ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 152

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

49e jaargang
7 juni 2006


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

 

Verordening (EG) nr. 834/2006 van de Commissie van 6 juni 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 835/2006 van de Commissie van 6 juni 2006 met betrekking tot de opening van een permanente openbare inschrijving voor verkoop op de markt van de Gemeenschap van zachte tarwe die in het bezit is van het Poolse interventiebureau

3

 

*

Verordening (EG) nr. 836/2006 van de Commissie van 6 juni 2006 met betrekking tot de opening van een permanente openbare inschrijving voor verkoop op de markt van de Gemeenschap van zachte tarwe die in het bezit is van het Duitse interventiebureau

6

 

*

Verordening (EG) nr. 837/2006 van de Commissie van 6 juni 2006 tot vaststelling van een verbod op de visserij op zwarte heilbot in de ICES-deelgebieden IIa (EG-wateren), IV, VI (EG-wateren en internationale wateren) door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren

9

 

*

Richtlijn 2006/51/EG van de Commissie van 6 juni 2006 tot wijziging, met het oog op aanpassing aan de technische vooruitgang, van bijlage I bij Richtlijn 2005/55/EG van het Europees Parlement en de Raad en van de bijlagen IV en V bij Richtlijn 2005/78/EG betreffende voorschriften voor het emissiebeperkingscontrolesysteem voor gebruik in voertuigen en vrijstellingen voor gasmotoren ( 1 )

11

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Commissie

 

*

Beschikking van de Commissie van 30 mei 2006 inzake een financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de programma's van de lidstaten voor 2006 met betrekking tot de controle, inspectie en bewaking van visserijactiviteiten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 2062)

22

 

*

Beschikking van de Commissie van 31 mei 2006 betreffende de aanwijzing van het communautair referentielaboratorium voor mond- en klauwzeer (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 2069)  ( 1 )

31

 

*

Beschikking van de Commissie van 31 mei 2006 tot wijziging van het aanhangsel bij bijlage XIV bij de Toetredingsakte van 2003 wat bepaalde inrichtingen in de vlees- en vissector in Slowakije betreft (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 2073)  ( 1 )

32

 

*

Beschikking van de Commissie van 1 juni 2006 tot wijziging van Beschikking 92/452/EEG voor wat betreft bepaalde embryoteams en embryoproductieteams in de Verenigde Staten van Amerika (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 2097)  ( 1 )

34

 

*

Beschikking van de Commissie van 2 juni 2006 tot wijziging van Beschikking 2005/710/EG wat betreft bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee in Roemenië (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 2137)  ( 1 )

36

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

7.6.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 152/1


VERORDENING (EG) Nr. 834/2006 VAN DE COMMISSIE

van 6 juni 2006

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 7 juni 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 juni 2006.

Voor de Commissie

J. L. DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 6 juni 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

51,0

204

42,5

999

46,8

0707 00 05

052

79,7

999

79,7

0709 90 70

052

89,9

999

89,9

0805 50 10

388

59,0

508

56,7

528

41,1

999

52,3

0808 10 80

388

86,1

400

113,6

404

107,1

508

80,4

512

86,2

528

94,1

720

83,5

804

103,3

999

94,3

0809 10 00

052

194,4

999

194,4

0809 20 95

068

115,5

999

115,5


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


7.6.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 152/3


VERORDENING (EG) Nr. 835/2006 VAN DE COMMISSIE

van 6 juni 2006

met betrekking tot de opening van een permanente openbare inschrijving voor verkoop op de markt van de Gemeenschap van zachte tarwe die in het bezit is van het Poolse interventiebureau

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EEG) nr. 2131/93 van de Commissie van 28 juli 1993 tot vaststelling van de procedures en de voorwaarden voor de verkoop van graan door de interventiebureaus (2) is met name bepaald dat de verkoop van graan dat in het bezit is van het interventiebureau, bij inschrijving te koop wordt aangeboden tegen prijzen waarmee verstoring van de markt kan worden voorkomen.

(2)

Polen beschikt over interventievoorraden zachte tarwe.

(3)

Gezien de marktomstandigheden, en met name de onder druk staande prijzen, is het daarom dienstig de voorraden zachte tarwe die het Poolse interventiebureau in zijn bezit heeft, op de graanmarkt van de Gemeenschap te brengen.

(4)

In verband met de situatie op de markt van de Gemeenschap moet de openbare inschrijving door de Commissie worden beheerd. Bovendien moet voor biedingen op het niveau van de minimumverkoopprijs een toewijzingscoëfficiënt worden vastgesteld.

(5)

Het is belangrijk dat in de mededeling van het Poolse interventiebureau aan de Commissie de anonimiteit van de inschrijvers wordt bewaard.

(6)

Met het oog op de modernisering van het beheer dient te worden bepaald dat de door de Commissie gevraagde gegevens elektronisch moeten worden verstrekt.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het Poolse interventiebureau gaat, via een permanente openbare inschrijving, over tot de verkoop op de markt van de Gemeenschap van 150 000 t zachte tarwe uit de eigen voorraden.

Artikel 2

Verordening (EEG) nr. 2131/93 is van toepassing op de in artikel 1 bedoelde verkoop.

In afwijking evenwel van die verordening:

a)

hebben de biedingen betrekking op de reële kwaliteit van de desbetreffende partij;

b)

wordt de minimumverkoopprijs vastgesteld op een zodanig niveau dat de graanmarkt niet wordt verstoord; in geen geval mag de minimumverkoopprijs lager liggen dan de interventieprijs die geldt voor de betrokken maand, maandelijkse toeslagen inbegrepen.

Artikel 3

In afwijking van artikel 13, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 2131/93 wordt de zekerheid voor de biedingen vastgesteld op 10 EUR per ton.

Artikel 4

1.   De termijn voor het indienen van biedingen voor de eerste deelinschrijving verstrijkt op 7 juni 2006 om 15.00 uur (plaatselijke tijd Brussel).

De termijn voor het indienen van biedingen voor volgende deelinschrijvingen elke woensdag om 15.00 uur (plaatselijke tijd Brussel).

De termijn voor het indienen van biedingen voor de laatste deelinschrijving verstrijkt op 28 juni 2006 om 15.00 uur (plaatselijke tijd Brussel).

2.   De biedingen moeten worden ingediend bij het onderstaande Poolse interventiebureau

Agencja Rynku Rolnego

Biuro Produktów Roślinnych

Dzial Zbóż

Ul. Nowy Świat 6/12

PL-00-400 Warszawa

Tel. (48) 22 661 78 10

Fax: (48) 22 661 78 26

Artikel 5

Het Poolse interventiebureau stelt de Commissie uiterlijk twee uur na het verstrijken van de termijn voor het indienen van de biedingen in kennis van de ontvangen inschrijvingen. Deze gegevens worden elektronisch meegedeeld aan de hand van het in de bijlage opgenomen formulier.

Artikel 6

Overeenkomstig de in artikel 25, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde procedure stelt de Commissie de minimumverkoopprijs vast of besluit zij aan de ontvangen biedingen geen gevolg te geven. Indien biedingen betrekking hebben op dezelfde partij en op een totale hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid, kan voor elke partij afzonderlijk een minimumverkoopprijs worden vastgesteld.

Voor biedingen op het niveau van de minimumverkoopprijs kan tegelijk ook een coëfficiënt voor de toewijzing van de aangeboden hoeveelheden worden vastgesteld.

Artikel 7

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 juni 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 191 van 31.7.1993, blz. 76. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 749/2005 (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 10).


BIJLAGE

Permanente openbare inschrijving voor de verkoop van 150 000 t zachte tarwe die in bezit is van het Poolse interventiebureau

Formulier (1)

(Verordening (EG) nr. 835/2006)

1

2

3

4

Volgnummer van de inschrijvers

Nummer van de partij

Hoeveelheid

(t)

In de bieding opgenomen prijs

(EUR/t)

1

 

 

 

2

 

 

 

3

 

 

 

etc.

 

 

 


(1)  Te verzenden naar het directoraat-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling (D.2).


7.6.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 152/6


VERORDENING (EG) Nr. 836/2006 VAN DE COMMISSIE

van 6 juni 2006

met betrekking tot de opening van een permanente openbare inschrijving voor verkoop op de markt van de Gemeenschap van zachte tarwe die in het bezit is van het Duitse interventiebureau

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EEG) nr. 2131/93 van de Commissie van 28 juli 1993 tot vaststelling van de procedures en de voorwaarden voor de verkoop van graan door de interventiebureaus (2) is met name bepaald dat de verkoop van graan dat in het bezit is van het interventiebureau, bij inschrijving te koop wordt aangeboden tegen prijzen waarmee verstoring van de markt kan worden voorkomen.

(2)

Duitsland beschikt over interventievoorraden zachte tarwe.

(3)

Gezien de marktomstandigheden, en met name de onder druk staande prijzen, is het dienstig de voorraden zachte tarwe die het Duitse interventiebureau in zijn bezit heeft, op de graanmarkt van de Gemeenschap te brengen.

