ISSN 1725-2598 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 99 |
|
![]() |
||
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
49e jaargang |
Inhoud |
|
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing |
Bladzijde |
|
|
||
|
* |
Verordening (EG) nr. 565/2006 van de Commissie van 6 april 2006 betreffende het opleggen van eisen inzake onderzoek en informatie aan de importeurs of fabrikanten van bepaalde prioriteitstoffen overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad inzake de beoordeling en de beperking van de risico's van bestaande stoffen ( 1 ) |
|
|
* |
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing
7.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 99/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 564/2006 VAN DE COMMISSIE
van 6 april 2006
tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 7 april 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 6 april 2006.
Voor de Commissie
J. L. DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 6 april 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
052 |
98,8 |
204 |
75,3 |
|
212 |
129,8 |
|
624 |
88,4 |
|
999 |
98,1 |
|
0707 00 05 |
052 |
141,0 |
204 |
66,3 |
|
999 |
103,7 |
|
0709 90 70 |
052 |
117,4 |
204 |
52,0 |
|
999 |
84,7 |
|
0805 10 20 |
052 |
39,6 |
204 |
40,4 |
|
212 |
47,7 |
|
220 |
40,7 |
|
400 |
62,7 |
|
624 |
63,8 |
|
999 |
49,2 |
|
0805 50 10 |
624 |
64,7 |
999 |
64,7 |
|
0808 10 80 |
388 |
73,2 |
400 |
139,6 |
|
404 |
96,7 |
|
508 |
83,7 |
|
512 |
82,6 |
|
524 |
61,0 |
|
528 |
82,4 |
|
720 |
102,7 |
|
804 |
113,5 |
|
999 |
92,8 |
|
0808 20 50 |
388 |
83,6 |
512 |
78,8 |
|
528 |
62,9 |
|
720 |
44,1 |
|
999 |
67,4 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.
7.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 99/3 |
VERORDENING (EG) Nr. 565/2006 VAN DE COMMISSIE
van 6 april 2006
betreffende het opleggen van eisen inzake onderzoek en informatie aan de importeurs of fabrikanten van bepaalde prioriteitstoffen overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad inzake de beoordeling en de beperking van de risico's van bestaande stoffen
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad van 23 maart 1993 inzake de beoordeling en de beperking van de risico's van bestaande stoffen (1), en met name op artikel 10, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De door de lidstaten overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 793/93 aangewezen rapporteurs hebben de door de fabrikanten en importeurs over bepaalde prioriteitstoffen verstrekte informatie beoordeeld. Na raadpleging van die fabrikanten en importeurs hebben de rapporteurs bepaald dat het met het oog op de risicobeoordeling noodzakelijk is van deze fabrikanten en importeurs te verlangen dat zij nadere informatie verstrekken en aanvullend onderzoek uitvoeren. |
(2) |
De voor de beoordeling van de betrokken stoffen vereiste informatie is niet beschikbaar bij vroegere fabrikanten of importeurs. De fabrikanten en importeurs hebben gecontroleerd dat dierproeven niet kunnen worden vervangen of beperkt door gebruik te maken van andere methoden. |
(3) |
Derhalve dient van de fabrikanten en importeurs van prioriteitstoffen te worden verlangd dat zij voor deze stoffen nadere informatie verstrekken en aanvullend onderzoek uitvoeren. Voor de uitvoering van dit onderzoek dienen de door de rapporteurs bij de Commissie ingediende protocollen te worden gebruikt. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15 van Verordening (EEG) nr. 793/93 ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De fabrikanten en importeurs van de in de bijlage vermelde stoffen, die overeenkomstig de voorschriften van de artikelen 3, 4, 7 en 9 van Verordening (EEG) nr. 793/93 informatie hebben ingediend, verstrekken de in de bijlage vermelde informatie en voeren de in de bijlage vermelde onderzoeken uit en delen de resultaten mee aan de desbetreffende rapporteurs.
De onderzoeken worden volgens de door de rapporteurs vastgestelde protocollen uitgevoerd.
De resultaten worden binnen de in de bijlage vermelde termijn meegedeeld.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 6 april 2006.
Voor de Commissie
Stavros DIMAS
Lid van de Commissie
(1) PB L 84 van 5.4.1993, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).
BIJLAGE
Nr. |
Einecs-nr. |
CAS-nr. |
Naam van de stof |
Rapporteur |
Eisen inzake onderzoek/informatie |
Termijn vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening |
1 |
214-604-9 |
1163-19-5 |
Bis(pentabroomfenyl)ether (1) |
UK/F |
Studie over ontwikkelingsneurotoxiciteit bij ratten of muizen |
24 maanden |
Geschikt programma voor biomonitoring bij de mens, inclusief moedermelk en bloed, en noodzaak van een trendanalyse over een bepaalde periode |
Jaarlijkse rapportage over een periode van 10 jaar |
|||||
Programma voor milieumonitoring van onder andere vogels, zuiveringsslib, sedimenten, en lucht om over een periode van 10 jaar voor de stoffen in kwestie en voor de meer toxische en bioaccumulatieve afbraakproducten ervan tijdsafhankelijke tendensen te kunnen vaststellen |
Jaarlijkse rapportage over een periode van 10 jaar |
|||||
2 |
237-158-7 |
13674-84-5 |
Tris(2-chloor-1-methylethyl)fosfaat (2) |
UK/IRL |
Gegevens over emissies en patronen in het gebruik van bepaalde fasen in de levenscyclus |
3 maanden |
3 |
237-159-2 |
13674-87-8 |
Tris[2-chloor-1-(chloormethyl) ethyl]fosfaat (2) |
UK/IRL |
Gegevens over emissies en patronen in het gebruik van bepaalde fasen in de levenscyclus |
3 maanden |
Test ter bepaling van de toxiciteit voor Chironomide in sedimenten en water m.b.v. verrijkte sedimenten (OESO 218) |
6 maanden |
|||||
Test ter bepaling van de toxiciteit voor Lumbriculus in sedimenten en water m.b.v. verrijkte sedimenten |
6 maanden |
|||||
Test ter bepaling van de toxiciteit voor Hyallella in sedimenten en water m.b.v. verrijkte sedimenten |
6 maanden |
|||||
4 |
253-760-2 |
38051-10-4 |
2,2-Bis(chloormethyl) trimethyleen bis (bis(2-chloorethyl)fosfaat (2) |
UK/IRL |
Gegevens over emissies en patronen in het gebruik van bepaalde fasen in de levenscyclus |
3 maanden |
5 |
231-111-4 232-104-9 222-068-2 231-743-0 236-068-5 |
7440-02-0 7786-81-4 3333-67-3 7718-54-9 13138-45-9 |
Nikkel (3) Nikkelsulfaat (3) Nikkelcarbonaat (2) Nikkeldichloride (2) Nikkeldinitraat (2) |
DK |
Informatie over ecotoxiciteit en biobeschikbaarheid van nikkel bij laboratoriumstudies |
3 maanden |
Uit veldstudies afkomstige informatie over ecotoxiciteit, lotgevallen en biobeschikbaarheid |
6 maanden |
|||||
Informatie over de toxiciteit van nikkel in verschillende bodemtypen |
6 maanden |
|||||
Ontwikkeling en validering van een chronisch biotisch ligandmodel voor regenboogforel |
3 maanden |
|||||
Ontwikkeling en validering van een chronisch biotisch ligandmodel voor algen en ongewervelden |
3 maanden |
|||||
Blootstellingsinformatie voor de afleiding van de PEClocal en PECregional |
6 maanden |
|||||
Monitoringgegevens voor Europese oppervlaktewateren |
6 maanden |
|||||
232-104-9 |
7786-81-4 |
Nikkelsulfaat (3) |
Tweejarige studie naar carcinogeniciteit van oraal toegediend nikkelsulfaat bij ratten (OESO 451 — B32) |
30 maanden |
||
231-111-4 |
7440-02-0 |
Nikkel (3) |
Tweejarige studie naar carcinogeniciteit van metallisch nikkelpoeder in ratten bij toediening d.m.v. inhalatie (OESO 451 — B32) |
30 maanden |
||
6 |
221-221-0 |
3033-77-0 |
2,3-Epoxypropyltrimethyl ammoniumchloride (3) |
FIN |
Simulatietest aërobe afvalzuivering, actief-slibinstallaties (OESO 303A) |
6 maanden |
Informatie over milieublootstelling |
3 maanden |
|||||
7 |
222-048-3 |
3327-22-8 |
(3-Chloor-2-hydroxypropyl) trimethylammoniumchloride (3) |
FIN |
Simulatietest aërobe afvalzuivering, actief-slibinstallaties (OESO 303A) |
6 maanden |
Informatie over milieublootstelling |
3 maanden |
|||||
8 |
202-453-1 |
95-80-7 |
4-Methyl-m-fenyleendiamine (1) |
D |
Test ter bepaling van de toxiciteit voor Lumbriculus in sedimenten en water m.b.v. verrijkte sedimenten |
6 maanden |
(1) Stof opgenomen in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1179/94 van de Commissie (PB L 131 van 26.5.1994, blz. 3; prioriteitenlijst nr. 1).
(2) Stof opgenomen in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2364/2000 van de Commissie (PB L 273 van 23.10.2000, blz. 5; prioriteitenlijst nr. 4).
(3) Stof opgenomen in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 143/97 van de Commissie (PB L 25 van 27.1.1997, blz. 13; prioriteitenlijst nr. 3).
