ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 40

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

49e jaargang
11 februari 2006


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

 

Verordening (EG) nr. 239/2006 van de Commissie van 10 februari 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 240/2006 van de Commissie van 10 februari 2006 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 622/2003 tot vaststelling van maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart ( 1 )

3

 

*

Verordening (EG) nr. 241/2006 van de Commissie van 10 februari 2006 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1004/2001 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

5

 

*

Verordening (EG) nr. 242/2006 van de Commissie van 10 februari 2006 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

7

 

 

Verordening (EG) nr. 243/2006 van de Commissie van 10 februari 2006 betreffende de afgifte van invoercertificaten voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit

9

 

 

Verordening (EG) nr. 244/2006 van de Commissie van 10 februari 2006 tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 1011/2005 voor het verkoopseizoen 2005/2006 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten van de sector suiker

10

 

 

Verordening (EG) nr. 245/2006 van de Commissie van 10 februari 2006 tot vaststelling van de wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen

12

 

*

Verordening (EG) nr. 246/2006 van de Commissie van 10 februari 2006 tot 63e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al Qaida-netwerk en de Taliban, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 467/2001 van de Raad

13

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Raad

 

*

Besluit nr. 1/2005 van de Associatieraad EU-Bulgarije van 9 maart 2005 inzake de deelneming van Bulgarije aan het communautair systeem voor snelle uitwisseling van gegevens over gevaren bij het gebruik van verbruiks- en gebruiksartikelen (RAPEX-systeem) krachtens Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid

15

 

*

Besluit van de Raad van 30 januari 2006 betreffende de ondertekening namens de Europese Gemeenschap en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling inzake de verlenging van het Protocol tot vaststelling van vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de regering van de Democratische Republiek Sao Tomé en Principe inzake de visserij voor de kust van Sao Tomé en Principe, voor de periode van 1 juni 2005 tot en met 31 mei 2006

17

Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling inzake de verlenging van het protocol tot vaststelling van vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de regering van de Democratische Republiek Sao Tomé en Principe inzake de visserij voor de kust van Sao Tomé en Principe, voor de periode van 1 juni 2005 tot en met 31 mei 2006

19

 

 

Commissie

 

*

Beschikking van de Commissie van 6 februari 2006 tot vaststelling van een financiële bijdrage van de Gemeenschap aan Duitsland en Portugal voor hun programma’s ter verbetering van de infrastructuur voor fytosanitaire controles van planten en plantaardige producten uit derde landen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 238)

21

 

*

Beschikking van de Commissie van 10 februari 2006 tot wijziging van Beschikking 92/452/EEG wat betreft bepaalde embryoteams en embryoproductieteams in bepaalde derde landen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 332)  ( 1 )

24

 

*

Beschikking van de Commissie van 10 februari 2006 tot vaststelling van bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen in verband met vermoede gevallen van hoogpathogene aviaire influenza onder wilde vogels in Griekenland (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 455)

26

 

 

Europese Centrale Bank

 

*

Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 3 februari 2006 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2005/5 inzake de statistische rapportageverplichtingen van de Europese Centrale Bank en de procedures voor het uitwisselen van statistische gegevens binnen het Europees Stelsel van centrale banken op het gebied van statistieken betreffende overheidsfinanciën (ECB/2006/2)

32

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

11.2.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 40/1


VERORDENING (EG) Nr. 239/2006 VAN DE COMMISSIE

van 10 februari 2006

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 11 februari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 februari 2006.

Voor de Commissie

J. L. DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 10 februari 2006 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

91,5

204

42,2

212

88,5

624

106,4

999

82,2

0707 00 05

052

114,0

204

101,8

999

107,9

0709 10 00

220

57,6

624

101,9

999

79,8

0709 90 70

052

160,4

204

79,4

999

119,9

0805 10 20

052

53,6

204

49,3

212

45,0

220

44,2

448

47,7

624

61,1

999

50,2

0805 20 10

204

87,2

999

87,2

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

052

63,4

204

106,7

400

79,6

464

131,1

624

70,9

662

45,3

999

82,8

0805 50 10

052

54,1

999

54,1

0808 10 80

400

109,0

404

105,2

720

74,3

999

96,2

0808 20 50

388

88,6

400

98,4

512

67,9

528

67,3

720

74,0

999

79,2


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


11.2.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 40/3


VERORDENING (EG) Nr. 240/2006 VAN DE COMMISSIE

van 10 februari 2006

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 622/2003 tot vaststelling van maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2320/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart (1), en met name op artikel 4, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Verordening (EG) nr. 2320/2002 dient de Commissie maatregelen vast te stellen voor de tenuitvoerlegging van gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart in de gehele Europese Unie. Verordening (EG) nr. 622/2003 van de Commissie van 4 april 2003 tot vaststelling van maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart (2), was het eerste besluit dat dergelijke maatregelen bevatte.

(2)

Er is behoefte aan maatregelen om de gemeenschappelijke basisnormen nader te preciseren.

(3)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2320/2002 en teneinde wederrechtelijke daden te voorkomen, dienen de in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 622/2003 vermelde maatregelen geheim te zijn en mogen zij niet worden gepubliceerd. Dit geldt uiteraard ook voor besluiten tot wijziging daarvan.

(4)

Verordening (EG) nr. 622/2003 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de beveiliging van de burgerluchtvaart,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Doel

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 622/2003 wordt gewijzigd zoals uiteengezet in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 3 van die verordening is van toepassing met betrekking tot de vertrouwelijke aard van de bijlage.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 februari 2006.

Voor de Commissie

Jacques BARROT

Vicevoorzitter


(1)  PB L 355 van 30.12.2002, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 849/2004 (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 1).

(2)  PB L 89 van 5.4.2003, blz. 9. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 65/2006 (PB L 11 van 17.1.2006, blz. 5).


BIJLAGE

Overeenkomstig artikel 1 is de bijlage geheim en wordt deze niet bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


11.2.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 40/5


VERORDENING (EG) Nr. 241/2006 VAN DE COMMISSIE

van 10 februari 2006

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1004/2001 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name op artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Ingevolge de indeling van plasmaschermen voor kleurenweergave met installatiediskettes, zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1004/2001 van de Commissie van 22 mei 2001 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur (2), worden het plasmascherm onder GN-code 8528 21 90 en de installatiediskettes onder GN-code 8524 91 00 ingedeeld. Gelet op het feit dat aantekening 6 op hoofdstuk 85 van de gecombineerde nomenclatuur met ingang van 1 januari 2002 is gewijzigd en dat het Comité voor het geharmoniseerde systeem in oktober 2004 overeenstemming heeft bereikt over de interpretatie van deze aantekening, moet Verordening (EG) nr. 1004/2001 evenwel als onjuist worden beschouwd.

(2)

Verordening (EG) nr. 1004/2001 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het tweede punt in de tabel die is opgenomen in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1004/2001, wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 februari 2006.

Voor de Commissie

László KOVÁCS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2175/2005 (PB L 347 van 30.12.2005, blz. 9).

(2)  PB L 140 van 24.5.2001, blz. 8.


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Set, opgemaakt voor de verkoop in het klein, bevattende een kleurenmonitor met installatiediskettes en toebehoren (kabelclips, toevoerkabel, afstandsbediening (werkend op twee batterijen) en een handleiding).

De monitor is van het plasmatype, met een diagonale afmeting van het scherm van 105,6 cm, totale afmetingen 103,5 cm breedte × 64 cm hoogte × 15 cm diepte, met 852 × 480 beeldpunten en met twee ingebouwde luidsprekers.

De monitor is voorzien van de volgende interfaces:

drie aansluitingen voor video-ingang (composiet videosignaal);

één aansluiting voor gegevensinvoer (VGA-SVGA);

één aanlsuiting voor audio-ingang;

één besturingsaansluiting.

De verschillende interfaces stellen de monitor in staat zowel gegevens in kleur weer te geven afkomstig van automatische gegevensverwerkende machines als stilstaande of bewegende beelden afkomstig van een video-opname- en videoweergaveapparaat, een DVD-speler, een videocamera, enz.

8528 21 90

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1, 3, onder b), en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 8528, 8528 21 en 8528 21 90.

Het wezenlijke karakter van de set wordt bepaald door de monitor.

De indeling onder onderverdeling 847160 is uitgesloten, omdat het product in staat is om een kleurenbeeld te reproduceren uit een composiet videosignaal (zie de GS-toelichtingen bij post 8471, onder I.D, punt 1).

De indeling onder post 8531 is evenzeer uitgesloten, omdat de functie van het product niet is het weergeven van zichtbare signalen (zie de GS-toelichtingen bij post 8531, onder D).


