ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 101

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

49e jaargang
11 april 2006


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

 

Verordening (EG) nr. 582/2006 van de Commissie van 10 april 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

 

Verordening (EG) nr. 583/2006 van de Commissie van 10 april 2006 betreffende de afgifte van invoercertificaten voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit

3

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Commissie

 

*

Besluit van de Commissie van 10 april 2006 tot wijziging van Besluit 95/320/EG tot oprichting van een wetenschappelijk comité inzake grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan chemische agentia

4

 

 

Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie

 

*

Gemeenschappelijk Standpunt 2006/276/GBVB van de Raad van 10 april 2006 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde functionarissen van Belarus en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2004/661/GBVB

5

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

11.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 101/1


VERORDENING (EG) Nr. 582/2006 VAN DE COMMISSIE

van 10 april 2006

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 11 april 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 april 2006.

Voor de Commissie

J. L. DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 10 april 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

110,6

204

91,4

212

139,0

624

157,6

999

124,7

0707 00 05

052

130,5

204

66,3

999

98,4

0709 10 00

220

226,6

999

226,6

0709 90 70

052

122,9

204

43,2

999

83,1

0805 10 20

052

50,9

204

39,3

212

47,0

220

32,6

400

62,7

624

66,9

999

49,9

0805 50 10

052

44,7

624

62,8

999

53,8

0808 10 80

388

77,8

400

127,3

404

64,6

508

75,0

512

77,6

524

76,0

528

76,9

720

86,5

804

111,3

999

85,9

0808 20 50

388

84,3

512

79,9

528

71,5

720

69,8

999

76,4


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


11.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 101/3


VERORDENING (EG) Nr. 583/2006 VAN DE COMMISSIE

van 10 april 2006

betreffende de afgifte van invoercertificaten voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 936/97 van de Commissie van 27 mei 1997 betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit en voor bevroren buffelvlees (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 936/97 voorziet in de artikelen 4 en 5 de bepalingen voor het indienen en voor het afgeven van de invoercertificaten voor vlees zoals bedoeld in artikel 2, onder f).

(2)

In artikel 2, onder f), van Verordening (EG) nr. 936/97 is de hoeveelheid met de omschrijving in die bepaling overeenstemmend vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit, die in het tijdvak van 1 juli 2005 tot en met 30 juni 2006 onder bijzondere voorwaarden mag worden ingevoerd, vastgesteld op 11 500 t.

(3)

Er moet aan herinnerd worden dat de in deze verordening bedoelde certificaten slechts tijdens de gehele geldigheidsduur ervan gebruikt kunnen worden voorzover de veterinairrechtelijke voorschriften in acht worden genomen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Elke aanvraag om een invoercertificaat, die van 1 tot en met 5 april 2006 is ingediend voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit, zoals bedoeld in artikel 2, onder f), van Verordening (EG) nr. 936/97, wordt in haar geheel ingewilligd.

2.   Aanvragen om certificaten kunnen overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 936/97 gedurende de eerste vijf dagen van de maand mei 2006 voor 9 416,696 t worden ingediend.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 11 april 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 april 2006.

Voor de Commissie

J. L. DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 137 van 28.5.1997, blz. 10. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 408/2006 (PB L 71 van 10.3.2006, blz. 3).


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Commissie

11.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 101/4


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 10 april 2006

tot wijziging van Besluit 95/320/EG tot oprichting van een wetenschappelijk comité inzake grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan chemische agentia

(2006/275/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Besluit 95/320/EG van de Commissie (1) is een wetenschappelijk comité inzake grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan chemische agentia opgericht, hierna „het comité” genoemd.

(2)

De bepalingen in Besluit 95/320/EG over de samenstelling van het comité voldoen na de toetreding van de nieuwe lidstaten in 2004 niet meer.

(3)

Het comité moet onpartijdige wetenschappelijke adviezen van hoge kwaliteit uitbrengen. Het is dan ook van belang dat de leden onafhankelijk en hooggekwalificeerd zijn. Verder moet het comité in hoge mate doelmatig kunnen blijven werken.

(4)

Het comité moet daarom uit ten hoogste 21 leden bestaan, die aan de hand van door de lidstaten ingediende voordrachten van geschikte kandidaten worden geselecteerd en door de Commissie worden benoemd.

