||||||||||
1901 |
Moutextract; bereidingen voor menselijke consumptie van meel, gries, griesmeel, zetmeel of moutextract, geen of minder dan 40 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen; bereidingen voor menselijke consumptie van producten bedoeld bij de posten 0401 tot en met 0404, geen of minder dan 5 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen: |
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit granen van hoofdstuk 10 |
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging:
|
|
||||||||||||||||||
1902 |
Deegwaren, ook indien gekookt of gevuld (met vlees of andere zelfstandigheden) dan wel op andere wijze bereid, zoals spaghetti, macaroni, noedels, lasagne, gnocchi, ravioli en cannelloni; koeskoes, ook indien bereid: |
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging waarbij alle gebruikte granen en graanderivaten (met uitzondering van harde tarwe en derivaten daarvan) geheel en al verkregen zijn |
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging waarbij:
|
|
||||||||||||||||||
1903 |
Tapioca en soortgelijke producten bereid uit zetmeel, in de vorm van vlokken, korrels, parels en dergelijke |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van aardappelzetmeel van post 1108 |
|
||||||||||||||||||
1904 |
Graanpreparaten verkregen door poffen of door roosteren (bijvoorbeeld cornflakes); granen (andere dan maïs) in de vorm van korrels of in de vorm van vlokken of van andere bewerkte korrels (met uitzondering van meel, gries en griesmeel), voorgekookt of op andere wijze bereid, elders genoemd noch elders onder begrepen |
Vervaardiging:
|
|
||||||||||||||||||
1905 |
Brood, gebak, biscuits en andere bakkerswaren, ook indien deze producten cacao bevatten; ouwel in bladen, hosties, ouwels voor geneesmiddelen, plakouwels en dergelijke producten van meel of van zetmeel |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van hoofdstuk 11 |
|
||||||||||||||||||
ex ex Hoofdstuk 20 |
Bereidingen van groenten, van vruchten en van andere plantendelen, met uitzondering van: |
Vervaardiging waarbij alle gebruikte groenten en vruchten geheel en al verkregen zijn |
|
||||||||||||||||||
ex ex 2001 |
Broodwortelen, bataten (zoete aardappelen) en dergelijke eetbare plantendelen met een zetmeelgehalte van 5 of meer gewichtspercenten, bereid of verduurzaamd in azijn of azijnzuur |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
|
||||||||||||||||||
ex ex 2004 en ex ex 2005 |
Aardappelen in de vorm van meel, gries of vlokken, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
|
||||||||||||||||||
2006 |
Groenten, vruchten, vruchtenschillen en andere plantendelen, gekonfijt met suiker (uitgedropen, geglaceerd of uitgekristalliseerd) |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen van hoofdstuk 17 niet meer bedraagt dan 30 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
2007 |
Jam, vruchtengelei, marmelade, vruchtenmoes en vruchtenpasta, door koken of stoven verkregen, met of zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen |
Vervaardiging:
|
|
||||||||||||||||||
ex ex 2008 |
|
Vervaardiging waarbij de waarde van alle van oorsprong zijnde gebruikte noten en oliehoudende zaden, bedoeld bij de posten 0801, 0802 en 1202 tot en met 1207, meer bedraagt dan 60 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging:
|
|
||||||||||||||||||
2009 |
Ongegiste vruchtensappen (druivenmost daaronder begrepen) en ongegiste groentensappen, zonder toegevoegde alcohol, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen |
Vervaardiging:
|
|
||||||||||||||||||
ex ex Hoofdstuk 21 |
Diverse producten voor menselijke consumptie, met uitzondering van: |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
|
||||||||||||||||||
2101 |
Extracten, essences en concentraten, van koffie, van thee of van maté, en preparaten op basis van deze producten of op basis van koffie, van thee of van maté; gebrande cichorei en andere gebrande koffiesurrogaten, alsmede extracten, essences en concentraten daarvan |
Vervaardiging:
|
|
||||||||||||||||||
2103 |
Sausen en preparaten voor sausen; samengestelde kruiderijen en dergelijke producten; mosterdmeel en bereide mosterd: |
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product. Mosterdmeel en bereide mosterd mogen evenwel worden gebruikt |
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post |
|
||||||||||||||||||
ex ex 2104 |
Preparaten voor soep of voor bouillon; bereide soep en bouillon |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van groenten, bereid of verduurzaamd, van de posten 2002 tot en met 2005 |
|
||||||||||||||||||
2106 |
Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen |
Vervaardiging:
|
|
||||||||||||||||||
ex ex Hoofdstuk 22 |
Dranken, alcoholhoudende vloeistoffen en azijn, met uitzondering van: |
Vervaardiging:
|
|
||||||||||||||||||
2202 |
Water, mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, dan wel gearomatiseerd, alsmede andere alcoholvrije dranken, andere dan de vruchten- en groentesappen bedoeld bij post 2009 |
Vervaardiging:
|
|
||||||||||||||||||
2207 |
Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van 80 % vol of meer; ethylalcohol en gedistilleerde dranken, gedenatureerd, ongeacht het gehalte |
Vervaardiging:
|
|
||||||||||||||||||
2208 |
Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van minder dan 80 % vol; gedistilleerde dranken, likeuren en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten |
Vervaardiging:
|
|
||||||||||||||||||
ex ex Hoofdstuk 23 |
Resten en afval van de voedselindustrie; bereid voedsel voor dieren, met uitzondering van: |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
|
||||||||||||||||||
ex ex 2301 |
Walvismeel; meel, poeder en pellets, van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren, ongeschikt voor menselijke consumptie |
Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van de hoofdstukken 2 en 3 geheel en al verkregen zijn |
|
||||||||||||||||||
ex ex 2303 |
Afvallen van maïszetmeelfabrieken (met uitzondering van ingedikt zwelwater), met een gehalte aan proteïnen, berekend op de droge stof, van meer dan 40 gewichtspercenten |