11.2.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 40/7


VERORDENING (EG) Nr. 242/2006 VAN DE COMMISSIE

van 10 februari 2006

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name op artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen te worden vastgesteld voor de indeling van de in de bijlage bij de onderhavige verordening opgenomen goederen.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke communautaire voorschriften is vastgesteld voor de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Met toepassing van genoemde algemene regels, dienen de in kolom 1 van de tabel omschreven goederen die zijn opgenomen in de bijlage bij deze verordening te worden ingedeeld onder de daarmee corresponderende GN-codes die zijn vermeld in kolom 2, op grond van de motiveringen die zijn opgenomen in kolom 3.

(4)

Het is wenselijk dat een beroep kan worden gedaan op een door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte bindende tariefinlichting betreffende de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die niet in overeenstemming is met de bepalingen van onderhavige verordening, door de rechthebbende, gedurende drie maanden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2).

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De goederen omschreven in kolom 1 van de in de bijlage opgenomen tabel worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de corresponderende GN-codes vermeld in kolom 2 van voornoemde tabel,

Artikel 2

Op de door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de onderhavige verordening, kan gedurende drie maanden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92, een beroep worden gedaan.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 februari 2006.

Voor de Commissie

László KOVÁCS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2175/2005 (PB L 347 van 30.12.2005, blz. 9).

(2)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 648/2005 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 117 van 4.5.2005, blz. 13).


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Voedselbereiding bestaande uit cacaopoeder en suiker (in gewichtspercenten):

Suiker

99,5 tot 99,7

Cacaopoeder berekend op geheel ontvette basis

0,2 tot 0,4

Het product heeft de vorm van bruinachtige kristallen. Het wordt gebruikt en verkocht als suiker.

1806 10 90

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 2 op hoofdstuk 18 en de tekst bij de GN-codes 1806, 1806 10 en 1806 10 90.

Het product kan niet worden ingedeeld onder hoofdstuk 17 omdat het gehalte aan cacaopoeder door scheikundige analyse kan worden aangetoond.

Het product is een cacao bevattende bereiding voor menselijke consumptie (Aantekening 2 op hoofdstuk 18).


11.2.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 40/9


VERORDENING (EG) Nr. 243/2006 VAN DE COMMISSIE

van 10 februari 2006

betreffende de afgifte van invoercertificaten voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 936/97 van de Commissie van 27 mei 1997 betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit en voor bevroren buffelvlees (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 936/97 voorziet in de artikelen 4 en 5 de bepalingen voor het indienen en voor het afgeven van de invoercertificaten voor vlees zoals bedoeld in artikel 2, onder f).

(2)

In artikel 2, onder f), van Verordening (EG) nr. 936/97 is de hoeveelheid met de omschrijving in die bepaling overeenstemmend vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit, die in het tijdvak van 1 juli 2005 tot en met 30 juni 2006 onder bijzondere voorwaarden mag worden ingevoerd, vastgesteld op 11 500 t.

(3)

Er moet aan herinnerd worden dat de in deze verordening bedoelde certificaten slechts tijdens de gehele geldigheidsduur ervan gebruikt kunnen worden voorzover de veterinairrechtelijke voorschriften in acht worden genomen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Elke aanvraag om een invoercertificaat, die van 1 tot en met 5 februari 2006 is ingediend voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit, zoals bedoeld in artikel 2, onder f), van Verordening (EG) nr. 936/97, wordt in haar geheel ingewilligd.

2.   Aanvragen om certificaten kunnen overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 936/97 gedurende de eerste vijf dagen van de maand maart 2006 voor 7 706,862 t worden ingediend.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 11 februari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 februari 2006.

Voor de Commissie

J. L. DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 137 van 28.5.1997, blz. 10. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2186/2005 (PB L 347 van 30.12.2005, blz. 74).


11.2.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 40/10


VERORDENING (EG) Nr. 244/2006 VAN DE COMMISSIE

van 10 februari 2006

tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 1011/2005 voor het verkoopseizoen 2005/2006 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten van de sector suiker

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1423/95 van de Commissie van 23 juni 1995 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de invoer van producten uit de sector suiker, andere dan melasse (2), en met name op artikel 1, lid 2, tweede alinea, tweede zin, en artikel 3, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en de aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2005/2006 zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1011/2005 van de Commissie (3). Deze prijzen en invoerrechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 232/2006 van de Commissie (4).

(2)

De bovenbedoelde prijzen en invoerrechten moeten op grond van de gegevens waarover de Commissie nu beschikt, overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1423/95 worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 1011/2005 voor het verkoopseizoen 2005/2006 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1423/95 bedoelde producten worden gewijzigd zoals aangegeven in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 11 februari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 februari 2006.

Voor de Commissie

J. L. DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).

(2)  PB L 141 van 24.6.1995, blz. 16. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 624/98 (PB L 85 van 20.3.1998, blz. 5).

(3)  PB L 170 van 1.7.2005, blz. 35.

(4)  PB L 39 van 10.2.2006, blz. 15.


BIJLAGE

Met ingang van 11 februari 2006 geldende gewijzigde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en de producten van GN-code 1702 90 99

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg nettogewicht van het betrokken product

Aanvullend invoerrecht per 100 kg nettogewicht van het betrokken product

1701 11 10 (1)

36,52

0,33

1701 11 90 (1)

36,52

3,95

1701 12 10 (1)

36,52

0,19

1701 12 90 (1)

36,52

3,65

1701 91 00 (2)

36,08

7,19

1701 99 10 (2)

36,08

3,51

1701 99 90 (2)

36,08

3,51

1702 90 99 (3)

0,36

0,31


(1)  Vastgesteld voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage I, punt II, bij Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad (PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1).

(2)  Vastgesteld voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage I, punt I, bij Verordening (EG) nr. 1260/2001.

(3)  Vastgesteld per procentpunt sacharosegehalte.


11.2.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 40/12


VERORDENING (EG) Nr. 245/2006 VAN DE COMMISSIE

van 10 februari 2006

tot vaststelling van de wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op het aan de Akte van Toetreding van Griekenland gehechte Protocol nr. 4 betreffende katoen, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1050/2001 van de Raad (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1051/2001 van de Raad van 22 mei 2001 betreffende de steun voor de katoenproductie (2), en met name op artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1051/2001 wordt op gezette tijden een wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen bepaald, rekening houdende met de historische verhouding tussen de in aanmerking genomen wereldmarktprijs voor geëgreneerde katoen en de berekende prijs voor niet-geëgreneerde katoen. Deze historische verhouding is vastgesteld in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1591/2001 van de Commissie van 2 augustus 2001, houdende uitvoeringsbepalingen van de steunregeling voor katoen (3). Als de wereldmarktprijs niet op die wijze kan worden bepaald, wordt hij bepaald op basis van de laatst vastgestelde prijs.

(2)

Krachtens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1051/2001 wordt de wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen bepaald voor een product met bepaalde kenmerken, waarbij rekening wordt gehouden met de gunstigste, voor de werkelijke markttendens representatief geachte aanbiedingen en noteringen. Om deze prijs te bepalen, wordt het gemiddelde berekend van de aanbiedingen en noteringen op één of meer Europese beurzen voor in een haven van Noord-Europa cif-geleverde producten uit de verschillende, voor de internationale handel als meest representatief beschouwde productielanden. Evenwel is bepaald dat deze criteria voor het bepalen van de wereldmarktprijs voor geëgreneerde katoen worden aangepast, om rekening te houden met de verschillen op grond van de kwaliteit van het geleverde product en de aard van de aanbiedingen en noteringen. In artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1591/2001 is bepaald welke aanpassingen kunnen plaatsvinden.

(3)

Op grond van bovenbedoelde criteria moet de wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen op het hieronder aangegeven niveau worden vastgesteld,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1051/2001 bedoelde wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen wordt vastgesteld op 24,448 EUR/100 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 11 februari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 februari 2006.

Voor de Commissie

J. L. DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 148 van 1.6.2001, blz. 1.

(2)  PB L 148 van 1.6.2001, blz. 3.

(3)  PB L 210 van 3.8.2001, blz. 10. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1486/2002 (PB L 223 van 20.8.2002, blz. 3).


11.2.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 40/13


VERORDENING (EG) Nr. 246/2006 VAN DE COMMISSIE

van 10 februari 2006

tot 63e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al Qaida-netwerk en de Taliban, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 467/2001 van de Raad

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al Qaida-netwerk en de Taliban, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 467/2001 van de Raad tot instelling van een verbod op de uitvoer van bepaalde goederen en diensten naar Afghanistan, tot versterking van het verbod op vluchten en verlenging van de bevriezing van tegoeden en andere financiële middelen ten aanzien van de Taliban van Afghanistan (1), en met name op artikel 7, lid 1, eerste streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 worden personen, groepen en entiteiten opgesomd wier tegoeden en economische middelen krachtens die verordening worden bevroren.