7.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 99/6 |
VERORDENING (EG) Nr. 566/2006 VAN DE COMMISSIE
van 6 april 2006
houdende afwijking en wijziging van Verordening (EG) nr. 2014/2005 met betrekking tot de certificaten in het kader van de regeling voor de invoer in de Gemeenschap van bananen die in het vrije verkeer zijn gebracht met toepassing van het in het gemeenschappelijk douanetarief vastgestelde invoertarief, en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 219/2006 betreffende de opening en de wijze van beheer van het tariefcontingent voor de invoer van bananen van GN-code 0803 00 19 van oorsprong uit ACS-landen voor de periode van 1 maart tot en met 31 december 2006
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1964/2005 van de Raad van 29 november 2005 inzake de invoertarieven voor bananen (1), en met name op artikel 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Met het oog op een adequaat toezicht op de invoer van bananen in de Gemeenschap is in artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2014/2005 van de Commissie (2) bepaald dat voor het in het vrije verkeer brengen van bananen met toepassing van het bij Verordening (EG) nr. 1964/2005 vastgestelde invoertarief van het gemeenschappelijk douanetarief een invoercertificaat dient te worden overgelegd. In artikel 1, lid 5, van die verordening is de geldigheidsduur van deze invoercertificaten op drie maanden vastgesteld. |
(2) |
Om sneller over de gegevens betreffende de in de Gemeenschap in het vrije verkeer gebrachte hoeveelheden te beschikken, dient de geldigheidsduur van de certificaten te worden verkort. Teneinde over een informatiestroom op basis van het kalenderjaar te beschikken, is het voorts dienstig de geldigheidsduur van de certificaten te beperken tot 31 december. |
(3) |
In afwijking van het bepaalde in artikel 35, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie van 9 juni 2000 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (3) dient om dezelfde redenen ook de termijn waarbinnen marktdeelnemers aan de bevoegde autoriteit het bewijs moeten leveren dat de certificaten zijn gebruikt, te worden verkort. |
(4) |
Teneinde te beschikken over de gegevens betreffende de gehele periode van tenuitvoerlegging van de bij Verordening (EG) nr. 1964/2005 ingestelde regeling, moet de verkorting van de periode voor de overlegging van het bewijs dat de certificaten zijn gebruikt, ook gelden voor certificaten die geldig zijn vanaf 1 januari 2006, de datum waarop Verordening (EG) nr. 2014/2005 van toepassing is geworden. |
(5) |
De vermelding van de oorsprong van de in de Gemeenschap in het vrije verkeer gebrachte bananen is zeer belangrijk voor het toezicht op de invoer in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 1964/2005 ingestelde regeling. Om over deze informatie te kunnen beschikken moet worden bepaald dat de invoercertificaten worden afgegeven voor de invoer van bananen van een welbepaalde oorsprong. Daartoe moet een onderscheid worden gemaakt tussen bananen van oorsprong uit ACS-landen en bananen van oorsprong uit andere derde landen. |
(6) |
Voorts is het dienstig de gegevens betreffende prijzen en op de markt gebrachte hoeveelheden, die de lidstaten met het oog op een adequaat markttoezicht aan de Commissie moeten verstrekken, nader te omschrijven. |
(7) |
Teneinde valse aangiften van marktdeelnemers op te sporen of te voorkomen, moeten de lidstaten de Commissie de lijst van marktdeelnemers verstrekken die opereren in het kader van Verordening (EG) nr. 219/2006 van de Commissie (4) en Verordening (EG) nr. 2015/2005 van de Commissie van 9 december 2005 met betrekking tot de invoer, in de maanden januari en februari 2006, van bananen van oorsprong uit ACS-landen in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1964/2005 van de Raad inzake de invoertarieven voor bananen geopende tariefcontingent (5). |
(8) |
Bij Verordening (EG) nr. 219/2006 is Verordening (EG) nr. 896/2001 van de Commissie (6) ingetrokken, met uitzondering van de artikelen 21, 26 en 27 en de bijlage, die van toepassing blijven voor de invoer op grond van Verordening (EG) nr. 219/2006. Ter wille van de duidelijkheid en de rechtszekerheid dienen deze bepalingen te worden opgenomen in Verordening (EG) nr. 219/2006. |
(9) |
Verordening (EG) nr. 2014/2005 en Verordening (EG) nr. 219/2006 moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(10) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor bananen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 2014/2005 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Artikel 2 wordt vervangen door: „Artikel 2 1. De lidstaten delen de Commissie het volgende mee:
2. De in lid 1 bedoelde gegevens worden meegedeeld via het door de Commissie aangegeven elektronische systeem. |
Artikel 2
Verordening (EG) nr. 219/2006 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 4, lid 3, tweede alinea, wordt vervangen door: „De lijst van de bevoegde autoriteiten in elke lidstaat is opgenomen in de bijlage. Deze lijst wordt door de Commissie gewijzigd op verzoek van de betrokken lidstaten.”. |
2) |
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Na artikel 6 wordt het volgende artikel 6 bis ingevoegd: „Artikel 6 bis Formaliteiten voor het in het vrije verkeer brengen 1. De douanekantoren waar de invoeraangiften worden ingediend met het oog op het in het vrije verkeer brengen van bananen:
2. De in lid 1, onder b), bedoelde autoriteiten sturen aan het einde van elke veertiendaagse periode een kopie van de ontvangen certificaten en uittreksels naar de bevoegde autoriteiten van de lidstaten die deze documenten hebben afgegeven. 3. Bij twijfel over de echtheid van het certificaat, het uittreksel of de vermeldingen en de visa die op de ingediende documenten staan, alsmede over de marktdeelnemers die de formaliteiten voor het in het vrije verkeer brengen uitvoeren of voor wier rekening deze handelingen worden verricht, of wanneer er een vermoeden van onregelmatigheden bestaat, stellen de douanekantoren waar de documenten zijn ingediend de bevoegde autoriteiten van hun lidstaat hiervan onverwijld in kennis. Laatstgenoemden geven deze informatie onverwijld door aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten die de documenten hebben afgegeven, alsmede aan de Commissie, zodat een diepgaande controle kan plaatsvinden. 4. Aan de hand van de op grond van de leden 1, 2 en 3 ontvangen mededelingen voeren de in de bijlage vermelde bevoegde autoriteiten van de lidstaten de nodige aanvullende controles uit om te zorgen voor een goed beheer van het tariefcontingent, en verifiëren zij vooral de op grond van deze regeling ingevoerde hoeveelheden, met name door middel van een nauwkeurige vergelijking van de afgegeven met de gebruikte certificaten en uittreksels. Hiertoe verifiëren zij ook met name de echtheid en de juistheid van de gebruikte documenten, en het gebruik daarvan door de marktdeelnemers.”. |
4) |
In artikel 8 wordt de tweede zin geschrapt. |
5) |
De tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening wordt toegevoegd als bijlage. |
Artikel 3
In afwijking van het bepaalde in artikel 2, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 2014/2005, zoals gewijzigd bij de onderhavige verordening, worden de gegevens betreffende de hoeveelheden waarvoor in januari en februari 2006 certificaten zijn gebruikt en aan de instantie van afgifte zijn teruggezonden, binnen zeven dagen na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening aan de Commissie toegezonden.
Artikel 4
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 1, lid 1, onder d), is van toepassing op de certificaten die geldig zijn vanaf 1 januari 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 6 april 2006.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 316 van 2.12.2005, blz. 1.
(2) PB L 324 van 10.12.2005, blz. 3.
(3) PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 410/2006 (PB L 71 van 10.3.2006, blz. 7).
(4) PB L 38 van 9.2.2006, blz. 22.
(5) PB L 324 van 10.12.2005, blz. 5.
(6) PB L 126 van 8.5.2001, blz. 6.
(7) PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66.”.
BIJLAGE
„BIJLAGE
Bevoegde autoriteiten van de lidstaten:
|
België
|
|
Tsjechië
|
|
Denemarken
|
|
Duitsland
|
|
Estland
|
|
Griekenland
|
|
Spanje
|
|
Frankrijk
|
|
Ierland
|
|
Italië
|
|
Cyprus
|
|
Letland
|
|
Litouwen
|
|
Luxemburg
|
|
Hongarije
|
|
Malta
|
|
Nederland
|
|
Oostenrijk
|
|
Polen
|
|
Portugal
|
|
Slovenië
|
|
Slowakije
|
|
Finland
|
|
Zweden
|
|
Verenigd Koninkrijk
|
7.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 99/11 |
VERORDENING (EG) Nr. 567/2006 VAN DE COMMISSIE
van 6 april 2006
tot vaststelling, voor de sector suiker, vanaf 7 april 2006 geldende representatieve prijzen en de bedragen van de aanvullende invoerrechten voor melasse
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 24, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 1422/95 van de Commissie van 23 juni 1995 tot vaststelling, voor de sector suiker, van de uitvoeringsbepalingen voor de invoer van melasse en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 785/68 (2) is bepaald dat de cif-invoerprijs voor melasse, vastgesteld overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 785/68 van de Commissie (3), als „representatieve prijs” wordt aangemerkt. Deze prijs geldt voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 785/68. |
(2) |
Voor de vaststelling van de representatieve prijs moet rekening worden gehouden met alle in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 785/68 genoemde inlichtingen, behalve in de in artikel 4 van die verordening genoemde gevallen. In voorkomend geval, mag deze vaststelling plaatsvinden overeenkomstig de in artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 785/68 aangegeven werkwijze. |
(3) |
Voor andere kwaliteiten dan de standaardkwaliteit moeten de prijzen naar gelang van de kwaliteit van de aangeboden melasse overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 785/68 worden verhoogd of verlaagd. |
(4) |
Indien er een verschil is tussen de reactieprijs voor het betrokken product en de representatieve prijs, moeten aanvullende invoerrechten worden vastgesteld overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1422/95. Als de invoerrechten worden geschorst overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1422/95, moeten specifieke bedragen ter vervanging van die rechten worden vastgesteld. |
(5) |
De representatieve prijzen en de aanvullende invoerrechten voor de betrokken producten moeten worden vastgesteld overeenkomstig artikel 1, lid 2, en artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1422/95. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De representatieve prijzen en de aanvullende invoerrechten voor de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1422/95 bedoelde producten worden vastgesteld in de bijlage.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 7 april 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 6 april 2006.
Voor de Commissie
J. L. DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).
(2) PB L 141 van 24.6.1995, blz. 12. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 79/2003 (PB L 13 van 18.1.2003, blz. 4).
(3) PB L 145 van 27.6.1968, blz. 12. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1422/95.
BIJLAGE
Vaststelling, voor de sector suiker, van de representatieve prijzen en de aanvullende invoerrechten voor melasse van toepassing vanaf 7 april 2006
(EUR) |
|||
GN-code |
Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product |
Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product |
Toe te passen recht bij invoer als gevolg van schorsing van de invoerrechten, als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1422/95, per 100 kg netto van het betrokken product (1) |
1703 10 00 (2) |
11,42 |
— |
0 |
1703 90 00 (2) |
11,42 |
— |
0 |
(1) Dit bedrag vervangt, overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1422/95, het voor deze producten vastgestelde bedrag van het recht van het gemeenschappelijk douanetarief.