Vervaardiging waarbij alle gebruikte maïs geheel en al verkregen is |
|
||||||||||||||||||
ex ex 2306 |
Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van olijfolie, met een gehalte aan olijfolie van meer dan 3 % |
Vervaardiging waarbij alle gebruikte olijven geheel en al verkregen zijn |
|
||||||||||||||||||
2309 |
Bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren |
Vervaardiging waarbij:
|
|
||||||||||||||||||
ex ex Hoofdstuk 24 |
Tabak en tot verbruik bereide tabakssurrogaten, met uitzondering van: |
Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 24 geheel en al verkregen zijn |
|
||||||||||||||||||
2402 |
Sigaren, cigarillo's en sigaretten, van tabak of van tabakssurrogaten |
Vervaardiging waarbij ten minste 70 gewichtspercenten van de ruwe en niet tot verbruik bereide tabak of afvallen van tabak van post 2401 van oorsprong zijn |
|
||||||||||||||||||
ex ex 2403 |
Rooktabak |
Vervaardiging waarbij ten minste 70 gewichtspercenten van de ruwe en niet tot verbruik bereide tabak of afvallen van tabak van post 2401 van oorsprong zijn |
|
||||||||||||||||||
ex ex Hoofdstuk 25 |
Zout; zwavel; aarde en steen; gips, kalk en cement, met uitzondering van: |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
|
||||||||||||||||||
ex ex 2504 |
Natuurlijk kristallijn grafiet, met verrijkt koolstofgehalte, gezuiverd en gemalen |
Verrijking van het koolstofgehalte, het zuiveren en malen van ruw kristallijn grafiet |
|
||||||||||||||||||
ex ex 2515 |
Marmer, enkel gesneden door zagen, splijten en dergelijke, in blokken of platen van vierkante of rechthoekige vorm, met een dikte van niet meer dan 25 cm |
Zagen, splijten of dergelijke van marmer (zelfs indien reeds gezaagd) met een dikte van meer dan 25 cm |
|
||||||||||||||||||
ex ex 2516 |
Graniet, porfier, basalt, zandsteen en andere natuursteen voor de steenhouwerij of voor het bouwbedrijf, in blokken of platen van vierkante of rechthoekige vorm, enkel gesneden door zagen, splijten of op dergelijke wijze, met een dikte van niet meer dan 25 cm |
Zagen, splijten of dergelijke van natuursteen (zelfs indien reeds gezaagd) met een dikte van meer dan 25 cm |
|
||||||||||||||||||
ex ex 2518 |
Dolomiet, gesinterd of gebrand |
Sinteren of branden van niet gesinterd of gebrand dolomiet |
|
||||||||||||||||||
ex ex 2519 |
Natuurlijk magnesiumcarbonaat (magnesiet), fijngemaakt, in hermetisch gesloten recipiënten, en magnesiumoxide, ook indien zuiver, met uitzondering van gesmolten magnesia of doodgebrande magnesia (gesinterd) |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product. Natuurlijk magnesiumcarbonaat (magnesiet) mag evenwel worden gebruikt |
|
||||||||||||||||||
ex ex 2520 |
Tandtechnisch gips |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
ex ex 2524 |
Asbestvezels |
Vervaardiging uit asbestmineralen (asbestconcentraat) |
|
||||||||||||||||||
ex ex 2525 |
Micapoeder |
Malen van mica of van afval van mica |
|
||||||||||||||||||
ex ex 2530 |
Verfaarden, gebrand of fijngemaakt |
Branden of malen van verfaarden |
|
||||||||||||||||||
Hoofdstuk 26 |
Ertsen, slakken en assen |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
|
||||||||||||||||||
ex ex Hoofdstuk 27 |
Minerale brandstoffen, aardolie en distillatieproducten daarvan; bitumineuze stoffen; minerale was, met uitzondering van: |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
|
||||||||||||||||||
ex ex 2707 |
Oliën waarin het gewicht van de aromatische bestanddelen dat van de niet-aromatische bestanddelen overtreft, zijnde soortgelijke producten als minerale oliën verkregen bij het distilleren van hoge-temperatuur-steenkoolteer, die voor 65 % of meer van hun volume overdistilleren bij een temperatuur van 250 oC of minder (mengsels van benzol en van benzine daaronder begrepen), bestemd om te worden gebruikt als motorbrandstof of als andere brandstof |
Raffinagebewerkingen en/of een of meer specifieke behandelingen (1) of andere behandelingen waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het product worden ingedeeld. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
ex ex 2709 |
Ruwe oliën uit bitumineuze mineralen |
Droge distillatie van bitumineuze mineralen |
|
||||||||||||||||||
2710 |
Aardolie en olie uit bitumineuze mineralen, andere dan ruwe; preparaten die 70 of meer gewichtspercenten aardolie of olie uit bitumineuze mineralen bevatten en waarvan het karakter door deze olie wordt bepaald, elders genoemd noch elders onder begrepen; afvalolie |
Raffinagebewerkingen en/of een of meer specifieke behandelingen (2) of andere behandelingen waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het product worden ingedeeld. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
2711 |
Aardgas en andere gasvormige koolwaterstoffen |
Raffinagebewerkingen en/of een of meer specifieke behandelingen (2) of andere behandelingen waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het product worden ingedeeld. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
2712 |
Vaseline; paraffine, microkristallijne was uit aardolie, „slack wax”, ozokeriet, montaanwas, turfwas, andere minerale was en dergelijke door synthese of op andere wijze verkregen producten, ook indien gekleurd |
Raffinagebewerkingen en/of een of meer specifieke behandelingen (2) of andere behandelingen waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het product worden ingedeeld. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
2713 |
Petroleumcokes, petroleumbitumen en andere residuen van aardolie of van olie uit bitumineuze materialen |
Raffinagebewerkingen en/of een of meer specifieke behandelingen (1) of andere behandelingen waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het product worden ingedeeld. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
2714 |
Natuurlijk bitumen en natuurlijk asfalt; bitumineuze leisteen en bitumineus zand; asfaltiet en asfaltsteen |
Raffinagebewerkingen en/of een of meer specifieke behandelingen (1) of andere behandelingen waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het product worden ingedeeld. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
2715 |
