ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 51

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

49e jaargang
22 februari 2006


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

*

Verordening (EG) nr. 305/2006 van de Raad van 21 februari 2006 tot vaststelling van specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die ervan worden verdacht betrokken te zijn bij de moord op de voormalige Libanese premier Rafiq Hariri

1

 

 

Verordening (EG) nr. 306/2006 van de Commissie van 21 februari 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

9

 

*

Verordening (EG) nr. 307/2006 van de Commissie van 21 februari 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 80/2006 met betrekking tot de opening van een permanente openbare inschrijving voor verkoop op de markt van de Gemeenschap van rogge die in het bezit is van het Duitse interventiebureau

11

 

*

Richtlijn 2006/18/EG van de Raad van 14 februari 2006 tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG wat de verlaagde BTW-tarieven betreft

12

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Raad

 

*

Beschikking van de Raad van 24 januari 2006 betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in het Verenigd Koninkrijk

14

 

*

Beschikking van de Raad van 14 februari 2006 tot wijziging van Beschikkingen 98/161/EG, 2004/228/EG en 2004/295/EG wat betreft de verlenging van maatregelen ter voorkoming van BTW-ontduiking in de afvalsector

17

 

 

Commissie

 

*

Beschikking van de Commissie van 2 februari 2006 goedkeuring van het technisch actieplan 2006 voor de verbetering van de landbouwstatistiek (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 6068)

19

 

*

Beschikking van de Commissie van 3 februari 2006 tot wijziging van Richtlijn 2001/109/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 2002/38/EG van de Commissie betreffende statistische enquêtes over bepaalde soorten fruitbomen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 5963)

21

 

*

Beschikking van de Commissie van 7 februari 2006 tot wijziging van Beschikking 2003/329/EG wat betreft de verlenging van de overgangsmaatregelen voor de warmtebehandeling van mest (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 263)  ( 1 )

27

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

22.2.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 51/1


VERORDENING (EG) Nr. 305/2006 VAN DE RAAD

van 21 februari 2006

tot vaststelling van specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die ervan worden verdacht betrokken te zijn bij de moord op de voormalige Libanese premier Rafiq Hariri

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 60, 301 en 308,

Gelet op Gemeenschappelijk Standpunt 2005/888/GBVB van de Raad van 12 december 2005 betreffende specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die ervan worden verdacht betrokken te zijn bij de moord op de voormalige Libanese premier Rafiq Hariri (1),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 31 oktober 2005 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties Resolutie 1636 (2005) aangenomen, waarin nota werd genomen van de conclusie van het verslag van de internationale onderzoekscommissie over de terroristische bomaanslag van 14 februari 2005 in Beiroet, Libanon, waarbij 23 mensen, onder wie de voormalige premier van Libanon Rafiq Hariri werden gedood en tientallen anderen werden gewond.

(2)

De Veiligheidsraad heeft met diepe bezorgdheid kennis genomen van de conclusie van de internationale onderzoekcommissie dat er verschillende aanwijzingen zijn voor de betrokkenheid van Libanese en Syrische functionarissen bij deze terroristische aanslag en heeft ingevolge hoofdstuk VII van het Handvest van de Verenigde Naties besloten maatregelen vast te stellen tegen alle personen die worden verdacht van betrokkenheid bij het beramen, financieren, organiseren of uitvoeren van deze terroristische daad, teneinde, onverminderd de uiteindelijke gerechtelijke uitspraak over de schuld of onschuld van afzonderlijke personen, bij te dragen tot het onderzoek van deze misdaad.

(3)

Gemeenschappelijk Standpunt 2005/888/GBVB voorziet in de tenuitvoerlegging van de maatregelen die zijn opgenomen in Resolutie 1636 (2005) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, en met name in de bevriezing van tegoeden en economische middelen van personen die door het bij punt 3 onder b), van Resolutie 1636 (2005) ingestelde Comité van de Veiligheidsraad aangemerkt zijn als verdacht van betrokkenheid bij het beramen, financieren, organiseren of plegen van de moord op de voormalige Libanese premier Rafiq Hariri en anderen op 14 februari 2005.

(4)

Deze maatregelen vallen binnen de werkingssfeer van het Verdrag en derhalve is, met name om te garanderen dat zij door de marktdeelnemers in alle lidstaten uniform worden toegepast, communautaire wetgeving nodig om ze ten uitvoer te leggen voor zover ze de Gemeenschap betreffen.

(5)

Om praktische redenen is het wenselijk dat de Commissie wordt gemachtigd de bijlagen bij deze verordening te wijzigen op basis van kennisgeving of informatie door het betrokken Sanctiecomité en, in voorkomend geval, de lidstaten.

(6)

De lidstaten bepalen welke sancties worden opgelegd als deze verordening wordt overtreden. Deze sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

(7)

Teneinde de effectiviteit van de maatregelen waarin deze verordening voorziet te waarborgen, dient zij op de dag van haar bekendmaking in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

1)

„Sanctiecomité”: het comité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties dat bij punt 3, onder b), van Resolutie 1636 (2005) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties is ingesteld;

2)

„tegoeden”: financiële activa en economische voordelen van enigerlei aard, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:

a)

contanten, cheques, geldvorderingen, wissels, postwissels en andere betaalmiddelen;

b)

deposito’s bij financiële instellingen of andere entiteiten, saldo’s op rekeningen, schulden en schuldbewijzen;

c)

in het openbaar en onderhands verhandelde waardepapieren en schuldbewijzen, met inbegrip van aandelen, certificaten van waardepapieren, obligaties, promesses, warrants, schuldbekentenissen en derivatencontracten;

d)

interesten, dividenden of andere inkomsten over of waarde voortkomende uit of gegenereerd door activa;

e)

krediet, recht op compensatie, garanties, uitvoeringsgaranties of andere financiële verplichtingen;

f)

kredietbrieven, cognossementen, koopbrieven;

g)

bewijsstukken van een belang in fondsen of financiële middelen;

3)

„bevriezing van tegoeden”: het voorkomen van het op enigerlei wijze muteren, overmaken, corrigeren en gebruiken van, toegang hebben tot of omgaan met tegoeden met als gevolg wijzigingen van hun omvang, bedrag, locatie, eigenaar, bezit, onderscheidende kenmerken, bestemming of verdere wijzigingen waardoor het gebruik van bedoelde tegoeden, inclusief het beheer van een beleggingsportefeuille, mogelijk zou worden gemaakt;

4)

„economische middelen”: activa van enigerlei aard, materieel of immaterieel, roerend of onroerend, die geen tegoeden vormen, maar kunnen worden gebruikt om tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen;

5)

„bevriezing van economische middelen”: het voorkomen van het gebruik van economische middelen om op enigerlei wijze tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen, inclusief, maar niet beperkt tot, het verkopen, verhuren of verhypothekeren daarvan;

6)

„grondgebied van de Gemeenschap”: het grondgebied van de lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is, onder de in het Verdrag bepaalde voorwaarden.

Artikel 2

1.   Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan, eigendom zijn van of in het bezit zijn of worden gecontroleerd door de in bijlage I genoemde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen, worden bevroren.

2.   Er mogen geen tegoeden of economische middelen direct of indirect beschikbaar worden gesteld aan of ten behoeve van de in bijlage I genoemde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen.

3.   Het is verboden bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die tot doel of tot gevolg hebben de in de leden 1 en 2 bedoelde maatregelen direct of indirect te omzeilen.

Artikel 3

1.   In afwijking van het bepaalde in artikel 2 kunnen de in bijlage II genoemde bevoegde autoriteiten van de lidstaten, onder voorwaarden die zij passend achten, toestemming geven voor de vrijgave of de beschikbaarstelling van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, indien zij hebben vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen:

a)

nodig zijn ter dekking van basisuitgaven, zoals betalingen voor voedsel, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of geneeskundige behandelingen, belastingen, verzekeringspremies of openbare nutsvoorzieningen;

b)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en de vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten; of

c)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor alleen het houden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen;

op voorwaarde dat de betrokken lidstaat het Sanctiecomité van dit besluit in kennis heeft gesteld en het besluit door het Sanctiecomité is goedgekeurd.