(2) Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in artikel 1 van de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 785/68.
7.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 99/13 |
VERORDENING (EG) Nr. 568/2006 VAN DE COMMISSIE
van 6 april 2006
tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van witte en ruwe suiker in onveranderde vorm
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), inzonderheid op artikel 27, lid 5, tweede alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 27 van Verordening (EG) nr. 1260/2001 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor de in artikel 1, lid 1, onder a), van die verordening genoemde producten en de prijzen voor deze producten in de Gemeenschap overbrugd worden door een restitutie bij de uitvoer. |
(2) |
Krachtens Verordening (EG) nr. 1260/2001 moeten de restituties voor witte suiker en ruwe suiker, welke niet gedenatureerd en in onveranderde vorm uitgevoerd zijn, vastgesteld worden rekening houdend met de toestand op de markt van de Gemeenschap en op de wereldmarkt voor suiker, en vooral met de in artikel 28 van genoemde verordening bedoelde prijs- en kostenelementen. Volgens dit artikel moet eveneens met het economische aspect van de voorgenomen uitvoertransactie rekening worden gehouden. |
(3) |
Voor ruwe suiker moet de restitutie vastgesteld worden voor de standaardkwaliteit die bepaald is in bijlage I, punt II, van Verordening (EG) nr. 1260/2001. Deze restitutie werd bovendien vastgesteld overeenkomstig artikel 28, lid 4, van deze verordening. Kandijsuiker werd omschreven in Verordening (EG) nr. 2135/95 van de Commissie van 7 september 1995 inzake uitvoeringsbepalingen voor de toekenning van uitvoerrestituties in de sector suiker (2). Het aldus berekende restitutiebedrag voor gearomatiseerde suiker en suiker waaraan kleurstoffen zijn toegevoegd, moet gelden voor de hoeveelheid sacharose in de betreffende suiker en bijgevolg worden vastgesteld per percent sacharosegehalte. |
(4) |
In bijzondere gevallen kan het bedrag van de restitutie worden vastgesteld bij besluiten van verschillende aard. |
(5) |
De restitutie moet elke twee weken worden vastgesteld. De restitutie kan tussentijds gewijzigd worden. |
(6) |
Krachtens artikel 27, lid 5, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 kan de restitutie voor de in artikel 1 van deze verordening genoemde producten naar bestemming variëren indien dat vanwege de situatie op de wereldmarkt of de specifieke vereisten van bepaalde markten noodzakelijk is. |
(7) |
De aanzienlijke en snelle toename van de preferentiële invoer van suiker uit de westelijke Balkanlanden sedert begin 2001 en de uitvoer van suiker uit de Gemeenschap naar die landen lijken grotendeels kunstmatig te zijn. |
(8) |
Ter voorkoming van misbruiken waarbij producten van de suikersector waarvoor een uitvoerrestitutie is toegekend, weer in de Gemeenschap worden ingevoerd, mag voor geen van de westelijke Balkanlanden een restitutie worden vastgesteld voor de in deze verordening bedoelde producten. |
(9) |
Op grond van bovenstaande overwegingen en van de huidige situatie van de suikermarkt, en met name van de noteringen of prijzen van suiker in de Gemeenschap en op de wereldmarkt, dienen de restituties op een passend niveau te worden vastgesteld. |
(10) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De restituties bij de uitvoer in onveranderde vorm van de in artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1260/2001 genoemde producten, welke niet gedenatureerd zijn, worden vastgesteld overeenkomstig de bedragen aangegeven in de bijlage.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 7 april 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 6 april 2006.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).
(2) PB L 214 van 8.9.1995, blz. 16.
BIJLAGE
RESTITUTIES BIJ UITVOER VAN WITTE SUIKER EN RUWE SUIKER IN ONVERANDERDE VORM VAN TOEPASSING VANAF 7 APRIL 2006 (1)
Productcode |
Bestemming |
Meeteenheid |
Restitutiebedrag |
|||
1701 11 90 9100 |
S00 |
EUR/100 kg |
21,97 (2) |
|||
1701 11 90 9910 |
S00 |
EUR/100 kg |
23,48 (2) |
|||
1701 12 90 9100 |
S00 |
EUR/100 kg |
21,97 (2) |
|||
1701 12 90 9910 |
S00 |
EUR/100 kg |
23,48 (2) |
|||
1701 91 00 9000 |
S00 |
EUR/1 % sacharose × 100 kg nettogewicht product |
0,2389 |
|||
1701 99 10 9100 |
S00 |
EUR/100 kg |
23,89 |
|||
1701 99 10 9910 |
S00 |
EUR/100 kg |
25,52 |
|||
1701 99 10 9950 |
S00 |
EUR/100 kg |
25,52 |
|||
1701 99 90 9100 |
S00 |
EUR/1 % sacharose × 100 kg nettogewicht product |
0,2389 |
|||
NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd. De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). De andere bestemmingen worden als volgt vastgesteld:
|
(1) De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing met ingang van 1 februari 2005 overeenkomstig Besluit 2005/45/EG van de Raad van 22 december 2004 betreffende het sluiten en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972, wat de bepalingen betreffende verwerkte landbouwproducten betreft (PB L 23 van 26.1.2005, blz. 17).
(2) Dit bedrag geldt voor ruwe suiker met een rendement van 92 %. Indien het rendement van de geëxporteerde ruwe suiker afwijkt van 92 %, wordt het bedrag van de toe te passen restitutie berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 28, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1260/2001.
7.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 99/15 |
VERORDENING (EG) Nr. 569/2006 VAN DE COMMISSIE
van 6 april 2006
tot vaststelling van het maximumbedrag van de restitutie bij uitvoer naar bepaalde derde landen van witte suiker voor de 23e deelinschrijving in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1138/2005
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 27, lid 5, tweede alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens Verordening (EG) nr. 1138/2005 van de Commissie van 15 juli 2005 inzake een permanente inschrijving voor het verkoopseizoen 2005/2006 voor de vaststelling van heffingen en/of restituties bij uitvoer van witte suiker (2) worden deelinschrijvingen gehouden voor de uitvoer naar bepaalde derde landen van deze suiker. |
(2) |
Overeenkomstig de bepalingen van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1138/2005, naar gelang van het geval, wordt een maximumbedrag van de restitutie bij uitvoer vastgesteld voor de betrokken deelinschrijving, waarbij met name rekening wordt gehouden met de situatie en de te verwachten ontwikkeling van de suikermarkt in de Gemeenschap en daarbuiten. |
(3) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de 23e deelinschrijving voor witte suiker, gehouden krachtens Verordening (EG) nr. 1138/2005, wordt het maximumbedrag van de restitutie bij uitvoer vastgesteld op 28,797 EUR/100 kg.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 7 april 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 6 april 2006.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).
(2) PB L 185 van 16.7.2005, blz. 3.
7.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 99/16 |
VERORDENING (EG) Nr. 570/2006 VAN DE COMMISSIE
van 6 april 2006
tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor granen en meel, gries en griesmeel van tarwe of van rogge
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Volgens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt van de in artikel 1 van die verordening bedoelde producten en de prijzen van deze producten in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer. |
(2) |
De restituties moeten worden vastgesteld met inachtneming van de elementen als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (2). |
(3) |
Voor meel, gries en griesmeel van tarwe of van rogge moet de restitutie worden berekend met inachtneming van de hoeveelheid granen benodigd voor de vervaardiging van de betreffende producten. Deze hoeveelheden zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1501/95. |
(4) |
De situatie op de wereldmarkt of de specifieke eisen van bepaalde markten voor sommige producten kunnen een differentiatie van de restitutie naar bestemming nodig maken. |
(5) |
De restitutie moet eenmaal per maand worden vastgesteld. Zij kan tussentijds worden gewijzigd. |
(6) |
De toepassing van deze regelen op de huidige situatie in de sector granen en met name op de noteringen of prijzen van deze producten in de Gemeenschap en op de wereldmarkt voert tot het vaststellen van de bedragen van de restitutie zoals vermeld in de bijlage. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De restituties bij uitvoer in ongewijzigde staat van de in artikel 1, onder a), b) en c), van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde producten, met uitzondering van mout, worden op de in de bijlage aangegeven bedragen vastgesteld.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 7 april 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 6 april 2006.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).
(2) PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 6 april 2006 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor granen en meel, gries en griesmeel van tarwe of van rogge
Productcode |
Bestemming |
Meeteenheid |
Bedrag van de restitutie |
|||
1001 10 00 9200 |
— |
EUR/t |
— |
|||
1001 10 00 9400 |
A00 |
EUR/t |
0 |
|||
1001 90 91 9000 |
— |
EUR/t |
— |
|||
1001 90 99 9000 |
A00 |
EUR/t |
0 |
|||
1002 00 00 9000 |
A00 |
EUR/t |
0 |
|||
1003 00 10 9000 |
— |
EUR/t |
— |
|||
1003 00 90 9000 |
A00 |
EUR/t |
0 |
|||
1004 00 00 9200 |
— |
EUR/t |
— |
|||
1004 00 00 9400 |
A00 |
EUR/t |
0 |
|||
1005 10 90 9000 |
— |
EUR/t |
— |
|||
1005 90 00 9000 |
A00 |
EUR/t |
0 |
|||
1007 00 90 9000 |
— |
EUR/t |
— |
|||
1008 20 00 9000 |
— |
EUR/t |
— |
|||
1101 00 11 9000 |
— |
EUR/t |
— |
|||
1101 00 15 9100 |
C01 |
EUR/t |
5,48 |
|||
1101 00 15 9130 |
C01 |
EUR/t |
5,12 |
|||
1101 00 15 9150 |
C01 |
EUR/t |
4,72 |
|||
1101 00 15 9170 |
C01 |
EUR/t |
4,36 |
|||
1101 00 15 9180 |
C01 |
EUR/t |
4,08 |
|||
1101 00 15 9190 |
— |
EUR/t |
— |
|||
1101 00 90 9000 |
— |
EUR/t |
— |
|||
1102 10 00 9500 |
A00 |
EUR/t |
0 |
|||
1102 10 00 9700 |
A00 |
EUR/t |
0 |
|||
1102 10 00 9900 |
— |
EUR/t |
— |
|||
1103 11 10 9200 |
A00 |
EUR/t |
0 |
|||
1103 11 10 9400 |
A00 |
EUR/t |
0 |
|||
1103 11 10 9900 |
— |
EUR/t |
— |
|||
1103 11 90 9200 |
A00 |
EUR/t |
0 |
|||
1103 11 90 9800 |
— |
EUR/t |
— |
|||
NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.
|
7.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 99/18 |
VERORDENING (EG) Nr. 571/2006 VAN DE COMMISSIE
van 6 april 2006
betreffende de offertes voor de uitvoer van gerst die zijn meegedeeld in het kader van de openbare inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1058/2005
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3, eerste alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1058/2005 van de Commissie (2) is een inschrijving voor de restitutie bij uitvoer van gerst naar bepaalde derde landen opengesteld. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (3) kan de Commissie op grond van de meegedeelde offertes besluiten niet tot toewijzing over te gaan. |
(3) |
Het is, met name rekening houdend met de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 genoemde criteria, niet wenselijk een maximumrestitutie vast te stellen. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Er wordt geen gevolg gegeven aan de offertes van 31 maart tot en met 6 april 2006 zijn meegedeeld in het kader van de in Verordening (EG) nr. 1058/2005 bedoelde inschrijving voor de restitutie bij uitvoer van gerst.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 7 april 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 6 april 2006.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).
