ISSN 1725-2598 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 137 |
|
![]() |
||
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
49e jaargang |
Inhoud |
|
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing |
Bladzijde |
|
|
||
|
* |
Verordening (EG) nr. 779/2006 van de Commissie van 24 mei 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 488/2005 betreffende de door het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart in rekening gebrachte vergoedingen en rechten ( 1 ) |
|
|
* |
||
|
* |
|
|
II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing |
|
|
|
EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE |
|
|
|
Toezichthoudende Autoriteit van de EVA |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing
25.5.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 137/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 778/2006 VAN DE COMMISSIE
van 24 mei 2006
tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 25 mei 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 24 mei 2006.
Voor de Commissie
J. L. DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 24 mei 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
052 |
79,4 |
204 |
36,2 |
|
212 |
113,4 |
|
999 |
76,3 |
|
0707 00 05 |
052 |
85,5 |
628 |
151,2 |
|
999 |
118,4 |
|
0709 90 70 |
052 |
116,5 |
999 |
116,5 |
|
0805 10 20 |
052 |
36,5 |
204 |
39,4 |
|
220 |
38,6 |
|
388 |
77,6 |
|
624 |
52,2 |
|
999 |
48,9 |
|
0805 50 10 |
052 |
42,5 |
508 |
59,9 |
|
528 |
56,4 |
|
999 |
52,9 |
|
0808 10 80 |
388 |
88,6 |
400 |
122,8 |
|
404 |
110,3 |
|
508 |
78,9 |
|
512 |
82,4 |
|
524 |
88,5 |
|
528 |
86,0 |
|
720 |
95,6 |
|
804 |
104,9 |
|
999 |
95,3 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.
25.5.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 137/3 |
VERORDENING (EG) Nr. 779/2006 VAN DE COMMISSIE
van 24 mei 2006
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 488/2005 betreffende de door het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart in rekening gebrachte vergoedingen en rechten
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1592/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (1), en met name op artikel 53, lid 1,
Gelet op Verordening (EG) nr. 488/2005 van de Commissie van 21 maart 2005 betreffende de door het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart in rekening gebrachte vergoedingen en rechten (2), met name op artikel 6, lid 5,
Na raadpleging van de raad van beheer van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Om het evenwicht tussen de totale uitgaven van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart in het kader van haar certificeringswerkzaamheden en de inkomsten uit de door haar geïnde rechten te waarborgen, dienen de rechten te worden aangepast op basis van de financiële resultaten en de ramingen van het Agentschap. |
(2) |
De administratieve procedures voor de inning van de rechten en de tenuitvoerlegging daarvan door het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart en de aanvragers mogen de certificeringsprocedures niet vertragen. |
(3) |
Verordening (EG) nr. 488/2005 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 54, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1592/2002 ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 488/2005 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 2, onder g) wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Artikel 12 komt als volgt te luiden: „Artikel 12 1. De rechten zijn verschuldigd door de aanvrager. Zij moeten worden betaald in euro. 2. Een certificaat of goedkeuring wordt pas afgegeven, gehandhaafd of gewijzigd wanneer de verschuldigde rechten volledig zijn betaald, tenzij anders is overeengekomen tussen het Agentschap en de aanvrager. Wanneer de rechten niet worden betaald, kan het Agentschap het certificaat of de goedkeuring intrekken na de aanvrager hiervan formeel in kennis te hebben gesteld. 3. De schaal van de door het Agentschap in rekening gebrachte rechten en de wijze waarop deze moeten worden betaald, worden aan de aanvrager meegedeeld wanneer hij zijn aanvraag indient. 4. Indien voor de certificeringswerkzaamheden een variabel gedeelte moet worden betaald, deelt het Agentschap de aanvrager op verzoek een kostenraming mee. Deze raming kan door het Agentschap worden aangepast indien blijkt dat de werkzaamheden eenvoudiger en sneller kunnen worden uitgevoerd dan aanvankelijk gepland of, in het tegenovergestelde geval, indien zij complexer zijn en meer tijd in beslag nemen dan het Agentschap redelijkerwijze kon verwachten. 