(4)

In verband met de situatie op de markt van de Gemeenschap moet de openbare inschrijving door de Commissie worden beheerd. Bovendien moet voor biedingen op het niveau van de minimumverkoopprijs een toewijzingscoëfficiënt worden vastgesteld.

(5)

Het is belangrijk dat in de mededeling van het Duitse interventiebureau aan de Commissie de anonimiteit van de inschrijvers wordt bewaard.

(6)

Met het oog op de modernisering van het beheer dient te worden bepaald dat de door de Commissie gevraagde gegevens elektronisch moeten worden verstrekt.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het Duitse interventiebureau gaat, via een permanente openbare inschrijving, over tot de verkoop op de markt van de Gemeenschap van 100 000 ton zachte tarwe uit de eigen voorraden.

Artikel 2

Verordening (EEG) nr. 2131/93 is van toepassing op de in artikel 1 bedoelde verkoop.

In afwijking evenwel van die verordening:

a)

hebben de biedingen betrekking op de reële kwaliteit van de desbetreffende partij;

b)

wordt de minimumverkoopprijs vastgesteld op een zodanig niveau dat de graanmarkt niet wordt verstoord; in geen geval mag de minimumverkoopprijs lager liggen dan de interventieprijs die geldt voor de betrokken maand, maandelijkse toeslagen inbegrepen.

Artikel 3

In afwijking van artikel 13, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 2131/93 wordt de zekerheid voor de biedingen vastgesteld op 10 EUR per ton.

Artikel 4

1.   De termijn voor het indienen van biedingen voor de eerste deelinschrijving verstrijkt op 7 juni 2006 om 15.00 uur (plaatselijke tijd Brussel).

De termijn voor het indienen van biedingen voor volgende deelinschrijvingen verstrijkt elke woensdag om 15.00 uur (plaatselijke tijd Brussel).

De termijn voor het indienen van biedingen voor de laatste deelinschrijving verstrijkt op 28 juni 2006 om 15.00 uur (plaatselijke tijd Brussel).

2.   De biedingen moeten worden ingediend bij het onderstaande Duitse interventiebureau.

Bundesanstalt für Landwirtschaft und Ernährung (BLE)

Deichmannsaue 29

D-53179 Bonn

Fax 1: (49-228) 68 45-3985

Fax 2: (49-228) 68 45-3276

Artikel 5

Het Duitse interventiebureau stelt de Commissie uiterlijk twee uur na het verstrijken van de termijn voor het indienen van de biedingen in kennis van de ontvangen inschrijvingen. Deze gegevens worden elektronisch meegedeeld aan de hand van het in de bijlage opgenomen formulier.

Artikel 6

Overeenkomstig de in artikel 25, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde procedure stelt de Commissie de minimumverkoopprijs vast of besluit zij aan de ontvangen biedingen geen gevolg te geven. Indien biedingen betrekking hebben op dezelfde partij en op een totale hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid, kan voor elke partij afzonderlijk een minimumverkoopprijs worden vastgesteld.

Voor biedingen op het niveau van de minimumverkoopprijs kan tegelijk ook een coëfficiënt voor de toewijzing van de aangeboden hoeveelheden worden vastgesteld.

Artikel 7

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 juni 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 191 van 31.7.1993, blz. 76. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 749/2005 (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 10).


BIJLAGE

Permanente openbare inschrijving voor de verkoop van 100 000 t zachte tarwe die in bezit is van het Duitse interventiebureau

Formulier (1)

(Verordening (EG) nr. 836/2006)

1

2

3

4

Volgnummer van de inschrijvers

Nummer van de partij

Hoeveelheid

(t)

In de bieding opgenomen prijs

(EUR/t)

1

 

 

 

2

 

 

 

3

 

 

 

etc.

 

 

 


(1)  Te verzenden naar DG AGRI (D2).


7.6.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 152/9


VERORDENING (EG) Nr. 837/2006 VAN DE COMMISSIE

van 6 juni 2006

tot vaststelling van een verbod op de visserij op zwarte heilbot in de ICES-deelgebieden IIa (EG-wateren), IV, VI (EG-wateren en internationale wateren) door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 26, lid 4,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (2), en met name op artikel 21, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 51/2006 van de Raad van 22 december 2005 tot vaststelling, voor 2006, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (3) zijn de quota voor 2006 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2006 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Derhalve moet het worden verboden op dit bestand te vissen en vis uit dit bestand aan boord te houden, over te laden en aan te voeren.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2006 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbod

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, over te laden of aan te voeren.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 juni 2006.

Voor de Commissie

Jörgen HOLMQUIST

Directeur-generaal Visserij en maritieme zaken


(1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(2)  PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 768/2005 (PB L 128 van 21.5.2005, blz. 1).

(3)  PB L 16 van 20.1.2006, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 742/2006 van de Commissie (PB L 130 van 18.5.2006, blz. 7).


BIJLAGE

Nr.

06

Lidstaat

SPANJE

Bestand

GLH/2A-C46

Soort

Zwarte heilbot (Reinhardtius hippoglossoides)

Zone

IIa (EG-wateren), IV, VI (EG-wateren en internationale wateren)

Datum

3 mei 2006


7.6.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 152/11


RICHTLIJN 2006/51/EG VAN DE COMMISSIE

van 6 juni 2006

tot wijziging, met het oog op aanpassing aan de technische vooruitgang, van bijlage I bij Richtlijn 2005/55/EG van het Europees Parlement en de Raad en van de bijlagen IV en V bij Richtlijn 2005/78/EG betreffende voorschriften voor het emissiebeperkingscontrolesysteem voor gebruik in voertuigen en vrijstellingen voor gasmotoren

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (1), en met name op artikel 13, lid 2, tweede streepje,

Gelet op Richtlijn 2005/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 september 2005 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot maatregelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleumgas lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking (2), en met name op artikel 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2005/55/EG is een van de bijzondere richtlijnen in het kader van de communautaire typegoedkeuringsprocedure van Richtlijn 70/156/EEG.

(2)

Bij Richtlijn 2005/78/EG van de Commissie van 14 november 2005 tot uitvoering van Richtlijn 2005/55/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot de maatregelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleumgas lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking, en tot wijziging van de bijlagen I, II, III, IV en VI daarbij, zijn wijzigings- en uitvoeringsmaatregelen vastgesteld met betrekking tot de duurzaamheid van emissiebeperkingssystemen, de overeenstemming tijdens het gebruik gedurende een bepaalde nuttige levensduur, en boorddiagnosesystemen (OBD) voor nieuwe zware voertuigen en motoren.

(3)

Gezien de technische vooruitgang is het zaak verbeterde voorschriften in te voeren met betrekking tot de controle van de bedrijfsomstandigheden, de storingen en de demonstratie van het emissiebeperkingscontrolesysteem op het ogenblik van de typegoedkeuring.

(4)

De werking van het emissiebeperkingscontrolesysteem mag niet door een manipulatiestrategie worden verminderd.

(5)

Gasmotoren gebruiken geen uitlaatgasrecirculatie of selectieve katalytische reductie om aan de huidige normen voor NOx-emissies te voldoen. Daarom moeten gasmotoren en voertuigen die op gas lopen, voorlopig worden vrijgesteld van de voorschriften die de goede werking van NOx-beperkende maatregelen waarborgen. Deze vrijstelling kan in toekomstige emissiestadia worden herroepen.

(6)

De toepassingsdatum van de punten 6.5.3, 6.5.4 en 6.5.5 van bijlage I bij Richtlijn 2005/55/EG moet worden aangepast in het geval van nieuwe typegoedkeuringen.

(7)

De Commissie is voornemens de OBD-grenswaarden te herzien om ze aan te passen aan de technische vooruitgang.

(8)

De Richtlijnen 2005/55/EG en 2005/78/EG moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 13, lid 1, van Richtlijn 70/156/EEG ingestelde Comité voor de aanpassing aan de technische vooruitgang,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 2005/55/EG wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze richtlijn.

Artikel 2

Bijlage IV bij Richtlijn 2005/78/EG wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze richtlijn.

Artikel 3

1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 8 november 2006 de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 9 november 2006. Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 4

Deze richtlijn treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 6 juni 2006.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vice-voorzitter


(1)  PB L 42 van 23.2.1970, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/28/EG van de Commissie (PB L 65 van 7.3.2006, blz. 27).

(2)  PB L 275 van 20.10.2005, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2005/78/EG van de Commissie (PB L 313 van 29.11.2005, blz. 1).