2.   De betrokken bevoegde autoriteit stelt de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke op grond van lid 1 verleende toestemming.

3.   Artikel 2, lid 2, is niet van toepassing op de vermeerdering van bevroren tegoeden met interesten of andere inkomsten, mits deze interesten of andere inkomsten worden bevroren overeenkomstig artikel 2, lid 1.

Artikel 4

Artikel 2, lid 2, vormt geen belemmering voor de creditering van bevroren rekeningen door financiële instellingen die tegoeden ontvangen die door derden naar de rekening van een op de lijst voorkomende persoon, entiteit of lichaam zijn overgemaakt, op voorwaarde dat de bijgeboekte bedragen eveneens bevroren worden overeenkomstig artikel 2, lid 1. De financiële instellingen brengen deze transacties onmiddellijk ter kennis van de bevoegde instanties.

Artikel 5

1.   Onverminderd de toepasselijke voorschriften inzake rapportage, vertrouwelijkheid en beroepsgeheim en onverminderd artikel 284 van het Verdrag, dienen natuurlijke en rechtspersonen, entiteiten en lichamen:

a)

alle informatie die de naleving van deze verordening vergemakkelijkt, bijvoorbeeld betreffende rekeningen en bedragen die overeenkomstig artikel 2 zijn bevroren, onverwijld te verstrekken aan de in bijlage II genoemde bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar zij hun woonplaats hebben of gevestigd zijn, en deze informatie direct of via deze bevoegde autoriteiten aan de Commissie te doen toekomen;

b)

bij de verificatie van deze informatie samen te werken met de in bijlage II genoemde bevoegde autoriteiten.

2.   Alle direct door de Commissie ontvangen aanvullende informatie wordt ter beschikking gesteld van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten.

3.   De overeenkomstig dit artikel verstrekte of ontvangen informatie wordt alleen gebruikt voor de doeleinden waarvoor zij verstrekt of ontvangen is. Medewerking aan een internationaal onderzoek in verband met de activa of financiële transacties van de in bijlage I vermelde natuurlijke en rechtspersonen, entiteiten en lichamen maakt deel uit van deze doeleinden.

Artikel 6

Bevriezing van tegoeden of economische middelen of de weigering om tegoeden of economische middelen beschikbaar te stellen, die te goeder trouw wordt uitgevoerd in overeenstemming met deze verordening, mag geen aanleiding geven tot enigerlei aansprakelijkheid van de natuurlijke persoon of rechtspersoon, de entiteit of het lichaam die/dat deze maatregel implementeert, of van de directeuren of werknemers daarvan, tenzij het bewijs wordt geleverd dat de tegoeden en economische middelen als gevolg van nalatigheid zijn bevroren.

Artikel 7

De Commissie en de lidstaten stellen elkaar onverwijld in kennis van de krachtens deze verordening getroffen maatregelen en wisselen onderling alle andere hun beschikbare en voor deze verordening relevante informatie uit, met name betreffende inbreuken, handhavingsproblemen en uitspraken van nationale rechtbanken.

Artikel 8

1.   De Commissie wordt gemachtigd:

a)

bijlage I te wijzigen op basis van de besluiten van het Sanctiecomité; en

b)

bijlage II te wijzigen op basis van door de lidstaten verstrekte informatie.

2.   Onverminderd de rechten en verplichtingen van de lidstaten op grond van het Handvest van de Verenigde Naties onderhoudt de Commissie alle nodige contacten met het Sanctiecomité met het oog op de doeltreffende tenuitvoerlegging van deze verordening.

Artikel 9

De lidstaten stellen de regels vast voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op deze verordening, en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze worden geïmplementeerd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

De lidstaten stellen de Commissie onverwijld na de inwerkingtreding van deze verordening in kennis van die regels, en stellen haar in kennis van alle latere wijzigingen.

Artikel 10

Deze verordening is van toepassing:

a)

op het grondgebied van de Gemeenschap, met inbegrip van haar luchtruim,

b)

aan boord van vliegtuigen of vaartuigen die onder de rechtsbevoegdheid van een lidstaat vallen,

c)

op alle zich op of buiten het grondgebied van de Gemeenschap bevindende natuurlijke personen die onderdaan van een lidstaat zijn,

d)

op alle volgens het recht van een lidstaat erkende of opgerichte rechtspersonen, entiteiten of lichamen,

e)

op alle rechtspersonen, entiteiten of lichamen ten aanzien van alle geheel of gedeeltelijk binnen de Gemeenschap verrichte zakelijke transacties.

Artikel 11

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 februari 2006.

Voor de Raad

De voorzitster

K. GASTINGER


(1)  PB L 327 van 14.12.2005, blz. 26.

(2)  Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.


BIJLAGE I

Lijst van natuurlijke en rechtspersonen, entiteiten en lichamen als bedoeld in artikel 2

(de bijlage zal worden aangevuld nadat de personen en entiteiten door het bij punt 3, onder b) van Resolutie 1636 (2005) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties ingestelde comité geregistreerd zijn)


BIJLAGE II

Lijst van in de artikelen 3, 4 en 5 bedoelde bevoegde autoriteiten

BELGIË

Federale Overheidsdienst Financiën Thesaurie

Kunstlaan 30

B-1040 Brussel

Fax: (32-2) 233 74 65

E-mail: Quesfinvragen.tf@minfin.fed.be

Service Public Fédéral des Finances

Trésorerie

30 Avenue des Arts

B-1040 Bruxelles

Fax: 00 32 2 233 74 65

E-mail: Quesfinvragen.tf@minfin.fed.be

TSJECHIË

Ministerstvo financí

Finanční analytický útvar

P.O. BOX 675

Jindřišská 14

111 21 Praha 1

Tel.: +420 2 5704 4501

Fax: +420 2 5704 4502

Ministerstvo zahraničních věcí

Odbor společné zahraniční a bezpečnostní politiky EU

Loretánské nám. 5

118 00 Praha 1

Tel.: +420 2 2418 2987

Fax: +420 2 2418 4080

DENEMARKEN

Erhvervs- og Byggestyrelsen

Langelinie Allé 17

DK-2100 København K

Tlf. (45) 35 46 62 81

Fax (45) 35 46 62 03

Udenrigsministeriet

Asiatisk Plads 2

DK-1448 København K

Tlf. (45) 33 92 00 00

Fax (45) 32 54 05 33

Justitsministeriet

Slotholmsgade 10

DK-1216 København K

Tlf. (45) 33 92 33 40

Fax (45) 33 93 35 10

DUITSLAND

Concerning funds:

Deutsche Bundesbank

Servicezentrum Finanzsanktionen

Postfach

D-80281 München

Tel.: (49) 89 28 89 3800

Fax: (49) 69 709097 3800

Concerning economic resources

for information in accordance with Art. 5:

Bundesministerium für Wirtschaft und Technologie

Referat V B 2

Scharnhorststr. 34—37

D-10115 Berlin

Tel.: 01888-615-9

Fax: 01888-615-5358

Email: BUERO-VB2@bmwi.bund.de

for granting of exemptions in accordance with Art. 3:

Bundesamt für Wirtschaft und Ausfuhrkontrolle (BAFA)

Frankfurter Straße 29—35

D-65760 Eschborn

Tel.: (49) 6196 908-0

Fax: (49) 6196 908-800

ESTLAND

Eesti Välisministeerium

Islandi väljak 1

15049 Tallinn

Tel.: + 372 6317 100

Faks: + 372 6317 199

Finantsinspektsioon

Sakala 4

15030 Tallinn

Tel.: + 372 6680 500

Faks: + 372 6680 501

GRIEKENLAND

A.   Freezing of Assets

Ministry of Economy and Finance

General Directory of Economic Policy

Address: 5 Nikis Str.