Bitumineuze mengsels van natuurlijk asfalt, van natuurlijk bitumen, van petroleumbitumen, van minerale teer of van minerale teerpek (bijvoorbeeld bitumineuze mastiek, vloeibitumen of koudasfalt („cut-back”)) |
Raffinagebewerkingen en/of een of meer specifieke behandelingen (1) of andere behandelingen waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het product worden ingedeeld. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
ex ex Hoofdstuk 28 |
Anorganische chemische producten; anorganische of organische verbindingen van edele metalen, van radioactieve elementen, van zeldzame aardmetalen en van isotopen, met uitzondering van: |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het product |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
ex ex 2805 |
„Mischmetall” |
Vervaardiging door elektrolytische of thermische behandeling waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
ex ex 2811 |
Zwaveltrioxide |
Vervaardiging uit zwaveldioxide |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
ex ex 2833 |
Aluminiumsulfaat |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
ex ex 2840 |
Natriumperboraat |
Vervaardiging uit dinatriumtetraboraatpentahydraat |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
ex ex Hoofdstuk 29 |
Organische chemische producten, met uitzondering van: |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het product |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
ex ex 2901 |
Acyclische koolwaterstoffen bestemd om te worden gebruikt als motorbrandstof of als andere brandstof |
Raffinagebewerkingen en/of een of meer specifieke behandelingen (1) of andere behandelingen waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het product worden ingedeeld. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
ex ex 2902 |
Cycloalkanen en cycloalkenen (andere dan azulenen), benzeen, tolueen, xylenen, bestemd om te worden gebruikt als motorbrandstof of als andere brandstof |
Raffinagebewerkingen en/of een of meer specifieke behandelingen (1) of andere behandelingen waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het product worden ingedeeld. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
ex ex 2905 |
Metaalalcoholaten van alcohol bedoeld bij deze post en van ethanol |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met inbegrip van andere materialen van post 2905. Metaalalcoholaten van deze post mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het product |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
2915 |
Verzadigde eenwaardige acyclische carbonzuren, daarvan afgeleide anhydriden, halogeniden, peroxiden en peroxyzuren, alsmede halogeen-, sulfo-, nitro- en nitrosoderivaten daarvan |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post. De waarde van alle gebruikte materialen van de posten 2915 en 2916 mag evenwel niet meer bedragen dan 20 % van de prijs af fabriek van het product |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
ex ex 2932 |
|
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post. De waarde van alle gebruikte materialen van post 2909 mag evenwel niet meer bedragen dan 20 % van de prijs af fabriek van het product |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
2933 |
Heterocyclische verbindingen met uitsluitend één of meer stikstofatomen als hetero-atoom |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post. De waarde van de gebruikte materialen van de posten 2932 en 2933 mag evenwel niet meer bedragen dan 20 % van de prijs af fabriek van het product |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
2934 |
Nucleïnezuren en zouten daarvan, al dan niet chemisch welbepaald; andere heterocyclische verbindingen |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post. De waarde van de gebruikte materialen van de posten 2932, 2933 en 2934 mag evenwel niet meer bedragen dan 20 % van de prijs af fabriek van het product |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
ex ex 2939 |
Concentraten van papaverbolkaf met een gehalte aan alkaloïden van 50 gewichtspercenten of meer |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
ex ex Hoofdstuk 30 |
Farmaceutische producten, met uitzondering van: |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
3002 |
Menselijk bloed; dierlijk bloed bereid voor therapeutisch of profylactisch gebruik of voor het stellen van diagnosen; sera van geïmmuniseerde dieren of personen, alsmede andere bloedfracties en gewijzigde immunologische producten, al dan niet verkregen door middel van biotechnologische processen; vaccins, toxinen, culturen van micro-organismen (andere dan gist) en dergelijke producten: |
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met inbegrip van andere materialen van post 3002. De materialen van deze omschrijving mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
|
|
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met inbegrip van andere materialen van post 3002. De materialen van deze omschrijving mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met inbegrip van andere materialen van post 3002. De materialen van deze omschrijving mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met inbegrip van andere materialen van post 3002. De materialen van deze omschrijving mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met inbegrip van andere materialen van post 3002. De materialen van deze omschrijving mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met inbegrip van andere materialen van post 3002. De materialen van deze omschrijving mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
3003 en 3004 |
Geneesmiddelen (andere dan de producten bedoeld bij de posten 3002, 3005 en 3006): |
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product. Materialen van post 3003 of 3004 mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging:
|
|
||||||||||||||||||
ex ex 3006 |
Farmaceutische afvallen, bedoeld bij aantekening 4 k) op dit hoofdstuk |
De oorsprong van het product in zijn oorspronkelijke staat zal behouden blijven |
|
||||||||||||||||||
ex ex Hoofdstuk 31 |
Meststoffen, met uitzondering van: |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het product |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