5. De rechten voor de handhaving van bestaande certificaten en goedkeuringen dienen te worden betaald volgens een tijdschema dat door het Agentschap wordt vastgesteld en aan de houders van deze certificaten en goedkeuringen wordt meegedeeld. Dit tijdschema is gebaseerd op de inspecties die het Agentschap uitvoert om na te gaan of de geldigheid van de certificaten en goedkeuringen kan worden gehandhaafd. 6. Indien het Agentschap, na een eerste onderzoek, besluit om geen gevolg te geven aan een aanvraag, worden alle reeds betaalde rechten aan de aanvrager terugbetaald, met uitzondering van een bedrag dat de administratieve kosten van de behandeling van de aanvraag dekt. Dit bedrag stemt overeen met het in de bijlage vermelde vaste recht D. 7. Indien het Agentschap certificeringswerkzaamheden moet onderbreken omdat de aanvrager over ontoereikende middelen beschikt of zijn verplichtingen niet naleeft, dient het saldo van de verschuldigde rechten volledig te worden betaald op het ogenblik dat het Agentschap zijn werkzaamheden beëindigt.”. |
3) |
De punten i), ii), v), vi), x), xii) en xiii) van de bijlage worden vervangen als vermeld in de bijlage bij deze verordening. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
De in de tabellen in punt 3 vermelde jaarlijkse rechten en de in de tabellen 4, 5 en 7 van de bijlage vermelde toezichtrechten zijn betaalbaar vanaf de eerste jaarlijkse termijn na de inwerkingtreding van deze verordening.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 24 mei 2006.
Voor de Commissie
Jacques BARROT
Vice-voorzitter
(1) PB L 240 van 7.9.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1643/2003 (PB L 245 van 29.9.2003, blz. 7).
(2) PB L 81 van 30.3.2005, blz. 7.
BIJLAGE
De bijlage bij Verordening (EG) nr. 488/2005 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Aan de inleiding van punt i) wordt een vierde streepje toegevoegd:
|
2) |
De tabel onder punt ii) wordt vervangen door:
|
3) |
Punt v) wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
De tabel onder vi) wordt vervangen door:
|
5) |
De tabel onder x) wordt vervangen door:
|
6) |
De titel van punt xii) wordt als volgt gewijzigd: |
7) |
De tabel onder xiii) wordt vervangen door:
|
(1) Voor vrachtversies van een luchtvaartuig wordt een coëfficiënt van 0,85 toegepast op de rechten voor de equivalente passagiersversie.
25.5.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 137/9 |
VERORDENING (EG) Nr. 780/2006 VAN DE COMMISSIE
van 24 mei 2006
tot wijziging van bijlage VI bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name op artikel 13, tweede streepje,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op grond van artikel 5, lid 8, van Verordening (EEG) nr. 2092/91 worden limitatieve lijsten van de in lid 3, onder c) en d), en lid 5 bis, onder d) en e), van dat artikel bedoelde ingrediënten en stoffen vastgesteld in de delen A en B van bijlage VI bij die verordening. De gebruiksvoorwaarden voor deze ingrediënten en stoffen kunnen nader worden gespecificeerd. |
(2) |
In verband met de opneming in Verordening (EEG) nr. 2092/91 van voorschriften voor de biologische productie van dieren en dierlijke producten moeten die lijsten worden aangepast om er stoffen in op te nemen die worden verwerkt in producten voor menselijke consumptie die ingrediënten van dierlijke oorsprong bevatten. |
(3) |
Tevens moet worden bepaald welke additieven mogen worden gebruikt bij de bereiding van andere vruchtenwijnen dan de wijnen die vallen onder Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (2). |
(4) |
Verordening (EEG) nr. 2092/91 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 2092/91 opgerichte Comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage VI bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 december 2007.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 24 mei 2006.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 198 van 22.7.1991, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 699/2006 (PB L 121 van 6.5.2006, blz. 36).
(2) PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2165/2005 (PB L 345 van 28.12.2005, blz. 1).