(2)

Het Sanctiecomité van de VN-Veiligheidsraad heeft op 7 februari 2006 besloten tot wijziging van de lijst van personen, groepen en entiteiten wier tegoeden en economische middelen moeten worden bevroren. Bijlage I moet dus dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(3)

Teneinde de effectiviteit van de maatregelen waarin deze verordening voorziet te waarborgen, dient de verordening onmiddellijk in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 februari 2006.

Voor de Commissie

Eneko LANDÁBURU

Directeur-generaal Buitenlandse betrekkingen


(1)  PB L 139 van 29.5.2002, blz. 9. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 142/2006 van de Commissie (PB L 23 van 27.1.2006, blz. 55).


BIJLAGE

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt als volgt gewijzigd:

 

De volgende vermeldingen worden toegevoegd aan de lijst van rechtspersonen, groepen en entiteiten:

(1)

Meadowbrook Investments Limited. Adres: 44 Upper Belgrave Road, Clifton, Bristol, BS8 2XN, Verenigd Koninkrijk. Overige informatie: registratienummer: 05059698.

(2)

Ozlam Properties Limited. Adres: 88 Smithdown Road, Liverpool L7 4JQ, Verenigd Koninkrijk. Overige informatie: registratienummer: 05258730.

(3)

Sanabel Relief Agency Limited (alias (a) Sanabel Relief Agency (b) Sanabel L’il-Igatha (c) SRA (d) Sara (e) Al-Rahama Relief Foundation Limited). Adres: (a) 63 South Rd, Sparkbrook, Birmingham B 111 EX, Verenigd Koninkrijk (b) 1011 Stockport Rd, Levenshulme, Manchester M9 2TB, Verenigd Koninkrijk (c) P.O. Box 50, Manchester M19 25P, Verenigd Koninkrijk (d) 98 Gresham Road, Middlesbrough, Verenigd Koninkrijk (e) 54 Anson Road, London NW2 6AD, Verenigd Koninkrijk. Overige informatie: (a) website:http://www.sanabel.org.uk, (b) e-mail: info@sanabel.org.uk, (c) „charity number”: 1083469, (d) registratienummer: 3713110.

(4)

Sara Properties Limited (alias Sara Properties). Adres: (a) 104 Smithdown Road, Liverpool, Merseyside L7 4JQ, Verenigd Koninkrijk (b) 2a Hartington Road, Liverpool L8 OSG, Verenigd Koninkrijk. Overige informatie: (a) website: http://www.saraproperties.co.uk, (b) registratienummer: 4636613.

 

De volgende vermeldingen worden toegevoegd aan de lijst van natuurlijke personen:

(5)

Ghuma Abd’rabbah (alias (a) Ghunia Abdurabba, (b) Ghoma Abdrabba, (c) Abd’rabbah, (d) Abu Jamil). Adres: Birmingham, Verenigd Koninkrijk. Geboortedatum: 2.9.1957. Geboorteplaats: Benghazi, Libië. Nationaliteit: Brits.

(6)

Abd Al-Rahman Al-Faqih (alias (a) Mohammed Albashir, (b) Muhammad Al-Bashir, (c) Bashir Mohammed Ibrahim Al-Faqi, (d) Al-Basher Mohammed, (e) Abu Mohammed, (f) Mohammed Ismail, (g) Abu Abd Al Rahman, (h) Abd Al Rahman Al-Khatab, (i) Mustafa, (j) Mahmud, (k) Abu Khalid). Adres: Birmingham, Verenigd Koninkrijk. Geboortedatum: 15.12.1959. Geboorteplaats: Libië.

(7)

Mohammed Benhammedi (alias (a) Mohamed Hannadi (b) Mohamed Ben Hammedi (c) Muhammad Muhammad Bin Hammidi (d) Ben Hammedi (e) Panhammedi (f) Abu Hajir (g) Abu Hajir Al Libi (h) Abu Al Qassam). Adres: Midlands, Verenigd Koninkrijk. Geboortedatum: 22.9.1966. Geboorteplaats: Libië. Nationalteit: Brits.

(8)

Abdulbaqi Mohammed Khaled (alias (a) Abul Baki Mohammed Khaled (b) Abd’ Al-Baki Mohammed (c) Abul Baki Khaled (d) Abu Khawla). Adres: Birmingham, Verenigd Koninkrijk. Geboortedatum: 18.8.1957. Geboorteplaats: Tripoli, Libië. Nationaliteit: Brits.

(9)

Tahir Nasuf (alias (a) Tahir Mustafa Nasuf (b) Tahar Nasoof (c) Taher Nasuf (d) Al-Qa’qa (e) Abu Salima El Libi (f) Abu Rida). Adres: Manchester, Verenigd Koninkrijk. Geboortedatum: (a) 4.11.1961, (b) 11.4.1961. Geboorteplaats: Tripoli, Libië.


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Raad

11.2.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 40/15


BESLUIT Nr. 1/2005 VAN DE ASSOCIATIERAAD EU-BULGARIJE

van 9 maart 2005

inzake de deelneming van Bulgarije aan het communautair systeem voor snelle uitwisseling van gegevens over gevaren bij het gebruik van verbruiks- en gebruiksartikelen (RAPEX-systeem) krachtens Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid

(2006/82/EG)

DE ASSOCIATIERAAD,

Gelet op de op 8 maart 1993 te Brussel ondertekende Europa-overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Bulgarije, anderzijds, en met name op artikel 93,

Gelet op Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name op artikel 12,

Gezien de brief van 28 november 2003 die de Missie van Bulgarije bij de Europese Gemeenschappen aan de Directeur-generaal Gezondheid en consumentenbescherming heeft doen toekomen en waarin de Commissie verzocht wordt de procedures in te leiden om de toegang van Bulgarije tot het RAPEX-systeem mogelijk te maken,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 93 van de Europa-overeenkomst bepaalt dat de partijen samenwerken om te komen tot volledige verenigbaarheid van de regelingen voor het beschermen van de consument in Bulgarije en in de Gemeenschap. De samenwerking omvat, in het kader van de bestaande mogelijkheden, met het oog daarop de uitwisseling van informatie en de toegang tot de communautaire databanken.

(2)

Artikel 12, lid 4, van Richtlijn 2001/95/EG bepaalt dat RAPEX wordt opengesteld voor kandidaat-lidstaten in het kader van de tussen de Gemeenschap en die landen gesloten overeenkomsten, volgens de in die overeenkomsten vastgelegde voorwaarden. Die overeenkomsten zijn gebaseerd op wederkerigheid en bevatten bepalingen inzake vertrouwelijkheid die met de in de Gemeenschap geldende bepalingen overeenkomen.

(3)

In bijlage II bij Richtlijn 2001/95/EG worden de procedures ter uitvoering van RAPEX en richtsnoeren voor kennisgeving vastgesteld.

(4)

De Commissie heeft richtsnoeren voor het beheer van RAPEX, zoals voorgeschreven in punt 8 van bijlage II bij Richtlijn 2001/95/EG, op 29 april 2004 vastgesteld (2).

(5)

Bulgarije heeft sinds de start daarvan in mei 1999 actief deelgenomen aan TRAPEX (overgangssysteem voor de snelle uitwisseling van informatie), het systeem dat de activiteiten van RAPEX voor de kandidaat-lidstaten weerspiegelt,

BESLUIT:

Artikel 1

Bulgarije neemt overeenkomstig de relevante bepalingen van Richtlijn 2001/95/EG en de RAPEX-richtsnoeren aan het RAPEX-systeem deel met dezelfde rechten en plichten als de huidige leden.

Artikel 2

Bulgarije past dezelfde vertrouwelijkheidsbeginselen toe als die welke door de andere leden van RAPEX worden toegepast.

Artikel 3

Bulgarije treft in samenwerking met de diensten van de Commissie de noodzakelijke praktische regelingen om ervoor te zorgen dat het in staat is ten volle te voldoen aan de in Richtlijn 2001/95/EG vastgestelde voorschriften en de in de RAPEX-richtsnoeren vermelde procedures.

De Commissie zorgt met name voor de initiële opleiding van Bulgaarse functionarissen in het gebruik van de RAPEX-toepassing.

Artikel 4

Eventuele problemen die zich bij de toepassing van het besluit voordoen, worden door rechtstreekse contacten tussen de diensten van de Commissie en de Bulgaarse autoriteiten in het kader van RAPEX opgelost. Wanneer deze contacten niet tot een wederzijds aanvaardbare oplossing leiden, wordt in de Associatieraad op verzoek van een partij binnen drie maanden na het verzoek overleg gepleegd.