(2) PB L 174 van 7.7.2005, blz. 12.
(3) PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).
7.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 99/19 |
VERORDENING (EG) Nr. 572/2006 VAN DE COMMISSIE
van 6 april 2006
tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van zachte tarwe in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1059/2005
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3, eerste alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1059/2005 van de Commissie (2) is een openbare inschrijving voor de restitutie bij uitvoer van zachte tarwe naar bepaalde derde landen opengesteld. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (3) kan de Commissie, op grond van de meegedeelde offertes, besluiten een maximumrestitutie bij uitvoer vast te stellen, daarbij rekening houdend met de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 bedoelde criteria. In dat geval wordt gegund aan de inschrijver(s) wiens (wier) offerte niet hoger is dan de vastgestelde maximumrestitutie. |
(3) |
De toepassing van de bovenbedoelde criteria op de huidige marktsituatie leidt voor de betrokken graansoort tot de vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de offertes die van 31 maart tot en met 6 april 2006 in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1059/2005 werden meegedeeld, wordt de maximumrestitutie bij uitvoer van zachte tarwe vastgesteld op 4,00 EUR/t.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 7 april 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 6 april 2006.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).
(2) PB L 174 van 7.7.2005, blz. 15.
(3) PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).
7.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 99/20 |
VERORDENING (EG) Nr. 573/2006 VAN DE COMMISSIE
van 6 april 2006
betreffende de offertes voor de invoer van sorgho die zijn meegedeeld in het kader van de openbare inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 2094/2005
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), inzonderheid op artikel 12, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Een inschrijving voor de maximumverlaging van het recht bij invoer van sorgho, van herkomst uit derde landen, in Spanje is opengesteld bij Verordening (EG) nr. 2094/2005 van de Commissie (2). |
(2) |
Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1839/95 van de Commissie (3), kan de Commissie volgens de procedure van artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 op grond van de meegedeelde offertes besluiten niet tot toewijzing over te gaan. |
(3) |
Met name rekening houdend met de in de artikelen 6 en 7 van Verordening (EG) nr. 1839/95 genoemde criteria, is het niet wenselijk een maximumverlaging van het recht vast te stellen. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Er wordt geen gevolg gegeven aan de offertes die van 31 maart tot en met 6 april 2006 zijn meegedeeld in het kader van de in Verordening (EG) nr. 2094/2005 bedoelde inschrijving voor de verlaging van het recht bij invoer van sorgho.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 7 april 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 6 april 2006.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).
(2) PB L 335 van 21.12.2005, blz. 4.
(3) PB L 177 van 28.7.1995, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1558/2005 (PB L 249 van 24.9.2005, blz. 6).
II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing
Commissie
7.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 99/21 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 8 februari 2006
Steunmaatregel van de staten nr. C 22/2004 (ex N 648/2001) inzake belastingaftrek voor beroepsvissers (Zweden)
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 265)
(Slechts de tekst in de Zweedse taal is authentiek)
(Voor de EER relevante tekst)
(2006/269/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,
Gelet op Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (1), en met name op artikel 14,
Na de belanghebbenden te hebben verzocht om overeenkomstig het bepaalde in artikel 88, lid 2, eerste alinea, van het EG-Verdrag hun opmerkingen kenbaar te maken,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 4 september 2001 hebben de Zweedse autoriteiten een ontwerp-wet tot wijziging van de wet op de inkomstenbelasting (1999:1229) bij de Commissie aangemeld. De Commissie heeft om nadere gegevens betreffende de ontwerp-wet verzocht bij brieven van 10 december 2001, 25 april 2002, 23 juli 2002, 4 oktober 2002, 11 maart 2003, 24 juli 2003 en 3 februari 2004, waarop de Zweedse autoriteiten hebben geantwoord bij brieven van respectievelijk 26 februari 2002, 7 juni 2002, 29 juli 2002, 19 december 2002, 19 mei 2003, 19 december 2003 en 8 maart 2004. |
(2) |
De Commissie heeft Zweden bij brief van 16 juni 2004 in kennis gesteld van haar besluit om de formele onderzoeksprocedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden ten aanzien van de ontwerp-wet. |
(3) |
Het besluit van de Commissie tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie van 20 oktober 2004 (2). De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen over de betrokken steunmaatregel kenbaar te maken. De Zweedse autoriteiten hebben hierop gereageerd bij brief van 9 november 2004. Er zijn geen verdere opmerkingen ontvangen. |
(4) |
De aangemelde ontwerp-wet, met name het voorstel tot wijziging van de wet op de inkomstenbelasting (1999:1229), strekt ertoe de kosten die door vissers met een vergunning bij de visvangst zijn gemaakt, te vergoeden. Dit resulteert in een wijziging van het bestaande systeem van belastingvoordelen voor vissers. |
(5) |
In 2002 heeft de Zweedse nationale belastingdienst een nieuw algemeen advies inzake belastingaftrek voor beroepsvissers ingevoerd, dat nog steeds van toepassing is en er in principe in bestaat het algemene, voor alle sectoren geldende belastingstelsel op de visserijsector toe te passen. De sinds dat jaar geldende belastingvoordelen voor vissers worden derhalve niet als steun beschouwd. |
(6) |
Op grond van het advies van 2002 moeten vissers, om in aanmerking te komen voor een belastingaftrek, tijdens hun visreis een nacht weg van huis hebben doorgebracht; dit is namelijk een algemene voorwaarde van het algemene belastingstelsel. Overeenkomstig datzelfde advies kunnen vissers voor de verhoogde kosten van het levensonderhoud dezelfde belastingaftrek toepassen als andere zelfstandigen, en voor dezelfde bedragen. De Zweedse autoriteiten merken op dat 99 % van de beroepsvissers in Zweden zelfstandigen, dus eenmansbedrijven zijn. |
(7) |
Voor de accommodatiekosten gelden momenteel dezelfde voorwaarden voor vissers als voor zelfstandigen. Normaliter wordt voor elke nacht die weg van huis is doorgebracht, de standaardaftrek toegepast. Dit betekent dat vissers of anderen geen specifiek bewijs hoeven over te leggen van de daadwerkelijk verrichte uitgaven om in aanmerking te komen voor de standaardaftrek van 95 SEK per dag. |
(8) |
Zelfstandigen van andere sectoren moeten een bevredigende verklaring voor hun verhoogde kosten verstrekken, met gegevens betreffende de data, het doel en de bestemming van de dienstreis, alsook het uur van de heen- en terugreis. |
(9) |
Vissers hoeven geen dergelijke verklaring over te leggen, doch komen slechts in aanmerking voor een belastingaftrek wanneer de visreizen een nacht weg van huis omvatten. Teneinde de belastingautoriteiten in staat te stellen de hoogte van de standaardaftrek te berekenen, moeten vissers gegevens verstrekken over de data van de visreizen en de duur daarvan. De Zweedse autoriteiten hebben dit criterium gekozen om het belastingstelsel en de toepassing ervan niet ingewikkelder te maken, aangezien visreizen van nature de beroepsactiviteit van een visser vormen. |
(10) |
Wanneer vissers en zelfstandigen menen dat de verhoogde kosten van het levensonderhoud hoger liggen dan het forfaitaire bedrag van 95 SEK per dag, dan kunnen zij ervoor kiezen dit te bewijzen door een rapport van alle reizen in het betrokken belastingjaar over te leggen. Wordt voor deze optie gekozen, dan geldt deze voor het hele jaar en is het derhalve niet mogelijk binnen eenzelfde belastingjaar voor een aantal reizen een forfaitair bedrag en voor andere de daadwerkelijke uitgaven toe te passen. |
(11) |
Op grond van de nieuwe, bij de Commissie aangemelde regeling hoeft niet langer een nacht weg van huis te worden doorgebracht om in aanmerking te komen voor de belastingaftrek voor verhoogde kosten van het levensonderhoud. Deze regeling, die uitsluitend geldt voor vissers, brengt vissers die geen nacht weg van huis doorbrengen, uit fiscaal oogpunt dus op gelijke voet met diegenen die dit wel doen. |
(12) |
De aangemelde regeling beoogt een gelijkschakeling van de concurrentievoorwaarden tussen de Zweedse, Deense en Noorse vissers en een herstel van het evenwicht tussen de vissers die in aanmerking komen voor deze belastingaftrek en de overigen. |
(13) |
Bovendien zal de administratieve last voor zowel de vissers als de belastingautoriteiten worden verminderd, aangezien er wordt van uitgegaan dat een aftrek met een bepaald op het inkomen gebaseerd percentage gemakkelijker te beheren en te controleren is dan een aftrek op basis van het aantal visdagen. |
(14) |
Dankzij de nieuwe regeling zullen ook kust- en meervissers van het systeem voor belastingaftrek kunnen profiteren, wat momenteel niet het geval is. De nieuwe regeling zal dus ten goede komen aan deze vissers ook wanneer zij geen nacht weg van huis hebben doorgebracht (en eventueel kosten hebben gemaakt), aangezien de enige betalingsvoorwaarde is dat de vissers in het bezit moeten zijn van een vergunning voor het beoefenen van de professionele visserij. |
(15) |