10 563 Athens — Greece

Tel.: + 30 210 3332786

Fax: + 30 210 3332810

Α.   Δέσμευση κεφαλαίων

Υπουργείο Οικονομίας και Οικονομικών

Γενική Δ/νση Οικονομικής Πολιτικής

Δ/νση: Νίκης 5

10 563 Αθήνα

Τηλ.: + 30 210 3332786

Φαξ: + 30 210 3332810

B.   Import-Export restrictions

Ministry of Economy and Finance

General Directorate for Policy Planning and Management

Address: Kornarou Str. 1

10 563 Athens

Tel.: + 30 210 3286401-3

Fax: + 30 210 3286404

Β.   Περιορισμοί εισαγωγών — εξαγωγών

Υπουργείο Οικονομίας και Οικονομικών

Γενική Δ/νση Σχεδιασμού και Διαχείρισης Πολιτικής

Δ/νση: Κορνάρου 1

Τ.Κ. 10 563 Αθήνα — Ελλάς

Τηλ.: + 30 210 3286401-3

Φαξ: + 30 210 3286404

SPANJE

Dirección General del Tesoro y Política Financiera

Subdirección General de Inspección y Control de Movimientos de Capitales

Ministerio de Economía

Paseo del Prado, 6

E-28014 Madrid

Tel.: (34) 912 09 95 11

Dirección General de Comercio e Inversiones

Subdirección General de Inversiones Exteriores

Ministerio de Industria, Comercio y Turismo

Paseo de la Castellana, 162

E-28046 Madrid

Tel.: (34) 913 49 39 83

FRANKRIJK

Ministère de l'économie, des finances et de l'industrie

Direction générale du Trésor et de la politique économique

Service des affaires multilatérales et du développement

Sous-direction Politique commerciale et investissements

Service Services, Investissements et Propriété intellectuelle

139, rue de Bercy

75572 Paris Cedex 12

Tél.: (33) 1 44 87 72 85

Télécopieur: (33) 1 53 18 96 55

Ministère des affaires étrangères

Direction générale des affaires politiques et de sécurité

Service de la politique étrangère et de sécurité commune

37, Quai d'Orsay

75007 Paris

Tél.: (33) 1 43 17 45 16

Télécopieur: (33) 1 43 17 45 84

IERLAND

United Nations Section

Department of Foreign Affairs

Iveagh House

79-80 Saint Stephen's Green

Dublin 2

Tel.: + 353 1 478 0822

Fax: + 353 1 408 2165

Central Bank and Financial Services Authority of Ireland

Financial Markets Department

Dame Street

Dublin 2

Tel.: + 353 1 671 6666

Fax: + 353 1 679 8882

ITALIË

Ministero degli Affari Esteri

Piazzale della Farnesina, 1

I-00194 Roma

D.G.M.M. — Ufficio II

Tel.: (39) 06 3691 2296

Fax: (39) 06 3691 3567

Ministero dell'Economia e delle Finanze

Dipartimento del Tesoro

Comitato di Sicurezza Finanziaria

Via XX Settembre, 97

I-00187 Roma

Tel.: (39) 06 4761 3942

Fax: (39) 06 4761 3032

CYPRUS

Ministry of Commerce, Industry and Tourism

6 Andrea Araouzou

1421 Nicosia

Tel: + 357 22 86 71 00

Fax: + 357 22 31 60 71

Central Bank of Cyprus

80 Kennedy Avenue

1076 Nicosia

Tel: + 357 22 71 41 00

Fax: + 357 22 37 81 53

Ministry of Finance (Department of Customs)

M. Karaoli

1096 Nicosia

Tel: + 357 22 60 11 06

Fax: + 357 22 60 27 41/47

LETLAND

Latvijas Republikas Prokuratūra

Noziedzīgi iegūtu līdzekļu legalizācijas novēršanas dienests

Kalpaka bulvāris 6

Rīga, LV-1801

Tel.: (371) 70144431

Fax: (371) 7044804

Latvijas Republikas Ārlietu ministrija

Brīvības bulvāris 36

Rīga, LV-1395

Tel.: (371) 7016201

Fax: (371) 7828121

LITOUWEN

Saugumo politikos departamentas

Lietuvos Respublikos užsienio reikalų ministerija

J. Tumo-Vaižganto 2

LT-01511 Vilnius

Lithuania

Tel. +370 5 236 25 16

Fax. +370 5 231 30 90

LUXEMBURG

Ministère des Affaires étrangères et de l’Immigration

Direction des Relations économiques internationales

5, rue Notre-Dame

L-2240 Luxembourg

Tél.: (352) 478 2346

Fax: (352) 22 20 48

Ministère des Finances

3, rue de la Congrégation

L-1352 Luxembourg

Tél.: (352) 478 2712

Fax: (352) 47 52 41

HONGARIJE

Hungarian National Police Headquarters

Teve u. 4–6.

H-1139 Budapest

Hungary

Tel./fax: +36-1-443-5554

Országos Rendőrfőkapitányság

1139 Budapest, Teve u. 4–6.

Magyarország

Tel./fax: +36-1-443-5554

Ministry of Finance

József nádor tér. 2–4.

H-1051 Budapest

Hungary

Postbox: 1139 Pf.: 481

Tel.: +36-1-318-2066, +36-1-327-2100

Fax: +36-1-318-2570, +36-1-327-2749

Pénzügyminisztérium

1051 Budapest, József nádor tér. 2–4.

Magyarország

Postafiók: 1139 Pf.: 481

Tel.: +36-1-318-2066, +36-1-327-2100

Fax: +36-1-318-2570, +36-1-327-2749

MALTA

Bord ta' Sorveljanza dwar is-Sanzjonijiet

Ministeru ta' l-Affarijiet Barranin

Palazzo Parisio

Triq il-Merkanti

Valletta CMR 02

Tel.: + 356 21 24 28 53

Fax: + 356 21 25 15 20

NEDERLAND

De Minister van Financiën

Directie Financiële Markten/Afdeling Integriteit

Postbus 20201

NL-2500 EE

Den Haag

Tel.: (31-70) 342 89 97

Fax: (31-70) 342 79 84

OOSTENRIJK

A.   Freezing of Assets

Österreichische Nationalbank

(Austrian National Bank)

Otto-Wagner-Platz 3

A-1090 Wien

Tel. (+ 43-1) 404 20-0

Fax (+ 43-1) 404 20-7399

B.   Import-Export restrictions and all other restrictions

Bundesministerium für Wirtschaft und Arbeit

(Federal Ministry of Economics and Labour)

Abteilung C2/2 (Ausfuhrkontrolle)

Stubenring 1

A-1010 Wien

Tel. (+ 43-1) 711 00-0

Fax (+ 43-1) 711 00-8386

POLEN

Ministerstwo Finansów

Generalny Inspektor Informacji Finansowej (GIIF)

ul. Świętokrzyska 12

00–916 Warszawa

Poland

Tel. (+48 22) 694 59 70

Faks (+48 22) 694 54 50

PORTUGAL

Ministério dos Negócios Estrangeiros

Direcção-Geral dos Assuntos Multilaterais

Largo do Rilvas

P-1350-179 Lisboa

Tel.: (351) 21 394 67 02

Fax: (351) 21 394 60 73

Ministério das Finanças

Direcção-Geral dos Assuntos Europeus e Relações

Internacionais

Avenida Infante D. Henrique n.o 1, C, 2.o

P-1100 Lisboa

Tel.: (351) 21 882 3390/8

Fax: (351) 21 882 3399

SLOVENIË

Ministry of Foreign Affairs

Prešernova 25

SI-1000 Ljubljana

Tel.: 00386 1 478 2000

Faks: 00386 1 478 2341

Ministry of the Economy

Kotnikova 5

SI-1000 Ljubljana

Tel.: 00386 1 478 3311

Faks: 00386 1 433 1031

Ministry of Defence

Kardeljeva pl. 25

SI-1000 Ljubljana

Tel.: 00386 1 471 2211

Faks: 00386 1 431 8164

SLOWAKIJE

Ministerstvo financií Slovenskej republiky

Štefanovičova 5

P.O. BOX 82

817 82 Bratislava

Tel.: 00421 2 5958 1111

Fax: 00421 2 5249 3048

FINLAND

Ulkoasiainministeriö/Utrikesministeriet

PL/PB 176

FIN-00161 Helsinki/Helsingfors

Tel (358-9) 16 00 5

Fax (358-9) 16 05 57 07

ZWEDEN

 