Na dit overleg, of na het verstrijken van de in de voorgaande alinea genoemde termijn, kan de Associatieraad passende aanbevelingen doen voor de oplossing van deze problemen.

Deze procedures in de Associatieraad laten acties in het kader van de respectieve op het grondgebied van de partijen geldende consumentenbeschermingswetten onverlet.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

Gedaan te Brussel, 9 maart 2005.

Voor de Associatieraad

De voorzitter

J. ASSELBORN


(1)  PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4.

(2)  PB L 151 van 30.4.2004, blz. 86; gerectificeerd in PB L 208 van 10.6.2004, blz. 73.


11.2.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 40/17


BESLUIT VAN DE RAAD

van 30 januari 2006

betreffende de ondertekening namens de Europese Gemeenschap en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling inzake de verlenging van het Protocol tot vaststelling van vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de regering van de Democratische Republiek Sao Tomé en Principe inzake de visserij voor de kust van Sao Tomé en Principe, voor de periode van 1 juni 2005 tot en met 31 mei 2006

(2006/83/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 300, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de regering van de Democratische Republiek Sao Tomé en Principe inzake de visserij voor de kust van Sao Tomé en Principe (1), voeren de overeenkomstsluitende partijen, vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van het aan de overeenkomst gehechte protocol, onderhandelingen om in gemeenschappelijk overleg de inhoud van het protocol voor de volgende periode vast te stellen en, eventueel, te bepalen welke wijzigingen of aanvullingen in de bijlage moeten worden aangebracht.

(2)

De overeenkomstsluitende partijen hebben besloten om, bij overeenkomst in de vorm van een briefwisseling, het huidige bij Verordening (EG) nr. 2348/2002 van de Raad van 9 december 2002 betreffende de sluiting van het protocol tot vaststelling van vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de regering van de Democratische Republiek Sao Tomé en Principe inzake de visserij voor de kust van Sao Tomé en Principe, voor de periode van 1 juni 2002 tot en met 31 mei 2005 (2) goedgekeurde protocol met een jaar te verlengen in afwachting dat onderhandelingen worden gevoerd over de in het protocol aan te brengen wijzigingen.

(3)

Voor de vissers van de Gemeenschap worden bij deze overeenkomst in de vorm van een briefwisseling voor de periode van 1 juni 2005 tot en met 31 mei 2006 vangstmogelijkheden geopend in de wateren die onder de soevereiniteit of de jurisdictie van Sao Tomé en Principe vallen.

(4)

Om een onderbreking van de visserijactiviteit van de vaartuigen van de Gemeenschap te voorkomen, moet de verlenging zo spoedig mogelijk worden toegepast. Daarom moet de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling worden ondertekend en voorlopig worden toegepast, in afwachting dat de procedures voor de sluiting ervan worden afgerond.

(5)

De sleutel voor de verdeling van de vangstmogelijkheden over de lidstaten die bij het aflopende protocol betrokken zijn, moet worden bevestigd,

BESLUIT:

Artikel 1

De ondertekening van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling inzake de verlenging van het Protocol tot vaststelling van vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de regering van de Democratische Republiek Sao Tomé en Principe inzake de visserij voor de kust van Sao Tomé en Principe, voor de periode van 1 juni 2005 tot en met 31 mei 2006, wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd onder voorbehoud van sluiting van de overeenkomst.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De overeenkomst wordt voorlopig toegepast met ingang van 1 juni 2005.

Artikel 3

1.   De in het protocol vastgestelde vangstmogelijkheden worden als volgt over de lidstaten verdeeld:

a)

vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen:

Frankrijk

:

18,

Spanje

:

18;

b)

vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel:

Portugal

:

2;

c)

vaartuigen voor de visserij met drijvende beug:

Spanje

:

20,

Portugal

:

5.

2.   Als met de vergunningsaanvragen van deze lidstaten niet alle in het protocol vastgestelde vangstmogelijkheden worden benut, kan de Commissie vergunningsaanvragen van andere lidstaten in overweging nemen.

Artikel 4

De lidstaten waarvan vissersvaartuigen in het kader van de overeenkomst vissen, dienen de in de visserijzone van Sao Tomé en Principe van elk bestand gevangen hoeveelheden aan de Commissie te melden overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 500/2001 van de Commissie van 14 maart 2001 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad wat betreft de controle op de vangsten van de vissersvaartuigen van de Gemeenschap in de wateren van derde landen en in volle zee (3).

Artikel 5

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de personen aan te wijzen die bevoegd zijn om de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling namens de Gemeenschap te ondertekenen, onder voorbehoud dat zij wordt gesloten.

Gedaan te Brussel, 30 januari 2006.

Voor de Raad

De voorzitster

U. PLASSNIK


(1)  PB L 54 van 25.2.1984, blz. 2.

(2)  PB L 351 van 28.12.2002, blz. 12.

(3)  PB L 73 van 15.3.2001, blz. 8.


OVEREENKOMST IN DE VORM VAN EEN BRIEFWISSELING

inzake de verlenging van het protocol tot vaststelling van vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de regering van de Democratische Republiek Sao Tomé en Principe inzake de visserij voor de kust van Sao Tomé en Principe, voor de periode van 1 juni 2005 tot en met 31 mei 2006

Mijne heren,

Met het oog op de verlenging van het huidige protocol (1 juni 2002 tot en met 31 mei 2005) tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie als bedoeld in de Visserijovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de regering van de Democratische Republiek Sao Tomé en Principe, en in afwachting dat onderhandelingen worden gevoerd over de in het protocol aan te brengen wijzigingen, heb ik de eer u te bevestigen dat wij overeenstemming hebben bereikt over de volgende tussentijdse regeling:

1.

De in de afgelopen drie jaar geldende regeling wordt met ingang van 1 juni 2005 verlengd tot en met 31 mei 2006.

De financiële tegenprestatie van de Gemeenschap voor de tussentijdse regeling is gelijk aan het in artikel 2 van het thans geldende protocol bepaalde bedrag (637 500 EUR). Dit bedrag geldt volledig als financiële tegenprestatie en wordt uiterlijk op 31 januari 2006 betaald.

Bovendien financiert de Gemeenschap dit jaar voor 50 000 EUR een evaluatiestudie van de diepzeekrabbenstanden.

2.

Gedurende deze periode worden visvergunningen afgegeven met inachtneming van de maxima die zijn vastgesteld in artikel 1 van het thans geldende protocol, tegen betaling van rechten of voorschotten die gelijk zijn aan die welke in punt 2 van de bijlage bij het protocol zijn bepaald.

Ik moge u verzoeken mij de ontvangst van deze brief te willen bevestigen en mij mee te delen dat u instemt met de inhoud ervan.

Hoogachtend,

Namens de Raad van de Europese Unie

Mijne heren,

Ik heb de eer u de ontvangst te bevestigen van uw brief van heden, welke als volgt luidt:

„Met het oog op de verlenging van het huidige protocol (1 juni 2002 tot en met 31 mei 2005) tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie als bedoeld in de Visserijovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de regering van de Democratische Republiek Sao Tomé en Principe, en in afwachting dat onderhandelingen worden gevoerd over de in het protocol aan te brengen wijzigingen, heb ik de eer u te bevestigen dat wij overeenstemming hebben bereikt over de volgende tussentijdse regeling:

1.

De in de afgelopen drie jaar geldende regeling wordt met ingang van 1 juni 2005 verlengd tot en met 31 mei 2006.

De financiële tegenprestatie van de Gemeenschap voor de tussentijdse regeling is gelijk aan het in artikel 2 van het thans geldende protocol bepaalde bedrag (637 500 EUR). Dit bedrag geldt volledig als financiële tegenprestatie en wordt uiterlijk op 31 januari 2006 betaald.

Bovendien financiert de Gemeenschap dit jaar voor 50 000 EUR een evaluatiestudie van de diepzeekrabbenstanden.

2.

Gedurende deze periode worden visvergunningen afgegeven met inachtneming van de maxima die zijn vastgesteld in artikel 1 van het thans geldende protocol, tegen betaling van rechten of voorschotten die gelijk zijn aan die welke in punt 2 van de bijlage bij het protocol zijn bepaald.”.

Ik heb de eer u te bevestigen dat de inhoud van uw brief voor de regering van de Democratische Republiek Sao Tomé en Principe aanvaardbaar is en dat uw brief en deze brief, overeenkomstig uw voorstel, een overeenkomst vormen.

