ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 16

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

49e jaargang
20 januari 2006


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

*

Verordening (EG) Nr. 51/2006 van de Raad van 22 december 2005 tot vaststelling, voor 2006, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften

1

 

*

Verordening (EG) 52/2006 van de Raad van 22 december 2005 tot vaststelling, voor 2006, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften

184

 

*

Addendum bij Verordening (EG) nr. 51/2006 van de Raad tot vaststelling, voor 2006, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften

200

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

20.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 16/1


VERORDENING(EG) Nr. 51/2006 VAN DE RAAD

van 22 december 2005

tot vaststelling, voor 2006, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 20,

Gelet op Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota (2), en met name op artikel 2,

Gelet op Verordening (EG) nr. 423/2004 van de Raad van 26 februari 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor bepaalde kabeljauwbestanden (3), en met name op de artikelen 6 en 8,

Gelet op Verordening (EG) nr. 811/2004 van de Raad van 21 april 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor het noordelijke heekbestand (4), en met name op artikel 5,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 moet de Raad, met inachtneming van de beschikbare wetenschappelijke adviezen en met name van het verslag van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij (WTECV), maatregelen vaststellen waarbij de toegang tot wateren en hulpbronnen en de duurzame uitoefening van visserijactiviteiten worden geregeld.

(2)

Op grond van artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 moet de Raad de totaal toegestane vangsten (TAC's) vaststellen per visserijtak of groep van visserijtakken. De vangstmogelijkheden moeten over de lidstaten en derde landen worden verdeeld overeenkomstig artikel 20 van genoemde verordening.

(3)

Voor een efficiënt beheer van deze TAC's en quota moeten bijzondere voorschriften voor de uitoefening van de betrokken visserij worden vastgesteld.

(4)

De beginselen van en bepaalde procedures voor het visserijbeheer moeten door de Gemeenschap worden vastgesteld om de lidstaten in staat te stellen de vaartuigen die onder hun vlag varen, te beheren.

(5)

In artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 zijn definities vastgesteld die relevant zijn voor de toewijzing van de vangstmogelijkheden.

(6)

Op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96 moet worden bepaald voor welke bestanden de verschillende, in die verordening bedoelde maatregelen moeten worden toegepast.

(7)

De Gemeenschap heeft, volgens de procedure die is vastgesteld in de overeenkomsten of protocollen inzake de visserijrelaties, overleg over de visserijrechten gepleegd met Noorwegen (5), de Faeröer (6)en Groenland (7).

(8)

De Gemeenschap is verdragsluitende partij bij verscheidene regionale visserijorganisaties. Die organisaties hebben voor sommige soorten vangstbeperkingen en andere instandhoudingsmaatregelen aanbevolen. Die aanbevelingen moeten dan ook door de Gemeenschap worden uitgevoerd.

(9)

Tijdens haar jaarlijkse vergadering in juni 2005 heeft de Interamerikaanse Commissie voor Tropische Tonijn (IATTC) vangstbeperkingen voor geelvintonijn, grootoogtonijn en gestreepte tonijn vastgesteld, evenals technische bepalingen voor de behandeling van bijvangsten. Hoewel de Gemeenschap geen lid is van de IATTC, moeten deze maatregelen toch worden uitgevoerd om te zorgen voor een duurzaam beheer van de natuurlijke rijkdommen die onder de jurisdictie van die organisatie vallen.

(10)

Tijdens haar jaarlijkse vergadering in 2005 heeft de Internationale Commissie voor de instandhouding van tonijn in de Atlantische Oceaan (ICCAT) tabellen goedgekeurd van de onderbenutting en de overbenutting van de vangstmogelijkheden van de bij de ICCAT aangesloten partijen. In dit verband heeft de ICCAT geconstateerd dat de Gemeenschap in 2004 haar quota voor verschillende bestanden heeft onderbenut.

(11)

Om rekening te houden met de door de ICCAT in de quota van de Gemeenschap aangebrachte aanpassingen, is het noodzakelijk de uit die onderbenutting voortvloeiende vangstmogelijkheden over de lidstaten te spreiden op basis van het respectieve aandeel van elke lidstaat in de onderbenutting, zonder te raken aan de bij deze verordening voor de jaarlijkse verdeling van de TAC's bepaalde verdeelsleutel.

(12)

Bij het gebruik van de vangstmogelijkheden moet worden voldaan aan de communautaire wetgeving op dit gebied, en met name aan Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie van 20 mei 1987 inzake uitvoeringsbepalingen met betrekking tot kentekens voor vissersvaartuigen en met betrekking tot documenten aan boord van die vaartuigen (8), Verordening (EEG) nr. 2807/83 van de Commissie van 22 september 1983 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de registratie van gegevens over de visvangst van de lidstaten (9), Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (10), Verordening (EG) nr. 1954/2003 van de Raad van 4 november 2003 betreffende het beheer van de visserij-inspanning voor bepaalde vangstgebieden en visbestanden van de Gemeenschap (11), Verordening (EG) nr. 1626/94 van de Raad van 27 juni 1994 houdende technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden in de Middellandse Zee (12), Verordening (EG) nr. 1627/94 van de Raad van 27 juni 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake speciale visdocumenten (13), Verordening (EG) nr. 601/2004 van de Raad van 22 maart 2004 tot vaststelling van bepaalde controlemaatregelen voor de visserij in het verdragsgebied van het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (14), Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (15), Verordening (EEG) nr. 3880/91 van de Raad van 17 december 1991 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten die in het noordoostelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen (16), Verordening (EG) nr. 1434/98 van de Raad van 29 juni 1998 tot vaststelling van de voorwaarden waarop haring mag worden aangevoerd voor andere industriële doeleinden dan rechtstreekse menselijke consumptie (17), Verordening (EG) nr. 423/2004 van de Raad van 26 februari 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor bepaalde kabeljauwbestanden (18), Verordening (EG) nr. 2244/2003 van de Commissie van 18 december 2003 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake satellietvolgsystemen (VMS) (19), Verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad van 22 september 1986 houdende definities van de kenmerken van vissersvaartuigen (20), Verordening (EG) nr. 973/2001 van de Raad van 14 mei 2001 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden (21), Verordening (EG) nr. 2347/2002 van de Raad tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de toegang tot diepzeebestanden en bij de visserij daarop in acht te nemen voorschriften (22) en Verordening (EG) nr. 2270/2004 van de Raad van 22 december 2004 tot vaststelling, voor 2005 en 2006, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (23).

(13)

Volgens het advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) is het noodzakelijk een tijdelijke regeling toe te passen voor het beheer van de vangstbeperkingen voor ansjovis in ICES-deelgebied VIII.

(14)

Volgens het advies van de ICES is het noodzakelijk een tijdelijke regeling toe te passen voor het beheer van de visserij-inspanning op zandspiering in ICES-deelgebied IV en sector IIIa Noord.

(15)

Gezien de wetenschappelijke kennis over de biologische status van de blauwewijtingbestanden en na onderhandelingen tussen de kuststaten over het beheer van die bestanden, is het noodzakelijk de beheersgebieden te wijzigen, daarbij rekening houdend met de specifieke kenmerken van de betrokken visserijsector.

(16)

Gezien het meest recente wetenschappelijke advies van de ICES moet de visserij‐inspanning op bepaalde diepzeesoorten bij wijze van overgangsmaatregel verder worden verminderd.

(17)

Om de beperkingen van de visserij-inspanning op kabeljauw aan te passen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 423/2004, worden alternatieve regelingen voorgesteld teneinde de visserij-inspanning af te stemmen op de TAC, zoals bepaald in artikel 8, lid 3, van genoemde verordening.

(18)

Uit wetenschappelijk advies blijkt dat het bestand van de Noordzeeschol niet op duurzame wijze wordt bevist en dat er zeer veel vis wordt teruggegooid. Uit wetenschappelijk advies en advies van de regionale adviesraad voor de Noordzee blijkt dat de vangstmogelijkheden wat betreft de visserij‐inspanning van vaartuigen die op schol vissen, moeten worden aangepast.

(19)

Voor de tongbestanden in het Westelijk Kanaal moet een voorlopige regeling voor het beheer van de visserij-inspanning worden toegepast. Voor de kabeljauwbestanden in het Kattegat, in de Noordzee, het Skagerrak en het Westelijke kanaal, in de Ierse Zee en het Westen van Schotland, en voor de heek‐ en langoustinebestanden in de ICES‐sectoren VIIIc en IXa moeten de bestaande regelingen voor het beheer van de visserij-inspanning worden aangepast.

(20)

Artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1434/98 volstaat niet om ervoor te zorgen dat de haringvangsten onder de voor die soort vastgestelde vangstbeperkingen blijven. Om het mogelijk te maken adequaat toezicht uit te oefenen op het aandeel haring in ongesorteerde vangsten en dit aandeel in mindering te brengen op de totale vangst, moeten derhalve overgangsmaatregelen worden ingevoerd.

(21)

Tegenwoordig worden bij de kieuwnetvisserij in de diepe wateren ten westen van Schotland en Ierland extreem lange netten gebruikt, met buitensporige uitzettijden en hoge bijvangsten tot gevolg. In netten die verloren gaan of opzettelijk worden achtergelaten en die nooit worden opgehaald, raakt jarenlang nog vis gevangen. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat deze praktijk zeer bedreigend is voor diepzeesoorten; derhalve moet, in afwachting van de vaststelling van meer permanente maatregelen, bij wijze van overgangsmaatregel, een visserijverbod worden ingesteld.

(22)

Met het oog op de duurzame exploitatie van de heekbestanden en de verlaging van de bijvangsten, moeten, bij wijze van overgangsmaatregel, de meest recente ontwikkelingen op het gebied van selectief vistuig worden toegepast in sector VIII a, b, d.

(23)

De Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) heeft tijdens haar jaarlijkse bijeenkomst in 2004 een aanbeveling goedgekeurd ter beperking van de visserij in bepaalde gebieden om kwetsbare diepzeehabitats te beschermen. Deze aanbeveling dient door de Gemeenschap te worden uitgevoerd.

(24)

Ter bevordering van de instandhouding van octopus en met name om de jonge exemplaren te beschermen moet in 2006 een minimummaat worden vastgesteld voor octopus afkomstig uit de maritieme wateren onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen in het CECAF-gebied, in afwachting van de goedkeuring van een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 850/98.

(25)

In november 2005 heeft de NEAFC een aanbeveling goedgekeurd om verscheidene vaartuigen op te nemen in de lijst van vaartuigen waarvan is aangetoond dat zij illegale, niet-aangegeven of niet-gereglementeerde visvangst hebben bedreven. Deze aanbevelingen moeten worden omgezet in communautaire wetgeving.

(26)

De Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) heeft tijdens haar algemene vergadering van 2005 twee aanbevelingen goedgekeurd over respectievelijk de exploitatie van diepzeesoorten door bepaalde visserijtakken en de instelling van een GFCM-register voor vaartuigen met een lengte van meer dan 15 meter die in het GFCM‐gebied mogen vissen. Aangezien de Gemeenschap verdragsluitende partij bij de GFCM is, gelden deze aanbevelingen ook voor de Gemeenschap en dienen ze ten uitvoer te worden gelegd.

(27)

Met het oog op de instandhouding van de visbestanden moet in 2006 een aantal aanvullende technische en controlemaatregelen voor de visserij ten uitvoer worden gelegd.

(28)

Zo moeten er bepalingen worden vastgesteld inzake het gebruik van VMS‐gegevens voor een efficiëntere uitvoering van het toezicht, de controle en de bewaking met betrekking tot het inspanningsbeheer.

(29)

Om te zorgen voor een correcte boeking van de hoeveelheden blauwe wijting die vaartuigen van derde landen in wateren van de Gemeenschap vangen, moeten de controlebepalingen voor dergelijke vaartuigen worden verscherpt.

(30)

Volgens artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 moet de Raad een besluit nemen over de voorwaarden in verband met de vangstbeperkingen en/of de beperkingen van de visserij-inspanning. Wetenschappelijk advies geeft aan dat omvangrijke vangsten die de overeengekomen TAC’s overschrijden, schadelijk zijn voor een duurzame uitoefening van de visserij. Daarom moeten er voorwaarden terzake worden ingevoerd die zullen leiden tot een betere uitvoering van de overeengekomen vangstmogelijkheden.

(31)

De ICCAT heeft tijdens haar jaarlijkse vergadering van 2004 een aantal technische maatregelen aangenomen voor bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden in de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee, en daarbij onder meer een nieuwe minimummaat voor blauwvintonijn vastgesteld, alsmede vangstbeperkingen in bepaalde gebieden en perioden ter bescherming van de grootoogtonijn, maatregelen betreffende recreatie- en sportvisserij in de Middellandse Zee, en een bemonsteringsprogramma voor de schatting van de maat van gekooide blauwvintonijn. Om bij te dragen tot de instandhouding van de visbestanden, moeten deze maatregelen in 2006 worden uitgevoerd in afwachting van de vaststelling van een verordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 973/2001.

(32)

De Organisatie voor de visserij in het zuidoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (SEAFO) heeft tijdens haar jaarlijkse vergadering van 2005 een maatregel goedgekeurd waarbij alle vaartuigen die in het verdragsgebied vissen op soorten die niet onder de instandhoudings‐ en beheersregelingen van andere bevoegde regionale visserijorganisaties vallen, met ingang van 1 januari 2006 moeten worden begeleid door aan boord verblijvende wetenschappelijke waarnemers. Deze aanbeveling is bindend voor de Gemeenschap en moet dus door haar ten uitvoer worden gelegd.

(33)

De Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO) heeft tijdens haar 27e jaarlijkse vergadering van 19 tot en met 23 september 2005 een aantal technische en controlemaatregelen goedgekeurd. Die moeten worden uitgevoerd.

(34)

Om te voldoen aan de internationale verplichtingen die de Gemeenschap is aangegaan als verdragsluitende partij bij het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (CCAMLR), waaronder de verplichting om de door de CCAMLR-commissie vastgestelde maatregelen toe te passen, moeten de door die commissie voor het seizoen 2005‐2006 goedgekeurde TAC’s en de overeenkomstige periodes in acht worden genomen.

(35)

Tijdens haar 24e jaarlijkse vergadering van 2005 heeft de CCAMLR vangstbeperkingen vastgesteld voor bestanden die mogen worden bevist door traditionele vissers uit alle landen die zijn aangesloten bij de CCAMLR. De CCAMLR heeft ook ingestemd met de deelname van vaartuigen van de Gemeenschap aan de experimentele visserij op Dissostichus spp. in de FAO-deelgebieden 88.1 en 88.2 en in de sectoren 58.4.1, 58.4.2, 58.4.3a) en 58.4.3b), en heeft voor de betrokken visserijactiviteiten vangst- en bijvangstbeperkingen vastgesteld, evenals bepaalde specifieke technische maatregelen. Deze beperkingen en technische maatregelen moeten ook worden toegepast.

(36)

Om het inkomen van de vissers in de Gemeenschap veilig te stellen, om te vermijden dat hulpbronnen in gevaar worden gebracht en om mogelijke problemen door het verstrijken van Verordening nr. 27/2005 van de Raad van 22 december 2004 tot vaststelling, voor 2005, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (24) te voorkomen, is het van essentieel belang dat deze visgronden op 1 januari 2006 worden opengesteld en dat in januari 2006 sommige voorschriften van de genoemde verordening van kracht blijven. Gezien de urgentie van deze kwestie moet een uitzondering worden gemaakt op de periode van zes weken, als bedoeld in punt I.3 van het Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden voor het jaar 2006 de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden vastgesteld, alsmede de bij de visserij in acht te nemen voorschriften.

Voor januari 2007 worden bovendien bepaalde beperkingen van de visserij-inspanning en visserijvoorschriften vastgesteld en voor bepaalde Antarctische bestanden worden de vangstmogelijkheden en de specifieke voorschriften vastgesteld voor de in bijlage IE vermelde perioden.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Tenzij anders bepaald, is deze verordening van toepassing op:

a)

vissersvaartuigen van de Gemeenschap, (hierna „vaartuigen van de Gemeenschap” te noemen), en

b)

vissersvaartuigen die de vlag voeren van en geregistreerd staan in een derde land (hierna „vaartuigen van derde landen” te noemen), in wateren van de Gemeenschap (hierna „EG-wateren” te noemen).

2.   In afwijking van lid 1 is deze verordening niet van toepassing op visserijactiviteiten die uitsluitend worden uitgeoefend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek dat wordt uitgevoerd met toestemming en onder het gezag van de betrokken lidstaat en waarvan de Commissie en de lidstaat in de wateren waarvan het onderzoek plaatsvindt, tevoren in kennis zijn gesteld.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden naast de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 vastgestelde definities de volgende definities:

a)

„totaal toegestane vangsten” (TAC): de hoeveelheden die elk jaar van elk bestand mogen worden gevangen;

b)

„quotum”: een vast aandeel van de aan de Gemeenschap, de lidstaten, of derde landen toegewezen TAC;

c)

„internationale wateren”: wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van enige staat vallen;

d)

„het gereglementeerde gebied van de NAFO”: het deel van het onder het Verdrag betreffende de visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO-verdrag) vallende gebied waarover de kuststaten geen soevereiniteitsrechten of jurisdictie uitoefenen;

e)

het „Skagerrak”: het gebied dat in het westen wordt begrensd door een lijn van de vuurtoren van Hanstholm naar die van Lindesnes, en in het zuiden door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar die van Tistlarna en vandaar naar het dichtstbij gelegen punt op de Zweedse kust;

f)

het „Kattegat”: het gebied dat in het noorden wordt begrensd door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar die van Tistlarna en vandaar naar het dichtstbij gelegen punt op de Zweedse kust, en in het zuiden door een lijn van Kaap Hasenøre naar Kaap Gniben, van Korshage naar Spodsbjerg en van Kaap Gilbjerg naar Kullen;

g)

„Golf van Cadiz”: het gebied van ICES-sector IXa ten oosten van 7o23′48″ WL.

Artikel 4

Visserijzones

Voor de toepassing van deze verordening geldt de volgende afbakening van de visserijzones:

a)

voor de zones van de ICES (Internationale Raad voor het onderzoek van de zee, International Council for the Exploration of the Sea): de afbakening van Verordening (EEG) nr. 3880/91. De toevoeging „EG‐wateren” aan een zone betekent dat alleen de EG‐wateren van die zone worden bedoeld;

b)

voor de zones van de CECAF (Visserijcomité voor de centraal-oostelijke Atlantische Oceaan, Fishery Committee for the Eastern Central Atlantic, of FAO-gebied 34): de afbakening van Verordening (EG) nr. 2597/95 van de Raad van 23 oktober 1995 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten in bepaalde gebieden buiten de Noord-Atlantische Oceaan (25);

c)

voor de zones van de NAFO (Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan, Northwest Atlantic Fisheries Organisation): de afbakening van Verordening (EEG) nr. 2018/93 van de Raad van 30 juni 1993 inzake de indiening van statistieken van de vangsten en de visserijactiviteit van de lidstaten die in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan vissen (26);

d)

voor de zones van de CCAMLR (Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren, Convention for the Conservation of Antarctic Marine Living Resources): de afbakening van Verordening (EG) nr. 601/2004.

HOOFDSTUK II

VANGSTMOGELIJKHEDEN EN VISSERIJVOORSCHRIFTEN VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP

Artikel 5

Vangstbeperkingen en toewijzingen

1.   De vangstbeperkingen voor vaartuigen van de Gemeenschap in EG‐wateren of bepaalde niet‐EG‐wateren en de verdeling van deze vangstbeperkingen tussen de lidstaten, alsmede aanvullende voorwaarden overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn vastgesteld in bijlage I.

2.   Vaartuigen van de Gemeenschap mogen, met inachtneming van de in bijlage I vastgestelde quota en de in de artikelen 10, 17 en 18 vastgestelde voorschriften, vissen in de wateren die onder de visserij-jurisdictie vallen van de Faeröer, Groenland, IJsland en Noorwegen, en in de visserijzone rond Jan Mayen.

3.   De Commissie stopt onmiddellijk de visserijactiviteiten in verband met ansjovis in deelgebied VIII, indien het WTECV laat weten dat de biomassa van de paaipopulatie in de paaitijd van 2006 minder dan 28 000 ton bedraagt.

4.   De Commissie stelt de definitieve vangstbeperkingen voor de zandspieringvisserij in de ICES-sectoren IIa (EG-wateren), IIIa, en deelgebied IV (EG-wateren) vast volgens de regels in punt 6, van bijlage IID.

5.   De Commissie stelt de vangstmogelijkheden voor lodde in de zones V en XIV (wateren van Groenland) voor de Gemeenschap vast op 7,7% van de TAC voor lodde, zodra de TAC is vastgesteld.