Article 3:

Försäkringskassan

SV-103 51 Stockholm

Tfn +46 (0) 8 786 90 00

Fax +46 (0) 8 411 27 89

 

Articles 4 and 5:

Finansinspektionen

Box 6750

SV-113 85 Stockholm

Tfn +46 (0) 8 787 80 00

Fax +46 (0) 8 24 13 35

VERENIGD KONINKRIJK

HM Treasury

Financial Systems and International Standards

1, Horse Guards Road

London SW1A 2HQ

United Kingdom

Tel. + 44 (0) 20 7270 4901

Fax + 44 (0) 20 7270 5430

Bank of England

Financial Sanctions Unit

Threadneedle Street

London EC2R 8AH

United Kingdom

Tel. + 44 (0) 20 7601 4768

Fax + 44 (0) 20 7601 4309

EUROPESE GEMEENSCHAP

Commissie van de Europese Gemeenschappen

Directoraat-generaal Buitenlandse betrekkingen

Directoraat A — Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) en Europees veiligheids- en defensiebeleid (EVDB): coördinatie en bijdrage van de Commissie

Juridische en institutionele vraagstukken, gemeenschappelijke acties in het kader van het GBVB, sancties, Kimberleyproces

CHAR 12/163

B-1049 Brussel

Tel. (32-2) 295 55 85/299 11 76/296 25 56

Fax (32-2) 296 75 63

E-mail: relex-sanctions@cec.eu.int


22.2.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 51/9


VERORDENING (EG) Nr. 306/2006 VAN DE COMMISSIE

van 21 februari 2006

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 22 februari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 februari 2006.

Voor de Commissie

J. L. DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 21 februari 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

86,3

204

48,2

212

114,3

624

111,0

999

90,0

0707 00 05

052

165,7

204

89,9

628

131,0

999

128,9

0709 10 00

220

66,1

624

95,8

999

81,0

0709 90 70

052

112,5

204

52,1

999

82,3

0805 10 20

052

49,8

204

50,2

212

43,9

220

50,7

624

76,6

999

54,2

0805 20 10

204

100,2

999

100,2

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

052

61,7

204

119,7

220

72,0

464

141,8

624

74,8

662

46,2

999

86,0

0805 50 10

052

46,5

220

68,7

999

57,6

0808 10 80

400

120,8

404

99,2

528

99,9

720

76,5

999

99,1

0808 20 50

052

105,2

388

81,7

400

94,8

512

80,6

528

76,1

720

68,0

999

84,4


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


22.2.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 51/11


VERORDENING (EG) Nr. 307/2006 VAN DE COMMISSIE

van 21 februari 2006

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 80/2006 met betrekking tot de opening van een permanente openbare inschrijving voor verkoop op de markt van de Gemeenschap van rogge die in het bezit is van het Duitse interventiebureau

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 80/2006 van de Commissie (2) is een permanente openbare inschrijving geopend voor verkoop op de markt van de Gemeenschap van rogge die in het bezit is van het Duitse interventiebureau.

(2)

Rekening houdend met de marktbehoeften en met de bij het Duitse interventiebureau beschikbare voorraden, heeft Duitsland de Commissie meegedeeld dat zijn interventiebureau voornemens is de te koop aangeboden hoeveelheid met 50 000 ton te verhogen. Gezien de situatie op de markt is het dienstig gunstig te reageren op het door Duitsland ingediende verzoek.

(3)

Verordening (EG) nr. 80/2006 moet derhalve worden gewijzigd.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 1 van Verordening (EG) nr. 80/2006 wordt „50 000 ton” vervangen door „100 000 ton”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 februari 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

(2)  PB L 14 van 19.1.2006, blz. 5.


22.2.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 51/12


RICHTLIJN 2006/18/EG VAN DE RAAD

van 14 februari 2006

tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG wat de verlaagde BTW-tarieven betreft

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 93,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De mogelijkheid om een verlaagd tarief toe te passen zou moeten worden toegestaan voor de levering van stadsverwarming en die van aardgas en elektriciteit waarvoor reeds in de mogelijkheid tot toepassing van een verlaagd tarief is voorzien bij de Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (3).

(2)

Voor een beter begrip van het effect van de verlaagde tarieven is een evaluatierapport van de Commissie over het effect van de verlaagde tarieven op lokale diensten, met name wat het scheppen van werkgelegenheid, de economische groei en de goede werking van de interne markt betreft, noodzakelijk.

(3)

Het experiment met verlaagde tarieven voor arbeidsintensieve diensten dient bijgevolg te worden verlengd tot en met 31 december 2010. Tevens dient te worden voorzien in de mogelijkheid voor alle lidstaten om er onder dezelfde voorwaarden aan deel te nemen.

(4)

Het is derhalve dienstig dat de lidstaten die voor het eerst in aanmerking wensen te komen voor de in artikel 28, lid 6, van Richtlijn 77/388/EEG voorziene mogelijkheid, alsmede de lidstaten die de lijst van diensten waarvoor zij die bepaling voorheen hebben toegepast wensen te wijzigen, daartoe een aanvraag indienen bij de Commissie en haar de gegevens met het oog op een evaluatie ter beschikking stellen. Een dergelijke voorafgaande evaluatie door de Commissie blijkt niet nodig wanneer voor de lidstaten reeds een machtiging gold in het verleden en zij hierover een rapport bij de Commissie hebben ingediend.

(5)

Met het oog op de juridische continuïteit moet deze richtlijn van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2006.

(6)

De uitvoering van de onderhavige richtlijn brengt geen wijziging van de wettelijke bepalingen van de lidstaten met zich mee,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 77/388/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 3 wordt punt b) vervangen door de volgende tekst:

„b)

De lidstaten kunnen voor de levering van aardgas, elektriciteit en stadsverwarming een verlaagd tarief toepassen, mits er geen gevaar voor verstoring van de mededinging bestaat. Een lidstaat die voornemens is een dergelijk tarief toe te passen, stelt de Commissie daarvan vooraf in kennis. De Commissie besluit of er gevaar voor verstoring van de mededinging bestaat. Indien de Commissie binnen drie maanden na ontvangst van de kennisgeving geen besluit heeft genomen, wordt er geacht geen gevaar voor verstoring van de mededinging te bestaan.”;

b)

aan lid 4 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„De Commissie legt uiterlijk op 30 juni 2007 aan het Europees Parlement en aan de Raad een algemeen evaluatieverslag voor over het effect van de verlaagde tarieven op lokale diensten, inclusief restauratie, waarin met name aandacht wordt geschonken aan het scheppen van werkgelegenheid, de economische groei en de goede werking van de interne markt, en dat gebaseerd is op een studie van een onafhankelijke economische-reflectiegroep.”.