BIJLAGE I

WIJZIGINGEN VAN RICHTLIJN 2005/55/EG

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

1)

Punt 2.1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de definitie van „manipulatiestrategie” komt als volgt te luiden:

„„manipulatiestrategie” betekent:

een AECS die de doelmatigheid van de emissiebeperking bij de BECS vermindert in omstandigheden waarvan redelijkerwijs mag worden verwacht dat ze bij normaal voertuiggebruik optreden;

een BECS die een onderscheid maakt tussen de werking bij een genormaliseerde typegoedkeuringstest en in andere omstandigheden en die een lager niveau van emissiebeperking oplevert in omstandigheden die niet in wezen in de toepasselijke testprocedures voor typegoedkeuring zijn opgenomen; of

een OBD of een emissiebeperkingscontrolestrategie die een onderscheid maakt tussen de werking bij een genormaliseerde typegoedkeuringstest en in andere omstandigheden en die een lagere controlecapaciteit heeft (in termen van tijd en nauwkeurigheid) in omstandigheden die niet in wezen in de toepasselijke testprocedures voor typegoedkeuring zijn opgenomen;”;

b)

in de definitie van „permanente standaardinstelling” worden de woorden „permanente standaardinstelling” vervangen door het woord „emissiestandaardinstelling”.

c)

De volgende definitie wordt toegevoegd:

„„emissiebeperkingscontrolesysteem”: het systeem dat instaat voor de goede werking van de NOx-beperkende voorzieningen in het motorsysteem overeenkomstig de voorschriften van punt 6.5 van bijlage I.”.

2)

In punt 6.1.5.6, tweede streepje, worden de woorden „permanente standaardinstelling” vervangen door het woord „emissiestandaardinstelling”.

3)

Punt 6.5 komt als volgt te luiden:

„6.5.   Voorschriften om de juiste werking van NOx-beperkende voorzieningen te garanderen

6.5.1.   Algemeen

6.5.1.1.   Dit punt is van toepassing op motorsystemen met compressieontsteking, ongeacht de toegepaste technologie om aan de emissiegrenswaarden in de tabellen in punt 6.2.1 te voldoen.

6.5.1.2.   Toepassingsdata

De voorschriften van de punten 6.5.3, 6.5.4 en 6.5.5 gelden vanaf 9 november 2006 voor nieuwe typegoedkeuringen en vanaf 1 oktober 2007 voor alle registraties van nieuwe voertuigen.

6.5.1.3.   Alle onder dit punt vallende motorsystemen moeten zodanig zijn ontworpen, gebouwd en geïnstalleerd dat ze gedurende de nuttige levensduur van de motor aan deze voorschriften kunnen voldoen.

6.5.1.4.   In bijlage II geeft de fabrikant een volledige beschrijving van de functionele bedrijfseigenschappen van een onder dit punt vallend motorsysteem.

6.5.1.5.   Indien het motorsysteem een reagens nodig heeft, specificeert de fabrikant in zijn typegoedkeuringsaanvraag de eigenschappen van alle reagentia die door het uitlaatgasnabehandelingssysteem worden verbruikt, bijvoorbeeld type en concentraties, bedrijfstemperatuur, verwijzing naar internationale normen enz.

6.5.1.6.   Afhankelijk van de voorschriften van punt 6.1 moet elk onder dit punt vallend motorsysteem zijn emissiebeperkingsfunctie behouden in alle omstandigheden die op het grondgebied van de Gemeenschap geregeld voorkomen, met name bij lage omgevingstemperaturen.

6.5.1.7.   Met het oog op de typegoedkeuring moet de fabrikant tegenover de technische dienst aantonen dat de emissie van ammoniak door motorsystemen die een reagens nodig hebben, tijdens de toepasselijke emissietestcyclus het gemiddelde van 25 ppm niet overschrijdt.

6.5.1.8.   Bij motorsystemen die een reagens nodig hebben, moet elke afzonderlijk in een voertuig aangebrachte reagenstank voorzien zijn van een systeem om een monster van de daarin opgeslagen vloeistof te kunnen nemen. Het bemonsteringspunt moet gemakkelijk toegankelijk zijn zonder gebruik van speciale gereedschappen of voorzieningen.

6.5.2.   Onderhoudsvoorschriften

6.5.2.1.   Alle eigenaars van nieuwe zware bedrijfsvoertuigen of nieuwe zware motoren krijgen van de fabrikant direct of indirect schriftelijke instructies waarin staat dat wanneer het emissiebeperkingssysteem van het voertuig niet naar behoren functioneert, dit door de storingsindicator (MI) aan de bestuurder wordt gemeld en dat het prestatieniveau van de motor vervolgens vermindert.

6.5.2.2.   De instructies omvatten voorschriften voor het correcte gebruik en onderhoud van voertuigen, eventueel met inbegrip van het gebruik van verbruiksreagentia.

6.5.2.3.   De instructies zijn in duidelijke en niet-technische bewoordingen gesteld in de taal van het land waarin het nieuwe zware bedrijfsvoertuig of de nieuwe zware motor wordt verkocht of geregistreerd.

6.5.2.4.   In de instructies wordt vermeld of verbruiksreagentia tussen de normale onderhoudsintervallen door de gebruiker van het voertuig moeten worden bijgevuld en wordt een indicatie gegeven van het waarschijnlijke reagensverbruik voor het desbetreffende voertuigtype.

6.5.2.5.   In de instructies wordt vermeld dat het gebruik en het tijdig bijvullen van een vereist reagens met de juiste specificaties verplicht is om het voertuig te laten voldoen aan het certificaat van overeenstemming dat voor dat voertuig- of motortype is afgegeven.

6.5.2.6.   In de instructies wordt vermeld dat het gebruik van een voertuig dat geen reagens verbruikt dat nodig is om verontreinigende emissies te verminderen, mogelijk een strafbaar feit is en dat alle gunstige voorwaarden voor de aankoop of het gebruik van het voertuig die in het land van registratie of het land van gebruik zijn verkregen, ongeldig kunnen worden.

6.5.3.   NOx-beperking van het motorsysteem

6.5.3.1.   Een slechte werking van het motorsysteem op het gebied van NOx-emissiebeperking (bijvoorbeeld door een tekort aan de noodzakelijke reagentia, onjuiste stroom van de uitlaatgasrecirculatie of deactivering ervan), wordt vastgesteld door meting van het NOx-niveau door sensoren in de uitlaatgasstroom.

6.5.3.2.   Afwijkingen van meer dan 1,5 g/kWh boven de toepasselijke grenswaarde van tabel 1 in punt 6.2.1 van bijlage I worden door de storingsindicator aan de bestuurder gemeld, zoals bedoeld in punt 3.6.5 van bijlage IV bij Richtlijn 2005/78/EG.

6.5.3.3.   Bovendien moet een niet-wisbare foutcode waaruit de oorzaak van de overschrijding van de in punt 6.5.3.2 vermelde NOx-niveaus blijkt, minstens 400 dagen of 9 600 bedrijfsuren worden opgeslagen overeenkomstig punt 3.9.2 van bijlage IV bij Richtlijn 2005/78/EG.

De oorzaken van een te hoge NOx-waarde worden ten minste en in voorkomend geval geïdentificeerd bij een lege reagenstank, een onderbreking van de reagensdosering, een te lage reagenskwaliteit, een te laag reagensverbruik, een onjuiste stroom van de uitlaatgasrecirculatie of een deactivering van de uitlaatgasrecirculatie. In alle andere gevallen mag de fabrikant verwijzen naar een niet-wisbare foutcode „hoog NOx-niveau — oorzaak onbekend”.

6.5.3.4.   Indien het NOx-niveau de OBD-grenswaarden in de tabel in artikel 4, lid 3, overschrijdt, vermindert een koppelbegrenzer het prestatieniveau van de motor overeenkomstig de voorschriften van punt 6.5.5 op een voor de bestuurder van het voertuig duidelijk voelbare wijze. Wanneer de koppelbegrenzer in werking treedt, wordt de melding aan de bestuurder voortgezet overeenkomstig punt 6.5.3.2 en wordt een niet-wisbare foutcode opgeslagen overeenkomstig punt 6.5.3.3.

6.5.3.5.   Bij motorsystemen die alleen uitlaatgasrecirculatie (EGR) en geen ander nabehandelingssysteem voor NOx-emissiebeperking hebben, mag de fabrikant voor de vaststelling van het NOx-niveau een andere methode dan die van punt 6.5.3.1 gebruiken. Op het moment van de typegoedkeuring moet de fabrikant aantonen dat de alternatieve methode het NOx-niveau even tijdig en nauwkeurig vaststelt als bij de toepassing van de voorschriften van punt 6.5.3.1 het geval zou zijn en tot de in de punten 6.5.3.2, 6.5.3.3 en 6.5.3.4 genoemde consequenties leidt.

6.5.4.   Controle van de reagentia

6.5.4.1.   In voertuigen die een reagens nodig hebben om aan de vereisten van dit punt te voldoen, wordt de bestuurder op de hoogte gehouden van het reagensniveau in de tank aan boord van het voertuig door middel van een specifieke mechanische of elektronische indicator op het dashboard. Het systeem geeft ook een waarschuwing als het reagensniveau:

onder 10 % van de tank zakt of een hoger percentage naar keuze van de fabrikant, of

onder het niveau zakt dat overeenkomt met de rijafstand die mogelijk is met de door de fabrikant opgegeven brandstofreserve.

De reagenspeilindicator wordt vlak bij de brandstofpeilindicator geplaatst.