6.   De vangstbeperkingen voor de bestanden zeeduivel in de zones IIa (EG-wateren) en IV (EG-wateren) alsmede in de zone Vb (EG-wateren), VI, XII en XIV, kunnen door de Commissie worden herzien volgens de procedure van artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002, nadat het WTECV de gegevens betreffende de waargenomen vangst per eenheid van inspanning voor het eerste kwartaal van 2006 heeft geanalyseerd.

7.   De vangstbeperkingen voor de keverbestanden in de zones IIa (EG-wateren), IIIa en IV (EG-wateren) alsmede voor sprot in de zones IIa (EG-wateren) en IV (EG-wateren), kunnen door de Commissie worden herzien volgens de procedure van artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002, in het licht van tijdens het eerste halfjaar van 2006 verzamelde wetenschappelijke informatie.

Artikel 6

Bijzondere bepalingen inzake toewijzingen

1.   De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig bijlage I aan de lidstaten toegewezen onverminderd:

a)

het ruilen van quota op grond van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002;

b)

nieuwe toewijzingen op grond van artikel 21, lid 4, artikel 23, lid 1, en artikel 32, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2847/93;

c)

het aanvoeren van extra hoeveelheden op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96;

d)

het overdragen van hoeveelheden op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96;

e)

verminderingen of kortingen op grond van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 847/96.

2.   In afwijking van Verordening (EG) nr. 847/96 wordt voor de overdracht van quota naar 2007 artikel 4, lid 2, van die verordening toegepast op alle bestanden waarvoor analytische TAC’s zijn vastgesteld.

Artikel 7

Beperkingen van de visserij‐inspanning en daaraan verbonden voorwaarden voor het beheer van bestanden

1.   Vanaf 1 februari 2006 tot en met 31 januari 2007 zijn de beperkingen van de visserij-inspanning en daaraan verbonden voorwaarden die zijn vastgelegd in:

bijlage II A van toepassing op het beheer van bepaalde bestanden in het Kattegat, het Skagerrak, deelgebied IV en ICES-sectoren IIa (EG-wateren), IIIa, VIa, VIIa en VIId;

bijlage II A van toepassing op het beheer van heek in ICES-sectoren VIIIc en IXa, met uitzondering van de Golf van Cadiz;

bijlage II C van toepassing op het beheer van tongbestanden in sector VIIe;

bijlage II D van toepassing op het beheer van zandspieringbestanden in het Skagerrak, ICES-deelgebied IV en sector IIa (EG-wateren).

2.   Voor de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 januari 2006 blijven voor de in lid 1 genoemde bestanden de visserij-inspanning en daaraan verbonden voorwaarden van bijlage IVa, IVb, IVc en V van Verordening (EG) nr. 27/2005 van toepassing.

3.   Vaartuigen die vistuig gebruiken als omschreven in punt 4 van bijlage IIa A en in de punten 3 van respectievelijk bijlage II A en bijlage IIC, en die vissen in gebieden als bepaald in punt 2 van bijlage II A en de punten 1 van respectievelijk bijlage II B en bijlage II C, moeten beschikken over speciale visdocumenten die zijn afgegeven overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1627/94, zoals in de genoemde bijlagen is bepaald.

4.   De definitieve, voor 2006 geldende visserij-inspanning voor de zandspieringvisserij in de ICES—sectoren IIa (EG—wateren), IIIa en deelgebied IV wordt door de Commissie vastgesteld volgens de regels in punt 6 van bijlage II D.

5.   De lidstaten zorgen ervoor dat de voor 2006 geldende visserij-inspanningsniveaus, gemeten in kilowattdagen buitengaats, van vaartuigen met visdocumenten voor diepzeevisserij niet meer bedragen dan 80% van de gemiddelde jaarlijkse visserij-inspanning van de vaartuigen van de betrokken lidstaat in 2003 op reizen tijdens welke er werd beschikt over visdocumenten voor diepzeevisserij en er diepzeesoorten, als opgesomd in bijlage I en punt 15 van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 2347/2002 werden gevangen. Dit lid is alleen van toepassing op visreizen tijdens welke meer dan 100 kg andere diepzeesoorten dan de grote zilvervis is gevangen.

Artikel 8

Voorwaarden voor de aanvoer van vangsten en bijvangsten

1.   Vis van bestanden waarvoor vangstbeperkingen zijn vastgesteld, mag slechts aan boord worden gehouden of aangevoerd mits:

a)

die vis is gevangen met vaartuigen van een lidstaat die een quotum heeft en zijn quotum niet heeft opgebruikt, of

b)

die vis deel uitmaakt van een aandeel van de Gemeenschap dat niet in de vorm van quota over de lidstaten is verdeeld, en dat niet is opgebruikt.

2.   In afwijking van lid 1 mogen de volgende vissoorten aan boord worden gehouden en aangevoerd, zelfs indien de lidstaat er geen quota voor heeft of zijn quota of aandelen heeft opgebruikt:

a)

andere soorten dan haring en makreel, op voorwaarde dat

i)

die soorten samen met andere soorten gevangen zijn met netten met een maaswijdte van minder dan 32 mm overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 850/98, en

ii)

de vangst noch aan boord, noch bij de aanvoer is gesorteerd;

of

b)

makreel, op voorwaarde dat

i)

die soort samen met horsmakreel of sardine is gevangen;

ii)

de vangst van die soort ten hoogste 10 % bedraagt van de totale, aan boord aanwezige hoeveelheid makreel, horsmakreel en sardine, en

iii)

de vangst noch aan boord, noch bij de aanvoer is gesorteerd.

3.   Artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1434/98 is niet van toepassing op haring die in ICES‐deelgebied IV en ICES‐sectoren IIa (EG-wateren), IIIa en VIId wordt gevangen.

4.   Alle aangevoerde hoeveelheden worden in mindering gebracht op het betrokken quotum of, wanneer het aandeel van de Gemeenschap niet in de vorm van quota over de lidstaten is verdeeld, op het Gemeenschapsaandeel, met uitzondering van de in lid 2 bedoelde vangsten.

5.   Wanneer de aan een lidstaat opgelegde vangstbeperkingen voor haring in ICES‐deelgebieden II (EG‐wateren), IV en sectoren IIIa en VIId zijn opgebruikt, is het voor vaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren, in de Gemeenschap geregistreerd zijn en actief zijn in de visserijtakken waarvoor de betrokken vangstbeperkingen gelden, verboden om ongesorteerde vangsten aan te voeren die ook haring bevatten.

6.   Het percentage en de bestemming van de bijvangsten worden bepaald overeenkomstig de artikelen 4 en 11 van Verordening (EG) nr. 850/98.

Artikel 9

Ongesorteerde aanvoer in ICES‐deelgebied IV en ICES‐sectoren IIa (EG‐wateren), IIIa en VIId

1.   De lidstaten zien erop toe dat er een adequaat bemonsteringsprogramma bestaat voor een effectief toezicht op ongesorteerde aanvoer van soorten die zijn gevangen in ICES‐deelgebied IV en ICES‐sectoren IIa (EG‐wateren), IIIa en VIId.

2.   Ongesorteerde vangsten uit ICES‐deelgebied IV en ICES‐sectoren IIa (EG‐wateren), IIIa en VIId mogen alleen worden aangevoerd in havens of andere aanvoerplaatsen waar een in lid 1 bedoeld bemonsteringsprogramma van kracht is.

Artikel 10

Toegangsbeperkingen

Het is vaartuigen van de Gemeenschap verboden in het Skagerrak binnen een zone van 12 zeemijl vanaf de basislijnen van Noorwegen te vissen. Vaartuigen die de vlag van Denemarken of Zweden voeren, mogen evenwel tot 4 zeemijl vanaf de basislijnen van Noorwegen vissen.

Artikel 11

Overgangsmaatregelen op technisch en controlegebied

De voor vaartuigen van de Gemeenschap geldende overgangsmaatregelen op technisch en controlegebied worden vastgesteld in bijlage III.

HOOFDSTUK III

VANGSTBEPERKINGEN EN DAARAAN VERBONDEN VOORWAARDEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN

Artikel 12

Overgangsmaatregelen op technisch en controlegebied

De voor vissersvaartuigen van derde landen geldende overgangsmaatregelen op technisch en controlegebied worden vastgesteld in bijlage III.

Artikel 13

Toestemming

Vissersvaartuigen die de vlag voeren van Barbados, Guyana, Japan, Zuid-Korea, Noorwegen, Suriname, Trinidad en Tobago of Venezuela, alsook vaartuigen die op de Faeröer geregistreerd staan, mogen, met inachtneming van de in bijlage I vastgestelde vangstbeperkingen en de in de artikelen 14, 15 en 16 en 19 tot en met 25 vastgestelde voorwaarden, in Gemeenschapswateren vissen.

Artikel 14

Geografische beperkingen

1.   Visservaartuigen die de vlag van Noorwegen voeren of geregistreerd staan op de Faeröer, mogen slechts vissen in de delen van de 200-mijlszone buiten 12 zeemijl vanaf de basislijnen van de lidstaten in ICES‐deelgebied IV, het Kattegat en de Atlantische Oceaan benoorden 43o00′ NB, met uitzondering van het in artikel 18 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde gebied.

2.   Vissersvaartuigen die de vlag van Noorwegen voeren, mogen in het Skagerrak vissen buiten 4 zeemijl vanaf de basislijnen van Denemarken en Zweden.

3.   Vissersvaartuigen die de vlag voeren van Barbados, Guyana, Japan, Zuid-Korea, Suriname, Trinidad en Tobago of Venezuela, mogen slechts vissen in de delen van de 200‐mijlszone buiten 12 zeemijl vanaf de basislijnen van het Franse departement Guyana.

Artikel 15

Doorvaart door de wateren van de Gemeenschap

De netten van vissersvaartuigen uit derde landen die op doorvaart door de wateren van de Gemeenschap zijn, moeten met inachtneming van de volgende voorwaarden zo zijn opgeborgen dat ze niet onmiddellijk kunnen worden gebruikt:

a)

netten, gewichten en dergelijk tuig moeten worden losgemaakt van de borden en van de trek- of sleepkabels en trek- of sleeptouwen,

b)

netten die zich op of boven het dek bevinden, moeten stevig worden vastgemaakt aan de bovenbouw.

Artikel 16

Voorwaarden voor de aanvoer van vangsten en bijvangsten

Vis van bestanden waarvoor vangstbeperkingen zijn vastgesteld, mag slechts aan boord worden gehouden of aangevoerd mits die vis is gevangen met vissersvaartuigen van een derde land dat een quotum heeft en zijn quotum niet heeft opgebruikt.

HOOFDSTUK IV

VERGUNNINGSVOORSCHRIFTEN VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP

Artikel 17

Vergunningen en vergunningsvoorwaarden

1.   Onverminderd de algemene bepalingen inzake visvergunningen en speciale visdocumenten van Verordening (EG) nr. 1627/94, mogen vaartuigen van de Gemeenschap slechts in de wateren van een derde land vissen, indien zij daarvoor beschikken over een vergunning die door de autoriteiten van dat derde land is uitgereikt.

2.   Bij de visserij in de Noorse wateren in de Noordzee geldt lid 1 evenwel niet voor de volgende vaartuigen van de Gemeenschap:

a)

vaartuigen van 200 GT of minder, of

b)

vaartuigen die op andere soorten dan makreel vissen en waarvan de vangsten voor menselijke consumptie bestemd zijn, of

c)

vaartuigen die de vlag van Zweden voeren en traditioneel in het betrokken gebied vissen.

3.   Het maximumaantal vergunningen en de vergunningsvoorwaarden worden vastgesteld zoals in bijlage IV, deel I, is aangegeven. Vergunningsaanvragen dienen door de autoriteiten van de lidstaten aan de Commissie te worden gericht, met vermelding van de visserijtak en de naam en kenmerken van de vaartuigen van de Gemeenschap waarop de aanvragen betrekking hebben. De Commissie zendt de aanvragen door aan de autoriteiten van het betrokken derde land.

4.   Indien een lidstaat quota voor de in bijlage IV, deel I, genoemde visserijzones aan een andere lidstaat overdraagt (uitwisseling of „swap”) worden daarbij ook de overeenkomstige vergunningen overgedragen en wordt de Commissie hiervan in kennis gesteld. Het in bijlage IV, deel I, vermelde totale aantal vergunningen voor elke visserijzone mag echter niet worden overschreden.

5.   De vaartuigen van de Gemeenschap houden zich aan de instandhoudings- en controlemaatregelen en alle andere voorschriften die gelden in de zone waar zij actief zijn.

Artikel 18

Faeröer

Vaartuigen van de Gemeenschap die een vergunning hebben om in de wateren van de Faeröer gericht te vissen op een bepaalde soort, mogen een andere soort gericht bevissen, mits zij de autoriteiten van de Faeröer tevoren in kennis stellen van deze wijziging.

HOOFDSTUK V

VERGUNNINGSREGELINGEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN

Artikel 19

Verplichtingen inzake visvergunningen en speciale visdocumenten

1.   In afwijking van artikel 28ter van Verordening (EEG) nr. 2847/93 hoeven vissersvaartuigen van minder dan 200 GT die de vlag van Noorwegen voeren, niet in het bezit te zijn van een visvergunning en een speciaal visdocument.

2.   De visvergunning en het speciale visdocument dienen aan boord te zijn. Deze verplichting geldt niet voor vaartuigen die op de Faeröer of in Noorwegen geregistreerd staan.

3.   Vissersvaartuigen van derde landen die op 31 december 2005 mogen vissen, mogen hun activiteiten vanaf 1 januari 2006 voortzetten totdat de lijst van vissersvaartuigen met een visvergunning aan de Commissie is voorgelegd en door haar is goedgekeurd.

Artikel 20

Aanvragen om visvergunningen en speciale visdocumenten

Aanvragen van de autoriteiten van derde landen aan de Commissie om visvergunningen en speciale visdocumenten dienen de volgende gegevens te bevatten:

a)

naam van het vaartuig;

b)

registratienummer;

c)

op het vaartuig aangebrachte identificatieletters en -nummers;

d)

haven van registratie;

e)

naam en adres van de eigenaar van het vaartuig of van de partij die het chartert;

f)

brutotonnage (GT) en lengte over alles;

g)

motorvermogen;

h)

oproepnummer en radiofrequentie;

i)

vismethode waarvan gebruik zal worden gemaakt;

j)

gebied waarin zal worden gevist;

k)

soorten waarop zal worden gevist;

l)

periode waarvoor de vergunning wordt aangevraagd.

Artikel 21

Aantal visvergunningen

Het aantal visvergunningen en de daaraan verbonden speciale voorwaarden worden vastgesteld zoals in bijlage IV, deel II, is aangegeven.

Artikel 22

Annulering en intrekking

1.   Visvergunningen en speciale visdocumenten kunnen worden geannuleerd met het oog op de afgifte van nieuwe visvergunningen en speciale visdocumenten. Dergelijke annuleringen worden van kracht op de dag vóór de datum van afgifte van de nieuwe visvergunning of het nieuwe speciale visdocument door de Commissie. De nieuwe visvergunningen en speciale visdocumenten treden in werking op de dag waarop zij worden afgegeven.

2.   Visvergunningen en speciale visdocumenten worden vóór de datum waarop zij aflopen geheel of gedeeltelijk ingetrokken als de in bijlage I voor het betrokken bestand vastgestelde quota zijn opgebruikt.

3.   Visvergunningen en speciale visdocumenten worden ingetrokken als niet wordt voldaan aan de in deze verordening vastgestelde verplichtingen.

Artikel 23

Niet-naleving

1.   Voor vissersvaartuigen van derde landen die de in deze verordening vastgestelde verplichtingen niet zijn nagekomen, worden gedurende een periode van ten hoogste twaalf maanden geen visvergunningen of speciale visdocumenten afgegeven.

2.   De Commissie stelt de autoriteiten van het betrokken derde land in kennis van de naam en de kenmerken van de vissersvaartuigen van derde landen die naar aanleiding van een overtreding van de voorschriften de volgende maand of maanden niet meer in het visserijgebied van de Gemeenschap mogen vissen.

Artikel 24

Verplichtingen voor de vergunninghouder

1.   Vissersvaartuigen van derde landen houden zich in de zone waar zij actief zijn aan de instandhoudings- en controlemaatregelen en andere voorschriften die daar voor vaartuigen van de Gemeenschap gelden, met name de bepalingen van de Verordeningen (EEG) nr. 1381/87, (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94, (EG) nr. 88/98 (27), (EG) nr. 850/98 en (EG) nr. 1434/98.

2.   De in lid 1 bedoelde vissersvaartuigen van derde landen houden een logboek bij waarin de in bijlage V, deel I, genoemde gegevens moeten worden opgenomen.

3.   Vissersvaartuigen van derde landen, met uitzondering van vaartuigen die de vlag van Noorwegen voeren en in ICES-sector IIIa vissen, delen de Commissie de in bijlage VI bedoelde gegevens mee overeenkomstig de in die bijlage vastgestelde voorschriften.

Artikel 25

Bijzondere bepalingen betreffende het Franse departement Guyana

1.   Visvergunningen voor de wateren van het Franse departement Guyana worden slechts afgegeven als de eigenaars van de vissersvaartuigen van derde landen zich ertoe verbinden om een waarnemer aan boord van hun vaartuig toe te laten als de Commissie daarom verzoekt.

2.   Kapiteins van vissersvaartuigen van derde landen met een vergunning om in de wateren van het Franse departement Guyana te vissen op vinvis of tonijn, moeten na iedere visreis bij aanvoer van de vangst bij de Franse autoriteiten een aangifte indienen waarin de hoeveelheden garnaal worden opgegeven die sinds de laatste aangifte gevangen en aan boord gehouden zijn. Deze aangifte moet worden opgesteld volgens het model in bijlage IV, deel III. De kapitein is verantwoordelijk voor de juistheid van de aangifte. De Franse autoriteiten nemen de nodige maatregelen om de juistheid van de aangiften te controleren, met name door ze te vergelijken met het in artikel 24, lid 2, genoemde logboek. Na controle wordt de aangifte door de bevoegde ambtenaar ondertekend. De Franse autoriteiten zenden vóór het einde van iedere maand alle aangiften met betrekking tot de voorafgaande maand aan de Commissie toe.

3.   Vissersvaartuigen van derde landen die vissen in de wateren van het Franse departement Guyana moeten een logboek bijhouden volgens het model in bijlage V, deel II. Uiterlijk 30 dagen na de laatste dag van elke visreis, moet een afschrift van dat logboek aan de Commissie worden toegezonden via de Franse autoriteiten.

4.   Als de Commissie gedurende één maand geen mededeling ontvangt over een vissersvaartuig van een derde land met een visvergunning voor de wateren van het Franse departement Guyana, wordt de visvergunning van dat vaartuig ingetrokken.

HOOFDSTUK VI

BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR DE VISSERIJ DOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP IN HET GEREGLEMENTEERDE GEBIED VAN DE NAFO

DEEL 1

Deelname van de Gemeenschap

Artikel 26

Lijst van vaartuigen

1.   Uitsluitend vaartuigen van de Gemeenschap van meer dan 50 GT die van de autoriteiten van hun vlaggenlidstaat een speciaal visdocument hebben ontvangen en die in het vlootregister van de NAFO ingeschreven staan, mogen met inachtneming van de voorwaarden van hun visdocument vis uit het gereglementeerde gebied van de NAFO vangen, aan boord houden, overladen en aanvoeren.

2.   Iedere lidstaat stelt de Commissie ten minste 15 dagen vóór het vaartuig het gereglementeerde gebied van de NAFO binnenvaart, in computerleesbare vorm in kennis van iedere wijziging in de lijst van vaartuigen die zijn vlag voeren, in de Gemeenschap geregistreerd staan en in het gereglementeerde gebied van de NAFO mogen vissen. De Commissie zendt deze informatie onverwijld door aan het secretariaat van de NAFO.

3.   De in lid 2 bedoelde informatie omvat het volgende:

a)

het intern nummer van het vaartuig overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EG) nr. 26/2004 van de Commissie van 30 december 2003 betreffende het communautaire gegevensbestand van vissersvaartuigen (28);

b)

het internationale radio‐oproepnummer van het vaartuig;

c)

in voorkomend geval de partij die het vaartuig chartert;

d)

het type vaartuig.

4.   Voor vaartuigen die tijdelijk de vlag van een lidstaat voeren (huren van een vaartuig), verstrekken de lidstaten bovendien de volgende gegevens:

a)

de datum met ingang waarvan het vaartuig de vlag van de lidstaat mag voeren;

b)

de datum met ingang waarvan het vaartuig de toestemming van de lidstaat heeft gekregen om in het gereglementeerde gebied van de NAFO te vissen;

c)

de naam van de staat waar het vaartuig is geregistreerd of vroeger was geregistreerd en de datum met ingang waarvan het niet langer de vlag van die staat voert;

d)

de naam van het vaartuig;

e)

het officiële, door de bevoegde nationale autoriteiten aan het vaartuig toegekende registratienummer;

f)

de thuishaven van het vaartuig na de overdracht;

g)

de naam van de eigenaar van het vaartuig of van de partij die het chartert;

h)

een verklaring waaruit blijkt dat de kapitein een exemplaar van de in het gereglementeerde gebied van de NAFO geldende voorschriften heeft ontvangen;

i)

de belangrijkste soorten waarop met het vaartuig in het gereglementeerde gebied van de NAFO mag worden gevist;

j)

de deelgebieden waar het vaartuig waarschijnlijk zal vissen.