BIJLAGE
Bijlage VI bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
De tekst onder het hoofd „ALGEMENE BEGINSELEN” wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Deel A wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Deel B wordt vervangen door: „DEEL B — TECHNISCHE HULPSTOFFEN EN ANDERE PRODUCTEN DIE MOGEN WORDEN GEBRUIKT VOOR DE BEREIDING EN VERWERKING VAN UIT BIOLOGISCHE LANDBOUWPRODUCTEN VERKREGEN INGREDIËNTEN, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 5, LID 3, ONDER d), EN LID 5 BIS, ONDER e), VAN VERORDENING (EEG) Nr. 2092/91
|
(1) PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1.
(2) PB L 137 van 25.5.2006, blz. 9.”;
(3) PB L 61 van 18.3.1995, blz. 1.”.
(4) Maximumgehalte aan de stof uit alle bronnen, uitgedrukt als SO2 in mg/l.
(5) In dit verband wordt onder „vruchtenwijn” verstaan wijn die is bereid uit andere vruchten dan druiven.
(6) „Dulce de leche” of „Confiture de lait” is een zeer zoete zachte bruine crème die wordt bereid door het inkoken van gezoete melk
(7) De beperking betreft alleen dierlijke producten.
(8) Dit additief mag alleen worden gebruikt als ten genoegen van de bevoegde autoriteit is aangetoond dat een technologisch alternatief dat dezelfde gezondheidsgaranties biedt en/of waarmee de specifieke kenmerken van het product kunnen worden behouden, niet voorhanden is.”;
(9) PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1.”;
(10) PB L 237 van 10.9.1994, blz. 13.”.
(11) De beperking betreft alleen dierlijke producten.
Preparaten op basis van micro-organismen en enzymen:
Preparaten op basis van micro-organismen en enzymen die gewoonlijk als technische hulpstof bij de productie van levensmiddelen worden gebruikt, met uitzondering van genetisch gemodificeerde micro-organismen en met uitzondering van enzymen die zijn geproduceerd met „genetisch gemodificeerde organismen” in de zin van Richtlijn 2001/18/EG.
25.5.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 137/15 |
VERORDENING (EG) Nr. 781/2006 VAN DE COMMISSIE
van 24 mei 2006
tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name op artikel 9, lid 1, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen te worden vastgesteld voor de indeling van het in de bijlage bij de onderhavige verordening opgenomen goed. |
(2) |
Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke communautaire voorschriften is vastgesteld voor de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer. |
(3) |
Met toepassing van genoemde algemene regels, dient het in kolom 1 van de tabel omschreven goed dat is opgenomen in de bijlage bij deze verordening te worden ingedeeld onder de daarmee corresponderende GN-code die is vermeld in kolom 2, op grond van de motiveringen die zijn opgenomen in kolom 3. |
(4) |
Het is wenselijk dat een beroep kan worden gedaan op een door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte bindende tariefinlichting betreffende de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die niet in overeenstemming is met de bepalingen van onderhavige verordening, door de rechthebbende, gedurende drie maanden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2). |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het goed omschreven in kolom 1 van de in de bijlage opgenomen tabel wordt in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de corresponderende GN-code vermeld in kolom 2 van voornoemde tabel.
Artikel 2
Op de door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de onderhavige verordening, kan gedurende drie maanden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92, een beroep worden gedaan.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 24 mei 2006.
Voor de Commissie
László KOVÁCS
Lid van de Commissie
(1) PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 486/2006 (PB L 88 van 25.3.2006, blz. 1).
(2) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 648/2005 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 117 van 4.5.2005, blz. 13).