6.5.4.2.   De bestuurder wordt overeenkomstig de voorschriften van punt 3.6.5 van bijlage IV bij Richtlijn 2005/78/EG gewaarschuwd als de reagenstank leeg raakt.

6.5.4.3.   Zodra de reagenstank leeg raakt, zijn naast de voorschriften van punt 6.5.4.2 de voorschriften van punt 6.5.5 van toepassing.

6.5.4.4.   De fabrikant mag desgewenst in plaats van de voorschriften van punt 6.5.3 de voorschriften van de punten 6.5.4.5 tot en met 6.5.4.12 opvolgen.

6.5.4.5.   Elk motorsysteem is voorzien van een systeem dat kan bepalen of een vloeistof met de door de fabrikant aangegeven en in bijlage II bij deze richtlijn vermelde reagenseigenschappen in het voertuig aanwezig is.

6.5.4.6.   Indien de vloeistof in de reagenstank niet voldoet aan de minimumvoorschriften die de fabrikant heeft opgegeven zoals bepaald in bijlage II bij deze richtlijn, zijn de aanvullende voorschriften van punt 6.5.4.12 van toepassing.

6.5.4.7.   Elk motorsysteem is voorzien van een systeem om het reagensverbruik te meten; die verbruiksinformatie moet buiten het voertuig toegankelijk zijn.

6.5.4.8.   Het gemiddelde reagensverbruik en het gemiddelde vereiste reagensverbruik van het motorsysteem, hetzij gedurende de voorbije werkingsperiode van 48 uur, hetzij gedurende de periode die nodig is om minstens 15 liter reagens te verbruiken (de langste duur is van toepassing), moeten beschikbaar zijn via de seriële poort van de standaarddiagnoseconnector, zoals bedoeld in punt 6.8.3 van bijlage IV bij Richtlijn 2005/78/EG.

6.5.4.9.   Om het reagensverbruik te volgen, worden minstens de volgende parameters in de motor gemeten:

het reagensniveau in de tank aan boord van het voertuig;

de reagensstroom of -inspuiting, zo dicht als technisch mogelijk is bij het punt van inspuiting in het uitlaatgasnabehandelingssysteem.

6.5.4.10.   Indien het verschil tussen het gemiddelde reagensverbruik en het gemiddelde vereiste reagensverbruik van het motorsysteem tijdens de in punt 6.5.4.8 bepaalde periode meer dan 50 % bedraagt, treden de maatregelen van punt 6.5.4.12 in werking.

6.5.4.11.   Bij een onderbreking van de reagensdosering treden de maatregelen van punt 6.5.4.12 in werking. Dit is niet nodig indien die onderbreking gebeurt op verzoek van de motorsturingseenheid omdat de bedrijfsomstandigheden van de motor zodanig zijn dat voor de emissiebeperking van de motor geen reagens nodig is, op voorwaarde dat de fabrikant de goedkeuringsinstantie duidelijk heeft aangegeven wanneer dergelijke omstandigheden zich voordoen.

6.5.4.12.   Elke storing met betrekking tot punt 6.5.4.6, 6.5.4.10 of 6.5.4.11 leidt tot de in punt 6.5.3.2, 6.5.3.3 of 6.5.3.4 genoemde volgorde van consequenties.

6.5.5.   Maatregelen om manipulatie van uitlaatgasnabehandelingssystemen te ontmoedigen

6.5.5.1.   Alle onder dit punt vallende motorsystemen zijn voorzien van een koppelbegrenzer die de bestuurder waarschuwt wanneer het motorsysteem niet goed werkt of wanneer het voertuig op een verkeerde manier wordt gebruikt, en die de bestuurder ertoe aanzet eventuele storingen meteen te corrigeren.

6.5.5.2.   De koppelbegrenzer treedt in werking zodra het voertuig stationair draait nadat de omstandigheden genoemd in punt 6.5.3.4, 6.5.4.3, 6.5.4.6, 6.5.4.10 of 6.5.4.11 zijn opgetreden.

6.5.5.3.   Wanneer de koppelbegrenzer in werking treedt, mag het motorkoppel in geen geval meer bedragen dan een constante waarde van:

60 % van het maximumkoppel bij voertuigen van categorie N3 > 16 t, M1 > 7,5 t, M3/III en M3/B > 7,5 t;

75 % van het maximumkoppel bij voertuigen van categorie N1, N2, N3 ≤ 16 t, 3,5 < M1 ≤7,5 t, M2, M3/I, M3/II, M3/A en M3/B ≤ 7,5 t.

6.5.5.4.   Zie de punten 6.5.5.5 tot en met 6.5.5.8 voor de documentatievoorschriften en de voorschriften betreffende de koppelbegrenzer.

6.5.5.5.   Overeenkomstig de documentatievoorschriften van punt 6.1.7.1, onder b), wordt een gedetailleerde beschrijving van de functionele eigenschappen van het emissiebeperkingscontrolesysteem en de koppelbegrenzer verstrekt. De fabrikant verstrekt met name informatie over de algoritmen die de motorsturingseenheid gebruikt om de NOx-concentratie te relateren aan de specifieke NOx-emissie (in g/kWh) tijdens de ETC-testcyclus, overeenkomstig punt 6.5.6.5.

6.5.5.6.   De koppelbegrenzer wordt gedeactiveerd wanneer de motor stationair draait, indien de redenen voor activering niet langer bestaan. De koppelbegrenzer wordt pas automatisch gedeactiveerd als de oorzaak van de activering is weggenomen.

6.5.5.7.   De koppelbegrenzer kan niet worden gedeactiveerd door middel van een schakelaar of met behulp van onderhoudsgereedschap.

6.5.5.8.   De koppelbegrenzer is niet van toepassing op motoren of voertuigen die door het leger, de brandweer en de hulpdiensten worden gebruikt, noch op ambulances. De permanente deactivering van de koppelbegrenzer mag alleen door de fabrikant van de motor of het voertuig gebeuren; een speciaal motortype binnen de motorenfamilie wordt aangewezen voor de identificatie.

6.5.6.   Bedrijfsomstandigheden van het emissiebeperkingscontrolesysteem

6.5.6.1.   Het emissiebeperkingscontrolesysteem is operationeel

bij elke omgevingstemperatuur tussen 266 K en 308 K (– 7 °C en 35 °C);

bij elke hoogte onder 1 600 m;

bij elke temperatuur van de koelvloeistof van de motor boven 343 K (70 °C).

Dit punt geldt niet wanneer het reagensniveau in de tank wordt gemeten: deze meting vindt in alle gebruiksomstandigheden plaats.

6.5.6.2.   Het emissiebeperkingscontrolesysteem mag worden gedeactiveerd wanneer een „limp home”-strategie actief is die het koppel vermindert tot onder het niveau dat in punt 6.5.5.3 voor de desbetreffende voertuigcategorie is aangegeven.

6.5.6.3.   Indien een emissiestandaardinstelling actief is, blijft het emissiebeperkingscontrolesysteem operationeel en blijft het aan de bepalingen van punt 6.5 voldoen.

6.5.6.4.   De slechte werking van NOx-beperkende maatregelen wordt gedetecteerd tijdens vier OBD-testcycli (zie de definitie in punt 6.1 van aanhangsel 1 van bijlage IV bij Richtlijn 2005/78/EG).

6.5.6.5.   De algoritmen die de motorsturingseenheid gebruikt om de werkelijke NOx-concentratie te relateren aan de specifieke NOx-emissie (in g/kWh) tijdens de ETC-testcyclus, worden niet als een manipulatiestrategie beschouwd.

6.5.6.6.   Indien een AECS die door de typegoedkeuringsinstantie overeenkomstig punt 6.1.5 is goedgekeurd, operationeel wordt, mag een eventuele NOx-toename door de werking van de AECS worden toegepast op het desbetreffende NOx-niveau, zoals bedoeld in punt 6.5.3.2. In alle dergelijke gevallen wordt de invloed van de AECS op de NOx-drempel beschreven overeenkomstig punt 6.5.5.5.

6.5.7.   Storing van het emissiebeperkingscontrolesysteem

6.5.7.1.   Het emissiebeperkingscontrolesysteem wordt gecontroleerd op elektrische storingen en de verwijdering of deactivering van sensoren waardoor het systeem geen verhoging van de emissie meer kan opsporen zoals voorgeschreven in de punten 6.5.3.2 en 6.5.3.4.

Voorbeelden van sensoren die de diagnosecapaciteit beïnvloeden zijn: de sensoren die de NOx-concentratie meten, de sensoren die de ureumkwaliteit meten en de sensoren die de reagensdosering, het reagensniveau, het reagensverbruik of de EGR-frequentie controleren.

6.5.7.2.   Indien een storing van het emissiebeperkingscontrolesysteem wordt bevestigd, wordt de bestuurder onmiddellijk gewaarschuwd door de activering van het waarschuwingssignaal overeenkomstig punt 3.6.5 van bijlage IV bij Richtlijn 2005/78/EG.

6.5.7.3.   Indien de storing niet binnen 50 bedrijfsuren van de motor wordt opgelost, treedt de koppelbegrenzer in werking overeenkomstig punt 6.5.5.