DEEL 2

Technische maatregelen

Artikel 27

Maaswijdte van de netten

1.   Bij de gerichte visserij op de in bijlage VII vermelde bodemvissoorten mogen geen sleepnetten worden gebruikt met waar dan ook mazen van minder dan 130 mm. Bij de gerichte visserij op kortvinnige pijlinktvissen (Illex illecebrosus) mag de maaswijdte kleiner zijn, maar niet kleiner zijn dan 60 mm. Voor de gerichte visserij op roggen (Rajidae) wordt deze maaswijdte vergroot tot ten minste 280 mm in de kuil en 220 mm in alle andere delen van het sleepnet.

2.   Vaartuigen die op Noordse garnaal (Pandalus borealis) vissen, moeten netten gebruiken met een maaswijdte van ten minste 40 mm.

Artikel 28

Voorzieningen aan netten

1.   Het is verboden om aan netten andere dan de in dit artikel vermelde voorzieningen aan te brengen, indien daarvoor de mazen van het net worden versperd of de maaswijdte wordt verkleind.

2.   Zeildoek, want of ander materiaal mag aan de onderzijde van de kuil van het net worden bevestigd om beschadiging te verminderen of te voorkomen.

3.   Er mogen voorzieningen aan de bovenzijde van de kuil worden bevestigd, mits de mazen van de kuil daardoor niet worden versperd. Alleen de in bijlage VIII vermelde bovennetbeschermers zijn toegestaan.

4.   Vaartuigen die op Noordse garnaal (Pandalus borealis) vissen, gebruiken een sorteerrooster met een maximumafstand van 22 mm tussen de staven. Vaartuigen die vissen op Noordse garnaal in sector 3L moeten bovendien voor het bevestigen van de klossenpees kettingen van minimaal 72 cm gebruiken, zoals beschreven in bijlage IX.

Artikel 29

Bijvangsten

1.   Er mag met vissersvaartuigen niet gericht worden gevist op soorten waarvoor bijvangstbeperkingen gelden. Er wordt aangenomen dat er gericht op een soort wordt gevist wanneer die soort in gewicht procentueel het grootste deel van de vangst per trek uitmaakt.

2.   Bijvangsten van soorten ten aanzien waarvan de Gemeenschap voor een bepaald deel van het gereglementeerde gebied van de NAFO geen quota heeft vastgesteld en die in dat deel worden gevangen bij om het even welke gerichte visserij, mogen voor elke aan boord aanwezige soort niet meer bedragen dan 2 500 kg of 10 % van het gewicht van de totale vangst aan boord als dat meer is. Bijvangsten van de in bijlage ID vermelde soorten in een deel van het gereglementeerde gebied van de NAFO waar gerichte visserij op bepaalde soorten verboden is of waar een quotum „andere” volledig is opgebruikt, mogen echter niet meer bedragen dan respectievelijk 1 250 kg of 5 %.

3.   Als de totale in één trek gevangen hoeveelheden van soorten waarvoor bijvangstbeperkingen gelden, groter zijn dan de in lid 2 vastgestelde grenswaarden, moet het vaartuig onmiddellijk ten minste 5 zeemijl verder varen voordat een nieuwe trek wordt gedaan. Als bij een volgende trek de totale hoeveelheden van soorten waarvoor bijvangstbeperkingen gelden, groter zijn dan de genoemde grenswaarden, moet het vissersvaartuig onmiddellijk weer ten minste 5 zeemijl verder varen ten opzichte van de plaats waar de vorige trekken zijn gedaan en mag het ten minste 48 uur lang niet naar dit gebied terugkeren.

4.   Vaartuigen die vissen op Noordse garnaal (Pandalus borealis) en die in één trek een totale bijvangst hebben gedaan die in sector 3M meer dan 5 % en in sector 3L meer dan 2,5 % van het totale gewicht uitmaakt, moeten onverwijld ten minste 5 zeemijl verder varen.

5.   Vangsten van garnaal worden niet in aanmerking genomen bij de berekening van het percentage van de bijvangst van bodemvissoorten.

Artikel 30

Minimummaat van de vis

1.   Vis uit het gereglementeerde gebied van de NAFO die niet de in bijlage X vermelde minimummaat heeft, mag niet worden verwerkt of aan boord worden gehouden, noch worden overgeladen, aangevoerd, vervoerd, opgeslagen, verkocht, uitgestald of te koop aangeboden, maar moet onverwijld in zee worden teruggezet.

2.   Als de hoeveelheid gevangen vis die niet de in bijlage X bedoelde grootte heeft, meer bedraagt dan 10% van de totale vangst, moet het vaartuig zich ten minste vijf zeemijl van alle posities die het tijdens de vorige trek heeft ingenomen, verwijderen alvorens verder te vissen. Als verwerkte vis van de soorten waarvoor een minimummaat is vastgesteld, kleiner is dan de betrokken in bijlage X vastgestelde grootte, wordt ervan uitgegaan dat die verwerkte vis afkomstig is van ondermaatse vis.

DEEL 3

Controlemaatregelen

Artikel 31

Etikettering en gescheiden opslag

1.   Alle vis die in het gereglementeerde gebied van de NAFO wordt gevangen, moet zo worden geëtiketteerd dat iedere in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (29) bedoelde soort en productcategorie duidelijk identificeerbaar is. Bovendien moet op de vis worden vermeld dat deze in het gereglementeerde gebied van de NAFO is gevangen.

2.   Op garnaal uit sector 3L en op zwarte heilbot uit deelgebied 2 en sectoren 3KLMNO moet worden vermeld dat deze in één van die gebieden gevangen is.

3.   Met inachtneming van de wettelijke aansprakelijkheid van de kapitein van het vaartuig op het gebied van veiligheid en navigatie, geldt het volgende:

vangsten van een bepaalde soort moeten duidelijk gescheiden van vangsten van andere soorten worden opgeslagen. Alle vangsten die in het gereglementeerde gebied van de NAFO zijn gedaan, moeten gescheiden van vangsten van buiten dit gebied worden opgeslagen.

vangsten mogen in verschillende gedeelten van het ruim worden opgeslagen, mits deze in ieder gedeelte van het ruim duidelijk van vangsten van andere soorten worden gescheiden door middel van plastic, hout, netten o.i.d.

Artikel 32

Visserij- en productielogboeken en opslagplattegrond

1.   Kapiteins van vissersvaartuigen moeten de artikelen 6, 8, 11 en 12 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 naleven en bovendien in hun logboek de in bijlage XI opgesomde gegevens noteren.

2.   Iedere lidstaat deelt de Commissie vóór de vijftiende dag van iedere maand in computerleesbare vorm de tijdens de voorafgaande maand aangevoerde hoeveelheden mee van de in bijlage XII vermelde bestanden, alsmede alle overeenkomstig de artikelen 11 en 12 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 ontvangen gegevens.

3.   Kapiteins van vaartuigen van de Gemeenschap zorgen met betrekking tot de vangst van de in bijlage IC genoemde soorten voor het bijhouden van:

a)

een productielogboek met de cumulatieve productie per soort die aan boord wordt gehouden, uitgedrukt in kg;

b)

een opslagplattegrond met de locatie van de verschillende soorten in de ruimen.

4.   De in lid 3 bedoelde productielogboeken en opslagplattegronden worden dagelijks bijgewerkt met de gegevens over de vorige dag tussen 00.00 uur (UTC) en 24.00 uur (UTC) en blijven aan boord tot het vaartuig volledig is gelost.

5.   Kapiteins verlenen de nodige assistentie met het oog op de controle van de in het productielogboek aangegeven hoeveelheden en de aan boord opgeslagen verwerkte producten.

6.   De nauwkeurigheid van de capaciteitsplannen voor alle vaartuigen van de Gemeenschap die een visvergunning hebben gekregen om op grond van artikel 26, lid 1, te vissen, wordt om de twee jaar door de lidstaten gecertificeerd. De kapitein zorgt ervoor dat een afschrift van dat certificeringsbewijs aan boord is en op verzoek aan een inspecteur kan worden getoond.

Artikel 33

Netten aan boord

1.   Bij gerichte visserij op een of meer van de in bijlage VII genoemde soorten mogen vaartuigen van de Gemeenschap geen netten aan boord hebben met een maaswijdte die kleiner is dan in artikel 27 is bepaald.

2.   Vaartuigen van de Gemeenschap waarmee tijdens dezelfde visreis in andere zones dan het gereglementeerde gebied van de NAFO wordt gevist, mogen netten met een maaswijdte die kleiner is dan de in artikel 27 bepaalde grootte aan boord hebben, op voorwaarde dat deze zijn vastgesjord en opgeborgen en niet onmiddellijk kunnen worden gebruikt. Deze netten moeten:

a)

zijn losgemaakt van de borden en van de sleepkabels en -lijnen, en

b)

stevig aan een deel van de bovenbouw vastgesjord zijn, indien ze zich op of boven het dek bevinden.

Artikel 34

Overlading

1.   Vaartuigen van de Gemeenschap mogen in het gereglementeerde gebied van de NAFO geen vangsten overladen, tenzij daarvoor vooraf toestemming is gegeven door hun bevoegde autoriteiten.

2.   Vaartuigen van de Gemeenschap mogen geen vis overladen van of naar een vaartuig van een niet‐verdragsluitende partij waarvan is waargenomen of anderszins geconstateerd dat het in het gereglementeerde gebied van de NAFO heeft gevist.

3.   Vaartuigen van de Gemeenschap melden elke overlading die in het gereglementeerde gebied van de NAFO plaatsvindt, aan hun bevoegde autoriteiten. Deze gegevens worden door het overladende vaartuig ten minste 24 uur vóór de overlading en door het ontvangende vaartuig uiterlijk 1 uur na de overlading meegedeeld.

4.   De in lid 3 bedoelde mededeling bevat het tijdstip, de geografische positie, het totale afgeronde en in kg uitgedrukte gewicht van de geladen of geloste soorten en het oproepnummer van de bij de overlading betrokken vaartuigen.

5.   Bovendien meldt het ontvangende vaartuig, naast de totale vangst aan boord en het totale aan te voeren gewicht, uiterlijk 24 uur vóór aanvoer ook nog de haven en het geschatte aanvoertijdstip.

6.   De lidstaten zenden de in de leden 3 en 5 bedoelde mededelingen onverwijld toe aan de Commissie, die deze onverwijld doorzendt aan het secretariaat van de NAFO.

Artikel 35

Charteren van vaartuigen van de Gemeenschap

1.   Lidstaten mogen toestaan dat voor visservaartuigen die hun vlag voeren en in het gereglementeerde gebied van de NAFO mogen vissen, een charterovereenkomst wordt gesloten teneinde een deel of het geheel van de quota en/of visdagen te kunnen gebruiken die aan andere verdragsluitende partijen van de NAFO zijn toegewezen. Charterovereenkomsten voor vaartuigen die volgens de NAFO of een andere regionale visserijorganisatie aantoonbaar illegale, niet-aangegeven of niet-gereglementeerde visvangst (IUU) hebben bedreven, zijn verboden.

2.   Op de dag waarop een charterovereenkomst wordt gesloten, zendt de vlaggenlidstaat de volgende gegevens aan de Commissie, die deze doorzendt aan het secretariaat van de NAFO:

a)

de instemming van de lidstaat met de charterovereenkomst;

b)

de onder de charterovereenkomst vallende soorten en de op grond van de charterovereenkomst toegewezen vangstmogelijkheden;

c)

looptijd van de charterovereenkomst;

d)

de naam van de charteraar;

e)

de naam van de verdragsluitende partij die het voortuig heeft gecharterd;

f)

de maatregelen die de lidstaat heeft getroffen om ervoor te zorgen dat de gecharterde vaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren, de door de NAFO vastgestelde instandhoudings‐ en handhavingsmaatregelen tijdens de charterperiode in acht nemen.

3.   Wanneer de charterovereenkomst afloopt, meldt de lidstaat dat aan de Commissie, die deze informatie onverwijld doorzendt aan het secretariaat van de NAFO.

4.   De vlaggenlidstaat ziet erop toe dat:

a)

het vaartuig tijdens de charterperiode geen gebruik maakt van de aan de vlaggenlidstaat toegewezen vangstmogelijkheden;

b)

het vaartuig tijdens dezelfde periode niet onder meer dan één charterovereenkomst tegelijkertijd vist;

c)

het vaartuig de door de NAFO vastgestelde instandhoudings‐ en handhavingsmaatregelen tijdens de charterperiode in acht neemt;

d)

het gecharterde vaartuig de gegevens over alle vangsten en bijvangsten die in het kader van de charterregeling worden gedaan, apart van de andere vangstgegevens in het visserijlogboek registreert.

5.   De in lid 4, onder d), bedoelde vangsten en bijvangsten worden door de lidstaten apart van andere nationale vangstgegevens aan de Commissie meegedeeld. De Commissie zendt deze gegevens onverwijld door aan het secretariaat van de NAFO.

Artikel 36

Toezicht op de visserij-inspanning

1.   Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de visserij‐inspanning van zijn vaartuigen in verhouding staat tot de vangstmogelijkheden waarover die lidstaat in het gereglementeerde gebied van de NAFO beschikt.

2.   De lidstaten delen de visplannen voor hun vaartuigen die in het gereglementeerde gebied van de NAFO vissen, uiterlijk op 31 januari 2006, en daarna ten minste 30 dagen vóór het voorgenomen aanvangstijdstip van de betrokken visserijactiviteiten, aan de Commissie mee. In het visplan wordt onder andere vermeld met welke vaartuigen in de betrokken visserijtakken zal worden gevist en hoeveel visdagen er voor die vaartuigen in het gereglementeerde gebied van de NAFO gepland zijn.

3.   De lidstaten brengen de Commissie op indicatieve basis op de hoogte van de voorgenomen activiteiten van de vaartuigen in andere gebieden.

4.   Voorts wordt in het visplan de totale visserij-inspanning die in het gereglementeerde gebied van de NAFO zal worden geleverd, opgegeven en wordt deze afgezet tegen de vangstmogelijkheden van de lidstaat die de mededeling doet.

5.   Lidstaten brengen uiterlijk op 31 december 2006 bij de Commissie verslag uit over de uitvoering van hun visplan. Deze verslagen bevatten het aantal vaartuigen die daadwerkelijk bij visserijactiviteiten in het gereglementeerde gebied van de NAFO betrokken zijn, de vangstcijfers voor elk vaartuig en het totale aantal dagen die elk vaartuig in dat gebied heeft gevist. De gegevens over de activiteiten van vaartuigen die in de sectoren 3M en 3L op garnaal vissen, worden apart naar sector uitgesplitst.

DEEL 4

Speciale voorschriften voor het verzamelen van gegevens

Artikel 37

Het verzamelen van gegevens

1.   Waar mogelijk leggen de lidstaten voor vaartuigen die in de onderstaande gebieden vissen, speciale voorschriften voor het verzamelen van gegevens ten uitvoer.

Gebied

Coördinaat 1

Coördinaat 2

Coördinaat 3

Coördinaat 4

Orphan Knoll

50.00.30

47.00.30

51.00.30

45.00.30

51.00.30

47.00.30

50.00.30

45.00.30

Corner

Seamounts

35.00.00

48.00.00

36.00.00

48.00.00

36.00.00

52.00.00

35.00.00

52.00.00

Newfoundland

Seamounts

43.29.00

43.20.00

44.00.00

43.20.00

44.00.00

46.40.00

43.29.00

46.40.00

New England

Seamounts

35.00.00

57.00.00

39.00.00

57.00.00

39.00.00

64.00.00

35.00.00

64.00.00

2.   De in lid 1 bedoelde informatie moeten voor elke trek worden verzameld en moet, voorzover mogelijk, de volgende gegevens bevatten:

a)

aantal soorten en het gewicht per soort;

b)

lengtefrequentie;

c)

otolieten;

d)

de locatie van de trek, met vermelding van de lengte‐ en breedtegraad;

e)

vistuig;

f)

diepte waarop wordt gevist;

g)

tijdstip van de dag;

h)

duur van de trek;

i)

geopend sleepnet (voor mobiel vistuig);

j)

waar mogelijk, andere biologische bemonsteringsgegevens, bijv. over de volwassenheid van de vis.

3.   De in lid 1 bedoelde gegevens moeten zo spoedig mogelijk na elke visreis aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten worden gerapporteerd en vervolgens aan het secretariaat van de NAFO worden doorgezonden.

DEEL 5

Bijzondere bepalingen voor Noordse garnaal

Artikel 38

Visserij op Noordse garnaal

Iedere lidstaat meldt de Commissie dagelijks de hoeveelheden Noordse garnaal (Pandalus borealis) die in sector 3L van het gereglementeerde gebied van de NAFO zijn gevangen door vaartuigen die zijn vlag voeren en geregistreerd zijn in de Gemeenschap. Er mag uitsluitend in wateren van meer dan 200 meter diep worden gevist en nooit door meer dan één vaartuig per lidstaatquotum tegelijk.

DEEL 6

Bijzondere bepalingen voor roodbaars

Artikel 39

Visserij op roodbaars

1.   De kapiteins van vaartuigen van de Gemeenschap die in deelgebied 2 en sectoren IF, 3K en 3M van het gereglementeerde gebied van de NAFO op roodbaars vissen, delen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarvan hun schip de vlag voert of waar het geregistreerd is, elke maandag om de twee weken mee welke hoeveelheden roodbaars in die gebieden zijn gevangen in de periode van twee weken die de voorafgaande zondag om middernacht is geëindigd.

Wanneer de som van de vangsten gelijk is aan 50 % van de TAC of meer, moet deze mededeling wekelijks op maandag plaatsvinden.

2.   De lidstaten melden de Commissie elke dinsdag om de twee weken vóór 12 uur 's middags, voor de periode van twee weken die de voorafgaande zondag om middernacht is geëindigd, welke hoeveelheden roodbaars zijn gevangen in deelgebied 2 en sectoren IF, 3K en 3M van het gereglementeerde gebied van de NAFO door vaartuigen die hun vlag voeren en op hun grondgebied geregistreerd zijn.

Wanneer de som van de vangsten gelijk is aan 50 % van de TAC of meer, moet deze mededeling wekelijks plaatsvinden.

HOOFDSTUK VII

BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR DE VISSERIJ DOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP IN HET CCAMLR-GEBIED

DEEL 1

Beperkingen en vereisten inzake vaartuiggegevens

Artikel 40

Verboden en vangstbeperkingen

1.   Gerichte visserij op de in bijlage XIII vermelde soorten is verboden in de daarin aangegeven zones en perioden.

2.   Voor nieuwe en experimentele visserij zijn de maximale vangsten en bijvangsten per deelgebied vastgelegd in bijlage XIV.

Artikel 41

Vereiste mededelingen inzake vaartuigen met een vergunning om in het CCAMLR-gebied te vissen

1.   Naast de op grond van artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 601/2004 vereiste gegevens, delen de lidstaten vanaf 1 augustus 2006 de Commissie over bovenbedoelde vaartuigen de volgende gegevens mee:

a)

IMO-nummer van het vaartuig (indien afgegeven);

b)

vroegere vlag (indien van toepassing);

c)

internationaal radio-oproepnummer;

d)

naam en adres van de eigenaar(s) en eventuele aandeelhouder(s) van het vaartuig, indien bekend;

e)

type vaartuig;

f)

bouwplaats en bouwjaar;

g)

lengte;

h)

kleurenfoto’s van het vaartuig, bestaande uit:

i)

een foto van minimaal 12x7 cm van de stuurboordzijde van het vaartuig over de gehele lengte en met alle structurele kenmerken;

ii)

een foto van minimaal 12x7 cm van de bakboordzijde van het vaartuig over de gehele lengte en met alle structurele kenmerken;

iii)

een foto van minimaal 12x7 cm van de achterzijde van het vaartuig, recht van achteren gefotografeerd;

i)

maatregelen om ervoor te zorgen dat het satellietvolgsysteem aan boord fraudebestendig functioneert.