2)

Artikel 28, lid 6, wordt als volgt gewijzigd:

a)

de eerste alinea wordt vervangen door de volgende tekst:

„De Raad kan met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie een lidstaat machtigen om uiterlijk tot en met 31 december 2010 de in artikel 12, lid 3, onder a), derde alinea, bedoelde verlaagde tarieven toe te passen op diensten die in ten hoogste twee van de in bijlage K vermelde categorieën worden genoemd. In uitzonderlijke gevallen mag het een lidstaat worden toegestaan het verlaagde tarief toe te passen op diensten in drie van bovengenoemde categorieën.”;

b)

de vierde alinea wordt vervangen door de volgende tekst:

„Iedere lidstaat die uit hoofde van deze bepaling na 31 december 2005 voor het eerst een verlaagd tarief op een of meerdere van de in de eerste alinea bedoelde diensten wenst toe te passen, stelt de Commissie daarvan uiterlijk op 31 maart 2006 op de hoogte. Hij verstrekt haar voor die datum alle gegevens die dienstig zijn voor de beoordeling van de nieuwe maatregelen die hij wenst in te stellen, met name:

a)

het toepassingsgebied van de maatregel en de nauwkeurige beschrijving van de betrokken diensten;

b)

de gegevens waaruit blijkt dat aan de in de tweede en de derde alinea genoemde voorwaarden is voldaan;

c)

gegevens waaruit de kosten van de voorgenomen maatregel voor de begroting blijken.”.

Artikel 2

Deze richtlijn treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2006.

Artikel 3

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 14 februari 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

K.-H. GRASSER


(1)  PB C 89 E van 14.4.2004, blz. 138.

(2)  PB C 32 van 5.2.2004, blz. 113.

(3)  PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/92/EG (PB L 345 van 28.12.2005, blz. 19).


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Raad

22.2.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 51/14


BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 24 januari 2006

betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in het Verenigd Koninkrijk

(2006/125/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 104, lid 6,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Gezien de opmerkingen van het Verenigd Koninkrijk,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 104 van het Verdrag voorziet in een buitensporigtekortprocedure (BTP) om erop toe te zien dat lidstaten buitensporige overheidstekorten vermijden of deze tekorten corrigeren wanneer zij zich voordoen.

(2)

Ingevolge punt 5 van het protocol betreffende enkele bepalingen met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland is de verplichting uit hoofde van artikel 104, lid 1, van het Verdrag om buitensporige overheidstekorten te vermijden niet van toepassing op het Verenigd Koninkrijk, tenzij het land tot de derde fase van de Economische en Monetaire Unie overgaat. Het Verenigd Koninkrijk bevindt zich in de tweede fase en is derhalve overeenkomstig artikel 116, lid 4, van het Verdrag verplicht ernaar te streven buitensporige overheidstekorten te voorkomen.

(3)

Het stabiliteits- en groeipact is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke openbare financiën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een tot werkgelegenheidsschepping leidende sterke duurzame groei te verbeteren.

(4)

De buitensporigtekortprocedure van artikel 104 van het Verdrag, die nader wordt omschreven in Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (1), die deel uitmaakt van het stabiliteits- en groeipact, voorziet in een besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort. Het aan het Verdrag gehechte protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten bevat nadere bepalingen betreffende de toepassing van de buitensporigtekortprocedure. Verordening (EG) nr. 3605/93 van de Raad (2) bevat gedetailleerde regels en definities voor de toepassing van de bepalingen van genoemd protocol.

(5)

Krachtens artikel 104, lid 5, van het Verdrag moet de Commissie advies uitbrengen aan de Raad indien zij van oordeel is dat er in een lidstaat een buitensporig tekort bestaat of kan ontstaan. Rekening houdend met haar verslag overeenkomstig artikel 104, lid 3, van het Verdrag en gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité overeenkomstig artikel 104, lid 4, van het Verdrag, de najaarsprognoses 2005 van de diensten van de Commissie en het Pre-Budget Report van december 2005 van het Verenigd Koninkrijk, kwam de Commissie tot de conclusie dat in het Verenigd Koninkrijk een buitensporig tekort bestaat. De Commissie heeft derhalve op 11 januari 2006 een advies in die zin over het Verenigd Koninkrijk aan de Raad uitgebracht.

(6)

In artikel 104, lid 6, van het Verdrag wordt bepaald dat de Raad rekening moet houden met de opmerkingen die de betrokken lidstaat eventueel wenst te maken, alvorens, na een algehele evaluatie te hebben gemaakt, te besluiten of er al dan niet een buitensporig tekort bestaat. In het geval van het Verenigd Koninkrijk leidt deze algehele evaluatie tot de volgende conclusies.

(7)

Sedert de intrekking van de vorige buitensporigtekortprocedure ten aanzien van het Verenigd Koninkrijk in mei 1998 is het saldo van de overheidsbegroting van het Verenigd Koninkrijk omgeslagen van een ruim overschot eind jaren negentig in een tekort van 3,2 % van het BBP in 2003/2004 (3). Deze ontwikkeling stemde overeen met een wijziging van het conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo van ongeveer 4 procentpunten van het BBP in de periode 1999/2000-2003/2004. In deze jaren nam de uitgavenquote van de overheid ook toe van minder dan 40 % van het BBP tot ongeveer 43 % van het BBP. Tijdens dezelfde periode namen de bruto overheidsinvesteringen in vaste activa toe van 1,2 % tot 1,6 % van het BBP; de bruto schuldquote van de overheid daalde tot 37,6 % van het BBP in 2002/2003 maar laat sindsdien een stijging zien. In combinatie met het renteverloop leidde deze ontwikkeling ertoe dat de rentebetalingen in deze periode terugliepen van 2,9 % tot 2,0 % van het BBP.

(8)

Volgens de in augustus 2005 door het Verenigd Koninkrijk meegedeelde BTP-gegevens, bleef het overheidstekort in het begrotingsjaar 2004/2005 onveranderd op 3,2 % van het BBP, hetgeen opnieuw meer dan, maar toch dicht in de buurt was van, de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het BBP. De overschrijding van de referentiewaarde van 3 % van het BBP was niet uitzonderlijk. De overschrijding werd met name niet veroorzaakt door een buiten de macht van de Britse autoriteiten vallende ongewone gebeurtenis, en zij was evenmin het gevolg van een ernstige economische neergang. Volgens prognoses zou de groei van 3,2 % in 2004 het potentiële groeicijfer hebben overtroffen, hetgeen ook gold voor de groei in het begrotingsjaar 2004/2005. Geraamd wordt dat de output gap in 2004 positief was, hetgeen betekent dat het begrotingstekort over het geheel genomen structureel van aard was. De overschrijding van de referentiewaarde door het tekort kan dan ook niet worden aangemerkt als zijnde een gevolg van een ernstige economische neergang. De overschrijding van de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het BBP kan evenmin als tijdelijk worden aangemerkt op basis van de najaarsprognoses van de diensten van de Commissie voor 2005. In 2004 en 2005 bleven de bruto overheidsinvesteringen in vaste activa toenemen, tot 1,8 % van het BNP, en zij zullen volgens het Britse Pre-Budget Report in 2006/2007 2,2 % en in 2007/2008 2,3 % bereiken. Ervan uitgaande dat het aangekondigde begrotingsbeleid van het Verenigd Koninkrijk geen wijzigingen zou ondergaan, werd verwacht dat het tekort zou toenemen tot iets minder dan 3,5 % van het BBP in 2005/2006 en in 2006/2007 hoger zou blijven dan 3 % van het BBP. Op basis van deze prognoses kon de overschrijding van de referentiewaarde noch als uitzonderlijk, noch als tijdelijk in de zin van het Verdrag en het stabiliteits- en groeipact worden aangemerkt, al blijft het tekort dicht bij de referentiewaarde. Nadat de najaarsprognoses 2005 van de diensten van de Commissie waren gepubliceerd, heeft de Britse regering in het op 5 december bij het Parlement ingediende Pre-Budget Report beleidsbesluiten aangekondigd. Per saldo zouden deze maatregelen volgens de door de Britse autoriteiten opgestelde kostenbepaling ervan in vergelijking met het basisscenario van het aangekondigde beleid (waarmee in de najaarsprognoses van de diensten van de Commissie rekening werd gehouden) neerkomen op een versoepeling van het beleid met 0,1 procentpunt van het BBP in het lopende begrotingsjaar en een verstrakking van het beleid met 0,1 procentpunt van het BBP in 2006/2007. Vergeleken met een ongewijzigd beleid voorziet het Pre-Budget Report in een, naar verwacht blijvende, verstrakking van 0,2 procentpunt van het BBP in 2007/2008. In het Pre-Budget Report gaan de Britse autoriteiten ervan uit dat het tekort in 2006/2007 onder 3 % zal uitkomen en in 2007/2008 tot 2,4 % zal dalen. Ondanks deze maatregelen, die allemaal van structurele aard zijn, blijft het oordeel van de Commissie onveranderd en wordt nog steeds verwacht dat het tekort in het begrotingsjaar 2006/2007 met ongeveer 3,1 % van het BBP de referentiewaarde van 3 % van het BBP zal overschrijden en bijgevolg niet van tijdelijke aard is. Er lijkt dus niet te worden voldaan aan het tekortcriterium van het Verdrag.