Net zoals in het kader van de huidige, voor alle sectoren geldende regeling zouden vissers die gebruik maken van de aangemelde regeling, geen aanspraak kunnen maken op andere vormen van belastingaftrek voor verhoogde kosten van het levensonderhoud. |
(16) |
De in het kader van de huidige regeling toegepaste vermindering van de belastingdruk per visser van 95 SEK per dag wordt gewijzigd en zal worden berekend op basis van een percentage van het inkomen, waarbij een maximum van 40 000 SEK (4 444 euro) per jaar zal gelden. Voorts mag de aftrek niet meer bedragen dan 20 % van het jaarlijkse inkomen. Dit betekent bijvoorbeeld dat de aftrek voor een jaarlijks inkomen van 100 000 SEK (11 111 euro) 20 000 SEK (2 222 euro) zal bedragen, en dat de maximale aftrek slechts kan worden toegepast wanneer het jaarlijkse inkomen 200 000 SEK (22 222 euro) of meer bedraagt. |
(17) |
Bij brief van 4 oktober 2002 heeft de Commissie de Zweedse autoriteiten verzocht bij benadering aan te geven hoeveel van de 2 000 beroepsvissers die in aanmerking zullen komen voor de ontwerp-wet, aanspraak zullen kunnen maken op de maximale aftrek van 40 000 SEK, d.w.z. vissers met een jaarlijks inkomen van ten minste 200 000 SEK. |
(18) |
Bij brief van 19 december 2002 hebben de Zweedse autoriteiten geantwoord dat er geen statistieken beschikbaar zijn over het inkomen van beroepsvissers uit de visserijactiviteit alleen, en dat zij dus geen antwoord op deze specifieke vraag konden geven. |
(19) |
Volgens de in de aanmeldingen verstrekte gegevens zou toepassing van de aangemelde regeling resulteren in een verlies voor de Zweedse schatkist van 34 400 000 SEK (3 822 222 euro) per jaar, waarvan 18 200 000 SEK (2 022 222 euro) aan gederfde sociale bijdragen op nationaal niveau en 16 200 000 SEK (1 800 000 euro) door een vermindering van de regionale belastinginkomsten van elke betrokken regio. |
(20) |
In Zweden zijn ongeveer 3 000 professionele vissers in het bezit van een vergunning, 2 000 daarvan zijn momenteel actief. Op het ogenblik van de inleiding van de formele onderzoeksprocedure beschikten de Zweedse autoriteiten niet over gegevens waaruit bleek hoeveel van de 2 000 actieve vissers met een vergunning visreizen ondernamen die een nacht weg van huis omvatten. Het was derhalve niet mogelijk in te schatten hoeveel vissers op dat ogenblik konden profiteren van de bestaande belastingvoordelen voor vissers. |
(21) |
De Commissie was van oordeel dat het bestaande systeem voor belastingaftrek op dezelfde wijze voor alle sectoren van de economie gold en het dus geen selectief voordeel voor de visserijsector, maar wel een algemene maatregel betrof. Het toepassen van een belastingaftrek zonder dat de vissers ertoe worden verplicht een nacht weg van huis door te brengen, zou volgens de Commissie voor de visserijsector een selectief voordeel opleveren waarvoor andere sectoren niet in aanmerking komen. Dit voordeel lijkt te worden toegekend zonder dat de begunstigden enige verplichting wordt opgelegd. De maatregelen leken te zijn bestemd om zowel de situatie en de kaspositie van het bedrijf als de inkomenspositie van de begunstigde te verbeteren en zijn derhalve, omdat sprake is van steun voor de bedrijfsvoering, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt. |
(22) |
Volgens de Zweedse autoriteiten is de maatregel voorgesteld om het evenwicht tussen de vissers die in aanmerking komen voor het huidige systeem voor belastingaftrek (d.i. voor wie de visreis een nacht van huis omvat) en de overigen (kust- en meervissers) te herstellen en het belastingstelsel af te stemmen op dat van de buurlanden. |
(23) |
De Zweedse autoriteiten schatten dat van de 2 000 momenteel actieve vissers met een vergunning 1 500 visreizen ondernemen die een nacht weg van huis omvatten en dat derhalve 500 vissers die momenteel niet in aanmerking komen voor een belastingaftrek, van de voorgestelde regeling zullen profiteren. |
(24) |
In het kader van de huidige regeling kunnen vissers een vast bedrag voor maaltijden, kleine uitgaven en accomodatie aftrekken. Zoals hierboven aangegeven voeren de Zweedse autoriteiten aan dat veel beroepsvissers in Zweden lange visreizen maken, wat in het kader van het huidige systeem voor belastingaftrek voor de belastingautoriteiten resulteert in een groot aantal dossiers inzake aftrek voor verhoogde kosten van het levensonderhoud in verband met visreizen. |
(25) |
De Zweedse autoriteiten houden vol dat de regeling zou moeten worden toegestaan omdat zij de belastingsituatie van beroepsvissers die een nacht weg van huis doorbrengen en de overigen, gelijkschakelt; aangezien de kosten voor beide groepen gelijk zijn, moeten zij redelijkerwijs dezelfde fiscale behandeling krijgen. |
(26) |
De Zweedse autoriteiten argumenteren voorts dat de bijzondere aard van de behoeften van beroepsvissers de speciale fiscale bepaling rechtvaardigen en dat, aangezien de vissers doorgaans op kleine schaal opereren, een vereenvouding van de aftrek de administratie zal vergemakkelijken voor zowel de belastingautoriteiten als de vissers zelf. De Zweedse autoriteiten houden dan ook vol dat de voorgestelde regeling nodig is voor de doeltreffendheid van het Zweedse belastingsysteem en gerechtvaardigd wordt door de aard of de algemene opzet van het Zweedse belastingsysteem. |
(27) |
Met betrekking tot het budget voeren de Zweedse autoriteiten ten slotte aan dat de berekening van het verlies voor de Zweedse schatkist onjuist is en dat het effect als marginaal moet worden beschouwd. Zij beweren dat de bestaande regeling resulteert in een verlies van 41 100 000 SEK (4 566 667 euro) en dat, als alle beroepsvissers gebruik zouden maken van de nieuw aangemelde regeling, het belastingverlies slechts 34 300 000 SEK (3 811 111 euro) zou bedragen. Aangezien de regeling bepaalde vissers die momenteel gebruik maken van de huidige regels, zou benadelen, wordt voorts aangenomen dat ongeveer 500 vissers geen gebruik zouden maken van de volgende regeling en de bestaande regels zouden blijven toepassen. |
(28) |
Op basis daarvan hebben de Zweedse autoriteiten berekend dat de impact op de overheidsfinanciën voor 2005 op 49 700 000 SEK (5 522 222 euro) zou komen, wat overeenkomt met een aftrek van 41 100 000 SEK (4 566 667 euro) in het kader van de bestaande regeling en 8 600 000 (955 556 euro) in het kader van de voorgestelde regeling. |
A. Het bestaan van staatssteun
(29) |
Om als staatssteun te worden aangemerkt, moet de maatregel de begunstigden in de eerste plaats een voordeel verschaffen dat de lasten verlicht die zij normaliter uit eigen middelen moeten dragen. Een dergelijk voordeel kan worden verschaft door een vermindering van de belastingdruk in verschillende vormen, inclusief een vermindering van de belastinggrondslag, zoals in het geval van de aangemelde regeling. |
(30) |
In de tweede plaats moet het voordeel worden toegekend door de Staat of uit staatsmiddelen. Een verlies aan belastingopbrengsten komt op hetzelfde neer als het verbruik van staatsmiddelen in de vorm van fiscale uitgaven. Dit is ook het geval bij de aangemelde regeling. |
(31) |
In de derde plaats moet de maatregel het handelsverkeer tussen lidstaten ongunstig beïnvloeden en de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen. Iedere steunmaatregel die een bepaalde sector begunstigt, vervalst de mededinging of dreigt deze te vervalsen. Het handelsverkeer tussen de lidstaten wordt ongunstig beïnvloed wanneer de betrokken sector een economische activiteit verricht waarvoor handel tussen lidstaten bestaat, wat het geval is voor de visserijsector. |
(32) |
Het feit dat een maatregel de lasten in de betrokken sector afstemt op die van de concurrenten in andere lidstaten, doet niet af aan het feit dat het om steun gaat (3). |
(33) |
Ten slotte moet de maatregel specifiek of selectief zijn, in die zin dat hij bepaalde ondernemingen of bepaalde producties begunstigt. Het selectieve karakter van een maatregel kan evenwel worden gerechtvaardigd door de aard of de opzet van het stelsel. Het is echter aan de lidstaat om een dergelijke rechtvaardiging te verstrekken. |
(34) |
In de eerste plaats moet duidelijk worden gemaakt dat het bestaande systeem voor belastingaftrek op dezelfde wijze voor alle sectoren van de economie wordt toegepast. Het gaat dus niet om een selectief voordeel voor de visserijsector en bijgevolg niet om staatssteun, maar wel om een algemene maatregel. |
(35) |
Het toepassen van een belastingaftrek zonder dat de vissers ertoe worden verplicht een nacht weg van huis door te brengen, zou voor de visserijsector een selectief voordeel opleveren waarvoor andere sectoren niet in aanmerking komen; de regeling vormt derhalve staatssteun. |
B. Verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt
(36) |
Aangezien de aangemelde maatregel staatssteun vormt, moet worden nagegaan of deze steun op grond van de uitzonderingen van artikel 87, leden 2 en 3, als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kan worden beschouwd. |
(37) |
Geen van de uitzonderingen van artikel 87, lid 2, van het EG-Verdrag is in dit geval van toepassing, aangezien de hervorming van het belastingstelsel niet gericht is op de in deze bepalingen vermelde doelstellingen. |
(38) |
De uitzonderingen van artikel 87, lid 3, onder a), b) of d), van het EG-Verdrag zijn evenmin van toepassing, aangezien de steunmaatregel niet bestemd is voor streken waarin de levensstandaard abnormaal laag is of waar een ernstig gebrek aan werkgelegenheid heerst. De steunmaatregel is niet bedoeld om de verwezenlijking van een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang te bevorderen of een ernstige verstoring in de economie van Zweden op te heffen, en evenmin om de cultuur en de instandhouding van het culturele erfgoed te bevorderen. |
(39) |