2.   Met ingang van 1 augustus 2006 delen de lidstaten, voorzover mogelijk, de Commissie voor alle vaartuigen met een vergunning om in het CCAMLR-gebied te vissen, bovendien de volgende gegevens mee:

a)

naam en adres van de exploitant, indien verschillend van de eigenaar(s);

b)

naam en nationaliteit van de kapitein en, indien van toepassing, van de vangstkapitein;

c)

type vismethode(n);

d)

boom (m);

e)

brutotonnage;

f)

communicatiemiddelen en -nummers van het vaartuig (INMARSAT A, B en C nummers);

g)

reguliere bemanning;

h)

vermogen van de hoofdmotor(en) (kW);

i)

totale vervoerscapaciteit (tonnen), aantal visruimen en capaciteit (m3);

j)

overige nuttig geachte gegevens (bijv. ijswaardigheid).

DEEL 2

Experimentele visserij

Artikel 42

Deelname aan experimentele visserij

1.   Vissersvaartuigen die de vlag van Spanje voeren en er geregistreerd staan, en die bij de CCAMLR zijn aangemeld overeenkomstig het bepaalde in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 601/2004 mogen uitsluitend deelnemen aan de experimentele visserij met de beug op de Dissostichus spp. in de FAO-deelgebieden 88.1 en 88.2 en in de sectoren 58.4.1, 58.4.2, 58.4.3a) buiten gebieden onder nationale jurisdictie, en 58.4.3b) buiten gebieden onder nationale jurisdictie.

2.   In de sectoren 58.4.3a) en 58.4.3b) mag nooit meer dan één vissersvaartuig tegelijk vissen.

3.   De maximale totale vangsten en bijvangsten in deelgebieden 88.1 en 88.2 en in de sectoren 58.4.1 en 58.4.2, en de verdeling daarvan over de kleine onderzoeksvakken (Small Scale Research Units, SSRU’s) in elk gebied staan vermeld in bijlage XIV. De visserijactiviteiten in een SSRU worden stopgezet zodra de gemelde vangsten het toegestane maximum hebben bereikt, waarna dit vak voor de rest van het seizoen voor de visserij gesloten wordt.

4.   De visserijactiviteiten moeten plaatsvinden in een zo groot mogelijk geografisch gebied en op zoveel verschillende diepten als mogelijk om de nodige informatie te verzamelen voor het bepalen van het visserijpotentieel en om overconcentratie van vangsten en inspanningen te voorkomen. In de sectoren 58.4.1 en 58.4.2 is het echter verboden om te vissen in wateren van minder dan 550 m diepte.

Artikel 43

Meldingsregelingen

Op vissersvaartuigen die deelnemen aan de in artikel 42 bedoelde experimentele visserij, zijn de volgende regelingen voor de melding van vangsten en inspanningen van toepassing:

a)

het in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 601/2004 bedoelde stelsel van vijfdaagse meldingen van vangsten en inspanningen, met dien verstande dat de lidstaten vangsten en inspanningen uiterlijk twee werkdagen na het einde van iedere meldingsperiode meedelen aan de Commissie, waarna deze onmiddellijk moeten worden doorgezonden aan de CCAMLR. In deelgebieden 88.1 en 88.2 en in de sectoren 58.4.1 en 58.4.2 worden de gegevens meegedeeld per SSRU;

b)

de in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 601/2004 bedoelde regeling van maandelijkse meldingen van gedetailleerde vangst- en inspanningsgegevens;

c)

met betrekking tot Dissostichus eleginoides en Dissostichus mawsoni, het totale aantal en gewicht, met inbegrip van vissen met „jellymeat”-verschijnselen.

Artikel 44

Bijzondere vereisten

1.   De in artikel 42 bedoelde experimentele visserij moet voldoen aan de bepalingen van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 600/2004 van de Raad van 22 maart 2004 tot vaststelling van bepaalde technische maatregelen voor de visserij in het verdragsgebied van het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (30) met betrekking tot de toepasselijke maatregelen ter beperking van de incidentele sterfte van zeevogels bij de beugvisserij. Naast die maatregelen:

a)

geldt bij deze visserijactiviteiten een verbod op de teruggooi van afval;

b)

zijn vaartuigen die deelnemen aan de experimentele visserij in de sectoren 58.4.1 en 58.4.2 en die voldoen aan de CCAMLR-protocollen (A, B of C) inzake het verzwaren van de beug, niet verplicht om ’s nachts te vissen; vaartuigen die in totaal drie (3) zeevogels vangen, moeten echter weer onmiddellijk ’s nachts gaan vissen overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 601/2004;

c)

vaartuigen die deelnemen aan de experimentele visserij in deelgebieden 88.1 en 88.2 en in de sectoren 58.4.3a) en 58.4.3b) en die in totaal drie (3) zeevogels vangen, moeten de visserij onmiddellijk staken en mogen gedurende de rest van het seizoen 2005/2006 niet meer buiten de reguliere visserij vissen.

2.   Voor vissersvaartuigen die deelnemen aan de experimentele visserij in de FAO-deelgebieden 88.1 en 88.2 gelden bovendien de volgende extra vereisten:

a)

het is de vaartuigen niet toegestaan het volgende op zee te lozen:

i)

olie, olieproducten of residuen van olie, tenzij toegestaan op grond van bijlage I bij MARPOL 73/78 (Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen);

ii)

afval;

iii)

voedselresten die niet door een rooster met een maaswijdte van maximaal 25 mm kunnen;

iv)

pluimvee of delen daarvan (met inbegrip van eierschalen);

v)

afvalwater binnen 12 zeemijlen van land of ijs of terwijl het vaartuig een snelheid van minder dan vier knopen heeft; en

vi)

verbrandingsresten;

b)

levend pluimvee en andere levende vogels mogen deelgebieden 88.1 en 88.2 niet worden binnengebracht en niet-geconsumeerd bereid gevogelte moet uit deelgebieden 88.1 en 88.2 worden verwijderd;

c)

de visserij op Dissostichus spp. in deelgebieden 88.1 en 88.2 is verboden binnen 10 zeemijlen van de kust van de Balleny Islands.

Artikel 45

Definitie van een uitzetting

1.   Voor de toepassing van dit deel wordt onder „uitzetting” het uitzetten van een of meer beuglijnen op een bepaalde visgrond verstaan. Voor de melding van vangsten en visserij-inspanningen geldt als de juiste geografische positie van een uitzetting bij de beugvisserij het middelpunt van de uitgezette beuglijn(en).

2.   Een uitzetting geldt als onderzoeksuitzetting, mits:

a)

de afstand tussen twee onderzoeksuitzettingen ten minste 5 zeemijlen bedraagt, gemeten vanaf het geografische middelpunt van iedere onderzoeksuitzetting;

b)

bij iedere uitzetting minimaal 3 500 en maximaal 10 000 haken worden gebruikt; daarbij mag op dezelfde locatie ook een reeks aparte lijnen worden uitgezet;

c)

de uitzettijd van iedere beug ten minste zes uur bedraagt, gemeten vanaf het moment waarop het uitzetten is voltooid tot het moment waarop met het ophalen wordt begonnen.

Artikel 46

Onderzoeksplannen

Vissersvaartuigen die deelnemen aan de in artikel 42 bedoelde experimentele visserij, moeten een onderzoeksplan uitvoeren in alle afzonderlijke SSRU's waarin de FAO-deelgebieden 88.1 en 88.2 en de sectoren 58.4.1 en 58.4.2 zijn verdeeld. Het onderzoeksplan moet als volgt worden uitgevoerd:

a)

wanneer een vaartuig een SSRU voor het eerst binnenvaart, gelden de eerste tien uitzettingen, „eerste reeks” te noemen, als „onderzoeksuitzettingen”, die moeten voldoen aan de in artikel 45, lid 2, vermelde criteria;

b)

de volgende 10 uitzettingen of de eerste 10 ton gevangen vis, als die hoeveelheid eerder wordt behaald, worden aangeduid als de „tweede reeks”. Uitzettingen tijdens de tweede reeks kunnen naar goeddunken van de kapitein worden gevist als onderdeel van normale experimentele visserij. Indien de uitzettingen voldoen aan de vereisten van artikel 45, lid 2, mogen zij echter ook worden beschouwd als onderzoeksuitzettingen;

c)

na de eerste en de tweede reeks moet het vaartuig, als de kapitein in de SSRU wil blijven vissen, een „derde reeks” uitzettingen verrichten, tot er uiteindelijk tijdens de drie reeksen 20 onderzoeksuitzettingen hebben plaatsgevonden. De derde reeks uitzettingen moet plaatsvinden tijdens het zelfde verblijf in de SSRU als dat waarin de eerste en de tweede reeks hebben plaatsgevonden;

d)

nadat er 20 onderzoeksuitzettingen hebben plaatsgevonden, mag het vaartuig in de SSRU blijven vissen;

e)

in de SSRU's A, B, C, E en G van de deelgebieden 88.1 en 88.2 waar de bevisbare bodemoppervlakte kleiner is dan 15 000 km2, is het bepaalde onder b), c), en d) niet van toepassing en mag het vaartuig na 10 onderzoeksuitzettingen de visserij in de SSRU voortzetten.

Artikel 47

Gegevensverzamelingsplannen

1.   Vissersvaartuigen die deelnemen aan de in artikel 42 bedoelde experimentele visserij, moeten een gegevensverzamelingsplan uitvoeren in alle afzonderlijke SSRU's waarin de FAO-deelgebieden 88.1 en 88.2 en de sectoren 58.4.1 en 58.4.2 zijn verdeeld. Het gegevensverzamelingsplan moet het volgende omvatten:

a)

de positie en diepte van de uiteinden van iedere lijn in een uitzetting;

b)

de tijden waarop de beug is uitgezet, in het water is gebleven en is opgehaald;

c)

het aantal en de soorten vissen die aan de oppervlakte verloren zijn gegaan;

d)

het aantal haken dat is aangebracht;

e)

het type aas;

f)

het percentage aas dat is aangenomen;

g)

het type haken, en

h)

de gesteldheid van zee en wolken en de maanfase ten tijde van het uitzetten van de lijnen.

2.   Alle in lid 1 genoemde gegevens moeten voor iedere onderzoeksuitzetting worden verzameld; met name moeten bij iedere onderzoeksuitzetting de eerste 100 vissen worden gemeten en moet voor biologisch onderzoek een monster van ten minste 30 vissen worden genomen. Als er meer dan 100 vissen worden gevangen, moet een willekeurige steekproef van de vissen worden genomen.

Artikel 48

Merkprogramma

Vissersvaartuigen die deelnemen aan de in artikel 42 bedoelde experimentele visserij, moeten het volgende merkprogramma uitvoeren:

a)

gedurende het gehele seizoen moet per ton gevangen onverwerkte Dissostichus spp. één exemplaar worden gemerkt en vrijgelaten overeenkomstig het merkprotocol („tagging protocol”) van de CCAMLR. Het merken mag pas worden gestaakt zodra het vaartuig 500 exemplaren heeft gemerkt of wanneer de visgrond wordt verlaten en per ton gevangen onverwerkte Dissostichus spp. steeds één exemplaar is gemerkt;

b)

het programma moet worden gericht op exemplaren van verschillende grootte om te voldoen aan de vereiste om per ton gevangen onverwerkte vis één exemplaar te merken. Alle teruggezette exemplaren moeten worden voorzien van twee merktekens en over een zo groot mogelijk geografisch gebied gespreid worden vrijgelaten;

c)

alle merktekens moeten duidelijk zijn bedrukt met een uniek serienummer en een retouradres zodat de oorsprong van de merktekens kan worden bepaald ingeval een exemplaar opnieuw wordt gevangen;

d)

opnieuw gevangen exemplaren (d.w.z. vissen met een eerder aangebracht merkteken) mogen niet worden vrijgelaten, zelfs niet als zij na het merken slechts korte tijd in vrijheid zijn geweest;

e)

alle opnieuw gevangen exemplaren moeten biologisch worden beschreven (lengte, gewicht, geslacht, toestand van de gonaden) en, indien mogelijk, digitaal worden gefotografeerd, en hun otolieten en merktekens moeten worden verwijderd;

f)

alle gegevens van de merktekens en gegevens over opnieuw gevangen gemerkte exemplaren moeten in het CCAMLR-formaat elektronisch aan de CCAMLR worden gemeld uiterlijk drie maanden nadat het vaartuig de visserij in het betrokken gebied heeft beëindigd;

g)

alle gegevens betreffende merktekens en gegevens over opnieuw gevangen gemerkte exemplaren moeten in het CCAMLR-formaat elektronisch worden gemeld aan het betrokken regionale meldpunt overeenkomstig het merkprotocol van de CCAMLR.

Artikel 49

Wetenschappelijke waarnemers

Vissersvaartuigen die deelnemen aan de in artikel 42 bedoelde experimentele visserij, moeten bij alle visserijactiviteiten in het visserijseizoen ten minste twee wetenschappelijk waarnemers aan boord hebben waarvan er één is aangewezen volgens de CCAMLR-regeling voor internationale wetenschappelijke waarneming.

HOOFDSTUK VIII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 50

Gegevensoverdracht

Wanneer de lidstaten op grond van de artikelen 15, lid 1, en 18, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 gegevens over de aanvoer van de hoeveelheden gevangen vis aan de Commissie zenden, maken zij daartoe gebruik van de in bijlage I bij deze verordening vermelde bestandscodes.

Artikel 51

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2006.

Voor TAC’s voor het CCAMLR-gebied die gelden voor perioden die ingaan vóór 1 januari 2006, is artikel 40 van toepassing vanaf de begindatum van de betrokken TAC‐toepassingsperioden.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 december 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

B. BRADSHAW


(1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(2)  PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3.

(3)  PB L 70 van 9.3.2004, blz. 8.

(4)  PB L 150 van 30.4.2004, blz. 1.

(5)  PB L 226 van 29.8.1980, blz. 48.

(6)  PB L 226 van 29.8.1980, blz. 12.

(7)  PB L 29 van 1.2.1985, blz. 9.

(8)  PB L 132 van 21.5.1987, blz. 9..

(9)  PB L 276 van 10.10.1983, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1804/2005 (PB L 290 van 4.11.2005, blz. 10).

(10)  PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 768/2005 (PB L 128 van 21.5.2005, blz. 1).

(11)  PB L 289 van 7.11.2001, blz. 1.

(12)  PB L 171 van 6.7.1994, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 813/2004 (PB L 150 van 30.4.2004, blz. 32).

(13)  PB L 171 van 6.7.1994, blz. 7.

(14)  PB L 97 van 1.4.2004, blz. 16.

(15)  PB L 125 van 27.4.1998, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1568/2005 (PB L 252 van 28.9.2005, blz. 2).

(16)  PB L 365 van 31.12.1991, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 448/2005 (PB L 74 van 19.3.2005, blz. 5).

(17)  PB L 191 van 7.7.1998, blz. 10.

(18)  PB L 70 van 9.3.2004, blz. 8.

(19)  PB L 333 van 20.12.2003, blz. 17.

(20)  PB L 274 van 25.9.1986, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3259/94 (PB L 339 van 29.12.1994, blz. 11).

(21)  PB L 137 van 19.5.2001, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 831/2004 (PB L 127 van 29.4.2004, blz. 33).

(22)  PB L 351 van 28.12.2002, blz. 6. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2269/2004 (PB L 396 van 31.12.2004, blz. 1).

(23)  PB L 396 van 31.12.2004, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 860/2005 (PB L 134 van 8.6.2005, blz. 1).

(24)  PB L 12 van 14.1.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1936/2005 (PB L 311 van 26.11.2005, blz. 1).

(25)  PB L 270 van 13.11.1995, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(26)  PB L 186 van 28.7.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.

(27)  Verordening (EG) nr. 88/98 van de Raad van 18 december 1997 houdende technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Øresund (PB L 9 van 15.1.1998, blz. 1). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 289/2005 (PB L 49 van 22.2.2005, blz. 1).

(28)  PB L 5 van 9.1.2004, blz. 25.

(29)  PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(30)  PB L 97 van 1.4.2004, blz. 1..


BIJLAGE I

VANGSTMOGELIJKHEDEN, PER SOORT EN PER GEBIED (IN TON LEVEND GEWICHT, TENZIJ ANDERS VERMELD), VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP IN GEBIEDEN MET VANGSTBEPERKINGEN EN VOOR VAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN IN DE WATEREN VAN DE GEMEENSCHAP

Alle in deze bijlage vastgestelde vangstbeperkingen worden als quota beschouwd voor de toepassing van artikel 5 van deze verordening en derhalve geldt daarvoor het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 2847/93, inzonderheid in de artikelen 14 en 15.

Per gebied staan de visbestanden vermeld in alfabetische volgorde op de Latijnse naam van de vissoort. In onderstaande overzichtstabel staan naast de in deze verordening gebruikte wetenschappelijke namen de corresponderende populaire namen vermeld:

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Populaire naam

Ammodytidae

SAN

Zandspiering

Anarhichas lupus

CAT

Zeewolf

Aphanopus carbo

BSF

Zwarte haarstaartvis

Argentina silus

ARU

Grote zilvervis

Beryx spp.

ALF

Bericyden

Boreogadus saida

POC

Arctische kabeljauw

Brosme brosme

USK

Torsk

Centrophorus squamosus

GUQ

Donkere doornhaai

Centroscymnus coelolepis

CYO

Portugese hondshaai

Cetorhinus maximus

BSK

Reuzenhaai

Chaenocephalus aceratus

SSI

Scotiazee-ijsvis

Champsocephalus gunnari

ANI

IJsvis

Channichthys rhinoceratus

LIC

Langsnuitijsvis

Chionoecetes spp.

PCR

Sneeuwkrab

Clupea harengus

HER

Haring

Coryphaenoides rupestris

RNG

Grenadiervis

Dalatias licha

SCK

Zwarte haai

Deania calcea

DCA

Spitssnuitdoornhaai

Dissostichus eleginoides

TOP

Zwarte Patagonische ijsvis

Engraulis encrasicolus

ANE

Ansjovis

Etmopterus princeps

ETR

Grote lantaarnhaai

Etmopterus pusillus

ETP

Gladde lantaarnhaai

Etmopterus spinax

ETX

Zwarte doornhaai

Euphausia superba

KRI

Krielgarnaal

Gadus morhua

COD

Kabeljauw

Galeorhinus galeus

GAG

Ruwe haai

Germo alalunga

ALB

Witte tonijn

Glyptocephalus cynoglossus

WIT

Witje

Gobionotothen gibberifrons

NOG

Bultenijsvis

Hippoglossoides platessoides

PLA

Lange schol

Hippoglossus hippoglossus

HAL

Heilbot

Hoplostethus atlanticus

ORY

Orange roughy

Illex illecebrosus

SQI

Kortvinnige pijlinktvis

Lamna nasus

POR

Haringhaai

Lampanyctus achirus

LAC

Lantaarnvis

Lepidonotothen squamifrons

NOS

Grauwe ijsvis

Lepidorhombus spp.

LEZ

Schartongen

Limanda ferruginea

YEL

Zandschar

Limanda limanda

DAB

Schar

Lophiidae

ANF

Zeeduivel

Macrourus berglax

RHG

Noordelijke grenadier

Macrourus spp.

GRV

Grenadiervissen

Makaira nigricans

BUM

Blauwe marlijn

Mallotus villosus

CAP

Lodde

Martialia hyadesi

SQS

Pijlinktvis

Melanogrammus aeglefinus

HAD

Schelvis

Merlangius merlangus

WHG

Wijting

Merluccius merluccius

HKE

Heek

Micromesistius poutassou

WHB

Blauwe wijting

Microstomus kitt

LEM

Tongschar

Molva dypterigia

BLI

Blauwe leng

Molva macrophthalmus

SLI

Middellandse-Zeeleng

Molva molva

LIN

Leng

Nephrops norvegicus

NEP

Langoustine

Notothenia rossii

NOR

Gemarmerde ijsvis

Pagellus bogaraveo

SBR

Zeebrasem

Pandalus borealis

PRA

Noordse garnaal

Paralomis spp.

PAI

Krabben

Penaeus spp.

PEN

Peneide garnalen

Phycis spp.

FOX

Gaffelkabeljauwen

Platichthys flesus

FLX

Bot

Pleuronectes platessa

PLE

Schol

Pleuronectiformes

FLX

Platvis

Pollachius pollachius

POL

Pollak

Pollachius virens

POK

Koolvis

Psetta maxima

TUR

Tarbot

Pseudochaenichthus georgianus

SGI

Georgia-ijsvis

Rajidae

SRX-RAJ

Roggen

Reinhardtius hippoglossoides

GHL

Zwarte heilbot

Salmo salar

SAL

Atlantische zalm

Scomber scombrus

MAC

Makreel

Scopthalmus rhombus

BLL

Griet

Sebastes spp.

RED

Roodbaarzen

Solea solea

SOL

Tong

Solea spp.

SOX

Tongen

Squalus acanthias

DGS

Doornhaai

Tetrapturus alba

WHM

Witte marlijn

Thunnus alalunga

ALB

Witte tonijn

Thunnus albacares

YFT

Geelvintonijn

Thunnus obesus

BET

Grootoogtonijn

Thunnus thynnus

BFT

Blauwvintonijn

Trachurus spp.