BIJLAGE
Omschrijving |
Indeling GN-code |
Motivering |
(1) |
(2) |
(3) |
Doosje van stevig karton met afneembaar dekseltje (zonder scharnier of andere sluiting). Beide delen zijn aan de buitenzijde bekleed met papier. Het doosje is 5,5 cm lang, 4,5 cm breed en 3 cm hoog. Op het deksel is een sierlint bevestigd. Het doosje is voorzien van een 1 cm dikke uitneembare laag kunststof met celstructuur. De bovenzijde hiervan is bedekt met textiel voorzien van imitatiefluweel. In het midden van deze kunststof laag is een volledige inkeping aangebracht in de vorm van een halve cirkel, bedoeld om een sieraad vast te klemmen (bv. een ring). (juwelendoosje) (Zie de foto’s nrs. 637 A + B + C) (1) |
4202 99 00 |
De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 2, onder h), op hoofdstuk 48 en de tekst van de GN-codes 4202 en 4202 99 00. De stevigheid van het karton wijst erop dat het artikel geschikt is voor langdurig gebruik. Bovendien krijgt het artikel door de afmetingen van de laag kunststof (precies passend in het doosje en de dikte daarvan), het uiterlijk aanzien (imitatiefluweel) en vooral de vorm van de inkeping, de kenmerken van een bergingsmiddel voorzien van een deksel, gelijkend op „juwelendoosjes”, uitgerust om één enkel sieraad te bevatten. Zie de zevende alinea van de GS-toelichting op post 4202. Bovendien is het artikel bekleed met papier waardoor het voldoet aan de voorwaarden voor bergingsmiddelen zoals genoemd in het tweede deel van de bewoording van post 4202. Gelet op de objectieve kenmerken (stevig karton, specifieke kenmerken van de laag kunststof) is het artikel geschikt om er een bepaald artikel, in dit geval een sieraad, in op te bergen. Het is derhalve een artikel zoals genoemd in het tweede deel van de bewoording van post 4202 en is als zodanig uitgezonderd van hoofdstuk 48 overeenkomstig aantekening 2, onder h), op hoofdstuk 48. Zie ook de eerste volzin van de eerste alinea van punt A van de GS-toelichting op post 4819. |
(1) De foto’s dienen slechts ter informatie.
II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing
EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE
Toezichthoudende Autoriteit van de EVA
25.5.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 137/19 |
AANBEVELING VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA
Nr. 59/05/COL
van 5 april 2005
over het gecoördineerde controleprogramma op het gebied van diervoeding voor 2005
DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA,
Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER), inzonderheid op artikel 109 en Protocol 1,
Gelet op de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie, en met name op artikel 5, lid 2, onder b), en Protocol 1,
Gelet op het besluit waarnaar wordt verwezen in hoofdstuk II, punt 31a, van bijlage I bij de EER-Overeenkomst (Richtlijn 95/53/EG van de Raad van 25 oktober 1995 tot vaststelling van de beginselen inzake de organisatie van de officiële controles op het gebied van diervoeding (1)), gewijzigd, en aangepast aan de EER-Overeenkomst bij Protocol 1 daarvan, met name op artikel 22, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In 2004 hebben de lidstaten een aantal onderwerpen vastgesteld waarvoor in 2005 een gecoördineerd controleprogramma zou moeten worden uitgevoerd. |
(2) |
Het besluit waarnaar wordt verwezen in hoofdstuk II, punt 33, van bijlage I bij de EER-Overeenkomst (Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 mei 2002 inzake ongewenste stoffen in diervoeding (2)) stelt weliswaar maximale gehaltes aan aflatoxine B1 in diervoeders vast, maar er zijn geen communautaire voorschriften voor andere mycotoxinen, zoals ochratoxine A, zearalenon, deoxynivalenol en fumonisinen. Met het oog op de opstelling van wetgeving zou het verzamelen van informatie over de aanwezigheid van die mycotoxinen door steekproefsgewijze bemonstering nuttige gegevens voor een beoordeling van de situatie kunnen opleveren. Vooral bepaalde voedermiddelen zoals granen en oliehoudende zaden staan bloot aan verontreiniging met mycotoxinen door de omstandigheden bij de oogst, de opslag en het vervoer. Aangezien de mycotoxineconcentratie van jaar tot jaar varieert, moeten voor alle genoemde mycotoxinen gegevens voor opeenvolgende jaren worden verzameld. |
(3) |