Hoogachtend,

Voor de regering van de Democratische Republiek Sao Tomé en Principe


Commissie

11.2.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 40/21


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 6 februari 2006

tot vaststelling van een financiële bijdrage van de Gemeenschap aan Duitsland en Portugal voor hun programma’s ter verbetering van de infrastructuur voor fytosanitaire controles van planten en plantaardige producten uit derde landen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 238)

(Slechts de teksten in de Duitse en de Portugese taal zijn authentiek)

(2006/84/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name op artikel 13 quater, lid 5, zesde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Richtlijn 2000/29/EG kan aan de lidstaten een financiële bijdrage van de Gemeenschap worden verleend met het oog op de verbetering van de infrastructuur voor fytosanitaire controles van planten en plantaardige producten uit derde landen.

(2)

Duitsland en Portugal hebben elk een programma opgesteld om de infrastructuur voor de controle van planten en plantaardige producten uit derde landen te verbeteren. Zij hebben om toekenning van een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor deze programma’s voor 2006 verzocht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 998/2002 van de Commissie van 11 juni 2002 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van de regeling inzake de toekenning door de Gemeenschap van een financiële bijdrage aan de lidstaten met het oog op de verbetering van de infrastructuur voor fytosanitaire controles van planten en plantaardige producten uit derde landen (2).

(3)

Dankzij de door Duitsland en Portugal verstrekte technische informatie heeft de Commissie de situatie nauwkeurig en volledig kunnen onderzoeken. De Commissie heeft een lijst opgesteld van de subsidiabele programma’s ter verbetering van de voorzieningen in inspectieposten, waarbij voor elk programma het bedrag is aangegeven van de voorgestelde financiële bijdrage van de Gemeenschap. De informatie is ook onderzocht door het Permanent Plantenziektekundig Comité.

(4)

Elk in die lijst opgenomen programma is apart voor goedkeuring geëvalueerd. De Commissie is tot de slotsom gekomen dat de in Richtlijn 2000/29/EG en Verordening (EG) nr. 998/2002 vastgestelde voorwaarden en criteria voor de toekenning van een financiële bijdrage van de Gemeenschap vervuld zijn.

(5)

Derhalve moet een financiële bijdrage van de Gemeenschap worden toegekend om de uitgaven van Duitsland en Portugal voor deze programma’s voor 2006 te dekken.

(6)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

1.   De toekenning van een financiële bijdrage van de Gemeenschap ter dekking van de in 2006 door Duitsland te verrichten uitgaven voor zijn programma ter verbetering van de voorzieningen in inspectieposten, wordt goedgekeurd.

2.   De toekenning van een financiële bijdrage van de Gemeenschap ter dekking van de in 2006 door Portugal te verrichten uitgaven voor zijn programma ter verbetering van de voorzieningen in inspectieposten, wordt goedgekeurd.

Artikel 2

1.   De in artikel 1 bedoelde financiële bijdrage van de Gemeenschap bedraagt in totaal 45 625 EUR.

2.   De financiële bijdrage van de Gemeenschap per betrokken lidstaat bedraagt ten hoogste:

a)

22 025 EUR voor Duitsland;

b)

23 600 EUR voor Portugal.

3.   De maximale financiële bijdrage van de Gemeenschap per programma ter verbetering van de voorzieningen in inspectieposten is vermeld in de bijlage.

Artikel 3

De voor elk programma in de bijlage vastgestelde financiële bijdrage van de Gemeenschap wordt pas betaald wanneer:

a)

de betrokken lidstaat aan de Commissie de nodige bewijsstukken heeft voorgelegd waaruit de aankoop en/of de verbetering van de in het programma vermelde apparatuur en/of installaties blijkt, en

b)

de betrokken lidstaat bij de Commissie een aanvraag tot uitkering van de financiële bijdrage van de Gemeenschap heeft ingediend overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 998/2002.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland en de Portugese Republiek.

Gedaan te Brussel, 6 februari 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/77/EG van de Commissie (PB L 296 van 12.11.2005, blz. 17).

(2)  PB L 152 van 12.6.2002, blz. 16. De verordening werd bekendgemaakt als Verordening (EG) nr. 997/2002, maar het nummer werd gecorrigeerd door middel van een rectificatie (PB L 153 van 13.6.2002, blz. 18).


BIJLAGE

PROGRAMMA’S TER VERBETERING VAN DE VOORZIENINGEN IN INSPECTIEPOSTEN

Programma’s en overeenkomstige financiële bijdrage van de Gemeenschap in 2006

(EUR)

Lidstaat

Inspectiepost

(administratieve regio, plaats)

Voor een bijdrage in aanmerking komende uitgaven

Maximale bijdrage van de Gemeenschap

Duitsland

Hessen, Frankfurt Flughafen, punt van binnenkomst 7.2

17 600

8 800

Hessen, Gießen ZA Kassel, punt van binnenkomst 7.3

2 300

1 150

Mecklenburg-Vorpommern, Rostock, punten van binnenkomst 8.2 & 8.3

520

260

Mecklenburg-Vorpommern, Wismar, punt van binnenkomst 8.4

520

260

Mecklenburg-Vorpommern, Sassnitz-Mukran, punten van binnenkomst 8.5 & 8.6

520

260

Niedersachsen, ZA Wilhelmshaven, punt van binnenkomst 9.5

460

230

Saarland, ZA Flughafen Saarbrücken & ZA Im Hauptgüterbahnhof, punten van binnenkomst 12.1 & 12.2

500

250

Schleswig-Holstein, Einlassstelle Kiel, punten van binnenkomst 15.3 tot en met 15.6

5 050

2 525

Thüringen, Erfurt-Kühnhausen, punt van binnenkomst 16.1

16 580

8 290

Portugal

Porto (luchthaven)

3 820

1 910

Leixões (haven)

5 620

2 810

Aveiro (haven)

5 620

2 810

Lissabon (luchthaven)

3 820

1 910

Lissabon (haven)

5 620

2 810

Setúbal (haven)

5 620

2 810

Sines (haven)

5 620

2 810

Faro (luchthaven)

3 820

1 910

Ponta Delgada (luchthaven)

3 820

1 910

Funchal (luchthaven)

3 820

1 910

Totale financiële bijdrage van de Gemeenschap

45 625


11.2.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 40/24


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 10 februari 2006

tot wijziging van Beschikking 92/452/EEG wat betreft bepaalde embryoteams en embryoproductieteams in bepaalde derde landen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 332)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/85/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 89/556/EEG van de Raad van 25 september 1989 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in embryo's van als huisdier gehouden runderen en de invoer daarvan uit derde landen (1), en met name op artikel 8, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Beschikking 92/452/EEG van de Commissie van 30 juli 1992 houdende vaststelling van lijsten van embryoteams en embryoproductieteams die in derde landen zijn erkend met het oog op de uitvoer van runderembryo's naar de Gemeenschap (2) is bepaald dat de lidstaten de invoer van runderembryo's uit derde landen alleen toestaan als die embryo's zijn verzameld, behandeld en opgeslagen door embryoteams die voorkomen op de lijsten in de bijlage bij die beschikking.

(2)

Canada, Nieuw-Zeeland en de Verenigde Staten van Amerika hebben gevraagd de vermeldingen voor die landen op die lijsten te wijzigen wat betreft bepaalde embryoteams en embryoproductieteams.

(3)

Canada, Nieuw-Zeeland en de Verenigde Staten van Amerika hebben garanties gegeven betreffende de naleving van de desbetreffende voorschriften van Richtlijn 89/556/EEG en de betrokken embryoteams zijn door de veterinaire diensten van die landen officieel erkend voor uitvoer naar de Gemeenschap.

(4)

Beschikking 92/452/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De bijlage bij Beschikking 92/452/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze beschikking.

Artikel 2

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 14 februari 2006.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 10 februari 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 302 van 19.10.1989, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

(2)  PB L 250 van 29.8.1992, blz. 40. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/8/EG (PB L 6 van 11.1.2006, blz. 32).


BIJLAGE

De bijlage bij Beschikking 92/452/EEG wordt als volgt gewijzigd:

a)

de gegevens voor het embryo- en embryoproductieteam uit Canada nr. E593 worden vervangen door:

„CA

 

E593

 

Davis-Rairdan Embryo Transplant Ltd

PO Box 590, Crossfield

Alberta TOM 0S0

Dr. Roger Davis

Dr. Andres Arteaga”

b)

de volgende gegevens voor Nieuw-Zeeland worden ingevoegd:

„NZ

 

NZEB11

 

ArTech

PO Box 23026

Hamilton

Dr. Rob Courtney

Dr. William Hancock”

c)

de volgende gegevens voor embryoteams uit de Verenigde Staten van Amerika worden geschrapt:

„US

 

91WA048

E11

 

Carnation Research

28901 NE Carnation F

Carnation, WA

Eric Studer

US

 

91WA020

E572

 

North West Veterinary Clinic

8500 Cedarhome Drive

Stanwood, WA

E.E. Elefson

US

 

91NC054

E705

 

Apex Veterinary Hospital

1600 E. Williams St.

Apex, NC

Samuel P. Galphin”

d)

de volgende gegevens voor de Verenigde Staten van Amerika worden toegevoegd:

„US

 

05NC117

E705

 

S. Galphin Services

6509 Saddle Path Circle

Raleigh, NC 27606

Dr. Samuel P. Galphin

US

 

05IA118

E1477

 

Donald Yanda

147 Jacobsen Drive

Maquoketa, IA 52060

Dr. Donald Yanda

US

 

05WI116

E1554

 

Reprovider, LLC

2007 Excalibur Drive

Janesville, WI 53546

Dr. Rick Faber

US

 

05IA119

E1685

 

Westwood Embryo Services Inc.