JAX

Horsmakrelen

Trisopterus esmarki

NOP

Kever

Urophycis tenuis

HKW

Witte heek

Xiphias gladius

SWO

Zwaardvis

BIJLAGE I A

SKAGERRAK, KATTEGAT, NOORDZEE, EN WESTELIJKE WATEREN VAN DE GEMEENSCHAP, ICES-gebieden Vb (EG-wateren), VI, VII, VIII, IX en X, CEGAF (EG-wateren) en Frans Guyana

Soort:

Zandspiering

Ammodytidae

Zone:

IV (Noorse wateren)

SAN/04-N.

Denemarken

0 (1)

 

Verenigd Koninkrijk

0 (1)

 

EG

0 (1)

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Zandspiering

Ammodytidae

Zone:

IIa (EG-wateren) (2), IIIa, IV (EG-wateren) (2)

SAN/2A3A4.

Denemarken

Niet vastgesteld

 

Verenigd Koninkrijk

Niet vastgesteld

 

Alle lidstaten

Niet vastgesteld (3)

 

EG

Niet vastgesteld

 

Noorwegen

0 (4)  (5)

 

TAC

Niet vastgesteld

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Grote zilvervis

Argentina silus

Zone:

EG-wateren en internationale wateren van zones I en II

ARU/1/2.

Duitsland

31

 

Frankrijk

10

 

Nederland

25

 

Verenigd Koninkrijk

50

 

EG

116

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Grote zilvervis

Argentina silus

Zone:

EG-wateren en internationale wateren van de zones III en IV

ARU/3/4.

Denemarken

1 180

 

Duitsland

12

 

Frankrijk

8

 

Ierland

8

 

Nederland

55

 

Zweden

46

 

Verenigd Koninkrijk

21

 

EG

1 331

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Grote zilvervis

Argentina silus

Zone:

EG-wateren en internationale wateren van de zones V, VI en VII

ARU/567.

Duitsland

405

 

Frankrijk

9

 

Ierland

375

 

Nederland

4 225

 

Verenigd Koninkrijk

297

 

EG

5 310

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Torsk

Brosme brosme

Zone:

EG-wateren van de zones IIa, IV, Vb, VI, VII

USK/2A47-C

EG

Niet relevant (6)

 

Noorwegen

4 000 (7)  (8)

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Torsk

Brosme brosme

Zone:

IV (Noorse wateren)

USK/04-N.

België

1

 

Denemarken

191

 

Duitsland

1

 

Frankrijk

1

 

Nederland

1

 

Verenigd Koninkrijk

5

 

EG

200

 

TAC

Niet relevant

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Reuzenhaai

Cetorhinus maximus

Zone:

EG-wateren van de zones IV, VI en VII

BSK/467.

EG

0

 

TAC

0

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Haring (9)

Clupea harengus

Zone:

IIIa

HER/03A.

Denemarken

34 052

 

Duitsland

545

 

Zweden

35 620

 

EG

70 217

 

Faeröer

500 (10)

 

TAC

81 600

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Haring (11)

Clupea harengus

Zone:

IV benoorden 53°30' NB

HER/04A., 04B.

Denemarken

76 348

 

Duitsland

47 836

 

Frankrijk

22 769

 

Nederland

57 938

 

Zweden

4 627

 

Verenigd Koninkrijk

63 333

 

EG

272 851

 

Noorwegen

50 000 (12)

 

TAC

454 751

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

 

Noorse wateren bezuiden 62° NB (HER/*04N-)

EG

50 000


Soort:

Haring

Clupea harengus

Zone:

Noorse wateren bezuiden 62° NB

HER/04-N.

Zweden

963 (13)

 

EG

963

 

TAC

Niet relevant

 


Soort:

Haring (14)

Clupea harengus

Zone:

IIIa (bijvangsten)

HER/03A-BC

Denemarken

17 547

 

Duitsland

156

 

Zweden

2 825

 

EG

20 528

 

TAC

20 528

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Haring (15)

Clupea harengus

Zone:

IIa (EG-wateren), IV, VIId bijvangsten

HER/2A47DX

België

211

 

Denemarken

40 684

 

Duitsland

211

 

Frankrijk

211

 

Nederland

211

 

Zweden

199

 

Verenigd Koninkrijk

773

 

EG

42 500

 

TAC

42 500

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Haring (16)

Clupea harengus

Zone:

IVc (17), VIId

HER/4CXB7D

België

9 122 (18)

 

Denemarken

1 088 (18)

 

Duitsland

682 (18)

 

Frankrijk

12 347 (18)

 

Nederland

21 998 (18)

 

Verenigd Koninkrijk

4 786 (18)

 

EG

50 023

 

TAC

454 751

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Haring

Clupea harengus

Zone:

Vb, VIaN (19)(EG-wateren), VIb

HER/5B6ANB

Duitsland

3 727

 

Frankrijk

705

 

Ierland

5 036

 

Nederland

3 727

 

Verenigd Koninkrijk

20 145

 

EG

33 340

 

Faeröer

660 (20)

 

TAC

34 000

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Haring

Clupea harengus

Zone:

VIaS (21),VIIbc

HER/6AS7BC

Ierland

14 000

 

Nederland

1 400

 

EG

15 400

 

TAC

15 400

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Haring

Clupea harengus

Zone:

VIa Clyde (22)

HER/06ACL.

Verenigd Koninkrijk

800

 

EG

800

 

TAC

 

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Haring

Clupea harengus

Zone:

VIIa (23)

HER/07A/MM

Ierland

1 250

 

Verenigd Koninkrijk

3 550

 

EG

4 800

 

TAC

4 800

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Haring

Clupea harengus

Zone:

VIIe,f

HER/7EF.

Frankrijk

500

 

Verenigd Koninkrijk

500

 

EG

1 000

 

TAC

1 000

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Haring

Clupea harengus

Zone:

VIIg,h,j,k (24)

HER/7G-K.

Duitsland

123

 

Frankrijk

682

 

Ierland

9 549

 

Nederland

682

 

Verenigd Koninkrijk

14

 

EG

11 050

 

TAC

11 050

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Ansjovis

Engraulis encrasicolus

Zone:

VIII

ANE/08.

Spanje

4 500 (25)

 

Frankrijk

500 (25)

 

EG

5 000 (25)

 

TAC

5 000 (25)

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Ansjovis

Engraulis encrasicolus

Zone:

IX, X, CEGAF 34.1.1 (EG-wateren)

ANE/9/3411

Spanje

3 826

 

Portugal

4 174

 

EG

8 000

 

TAC

8 000

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

Skagerrak

COD/03AN.

België

8

 

Denemarken

2 652

 

Duitsland

66

 

Nederland

17

 

Zweden

464

 

EG

3 207

 

TAC

3 315

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

Kattegat

COD/03AS.

Denemarken

524

 

Duitsland

11

 

Zweden

315

 

EG

850

 

TAC

850

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

IIa (EG-wateren), IV

COD/2AC4.

België

686

 

Denemarken

3 940

 

Duitsland

2 498

 

Frankrijk

847

 

Nederland

2 226

 

Zweden

26

 

Verenigd Koninkrijk

9 037

 

EG

19 260

 

Noorwegen

3 945 (26)

 

TAC

23 205

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

 

Noorse wateren (COD/*04N-)

EG

16 740


Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

Noorse wateren bezuiden 62° NB

COD/04-N.

Zweden

382

 

EG

382

 

TAC

Niet relevant

Analytical TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

Vb (EG-wateren), VI, XII, XIV

COD/561214

België

1

 

Duitsland

9

 

Frankrijk

97

 

Ierland

138

 

Verenigd Koninkrijk

368

 

EG

613

 

TAC

613

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

 

Vb (EG-zone), VIa (COD/*5BC6A)

België

1

Duitsland

9

Frankrijk

93

Ierland

132

Verenigd Koninkrijk

353

EG

588


Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

VIIa

COD/07A.

België

24

 

Frankrijk

67

 

Ierland

1 204

 

Nederland

6

 

Verenigd Koninkrijk

527

 

EG

1 828

 

TAC

1 828

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

VIIb-k, VIII, IX, X, CEGAF 34.1.1 (EG-wateren)

COD/7X7A34

België

236

 

Frankrijk

4 053

 

Ierland

818

 

Nederland

34

 

Verenigd Koninkrijk

439

 

EG

5 580

 

TAC

5 580

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schartongen

Lepidorhombus spp.

Zone:

IIa (EG-wateren), IV (EG-wateren)

LEZ/2AC4-C

België

5

 

Denemarken

4

 

Duitsland

4

 

Frankrijk

28

 

Nederland

22

 

Verenigd Koninkrijk

1 677

 

EG

1 740

 

TAC

1 740

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schartongen

Lepidorhombus spp.

Zone:

Vb (EG-wateren), VI, XII, XIV

LEZ/561214

Spanje

327

 

Frankrijk

1 277

 

Ierland

373

 

Verenigd Koninkrijk

903

 

EG

2 880

 

TAC

2 880

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schartongen

Lepidorhombus spp.

Zone:

VII

LEZ/07.

België

494

 

Spanje

5 490

 

Frankrijk

6 663

 

Ierland

3 029

 

Verenigd Koninkrijk

2 624

 

EG

18 300

 

TAC

18 300

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schartongen

Lepidorhombus spp.

Zone:

VIIIabde

LEZ/8ABDE.

Spanje

1 176

 

Frankrijk

949

 

EG

2 125

 

TAC

2 125

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schartongen

Lepidorhombus spp.

Zone:

VIIIc, IX, X, CEGAF 34.1.1 (EG-wateren)

LEZ/8C3411

Spanje

1 171

 

Frankrijk

59

 

Portugal

39

 

EG

1 269

 

TAC

1 269

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schar en bot

Limanda limanda en Platichthys flesus

Zone:

IIa (EG-wateren), IV (EG-wateren)

D/F/2AC4-C

België

466

 

Denemarken

1 752

 

Duitsland

2 627

 

Frankrijk

182

 

Nederland

10 594

 

Zweden

6

 

Verenigd Koninkrijk

1 473

 

EG

17 100

 

TAC

17 100

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Zeeduivel

Lophiidae

Zone:

IIa (EG-wateren), IV (EG-wateren)

ANF/2AC4-C

België

365

 

Denemarken

804

 

Duitsland

393

 

Frankrijk

75

 

Nederland

276

 

Zweden

9

 

Verenigd Koninkrijk

8 392

 

EG

10 314 (27)

 

TAC

10 314 (27)

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Zeeduivel

Lophiidae

Zone:

IV (Noorse wateren)

ANF/04-N.

België

53

 

Denemarken

1 343

 

Duitsland

21

 

Nederland

19

 

Verenigd Koninkrijk

314

 

EG

1 750

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Zeeduivel

Lophiidae

Zone:

Vb (EG-wateren), VI, XII, XIV

NF/561214

België

168

 

Duitsland

192

 

Spanje

180

 

Frankrijk

2 073

 

Ierland

469

 

Nederland

162

 

Verenigd Koninkrijk

1 442

 

EG

4 686 (28)

 

TAC

4 686 (28)

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Zeeduivel

Lophiidae

Zone:

VII

ANF/07.

België

2 445 (29)

 

Duitsland

273 (29)

 

Spanje

971 (29)

 

Frankrijk

15 688 (29)

 

Ierland

2 005 (29)

 

Nederland

317 (29)

 

Verenigd Koninkrijk

4 757 (29)

 

EG

26 456 (29)

 

TAC

26 456 (29)

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Zeeduivel

Lophiidae

Zone:

VIIIa,b,d,e

ANF/8ABDE.

Spanje

1 137

 

Frankrijk

6 325

 

EG

7 462

 

TAC

7 462

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Zeeduivel

Lophiidae

Zone:

VIIIc, IX, X, CEGAF 34.1.1 (EG-wateren)

ANF/8C3411

Spanje

1 629

 

Frankrijk

2

 

Portugal

324

 

EG

1 955

 

TAC

1 955

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Zone:

IIIa, IIIbcd (EG-wateren)

HAD/3A/BCD

België

15

 

Denemarken

2 468

 

Duitsland

157

 

Nederland

3

 

Zweden

292

 

EG

2 935 (30)

 

TAC

3 189

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Zone:

IIa (EG-wateren), IV

HAD/2AC4.

België

472

 

Denemarken

3 248

 

Duitsland

2 067

 

Frankrijk

3 602

 

Nederland

354

 

Zweden

229

 

Verenigd Koninkrijk

34 574

 

EG

44 546 (31)

 

Noorwegen

7 016

 

TAC

51 850

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

 

Noorse wateren (HAD/*04N-)

EG

33 350


Soort:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Zone:

Noorse wateren, bezuiden 62° NB

HAD/04-N.

Zweden

707

 

EG

707

 

TAC

Niet relevant

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Zone:

VIb, XII, XIV

HAD/6B1214

België

1

 

Duitsland

2

 

Frankrijk

66

 

Ierland

47

 

Verenigd Koninkrijk

481

 

EG

597

 

TAC

597

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Zone:

Vb, VIa (EG-wateren)

HAD/5BC6A.

België

18

 

Duitsland

21

 

Frankrijk

862

 

Ierland

615

 

Verenigd Koninkrijk

6 294

 

EG

7 810

 

TAC

7 810

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Zone:

VII , VIII, IX, X, CEGAF 34.1.1 (EG-wateren)

HAD/7/3411

België

128

 

Frankrijk

7 680

 

Ierland

2 560

 

Verenigd Koninkrijk

1 152

 

EG

11 520

 

TAC

11 520

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de opgegeven hoeveelheden:

 

VIIa (HAD/*07A.)

België

20

Frankrijk

92

Ierland

552

Verenigd Koninkrijk

611

EG

1 275

Bij melding van de vangsten aan de Commissie, moeten de lidstaten de in VIIa gevangen hoeveelheden apart opgeven. Aan land brengen van schelvis uit sector VIIa is verboden wanneer de totale aanvoer meer dan 1 275 ton bedraagt.


Soort:

Wijting

Merlangius merlangus

Zone:

IIIa

WHG/03A.

Denemarken

819

 

Nederland

3

 

Zweden

88

 

EG

910 (32)

 

TAC

1 500

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Wijting

Merlangius merlangus

Zone:

IIa (EG-wateren), IV

WHG/2AC4.

België

531

 

Denemarken

2 297

 

Duitsland

597

 

Frankrijk

3 452

 

Nederland

1 328

 

Zweden

3

 

Verenigd Koninkrijk

9 162

 

EG

17 370 (33)

 

Noorwegen

2 380 (34)

 

TAC

23 800

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

 

Noorse wateren (WHG/*04N-)

EG

14 512


Soort:

Wijting

Merlangius merlangus

Zone:

Vb (EG-wateren), VI, XII, XIV

WHG/561214

Duitsland

8

 

Frankrijk

166

 

Ierland

406

 

Verenigd Koninkrijk

780

 

EG

1 360

 

TAC

1 360

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Wijting

Merlangius merlangus

Zone:

VIIa

WHG/07A.

België

1

 

Frankrijk

15

 

Ierland

252

 

Nederland

0

 

Verenigd Koninkrijk

169

 

EG

437

 

TAC

437

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Wijting

Merlangius merlangus

Zone:

VIIb-k

WHG/7X7A.

België

195

 

Frankrijk

11 964

 

Ierland

5 544

 

Nederland

97

 

Verenigd Koninkrijk

2 140

 

EG

19 940

 

TAC

19 940

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Wijting

Merlangius merlangus

Zone:

VIII

WHG/08.

Spanje

1 440

 

Frankrijk

2 160

 

EG

3 600

 

TAC

3 600

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Wijting

Merlangius merlangus

Zone:

IX, X, CEGAF 34.1.1 (EG-wateren)

WHG/9/3411

Portugal

653

 

EG

653

 

TAC

653

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Wijting en pollak

Merlangius merlangus en Pollachius pollachius

Zone:

Noorse wateren, bezuiden 62° NB

W/P/04-N.

Zweden

190

 

EG

190

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Heek

Merluccius merluccius

Zone:

IIIa, IIIbcd (EG-wateren)

HKE/3A/BCD

Denemarken

1 219

 

Zweden

104

 

EG

1 323

 

TAC

1 323 (35)

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Heek

Merluccius merluccius

Zone:

IIa (EG-wateren), IV (EG-wateren)

HKE/2AC4-C

België

22

 

Denemarken

891

 

Duitsland

102

 

Frankrijk

197

 

Nederland

51

 

Verenigd Koninkrijk

278

 

EG

1 541

 

TAC

1 541 (36)

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Heek

Merluccius merluccius

Zone:

Vb (EG-wateren), VI, VII, XII, XIV

HKE/571214

België

226

 

Spanje

7 257

 

Frankrijk

11 206

 

Ierland

1 358

 

Nederland

146

 

Verenigd Koninkrijk

4 424

 

EG

24 617

 

TAC

24 617 (37)

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

 

VIIIabde (HKE/*8ABDE)

België

29

Spanje

1 171

Frankrijk

1 171

Ierland

146

Nederland

15

Verenigd Koninkrijk

658

EG

3 190


Soort:

Heek

Merluccius merluccius

Zone:

VIIIa,b,d,e

HKE/8ABDE.

België

7

 

Spanje

5 052

 

Frankrijk

11 345

 

Nederland

15

 

EG

16 419

 

TAC

16 419 (38)

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

 

Vb (EG-wateren), VI, VII, XII, XIV (HKE/*57-14)

België

1

Spanje

1 463

Frankrijk

2 635

Nederland

4

EG

4 103


Soort:

Heek

Merluccius merluccius

Zone:

VIIIc, IX, X, CEGAF 34.1.1 (EG-wateren)

HKE/8C3411

Spanje

4 263

 

Frankrijk

409

 

Portugal

1 989

 

EG

6 661

 

TAC

6 661

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Blauwe wijting

Micromesistius poutassou

Zone:

IV (Noorse wateren)

WHB/04-N.

Denemarken

18 050

 

Verenigd Koninkrijk

950

 

EG

19 000

 

TAC

2 000 000

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Blauwe wijting

Micromesistius poutassou

Zone:

I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIabde, XII en XIV (EG-wateren en internationale wateren)

WHB/1 X 14

Denemarken

52 529 (43)

 

Duitsland

20 424 (43)

 

Spanje

44 533 (43)

 

Frankrijk

36 556 (43)

 

Ierland

40 677 (43)

 

Nederland

64 053 (43)

 

Portugal

4 137 (43)

 

Zweden

12 994 (43)

 

Verenigd Koninkrijk

68 161 (43)

 

EG

344 063 (43)

 

Noorwegen

152 442 (39)  (40)

 

Faeröer

45 000 (41)  (42)

 

TAC

2 000 000

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Blauwe wijting

Micromesistius poutassou

Zone:

VIIIc, IX, X, CECAF 34.1.1 (EG-wateren)

WHB/8c3411.

Spanje

46 795 (44)

 

Portugal

11 699 (44)

 

EG

58 494 (44)

 

TAC

2 000 000

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Blauwe wijting

Micromesistius poutassou

Zone:

EG-wateren van II, IVa (46), V, VI (47), VII (48)

WHB/24A567

Noorwegen

320 189 (45)

 

TAC

2 000 000

 


Soort:

Tongschar en witje

Microstomus kitt en Glyptocephalus cynoglossus

Zone:

IIa (EG-wateren), IV (EG-wateren)

L/W/2AC4-C

België

334

 

Denemarken

921

 

Duitsland

118

 

Frankrijk

252

 

Nederland

767

 

Zweden

10

 

Verenigd Koninkrijk

3 773

 

EG

6 175

 

TAC

6 175

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Blauwe leng

Molva dypterigia

Zone:

IIa, IV, Vb, VI, VII (EG-wateren)

BLI/2A47-C

EG

Niet relevant (49)

 

Noorwegen

200

 

TAC

Niet relevant

 


Soort:

Blauwe leng

Molva dypterigia

Zone:

EG-wateren van de zones VIa (benoorden 56° 30' NB), VIb

BLI/6AN6B.

Faeröer

400 (50)

 

TAC

Niet relevant

 


Soort:

Leng

Molva molva

Zone:

EG-wateren en internationale wateren van zones I en II

LIN/1/2.

Denemarken

10

 

Duitsland

10

 

Frankrijk

10

 

Verenigd Koninkrijk

10

 

Others (51)

5

 

EG

45

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Leng

Molva molva

Zone:

III (EG-wateren)

LIN/03.

België

10

 

Denemarken

76

 

Duitsland

10

 

Zweden

30

 

Verenigd Koninkrijk

10

 

EG

136

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Leng

Molva molva

Zone:

IV (EG-wateren)

LIN/04.

België

25

 

Denemarken

397

 

Duitsland

246

 

Frankrijk

221

 

Nederland

8

 

Zweden

17

 

Verenigd Koninkrijk

3 052

 

EG

3 966

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Leng

Molva molva

Zone:

V (EG-wateren en internationale wateren)

LIN/05.