ex ex 3105 |
Minerale of chemische meststoffen die twee of drie van de vruchtbaarmakende elementen stikstof, fosfor en kalium bevatten; andere meststoffen; producten bedoeld bij dit hoofdstuk, in tabletten of in dergelijke vormen, dan wel in verpakkingen met een brutogewicht van niet meer dan 10 kg, met uitzondering van:
|
Vervaardiging:
|
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
ex ex Hoofdstuk 32 |
Looi- en verfextracten; looizuur (tannine) en derivaten daarvan; pigmenten en andere kleur- en verfstoffen; verf en vernis; mastiek; inkt, met uitzondering van: |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het product |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
ex ex 3201 |
Tannine (looizuur), alsmede zouten, ethers, esters en andere derivaten daarvan |
Vervaardiging uit looiextracten van plantaardige oorsprong |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
3205 |
Verflakken; preparaten bedoeld bij aantekening 3 op dit hoofdstuk (3), op basis van verflakken |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van de materialen van de posten 3203, 3204 en 3205. Materialen van post 3205 mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het product |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
ex ex Hoofdstuk 33 |
Etherische oliën en harsaroma’s; parfumerieën, toiletartikelen en cosmetische producten, met uitzondering van: |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het product |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
3301 |
Etherische oliën (ook indien daaruit terpenen zijn afgesplitst), vast of vloeibaar; harsaroma’s; door extractie verkregen oleoharsen; geconcentreerde oplossingen van etherische oliën in vet, in vette oliën, in was of in dergelijke stoffen, verkregen door enfleurage of door maceratie; terpeenhoudende bijproducten, afgesplitst uit etherische oliën; gedistilleerd aromatisch water en waterige oplossingen van etherische oliën |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met inbegrip van materialen van een andere „groep” (4). Materialen van dezelfde „groep” als het product mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het product |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
ex ex Hoofdstuk 34 |
Zeep, organische tensioactieve producten; wasmiddelen, smeermiddelen, kunstwas, bereide was, poets- en onderhoudsmiddelen, kaarsen en dergelijke artikelen, modelleerpasta’s, tandtechnische waspreparaten en tandtechnische preparaten op basis van gebrand gips, met uitzondering van: |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het product |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
ex ex 3403 |
Smeermiddelen, minder dan 70 gewichtspercenten aardolie of olie uit bitumineuze mineralen bevattende |
Raffinagebewerkingen en/of een of meer specifieke behandelingen (1) of andere behandelingen waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het product worden ingedeeld. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
3404 |
Kunstwas en bereide was: |
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van:
Deze materialen mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het product |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
ex ex Hoofdstuk 35 |
Eiwitstoffen; gewijzigd zetmeel; lijm; enzymen, met uitzondering van: |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het product |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
3505 |
Dextrine en ander gewijzigd zetmeel (bij voorbeeld voorgegelatineerd of veresterd zetmeel); lijm op basis van zetmeel, van dextrine of van ander gewijzigd zetmeel: |
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met inbegrip van andere materialen van post 3505 |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van de materialen van post 1108 |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
ex ex 3507 |
Bereidingen van enzymen, elders genoemd noch elders onder begrepen |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
Hoofdstuk 36 |
Kruit en springstoffen; pyrotechnische artikelen; lucifers; vonkende legeringen; ontvlambare stoffen |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het product |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
ex ex Hoofdstuk 37 |
Producten voor fotografie en cinematografie, met uitzondering van: |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het product |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
3701 |
Fotografische platen en vlakfilm, lichtgevoelig, onbelicht, van andere stoffen dan papier, karton of textiel; vlakfilm voor „direct-klaar”-fotografie, lichtgevoelig, onbelicht, ook indien in cassette: |
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van post 3701 of 3702. Materialen van post 3702 mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 30 % van de prijs af fabriek van het product |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van post 3701 of 3702. Materialen van de posten 3701 en 3702 mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het product |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
3702 |
Fotografische film, lichtgevoelig, onbelicht, op rollen, van andere stoffen dan papier, karton of textiel; film voor „direct-klaar”-fotografie, op rollen, lichtgevoelig, onbelicht |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van post 3701 of 3702 |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
3704 |
Fotografische platen, film, papier, karton en textiel, belicht doch niet ontwikkeld |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van de posten 3701 tot en met 3704 |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
ex ex Hoofdstuk 38 |
Diverse producten van de chemische industrie, met uitzondering van: |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het product |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
ex ex 3801 |
|
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen van post 3403 niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het product |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
ex ex 3803 |
Geraffineerde tallolie |
Raffineren van ruwe tallolie |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
ex ex 3805 |