1760 Dakota Ave.

Waverly, IA 50677

Dr. Justin Helgerson”.


11.2.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 40/26


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 10 februari 2006

tot vaststelling van bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen in verband met vermoede gevallen van hoogpathogene aviaire influenza onder wilde vogels in Griekenland

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 455)

(Slechts de tekst in de Griekse taal is authentiek)

(2006/86/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name op artikel 9, lid 3,

Gelet op Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name op artikel 10, lid 3,

Gelet op Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en houdende wijziging van Richtlijn 92/65/EEG van de Raad (3), en met name op artikel 18,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Aviaire influenza is een besmettelijke virale ziekte bij pluimvee en vogels, die leidt tot sterfte en anomalieën die snel de vorm van een epizoötie kunnen aannemen en daardoor een ernstige bedreiging vormen voor de dier- en de volksgezondheid en voor de rentabiliteit van de pluimveehouderij. Het gevaar bestaat dat de ziekteverwekker via de internationale handel in levende vogels of producten daarvan wordt verspreid van wilde vogels naar gedomesticeerde vogels, met name pluimvee, en van de ene lidstaat naar de andere.

(2)

Griekenland heeft de Commissie meegedeeld dat uit een klinisch geval bij wilde vogels een aviaire-influenzavirus van type H5 geïsoleerd is. In afwachting van de bepaling van het neuraminidasetype (N) en de pathogeniteitsindex wordt op grond van het klinische beeld en de epidemiologische omstandigheden vermoed dat het hier gaat om hoogpathogene aviaire influenza, veroorzaakt door een influenza A-virus van subtype H5N1.

(3)

Griekenland heeft zo snel mogelijk bepaalde maatregelen genomen overeenkomstig Richtlijn 92/40/EEG van de Raad van 19 mei 1992 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van aviaire influenza (4).

(4)

Gezien het risico van de ziekte moeten tijdelijke beschermende maatregelen worden genomen om de specifieke risico's in verschillende gebieden te bestrijden.

(5)

Met het oog op de consistentie moeten voor de toepassing van deze beschikking bepaalde definities gelden van Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40/EEG (5), Richtlijn 90/539/EEG van de Raad van 15 oktober 1990 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren (6), Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (7) en Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en houdende wijziging van Richtlijn 92/65/EEG van de Raad (8).

(6)

Rond de plaats waar de ziekte bij wilde vogels is geconstateerd, moeten beschermings- en toezichtsgebieden worden ingesteld. Die gebieden moeten worden beperkt tot wat nodig is om de insleep van het virus onder commerciële en niet-commerciële pluimveekoppels te voorkomen.

(7)

Verplaatsingen van met name levende vogels en broedeieren moet worden gecontroleerd en beperkt, waarbij gecontroleerde verzending van die vogels en van producten van vogels onder bepaalde voorwaarden moet worden toegestaan.

(8)

In de beschermings- en toezichtsgebieden moeten de maatregelen van Beschikking 2005/734/EG van de Commissie van 19 oktober 2005 tot vaststelling van bioveiligheidsmaatregelen ter beperking van het risico van overdracht van hoogpathogene aviaire influenza, veroorzaakt door het influenza A-virus subtype H5N1, van in het wild levende vogels naar pluimvee en andere in gevangenschap levende vogels en tot instelling van een systeem voor vroege opsporing in risicogebieden (9) worden toegepast, ongeacht de risicostatus die is vastgesteld voor het gebied waar hoogpathogene aviaire influenza onder wilde vogels vermoed wordt of bevestigd is.

(9)

Krachtens Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (10) is het in de handel brengen van een reeks dierlijke bijproducten, onder meer gelatine voor technische toepassingen en stoffen voor farmaceutisch gebruik, van oorsprong uit gebieden van de Gemeenschap waarvoor beperkende veterinairrechtelijke maatregelen gelden, toegestaan, omdat die producten veilig geacht worden vanwege de specifieke omstandigheden bij de productie, de verwerking en het gebruik, waardoor eventuele ziekteverwekkers doeltreffend worden geïnactiveerd of contact met vatbare dieren wordt voorkomen. Daarom moet het vervoer uit de beschermingsgebieden van onverwerkt gebruikt strooisel en onverwerkte mest met het oog op behandeling overeenkomstig die verordening en van dierlijke bijproducten die met die verordening in overeenstemming zijn, worden toegestaan.

(10)

Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo's waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt (11) voorziet in erkende instellingen, officieel erkende instituten en officieel erkende centra, alsmede in een modelcertificaat voor dieren of gameten die tussen dergelijke erkende inrichtingen in verschillende lidstaten worden verhandeld. Voor vogels afkomstig van en bestemd voor overeenkomstig die richtlijn erkende instellingen, instituten en centra moet een afwijking van de vervoersbeperkingen mogelijk zijn.

(11)

Het vervoer van broedeieren uit de beschermingsgebieden moet onder bepaalde voorwaarden toegestaan worden. Het vervoer van broedeieren naar andere landen kan worden toegestaan met inachtneming van met name de voorwaarden van Richtlijn 2005/94/EG. In dat geval moet op de diergezondheidscertificaten overeenkomstig Richtlijn 90/539/EEG naar deze beschikking worden verwezen.

(12)

De verzending uit de beschermingsgebieden van vlees, gehakt vlees, vleesbereidingen en vleesproducten moet onder bepaalde voorwaarden worden toegestaan, waarbij met name moet worden voldaan aan bepaalde voorschriften van Verordening (EG) nr. 853/2004 en Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (12).

(13)

Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (13) bevat een lijst van behandelingen waardoor vlees uit gebieden met beperkende maatregelen veilig wordt, en biedt de mogelijkheid om een bijzonder identificatiemerk te gebruiken voor vlees dat om veterinairrechtelijke redenen niet in de handel mag worden gebracht. De verzending uit de beschermingsgebieden van vlees met het in die richtlijn bedoelde merk en van vleesproducten die de daarin genoemde behandelingen hebben ondergaan, moet worden toegestaan.

(14)

In afwachting van de vergadering van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid dient de Commissie in samenwerking met de betrokken lidstaat tijdelijke beschermende maatregelen te treffen in verband met hoogpathogene aviaire influenza onder wilde vogels.

(15)

De in deze beschikking vervatte maatregelen moeten opnieuw worden bezien op de eerstvolgende vergadering van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Onderwerp, toepassingsgebied en definities

1.   Deze beschikking bevat bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza bij wilde vogels in Griekenland, veroorzaakt door influenza A-virus van subtype H5 waarvan vermoed wordt dat het neuraminidasetype N1 is, om de verspreiding van aviaire influenza van wilde vogels naar pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels en besmetting van de producten van die dieren te voorkomen.

2.   Tenzij anders bepaald gelden de definities van Richtlijn 2005/94/EG. Daarnaast zijn de volgende definities van toepassing:

a)

„broedeieren”: eieren als omschreven in artikel 2, punt 2, van Richtlijn 90/539/EEG;

b)

„vrij vederwild”: wild als bedoeld in punt 1.5, tweede streepje, en punt 1.7 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 853/2004;

c)

„andere in gevangenschap levende vogels”: vogels als omschreven in artikel 2, punt 6, van Richtlijn 2005/94/EEG, waaronder:

i)

gezelschapsvogels als bedoeld in artikel 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 998/2003;

ii)

vogels voor dierentuinen, circussen, pretparken en laboratoria.

Artikel 2

Instelling van beschermings- en toezichtsgebieden

1.   Griekenland stelt rond het gebied waar de aanwezigheid van hoogpathogene aviaire influenza, veroorzaakt door influenza A-virus van subtype H5, bij wilde vogels bevestigd is, waarbij vermoed wordt of bevestigd is dat het neuraminidasetype N1 is:

a)

een beschermingsgebied in met een straal van minimaal drie kilometer, en

b)

een toezichtsgebied in met een straal van minimaal tien kilometer, dat het beschermingsgebied omvat.

2.   Bij de instelling van de in lid 1 bedoelde beschermings- en toezichtsgebieden wordt rekening gehouden met factoren van geografische, administratieve, ecologische en epizoötiologische aard in verband met aviaire influenza, alsmede met de controlestructuren.