België

12

 

Denemarken

9

 

Duitsland

9

 

Frankrijk

9

 

Verenigd Koninkrijk

9

 

EG

48

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Leng

Molva molva

Zone:

EG-wateren en internationale wateren van de zones VI, VII,VIII, IX, X, XII, XIV

LIN/6X14.

België

56

 

Denemarken

10

 

Duitsland

204

 

Spanje

4 124

 

Frankrijk

4 397

 

Ierland

1 102

 

Portugal

10

 

Verenigd Koninkrijk

5 063

 

EG

14 966

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Leng

Molva molva

Zone:

EG-wateren van de zones IIa, IV, Vb, VI, VII

LIN/2A47-C

EG

Niet relevant (52)

 

Noorwegen

6 800 (53)  (54)

 

Faeröer

300 (55)  (56)

 

TAC

Niet relevant

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Leng

Molva molva

Zone:

IV (Noorse wateren)

LIN/04-N.

België

7

 

Denemarken

878

 

Duitsland

25

 

Frankrijk

10

 

Nederland

1

 

Verenigd Koninkrijk

79

 

EG

1 000

 

TAC

Niet relevant

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Langoustine

Nephrops norvegicus

Zone:

IIIa (EG-wateren), IIIbcd (EG-wateren)

NEP/3A/BCD

Denemarken

3 800

 

Duitsland

11

 

Zweden

1 359

 

EG

5 170

 

TAC

5 170

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Langoustine

Nephrops norvegicus

Zone:

IIa (EG-wateren), IV (EG-wateren)

NEP/2AC4-C

België

1 472

 

Denemarken

1 472

 

Duitsland

22

 

Frankrijk

43

 

Nederland

758

 

Verenigd Koninkrijk

24 380

 

EG

28 147

 

TAC

28 147

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Langoustine

Nephrops norvegicus

Zone:

IV (Noorse wateren)

NEP/04-N.

Denemarken

1 230

 

Duitsland

1

 

Verenigd Koninkrijk

69

 

EG

1 300

 

TAC

Niet relevant

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Langoustine

Nephrops norvegicus

Zone:

Vb (EG-wateren), VI

NEP/5BC6.

Spanje

36

 

Frankrijk

143

 

Ierland

239

 

Verenigd Koninkrijk

17 257

 

EG

17 675

 

TAC

17 675

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Langoustine

Nephrops norvegicus

Zone:

VII

NEP/07.

Spanje

1 290

 

Frankrijk

5 228

 

Ierland

7 928

 

Verenigd Koninkrijk

7 052

 

EG

21 498

 

TAC

21 498

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Langoustine

Nephrops norvegicus

Zone:

VIIIa,b,d,e

NEP/8ABDE.

Spanje

242

 

Frankrijk

3 788

 

EG

4 030

 

TAC

4 030

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Langoustine

Nephrops norvegicus

Zone:

VIIIc

NEP/08C.

Spanje

140

 

Frankrijk

6

 

EG

146

 

TAC

146

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Langoustine

Nephrops norvegicus

Zone:

IX, X, CEGAF 34.1.1 (EG-wateren)

NEP/9/3411

Spanje

122

 

Portugal

364

 

EG

486

 

TAC

486

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Noordse garnaal

Pandalus borealis

Zone:

IIIa

PRA/03A.

Denemarken

3 887

 

Zweden

2 094

 

EG

5 981

 

TAC

11 200

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Noordse garnaal

Pandalus borealis

Zone:

IIa (EG-wateren), IV (EG-wateren)

PRA/2AC4-C

Denemarken

3 700

 

Nederland

35

 

Zweden

149

 

Verenigd Koninkrijk

1 096

 

EG

4 980

 

TAC

4 980

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Noordse garnaal

Pandalus borealis

Zone:

Noorse wateren, bezuiden 62° NB

PRA/04-N.

Denemarken

900

 

Zweden

158 (57)

 

EG

1 058

 

TAC

Niet relevant

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Peneide garnalen

Penaeus spp

Zone:

Frans-Guyana

PEN/FGU.

Frankrijk

4 000 (58)

 

EG

4 000 (58)

 

Barbados

24 (58)

 

Guyana

24 (58)

 

Suriname

0 (58)

 

Trinidad en Tobago

60 (58)

 

TAC

4 108 (58)

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schol

Pleuronectes platessa

Zone:

Skagerrak

PLE/03AN.

België

46

 

Denemarken

5 979

 

Duitsland

31

 

Nederland

1 150

 

Zweden

320

 

EG

7 526

 

TAC

7 680

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schol

Pleuronectes platessa

Zone:

Kattegat

PLE/03AS.

Denemarken

1 709

 

Duitsland

19

 

Zweden

192

 

EG

1 920

 

TAC

1 920

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schol

Pleuronectes platessa

Zone:

IIa (EG-wateren), IV

PLE/2AC4.

België

3 435

 

Denemarken

11 164

 

Duitsland

3 220

 

Frankrijk

644

 

Nederland

21 470

 

Verenigd Koninkrijk

15 887

 

EG

55 820

 

Noorwegen

1 621

 

TAC

57 441

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

 

Noorse wateren (PLE/*04N-)

EG

22 905


Soort:

Schol

Pleuronectes platessa

Zone:

Vb (EG-wateren), VI, XII, XIV

PLE/561214

Frankrijk

22

 

Ierland

287

 

Verenigd Koninkrijk

477

 

EG

786

 

TAC

786

Precautionary TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schol

Pleuronectes platessa

Zone:

VIIa

PLE/07A.

België

41 (59)

 

Frankrijk

18 (59)

 

Ierland

1 051 (59)

 

Nederland

13 (59)

 

Verenigd Koninkrijk

485 (59)

 

EG

1 608 (59)

 

TAC

1 608 (59)

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schol

Pleuronectes platessa

Zone:

VIIb,c

PLE/7BC.

Frankrijk

29

 

Ierland

115

 

EG

144

 

TAC

144

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schol

Pleuronectes platessa

Zone:

VIId,e

PLE/7DE.

België

843

 

Frankrijk

2 810

 

Verenigd Koninkrijk

1 498

 

EG

5 151

 

TAC

5 151

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schol

Pleuronectes platessa

Zone:

VIIf,g

PLE/7FG.

België

118

 

Frankrijk

213

 

Ierland

33

 

Verenigd Koninkrijk

112

 

EG

476

 

TAC

476

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schol

Pleuronectes platessa

Zone:

VIIh,j,k

PLE/7HJK.

België

25

 

Frankrijk

50

 

Ierland

172

 

Nederland

99

 

Verenigd Koninkrijk

50

 

EG

396

 

TAC

396

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schol

Pleuronectes platessa

Zone:

VIII, IX, X, CEGAF 34.1.1 (EG-wateren)

PLE/8/3411

Spanje

75

 

Frankrijk

298

 

Portugal

75

 

EG

448

 

TAC

448

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Pollak

Pollachius pollachius

Zone:

Vb (EG-wateren), VI, XII, XIV

POL/561214

Spanje

6

 

Frankrijk

216

 

Ierland

63

 

Verenigd Koninkrijk

165

 

EG

450

 

TAC

450

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Pollak

Pollachius pollachius

Zone:

VII

POL/07.

België

476

 

Spanje

29

 

Frankrijk

10 959

 

Ierland

1 168

 

Verenigd Koninkrijk

2 668

 

EG

15 300

 

TAC

15 300

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Pollak

Pollachius pollachius

Zone:

VIIIa,b,d,e

POL/8ABDE.

Spanje

286

 

Frankrijk

1 394

 

EG

1 680

 

TAC

1 680

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Pollak

Pollachius pollachius

Zone:

VIIIc

POL/08C.

Spanje

236

 

Frankrijk

26

 

EG

262

 

TAC

262

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Pollak

Pollachius pollachius

Zone:

IX, X, CEGAF 34.1.1 (EG-wateren)

POL/9/3411

Spanje

278

 

Portugal

10

 

EG

288

 

TAC

288

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Koolvis

Pollachius virens

Zone:

IIa (EG-wateren), IIIa, IIIbcd (EG-wateren), IV

POK/2A34.

België

43

 

Denemarken

5 111

 

Duitsland

12 906

 

Frankrijk

30 374

 

Nederland

129

 

Zweden

702

 

Verenigd Koninkrijk

9 895

 

EG

59 160

 

Noorwegen

64 090 (60)

 

TAC

123 250

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Koolvis

Pollachius virens

Zone:

Vb (EG-wateren), VI, XII, XIV

POK/561214

Duitsland

798

 

Frankrijk

7 930

 

Ierland

467

 

Verenigd Koninkrijk

3 592

 

EG

12 787

 

TAC

12 787

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Koolvis

Pollachius virens

Zone:

VII, VIII, IX, X, CEGAF 34.1.1 (EG-wateren)

POK/7X1034

België

12

 

Frankrijk

2 666

 

Ierland

1 333

 

Verenigd Koninkrijk

727

 

EG

4 738

 

TAC

4 738

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Tarbot en griet

Psetta maxima en Scopthalmus rhombus

Zone:

IIa (EG-wateren), IV (EG-wateren)

T/B/2AC4-C

België

317

 

Denemarken

677

 

Duitsland

173

 

Frankrijk

82

 

Nederland

2 401

 

Zweden

5

 

Verenigd Koninkrijk

668

 

EG

4 323

 

TAC

4 323

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Roggen

Rajidae

Zone:

IIa (EG-wateren), IV (EG-wateren)

SRX/2AC4-C

België

461

 

Denemarken

18

 

Duitsland

23

 

Frankrijk

72

 

Nederland

393

 

Verenigd Koninkrijk

1 770

 

EG

2 737

 

TAC

2 737

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Zwarte heilbot

Reinhardtius hippoglossoides

Zone:

IIa (EG-wateren) IV, VI (EG-wateren en internationale wateren)

GHL/2A-C46

Denemarken

8

 

Duitsland

14

 

Estonia

8

 

Spanje

8

 

Frankrijk

130

 

Ierland

8

 

Litouwen

8

 

Poland

8

 

Verenigd Koninkrijk

510

 

EG

1 052 (61)

 

TAC

Niet relevant

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Makreel

Scomber scombrus

Zone:

IIa (EG-wateren), IIIa, IIIb,c,d (EG-wateren), IV

MAC/2A34.

België

154

 

Denemarken

12 287

 

Duitsland

160

 

Frankrijk

483

 

Nederland

487

 

Zweden

3 599 (62)  (63)

 

Verenigd Koninkrijk

451

 

EG

17 621 (62)

 

Noorwegen

30 178 (64)

 

TAC

415 824 (65)

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

 

IIIa MAC/*03A.

IIIa, IVb,c MAC/*3A4BC

IVb MAC/*04B.

IVc MAC/*04C

IIa (niet-EG-wateren), VI, van 1 januari tot en met 31 maart 2006 MAC/*2A6

Denemarken

 

4 130

 

 

4 020

Frankrijk

 

467

 

 

 

Nederland

 

470

 

 

 

Zweden

 

 

390

10

 

Verenigd Koninkrijk

 

435

 

 

 

Noorwegen

3 000

 

 

 

 


Soort:

Makreel

Scomber scombrus

Zone:

IIa (niet-EG-wateren), Vb(EG-wateren), VI, VII, VIIIabde, XII, XIV

MAC/2CX14

Duitsland

14 369

 

Spanje

20

 

Estland

119

 

Frankrijk

9 580

 

Ierland

47 894

 

Letland

88

 

Litouwen

88

 

Nederland

20 954

 

Polen

1 012

 

Verenigd Koninkrijk

131 713

 

EG

225 837

 

Noorwegen

9 000 (66)

 

Faeröer

3 496 (67)

 

TAC

415 824 (68)

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota, mag in onderstaande zones niet meer dan de volgende hoeveelheden worden gevangen, en uitsluitend van 1 januari tot en met 15 februari en van 1 oktober tot en met 31 december.

 

IVa (EC waters) MAC/*04A-C

Duitsland

4 336

Frankrijk

2 891

Ierland

14 453

Nederland

6 323

Verenigd Koninkrijk

39 748

EG

67 751

Faeröer

9 000

Noorwegen

1 055 ()

()  Benoorden 59° NB (EG-wateren) van 1 januari tot en met 15 februari en van 1 oktober tot en met 31 december.


Soort:

Makreel

Scomber scombrus

Zone:

VIIIc, IX, X, CEGAF 34.1.1 (EG-wateren)

MAC/8C3411

Spanje

21 574 (70)

 

Frankrijk

143 (70)

 

Portugal

4 459 (70)

 

EG

26 176

 

TAC

26 176

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

 

VIIIb (MAC/*08B.)

Spanje

1 812

Frankrijk

12

Portugal

374


Soort:

Tong

Solea solea

Zone:

IIIa, IIIbcd (EG-wateren)

SOL/3A/BCD

Denemarken

755

 

Duitsland

44

 

Nederland

73

 

Zweden

28

 

EG

900

 

TAC

900

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Tong

Solea solea

Zone:

II, IV (EG-wateren)

SOL/24.

België

1 456

 

Denemarken

666

 

Duitsland

1 165

 

Frankrijk

291

 

Nederland

13 143

 

Verenigd Koninkrijk

749

 

EG

17 470

 

Noorwegen

200

 

TAC

17 670

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Tong

Solea solea

Zone:

Vb (EG-wateren), VI, XII, XIV

SOL/561214

Ierland

54

 

Verenigd Koninkrijk

14

 

EG

68

 

TAC

68

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Tong

Solea solea

Zone:

VIIa

SOL/07A.

België

474

 

Frankrijk

6

 

Ierland

117

 

Nederland

150

 

Verenigd Koninkrijk

213

 

EG

960

 

TAC

960

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Tong

Solea solea

Zone:

VIIb,c

SOL/7BC.

Frankrijk

10

 

Ierland

54

 

EG

64

 

TAC

64

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Tong

Solea solea

Zone:

VIId

SOL/07D.

België

1 540

 

Frankrijk

3 080

 

Verenigd Koninkrijk

1 100

 

EG

5 720

 

TAC

5 720

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Tong

Solea solea

Zone:

VIIe

SOL/07E.

België

33

 

Frankrijk

354

 

Verenigd Koninkrijk

553

 

EG

940

 

TAC

940

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Tong

Solea solea

Zone:

VIIf,g

SOL/7FG.

België

594

 

Frankrijk

59

 

Ierland

30

 

Verenigd Koninkrijk

267

 

EG

950

 

TAC

950

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Tong

Solea solea

Zone:

VIIh,j,k

SOL/7HJK.

België

54

 

Frankrijk

108

 

Ierland

293

 

Nederland

87

 

Verenigd Koninkrijk

108

 

EG

650

 

TAC

650

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Sprot

Sprottus Sprottus

Zone:

IIIa

SPR/03A.

Denemarken

34 843

 

Duitsland

73

 

Zweden

13 184

 

EG

48 100

 

TAC

52 000

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Sprot

Sprottus Sprottus

Zone:

IIa (EG-wateren), IV (EG-wateren)

SPR/2AC4-C

België

3 033

 

Denemarken

240 068

 

Duitsland

3 033

 

Frankrijk

3 033

 

Nederland

3 033

 

Zweden

1 330 (71)

 

Verenigd Koninkrijk

10 010

 

EG

263 540

 

Noorwegen

10 000 (72)

 

Faeröer

9 160 (73)

 

TAC

282 700 (74)

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Sprot

Sprottus Sprottus

Zone:

VIIde

SPR/7DE.

België

31

 

Denemarken

1 997

 

Duitsland

31

 

Frankrijk

430

 

Nederland

430

 

Verenigd Koninkrijk

3 226

 

EG

6 144

 

TAC

6 144

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Doornhaai

Squalus acanthias

Zone:

IIa (EG-wateren), IV (EG-wateren)

DGS/2AC4-C

België

16

 

Denemarken

93

 

Duitsland

17

 

Frankrijk

30

 

Nederland

26

 

Zweden

1

 

Verenigd Koninkrijk

778

 

EG

691

 

Noorwegen

90 (75)

 

TAC

1 051

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Horsmakrelen

Trachurus spp.

Zone:

IIa (EG-wateren), IV (EG-wateren)

JAX/2AC4-C

België

64

 

Denemarken

27 784

 

Duitsland

2 095

 

Frankrijk

44

 

Ierland

1 612

 

Nederland

4 507

 

Zweden

750

 

Verenigd Koninkrijk

4 101

 

EG

40 957

 

Noorwegen

1 600 (76)

 

Faeröer

713 (77)

 

TAC

42 727

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Horsmakrelen

Trachurus spp.

Zone:

Vb (EG-wateren), VI, VII, VIIIa,b,d,e, XII, XIV

JAX/578/14

Denemarken

12 273

 

Duitsland

9 809

 

Spanje

13 396

 

Frankrijk

6 482

 

Ierland

31 934

 

Nederland

46 801

 

Portugal

1 296

 

Verenigd Koninkrijk

13 266

 

EG

135 257

 

Faeröer

2 287 (78)  (79)

 

TAC

137 000

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Horsmakrelen

Trachurus spp.

Zone:

VIIIc, IX

JAX/8C9.

Spanje

29 587 (80)

 

Frankrijk

377 (80)

 

Portugal

25 036 (80)

 

EG

55 000

 

TAC

55 000

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Horsmakrelen

Trachurus spp.

Zone:

X, CEGAF (81)

JAX/X34PRT

Portugal

3 200 (82)

 

EG

3 200

 

TAC

3 200

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Horsmakrelen

Trachurus spp.

Zone:

CEGAF (EG-wateren) (83)

JAX/341PRT

Portugal

1 280 (84)

 

EG

1 280

 

TAC

1 280

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Horsmakrelen

Trachurus spp.

Zone:

CEGAF (EG-wateren) (85)

JAX/341SPN

Spanje

1 280

 

EG

1 280

 

TAC

1 280

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Kever

Trisopterus esmarki

Zone:

IIa (EG-wateren), IIIa, IV (EG-wateren)

NOP/2A3A4.

Denemarken

0

 

Duitsland

0

 

Nederland

0

 

EG

0

 

Noorwegen

1 000 (86)

 

TAC

Niet relevant

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Kever

Trisopterus esmarki

Zone:

IV (Noorse wateren)

NOP/04-N.

Denemarken

4 750 (87)  (88)

 

Verenigd Koninkrijk

250 (87)  (88)

 

EG

5 000 (87)  (88)

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Industriële visserij

Zone:

IV (Noorse wateren)

I/F/04-N.

Zweden

800 (89)  (90)

 

EG

800

 

TAC

Niet relevant

 


Soort:

Gecombineerde quota

Zone:

EG-wateren van de zones Vb, VI, VII

R/G/5B67-C

EG

Niet relevant

 

Noorwegen

140 (91)

 

TAC

Niet relevant

 


Soort:

Andere soorten

Zone:

IV (Noorse wateren)

OTH/04-N.

België

38

 

Denemarken

3 500

 

Duitsland

395

 

Frankrijk

162

 

Nederland

280

 

Zweden

Niet relevant (92)

 

Verenigd Koninkrijk

2 625

 

EG

7 000 (93)

 

TAC

Niet relevant

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Andere soorten

Zone:

EG-wateren van de zones IIa, IV, VIa benoorden 56° 30'NB

OTH/2A46AN

EG

Niet relevant

 

Noorwegen

4 720 (94)  (95)

 

Faeröer

400 (96)

 

TAC

Niet relevant

 


(1)  Kan in de loop van 2006 worden herzien

(2)  Exclusief wateren binnen 6 mijl van de basislijnen van het VK bij Shetland, Fair Isle en Foula.

(3)  Behalve Denemarken en het Verenigd Koninkrijk.

(4)  Te vangen in de Noordzee.

(5)  Kan in de loop van 2006 worden herzien.

(6)  Vermeld in Verordening (EG) nr. 2270/2004.

(7)  Waarvan in bijvangsten van andere soorten tot 25% per vaartuig in sector Vb en in de deelgebieden VI en VII zijn toegestaan. Dit percentage mag worden overschreden in de eerste 24 uur na het begin van de visserijactiviteiten op een bepaalde visgrond. De totale bijvangsten van andere soorten in sector Vb en in de deelgebieden VI en VII mogen echter niet meer bedragen dan 3 000 ton.

(8)  Inclusief leng. De quota voor Noorwegen zijn 6 800 ton leng; en 4 000 ton torsk. Deze quota mogen tot 2 000 ton onderling gewisseld worden en de betrokken soorten mogen alleen met beuglijnen in sector Vb en in de deelgebieden VI en VII worden gevangen.

(9)  Aanvoer van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm.

(10)  Te vangen in het Skagerrak. In het westen begrensd door een lijn van de vuurtoren van Hanstholm naar die van Lindesnes, en in het zuiden door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar die van Tistlarna en vandaar naar het dichtstbij gelegen punt op de Zweedse kust.