Sulfaatterpentijnolie, gezuiverd |
Zuivering, inhoudende het distilleren of het raffineren van ruwe sulfaatterpentijnolie |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
ex ex 3806 |
Gomesters |
Vervaardiging uit harszuren |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
ex ex 3807 |
Houtteerpek |
Distillatie van houtteer |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
3808 |
Insectendodende middelen, rattenbestrijdingsmiddelen, schimmelwerende middelen, onkruidbestrijdingsmiddelen, middelen om het kiemen tegen te gaan, middelen om de plantengroei te regelen, desinfecteermiddelen en dergelijke producten, opgemaakt in vormen of verpakkingen voor de verkoop in het klein, dan wel voorkomend als bereidingen of in de vorm van artikelen zoals zwavelbanden, zwavellonten, zwavelkaarsen en vliegenvangers |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
3809 |
Appreteermiddelen, middelen voor het versnellen van het verfproces of van het fixeren van kleurstoffen, alsmede andere producten en preparaten (bijvoorbeeld preparaten voor het beitsen), van de soort gebruikt in de textielindustrie, de papierindustrie, de lederindustrie of dergelijke industrieën, elders genoemd noch elders onder begrepen |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
3810 |
Preparaten voor het beitsen van metalen; vloeimiddelen en andere hulpmiddelen voor het solderen en het lassen van metalen; soldeer- en laspoeder en soldeer- en laspasta's, samengesteld uit metaal en andere stoffen; preparaten van de soort gebruikt voor het bekleden of het vullen van elektroden en van soldeer- en lasstaafjes |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
3811 |
Dopes (antiklopmiddelen, oxidatievertragers, peptisatiemiddelen, middelen ter verbetering van de viscositeit, corrosievertragers en dergelijke preparaten), voor minerale olie (benzine daaronder begrepen) of voor andere vloeistoffen die voor dezelfde doeleinden worden gebruikt als minerale olie: |
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen van post 3811 niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
3812 |
Bereide rubbervulcanisatieversnellers; weekmakers van gemengde samenstelling voor rubber of voor kunststof, elders genoemd noch elders onder begrepen; bereide antioxidanten en andere stabilisatiemiddelen van gemengde samenstelling, voor rubber of voor kunststof |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
3813 |
Preparaten en ladingen, voor brandblusapparaten; brandblusbommen |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
3814 |
Organische oplosmiddelen en verdunners, van gemengde samenstelling, elders genoemd noch elders onder begrepen; preparaten voor het verwijderen van verf en vernis |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
3818 |
Chemische elementen, gedoopt met het oog op hun gebruik voor elektronische doeleinden, in de vorm van schijven, plaatjes of dergelijke vormen; chemische verbindingen, gedoopt met het oog op hun gebruikt voor elektronische doeleinden |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
3819 |
Remvloeistoffen en andere vloeibare preparaten voor hydraulische krachtoverbrenging, die geen of minder dan 70 gewichtspercenten aardolie of olie uit bitumineuze mineralen bevatten |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
3820 |
Anti-vriespreparaten en vloeibare ontdooiingspreparaten |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
3822 |
Reageermiddelen voor diagnose of voor laboratoriumgebruik, op een drager, alsmede bereide reageermiddelen voor diagnose of voor laboratoriumgebruik, al dan niet op een drager, andere dan die bedoeld bij post 3002 of 3006; gecertificeerde referentiematerialen |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
3823 |
Industriële eenwaardige vetzuren; bij raffinage verkregen acid-oils; industriële vetalcoholen |
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met inbegrip van andere materialen van post 3823 |
|
||||||||||||||||||
3824 |
Bereide bindmiddelen voor gietvormen of voor gietkernen; chemische producten en preparaten van de chemische of van aanverwante industrieën (mengsels van natuurlijke producten daaronder begrepen), elders genoemd noch elders onder begrepen: |
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het product |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
|
|
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
3901 t/m 3915 |
Kunststof in primaire vormen, resten en afval van kunststof, met uitzondering van de producten van de posten ex ex 3907 en 3912 waarvoor de regels hierna worden uiteengezet: |
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging waarbij:
|
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 25 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen van hoofdstuk 39 niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het product (5) |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 25 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
ex ex 3907 |
|
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het product (5) |
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen van hoofdstuk 39 niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het product en/of vervaardiging uit tetrabroompolycarbonaat (bisfenol A) |
|
||||||||||||||||||
3912 |
Cellulose en chemische derivaten daarvan, elders genoemd noch elders onder begrepen, in primaire vormen |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle materialen van dezelfde post als het product niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
3916 t/m 3921 |
Halffabrikaten en artikelen van kunststof, met uitzondering van de producten van de posten ex ex 3916, ex ex 3917, ex ex 3920 en ex ex 3921, waarvoor de regels hierna zijn uiteengezet: |
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen van hoofdstuk 39 niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 25 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
|
|
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging waarbij:
|
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 25 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen van hoofdstuk 39 niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het product (5) |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 25 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