(5)

Besluit 95/320/EG moet dan ook dienovereenkomstig worden gewijzigd,

BESLUIT:

Enig artikel

De leden 1 en 2 van artikel 3 van Besluit 95/320/EG worden als volgt gewijzigd:

„1.   Het comité bestaat uit ten hoogste 21 leden. Zij worden geselecteerd aan de hand van door de lidstaten ingediende voordrachten van geschikte kandidaten en vormen een afspiegeling van het hele scala aan wetenschappelijke deskundigheid dat nodig is om het in artikel 2 bedoelde mandaat te vervullen. Het gaat hierbij met name om deskundigheid op het gebied van chemie, toxicologie, epidemiologie, bedrijfsgeneeskunde en arbeidshygiëne alsook om algemene deskundigheid in het vaststellen van grenswaarden.

2.   De Commissie benoemt de leden van het comité op grond van bewezen wetenschappelijke deskundigheid en ervaring en houdt er daarbij rekening mee dat de verschillende vakgebieden vertegenwoordigd moeten zijn.”.

Gedaan te Brussel, 10 april 2006.

Voor de Commissie

Vladimír ŠPIDLA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 188 van 9.8.1995, blz. 14.


Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie

11.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 101/5


GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT 2006/276/GBVB VAN DE RAAD

van 10 april 2006

betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde functionarissen van Belarus en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2004/661/GBVB

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 15,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 24 september 2004 met betrekking tot bepaalde functionarissen van Belarus Gemeenschappelijk Standpunt 2004/661/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde functionarissen van Belarus (1) aangenomen, die verantwoordelijk zijn voor, maar hebben nagelaten een aanvang te maken met, het onafhankelijk onderzoek en de onafhankelijke vervolging van de vermoedelijke misdaden en degenen die in het Pourgourides-verslag worden aangemerkt als centrale figuren in de verdwijning van vier algemeen bekende personen in Belarus in 1999/2000 en bij de daaropvolgende doofpotoperatie, gezien hun klaarblijkelijke tegenwerking van het gerecht.

(2)

De Raad heeft op 13 december 2004 Gemeenschappelijk Standpunt 2004/848/GBVB tot wijziging van Gemeenschappelijk Standpunt 2004/661/GBVB (2) aangenomen, teneinde de werkingssfeer van de beperkende maatregelen uit te breiden tot de personen die rechtstreeks verantwoordelijk zijn voor het frauduleuze verloop van de verkiezingen en het referendum die op 17 oktober 2004 in Belarus hebben plaatsgevonden, alsook tot de personen die verantwoordelijk zijn voor de ernstige mensenrechtenschendingen tijdens de onderdrukking van een vreedzame betoging in de nasleep van de verkiezingen en het referendum in Belarus.

(3)

Op 23 maart 2006 heeft de Europese Raad het optreden veroordeeld van de Belarussische autoriteiten die op die dag zijn overgegaan tot de arrestatie van vreedzame betogers die hun legitieme recht van vrije vergadering uitoefenden om te protesteren tegen het verloop van de presidentsverkiezingen in Belarus van 19 maart 2006. De Europese Raad betreurde dat de Belarussische autoriteiten hun OVSE-verplichtingen inzake democratische verkiezingen niet zijn nagekomen, en was van oordeel dat de presidentsverkiezingen fundamenteel ondeugdelijk waren.

(4)

De Europese Raad was bijgevolg van oordeel dat de Europese Unie beperkende maatregelen diende te nemen tegen degenen die verantwoordelijk zijn voor de schendingen van de internationale verkiezingsnormen, waaronder president Loekasjenko.

(5)

Er moeten eveneens beperkende maatregelen worden genomen tegen de Belarussische leiders en functionarissen die verantwoordelijk zijn voor de schendingen van de internationale verkiezingsnormen en het hardhandig optreden tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie.

(6)

De beperkende maatregelen die worden opgelegd bij Gemeenschappelijk Standpunt 2004/661/GBVB en de bijkomende beperkende maatregelen moeten worden samengevoegd in één geconsolideerd instrument. Gemeenschappelijk Standpunt 2004/661/GBVB moet derhalve worden ingetrokken.

(7)

Wat betreft de in overweging (1) bedoelde maatregelen zal de Europese Unie haar standpunt herzien in het licht van de toekomstige ontwikkelingen, rekening houdend met de bereidheid van de betrokken Belarussische autoriteiten om de verdwijningen volledig en op transparante wijze te laten onderzoeken en de personen die verantwoordelijk zijn voor de misdaden te laten berechten.