Andere antibiotica dan coccidiostatica en histomonostatica mogen slechts tot en met 31 december 2005 als toevoegingsmiddel in het voeder in de handel worden gebracht en worden gebruikt. Vroegere controles op de aanwezigheid van antibiotica en coccidiostatica in bepaalde diervoeders waarin sommige van deze stoffen niet zijn toegestaan, duiden erop dat dergelijke inbreuken nog steeds voorkomen. De frequentie van dergelijke vondsten en de gevoeligheid van de materie rechtvaardigen de voortzetting van de controles. Er moet op worden toegezien dat de verbodsbepalingen ten aanzien van het gebruik van voedermiddelen van dierlijke oorsprong in diervoeders, zoals vastgesteld in de desbetreffende EER-wetgeving, daadwerkelijk worden toegepast. |
(4) |
De deelname van Noorwegen en IJsland aan de programma’s binnen de werkingssfeer van bijlage II van deze aanbeveling over stoffen die niet als toevoegingsmiddel in diervoeders zijn toegelaten, moet worden beoordeeld in het licht van hun vrijstellingen van de bepalingen van hoofdstuk II van bijlage I bij de EER-overeenkomst, en in het bijzonder van het besluit waarnaar wordt verwezen in hoofdstuk II, punt 1a, van bijlage I bij de EER-Overeenkomst, Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding. |
(5) |
De deelname van IJsland aan de programma’s binnen de werkingssfeer van bijlage III van deze aanbeveling betreffende verbodsbepalingen ten aanzien van de productie en het gebruik van voedermiddelen van dierlijke oorsprong moet worden beoordeeld in het licht van de vrijstellingen van de bepalingen van hoofdstuk I van bijlage I bij de EER-overeenkomst. |
(6) |
Er moet op worden toegezien dat het gehalte aan de sporenelementen koper en zink in mengvoeders voor varkens het maximumgehalte van het besluit waarnaar wordt verwezen in hoofdstuk II, punt 1zq, van bijlage I bij de EER-Overeenkomst (Verordening (EG) nr. 1334/2003 van de Commissie van 25 juli 2003 tot wijziging van de toelatingsvoorwaarden voor een aantal toevoegingsmiddelen van de groep sporenelementen in diervoeders (3)), gewijzigd, niet overschrijdt. De deelname van Noorwegen aan de programma’s binnen de werkingssfeer van bijlage IV moet worden beoordeeld in het licht van de vrijstellingen van de bepalingen van hoofdstuk II van bijlage I bij de EER-overeenkomst. |
(7) |
De in deze aanbeveling vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité plantgoed en diervoeding van de EVA, dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA bijstaat, |
BEVEELT AAN:
1) |
De EVA-staten wordt aanbevolen gedurende 2005 een gecoördineerd controleprogramma uit te voeren met het oog op de controle op:
|
2) |
De EVA-staten wordt aanbevolen de resultaten van de in punt 1 bedoelde gecoördineerde controleprogramma’s op te nemen in een afzonderlijk hoofdstuk van het jaarverslag over de controleactiviteiten dat uiterlijk op 1 april 2006 in overeenstemming met de laatste versie van het geharmoniseerd modelverslag en krachtens artikel 22, lid 2, van het besluit waarnaar wordt verwezen in hoofdstuk II, punt 31a, van bijlage I bij de EER-Overeenkomst (Richtlijn 95/53/EG van de Raad van 25 oktober 1995 tot vaststelling van de beginselen inzake de organisatie van de officiële controles op het gebied van diervoeding) aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA moet worden verstrekt. |
Gedaan te Brussel, 5 april 2005.
Voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA
Niels FENGER
Directeur
Bernd HAMMERMANN
Lid van het College
(1) PB L 265 van 8.11.1995, blz. 17. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 234 van 1.9.2001, blz. 55).
(2) PB L 140 van 30.5.2002, blz. 10. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/100/EG van de Commissie (PB L 285 van 1.11.2003, blz. 33).
(3) PB L 187 van 26.7.2003, blz. 11.
BIJLAGE I
Concentratie van bepaalde mycotoxinen (aflatoxine B1, ochratoxine A, zearalenon, deoxynivalenol en fumonisinen) in diervoeders
Individuele resultaten van alle geteste monsters; model voor de in punt 1, onder a), bedoelde verslagen
Diervoeders |
Monsterneming (steekproef of gericht) |
Type en concentratie van de mycotoxinen (μg/kg voor een diervoeder met een vochtgehalte van 12 %) |
|||||
Type |
Land van herkomst |
Aflatoxine B1 |
Ochratoxine A |
Zearalenon |
Deoxynivalenol |
Fumonisinen (1) |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De bevoegde autoriteit moet ook het volgende aangeven:
— |
de maatregelen die worden genomen wanneer de maximale gehaltes aan aflatoxine B1 worden overschreden; |
— |
de gebruikte analysemethoden; |
— |
de aantoonbaarheidsgrenzen. |
(1) De concentratie aan fumonisinen omvat het totaal van de fumonisinen B1, B2 en B3.