De maatregel moet ook worden getoetst aan de Richtsnoeren voor het onderzoek van staatssteun in de visserij- en aquacultuursector (4). Volgens punt 1.2 van die richtsnoeren is staatssteun die wordt verleend zonder dat de begunstigden enige verplichting wordt opgelegd en die bestemd is voor verbetering van de situatie en de kaspositie van het bedrijf, en waarvan het resultaat bestaat in een verbetering van de inkomenspositie van de begunstigde, omdat sprake is van steun voor de bedrijfsvoering, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt. |
(40) |
Met het oog op de vaststelling van de verenigbaarheid van de maatregel met de gemeenschappelijke markt heeft het Hof van Justitie verklaard dat de Commissie gebonden is aan de door haar op het gebied van toezicht op staatssteun uitgevaardigde richtsnoeren en mededelingen, voor zover deze niet afwijken van de regels van het Verdrag en door de lidstaten worden geaccepteerd (5). In de tweede plaats moet de Commissie haar beschikkingen, inclusief die waarbij zij weigert steun op grond van artikel 92, lid 3, onder c), van het Verdrag verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren, overeenkomstig artikel 253 van het EG-Verdrag met redenen omkleden (6). Aangezien Zweden nog meer argumenten heeft verstrekt, zal de Commissie deze overeenkomstig haar verplichtingen uit hoofde van artikel 10 van het EG-Verdrag bestuderen in het kader van haar beoordeling van de verenigbaarheid van de regeling met de gemeenschappelijke markt. |
(41) |
Volgens de Zweedse autoriteiten is de regeling voorgesteld om het evenwicht tussen de vissers die in aanmerking komen voor de belastingaftrek (d.w.z. die een nacht weg van huis hebben doorgebracht) en de overigen (kust- en meervissers) te herstellen. In het kader van de regeling zullen vissers die een nacht weg van huis doorbrengen, uit fiscaal oogpunt op gelijke voet worden gebracht met diegenen die dit niet doen. Voor de andere sectoren blijven de bestaande regels inzake de aftrek voor verhoogde kosten van het levensonderhoud ongewijzigd. |
(42) |
De Zweedse autoriteiten zijn van oordeel dat de kosten van vissers wier visreizen geen nacht weg van huis omvatten, algemeen gesproken niet lager uitvallen dan die van beroepsvissers die langere visreizen ondernemen met een nacht weg van huis. Zij zijn dan ook van oordeel dat beide groepen vissers redelijkerwijs dezelfde fiscale behandeling moeten krijgen. |
(43) |
Hoewel dit een van de belangrijkste argumenten voor de aangemelde regeling was, konden de Zweedse autoriteiten slechts bij benadering aangeven hoeveel van de 2 000 actieve vissers met een vergunning visreizen ondernemen die een nacht weg van huis omvatten. Bovendien zijn zij niet eens in staat gegevens te verstrekken over de aard van de betrokken kosten, aan de hand waarvan een vergelijking zou kunnen worden gemaakt tussen de door beide groepen vissers gedragen kosten. |
(44) |
Bij gebrek aan gegevens waaruit blijkt dat de kosten van beide groepen beroepsvissers inderdaad vergelijkbaar zijn, ongeacht of hun reizen al dan niet een nacht weg van huis omvatten, moet ervan worden uitgegaan dat de voorgestelde regeling de voorwaarden van het handelsverkeer in de Zweedse visserijsector verandert en dus onverenigbaar is met artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag. |
(45) |
Het argument dat het nieuwe systeem een neutrale concurrentiesituatie voor de Zweedse vissers ten opzichte van Deense en Noorse vissers zou creëren, is in dit verband irrelevant, aangezien de regeling op zich nadelige gevolgen heeft voor de handelsvoorwaarden binnen de Zweedse visserijsector. |
(46) |
Het argument van de Zweedse autoriteiten dat vele beroepsvissers in Zweden lange visreizen ondernemen alleen al omdat Zweden geografisch gezien een lang land is met lange kustlijnen zowel aan de Noordzee als met name aan de Oostzee, kan niet worden beschouwd als ondersteuning van het argument dat het systeem het evenwicht tussen zee- en kustvissers herstelt wat de toegang tot het systeem voor belastingaftrek betreft. Integendeel, hieruit blijkt juist dat er een significant verschil is tussen de visserijactiviteiten van beide groepen, wat een verschillende fiscale behandeling rechtvaardigt. |
(47) |
Tot slot stellen de Zweedse autoriteiten dat het voorgestelde systeem voor belastingaftrek tot een beter gebruik van de administratieve middelen zal leiden, aangezien de aftrek niet langer zal moeten worden berekend op basis van het totale aantal visdagen, doch zal bestaan in een op basis van de jaarlijkse inkomsten uit de visserij berekend forfaitair bedrag. |
(48) |
Men kan er inderdaad van uitgaan dat het op een forfaitair bedrag voor het hele jaar gebaseerd systeem een beter gebruik van de administratieve middelen mogelijk maakt dan een per dag berekend forfaitair bedrag. Er bestaan echter geen specifieke regels voor beroepsvissers inzake accountancy en boekhouding, en de Zweedse autoriteiten waren niet in staat statistieken over de inkomsten van beroepsvissers uit louter de visserij te verstrekken. Gelet op het feit dat de meeste vissers inkomsten hebben uit meer dan een beroepsactiviteit, moet er bijgevolg van worden uitgegaan dat het op de jaarlijkse inkomsten uit de visserij gebaseerde forfaitaire bedrag voor het jaar moeilijk vast te stellen is. Aangezien het aantal visdagen overeenkomstig de bepalingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid wordt geregisteerd en dus zeer toegankelijk is, ziet de Commissie geen voordeel in een overschakeling op een op de jaarlijkse inkomsten gebaseerd systeem. |
(49) |
Voorts suggereren de Zweedse autoriteiten in hun brief van 9 november 2004 dat het voor ongeveer 1 500 vissers wellicht nog steeds voordeliger zou zijn een aftrek van de daadwerkelijke kosten aan te vragen, zoals aangegeven in punt 10. De nieuwe regeling zal dus naar alle waarschijnlijkheid slechts worden toegepast voor de 500 vissers die in het kader van de bestaande regeling niet in aanmerking komen voor deze aftrek. Hoewel het toegepaste systeem wellicht efficiënter is, zou het vergeleken bij de huidige situatie, waarbij voor deze vissers geen dergelijke aftrek wordt toegepast, dus toch tot een zwaardere administratieve last leiden. |
(50) |
Gelet op het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat de regeling staatssteun vormt die onverenigbaar is met artikel 87 van het EG-Verdrag. |
(51) |
In het licht van de beoordeling in punt V is de Commissie van oordeel dat deze steunregeling onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt voor zover zij voorziet in een belastingaftrek voor de verhoogde kosten van het levensonderhoud van beroepsvissers ongeacht of hun visserijactiviteiten al dan niet een nacht weg van huis omvatten. |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De door Zweden voorgestelde ontwerp-wet tot wijziging van de wet op de inkomstenbelasting (1999:1229) „belastingaftrek voor beroepsvissers” is onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt.
Zweden mag de in het eerste lid genoemde steunregeling niet ten uitvoer leggen.
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk Zweden.
Gedaan te Brussel, 8 februari 2006.
Voor de Commissie
Joe BORG
Lid van de Commissie
(1) PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1. Verordening gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.
(2) PB C 258 van 20.10.2004, blz. 2.
(3) Zaak 173/73, Italië/Commissie, jurispr. 1974, 709, r.o. 17.
(4) PB C 19 van 20.1.2001, blz. 7.
(5) Zaak C 313/90 Comité international de la rayonne et des fibres synthétiques/Commissie [1993] Jurispr. I-1125.
(6) Zaak C-482/99, Frankrijk/Commissie, [2003] Jurispr. I-1487.
7.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 99/27 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 4 april 2006
tot wijziging van Beschikking 92/452/EEG wat betreft bepaalde embryoteams en embryoproductieteams in de Verenigde Staten van Amerika
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 1248)
(Voor de EER relevante tekst)
(2006/270/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 89/556/EEG van de Raad van 25 september 1989 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in embryo's van als huisdier gehouden runderen en de invoer daarvan uit derde landen (1), en met name op artikel 8, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Beschikking 92/452/EEG van de Commissie van 30 juli 1992 houdende vaststelling van lijsten van embryoteams en embryoproductieteams die in derde landen zijn erkend met het oog op de uitvoer van runderembryo's naar de Gemeenschap (2) bepaalt dat de lidstaten alleen embryo's uit derde landen mogen invoeren als die embryo's zijn verzameld, behandeld en opgeslagen door in de lijsten van die beschikking vermelde embryoteams. |
(2) |
De Verenigde Staten van Amerika hebben gevraagd deze lijsten voor hun land te wijzigen wat bepaalde embryoteams en embryoproductieteams betreft. |
(3) |
De Verenigde Staten van Amerika hebben garanties gegeven betreffende de naleving van de desbetreffende voorschriften van Richtlijn 89/556/EEG en de betrokken embryoteams zijn door de veterinaire diensten van het land officieel erkend voor uitvoer naar de Gemeenschap. |
(4) |
Beschikking 92/452/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(5) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De bijlage bij Beschikking 92/452/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze beschikking.
Artikel 2
Deze beschikking is van toepassing met ingang van 10 april 2006.
Artikel 3
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 4 april 2006.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 302 van 19.10.1989, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/60/EG (PB L 31 van 3.2.2006, blz. 24).
(2) PB L 250 van 29.8.1992, blz. 40. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/85/EG (PB L 40 van 11.2.2006, blz. 24).