(8)

De beperkende maatregelen tegen de personen die rechtstreeks verantwoordelijk zijn voor het frauduleuze verloop van de verkiezingen en het referendum op 17 oktober 2004 in Belarus en tegen personen die verantwoordelijk zijn voor ernstige mensenrechtenschendingen tijdens de onderdrukking van een vreedzame betoging in de nasleep van de verkiezingen en het referendum, dienen opnieuw te worden bezien in het licht van hervormingen in de kieswet die erop gericht zijn deze in overeenstemming te brengen met de OVSE-richtsnoeren en andere internationale normen voor democratische verkiezingen, zoals aanbevolen door de OVSE/het ODIHR, alsook in het licht van concrete maatregelen van de autoriteiten om de mensenrechten met betrekking tot vreedzame betogingen te eerbiedigen.

(9)

De beperkende maatregelen tegen de personen die verantwoordelijk zijn voor de schendingen van de internationale verkiezingsnormen tijdens de verkiezingen van 19 maart 2006 en voor het hardhandig optreden tegen het maatschappelijk middenveld in het kader van voornoemde verkiezingen, dienen opnieuw te worden bezien in het licht van de spoedige vrijlating en rehabilitering van alle politieke gevangenen, en in het licht van hervormingen in de kieswet die erop gericht zijn deze in overeenstemming te brengen met de OVSE-richtsnoeren en andere internationale normen voor democratische verkiezingen, zoals aanbevolen door de OVSE/het ODIHR, de organisatie van toekomstige verkiezingen, en concrete maatregelen van de autoriteiten met het oog op de eerbiediging van de democratische waarden, de rechtsstaat, de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, waaronder de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van de media, de vrijheid van vergadering en politieke vereniging,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de binnenkomst op of doorreis via hun grondgebied te beletten van personen die:

a)

verantwoordelijk zijn voor, maar hebben nagelaten een aanvang te maken met, het onafhankelijk onderzoek en de vervolging van de vermoedelijke misdaden en degenen die in het Pourgourides-verslag worden aangemerkt als centrale figuren in de verdwijning van vier algemeen bekende personen in Belarus in 1999/2000 en bij de daaropvolgende doofpotoperatie, gezien hun klaarblijkelijke tegenwerking van het gerecht; de lijst van deze personen staat in bijlage I;

b)

verantwoordelijk zijn voor het frauduleuze verloop van de verkiezingen en het referendum op 17 oktober 2004 in Belarus, alsook van de personen die verantwoordelijk zijn voor de ernstige mensenrechtenschendingen tijdens de onderdrukking van een vreedzame betoging in de nasleep van de verkiezingen en het referendum in Belarus; de lijst van deze personen staat in bijlage II;

c)

verantwoordelijk zijn voor de schendingen van de internationale verkiezingsnormen bij de presidentsverkiezingen in Belarus op 19 maart 2006, en voor het hardhandig optreden tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie; de lijst van deze personen staat in bijlage III.

2.   Lid 1 houdt niet in dat de lidstaten verplicht zijn de binnenkomst op hun grondgebied van hun eigen onderdanen te beletten.

3.   Lid 1 laat de gevallen onverlet waarin lidstaten uit hoofde van het internationale recht gebonden zijn, en wel:

i)

als gastland van een internationale intergouvernementele organisatie;

ii)

als gastland van een internationale conferentie die is bijeengeroepen door, of plaatsvindt onder auspiciën van de Verenigde Naties; of

iii)

krachtens een multilaterale overeenkomst die voorrechten en immuniteiten verleent; of

iv)

krachtens het Concordaat (Verdrag van Lateranen) van 1929 dat werd gesloten tussen de Heilige Stoel (Vaticaanstad) en Italië.

4.   Lid 3 wordt ook geacht van toepassing te zijn op gevallen waarin een lidstaat optreedt als gastland van de Organisatie voor veiligheid en samenwerking in Europa (OVSE).

5.   De Raad wordt naar behoren geïnformeerd in elk van de gevallen waarin een lidstaat krachtens lid 3 of lid 4 een vrijstelling verleent.

6.   De lidstaten kunnen vrijstellingen van de krachtens lid 1 opgelegde maatregelen verlenen voor reizen die plaatsvinden op grond van dringende humanitaire noden, of om vergaderingen van intergouvernementele instanties, met inbegrip van door de Europese Unie geïnitieerde vergaderingen, of vergaderingen waarvoor een lidstaat als fungerend voorzitter van de OVSE als gastheer optreedt, bij te wonen wanneer een politieke dialoog wordt gevoerd waarbij de democratie, de mensenrechten en de rechtsstaat in Belarus rechtstreeks worden bevorderd.