(9)

De schuldquote van de overheid blijft daarentegen ruimschoots onder de referentiewaarde van 60 % van het BBP (in de BTP-gegevens van augustus wordt melding gemaakt van een schuldquote van 40,8 % van het BBP in het begrotingsjaar 2004/2005). Wegens de omvang van de feitelijke en geraamde primaire tekorten is de schuldquote evenwel aan het stijgen. Volgens de najaarsprognoses van de Commissie zou zij in 2007/2008 ongeveer 44,5 % van het BBP bedragen. Dat betekent dat ruimschoots wordt voldaan aan het schuldcriterium in het Verdrag.

(10)

Overeenkomstig artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 kunnen „relevante factoren” alleen in aanmerking worden genomen in de overeenkomstig artikel 104, lid 6, vastgestelde beschikking van de Raad over het al dan niet bestaan van een buitensporig tekort indien volledig is voldaan aan de tweeledige voorwaarde, namelijk dat het tekort dicht bij de referentiewaarde blijft en dat de overschrijding door het tekort van de referentiewaarde van tijdelijke aard is. In het geval van het Verenigd Koninkrijk is aan deze tweeledige voorwaarde niet voldaan. Derhalve wordt in deze beschikking geen rekening gehouden met andere relevante factoren,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Uit een algehele evaluatie volgt dat er in het Verenigd Koninkrijk een buitensporig tekort bestaat.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Gedaan te Brussel, 24 januari 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

K.-H. GRASSER


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1056/2005 (PB L 174 van 7.7.2005, blz. 5).

(2)  PB L 332 van 31.12.1993, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2103/2005 van de Raad (PB L 337 van 22.12.2005, blz. 1).

(3)  BTP-kennisgeving van augustus 2005, neerwaarts herzien van 3,3 % van het BBP. De Britse gegevens van augustus werden op 26 september 2005 door Eurostat gevalideerd.


22.2.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 51/17


BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 14 februari 2006

tot wijziging van Beschikkingen 98/161/EG, 2004/228/EG en 2004/295/EG wat betreft de verlenging van maatregelen ter voorkoming van BTW-ontduiking in de afvalsector

(Alleen de teksten in de Nederlandse, Spaanse en Italiaanse taal zijn authentiek)

(2006/126/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (1), en met name op artikel 27,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 27, lid 1, van Richtlijn 77/388/EEG kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van die richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastingheffing te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen.

(2)

Bij brief, ingekomen bij het secretariaat-generaal van de Commissie op 25 oktober 2005, heeft het Koninkrijk der Nederlanden verzocht om verlenging van Beschikking 98/161/EG van de Raad van 16 februari 1998 waarbij Nederland gemachtigd wordt tot toepassing van een maatregel die afwijkt van artikel 2 en artikel 28 bis, lid 1, van Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting (2).

(3)

Bij brief, ingekomen bij het secretariaat-generaal van de Commissie op 3 augustus 2005, heeft Spanje verzocht om verlenging van Beschikking 2004/228/EG van de Raad van 26 februari 2004 waarbij Spanje wordt gemachtigd een maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 21 van Zesde Richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting (3).

(4)

Bij brief, ingekomen bij het secretariaat-generaal van de Commissie op 26 september 2005, heeft Italië verzocht om verlenging van Beschikking 2004/295/EG van de Raad van 22 maart 2004 waarbij Italië wordt gemachtigd een maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 21 van Zesde Richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting (4).

(5)

Overeenkomstig artikel 27, lid 2, van Richtlijn 77/388/EEG heeft de Commissie de overige lidstaten van vorengenoemde verzoeken in kennis gesteld. Bij brief van 27 oktober 2005, 7 september 2005 en 25 oktober 2005 heeft de Commissie respectievelijk Nederland, Spanje en Italië meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van hun respectieve verzoeken.

(6)

Bij Beschikking 98/161/EG werd Nederland gemachtigd tot 31 december 1999 bepaalde maatregelen toe te passen ter voorkoming van fraude ter zake van de levering en intracommunautaire verwerving van oude materialen en afvalstoffen. Bij Beschikking 2000/435/EG van de Raad (5) werd Beschikking 98/161/EG verlengd tot en met 31 december 2003. Hierop volgde Beschikking 2004/514/EG van de Raad (6) waarbij de uit hoofde van Beschikking 98/161/EG verleende machtiging opnieuw werd verlengd tot de datum van inwerkingtreding van een bijzondere btw-regeling voor de afvalrecyclingbranche, doch uiterlijk tot en met 31 december 2005.

(7)

Bij Beschikking 2004/228/EG werd Spanje gemachtigd een maatregel toe te passen ter voorkoming van btw-fraude in de afvalrecyclingbranche. Die beschikking verstrijkt op de datum van inwerkingtreding van een bijzondere btw-regeling voor de afvalrecyclingbranche, doch uiterlijk op 31 december 2005.

(8)

Bij Beschikking 2004/295/EG werd Italië gemachtigd een maatregel toe te passen ter voorkoming van btw-fraude in de afvalrecyclingbranche. Die beschikking verstrijkt op de datum van inwerkingtreding van een bijzondere btw-regeling voor de afvalrecyclingbranche, doch uiterlijk op 31 december 2005.

(9)

De maatregelen staan in verhouding tot de nagestreefde doelen, omdat zij zijn gericht op specifieke leveringen ten aanzien waarvan het risico van belastingfraude groot is.

(10)

De juridische en feitelijke omstandigheden die deze bijzondere maatregelen rechtvaardigden, zijn ongewijzigd en nog altijd relevant. Op 16 maart 2005 heeft de Commissie evenwel een voorstel ingediend voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG wat betreft bepaalde maatregelen ter vereenvoudiging van de btw-heffing en ter bestrijding van belastingfraude en -ontwijking, en tot intrekking van bepaalde derogatiebeschikkingen. De voorgestelde richtlijn zou, indien zij wordt aangenomen, de lidstaten de bevoegdheid verlenen om de ontvanger van bepaalde goederen en diensten in de afvalsector aan te wijzen als de persoon die tot voldoening van de belasting is gehouden.

(11)

Het is derhalve noodzakelijk de geldigheid van Beschikkingen 98/161/EG, 2004/228/EG en 2004/295/EG te verlengen tot de datum van inwerkingtreding van een bijzondere btw-regeling, houdende wijziging van Richtlijn 77/388/EEG, voor de afvalrecyclingbranche, doch uiterlijk tot 31 december 2009.

(12)

De verlenging van de derogatie heeft geen negatieve gevolgen voor de eigen middelen uit de btw van de Europese Gemeenschappen en is evenmin van invloed op het btw-bedrag dat in rekening wordt gebracht in het stadium van het eindverbruik.