ex ex 3916 en 3917 |
Profielen en buizen |
Vervaardiging waarbij:
|
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 25 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
ex ex 3920 |
|
Vervaardiging uit een thermoplastisch partieel zout, een copolymeer van ethyleen en metacrylzuur, gedeeltelijk geneutraliseerd met metaalionen, voornamelijk zink en natrium |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 25 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging waarbij de waarde van de materialen van dezelfde post als het product niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
ex ex 3921 |
Kunststoffolie, gemetalliseerd |
Vervaardiging uit zeer transparant polyesterfolie met een dikte van minder dan 23 micron (6) |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 25 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||||||||||||||
3922 t/m 3926 |
Artikelen van kunststof |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
ex ex Hoofdstuk 40 |
Rubber en werken daarvan, met uitzondering van: |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
|
||||||||||||||||||
ex ex 4001 |
Gelamineerde platen van crêperubber voor zolen |
Lamineren van vellen natuurlijke crêperubber |
|
||||||||||||||||||
4005 |
Bereide rubber, niet gevulcaniseerd, in primaire vormen of in platen, vellen of strippen |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen, met uitzondering van natuurlijke rubber, niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
4012 |
Gebruikte of van een nieuw loopvlak voorziene luchtbanden van rubber; massieve of halfmassieve banden, loopvlakken voor banden en velglinten, van rubber: |
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Van een nieuw loopvlak voorzien van gebruikte banden |
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van de posten 4011 en 4012 |
|
||||||||||||||||||
ex ex 4017 |
Werken van geharde rubber |
Vervaardiging uit geharde rubber |
|
||||||||||||||||||
ex ex Hoofdstuk 41 |
Huiden en vellen (andere dan pelterijen), alsmede leder, met uitzondering van: |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
|
||||||||||||||||||
ex ex 4102 |
Onthaarde huiden en vellen van schapen |
Schapenhuiden en -vellen ontdoen van hun wol |
|
||||||||||||||||||
4104 t/m 4106 |
Gelooide onthaarde huiden en vellen en niet afgewerkt leder („crust”), alsmede gelooide huiden en vellen en niet afgewerkt leder („crust”) van niet-behaarde dieren, ook indien gesplit, maar niet verder bewerkt |
Herlooien van voorgelooid leder of Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
|
||||||||||||||||||
4107, 4112 en 4113 |
Leder dat na het looien of het drogen verder is bewerkt, alsmede tot perkament verwerkte huiden en vellen, en leder dat na het looien of het drogen verder is bewerkt, alsmede tot perkament verwerkte huiden en vellen, van niet-behaarde dieren, ook indien gesplit, andere dan de producten bedoeld bij post 4114 |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van de posten 4104 tot en met 4113 |
|
||||||||||||||||||
ex ex 4114 |
Lakleder, gelamineerd lakleder daaronder begrepen; gemetalliseerd leder |
Vervaardiging uit leder van de posten 4104 tot en met 4106, 4107, 4112 of 4113 op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
Hoofdstuk 42 |
Lederwaren; zadel- en tuigmakerswerk; reisartikelen, handtassen en dergelijke bergingsmiddelen; werken van darmen |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
|
||||||||||||||||||
ex ex Hoofdstuk 43 |
Pelterijen en bontwerk; namaakbont, met uitzondering van: |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
|
||||||||||||||||||
ex ex 4302 |
Pelterijen, gelooid of anderszins bereid, samengevoegd: |
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Bleken of verven, naast snijden en samenvoegen van niet-samengevoegde, gelooide of anderszins bereide pelterijen |
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit niet-samengevoegde, gelooide of anderszins bereide pelterijen |
|
||||||||||||||||||
4303 |
Kleding, kledingtoebehoren en andere artikelen, van bont |
Vervaardiging uit niet-samengevoegde, gelooide of anderszins bereide pelterijen van post 4302 |
|
||||||||||||||||||
ex ex Hoofdstuk 44 |
Hout, houtskool en houtwaren, met uitzondering van: |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
|
||||||||||||||||||
ex ex 4403 |
Hout, enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd |
Vervaardiging uit hout, onbewerkt, ook indien ontschorst of ruw behakt of ontdaan van het spint |
|
||||||||||||||||||
ex ex 4407 |
Hout, overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, geschaafd, geschuurd of met stuikverbinding, met een dikte van meer dan 6 mm |
Schaven, schuren of aaneenvoegen door middel van een stuikverbinding |
|
||||||||||||||||||
ex ex 4408 |
Fineerplaten (die verkregen door het snijden van gelaagd hout daaronder begrepen) en platen voor de vervaardiging van triplex- en multiplexhout, met een dikte van niet meer dan 6 mm, met verbinding aan de randen, alsmede ander hout, overlangs gezaagd dan wel gesneden of geschild, met een dikte van niet meer dan 6 mm, geschaafd, geschuurd of met stuikverbinding |
Aaneenvoegen door verbinding aan de randen, schaven, schuren of aaneenvoegen door middel van een stuikverbinding |
|
||||||||||||||||||
ex ex 4409 |
Hout waarvan ten minste één zijde of uitende is geprofileerd, ook indien geschaafd, geschuurd of met stuikverbinding: |
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Schuren of aaneenvoegen door middel van een stuikverbinding |
|
||||||||||||||||||
|
|
In profiel frezen of vormen |
|
||||||||||||||||||
ex ex 4410 t/m ex ex 4413 |
Staaflijst van hout, voor meubelen, voor lijsten, voor binnenhuisversiering, voor het wegwerken van elektrische leidingen (groeflatjes en afdekprofielen) en voor dergelijke doeleinden |
In profiel frezen of vormen |
|
||||||||||||||||||
ex ex 4415 |
Pakkisten, kratten, trommels en dergelijke verpakkingsmiddelen, van hout |
Vervaardiging uit niet op maat gezaagde planken |
|