7.   Een lidstaat die de in lid 6 bedoelde vrijstellingen wil verlenen, brengt zulks schriftelijk ter kennis van de Raad. De vrijstelling wordt geacht te zijn toegestaan, tenzij één of meer leden van de Raad binnen twee werkdagen na ontvangst van de kennisgeving van de voorgestelde vrijstelling, schriftelijk bezwaar maken bij de Raad. Indien één of meer leden van de Raad bezwaar maken, kan de Raad met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten de voorgestelde vrijstelling te verlenen.

8.   Wanneer een lidstaat krachtens de leden 3, 4, 6 en 7 een machtiging verleent tot binnenkomst op of doorreis via zijn grondgebied van de in de bijlage vermelde personen, dan geldt deze machtiging uitsluitend voor het doel waarvoor ze is verleend en voor de daarbij betrokken personen.

Artikel 2

De Raad neemt op voorstel van een lidstaat of van de Commissie de wijzigingen van de lijsten in de bijlagen I, II en III aan die op grond van de politieke ontwikkelingen in Belarus nodig zijn.

Artikel 3

Om het effect van voornoemde maatregelen zo groot mogelijk te maken, moedigt de EU derde landen aan soortgelijke beperkende maatregelen als de in dit gemeenschappelijk standpunt genoemde te treffen.

Artikel 4

Dit gemeenschappelijk standpunt is van toepassing gedurende een periode van twaalf maanden. Het wordt voortdurend getoetst. Het wordt zo nodig verlengd of gewijzigd indien de Raad van oordeel is dat de doelstellingen ervan niet zijn verwezenlijkt.

Artikel 5

Gemeenschappelijk Standpunt 2004/661/GBVB wordt ingetrokken.

Artikel 6

Dit gemeenschappelijk standpunt wordt van kracht op de dag waarop het wordt aangenomen.

Artikel 7

Dit gemeenschappelijk standpunt wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

Gedaan te Brussel, 10 april 2006.

Voor de Raad

De voorzitster

U. PLASSNIK


(1)  PB L 301 van 28.9.2004, blz. 67. Gemeenschappelijk Standpunt laatstelijk gewijzigd bij Gemeenschappelijk Standpunt 2005/666/GBVB (PB L 247 van 23.9.2005, blz. 40).

(2)  PB L 367 van 14.12.2004, blz. 35.


BIJLAGE I

Lijst van personen bedoeld in artikel 1, lid 1, onder a)

1.

SIVAKOV, JOERI (JOERIJ) Leonidovitsj, minister van Toerisme en Sport van Belarus, geboren op 5 augustus 1946 in de regio Sachalin, voormalige Russische Socialistische Federatieve Sovjetrepubliek.

2.

SJEJMAN (SJEIMAN), VIKTOR Vladimirovitsj, staatssecretaris van de veiligheidsraad van Belarus, geboren op 26 mei 1958 in de regio Grodno.

3.

PAVLITSJENKO (PAVLIOETSJENKO), DMITRI (Dmitry) Valerijevitsj, hoofd van de speciale troepen bij het ministerie van Binnenlandse Zaken van Belarus, geboren in 1966 te Vitebsk.

4.

NAOEMOV, VLADIMIR Vladimirovitsj, minister van Binnenlandse Zaken, geboren in 1956.


BIJLAGE II

Lijst van personen bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b)

1.

Lidia Mihajlovna JERMOSJINA, voorzitter van de centrale verkiezingscommissie van Belarus, geboren op 29 januari 1953 te Sloetsk (regio Minsk).

2.

Joeri Nikolajevitsj PODOBED, luitenant-kolonel van de speciale politie-eenheid (OMON), ministerie van Binnenlandse Zaken, geboren op 5 maart 1962 te Sloetsk (regio Minsk).


BIJLAGE III

Lijst van personen bedoeld in artikel 1, lid 1, onder c)

1.

LOEKASJENKO Aleksandr Grigorjevitsj (30.8.1954; Kopys, regio Vitebsk), president.

2.

NIEVYCHLAS Chienadz Mikalajevitsj; Nevyglas Gennadi Nikolajevitsj (11.2.1954; Parachonsk, district Pinsk), hoofd van het kabinet van de president.