Vanaf de in artikel 2, leden 7 en 8, vermelde data wordt de in de bovenstaande alinea vastgestelde periode beperkt tot 36 uur.

6.5.7.4.   Wanneer het emissiebeperkingscontrolesysteem heeft vastgesteld dat de storing voorbij is, mogen de bij die storing horende foutcodes uit het systeemgeheugen worden gewist, behalve in de in punt 6.5.7.5 bedoelde gevallen, en wordt de koppelbegrenzer in voorkomend geval gedeactiveerd overeenkomstig punt 6.5.5.6.

Foutcodes die bij een storing van het emissiebeperkingscontrolesysteem horen, mogen door geen enkele scanner uit het systeemgeheugen kunnen worden gewist.

6.5.7.5.   In het geval van verwijdering of deactivering van elementen van het emissiebeperkingscontrolesysteem overeenkomstig punt 6.5.7.1 wordt een niet-wisbare foutcode minstens 400 dagen of 9 600 bedrijfsuren opgeslagen overeenkomstig punt 3.9.2 van bijlage IV bij Richtlijn 2005/78/EG.

6.5.8.   Demonstratie van het emissiebeperkingscontrolesysteem

6.5.8.1.   In het kader van de typegoedkeuringsaanvraag van punt 3 toont de fabrikant aan de hand van tests op een motordynamometer de overeenstemming van de bepalingen van dit punt aan overeenkomstig de punten 6.5.8.2 tot en met 6.5.8.7.

6.5.8.2.   De overeenstemming van een motorenfamilie of een OBD-motorenfamilie met de voorschriften van dit punt kan worden aangetoond door het emissiebeperkingscontrolesysteem van een van de leden van de familie (de basismotor) te testen, op voorwaarde dat de fabrikant tegenover de typegoedkeuringsinstantie aantoont dat de emissiebeperkingscontrolesystemen binnen de familie gelijk zijn.

Dat kan door de typegoedkeuringsinstanties elementen zoals algoritmen, functionele analyses enz. voor te leggen.

De basismotor wordt door de fabrikant geselecteerd in overeenstemming met de typegoedkeuringsinstantie.

6.5.8.3.   De test van het emissiebeperkingscontrolesysteem bestaat uit de volgende drie stappen:

 

Selectie:

uit een door de fabrikant verstrekte lijst van voorbeelden van een slechte werking kiest de instantie een slechte werking van de NOx-beperkende voorzieningen of een storing van het emissiebeperkingscontrolesysteem.

 

Kwalificatie:

de invloed van de slechte werking wordt gevalideerd door het NOx-niveau tijdens de ETC-cyclus te meten op een motortestopstelling.

 

Demonstratie:

de reactie van het systeem (vermindering van het koppel, waarschuwingssignaal enz.) wordt aangetoond door de motor vier OBD-testcycli te laten doorlopen.

6.5.8.3.1.   Voor de selectiefase verstrekt de fabrikant de typegoedkeuringsinstantie een beschrijving van de monitoringstrategieën die worden gebruikt om een potentiële slechte werking van een NOx-beperkende voorziening en potentiële storingen van het emissiebeperkingscontrolesysteem vast te stellen, die hetzij tot de activering van de koppelbegrenzer, hetzij tot de activering van alleen het waarschuwingssignaal zouden leiden.

Typische voorbeelden van een slechte werking voor deze lijst zijn: een lege reagenstank, een slechte werking die een onderbreking van de reagensdosering tot gevolg heeft, een te lage reagenskwaliteit, een slechte werking die een laag reagensverbruik tot gevolg heeft, een onjuiste stroom van de uitlaatgasrecirculatie of de deactivering van de uitlaatgasrecirculatie.

De typegoedkeuringsinstantie kiest uit de lijst minstens twee en hoogstens drie voorbeelden van een slechte werking van het NOx-beperkende systeem of een storing van het emissiebeperkingscontrolesysteem.

6.5.8.3.2.   Voor de kwalificatiefase worden de NOx-emissies tijdens de ETC-testcyclus gemeten overeenkomstig aanhangsel 2 van bijlage III. Het resultaat van de ETC-test wordt gebruikt om te bepalen hoe het NOx-beperkingscontrolesysteem tijdens de demonstratiefase moet reageren (vermindering van het koppel en/of waarschuwingssignaal). Bij de simulatie van de storing mag het NOx-niveau geen enkele drempelwaarde van punt 6.5.3.2 of 6.5.3.4 met meer dan 1 g/kWh overschrijden.

De kwalificatie van de emissies is niet vereist in het geval van een lege reagenstank of om een storing van het emissiebeperkingscontrolesysteem aan te tonen.

Tijdens de kwalificatiefase is de koppelbegrenzer gedeactiveerd.

6.5.8.3.3.   Voor de demonstratiefase laat men de motor hoogstens vier OBD-testcycli doorlopen.

Behalve voor demonstratiedoeleinden mogen er geen storingen optreden.

6.5.8.3.4.   Vooraleer de testsequentie van punt 6.5.8.3.3 wordt gestart, wordt het emissiebeperkingscontrolesysteem in de stand „storingvrij” gezet.

6.5.8.3.5.   Afhankelijk van het gekozen NOx-niveau activeert het systeem een waarschuwingssignaal en in voorkomend geval ook de koppelbegrenzer vóór het einde van de detectiesequentie. De detectiesequentie mag worden gestopt zodra het NOx-beperkingscontrolesysteem naar behoren heeft gereageerd.

6.5.8.4.   In het geval van een emissiebeperkingscontrolesysteem waarbij het NOx-niveau door sensoren in de uitlaatgasstroom wordt gemeten, mag de fabrikant bepaalde systeemfunctionaliteiten (bv. onderbreking van de dosering, gesloten EGR-klep) rechtstreeks controleren om de overeenstemming vast te stellen. In dat geval wordt de geselecteerde systeemfunctionaliteit gedemonstreerd.

6.5.8.5.   De goedkeuring van de in punt 6.5.5.3 vereiste vermindering van het koppel door de koppelbegrenzer gebeurt samen met de goedkeuring van de algemene motorprestaties overeenkomstig Richtlijn 80/1269/EEG. Voor het demonstratieproces toont de fabrikant tegenover de typegoedkeuringsinstantie aan dat de juiste koppelbegrenzer in de motorsturingseenheid is aangebracht. Een afzonderlijke koppelmeting tijdens de demonstratie is niet vereist.

6.5.8.6.   Als alternatief voor de punten 6.5.8.3.3 tot en met 6.5.8.3.5 mogen het emissiebeperkingscontrolesysteem en de koppelbegrenzer worden gedemonstreerd tijdens een voertuigtest. Men rijdt met het voertuig op de weg of op een testbaan met de geselecteerde voorbeelden van een slechte werking of storing van het emissiebeperkingscontrolesysteem om aan te tonen dat het waarschuwingssignaal en de koppelbegrenzer werken zoals voorgeschreven in punt 6.5 en in het bijzonder in de punten 6.5.5.2 en 6.5.5.3.

6.5.8.7.   Indien een niet-wisbare foutcode in het computergeheugen moet worden opgeslagen om aan de voorschriften van punt 6.5 te voldoen, moet op het einde van de demonstratiesequentie aan de volgende drie voorwaarden zijn voldaan:

het is mogelijk om via de OBD-scanner te bevestigen dat de in punt 6.5.3.3 beschreven passende niet-wisbare foutcode in het OBD-computergeheugen is opgeslagen en tot tevredenheid van de typegoedkeuringsinstantie kan worden aangetoond dat de scanner die foutcode niet kan wissen; en

door de in punt 3.9.2 van bijlage IV bij Richtlijn 2005/78/EG bedoelde niet-wisbare teller af te lezen, kan worden bevestigd hoe lang het waarschuwingssignaal tijdens de detectiesequentie geactiveerd was en het is mogelijk om tot tevredenheid van de typegoedkeuringsinstantie aan te tonen dat de scanner de gegevens niet kan wissen; en

de typegoedkeuringsinstantie heeft de constructieonderdelen goedgekeurd die aantonen dat deze niet-wisbare informatie minstens 400 dagen of 9 600 bedrijfsuren wordt opgeslagen overeenkomstig punt 3.9.2 van bijlage IV bij Richtlijn 2005/78/EG.”


BIJLAGE II

WIJZIGINGEN VAN RICHTLIJN 2005/78/EG

1)

Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:

a)

in punt 3.6.4 worden de woorden „permanente standaardinstelling” vervangen door het woord „emissiestandaardinstelling”;

b)

in punt 3.7, tweede alinea, worden de woorden „permanente standaardinstelling” vervangen door het woord „emissiestandaardinstelling”;

c)

punt 3.8.3 komt als volgt te luiden:

„3.8.3.