BIJLAGE
De bijlage bij Beschikking 92/452/EEG wordt als volgt gewijzigd:
a) |
de volgende rij voor embryoteams uit de Verenigde Staten van Amerika wordt geschrapt:
|
b) |
de volgende rij voor de Verenigde Staten van Amerika wordt toegevoegd:
|
c) |
de rij voor het embryoteam nr. 91IA029 uit de Verenigde Staten van Amerika wordt vervangen door:
|
d) |
de rij voor het embryoteam nr. 96CO084 uit de Verenigde Staten van Amerika wordt vervangen door:
|
7.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 99/29 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 5 april 2006
tot wijziging van Beschikking 2002/613/EG wat betreft de erkende varkensspermacentra in Canada
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 1258)
(Voor de EER relevante tekst)
(2006/271/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 90/429/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van varkens en de invoer daarvan (1), en met name op artikel 8, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Beschikking 2002/613/EG van de Commissie van 19 juli 2002 houdende vaststelling van de voorwaarden voor de invoer van sperma van als huisdier gehouden varkens (2) is een lijst vastgesteld van derde landen, met inbegrip van Canada, waaruit de lidstaten de invoer van sperma van als huisdier gehouden varkens moeten toestaan. |
(2) |
Canada heeft gevraagd de voor het land geldende lijst van bij Beschikking 2002/613/EG erkende spermacentra te wijzigen. |
(3) |
Canada heeft garanties betreffende de naleving van de desbetreffende voorschriften van Richtlijn 90/429/EEG gegeven en het nieuwe centrum dat aan de lijst moet worden toegevoegd, is door de Canadese veterinaire diensten officieel voor uitvoer naar de Gemeenschap erkend. |
(4) |
Beschikking 2002/613/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(5) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Bijlage V bij Beschikking 2002/613/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze beschikking.
Artikel 2
Deze beschikking is van toepassing met ingang van 10 april 2006.
Artikel 3
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 5 april 2006.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 62. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).
(2) PB L 196 van 25.7.2002, blz. 45. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2004/456/EG (PB L 156 van 30.4.2004, blz. 49, gerectificeerd in PB L 202 van 7.6.2004, blz. 33).
BIJLAGE
In bijlage V bij Beschikking 2002/613/EG wordt de volgende rij aan de lijst voor Canada toegevoegd:
„CA |
4-AI-29 |
|
7.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 99/31 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 5 april 2006
tot wijziging van Beschikking 2004/453/EG wat betreft Zweden en het Verenigd Koninkrijk
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 1259)
(Voor de EER relevante tekst)
(2006/272/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 91/67/EEG van de Raad van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het in de handel brengen van aquicultuurdieren en aquicultuurproducten (1), en met name op artikel 12, lid 3, en artikel 13, lid 3,
Gelet op Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name op artikel 10,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Beschikking 2004/453/EG van de Commissie van 29 april 2004 ter uitvoering van Richtlijn 91/67/EEG van de Raad wat betreft maatregelen tegen bepaalde ziekten bij aquacultuurdieren (3) zijn aanvullende garanties voor bepaalde visziekten vastgesteld. |
(2) |
Het hele grondgebied van Zweden werd vrij verklaard van infectieuze pancreatische necrose (IPN) op basis van de eisen van bijlage I bij Beschikking 2004/453/EG. |
(3) |
Sinds de goedkeuring van Beschikking 2004/453/EG heeft Zweden uitbraken van IPN in kustgebieden gemeld. Er is melding gemaakt van één uitbraak bij wilde vissen. Er is een andere uitbraak bij gekweekte vissen gemeld, waarvan volgens het epidemiologisch verslag wilde vissen de meest waarschijnlijke infectiebron zijn. Bijgevolg voldoen de Zweedse kustgebieden niet langer aan de eisen van bijlage I bij die beschikking om ziektevrij van IPN te worden verklaard. Het continentale deel van het grondgebied is echter nog steeds ziektevrij. |
(4) |
Overeenkomstig het voor de goedkeuring van Beschikking 2004/453/EG bij de Commissie ingediende programma mogen deze twee uitbraken Zweden er niet van weerhouden het IPN-programma in de kustgebieden te handhaven en uitroeiingsmaatregelen te nemen als IPN bij gekweekte of wilde vissen wordt vastgesteld. |
(5) |
Krachtens Beschikking 2004/453/EG moet in lidstaten waar slechts een deel van het grondgebied ziektevrij verklaard is, het gerichte toezicht in de ziektevrij verklaarde gebieden worden voortgezet. Bij de vaststelling van deze eis is geen rekening gehouden met de bijzondere situatie waarbij Ierland en Noord-Ierland vrij van dezelfde ziekte of ziekten worden verklaard terwijl delen van het Verenigd Koninkrijk niet vrij van deze ziekten worden verklaard. |
(6) |
Het Verenigd Koninkrijk mag worden toegestaan het gerichte toezicht te staken voor bepaalde ziekten waarvan Noord-Ierland vrij is verklaard, mits Ierland vrij van dezelfde ziekten is verklaard. |
(7) |
Beschikking 2004/453/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(8) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De bijlagen I, II en V bij Beschikking 2004/453/EG worden als volgt gewijzigd:
1) |
In bijlage I wordt hoofdstuk II vervangen door de tekst van bijlage I bij deze beschikking. |
2) |
In bijlage II wordt hoofdstuk II vervangen door de tekst van bijlage II bij deze beschikking. |
3) |
Punt A.5 van bijlage V wordt vervangen door:
|
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 5 april 2006.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 46 van 19.2.1991, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).
(2) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/33/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 315 van 19.11.2002, blz. 14).
(3) PB L 156 van 30.4.2004, blz. 5; gerectificeerd in PB L 202 van 7.6.2004, blz. 4.
BIJLAGE I
„HOOFDSTUK II
Gebieden die erkend zijn als vrij van bepaalde ziekten, genoemd in kolom 1, lijst III, van bijlage A bij Richtlijn 91/67/EEG
Ziekte |
Lidstaat |
Grondgebied of delen daarvan |
Voorjaarsviremie van de karper (SVC) |
Denemarken |
Het hele grondgebied |
Finland |
Het hele grondgebied; het stroomgebied van de Vuoksi wordt als buffergebied aangemerkt. |
|
Ierland |
Het hele grondgebied |
|
Zweden |
Het hele grondgebied |
|
Verenigd Koninkrijk |
Noord-Ierland, het eiland Man, Jersey en Guernsey |
|
Bacterial Kidney Disease (BKD) |
Ierland |
Het hele grondgebied |
Verenigd Koninkrijk |
Noord-Ierland, het eiland Man en Jersey |
|
Infectieuze pancreatische necrose (IPN) |
Finland |
Het continentale deel van het grondgebied; de stroomgebieden van de Vuoksi en de Kemijoki worden als buffergebied aangemerkt |
Zweden |
Het continentale deel van het grondgebied |
|
Verenigd Koninkrijk |
Het eiland Man |
|
Besmetting met Gyrodactylus salaris |
Finland |
De stroomgebieden van de Tenojoki en de Näätämönjoki; de stroomgebieden van de Paatsjoki, de Luttojoki, en de Uutuanjoki worden als buffergebied aangemerkt |
Ierland |
Het hele grondgebied |
|
Verenigd Koninkrijk |
Groot-Brittannië, Noord-Ierland, het eiland Man, Jersey en Guernsey” |
BIJLAGE II
„HOOFDSTUK II
Gebieden met goedgekeurde bestrijdings- en uitroeiingsprogramma's voor bepaalde ziekten, genoemd in kolom 1, lijst III, van bijlage A bij Richtlijn 91/67/EEG
Ziekte |
Lidstaat |
Grondgebied of delen daarvan |
Voorjaarsviremie van de karper (SVC) |
Verenigd Koninkrijk |
Groot-Brittannië |
Bacterial Kidney Disease (BKD) |
Finland |
Het continentale deel van het grondgebied |
Zweden |
Het continentale deel van het grondgebied |
|
Verenigd Koninkrijk |
Groot-Brittannië |
|
Infectieuze pancreatische necrose (IPN) |
Zweden |
De kustgebieden van het grondgebied” |
7.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 99/35 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 6 april 2006
tot wijziging van Beschikking 2005/393/EG wat betreft de beperkingsgebieden in verband met bluetongue in Spanje
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 1262)
(Voor de EER relevante tekst)
(2006/273/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 2000/75/EG van de Raad van 20 november 2000 tot vaststelling van specifieke bepalingen inzake de bestrijding en uitroeiing van bluetongue (1), en met name op artikel 8, lid 3, onder c), en artikel 19, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 2000/75/EG stelt controlevoorschriften en maatregelen ter bestrijding van bluetongue in de Gemeenschap vast, waaronder de instelling van beschermings- en toezichtsgebieden en een verbod op verplaatsingen van dieren uit die gebieden. |
(2) |
Beschikking 2005/393/EG van de Commissie van 23 mei 2005 inzake beschermings- en toezichtgebieden in verband met bluetongue en de voorwaarden voor verplaatsingen uit of binnen deze gebieden (2) bakent de algemene geografische gebieden af waarin de lidstaten beschermings- en toezichtgebieden (hierna „beperkingsgebieden” genoemd) in verband met bluetongue moeten instellen. |
(3) |
Spanje heeft de Commissie meegedeeld dat op de Balearen sinds meer dan twee jaar geen virus circuleert. |
(4) |
Bijgevolg moet dit geografische gebied als vrij van bluetongue worden beschouwd en, op grond van het door Spanje ingediende met redenen omklede verzoek, worden geschrapt van de lijst van beperkingsgebieden. |
(5) |
Beschikking 2005/393/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(6) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
In het deel „Gebied C” van bijlage I bij Beschikking 2005/393/EG wordt
„Spanje
Islas Baleares (waar geen serotype 16 aanwezig is)”
geschrapt.
Artikel 2
Deze beschikking is van toepassing met ingang van de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 3
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 6 april 2006.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 327 van 22.12.2000, blz. 74.
(2) PB L 130 van 24.5.2005, blz. 22. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2005/828/EG (PB L 311 van 26.11.2005, blz. 37).