3.

PETKEVITSJ Natalija Vladimirovna (1972; Minsk), adjunct-hoofd van het kabinet van de president.

4)

ROEBINOV Anatoli Nikolajevitsj (15.4.1939), adjunct-hoofd belast met media en ideologie, kabinet van de president.

5.

PRALIASKOVSKI Aliech Vitoldavitsj; Proleskovski Oleg Vitoldovitsj (1.10.1963; Zagorsk — Rusland, nu Sergijev Posad), medewerker en hoofd van hoofddepartement ideologie, kabinet van de president.

6.

RADKOV Aleksandr Michailovitsj (1.7.1951; Votnja), minister van Onderwijs.

7.

ROESAKEVITSJ Vladimir Vasilevitsj (13.9.1947; Vygonosjtsji), minister van Voorlichting.

8.

CHALAVANAV Viktar Rychoravitsj; Golovanov Viktor Grigorevitsj (1952; Borisov), minister van Justitie.

9.

ZIMOVSKI Aliaksandr Lieanidavitsj; Zimovski Aleksandr Leonidovitsj (10.1.1961; mogelijkerwijs Oekraïne), lid van de Eerste Kamer van het Parlement; hoofd van het staatsbedrijf voor radio en televisie.

10.

KANAPLIOV Uladzimir Mikalajevitsj; Konopljev Vladimir Nikolajevitsj (3.1.1954; Akoelintsy), voorzitter van de Tweede Kamer van het Parlement.

11.

TSJARCHINIETS Mikalaj Ivanavitsj; Tsjerginjets Nikolaj Ivanovitsj (17.10.1937; Minsk), voorzitter van de Commissie buitenlandse zaken van de Eerste Kamer.

12.

KASTSIAN Siarchiej Ivanavitsj; Kostjan Sergej Ivanovitsj (15.1.1941; Oesochi, regio Mogilev), voorzitter van de Commissie buitenlandse zaken van de Tweede Kamer.

13.

ORDA Michail Siarchiejevitsj; Orda Michail Sergejevitsj (28.9.1966; Djatlovo, regio Grodno), lid van de Eerste Kamer, leider van de BRSM.

14.

LOZOVIK Nikolaj Ivanovitsj (1951; Nevinjany, regio Minsk), afgevaardigde van de centrale verkiezingscommissie van Belarus.

15.

MIKLASJEVITSJ Pjotr Petrovitsj (1954; Kosoeta, regio Minsk), procureur-generaal.

16.

SLIZJEVSKI Oleg Leonidovitsj, hoofd van de afdeling sociale organisaties, sociale partners en NGO's, ministerie van Justitie.

17.

CHARITON Aleksandr, adviseur van de afdeling sociale organisaties, sociale partners en NGO's, ministerie van Justitie.

18.

SMIRNOV Jevgeni (1949; regio Rjazan, Rusland), eerste vice-voorzitter van het Economisch Hof.

19.

REOETSKAJA Nadezjda, rechter in het district Moskou van Minsk.

20.

TROEBNIKOV Nikolaj, rechter in het district Partizanskij van Minsk.

21.

KOEPRIJANOV Nikolaj, openbaar aanklager van Minsk.

22.

SOECHORENKO Stepan Nikolajevitsj (27.1.1957; Zdoeditsji, regio Mogilev), voorzitter van de KGB.

23.

DEMENTEJ Vasili Ivanovitsj, eerste vice-voorzitter, KGB.

24.

KOZIK Lieanid Piatrovitsj; Kozik Leonid Petrovitsj (13.7.1948; Borisov), hoofd van de federatie van vakbonden.

25.

KOLEDA Aleksandr, voorzitter van de verkiezingscommissie van de regio Brest.

26.

OESOV, N.D., voorzitter van de centrale verkiezingscommissie van de regio Gomel.

27.

LOETSJINA Leonid, voorzitter van de centrale verkiezingscommissie van de regio Grodno.

28.

KRAVCHENKO Tayana Aleksandrovna, voorzitter van de centrale verkiezingscommissie van de stad Minsk.

29.

KURLOVICH Vladimir, voorzitter van de centrale verkiezingscommissie van de regio Minsk.

30.

METELITSA Nikolai, voorzitter van de centrale verkiezingscommissie van de regio Mogilev.

31.

PISTSJOELENOK, M.V., voorzitter van de centrale verkiezingscommissie van de regio Vitebsk.