Wanneer de storingsindicator wordt geactiveerd door een slechte werking van het motorsysteem wat de NOx-beperkende voorzieningen betreft of door een fout in het reagensverbruik of de dosering ervan, mag de storingsindicator worden teruggeschakeld naar de vorige activeringsfase indien de in de punten 6.5.3, 6.5.4 en 6.5.7 van bijlage I bij Richtlijn 2005/55/EG bedoelde voorwaarden niet meer van toepassing zijn.”;

d)

punt 3.9.2 komt als volgt te luiden:

„3.9.2.

Vanaf 9 november 2006 voor nieuwe typegoedkeuringen en vanaf 1 oktober 2007 voor alle registraties moet het OBD-systeem bij een niet-wisbare foutcode zoals bedoeld in punt 6.5.3 of 6.5.4 van bijlage I bij Richtlijn 2005/55/EG, de foutcode en het aantal uren dat de motor met geactiveerde storingsindicator heeft gedraaid, gedurende minstens 400 dagen of 9 600 bedrijfsuren opslaan.

Deze foutcodes en het bijbehorende aantal uren dat de motor met geactiveerde storingsindicator heeft gedraaid, mogen niet worden gewist door het gebruik van externe diagnose- of andere apparatuur zoals bedoeld in punt 6.8.3 van deze bijlage.”.

2)

Bijlage V wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 2 komt als volgt te luiden:

„2)

Voorbeeld van de toepassing van de in deze richtlijn en in Richtlijn 2005/55/EG vastgestelde voorschriften voor de derde goedkeuring (met vooralsnog geen uitbreiding) overeenkomstig toepassingsdatum B1 van OBD-fase I, afgegeven door het Verenigd Koninkrijk:

e11*2005/55*2005/78B*0003*00”;

b)

punt 3 komt als volgt te luiden:

„3)

Voorbeeld van de toepassing van de in Richtlijn 2005/55/EG vastgestelde voorschriften en de wijziging van Richtlijn 2006/51/EG voor de tweede uitbreiding van de vierde goedkeuring overeenkomstig toepassingsdatum B2 van OBD-fase II, afgegeven door Duitsland:

e1*2005/55*2006/51F*0004*02”;

c)

het volgende punt 4 wordt toegevoegd:

„4)

Tabel met de letters die overeenkomstig de verschillende toepassingsdata in Richtlijn 2005/55/EG moeten worden gebruikt

Letter

Rij (1)

OBD-fase I (2)

OBD-fase II

Duurzaamheid en tijdens het gebruik

NOx-beperking (3)

A

A

B

B1(2005)

JA

JA

C

B1(2005)

JA

JA

JA

D

B2(2008)

JA

JA

E

B2(2008)

JA

JA

JA

F

B2(2008)

JA

JA

G

B2(2008)

JA

JA

JA

H

C

JA

JA

I

C

JA

JA

JA

J

C

JA

JA

K

C

JA

JA

JA


(1)  Overeenkomstig tabel I, punt 6, van bijlage I bij Richtlijn 2005/55/EG.

(2)  Op grond van artikel 4 van Richtlijn 2005/55/EG zijn gasmotoren uitgesloten van OBD-fase I.

(3)  Overeenkomstig punt 6.5 van bijlage I bij Richtlijn 2005/55/EG.”.


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Commissie

7.6.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 152/22


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 30 mei 2006

inzake een financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de programma's van de lidstaten voor 2006 met betrekking tot de controle, inspectie en bewaking van visserijactiviteiten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 2062)

(2006/392/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking 2004/465/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake een financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de visserijcontroleprogramma's van de lidstaten (1), gewijzigd bij Beschikking 2006/2/EG van de Raad van 21 december 2005 (2), en met name op artikel 6, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De lidstaten hebben hun visserijcontroleprogramma's voor 2006 bij de Commissie ingediend, samen met de aanvragen voor een financiële bijdrage van de Gemeenschap in de uitgaven die voor de uitvoering van die programma's moeten worden gedaan.

(2)

Activiteiten die zijn opgenomen in artikel 4 van Beschikking 2004/465/EG van de Raad kunnen in aanmerking komen voor financiering door de Gemeenschap.

(3)

Er moeten voor de financiële bijdrage van de Gemeenschap een maximumbedrag, een steunpercentage en voorwaarden voor toekenning van die bijdrage worden vastgesteld.

(4)

Automatische plaatsbepalingsapparatuur kan voor een bijdrage in aanmerking komen mits deze voldoet aan de vereisten van Verordening (EG) nr. 2244/2003 van de Commissie van 18 december 2003 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake satellietvolgsystemen (VMS) (3).

(5)

Overeenkomstig artikel 8 van Beschikking 2004/465/EG van de Raad moeten de lidstaten uiterlijk twaalf maanden na het einde van het jaar waarin de onderhavige beschikking aan hen is meegedeeld, hun uitgaven vastleggen. Ook moeten zij zich houden aan hetgeen in Beschikking 2004/465/EG van de Raad is bepaald met betrekking tot het starten van hun projecten en het indienen van aanvragen om terugbetaling.

(6)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze beschikking wordt voor 2006 een financiële bijdrage van de Gemeenschap toegekend aan activiteiten als bedoeld in artikel 4 van Beschikking 2004/465/EG. Tevens worden het bedrag voor iedere lidstaat, het steunpercentage en de voorwaarden voor toekenning van de financiële bijdrage van de Gemeenschap vastgesteld.

Artikel 2

Nieuwe technologieën en IT-netwerken

Met inachtneming van de in bijlage I vastgestelde grenzen mag een financiële bijdrage van 50 % van de subsidiabele uitgaven worden toegekend voor de aanschaf en installatie van en technische bijstand voor computertechnologie en de totstandbrenging van IT-netwerken voor een efficiënte en veilige gegevensuitwisseling in verband met toezicht, controle en bewaking inzake visserijactiviteiten.

Artikel 3

Automatische plaatsbepalingsapparatuur

1.   Met inachtneming van de in bijlage II vastgestelde grenzen mag een maximale bijdrage van 4 500 euro per vaartuig worden toegekend voor uitgaven betreffende de aanschaf en installatie aan boord van vissersvaartuigen van automatische plaatsbepalingsapparatuur waarmee visserijtoezichtcentra de vissersvaartuigen met behulp van een satellietvolgsysteem (VMS) op afstand kunnen volgen.

2.   Binnen het in lid 1 vastgestelde maximumbedrag van 4 500 euro wordt de eerste 1 500 euro aan subsidiabele uitgaven voor 100 % vergoed.

3.   De financiële bijdrage voor subsidiabele uitgaven tussen 1 500 euro en 4 500 euro per vaartuig bedraagt maximaal 50 % van die uitgaven.

4.   Om voor een bijdrage in aanmerking te komen, moet de automatische plaatsbepalingsapparatuur voldoen aan de vereisten van Verordening (EG) nr. 2244/2003.

Artikel 4

Proefprojecten inzake nieuwe technologieën

Met inachtneming van de in bijlage III vastgestelde grenzen mag een financiële bijdrage van 50 % van de subsidiabele uitgaven worden toegekend voor proefprojecten inzake de toepassing van nieuwe technologieën ter verbetering van de controle van de visserijactiviteiten.

Artikel 5

Opleiding

Met inachtneming van de in bijlage IV vastgestelde grenzen mag een financiële bijdrage van 50 % van de subsidiabele uitgaven worden toegekend voor opleidings- en uitwisselingsprogramma's voor ambtenaren die zijn belast met toezicht-, controle- en bewakingstaken op visserijgebied.

Artikel 6

Evaluatie van de uitgaven

Met inachtneming van de in bijlage V vastgestelde grenzen mag een financiële bijdrage van 50 % van de subsidiabele uitgaven worden toegekend voor de tenuitvoerlegging van een systeem voor de evaluatie van de uitgaven die gepaard gaan met de controle van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

Artikel 7

Seminars en media-instrumenten

Met inachtneming van de in bijlage VI vastgestelde grenzen mag een financiële bijdrage van 75 % van de subsidiabele uitgaven worden toegekend voor initiatieven zoals seminars en media-instrumenten om vissers, andere actoren zoals inspecteurs, openbare aanklagers en rechters, en het grote publiek meer bewust te maken van de noodzaak om onverantwoorde en illegale visserij te bestrijden en van de uitvoering van de regels inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid.

Artikel 8

Patrouillevaartuigen en verkenningsvliegtuigen

Met inachtneming van de in bijlage VII vastgestelde grenzen mag voor de aanschaf en modernisering van vaartuigen en luchtvaartuigen die door de bevoegde autoriteiten in de lidstaten worden ingezet voor inspectie en bewaking van visserijactiviteiten, een financiële bijdrage worden toegekend van maximaal:

50 % van de subsidiabele uitgaven die worden gedaan door de op 1 mei 2004 tot de Europese Unie toegetreden lidstaten;

25 % van de subsidiabele uitgaven die worden gedaan door andere lidstaten.

Artikel 9

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 30 mei 2006.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 157 van 30.4.2004, blz. 114. Rectificatie in PB L 195 van 2.6.2004, blz. 36.

(2)  PB L 2 van 5.1.2006, blz. 4.

(3)  PB L 333 van 20.12.2003, blz. 17.