||||||||||||||||||
ex ex 4416 |
Vaten, kuipen, tobben en ander kuiperswerk, alsmede delen daarvan, van hout |
Vervaardiging uit duighout, ook indien gezaagd op beide hoofdvlakken, doch niet verder bewerkt |
|
||||||||||||||||||
ex ex 4418 |
|
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product. Panelen met cellenstructuur en dakspanen („shingles” en „shakes”) mogen evenwel worden gebruikt |
|
||||||||||||||||||
|
|
In profiel frezen of vormen |
|
||||||||||||||||||
ex ex 4421 |
Hout geschikt gemaakt voor de vervaardiging van lucifers; houten schoenpinnen |
Vervaardiging uit hout van om het even welke post, met uitzondering van houtdraad van post 4409 |
|
||||||||||||||||||
ex ex Hoofdstuk 45 |
Kurk en kurkwaren, met uitzondering van: |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
|
||||||||||||||||||
4503 |
Werken van natuurkurk |
Vervaardiging uit natuurkurk van post 4501 |
|
||||||||||||||||||
Hoofdstuk 46 |
Vlechtwerk en mandenmakerswerk |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
|
||||||||||||||||||
Hoofdstuk 47 |
Houtpulp en pulp van andere cellulosehoudende vezelstoffen; papier en karton voor het terugwinnen (resten en afval) |
Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het product worden ingedeeld |
|
||||||||||||||||||
ex ex Hoofdstuk 48 |
Papier en karton; cellulose-, papier- en kartonwaren, met uitzondering van: |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
|
||||||||||||||||||
ex ex 4811 |
Papier en karton, enkel gelijnd, gelinieerd of geruit |
Vervaardiging uit materialen voor het vervaardigen van papier van hoofdstuk 47 |
|
||||||||||||||||||
4816 |
Carbonpapier, zelfkopiërend papier en ander papier voor het maken van doorslagen en overdrukken (ander dan dat van post 4809), complete stencils en offsetplaten, van papier, ook indien verpakt in dozen |
Vervaardiging uit materialen voor het vervaardigen van papier van hoofdstuk 47 |
|
||||||||||||||||||
4817 |
Enveloppen, postbladen, briefkaarten (andere dan prentbriefkaarten) en correspondentiekaarten, van papier of van karton; assortimenten van papierwaren voor correspondentie in dozen, in omslagen en in dergelijke verpakkingen, van papier of van karton |
Vervaardiging:
|
|
||||||||||||||||||
ex ex 4818 |
Closetpapier |
Vervaardiging uit materialen voor het vervaardigen van papier van hoofdstuk 47 |
|
||||||||||||||||||
ex ex 4819 |
Dozen, zakken, hoezen en andere verpakkingsmiddelen van papier, van karton, van cellulosewatten of van vliezen van cellulosevezels |
Vervaardiging:
|
|
||||||||||||||||||
ex ex 4820 |
Blocnotes |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
ex ex 4823 |
Ander papier en karton, alsmede andere cellulosewatten en vliezen van cellulosevezels, op maat gesneden |
Vervaardiging uit materialen voor het vervaardigen van papier van hoofdstuk 47 |
|
||||||||||||||||||
ex ex Hoofdstuk 49 |
Artikelen van de uitgeverij, van de pers of van een andere grafische industrie; geschreven of getypte teksten en plannen, met uitzondering van: |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
|
||||||||||||||||||
4909 |
Prentbriefkaarten en andere gedrukte briefkaarten; gedrukte kaarten met persoonlijke wensen of mededelingen, ook indien geïllustreerd of met garneringen, al dan niet met enveloppe |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van de posten 4909 en 4911 |
|
||||||||||||||||||
4910 |
Kalenders van alle soorten, gedrukt, kalenderblokken daaronder begrepen: |
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging:
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van de posten 4909 en 4911 |
|
||||||||||||||||||
ex ex Hoofdstuk 50 |
Zijde, met uitzondering van: |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
|
||||||||||||||||||
ex ex 5003 |
Afval van zijde (cocons ongeschikt om te worden afgehaspeld, afval van garen en rafelingen daaronder begrepen), gekaard of gekamd |
Kaarden of kammen van afval van zijde |
|
||||||||||||||||||
5004 t/m ex ex 5006 |
Garens van zijde en garens van afval van zijde |
Vervaardiging uit (7):
|
|
||||||||||||||||||
5007 |
Weefsels van zijde of van afval van zijde: |
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit eendraadsgaren (7) |
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit (7):
of |
|
||||||||||||||||||
|
|
bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), op voorwaarde dat de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet meer bedraagt dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
ex ex Hoofdstuk 51 |
Wol, fijn haar en grof haar; garens en weefsels van paardenhaar (crin), met uitzondering van: |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
|
||||||||||||||||||
5106 t/m 5110 |
Garens van wol, van fijn haar of grof haar, of van paardenhaar (crin) |
Vervaardiging uit (7):
|
|
||||||||||||||||||
5111 t/m 5113 |
Weefsels van wol, van fijn haar of grof haar, of van paardenhaar (crin): |
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit eendraadsgaren (7) |
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit (7):
of |
|
||||||||||||||||||
|
|
bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), op voorwaarde dat de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet meer bedraagt dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
ex ex Hoofdstuk 52 |
Katoen, met uitzondering van: |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
|
||||||||||||||||||
5204 t/m 5207 |
Garens van katoen |
Vervaardiging uit (7):
|
|
||||||||||||||||||
5208 t/m 5212 |
Weefsels van katoen: |
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit eendraadsgaren (7) Vervaardiging uit (7): |
|
||||||||||||||||||
|
|
of |
|
||||||||||||||||||
|
|
bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), op voorwaarde dat de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet meer bedraagt dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
ex ex Hoofdstuk 53 |
Andere plantaardige textielvezels; papiergarens en weefsels daarvan, met uitzondering van: |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
|
||||||||||||||||||
5306 t/m 5308 |
Garens van andere plantaardige textielvezels; papiergarens |
Vervaardiging uit (7):
|
|