3.   Indien de beschermings- of toezichtsgebieden deels op het grondgebied van andere lidstaten liggen, werkt Griekenland met de autoriteiten van die lidstaten samen bij de instelling van de gebieden.

4.   Griekenland deelt de Commissie en de andere lidstaten de bijzonderheden van de krachtens dit artikel ingestelde beschermings- en toezichtsgebieden mee.

Artikel 3

Maatregelen in het beschermingsgebied

1.   Griekenland zorgt ervoor dat in het beschermingsgebied ten minste de volgende maatregelen worden getroffen:

a)

alle bedrijven in het gebied worden geïdentificeerd;

b)

alle commerciële bedrijven worden op gezette tijden bezocht, waarbij het pluimvee klinisch wordt onderzocht en, voorzover nodig, monsters voor laboratoriumonderzoek worden genomen; deze bezoeken worden gedocumenteerd;

c)

op de bedrijven worden de nodige bioveiligheidsmaatregelen genomen, waaronder ontsmetting bij de in- en uitgangen van de bedrijven, ophokken van het pluimvee of insluiten van het pluimvee op plaatsen waar direct en indirect contact met ander pluimvee en in gevangenschap levende vogels kan worden voorkomen;

d)

de bioveiligheidsmaatregelen van Beschikking 2005/734/EG worden toegepast;

e)

verplaatsingen van pluimveeproducten overeenkomstig artikel 9 worden gecontroleerd;

f)

er vindt actieve monitoring op de ziekte plaats onder de wilde vogelpopulatie, met name watervogels, zo nodig in samenwerking met jagers en vogelaars die specifieke instructies hebben ontvangen over maatregelen om zich tegen besmetting met het virus te beschermen en om de verspreiding van het virus naar gevoelige vogels te voorkomen;

g)

er worden campagnes gevoerd om eigenaars, jagers en vogelaars alerter op de ziekte te maken.

2.   Griekenland zorgt ervoor dat in het beschermingsgebied het volgende wordt verboden:

a)

het afvoeren van pluimvee en andere in gevangenschap levende vogels van het bedrijf waar zij worden gehouden;

b)

het verzamelen van pluimvee en andere in gevangenschap levende vogels op jaarbeurzen, markten, tentoonstellingen en andere gelegenheden;

c)

het vervoer van pluimvee en andere in gevangenschap levende vogels door het gebied, met uitzondering van doorvoer over grote wegen of spoorwegen en vervoer naar het slachthuis om rechtstreeks te worden geslacht;

d)

de verzending van broedeieren uit het gebied;

e)

de verzending van vers vlees, gehakt vlees, vleesbereidingen en vleesproducten van pluimvee, andere in gevangenschap levende vogels en vrij vederwild uit het gebied;

f)

het vervoer en het uitrijden van onverwerkt gebruikt strooisel of onverwerkte mest van in het gebied gelegen bedrijven buiten het gebied, met uitzondering van vervoer met het oog op behandeling overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1774/2002;

g)

de jacht op wilde vogels.

Artikel 4

Maatregelen in het toezichtsgebied

1.   Griekenland zorgt ervoor dat in het toezichtsgebied ten minste de volgende maatregelen worden getroffen:

a)

alle bedrijven in het gebied worden geïdentificeerd;

b)

op de bedrijven worden de nodige bioveiligheidsmaatregelen genomen, waaronder adequate ontsmetting bij de in- en uitgangen van de bedrijven;

c)

de bioveiligheidsmaatregelen van Beschikking 2005/734/EG worden toegepast;

d)

verplaatsingen van pluimvee, andere in gevangenschap levende vogels en broedeieren binnen het gebied worden gecontroleerd.

2.   Griekenland zorgt ervoor dat in het toezichtsgebied het volgende wordt verboden:

a)

de verplaatsing van pluimvee en andere in gevangenschap levende vogels uit het gebied, gedurende de eerste 15 dagen na de instelling van het gebied;

b)

het verzamelen van pluimvee en andere vogels op jaarbeurzen, markten, tentoonstellingen en andere gelegenheden;

c)

de jacht op wilde vogels.

Artikel 5

Duur van de maatregelen

Indien het neuraminidasetype niet N1 blijkt te zijn, worden de maatregelen van de artikelen 3 en 4 ingetrokken.

Indien de aanwezigheid van influenza A-virus subtype H5N1 bij wilde vogels wordt bevestigd, worden de maatregelen van de artikelen 3 en 4 zo lang toegepast als nodig is gezien de factoren van geografische, administratieve, ecologische en epizoötiologische aard in verband met aviaire influenza, maar voor het beschermingsgebied minimaal 21 en voor het toezichtsgebied minimaal 30 dagen na de datum waarop een aviaire-influenzavirus van subtype H5 afkomstig van een klinisch geval bij wilde vogels geïsoleerd is.

Artikel 6

Afwijkingen voor levende vogels en eendagskuikens

1.   In afwijking van artikel 3, lid 2, onder a), mag Griekenland het vervoer van legrijpe hennen en mestkalkoenen naar bedrijven onder officieel toezicht in het beschermings- of toezichtsgebied toestaan.

2.   In afwijking van artikel 3, lid 2, onder a), of artikel 4, lid 2, onder a), mag Griekenland het vervoer toestaan van:

a)

pluimvee dat bestemd is om onmiddellijk te worden geslacht, met inbegrip van uitgelegde hennen, naar een slachthuis dat in het beschermings- of het toezichtsgebied gelegen is, of als dat niet mogelijk is, naar een door de bevoegde autoriteit aangewezen slachthuis buiten die gebieden;

b)

eendagskuikens van het beschermingsgebied naar bedrijven onder officieel toezicht op het grondgebied van Griekenland, waar geen ander pluimvee of in gevangenschap levende vogels worden gehouden, met uitzondering van gezelschapsvogels als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder c) i), gescheiden van pluimvee;

c)

eendagskuikens van het toezichtsgebied naar bedrijven onder officieel toezicht op het grondgebied van Griekenland;

d)

legrijpe hennen en mestkalkoenen van het toezichtsgebied naar bedrijven onder officieel toezicht op het grondgebied van Griekenland;

e)

gezelschapsvogels als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder c) i), naar plaatsen op het grondgebied van Griekenland waar geen pluimvee wordt gehouden, mits de zending uit niet meer dan vijf gekooide vogels bestaat, ongeacht de in artikel 1, derde alinea, van Richtlijn 92/65/EEG bedoelde nationale voorschriften;

f)

vogels als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder c) ii), afkomstig van en bestemd voor instellingen, instituten en centra die overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 92/65/EEG zijn erkend.

Artikel 7

Afwijkingen voor broedeieren

1.   In afwijking van artikel 3, lid 2, onder d), mag Griekenland het volgende toestaan:

a)

het vervoer van broedeieren van het beschermingsgebied naar een aangewezen broederij op het grondgebied van Griekenland;

b)

de verzending van broedeieren van het beschermingsgebied naar broederijen buiten het grondgebied van Griekenland, mits:

i)

de broedeieren zijn verzameld bij koppels waarbij:

geen besmetting met aviaire influenza wordt vermoed, en

met negatief resultaat een serologisch onderzoek naar aviaire influenza is uitgevoerd waarmee de ziekte bij een prevalentie van 5 % met een betrouwbaarheid van ten minste 95 % kan worden aangetoond, en

ii)

aan de voorwaarden van artikel 26, lid 1, onder b), c) en d), van Richtlijn 2005/94/EG wordt voldaan.

2.   Op de diergezondheidscertificaten volgens model 1 van bijlage IV bij Richtlijn 90/539/EEG die de in lid 1, onder b), bedoelde zendingen broedeieren naar andere lidstaten vergezellen, wordt het volgende vermeld:

„Deze zending voldoet aan de bij Beschikking 2006/86/EG van de Commissie vastgestelde veterinairrechtelijke voorschriften”.