BIJLAGE I

NIEUWE TECHNOLOGIEËN EN IT-NETWERKEN

(EUR)

Lidstaat

Uitgaven die zijn gepland in de nationale visserijcontroleprogramma's

Bijdrage van de Gemeenschap

België

 

 

Tsjechië

 

 

Denemarken

1 333 334

666 667

Duitsland

210 000

105 000

Estland

229 217

114 609

Griekenland

2 250 000

1 125 000

Spanje

 

 

Frankrijk

935 000

467 500

Ierland

250 000

125 000

Italië

4 000 000

2 000 000

Cyprus

83 000

41 500

Letland

 

 

Litouwen

30 000

15 000

Luxemburg

 

 

Hongarije

 

 

Malta

 

 

Nederland

470 505

235 253

Oostenrijk

 

 

Polen

 

 

Portugal

735 230

333 895

Slovenië

250 354

125 177

Slowakije

 

 

Finland

402 000

201 000

Zweden

120 000

60 000

Verenigd Koninkrijk

838 148

419 074

Totaal

12 136 788

6 034 675


BIJLAGE II

AUTOMATISCHE PLAATSBEPALINGSAPPARATUUR

(EUR)

Lidstaat

Uitgaven die zijn gepland in de nationale visserijcontroleprogramma's

Bijdrage van de Gemeenschap

België

 

 

Tsjechië

 

 

Denemarken

 

 

Duitsland

 

 

Estland

 

 

Griekenland

 

 

Spanje

 

 

Frankrijk

 

 

Ierland

 

 

Italië

 

 

Cyprus

 

 

Letland

 

 

Litouwen

 

 

Luxemburg

 

 

Hongarije

 

 

Malta

190 944

132 972

Nederland

 

 

Oostenrijk

 

 

Polen

 

 

Portugal

 

 

Slovenië

25 760

18 880

Slowakije

 

 

Finland

33 000

22 820

Zweden

 

 

Verenigd Koninkrijk

 

 

Totaal

249 704

174 672


BIJLAGE III

PROEFPROJECTEN INZAKE NIEUWE TECHNOLOGIEËN

(EUR)

Lidstaat

Uitgaven die zijn gepland in de nationale visserijcontroleprogramma's

Bijdrage van de Gemeenschap

België

 

 

Tsjechië

 

 

Denemarken

275 000

137 500

Duitsland

 

 

Estland

 

 

Griekenland

 

 

Spanje

 

 

Frankrijk

 

 

Ierland

 

 

Italië

 

 

Cyprus

 

 

Letland

 

 

Litouwen

 

 

Luxemburg

 

 

Hongarije

 

 

Malta

 

 

Nederland

 

 

Oostenrijk

 

 

Polen

150 000

75 000

Portugal

249 700

124 850

Slovenië

 

 

Slowakije

 

 

Finland

 

 

Zweden

130 000

65 000

Verenigd Koninkrijk

 

 

Totaal

804 700

402 350


BIJLAGE IV

OPLEIDING

(EUR)

Lidstaat

Uitgaven die zijn gepland in de nationale visserijcontroleprogramma's

Bijdrage van de Gemeenschap

België

10 000

5 000

Tsjechië

 

 

Denemarken

523 199

261 600

Duitsland

64 000

32 000

Estland

13 195

6 598

Griekenland

 

 

Spanje

86 640

43 320

Frankrijk

58 350

29 175

Ierland

200 000

100 000

Italië

1 000 000

500 000

Cyprus

15 000

7 500

Letland

23 300

11 650

Litouwen

11 000

5 500

Luxemburg

 

 

Hongarije

 

 

Malta

8 196

4 098

Nederland

144 093

72 047

Oostenrijk

 

 

Polen

 

 

Portugal

25 600

12 800

Slovenië

35 808

17 904

Slowakije

 

 

Finland

24 200

12 100

Zweden

22 000

11 000

Verenigd Koninkrijk

160 305

80 153

Totaal

2 424 886

1 212 445


BIJLAGE V

ANALYSE EN EVALUATIE VAN DE UITGAVEN

(EUR)

Lidstaat

Uitgaven die zijn gepland in de nationale visserijcontroleprogramma's

Bijdrage van de Gemeenschap

België

 

 

Tsjechië

 

 

Denemarken

93 333

46 667

Duitsland

 

 

Estland

 

 

Griekenland

 

 

Spanje

 

 

Frankrijk

 

 

Ierland

 

 

Italië

 

 

Cyprus

 

 

Letland

 

 

Litouwen

 

 

Luxemburg

 

 

Hongarije

 

 

Malta

 

 

Nederland

 

 

Oostenrijk

 

 

Polen

 

 

Portugal

 

 

Slovenië

 

 

Slowakije

 

 

Finland

 

 

Zweden

 

 

Verenigd Koninkrijk

 

 

Totaal

93 333

46 667


BIJLAGE VI

SEMINARS EN MEDIA-INSTRUMENTEN

(EUR)

Lidstaat

Uitgaven die zijn gepland in de nationale visserijcontroleprogramma's

Bijdrage van de Gemeenschap

België

5 000

3 750

Tsjechië

 

 

Denemarken

 

 

Duitsland

 

 

Estland

 

 

Griekenland

660 860

495 645

Spanje

 

 

Frankrijk

 

 

Ierland

 

 

Italië

 

 

Cyprus

 

 

Letland

 

 

Litouwen

9 000

6 750

Luxemburg

 

 

Hongarije

 

 

Malta

 

 

Nederland

 

 

Oostenrijk

 

 

Polen

200 000

150 000

Portugal

68 750

51 563

Slovenië

6 008

4 506

Slowakije

 

 

Finland

 

 

Zweden

210 000

157 500

Verenigd Koninkrijk

37 299

27 974

Totaal

1 196 917

897 688


BIJLAGE VII

PATROUILLEVAARTUIGEN EN VERKENNINGSVLIEGTUIGEN

(EUR)

Lidstaat

Uitgaven die zijn gepland in de nationale visserijcontroleprogramma's

Bijdrage van de Gemeenschap

België

 

 

Tsjechië

 

 

Denemarken

 

 

Duitsland

1 200 000

225 000

Estland

751 761

150 352

Griekenland

2 789 140

575 328

Spanje

24 683 674

6 170 918

Frankrijk

 

 

Ierland

 

 

Italië

 

 

Cyprus

2 300 000

1 150 000

Letland

 

 

Litouwen

500 000

250 000

Luxemburg

 

 

Hongarije

 

 

Malta

 

 

Nederland

565 000

141 250

Oostenrijk

 

 

Polen

 

 

Portugal

23 234 908

4 110 537

Slovenië

50 792

25 396

Slowakije

 

 

Finland

 

 

Zweden

72 000 000

4 500 000

Verenigd Koninkrijk

17 611 065

4 402 766

Totaal

145 686 340

21 701 547


7.6.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 152/31


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 31 mei 2006

betreffende de aanwijzing van het communautair referentielaboratorium voor mond- en klauwzeer

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 2069)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/393/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2003/85/EG van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van mond- en klauwzeer, tot intrekking van Richtlijn 85/511/EEG en van de Beschikkingen 89/531/EEG en 91/665/EEG, en tot wijziging van Richtlijn 92/46/EEG (1), en met name op artikel 69, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2003/85/EG voorziet in de aanwijzing van het communautair referentielaboratorium voor mond- en klauwzeer. De Commissie heeft, in nauwe samenwerking met de lidstaten, een aanbesteding voor de selectie van dat communautair referentielaboratorium uitgeschreven en heeft daarbij rekening gehouden met de technische en wetenschappelijke competentie en de deskundigheid van het personeel.

(2)

Er is ook rekening gehouden met aanvullende eisen voor de aanwijzing van officiële laboratoria zoals vastgesteld in artikel 12, lid 2, van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (2).

(3)

Nu de selectieprocedure is afgerond, moet het geselecteerde laboratorium — het Institute for Animal Health, Pirbright Laboratory, dat door de Biotechnology and Biological Sciences Research Council (BBSRC) wordt gesteund — voor een periode van vijf jaar worden aangewezen als het communautair referentielaboratorium voor mond- en klauwzeer.

(4)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

1.   Het Institute for Animal Health, Pirbright Laboratory, van de Biotechnology and Biological Sciences Research Council (BBSRC) in het Verenigd Koninkrijk, wordt aangewezen als het communautair referentielaboratorium voor mond- en klauwzeer voor een periode van vijf jaar vanaf de datum van bekendmaking van deze beschikking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   De taken en bevoegdheden van het in lid 1 bedoelde communautair referentielaboratorium zijn vastgesteld in bijlage XVI bij Richtlijn 2003/85/EG.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 31 mei 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 306 van 22.11.2003, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Beschikking 2005/615/EG van de Commissie (PB L 213 van 18.8.2005, blz. 14).

(2)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1; gerectificeerd in PB L 191 van 28.5.2004, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 776/2006 van de Commissie (PB L 136 van 24.5.2006; blz. 3).