7.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 99/36 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 6 april 2006
tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met klassieke varkenspest in Duitsland en tot intrekking van Beschikking 2006/254/EG
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 1556)
(Voor de EER relevante tekst)
(2006/274/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name op artikel 10, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Duitsland hebben zich uitbraken van klassieke varkenspest voorgedaan. |
(2) |
In verband met de handel in levende varkens en bepaalde varkensproducten kunnen deze uitbraken een gevaar vormen voor de varkensbestanden in andere lidstaten. |
(3) |
Daarom is Beschikking 2006/254/EG van de Commissie van 28 maart 2006 tot vaststelling van tijdelijke beschermende maatregelen in verband met klassieke varkenspest in Duitsland (2) vastgesteld ter ondersteuning van de door Duitsland genomen maatregelen krachtens Richtlijn 2001/89/EG van de Raad van 23 oktober 2001 betreffende maatregelen van de Gemeenschap ter bestrijding van klassieke varkenspest (3). |
(4) |
De veterinairrechtelijke voorschriften en de certificeringseisen voor de handel in levende varkens zijn vastgesteld bij Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (4). |
(5) |
De veterinairrechtelijke voorschriften en de certificeringseisen voor de handel in varkenssperma zijn vastgesteld bij Richtlijn 90/429/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van varkens en de invoer daarvan (5). |
(6) |
De veterinairrechtelijke voorschriften en de certificeringseisen voor de handel in eicellen en embryo’s van varkens zijn vastgesteld bij Beschikking 95/483/EG van de Commissie van 9 november 1995 tot vaststelling van het model van het certificaat voor het intracommunautaire handelsverkeer van eicellen en embryo's van varkens (6). |
(7) |
Beschikking 2002/106/EG van de Commissie van 1 februari 2002 houdende goedkeuring van een diagnosehandboek tot vaststelling van diagnostische procedures, bemonsteringsprocedures en criteria voor de evaluatie van de resultaten van laboratoriumtests voor de bevestiging van klassieke varkenspest (7) voorziet in op het risico afgestemde bewakingsprotocollen. |
(8) |
Gezien de door Duitsland verstrekte informatie moeten de beschermende maatregelen in verband met klassieke varkenspest in dat land zo lang worden gecontinueerd dat de nodige onderzoeken kunnen worden voltooid. |
(9) |
Ook moeten de maatregelen worden uitgebreid, zodat er zo weinig mogelijk contacten met bedrijven in bepaalde delen van Duitsland en tussen die bedrijven onderling zijn en bepaalde vormen van dienstverlening met betrekking tot varkens regionaal worden beperkt om verspreiding van de ziekte te voorkomen. |
(10) |
Beschikking 2006/254/EG moet worden ingetrokken. |
(11) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
1. Duitsland zorgt ervoor dat vanaf zijn grondgebied geen varkens naar andere lidstaten of naar derde landen worden verzonden.
2. In afwijking van lid 1 mag Duitsland toestaan dat slachtvarkens rechtstreeks worden vervoerd naar een buiten Duitsland gelegen slachthuis waar zij onmiddellijk worden geslacht, mits de varkens minimaal zestig dagen, of sinds hun geboorte wanneer zij jonger zijn dan zestig dagen, hebben verbleven op een en hetzelfde bedrijf, dat:
a) |
buiten de in bijlage I genoemde gebieden gelegen is, en |
b) |
in de laatste zestig dagen vóór de verzending van de varkens geen levende varkens heeft ontvangen, en |
c) |
waar de onderzoeken overeenkomstig hoofdstuk IV, onder D, punt 3, van de bijlage bij Beschikking 2002/106/EG zijn uitgevoerd en daarbij negatieve resultaten zijn verkregen. |
3. De bevoegde veterinaire autoriteit van Duitsland zorgt ervoor dat de verzending van varkens naar andere lidstaten ten minste drie dagen vóór de dag van verzending ter kennis wordt gebracht van de centrale en lokale veterinaire autoriteiten van de lidstaat van bestemming en van de lidstaten van doorvoer.
Artikel 2
1. Onverminderd de maatregelen van Richtlijn 2001/89/EG, en met name de artikelen 9, 10 en 11, zorgt Duitsland ervoor dat:
a) |
geen varkens worden vervoerd van en naar bedrijven die in de in bijlage I genoemde gebieden gelegen zijn; |
b) |
het vervoer van slachtvarkens van bedrijven buiten de in bijlage I genoemde gebieden naar slachthuizen in die gebieden alsmede de doorvoer van varkens door die gebieden alleen toegestaan zijn:
|
2. In afwijking van lid 1, onder a), mag de bevoegde autoriteit vanaf de tiende dag na de inwerkingtreding van deze beschikking het vervoer toestaan van varkens afkomstig van een bedrijf in de in bijlage I genoemde gebieden:
a) |
rechtstreeks naar een in die gebieden gelegen slachthuis, of |
b) |
in uitzonderingsgevallen, naar aangewezen slachthuizen in Duitsland buiten die gebieden, om daar onmiddellijk te worden geslacht, mits de varkens worden verzonden van een bedrijf waar de onderzoeken overeenkomstig hoofdstuk IV, onder D, punt 3, van de bijlage bij Beschikking 2002/106/EG zijn uitgevoerd en daarbij negatieve resultaten zijn verkregen. |
Artikel 3
Duitsland zorgt ervoor dat geen zendingen van de volgende producten naar andere lidstaten en naar derde landen worden verzonden:
a) |
varkenssperma, tenzij het afkomstig is van beren die worden gehouden in een spermacentrum als bedoeld in artikel 3, onder a), van Richtlijn 90/429/EEG dat gelegen is buiten de in bijlage I genoemde gebieden; |
b) |
eicellen en embryo's van zeugen, tenzij die eicellen en embryo's afkomstig zijn van zeugen die worden gehouden op een bedrijf dat gelegen is buiten de in bijlage I genoemde gebieden. |
Artikel 4
Duitsland zorgt ervoor dat:
a) |
op het gezondheidscertificaat overeenkomstig Richtlijn 64/432/EEG, waarvan uit Duitsland verzonden varkens vergezeld gaan, de volgende vermelding wordt aangebracht: „Deze dieren voldoen aan Beschikking 2006/274/EG van de Commissie van 6 april 2006 tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met klassieke varkenspest in Duitsland.”; |
b) |
op het gezondheidscertificaat overeenkomstig Richtlijn 90/429/EEG, waarvan uit Duitsland verzonden varkenssperma vergezeld gaat, de volgende vermelding wordt aangebracht: „Dit sperma voldoet aan Beschikking 2006/274/EG van de Commissie van 6 april 2006 tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met klassieke varkenspest in Duitsland.”; |
c) |
op het gezondheidscertificaat overeenkomstig Beschikking 95/483/EG, waarvan uit Duitsland verzonden eicellen en embryo's van varkens vergezeld gaan, de volgende vermelding wordt aangebracht: „Deze eicellen/embryo’s (doorhalen wat niet van toepassing is) voldoen aan Beschikking 2006/274/EG van de Commissie van6 april 2006 tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met klassieke varkenspest in Duitsland.”. |
Artikel 5
Duitsland zorgt ervoor dat:
1) |
de bevoegde autoriteiten in de in bijlage I genoemde gebieden op het risico gebaseerde zones afbakenen en dat op zijn minst de diensten die worden verleend door personen die in direct contact met de varkens komen of de varkenshokken moeten binnengaan en het gebruik van voertuigen voor het vervoer van voeder, mest of dode dieren van en naar varkensbedrijven in de in bijlage I genoemde gebieden tot die afgebakende zones beperkt blijven en zich niet tot andere delen van de Gemeenschap uitstrekken, tenzij de voertuigen, het materieel en eventuele andere smetstofdragers grondig gereinigd en ontsmet zijn en ten minste drie dagen lang niet in contact gekomen zijn met varkens of varkensbedrijven; |
2) |
in de in bijlage I genoemde gebieden bewakingsmaatregelen worden genomen overeenkomstig de in bijlage II genoemde beginselen; |
3) |
preventieve ziektebestrijdingsmaatregelen worden genomen overeenkomstig artikel 4, lid 3, onder a), van Richtlijn 2001/89/EG; |
4) |
de varkenshouders adequaat worden voorgelicht. |
Artikel 6
1. De lidstaten verzenden geen varkens naar slachthuizen in de in bijlage I genoemde gebieden.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat:
a) |
voertuigen die voor het vervoer van varkens in Duitsland gebruikt zijn of op een bedrijf in Duitsland geweest zijn waar varkens worden gehouden, na elk vervoer twee maal worden gereinigd en ontsmet, en gedurende minimaal drie dagen niet voor het vervoer van varkens gebruikt worden; |
b) |
de vervoerders aan de bevoegde autoriteit het bewijs leveren dat die ontsmetting zo heeft plaatsgevonden. |
Artikel 7
De lidstaten brengen de maatregelen die zij ten aanzien van het handelsverkeer toepassen, in overeenstemming met deze beschikking en zij maken de getroffen maatregelen onmiddellijk bekend. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
Artikel 8
Deze beschikking is van toepassing tot en met 15 mei 2006.
Artikel 9
Beschikking 2006/254/EG wordt ingetrokken.
Artikel 10
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 6 april 2006.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/33/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 315 van 19.11.2002, blz. 14).
(2) PB L 91 van 29.3.2006, blz. 61.
(3) PB L 316 van 1.12.2001, blz. 5. Richtlijn gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.
(4) PB 121 van 29.7.1964, blz. 1977/64. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1/2005 (PB L 3 van 5.1.2005, blz. 1).
(5) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 62. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 van de Raad (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).
(6) PB L 275 van 18.11.1995, blz. 30.
(7) PB L 39 van 9.2.2002, blz. 71.
BIJLAGE I
In de artikelen 1, 2, 3, 5 en 6 bedoelde gebieden van Duitsland:
het gehele grondgebied van de deelstaat Noord-Rijnland-Westfalen.
BIJLAGE II
Overeenkomstig artikel 5, lid 2, zorgt Duitsland ervoor dat in de in bijlage I genoemde gebieden de volgende bewakingsmaatregelen worden getroffen:
a) |
elk geval van een besmettelijke ziekte op een varkensbedrijf waarvoor een behandeling met een antibioticum of ander antibacterieel middel geïndiceerd is, wordt onverwijld, voordat met de behandeling wordt begonnen, bij de bevoegde autoriteit gemeld; |
b) |
op de onder a) bedoelde varkensbedrijven verricht een dierenarts onverwijld de in hoofdstuk IV, onder A, van de bijlage bij Beschikking 2002/106/EG bedoelde klinische onderzoeken en bemonsteringen. |