(13)

Met het oog op de juridische continuïteit dient deze beschikking van toepassing te zijn met ingang van 1 januari 2006,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 1 van Beschikking 98/161/EG wordt de datum „31 december 2005” vervangen door „31 december 2009”.

Artikel 2

In artikel 3 van Beschikking 2004/228/EG wordt de datum „31 december 2005” vervangen door „31 december 2009”.

Artikel 3

In artikel 3 van Beschikking 2004/295/EG wordt de datum „31 december 2005” vervangen door „31 december 2009”.

Artikel 4

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 1 januari 2006.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk Spanje, de Italiaanse Republiek en het Koninkrijk der Nederlanden.

Gedaan te Brussel, 14 februari 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

K.-H. GRASSER


(1)  PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/92/EG (PB L 345 van 28.12.2005, blz. 19).

(2)  PB L 53 van 24.2.1998, blz. 19. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2004/514/EG (PB L 219 van 19.6.2004, blz. 11).

(3)  PB L 70 van 9.3.2004, blz. 37.

(4)  PB L 97 van 1.4.2004, blz. 63.

(5)  PB L 172 van 12.7.2000, blz. 24.

(6)  PB L 219 van 19.6.2004, blz. 11.


Commissie

22.2.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 51/19


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 2 februari 2006

goedkeuring van het technisch actieplan 2006 voor de verbetering van de landbouwstatistiek

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 6068)

(2006/127/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking 96/411/EG van de Raad van 25 juni 1996 betreffende de verbetering van de communautaire landbouwstatistiek (1), en met name op artikel 4, lid 1, en artikel 6, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Ingevolge Beschikking 96/411/EG stelt de Commissie elk jaar een technisch actieplan voor de landbouwstatistiek op.

(2)

Ingevolge Beschikking 96/411/EG draagt de Gemeenschap bij in de kosten van de lidstaten voor het aanpassen van de nationale landbouwstatistische stelsels of voor voorbereidende werkzaamheden in verband met nieuwe of toegenomen behoeften, voorzover een en ander deel uitmaakt van een technisch actieplan.

(3)

Voor de uitvoering van het communautaire beleid terzake is het van wezenlijk belang de statistische informatie over de plattelandsontwikkeling te verbeteren en verder te ontwikkelen. Dit staat centraal in het jaarlijkse actieplan.

(4)

Het landbouwstatistisch stelsel moet worden geconsolideerd en de werkzaamheden die in het kader van vroegere actieplannen op het gebied van registers van landbouwbedrijven en op dat van kleine landbouwbedrijven werden gesteund, moeten worden voortgezet.

(5)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de landbouwstatistiek,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Het technisch actieplan 2006 voor de verbetering van de landbouwstatistiek (TAPAS 2006), dat is opgenomen in de bijlage, wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 2 februari 2006.

Voor de Commissie

Joaquín ALMUNIA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 162 van 1.7.1996, blz. 14. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking nr. 787/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 12).


BIJLAGE

TECHNISCH ACTIEPLAN 2006 VOOR DE VERBETERING VAN DE LANDBOUWSTATISTIEK (TAPAS 2006)

De acties in het technisch actieplan 2006 voor de verbetering van de landbouwstatistiek betreffen de volgende gebieden:

a)

plattelandsontwikkeling,

b)

statistische registers van landbouwbedrijven,

c)

enquêtes over kleine landbouwbedrijven (enquêtes over kleine eenheden)

De Commissie draagt financieel bij aan de projecten die in het kader van deze acties worden opgezet. Deze bijdrage zal de bedragen die in tabel A per lidstaat worden genoemd, niet overschrijden.

Tabel A

Technisch actieplan 2006

Maximale financiële bijdrage van de Gemeenschap in de gemaakte kosten

(in EUR)

Land

Plattelandsontwikkeling

Register van landbouwbedrijven

Kleine eenheden

Totaal

BE

94 000

 

 

94 000

DK

 

 

10 000

10 000

DE

49 500

 

 

49 500

HU

16 806

 

 

16 806

NL

 

60 000

 

60 000

AT

51 214

 

 

51 214

FI

 

36 000

 

36 000

SE

 

40 000

 

40 000

Totaal

211 520

136 000

10 000

357 520


22.2.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 51/21


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 3 februari 2006

tot wijziging van Richtlijn 2001/109/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 2002/38/EG van de Commissie betreffende statistische enquêtes over bepaalde soorten fruitbomen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 5963)

(2006/128/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2001/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 2001 betreffende door de lidstaten uit te voeren statistische enquêtes voor de vaststelling van het productiepotentieel van bepaalde soorten fruitbomen (1), en met name op artikel 1, lid 2, derde alinea, artikel 2, lid 2, en artikel 4, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2001/109/EG, waarin de lijst met in de lidstaten te onderzoeken soorten wordt vastgesteld, is ten uitvoer gelegd bij Beschikking 2002/38/EG van de Commissie van 27 december 2001 tot vaststelling van de enquêteparameters en van typecodes en -regels voor de transcriptie in machineleesbare vorm van de enquêtegegevens over bepaalde soorten fruitbomen (2). Die beschikking stelt de in aanmerking te nemen grenzen van de productiegebieden en de desbetreffende codes vast, alsmede de fruitsoorten en -variëteiten.

(2)

In verband met de toetreding van de nieuwe lidstaten moeten de bijlagen bij Richtlijn 2001/109/EG en Beschikking 2002/38/EG worden aangepast.

(3)

Richtlijn 2001/109/EG en Beschikking 2002/38/EG moeten derhalve worden gewijzigd.

(4)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de landbouwstatistiek, dat is opgericht bij Besluit 72/279/EEG van de Raad (3),

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De bijlage bij Richtlijn 2001/109/EG wordt vervangen door bijlage I bij deze beschikking.

Artikel 2

De bijlagen I en III bij Beschikking 2002/38/EG worden gewijzigd overeenkomstig respectievelijk de bijlagen II en III bij deze beschikking.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 3 februari 2006.

Voor de Commissie

Joaquín ALMUNIA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 13 van 16.1.2002, blz. 21. Richtlijn gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(2)  PB L 16 van 18.1.2002, blz. 35.

(3)  PB L 179 van 7.8.1972, blz. 1.


BIJLAGE I

„BIJLAGE

SOORTEN WAARNAAR IN DE DIVERSE LIDSTATEN EEN ENQUÊTE MOET WORDEN GEHOUDEN

 

Appelen

Peren

Perziken

Abrikozen

Sinaasappelen

Citroenen

Kleine citrusvruchten

België

×

×

 

 

 

 

 

Tsjechië

×

×

×

×

 

 

 

Denemarken

×

×

 

 

 

 

 

Duitsland

×

×

 

 

 

 

 

Estland

×

 

 

 

 

 

 

Griekenland

×

×

×

×

×

×

×

Spanje

×

×

×

×

×

×

×

Frankrijk

×

×

×

×

×

×

×

Ierland

×

 

 

 

 

 

 

Italië

×

×

×

×

×

×

×

Cyprus

×

×

×

×

×

×

×

Letland

×

×

 

 

 

 

 

Litouwen

×

×

 

 

 

 

 

Luxemburg

×

×

 

 

 

 

 

Hongarije

×

×

×

×

 

 

 

Malta

 

 

× (1)

 

 

 

 

Nederland

×

×

 

 

 

 

 

Oostenrijk

×

×

×

×

 

 

 

Polen

×

×

× (1)

× (1)

 

 

 

Portugal

×

×

×

×

×

×

×

Slovenië

×

×

× (1)

× (1)

 

 

 

Slowakije

×

×

× (1)

× (1)

 

 

 

Finland

×

 

 

 

 

 

 

Zweden

×

×

 

 

 

 

 

Verenigd Koninkrijk

×

×

 

 

 

 

 


(1)  De volgende gegevens worden niet onderzocht: leeftijd van de bomen, plantdichtheid, fruitvariëteit.”