7.6.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 152/32


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 31 mei 2006

tot wijziging van het aanhangsel bij bijlage XIV bij de Toetredingsakte van 2003 wat bepaalde inrichtingen in de vlees- en vissector in Slowakije betreft

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 2073)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/394/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op de Akte van toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije, en met name op bijlage XIV, hoofdstuk 5, afdeling B, onder d),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Aan Slowakije is voor bepaalde in het aanhangsel (1) van bijlage XIV bij de Toetredingsakte van 2003 vermelde inrichtingen een overgangsperiode toegestaan.

(2)

Het aanhangsel van bijlage XIV bij de Toetredingsakte van 2003 is gewijzigd bij Beschikking 2004/463/EG (2), Beschikking 2005/189/EG (3) en Beschikking 2005/661/EG (4) van de Commissie.

(3)

Volgens een officiële verklaring van de bevoegde Slowaakse autoriteit heeft één vleesinrichting haar moderniseringsproces voltooid en voldoet zij nu volledig aan de communautaire wetgeving. Eén vleesinrichting op de lijst van inrichtingen waarvoor een overgangsregeling geldt, heeft haar activiteiten deels gestaakt. Eén visinrichting is gesloten. Deze inrichtingen moeten daarom worden geschrapt uit de lijst van inrichtingen waarvoor een overgangsregeling geldt.

(4)

Het aanhangsel bij bijlage XIV bij de Toetredingsakte van 2003 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. Ter wille van de duidelijkheid moet het worden vervangen.

(5)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Het aanhangsel van bijlage XIV bij de Toetredingsakte van 2003 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze beschikking.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 31 mei 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB C 227 E van 23.9.2003, blz. 1654.

(2)  PB L 156 van 30.4.2004, blz. 138; gerectificeerd in PB L 202 van 7.6.2004, blz. 95.

(3)  PB L 62 van 9.3.2005, blz. 34.

(4)  PB L 245 van 21.9.2005, blz. 18.


BIJLAGE

„Aanhangsel

bedoeld in hoofdstuk 5, afdeling B, van bijlage XIV (1)

Lijst van inrichtingen, met de tekortkomingen en de uiterste data voor het verhelpen van de tekortkomingen

Veterinair erkenningsnummer

Naam van de inrichting

Tekortkomingen

Datum waarop aan alle voorschriften moet zijn voldaan

GA 6-2

Sered'ský MP a.s., Bratislavská 385, Sered'

Richtlijn 64/433/EEG van de Raad:

 

Bijlage I, hoofdstuk I, punt 1, onder a), b) en g)

 

Bijlage I, hoofdstuk I, punt 11

 

Bijlage I, hoofdstuk II, punt 14, onder a)

31.12.2006


(1)  Voor de tekst van bijlage XIV, zie PB L 236 van 23.9.2003, blz. 915.”


7.6.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 152/34


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 1 juni 2006

tot wijziging van Beschikking 92/452/EEG voor wat betreft bepaalde embryoteams en embryoproductieteams in de Verenigde Staten van Amerika

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 2097)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/395/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 89/556/EEG van de Raad van 25 september 1989 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in embryo's van als huisdier gehouden runderen en de invoer daarvan uit derde landen (1), en met name op artikel 8, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 92/452/EEG van de Commissie van 30 juli 1992 houdende vaststelling van lijsten van embryoteams en embryoproductieteams die in derde landen zijn erkend met het oog op de uitvoer van runderembryo's naar de Gemeenschap (2) bepaalt dat de lidstaten alleen embryo's uit derde landen mogen invoeren als die embryo's zijn verzameld, behandeld en opgeslagen door in de lijsten van die beschikking vermelde embryoteams.

(2)

De Verenigde Staten van Amerika hebben gevraagd deze lijsten voor hun land te wijzigen wat bepaalde embryoteams en embryoproductieteams betreft.

(3)

De Verenigde Staten van Amerika hebben garanties gegeven betreffende de naleving van de desbetreffende voorschriften van Richtlijn 89/556/EEG en de betrokken embryoteams zijn door de veterinaire diensten van het land officieel erkend voor uitvoer naar de Gemeenschap.

(4)

Beschikking 92/452/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De bijlage bij Beschikking 92/452/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze beschikking.

Artikel 2

Deze beschikking is van toepassing met ingang van de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 1 juni 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 302 van 19.10.1989, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/60/EG van de Commissie (PB L 31 van 3.2.2006, blz. 24).

(2)  PB L 250 van 29.8.1992, blz. 40. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/270/EG (PB L 99 van 7.4.2006, blz. 27).


BIJLAGE

De bijlage bij Beschikking 92/452/EEG wordt als volgt gewijzigd:

a)

De volgende rijen voor de Verenigde Staten van Amerika worden toegevoegd:

„US

 

06UT122

E870

 

Canyon Breeze Genetics

327 W 800 N

Minersville, UT 84752

Dr John M Conrad

US

 

06OH121

E1612

 

Nathan Steiner

10369 Fulton Road

Marshalville, OH 44645

Dr Nathan Steiner

US

 

06MT122

E608

 

Trans Ova Genetics

9033 Walker Rd

Belgrade, MT 59714

Dr Jon Schmidt

US

 

03FL101

E948

 

Sacramento Farms

104 Crandon Blvd, Suite 420

Key Biscayne, FL 33149

Dr Richard Castleberry”

b)

De rij voor het embryoteam nr. 91KS028 uit de Verenigde Staten van Amerika wordt vervangen door:

„US

 

91KS028

E726

 

Sun Valley Embryo Transfer, PA

3104 West Pleasant Hill Rd

Salina, KS 67401

Dr Glenn Engelland”

c)

De rij voor het embryoteam nr. 94OH071 uit de Verenigde Staten van Amerika wordt vervangen door:

„US

 

94OH071

E563

 

Moulton Embryos

14318 Moulton-Ft. Amanda Rd

Wapakoneta, OH

Dr Virgil J Brown”


7.6.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 152/36


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 2 juni 2006

tot wijziging van Beschikking 2005/710/EG wat betreft bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee in Roemenië

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 2137)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/396/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (1), en met name op artikel 18, lid 7,

Gelet op Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (2), en met name op artikel 22, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Naar aanleiding van de uitbraak van aviaire influenza, veroorzaakt door een hoogpathogene H5N1-virusstam, in Zuidoost-Azië in december 2003 heeft de Commissie een aantal beschermende maatregelen met betrekking tot aviaire influenza vastgesteld, met name Beschikking 2005/710/EG van 13 oktober 2005 tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza in Roemenië (3).

(2)

Bij Beschikking 2005/710/EG is de invoer in de Gemeenschap van levend(e) pluimvee, loopvogels, gekweekt en vrij vederwild en andere vogels dan pluimvee, met inbegrip van gezelschapsvogels, alsmede van broedeieren van die soorten en bepaalde andere producten van vogels, uit bepaalde, door aviaire influenza getroffen delen van Roemenië opgeschort.

(3)

Roemenië heeft de Commissie nu in kennis gesteld van een aantal bevestigde alsmede een aantal vermoede gevallen van hoogpathogene aviaire influenza bij pluimveekoppels in het district Braşov, dat niet behoort tot de delen van Roemenië die op dit moment onder de regionalisering krachtens Beschikking 2005/710/EG vallen. Roemenië heeft meegedeeld dat in het getroffen district uitroeiings- en bestrijdingsmaatregelen worden genomen. In alle 42 districten van Roemenië zijn aanvullende bioveiligheidsmaatregelen van kracht.

(4)

Gezien de huidige ziektesituatie in Roemenië moet het deel van dat land waaruit de desbetreffende invoer in de Gemeenschap is opgeschort, worden uitgebreid.

(5)

Beschikking 2005/710/EG moet dus dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De bijlage bij Beschikking 2005/710/EG wordt vervangen door de bijlage bij deze beschikking.

Artikel 2

De lidstaten nemen onmiddellijk de nodige maatregelen om aan deze beschikking te voldoen en zij maken die maatregelen bekend. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 2 juni 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(2)  PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1); rectificatie in PB L 191 van 28.5.2004, blz. 1).

(3)  PB L 269 van 14.10.2005, blz. 42. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/321/EG (PB L 118 van 3.5.2006, blz. 18).


BIJLAGE

„BIJLAGE

In artikel 1, onder a) en b), bedoelde delen van het Roemeense grondgebied

DEEL A

ISO-landcode

Naam van het land

Deel van het grondgebied

RO

Roemenië

Het hele Roemeense grondgebied


DEEL B

ISO-landcode

Naam van het land

Deel van het grondgebied

RO

Roemenië

In Roemenië de districten:

Argeş

Bacău

Botoşani

Brăila

Braşov

Bucureşti

Buzău

Călăraşi

Constanţa

Covasna

Dâmboviţa

Dolj

Galaţi

Giurgiu

Gorj

Harghita

Ialomiţa

Iaşi

Ilfov

Mehedinţi

Mureş

Neamţ

Olt

Prahova

Sibiu

Suceava

Teleorman

Tulcea

Vaslui

Vâlcea

Vrancea”