BIJLAGE II
Aanwezigheid van bepaalde geneeskrachtige stoffen die niet als toevoegingsmiddel in diervoeders zijn toegelaten
Sommige antibiotica, coccidiostatica en andere geneeskrachtige stoffen kunnen legitiem als toevoegingsmiddel in voormengsels en mengvoeders voor bepaalde diersoorten en -categorieën aanwezig zijn indien wordt voldaan aan de eisen van artikel 10 van het besluit waarnaar wordt verwezen in hoofdstuk II, punt 1a, van bijlage I bij de EER-Overeenkomst (Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1)).
De aanwezigheid van niet-toegelaten geneeskrachtige stoffen in diervoeders vormt een inbreuk.
Op de volgende geneeskrachtige stoffen moet controle worden uitgeoefend:
1) |
Geneeskrachtige stoffen die alleen voor bepaalde diersoorten of -categorieën als toevoegingsmiddel in het voeder zijn toegelaten:
|
2) |
Geneeskrachtige stoffen die niet meer als toevoegingsmiddel in diervoeders zijn toegelaten:
|
3) |
Geneeskrachtige stoffen die nooit als toevoegingsmiddel in diervoeders waren toegelaten:
|
(1) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.
(2) Reden waarom de niet-toegelaten stof zich in het diervoeder bevindt: resultaat van een onderzoek door de bevoegde autoriteit.
BIJLAGE III
Verbodsbepalingen ten aanzien van de productie en het gebruik van voedermiddelen van dierlijke oorsprong
Onverminderd de artikelen 3 tot en met 13 en 15 van Richtlijn 95/53/EG voeren de EVA-staten in 2005 een gecoördineerd controleprogramma uit om na te gaan of de verbodsbepalingen ten aanzien van de productie en het gebruik van voedermiddelen van dierlijke oorsprong in acht zijn genomen.
Met name om ervoor te zorgen dat het verbod op het vervoederen van verwerkte dierlijke eiwitten aan bepaalde dieren, zoals neergelegd in bijlage IV bij het besluit waarnaar wordt verwezen in hoofdstuk I, punt 7.1.12, van bijlage I bij de EER-Overeenkomst (Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (1)), daadwerkelijk wordt toegepast, voeren de lidstaten een specifiek controleprogramma op basis van gerichte controles uit. Overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 95/53/EG gaan die controleprogramma's uit van een risicogebaseerde strategie die alle stadia van de productie omvat, alsmede alle soorten inrichtingen waar diervoeders worden vervaardigd, gehanteerd en toegediend. De EVA-staten besteden bijzondere aandacht aan de vaststelling van criteria die aan een risico gerelateerd kunnen worden. Het gewicht dat aan elk criterium wordt toegekend, moet in verhouding staan tot het risico. De frequentie van de controles en het aantal in de inrichting onderzochte monsters moeten correleren met de som van de aan die inrichting toegekende gewichten.
Ter indicatie dienen de onderstaande inrichtingen en criteria bij de opstelling van een controleprogramma in aanmerking te worden genomen.
Gebouwen |
Criteria |
Gewicht |
||||||||||
Diervoederfabriek |
|
|
||||||||||
Grensinspectieposten en andere punten van binnenkomst in de Gemeenschap |
|
|
||||||||||
Landbouwbedrijven |
|
|
||||||||||
Handelaren |
|
|
||||||||||
Mobiele mengvoederbereiders |
|
|
||||||||||
Transportmiddelen |
|
|
Als alternatief voor deze indicatieve inrichtingen en criteria mogen de EVA-staten hun eigen risicobeoordeling vóór 31 maart 2005 aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA sturen.