Artikel 8

Afwijkingen voor vlees, gehakt vlees, vleesbereidingen en vleesproducten

1.   In afwijking van artikel 3, lid 2, onder e), mag Griekenland het vervoer uit het beschermingsgebied toestaan van:

a)

vers vlees van pluimvee, met inbegrip van vlees van loopvogels, van oorsprong uit dat gebied of van buiten dat gebied, dat is geproduceerd overeenkomstig bijlage II en bijlage III, secties II en III, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 en is gecontroleerd overeenkomstig bijlage I, secties I, II en III en sectie IV, hoofdstukken V en VII, bij Verordening (EG) nr. 854/2004;

b)

gehakt vlees, vleesbereidingen en vleesproducten met vlees als bedoeld onder a), geproduceerd overeenkomstig bijlage III, secties V en VI, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;

c)

vers vlees van vrij vederwild van oorsprong uit dat gebied, indien dat vlees is voorzien van het identificatiemerk bedoeld in bijlage II bij Richtlijn 2002/99/EG en bestemd is voor vervoer naar een inrichting waar het een behandeling tegen aviaire influenza zal ondergaan overeenkomstig bijlage III bij die richtlijn;

d)

producten van vlees van vrij vederwild die een behandeling tegen aviaire influenza hebben ondergaan overeenkomstig bijlage III bij Richtlijn 2002/99/EG;

e)

vers vlees van vrij vederwild van oorsprong van buiten het beschermingsgebied, dat is geproduceerd in inrichtingen in het beschermingsgebied overeenkomstig bijlage III, sectie IV, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 en is gecontroleerd overeenkomstig bijlage I, sectie IV, hoofdstuk VIII, bij Verordening (EG) nr. 854/2004;

f)

gehakt vlees, vleesbereidingen en vleesproducten met vlees als bedoeld onder e), geproduceerd in inrichtingen in het beschermingsgebied overeenkomstig bijlage III, secties V en VI, bij Verordening (EG) nr. 853/2004.

2.   Griekenland zorgt ervoor dat de in lid 1, onder e) en f), bedoelde zendingen vergezeld gaan van een handelsdocument met de volgende vermelding:

„Deze zending voldoet aan de bij Beschikking 2006/86/EG van de Commissie vastgestelde veterinairrechtelijke voorschriften”.

Artikel 9

Voorwaarden voor dierlijke bijproducten

1.   Overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder e), mag Griekenland de verzending toestaan van:

a)

dierlijke bijproducten die voldoen aan de voorwaarden van bijlage VII, hoofdstuk II, onder A, hoofdstuk III, onder B, hoofdstuk IV, onder A, hoofdstuk VI, onder A en B, hoofdstuk VII, onder A, hoofdstuk VIII, onder A, hoofdstuk IX, onder A en hoofdstuk X, onder A, en bijlage VIII, hoofdstuk II, onder B, en hoofdstuk III, punt II, onder A, bij Verordening (EG) nr. 1774/2002;

b)

onbewerkte veren en delen van veren overeenkomstig bijlage VIII, hoofdstuk VIII, onder A, punt 1, onder a), bij Verordening (EG) nr. 1774/2002, afkomstig van pluimvee van buiten het beschermingsgebied;

c)

bewerkte veren en delen van veren van pluimvee die zijn behandeld met stoom of op een andere wijze zodat alle ziekteverwekkers worden geëlimineerd;

d)

producten van pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels, waarvoor overeenkomstig de communautaire wetgeving geen veterinairrechtelijke voorschriften gelden of waarvoor geen verboden of beperkingen om redenen van diergezondheid gelden, met inbegrip van de in bijlage VIII, hoofdstuk VII, onder A, punt 1, onder a), bij Verordening (EG) nr. 1774/2002 bedoelde producten.

2.   Griekenland zorgt ervoor dat de in lid 1, onder b) en c), bedoelde producten vergezeld gaan van een handelsdocument overeenkomstig bijlage II, hoofdstuk X, bij Verordening (EG) nr. 1774/2002, waarin in punt 6.1 wordt verklaard dat de producten zijn behandeld met stoom of op een andere wijze zodat alle ziekteverwekkers worden geëlimineerd.

Dat handelsdocument is echter niet verplicht voor bewerkte sierveren, bewerkte veren die door reizigers voor eigen gebruik worden vervoerd of zendingen van bewerkte veren die voor niet-industriële doeleinden aan privé-personen worden gestuurd.

Artikel 10

Voorwaarden voor verplaatsingen

1.   Indien de verplaatsing van onder deze beschikking vallende dieren of producten daarvan krachtens de artikelen 6 tot en met 9 toegestaan is, worden alle nodige bioveiligheidsmaatregelen genomen om de verspreiding van aviaire influenza te voorkomen.

2.   Indien de verzending, de verplaatsing of het vervoer van de in lid 1 bedoelde producten krachtens de artikelen 7, 8 en 9 toegestaan is, worden zij gescheiden van andere producten die aan alle veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer, het in de handel brengen of de uitvoer naar derde landen voldoen, verkregen, gehanteerd, behandeld, opgeslagen en vervoerd.

Artikel 11

Naleving

Griekenland neemt onmiddellijk de nodige maatregelen om aan deze beschikking te voldoen en maakt die maatregelen bekend. Het stelt de Commissie hiervan onmiddellijk in kennis.

Artikel 12

Adressaat

Deze beschikking is gericht tot de Helleense Republiek.

Gedaan te Brussel, 10 februari 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/41/EG (PB L 157 van 30.4.2004, blz. 33).

(2)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/33/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 315 van 19.11.2002, blz. 14).

(3)  PB L 146 van 13.6.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 18/2006 van de Commissie (PB L 4 van 7.1.2006, blz. 3).

(4)  PB L 167 van 22.6.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003.

(5)  PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16.

(6)  PB L 303 van 31.10.1990, blz. 6. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(7)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206; rectificatie in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 83. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2076/2005 van de Commissie (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 83).

(8)  PB L 146 van 13.6.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 18/2006 van de Commissie (PB L 4 van 7.1.2006, blz. 3).

(9)  PB L 274 van 20.10.2005, blz. 105. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2005/855/EG (PB L 316 van 2.12.2005, blz. 21).

(10)  PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 416/2005 van de Commissie (PB L 66 van 12.3.2005, blz. 10).

(11)  PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/68/EG (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 321).

(12)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55; rectificatie in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2076/2005 van de Commissie (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 83).

(13)  PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.


Europese Centrale Bank

11.2.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 40/32


RICHTSNOER VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 3 februari 2006

tot wijziging van Richtsnoer ECB/2005/5 inzake de statistische rapportageverplichtingen van de Europese Centrale Bank en de procedures voor het uitwisselen van statistische gegevens binnen het Europees Stelsel van centrale banken op het gebied van statistieken betreffende overheidsfinanciën

(ECB/2006/2)

(2006/87/EG)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gelet op de Statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid op artikel 5.1, artikel 5.2, artikel 12.1 en artikel 14.3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2103/2005 van de Raad van 12 december 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 3605/93 wat de kwaliteit van de statistische gegevens in het kader van de procedure bij buitensporige tekorten betreft (1), herziet onder meer de uiterste data voor het rapporteren van gegevens in het kader van de procedure bij buitensporige tekorten, teneinde consistentie te verzekeren met de uiterste data van het schema voor het verstrekken van gegevens van het Europees Systeem van Rekeningen (ESR 95) (2). Ingevolge deze herziening zijn de lidstaten met ingang van 2006 verplicht binnen het kader van de procedure bij buitensporige tekorten voor 1 april en 1 oktober van ieder jaar gegevens te rapporteren.

(2)

De vereisten van het Eurosysteem ingevolge Richtsnoer ECB/2005/5 van 17 februari 2005 inzake de statistische rapportageverplichtingen van de Europese Centrale Bank en de procedures voor het uitwisselen van statistische gegevens binnen het Europees Stelsel van centrale banken op het gebied van statistieken betreffende overheidsfinanciën (3), dienen, voorzover mogelijk, met het oog op consistentie te zijn gebaseerd op de statistische normen van ESR 95. De uiterste data in artikel 4 van Richtsnoer ECB/2005/5 voor het halfjaarlijks rapporteren van volledige reeksen gegevens door de nationale centrale banken (NCB’s) aan de Europese Centrale Bank (ECB) dienen derhalve te worden herzien.

(3)

Overeenkomstig artikel 12.1 en artikel 14.3 van de statuten, vormen richtsnoeren van de ECB een integrerend onderdeel van de communautaire wetgeving,

HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtsnoer ECB/2005/5 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 4, lid 1, wordt vervangen door de volgende tekst:

„1.   Twee keer per jaar, vóór 15 april en vóór 15 oktober, rapporteren de NCB's volledige reeksen gegevens.”.

2)

Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:

Het woord „september” onder „Eerste datum van indiening” in de rechterkolom van de tabellen genaamd „Actuele gegevens” en „Historische gegevens” wordt vervangen door het woord „oktober”.

Artikel 2

Dit richtsnoer treedt twee dagen volgend op de vaststelling ervan in werking.

Artikel 3

Dit richtsnoer is gericht tot de NCB's van de lidstaten die de euro hebben aangenomen.

Gedaan te Frankfurt am Main, 3 februari 2006.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

De President van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  PB L 337 van 22.12.2005, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1267/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 180 van 18.7.2003, blz. 1).

(3)  PB L 109 van 29.4.2005, blz. 81.