(11)  Aanvoer van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm. Elke lidstaat moet zijn aanvoer van haring aan de Commissie melden, uitgesplitst naar de ICES-sectoren IVa en IVb.

(12)  Mag in EG-wateren worden gevist. Binnen dit quotum gedane vangsten moeten van het Noorse TAC-aandeel worden afgetrokken.

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

 

Noorse wateren bezuiden 62° NB (HER/*04N-)

EG

50 000

(13)  Bijvangst van kabeljauw, schelvis, pollak, wijting en koolvis wordt in mindering gebracht op de quota voor die soorten.

(14)  Aanvoer van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte kleiner dan 32 mm.

(15)  Aanvoer van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte kleiner dan 32 mm.

(16)  Aanvoer van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm.

(17)  Uitgezonderd Blackwater-bestand: het gaat om het haringbestand van het zeegebied van de Theemsmonding in een gebied dat wordt begrensd door een lijn die rechtwijzend zuid gaat vanaf Landguard Point (51°56' NB, 1°19,1' OL) tot 51°33' NB en vandaar rechtwijzend west naar een punt op de kust van het Verenigd Koninkrijk.

(18)  Tot 50% van dit quotum mag worden overgedragen naar ICES-sector IVb. Deze overdrachten moeten evenwel vooraf aan de Commissie worden gemeld. (HER*04B).

(19)  Bedoeld is het haringbestand in sector VIa, benoorden 56°00' NB, en in het gedeelte van VIa ten oosten van 07°00' WL en benoorden 55°00' NB, met uitzondering van de Clyde.

(20)  Mag enkel worden gevangen in sector VI a benoorden 56°30° NB.

(21)  Bedoeld is het haringbestand in ICES-sector VI a, ten zuiden van 56°00° NB en ten westen van 07°00° WL.

(22)  Clyde-bestand: haringbestand in het zeegebied ten noordoosten van een loxodroom tussen Mull of Kintyre en Corsewall Point.

(23)  ICES-sector VIIa wordt verkleind met de zone die wordt toegevoegd aan sector VIIg,h,j,k en die wordt begrensd:

in het noorden, door de breedtegraad op 52° 30' NB,

in het zuiden door de breedtegraad op 52°00' NB,

in het westen door de kust van Ierland,

in het oosten door de kust van het Verenigd Koninkrijk.

(24)  ICES-sector VIIg,h,j,k wordt uitgebreid met de zone die wordt begrensd:

in het noorden door 52° 30'NB,

in het zuiden door 52° 00'NB,

in het westen door de kust van Ierland,

in het oosten door de kust van het Verenigd Koninkrijk.

(25)  Mag niet voor 1 maart 2006 worden gevangen. TAC kan in 2006 in het licht van nieuw wetenschappelijk advies worden herzien.

(26)  Mag in EG-wateren worden gevist. Binnen dit quotum gedane vangsten moeten van het Noorse TAC-aandeel worden afgetrokken.

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

 

Noorse wateren (COD/*04N-)

EG

16 740

(27)  Voorlopige TAC: De definitieve TAC wordt vastgesteld in het licht van nieuw wetenschappelijk advies in de eerste helft van 2006.

(28)  Voorlopige TAC: De definitieve TAC wordt vastgesteld in het licht van nieuw wetenschappelijk advies in de eerste helft van 2006.

(29)  Hiervan mag tot 5% in de Zone VIII a,b,d,e worden gevangen.

(30)  Exclusief naar schatting 239 ton industriële bijvangst.

(31)  Exclusief naar schatting 578 ton industriële bijvangst.

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

 

Noorse wateren (HAD/*04N-)

EG

33 350

(32)  Exclusief naar schatting 750 ton industriële bijvangst.

(33)  Exclusief naar schatting 4 050 ton industriële bijvangst.

(34)  Mag in EG-wateren worden gevist. Binnen dit quotum gedane vangsten moeten van het Noorse TAC-aandeel worden afgetrokken.

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

 

Noorse wateren (WHG/*04N-)

EG

14 512

(35)  Binnen een globale TAC van 43 900 ton voor het noordelijke heekbestand.

(36)  Binnen een globale TAC van 43 900 ton voor het noordelijke heekbestand.

(37)  Binnen een globale TAC van 43 900 ton voor het noordelijke heekbestand.

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

 

VIIIabde (HKE/*8ABDE)

België

29

Spanje

1 171

Frankrijk

1 171

Ierland

146

Nederland

15

Verenigd Koninkrijk

658

EG

3 190

(38)  Binnen een globale TAC van 43 900 ton voor het noordelijke heekbestand.

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

 

Vb (EG-wateren), VI, VII, XII, XIV (HKE/*57-14)

België

1

Spanje

1 463

Frankrijk

2 635

Nederland

4

EG

4 103

(39)  Mag worden gevangen in de EG-wateren in de zones II, IVa, VIa ten noorden van 56°30'NB, VIb, VII ten westen van 12°WL.

(40)  Waarvan tot 500 ton mag bestaan uit zilvervis (Argentina spp.).

(41)  Vangsten van blauwe wijting mogen onvermijdelijke vangsten van zilvervis (Argentina spp.) bevatten.

(42)  Mag worden gevangen in de EG-wateren in de zones VIa ten noorden van 56°30'NB, VIb, VII ten westen van 12°WL.

(43)  Waarvan tot 61% mag worden vervangen in de Noorse Economische Zone of in de visserijzone rond Jan Mayen.

(44)  Waarvan tot 61% mag worden gevangen in de Noorse Economische Zone of in de visserijzone rond Jan Mayen.

(45)  In mindering te brengen op de vangstbeperkingen die zijn vastgelegd in de overeenkomst met de kuststaten.

(46)  In zone IVa mag ten hoogste 80 047 ton worden gevangen.

(47)  Benoorden 56°30' NB.

(48)  Bewesten 12°00' WL.

(49)  Vermeld in Verordening (EG) nr. 2270/2004.

(50)  Te vangen met de trawl, bijvangsten van grenadiervis en haarstaartvis worden op dit quotum in mindering gebracht.

(51)  Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.

(52)  Vermeld in Verordening (EG) nr. 2270/2004.

(53)  Waarvan in bijvangsten van andere soorten tot 25% per vaartuig in de deelgebieden Vb, VI en VII is toegestaan. Dit percentage mag worden overschreden in de eerste 24 uur na het begin van de visserijactiviteiten op een bepaalde visgrond. De totale bijvangsten van andere soorten in de deelgebieden Vb, VI en VII mogen echter niet meer bedragen dan 3 000 ton.

(54)  Inclusief torsk. De quota voor Noorwegen zijn 6 800 ton leng; en 4 000 ton torsk. Deze quota mogen tot 2 000 ton onderling gewisseld worden en de betrokken soorten mogen alleen met beuglijnen in sector Vb en in de deelgebieden VI en VII worden gevangen.

(55)  Inclusief blauwe leng en torsk. In de sectoren VIa (benoorden 56°30' NB) en VIb mogen deze soorten slechts worden gevangen met beuglijnen.

(56)  Waarvan in bijvangsten van andere soorten tot 20% per vaartuig in deelgebied VI is toegestaan. Dit percentage mag worden overschreden in de eerste 24 uur na het begin van de visserijactiviteiten op een bepaalde visgrond. De totale bijvangsten van andere soorten in deelgebied VI mogen echter niet meer bedragen dan 75 ton.

(57)  Bijvangst van kabeljauw, schelvis, pollak, wijting en koolvis wordt in mindering gebracht op de quota voor die soorten.

(58)  Vissen op garnalen van de soort Penaeus subtilis en Penaeus brasiliensis is verboden in wateren met een diepte van minder dan 30 m.

(59)  Tussen 1 juni en 30 september mag 15% extra worden gevangen.

(60)  Mag enkel in deelgebied IV (EG-wateren) en IIIa worden gevist. Binnen dit quotum gedane vangsten moeten van het Noorse TAC-aandeel worden afgetrokken.

(61)  Waarvan 350 ton wordt toegewezen aan Noorwegen. Deze hoeveelheid moet worden gevangen in wateren van de Gemeenschap in sector IIa en deelgebied VI. In deelgebied VI mag deze hoeveelheid alleen met beuglijnen worden gevist.

(62)  Inclusief 275 ton te vangen in Noorse wateren van ICES-deelgebied IV (MAC/*04N-).

(63)  Bij het vissen in Noorse wateren wordt bijvangst van kabeljauw, schelvis, pollak, wijting en koolvis in mindering gebracht op de quota voor die soorten.

(64)  Af te trekken van het Noorse TAC-aandeel (“access quota”). Dit quotum mag enkel in sector IVa worden gevangen, behalve 3 000 ton die mag worden gevangen in sector IIIa.

(65)  TAC overeengekomen door de Gemeenschap, Noorwegen en de Faeröer voor het noordelijk gebied.

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

 

IIIa MAC/*03A.

IIIa, IVb,c MAC/*3A4BC

IVb MAC/*04B.

IVc MAC/*04C

IIa (niet-EG-wateren), VI, van 1 januari tot en met 31 maart 2006 MAC/*2A6

Denemarken

 

4 130

 

 

4 020

Frankrijk

 

467

 

 

 

Nederland

 

470

 

 

 

Zweden

 

 

390

10

 

Verenigd Koninkrijk

 

435

 

 

 

Noorwegen

3 000

 

 

 

 

(66)  Mag alleen worden gevist in IIa, VIa (benoorden 56°30' NB), IVa, VIId, e, f, h.

(67)  Waarvan 1 055 ton mag worden gevangen in sector IVa benoorden 59° NB (EG-zone) van 1 januari tot en met 15 februari en van 1 oktober tot en met 31 december. 2 908 ton van het eigen quotum van de Faeröer mag het gehele jaar worden gevangen in ICES-sector VIa (benoorden 56°30° NB), en/of in ICES-sectoren VIIefh en/of in ICES-sector IVa.

(68)  TAC overeengekomen door de Gemeenschap, Noorwegen en de Faeröer voor het noordelijk gebied.

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota, mag in onderstaande zones niet meer dan de volgende hoeveelheden worden gevangen, en uitsluitend van 1 januari tot en met 15 februari en van 1 oktober tot en met 31 december.

 

IVa (EC waters) MAC/*04A-C

Duitsland

4 336

Frankrijk

2 891

Ierland

14 453

Nederland

6 323

Verenigd Koninkrijk

39 748

EG

67 751

Faeröer

9 000

Noorwegen

1 055 ()

()  Benoorden 59° NB (EG-wateren) van 1 januari tot en met 15 februari en van 1 oktober tot en met 31 december.

(69)  Benoorden 59° NB (EG-wateren) van 1 januari tot en met 15 februari en van 1 oktober tot en met 31 december.

(70)  De hoeveelheden die met andere lidstaten worden geruild, mogen in ICES-sector VIIIabd worden gevangen, tot een maximum van 25% van het quotum van de gevende lidstaat (MAC/*8ABD.).

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

 

VIIIb (MAC/*08B.)

Spanje

1 812

Frankrijk

12

Portugal

374

(71)  Met inbegrip van zandspiering.

(72)  Mag enkel in deelgebied IV (EG-wateren) worden gevist.

(73)  Deze hoeveelheid mag worden gevangen in deelgebied IV en in sector VIa ten noorden van 56°30'NB. Het quotum omvat een maximale bijvangst van 1 832 ton haring. Wanneer dat bijvangstquotum is opgevist, is de visserij door de Faeröer met vistuig met een maaswijdte kleinder dan 32 mm in de communautaire wateren verboden. Bijvangst van blauwe wijting wordt in mindering gebracht op het quotum wijting voor de zones VIa, VIb en VII.

(74)  Voorlopige TAC. De definitieve TAC zal in het licht van nieuw wetenschappelijk advies in de eerste helft van 2006 worden vastgesteld.

(75)  Met inbegrip van beuglijnvangsten van ruwe haai, zwarte doornhaai, vogelbekhondshaai, donkere doornhaai, grote lantaarnhaai, gladde lantaarnhaai en Portugese hondshaai. Mag enkel in ICES-deelgebieden IV, VI en VII worden gevist.

(76)  Mag enkel in deelgebied IV (EG-wateren) worden gevist.

(77)  Binnen een totaal quotum van 3 000 ton voor deelgebied IV en sectoren VIa (benoorden 56°30’NB) en VIIe,f,h.

(78)  Mag enkel worden gevangen in ICES-gebieden IV, VIa (benoorden 56°30' NB) en VIIe, f, h.

(79)  Binnen een totaal quotum van 3 000 ton voor deelgebied IV en sectoren VIa (benoorden 56°30’NB) en VIIe,f,h.

(80)  Waarvan niet meer dan 5 % mag bestaan uit horsmakreel van 12 tot 14 cm, ongeacht het bepaalde in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 850/98. Voor de controle op deze hoeveelheid wordt het gewicht van de betrokken aanvoer vermenigvuldigd met 1,2.

(81)  Wateren grenzend aan de Azoren onder de soevereiniteit of de jurisdictie van Portugal.

(82)  Waarvan niet meer dan 5% mag bestaan uit horsmakreel van 12 tot 14 cm, ongeacht het bepaalde in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 850/98. Voor de controle op deze hoeveelheid wordt het gewicht van de betrokken aanvoer vermenigvuldigd met 1,2.

(83)  Wateren grenzend aan Madeira onder de soevereiniteit of de jurisdictie van Portugal.

(84)  Waarvan niet meer dan 5% mag bestaan uit horsmakreel van 12 tot 14 cm, ongeacht het bepaalde in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 850/98. Voor de controle op deze hoeveelheid wordt het gewicht van de betrokken aanvoer vermenigvuldigd met 1,2.

(85)  Wateren grenzend aan de Canarische eilanden onder de soevereiniteit of de jurisdictie van Spanje.

(86)  Mag enkel worden gevangen in sector VIa benoorden 56°30’ NB.

(87)  Inclusief onvermijdelijke bijvangst van horsmakreel.

(88)  Enkel als bijvangst.

(89)  Bijvangst van kabeljauw, schelvis, pollak, wijting en koolvis wordt in mindering gebracht op de quota voor die soorten.

(90)  Waarvan tot 400 ton mag bestaan uit horsmakreel.

(91)  Enkel met beuglijnen te vangen; met inbegrip van coelorhynchus rhumchus coelo, mora-mora en gaffelkabeljauw.

(92)  Door Noorwegen aan Zweden toegekend quotum op traditioneel niveau voor andere soorten.

(93)  Met inbegrip van niet specifiek vermelde visserijen; uitzonderingen kunnen worden opgenomen na overleg.

(94)  Beperkt tot IIa en IV. Met inbegrip van niet specifiek vermelde visserijtakken

(95)  In de gebieden IV en VIa beperkt tot bijvangsten van witvis.

(96)  Met inbegrip van niet specifiek vermelde visserijen; uitzonderingen kunnen worden opgenomen na overleg.

BIJLAGE I B

NOORDOOSTELIJKE ATLANTISCHE OCEAAN EN GROENLAND

ICES-gebieden I, II, IIIa, IV, V, XII, XIV en NAFO 0, 1 (wateren van Groenland)

Soort:

Sneeuwkrabben

Chionoecetes spp.

Zone:

NAFO 0, 1 (Groenlandse wateren)

PCR/ N01GRN

Ierland

125

 

Spanje

875

 

EG

1 000

 

TAC

Niet relevant

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Grenadiervis

Coryphaenoides rupestris

Zone:

NAFO 0, 1 (Groenlandse wateren)

RNG/N01GRN

Duitsland

0

 

EG

192 (1)

 

TAC

Niet relevant

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Grenadiervis

Coryphaenoides rupestris

Zone:

V, XIV (Groenlandse wateren)

RNG/514GRN

Duitsland

0

 

Verenigd Koninkrijk

0

 

EG

285 (2)

 

TAC

Niet relevant

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Haring

Clupea harengus

Zone:

EG-wateren en internationale wateren van zones I en II

HER/1/2.

België

22

 

Denemarken

21 243

 

Duitsland

3 720

 

Spanje

70

 

Frankrijk

917

 

Ierland

5 499

 

Nederland

7 602

 

Polen

1 075

 

Portugal

70

 

Finland

329

 

Zweden

7 872

 

Verenigd Koninkrijk

13 581

 

EG

62 000

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

I, II (Noorse wateren)

COD/1N2AB.

Duitsland

2 286

 

Griekenland

283

 

Spanje

2 550

 

Ierland

283

 

Frankrijk

2 098

 

Portugal

2 550

 

Verenigd Koninkrijk

8 869

 

EG

18 920

 

TAC

457 000

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

NAFO 0, 1 (incl.V, XIV (Groenlandse wateren))

COD/N01514

Duitsland

0

 

Verenigd Koninkrijk

0

 

EG

0

 

TAC

0

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

I, II b

COD/1/2B.

Duitsland

3 023

 

Spanje

7 814

 

Frankrijk

1 290

 

Polen

1 417

 

Portugal

1 650

 

Verenigd Koninkrijk

1 936

 

All Member States

100 (3)

 

EG

17 229 (4)

 

TAC

457 000

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Kabeljauw en schelvis

Gadus morhua en Melanogrammus aeglefinus

Zone:

Vb (Faeröer-wateren)

C/H/05B-F.

Duitsland

10

 

Frankrijk

60

 

Verenigd Koninkrijk

430

 

EG

500

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Heilbot

Hippoglossus hippoglossus

Zone:

V, XIV (Groenlandse wateren)

HAL/514GRN

Portugal

800

 

EG

1 000 (5)  (6)

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Heilbot

Hippoglossus hippoglossus

Zone:

NAFO 0, 1 (Groenlandse wateren)

HAL/N01GRN

EG

200 (7)  (8)

 

TAC

Niet relevant

 


Soort:

Lodde

Mallotus villosus

Zone:

IIb

CAP/02B.

EG

0

 

TAC

0

 


Soort:

Lodde

Mallotus villosus

Zone:

V, XIV (Groenlandse wateren)

CAP/514GRN

All Member States

0

 

EG

0

 

TAC

Niet relevant

 


Soort:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Zone:

I, II (Noorse wateren)

HAD/1N2AB.

Duitsland

591

 

Frankrijk

355

 

Verenigd Koninkrijk

1 814

 

EG

2 760

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Blauwe wijting

Micromesistius poutassou

Zone:

I, II (Noorse wateren)

WHB/1/2-N.

Duitsland

500

 

Frankrijk

500

 

EG

1 000

 

TAC

2 000 000

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Blauwe wijting

Micromesistius poutassou

Zone:

Vb (Faeröer-wateren)

WHB/05B-F.

Denemarken

7 040

 

Duitsland

480

 

Frankrijk

768

 

Nederland

672

 

Verenigd Koninkrijk

7 040

 

EG

16 000

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Leng en blauwe leng

Molva molva en Molva dypterigia

Zone:

Vb (Faeröer-wateren)

B/L/05B-F.

Duitsland

898 (9)

 

Frankrijk

1 992 (9)

 

Verenigd Koninkrijk

175 (9)

 

EG

3 065 (9)

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Noordse garnaal

Pandalus borealis

Zone:

V, XIV (Groenlandse wateren)

PRA/514GRN

Denemarken

887

 

Frankrijk

887

 

EG

5 675 (10)

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Noordse garnaal

Pandalus borealis

Zone:

NAFO 0, 1 (Groenlandse wateren)

PRA/ N01GRN

Denemarken

2 000

 

Frankrijk

2 000

 

EG

4 000

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Koolvis

Pollachius virens

Zone:

I, II (Noorse wateren)

POK/1N2AB.

Duitsland

2 880

 

Frankrijk

463

 

Verenigd Koninkrijk

257

 

EG

3 600

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Koolvis

Pollachius virens

Zone:

I, II (International waters )

POK/1/2INT

EG

0

 

TAC

Niet relevant

 


Soort:

Koolvis

Pollachius virens

Zone:

Vb (Faeröer-wateren)

POK/05B-F.

België

56

 

Duitsland

347

 

Frankrijk

1 691

 

Nederland

56

 

Verenigd Koninkrijk

650

 

EG

2 800

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Zwarte heilbot

Reinhardtius hippoglossoides

Zone:

I, II (Noorse wateren)

GHL/1N2AB.

Duitsland

37

 

Verenigd Koninkrijk

37

 

EG

75

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Zwarte heilbot

Reinhardtius hippoglossoides

Zone:

I, II (Internationale wateren)

GHL/1/2INT

EG

0

 

TAC

Niet relevant

 


Soort:

Zwarte heilbot

Reinhardtius hippoglossoides

Zone:

V, XIV (Groenlandse wateren)

GHL/514GRN

Duitsland

5 154

 

Verenigd Koninkrijk

271

 

EG

6 300 (11)

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Zwarte heilbot

Reinhardtius hippoglossoides

Zone:

NAFO 0,1 (Groenlandse wateren)

GHL/N01GRN

Duitsland

550

 

EG

1 500 (12)

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Makreel

Scomber scombrus

Zone:

IIa (Noorse wateren)

MAC/02A-N.