De bemonstering moet worden gericht op partijen of gebeurtenissen waarbij kruisverontreiniging met verboden verwerkte eiwitten het waarschijnlijkst is (eerste partij na het vervoer van diervoeders die voor deze volgende partij verboden dierlijke eiwitten bevatten, technische problemen of veranderingen in de productielijnen, veranderingen in de opslagbunkers of silo's voor bulkmateriaal).
In 2005 moeten de EVA-staten zich concentreren op de analyse van suikerbietenpulp en ingevoerde voedermiddelen.
Per jaar moeten er in een EVA-staat minimaal 10 controles per 100 000 ton geproduceerd mengvoeder plaatsvinden. Het minimumaantal officiële monsters per jaar in een EVA-staat dient 20 per 100 000 ton geproduceerd mengvoeder te zijn. In afwachting van de goedkeuring van alternatieve methoden moet voor de analyse van de monsters de microscopische identificatie en schatting zoals beschreven in het besluit waarnaar wordt verwezen in hoofdstuk II, punt 31i, van bijlage I bij de EER-Overeenkomst (Richtlijn 2003/126/EG van de Commissie inzake de analysemethoden voor de bepaling van bestanddelen van dierlijke oorsprong in het kader van de officiële controle van diervoeders (2)) worden gebruikt. Iedere aanwezigheid van verboden bestanddelen van dierlijke oorsprong in diervoeders dient als overtreding van het voederverbod te worden beschouwd.
De resultaten van de controleprogramma's moeten aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA worden meegedeeld aan de hand van onderstaande tabellen.
Overzicht van de controles betreffende het voederverbod voor diervoeder van dierlijke oorsprong (vervoederen van verboden verwerkte dierlijke eiwitten)
A. Gedocumenteerde controles
Stadium |
Aantal controles op de aanwezigheid van verwerkte dierlijke eiwitten |
Aantal overtredingen die niet op grond van laboratoriumtests, maar van documentaire controles zijn vastgesteld |
Invoer van voedermiddelen |
|
|
Opslag van voedermiddelen |
|
|
Diervoederfabriek |
|
|
Zelfmengers/mobiele mengvoederbereiders |
|
|
Intermediairs |
|
|
Vervoermiddel |
|
|
Bedrijven met niet-herkauwers |
|
|
Bedrijven met herkauwers |
|
|
Overige: ... |
|
|
B. Bemonstering en testen van voedermiddelen en mengvoeders op verwerkte dierlijke eiwitten
Gebouwen |
Aantal officiële monsters, getest op verwerkte dierlijke eiwitten |
Aantal niet-conforme monsters |
|||||||
Aanwezigheid van verwerkte dierlijke eiwitten van landdieren |
Aanwezigheid van verwerkte dierlijke eiwitten van vis |
||||||||
Voedermiddelen |
Mengvoeders |
Voedermiddelen |
Mengvoeders |
Voedermiddelen |
Mengvoeders |
||||
voor herkauwers |
voor niet-herkauwers |
voor herkauwers |
voor niet-herkauwers |
voor herkauwers |
voor niet-herkauwers |
||||
Bij de invoer |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Diervoederfabriek |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Intermediairs/opslag |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Vervoermiddel |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Zelfmengers/mobiele mengvoederbereiders |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Op het landbouwbedrijf |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Overige: ... |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
C. Overzicht van verboden verwerkte dierlijke eiwitten die zijn aangetroffen in voor herkauwers bedoelde diervoeders
|
Maand van bemonstering |
Aard, mate en oorsprong van verontreiniging |
Sancties (of andere maatregelen) |
1 |
|
|
|
2 |
|
|
|
3 |
|
|
|
4 |
|
|
|
5 |
|
|
|
… |
|
|
|
|
|
|
|
(1) PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1993/2004 van de Commissie (PB L 344 van 20.11.2004, blz. 12).
BIJLAGE IV
Individuele resultaten van alle (zowel conforme als niet-conforme) monsters betreffende het gehalte aan koper en zink in mengvoeders voor varkens
Soort mengvoeder (diercategorie) |
Sporenelement (koper of zink) |
Aangetroffen gehalte (mg/kg volledig diervoeder) |
Reden voor de overschrijding van het maximumgehalte (1) |
Genomen maatregel |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
(1) Zoals geconcludeerd na een onderzoek door de bevoegde autoriteit.