||||||||||||||||||
5309 t/m 5311 |
Weefsels van andere plantaardige textielvezels; weefsels van papiergarens: |
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit eendraadsgaren (7) |
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit (7):
of |
|
||||||||||||||||||
|
|
bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), op voorwaarde dat de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet meer bedraagt dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
5401 t/m 5406 |
Garens, monofilamenten en draad van synthetische of kunstmatige filamenten |
Vervaardiging uit (7):
|
|
||||||||||||||||||
5407 t/m 5408 |
Weefsels van synthetische of kunstmatige filamentgarens: |
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit eendraadsgaren (7) |
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit (7):
of |
|
||||||||||||||||||
|
|
bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), op voorwaarde dat de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet meer bedraagt dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
5501 t/m 5507 |
Synthetische of kunstmatige stapelvezels |
Vervaardiging uit chemische materialen of textielmassa |
|
||||||||||||||||||
5508 t/m 5511 |
Garens en naaigarens |
Vervaardiging uit (7):
|
|
||||||||||||||||||
5512 t/m 5516 |
Weefsels van synthetische of kunstmatige stapelvezels: |
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit eendraadsgaren (7) |
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit (7):
of |
|
||||||||||||||||||
|
|
bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), op voorwaarde dat de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet meer bedraagt dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
ex ex Hoofdstuk 56 |
Watten, vilt en gebonden textielvlies; speciale garens; bindgaren, touw en kabel, alsmede werken daarvan; met uitzondering van: |
Vervaardiging uit (7):
|
|
||||||||||||||||||
5602 |
Vilt, ook indien geïmpregneerd, bekleed, bedekt of met inlagen: |
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit (7):
waarvan de titer in alle gevallen van één enkel filament of vezel minder dan 9 decitex bedraagt, mogen worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit (7):
|
|
||||||||||||||||||
5604 |
Draad en koord van rubber, omwoeld of omvlochten met textiel; textielgarens, alsmede strippen en artikelen van dergelijke vorm bedoeld bij post 5404 of 5405, geïmpregneerd, bekleed, bedekt of ommanteld met rubber of kunststof: |
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit niet-omwoeld of -omvlochten draad en koord, van rubber |
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit (7):
|
|
||||||||||||||||||
5605 |
Metaalgarens, ook indien omwoeld, bestaande uit textielgarens of uit strippen en artikelen van dergelijke vorm bedoeld bij post 5404 of 5405, verbonden met metaaldraad, -strippen of -poeder, dan wel bedekt met metaal |
Vervaardiging uit (7):
|
|
||||||||||||||||||
5606 |
Omwoeld garen, alsmede strippen en artikelen van dergelijke vorm bedoeld bij post 5404 of 5405, omwoeld, andere dan die bedoeld bij post 5605 en andere dan omwoeld paardenhaar (crin); chenillegaren; kettingsteekgaren (zogenaamd chainettegaren) |
Vervaardiging uit (7):
|
|
||||||||||||||||||
Hoofdstuk 57 |
Tapijten: |
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit (7):
echter:
waarvan de titer in alle gevallen van één enkel filament of vezel minder dan 9 decitex bedraagt, mogen worden gebruikt, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het product Juteweefsel mag als rug worden gebruikt |
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit (7):
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit (7):
Juteweefsel mag als rug worden gebruikt |
|
||||||||||||||||||
ex ex Hoofdstuk 58 |
Speciale weefsels: getufte textielstoffen; kant; tapisserieën; passementwerk; borduurwerk, met uitzondering van: |
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit eendraadsgaren (7) |
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit (7):
of |
|
||||||||||||||||||
|
|
bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), op voorwaarde dat de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet meer bedraagt dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
5805 |
Tapisserieën, met de hand geweven (zoals gobelins, Vlaamse tapisserieën, beauvais en dergelijke) of met de naald vervaardigd (bijvoorbeeld halve kruissteek, kruissteek), ook indien geconfectioneerd |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
|
||||||||||||||||||
5810 |
Borduurwerk, aan het stuk, in banden of in de vorm van motieven |
Vervaardiging:
|
|
||||||||||||||||||
5901 |
Weefsels bedekt met lijm of met zetmeelachtige stoffen, van de soort gebruikt voor het boekbinden, voor het kartonneren, voor foedraalwerk of voor dergelijk gebruik; calqueerlinnen en tekenlinnen; schilderdoek; stijflinnen (buckram) en dergelijke weefsels voor steunvormen van hoeden |
Vervaardiging uit garen |
|
||||||||||||||||||
5902 |
Bandenkoordweefsel („tyre cord fabric”) van garens met een hoge sterktegraad, van nylon of van andere polyamiden, van polyesters of van viscoserayon: |
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit garen |
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit chemische materialen of textielmassa |
|
||||||||||||||||||
5903 |
Weefsels, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met, dan wel met inlagen van kunststof, andere dan die bedoeld bij post 5902 |
Vervaardiging uit garen of bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanent finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), op voorwaarde dat de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet meer bedraagt dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het product |
|
||||||||||||||||||
5904 |
Linoleum, ook indien in bepaalde vorm gesneden; vloerbedekking, bestaande uit een deklaag of een bekleding op een drager van textiel, ook indien in bepaalde vorm gesneden |
Vervaardiging uit garen (7) |
|
||||||||||||||||||
5905 |
Wandbekleding van textielstof: |
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Vervaardiging uit garen |
|
||||||||||||||||||
|