BIJLAGE II

Wijzigingen van bijlage I bij Beschikking 2002/38/EG

Land

Code land

Territoriale indeling

Code territoriale indeling

NUTS-referentie

1.

De volgende tabel wordt ingevoegd tussen België en Denemarken:

„Tsjechië

16

Stredni Cechy

01

Stredni Cechy

Jihozapad

02

Jihozapad

Severozapad

03

Severozapad

Severovychod

04

Severovychod

Jihovychod

05

Jihovychod

Stredni Morava

06

Stredni Morava

Moravskoslezsko

07

Moravskoslezsko”

2.

De volgende tabel wordt ingevoegd tussen Duitsland en Griekenland:

„Estland

17

Vormt één geografisch gebied

00

Estland”

3.

De volgende tabel wordt ingevoegd tussen Italië en Luxemburg:

„Cyprus

18

District Nicosia

01

 

District Limassol

02

 

District Papros

03

 

District Larnaca

04

 

District Famagusta

05

 

Letland

19

Vormt één geografisch gebied

00

Letland

Litouwen

20

Vormt één geografisch gebied

00

Litouwen”

4.

De volgende tabel wordt ingevoegd tussen Luxemburg en Nederland:

„Hongarije

21

Közép-Magyarország (Midden-Hongarije)

01

Kozep-Magyarorszag

Közép-Dunántúl (Midden-Transdanubië)

02

Kozep-Dunantul

Nyugat-Dunántúl (West-Transdanubië)

03

Nyugat-Dunantul

Dél-Dunántúl (Zuid-Transdanubië)

04

Del-Dunantul

Észak-Magyarország (Noord-Hongarije)

05

Eszak-Magyarorszag

Észak-Alföld (Noordelijke Grote Laagvlakte)

06

Eszak-Alfold

Dél-Alföld (Zuidelijke Grote Laagvlakte)

07

Del-Alfold

Malta

22

Vormt één geografisch gebied

00

Malta”

5.

De volgende tabel wordt ingevoegd tussen Oostenrijk en Portugal:

„Polen

23

Łódzkie

01

Łódzkie

Mazowieckie

02

Mazowieckie

Małopolskie

03

Małopolskie

Śląskie

04

Śląskie

Lubelskie

05

Lubelskie

Podkarpackie

06

Podkarpackie

Świętokrzyskie

07

Świętokrzyskie

Podlaskie

08

Podlaskie

Wielkopolskie

09

Wielkopolskie

Zachodniopomorskie

10

Zachodniopomorskie

Lubuskie

11

Lubuskie

Dolnośląskie

12

Dolnośląskie

Opolskie

13

Opolskie

Kujawsko-pomorskie

14

Kujawsko-pomorskie

Warmińsko-mazurskie

15

Warmińsko-mazurskie

Pomorskie

16

Pomorskie”

6.

De volgende tabel wordt ingevoegd tussen Portugal en Finland:

„Slovenië

24

Vormt één geografisch gebied

00

Slovenië

Slowakije

25

Vormt één geografisch gebied

00

Slowakije”


BIJLAGE III

Aan bijlage III bij Beschikking 2002/38/EG toe te voegen nieuwe variëteiten

Codes naar soort en naar variëteit voor de toezending aan de Commissie van de resultaten van de statistische enquêtes over bepaalde soorten fruitbomen

Soorten/variëteiten

Code soort

Code variëteit

1.

De volgende tabel wordt ingevoegd onder punt 1. Appelbomen, tussen „Early gold” en „Andere variëteiten (door de lidstaat te specificeren)”:

„Melodie

 

081

Rubin

 

082

Champion/Šampion (CZ) Szampion (PL)

 

083

Rubinola

 

084

Ligol (PL)

 

085

Cortland (PL)

 

086

Štaris (Staris) (LT)

 

087

Aldas (LT)

 

088

Auksis (LT)

 

089

Orlovskoje polosatoje (LT)

 

090

Isbranica (LT)

 

091

Sinap Orlovskij (LT)

 

092”

2.

De volgende tabel wordt ingevoegd onder punt 2. Perenbomen, tussen „Boscs Flaschenbirne” en „Andere variëteiten (door de lidstaat te specificeren)”:

„Beurré Diel

 

057

Glou Morceau

 

058

Kieffer

 

059

Bohemica

 

060

Dicolor

 

061

Erika

 

062

Grosdemange

 

063

Lukasowka (PL)

 

064

Alka (LT)

 

065

Alsa (LT)

 

066

Mramornaja (LT)

 

067”

3.

De volgende tabel wordt ingevoegd onder punt 3. Perzikbomen (Perzikbomen die vruchten met wit vruchtvlees voortbrengen), tussen „Andere” en „Nectarines”:

„Champion (HU)

 

570”

4.

De volgende tabel wordt ingevoegd onder punt 3. Perzikbomen (Perzikbomen die vruchten met geel vruchtvlees voortbrengen), tussen „Andere” en „Nectarines”:

„Burbank July Elberta (SK)

 

620

Flamingo (SK)

 

621

Sunhaven (SK)

 

622”

5.

De volgende tabel wordt ingevoegd onder punt 4. Abrikozenbomen, tussen „Vitillo” en „Andere variëteiten (door de lidstaat te specificeren)”:

„Ceglédi Bíbor

 

044

Ceglédi óriás

 

045

Gönci magyar kajszi

 

046

Magyar kajszi

 

047

Magyar kajszi C.235

 

048

Pannónia

 

049

Szegedi mammut

 

050

Karola

 

051

Velkopavlovická

 

052

Veharda

 

053

Maďarská

 

054”


22.2.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 51/27


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 7 februari 2006

tot wijziging van Beschikking 2003/329/EG wat betreft de verlenging van de overgangsmaatregelen voor de warmtebehandeling van mest

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 263)

(Slechts de teksten in de Franse, de Nederlandse, de Finse en de Zweedse taal zijn authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/129/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (1), en met name op artikel 32, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1774/2002 worden gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten vastgesteld. Gezien de stringente aard van deze voorschriften is in overgangsmaatregelen voorzien.

(2)

Beschikking 2003/329/EG van de Commissie van 12 mei 2003 inzake overgangsmaatregelen krachtens Verordening (EG) nr. 1774/2002 wat betreft de warmtebehandeling van mest (2) geeft het bedrijfsleven tot 31 december 2005 de tijd om zich aan te passen en een alternatief warmtebehandelingsproces voor mest te ontwikkelen.

(3)

De EFSA heeft op 7 september 2005 een advies inzake de biologische veiligheid van de warmtebehandeling van mest goedgekeurd. Op grond van dit advies stelt de Commissie thans wijzigingen in het desbetreffende hoofdstuk in bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 1774/2002 voor. In afwachting van de toepassing van deze nieuwe maatregelen hebben de lidstaten en de exploitanten de Commissie verzocht de geldigheidsduur van de bij Beschikking 2003/329/EG vastgestelde overgangsmaatregelen te verlengen om het handelsverkeer niet te verstoren.

(4)

De overgangsmaatregelen waarin in Beschikking 2003/329/EG wordt voorzien, moeten daarom nog eenmaal worden verlengd om de lidstaten in staat te stellen de exploitanten toe te staan de nationale voorschriften voor het warmtebehandelingsproces voor mest te blijven toepassen totdat de gewijzigde eisen van bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 1774/2002 van toepassing zijn.

(5)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Beschikking 2003/329/EG wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 1, artikel 3, lid 2, en artikel 5 wordt de datum „31 december 2005” vervangen door „31 december 2006”.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk België, de Franse Republiek, het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Finland.

Gedaan te Brussel, 7 februari 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 416/2005 van de Commissie (PB L 66 van 12.3.2005, blz. 10).

(2)  PB L 117 van 13.5.2003, blz. 51. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 2005/14/EG (PB L 7 van 11.1.2005, blz. 5).