Denemarken

9 000 (13)

 

EG

9 000 (13)

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Makreel

Scomber scombrus

Zone:

Vb (Faeröer-wateren)

MAC/05B-F.

Denemarken

2 908 (14)

 

EG

2 908

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Roodbaarzen

Sebastes spp.

Zone:

V, XII, XIV (15)  (16)

RED/51214.

Estland

284 (16)  (17)

 

Duitsland

5 772 (16)  (17)

 

Spanje

1 014 (16)  (17)

 

Frankrijk

539 (16)  (17)

 

Ierland

2 (16)  (17)

 

Letland

103 (16)  (17)

 

Nederland

3 (16)  (17)

 

Polen

520 (16)  (17)

 

Portugal

1 212 (16)  (17)

 

Verenigd Koninkrijk

14 (16)

 

EG

9 463 (16)

 

TAC

62 416

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Roodbaarzen

Sebastes spp.

Zone:

I, II (Noorse wateren)

RED/1N2AB.

Duitsland

766 (18)

 

Spanje

95 (18)

 

Frankrijk

84 (18)

 

Portugal

405 (18)

 

Verenigd Koninkrijk

150 (18)

 

EG

1 500 (18)

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Roodbaarzen

Sebastes spp.

Zone:

V, XIV (Groenlandse wateren))

RED/514GRN

Duitsland

9 356

 

Frankrijk

47

 

Verenigd Koninkrijk

66

 

EG

13 229 (19)  (20)  (21)

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Roodbaarzen

Sebastes spp.

Zone:

Va (IJslandse wateren)

RED/05A-IS

België

0 (22)  (23)  (24)

 

Duitsland

0 (22)  (23)  (24)

 

Frankrijk

0 (22)  (23)  (24)

 

Verenigd Koninkrijk

0 (22)  (23)  (24)

 

EG

0 (22)  (23)  (24)

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Roodbaarzen

Sebastes spp.

Zone:

Vb (Faeröer-wateren)

RED/05B-F.

België

21

 

Duitsland

2 761

 

Frankrijk

186

 

Verenigd Koninkrijk

32

 

EG

3 000

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Bijvangst

Zone:

NAFO 0, 1 (Groenlandse wateren)

XBC/ N01GRN

EG

2 000 (25)

 

TAC

Niet relevant

 


Soort:

Andere soorten (26)

Zone:

I, II (Noorse wateren)

OTH/1N2AB.

Duitsland

150 (26)

 

Frankrijk

60 (26)

 

Verenigd Koninkrijk

240 (26)

 

EG

450 (26)

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Andere soorten (27)

Zone:

Vb (Faeröer-wateren)

OTH/05B-F.

Duitsland

305

 

Frankrijk

275

 

Verenigd Koninkrijk

180

 

EG

760

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Platvis

Zone:

Vb (Faeröer-wateren

FLX/05B-F.

Duitsland

81

 

Frankrijk

63

 

Verenigd Koninkrijk

306

 

EG

450

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


(1)  Waarvan 192 ton toegewezen aan Noorwegen.

(2)  Waarvan 285 ton toegewezen aan Noorwegen.

(3)  Uitgezonderd Duitsland, Spanje, Frankrijk, Polen, Portugal en het Verenigd Koninkrijk.

(4)  De toewijzing van het aandeel van het beschikbare kabeljauwbestand aan de Gemeenschap in de zone Spitsbergen en Bereneiland laat de uit het Verdrag van Parijs van 1920 voortvloeiende rechten en verplichtingen geheel onverlet.

(5)  Waarvan 200 ton, uitsluitend met beuglijnen te vangen, aan Noorwegen is toegewezen.

(6)  Indien in de trawlvisserij op kabeljauw en roodbaars dit quotum voor heilbot wordt overschreden als gevolg van bijvangsten van heilbot, zullen de Groenlandse autoriteiten maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de visserij op kabeljauw en roodbaars kan blijven doorgaan totdat de respectieve quota zijn opgebruikt.

(7)  Waarvan 200 ton, uitsluitend met beuglijnen te vangen, aan Noorwegen is toegewezen.

(8)  Indien in de trawlvisserij op kabeljauw en roodbaars dit quotum voor heilbot wordt overschreden als gevolg van bijvangsten van heilbot, zullen de Groenlandse autoriteiten maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de visserij op kabeljauw en roodbaars kan blijven doorgaan totdat de respectieve quota zijn opgebruikt.

(9)  Bijvangsten van maximaal 1 080 ton grenadiervis en haarstaartvis worden op dit quotum in mindering gebracht.

(10)  Waarvan 2 750 ton is toegewezen aan Noorwegen en 1 150 ton aan de Faeröer.

(11)  Waarvan 800 ton is toegewezen aan Noorwegen en 75 ton aan de Faeröer.

(12)  Waarvan 800 ton is toegewezen aan Noorwegen en 150 ton aan de Faeröer.

(13)  Mag ook worden gevangen in deelgebied IV (Noorse wateren) en in sector IIa (internationale wateren)(MAC/*4N-2A).

(14)  Mag in sector IVa (EG-wateren) worden gevangen.(MAC/*04A.).

(15)  EG-wateren en internationale wateren.

(16)  Mag worden gevangen in deelgebied 2 en sectoren IF en 3K van het gereglementeerde gebied van de NAFO, maar zal in mindering worden gebracht op de quota voor V, XII en XIV binnen een totaal quotum van 15 675 ton (RED/*N1F3K).

(17)  Ten hoogste 80 % van het quotum mag voor 1 juli 2006 worden gevangen.

(18)  Enkel als bijvangst.

(19)  Mag met pelagische trawl worden gevangen. Vangsten met de bodemtrawl en met de pelagische trawl dienen afzonderlijk te worden aangegeven.. Mag in de oostelijke of westelijke wateren worden gevangen.

(20)  Waarvan 3 500 ton, uitsluitend met pelagische trawls te vangen, aan Noorwegen is toegewezen.

(21)  Waarvan 260 ton is toegewezen aan de Faeröer. Vangsten met de bodemtrawl en met de pelagische trawl moeten afzonderlijk worden aangegeven.

(22)  Inclusief onvermijdelijke bijvangst (bijvangst van kabeljauw verboden).

(23)  Te vissen tussen juli en december.

(24)  Voorlopige quota, in afwachting van de uitkomst van het visserijoverleg met IJsland voor 2006.

(25)  Bedoeld is gecombineerde bijvangst van kabeljauw, zeewolf, roggen, leng en torsk. De totale hoeveelheid kabeljauw in de bijvangst mag niet meer dan 100 ton bedragen. Mag in de oostelijke of westelijke wateren worden gevangen.

(26)  Enkel als bijvangst.

(27)  Exclusief soorten zonder handelswaarde.

BIJLAGE I C

NOORDWESTELIJKE ATLANTISCHE OCEAAN (NAFO-gebied)

Alle TAC's en visserijvoorschriften zijn vastgesteld in het kader van de NAFO.

Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

NAFO 2J3KL

COD/N2J3KL

EG

0 (1)

 

TAC

0 (1)

 


Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

NAFO 3NO

COD/N3NO.

EG

0 (2)

 

TAC

0 (2)

 


Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

NAFO 3M

COD/N3M.

EG

0 (3)

 

TAC

0 (3)

 


Soort:

Witje

Glyptocephalus cynoglossus

Zone:

NAFO 2J3KL

WIT/N2J3KL

EG

0 (4)

 

TAC

0 (4)

 


Soort:

Witje

Glyptocephalus cynoglossus

Zone:

NAFO 3NO

WIT/N3NO.

EG

0 (5)

 

TAC

0 (5)

 


Soort:

Lange schol

Hippoglossoides platessoides

Zone:

NAFO 3M

PLA/N3M.

EG

0 (6)

 

TAC

0 (6)

 


Soort:

Lange schol

Hippoglossoides platessoides

Zone:

NAFO 3LNO

PLA/N3LNO.

EG

0 (7)

 

TAC

0 (7)

 


Species:

Kortvinnige pijlinktvis

Illex illecebrosus

Zone:

NAFO sub-zones 3 en 4

SQI/N34.

Estland

128 (9)

 

Letland

128 (9)

 

Litouwen

128 (9)

 

Polen

227 (9)

 

EG

 (8)  (9)

 

TAC

34 000

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassingArtikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Zandschar

Limanda ferruginea

Zone:

NAFO 3LNO

YEL/N3LNO.

Estland

pm

 

Letland

pm

 

Litouwen

pm

 

Polen

pm

 

EG

0 (10)  (11)

 

TAC

15 000

 


Soort:

Lodde

Mallotus villosus

Zone:

NAFO 3NO

CAP/N3NO.

EG

0 (12)

 

TAC

0 (12)

 


Soort:

Noordse garnaal

Pandalus borealis

Zone:

NAFO 3L (13)

PRA/N3L.

Estland

245 (14)

 

Letland

245 (14)

 

Litouwen

245 (14)

 

Polen

245 (14)

 

EG

245 (14)  (15)

 

TAC

22 000

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Noordse garnaal

Pandalus borealis

Zone:

NAFO 3M (16)

PRA/N3M.

TAC

pm (17)

 


Soort:

Zwarte heilbot

Reinhardtius hippoglossoides

Zone:

NAFO 3LMNO

GHL/N3LMNO

Estland

371

 

Duitsland

378

 

Letland

52

 

Litouwen

26

 

Spanje

5 072

 

Portugal

2 139

 

EG

8 038

 

TAC

13 079

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Roggen

Rajidae

Zone:

NAFO 3LNO

SRX/N3LNO.

Spanje

6 561

 

Portugal

1 274

 

Estland

546

 

Litouwen

119

 

EG

8 500

 

TAC

13 500

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Roodbaarzen

Sebastes spp.

Zone:

NAFO 3LN

RED/N3LN.

EG

0 (18)

 

TAC

0 (18)

 


Soort:

Roodbaarzen

Sebastes spp.

Zone:

NAFO 3M

RED/N3M.

Estland

1 571 (19)

 

Duitsland

513 (19)

 

Spanje

233 (19)

 

Letland

1 571 (19)

 

Litouwen

1 571 (19)

 

Portugal

2 354 (19)

 

EG

7 813 (19)

 

TAC

5 000 (19)

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Roodbaarzen

Sebastes spp.

Zone:

NAFO 3O

RED/N3O.

Spanje

1 771

 

Portugal

5 229

 

EG

7 000

 

TAC

20 000

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Roodbaarzen

Sebastes spp.

Zone:

NAFO deelgebied 2, sectoren IF en 3K

RED/N1F3K.

Letland

364

 

Litouwen

3 019

 

TAC

3 383

 


Soort:

Witte heek

Urophycis tenuis

Zone:

NAFO 3NO

HKW/N3NO.

Spanje

2 165

 

Portugal

2 835

 

EC

5 000

 

TAC

8 500

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


(1)  Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in artikel 29.

(2)  Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in artikel 29.

(3)  Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in artikel 29.

(4)  Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in artikel 29.

(5)  Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in artikel 29.

(6)  Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in artikel 29.

(7)  There will be no direct fishing on this species, which will be caught only as by-catch within the rules set out in Article 29.

(8)  Aandeel van de Gemeenschap niet nader bepaald; Canada en de lidstaten van de Gemeenschap met uitzondering van Estland, Letland, Litouwen en Polen, kunnen samen beschikken over 29 467 ton.

(9)  Te vissen tussen 1 juli en 31 december.

(10)  Ondanks het feit dat de Gemeenschap toegang heeft tot een gedeeld quotum van 76 ton, is besloten dit quotum terug te brengen tot 0. Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in artikel 29.

(11)  Vangsten van vaartuigen binnen deze quota worden aan de vlaggenlidstaat gemeld en iedere 48 uur via de Commissie aan het secretariaat van de NAFO overgemaakt.

(12)  Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in artikel 29.

(13)  Met uitzondering van het vak dat wordt begrensd door de volgende coördinaten:

Punt nr.

Breedtegraad (NB)

Lengtegraad (WL)

1

47o20'0

46o40'0

2

47o20'0

46o30'0

3

46o00'0

46o30'0

4

46o00'0

46o40'0

(14)  Mag worden gevist tussen 1 januari en 31 maart, tussen 1 juli en 14 september, en tussen 1 december en 31 december.

(15)  Alle lidstaten met uitzondering van Estland, Letland, Litouwen en Polen.

(16)  De vaartuigen mogen ook op dit bestand vissen in sector 3L, in het vak dat door de volgende coördinaten wordt begrensd:

Punt nr.

Noorderbreedte

Westerlengte

1

47°20'01

46°40'0

2

47°20'0

46°30'0

3

46°00'0

46°30'0

4

46°00'0

46°40'0

Indien er in dit vak op garnaal wordt gevist, melden de schepen zich overeenkomstig punt 1.3 van de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 189/92 van de Raad van 27 januari 1992 tot vaststelling van bepalingen voor de toepassing van bepaalde controlemaatregelen van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO) (PB L 21 van 30.1.1992, blz. 4), ongeacht of zij de grens tussen de NAFO-sectoren 3L en 3M passeren. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1048/97 (PB L 154 van 12.6.1997, blz. 1).

Daarnaast wordt de visserij op garnaal van 1 juni tot en met 31 december 2006 verboden in het vak dat door de volgende coördinaten wordt begrensd:

Punt nr.

Noorderbreedte

Westerlengte

1

47°55'0

45°00'0

2

47°30'0

44°15'0

3

46°55'0

44°15'0

4

46°35'0

44°30'0

5

46°35'0

45°40'0

6

47°30'0

45°40'0

7

47°55'0

45°00'0

(17)  Niet relevant. Visserijbeheer door middel van beperkingen van de visserij-inspanning. De betrokken lidstaten geven speciale visdocumenten af voor hun vaartuigen die deze visserij uitoefenen en stellen de Commissie vóór het begin van de activiteiten van de vaartuigen in kennis van deze afgifte overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1672/94. In afwijking van artikel 8 van deze verordening, worden deze documenten slechts geldig indien de Commissie binnen vijf werkdagen na de kennisgeving geen bezwaar heeft gemaakt.

Het maximumaantal vaartuigen en de maximale vistijd bedragen:

Lidstaat

Maximumaantal vaartuigen

Maximumaantal visdagen

Denemarken

2

131

Estland

8

1667

Spanje

10

257

Letland

4

490

Litouwen

7

579

Polen

1

100

Portugal

1

69

Iedere lidstaat meldt de Commissie maandelijks, tijdens de eerste 25 dagen na de maand van de vangsten, hoeveel visdagen zijn doorgebracht in sector 3M en in het in voetnoot (1) gedefinieerde gebied.

(18)  Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in artikel 29.

(19)  Op voorwaarde dat de voor dit bestand vastgestelde TAC van 5 000 ton wordt gerespecteerd. Wanneer deze TAC is opgevist, moet de gerichte visserij op het bestand worden stopgezet, ongeacht het niveau van de vangsten.

BIJLAGE I D

OVER GROTE AFSTANDEN TREKKENDE SOORTEN — Alle gebieden

Deze TAC's worden vastgesteld in het kader van de internationale organisaties voor de tonijnvisserij, zoals ICCAT en IATTC.

Soort:

Blauwvintonijn

Thunnus thynnus

Zone:

Atlantische Oceaan, ten oosten van 45o WL, en Middellandse Zee

BFT/AE045W

Cyprus

 (1)

 

Griekenland

323

 

Spanje

6 266

 

Frankrijk

6 182

 

Italië

4 880

 

Malta

 (1)

 

Portugal

590

 

Alle lidstaten

60 (2)

 

EG

18 301

 

TAC

32 000

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing


Soort:

Zwaardvis

Xiphias gladius

Zone:

Atlantische Oceaan, benoorden 5o NB

SWO/AN05N

Spanje

5 565

 

Portugal

1 010

 

Alle lidstaten

185,5 (3)

 

EG

6 760,5

 

TAC

14 000

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Zwaardvis

Xiphias gladius

Zone:

Atlantische Oceaan, bezuiden 5o NB

SWO/AS05N

Spanje

5 422,8

 

Portugal

357,2

 

EG

5 780

 

TAC

16 055

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Noord-Atlantische witte tonijn

Germo alalunga

Zone:

Atlantische Oceaan, benoorden 5oNB

ALB/AN05N

Ierland

5 678,7 (4)  (6)

 

Spanje

24 282,5 (4)  (6)

 

Frankrijk

7 784,9 (4)  (6)

 

Verenigd Koninkrijk

402,1 (4)  (6)

 

Portugal

2 672,3 (4)  (6)

 

EG

40 820,5 (4)  (5)

 

TAC

34 500

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Zuid-Atlantische witte tonijn

Germo alalunga

Zone:

Atlantische Oceaan, bezuiden 5o NB

ALB/AS05N

Spanje

943,7

 

Frankrijk

311

 

Portugal

660

 

EG

1 914,7

 

TAC

30 915

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Grootoogtonijn

Thunnus obesus

Zone:

Atlantische Oceaan

BET/ATLANT

Spanje

24 616,1

 

Frankrijk

11 018,3

 

Portugal

10 873,3

 

EG

46 507,7

 

TAC

90 000

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Blauwe marlijn

Makaira nigricans

Zone:

Atlantische Oceaan

BUM/ATLANT

EC

103

 

TAC

Niet relevant

 


Soort:

Witte marlijn

Tetrapturus alba

Zone:

Atlantische Oceaan

WHM/ATLANT

EC

46,5

 

TAC

Niet relevant

 


(1)  Cyprus en Malta mogen vissen uit hoofde van het „Overige”-quotum van de ICCAT, in overeenstemming met de nalevingstabellen van de ICCAT die tijdens de jaarlijkse bijeenkomst van de ICCAT in 2003 zijn voorgesteld.

(2)  Behalve Cyprus, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Malta en Portugal, en enkel als bijvangst.

(3)  Behalve Spanje en Portugal, en enkel als bijvangst.

(4)  Het gebruik van drijfnetten, geankerde kieuwnetten, schakels of warnetten is niet toegestaan.

(5)  Het aantal vaartuigen van de Gemeenschap die op Noord-Atlantische witte tonijn als doelsoort vissen, wordt overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 973/2001 vastgesteld op 1 253.

(6)  Het maximale aantal vaartuigen van de Gemeenschap dat gericht op Noord-Atlantische witte tonijn mag vissen, is overeenkomstig artikel 10, lid 4, van Verordening (EG) nr. 973/2001, als volgt over de lidstaten verdeeld.

Lidstaat

Maximumaantal vaartuigen

Ierland

50

Spanje

730

Frankrijk

151

Verenigd Koninkrijk

12

Portugal

310

EC

1 253

BIJLAGE I E

ANTARCTISCH GEBIED

CCAMLR-gebied

Deze door de CCAMLR vastgestelde TAC's zijn niet aan de aangesloten partijen toegewezen, zodat het aandeel van de Gemeenschap onbepaald is. De vangsten staan onder toezicht van het secretariaat van de verdragsorganisatie, dat meedeelt wanneer de visserij moet worden stopgezet omdat de TAC opgevist is.

Soort:

Scotiazee-ijsvis

Chaenocephalus aceratus

Zone:

FAO 48.3 Antarctisch gebied

SSI/F483.

TAC

2 200 (1)

 


Soort:

Langsnuitijsvis

Channichthys rhinoceratus

Zone:

FAO 58.5.2 Antarctisch gebied

LIC/F5852.

TAC

150 (2)

 


Soort:

IJsvis

Champsocephalus gunnari

Zone:

FAO 48.3 Antarctisch gebied

ANI/F483.

TAC

2 244 (3)

 


Soort:

IJsvis

Champsocephalus gunnari

Zone:

FAO 58.5.2 Antarctisch gebied (4)

ANI/F483.

TAC

1 210 (5)

 


Soort:

Zwarte Patagonische ijsvis

Dissostichus eleginoides

Zone:

FAO 48.3 Antarctisch gebied

TOP/F483.

TAC

3 556 (6)  (7)

 

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

Beheersgebied A: 48oWL tot 43o30’ WL — 52o30’ ZB tot 56o ZB (TOP/*F483A)

0

 

Beheersgebied B: 43o30’ WL tot 40o WL — 52o30’ ZB tot 56o ZB (TOP/*F483B)

1 067

 

Beheersgebied C: 40oWL tot 33o30’ WL — 52o ZB tot 56o ZB (TOP/*F483C)

2 489

 


Soort:

Zwarte Patagonische ijsvis

Dissostichus eleginoides

Zone:

FAO 48.4 Antarctisch gebied

TOP/F484.

TAC

100 (8)  (9)  (10)

 


Soort:

Zwarte Patagonische ijsvis

Dissostichus eleginoides

Zone:

FAO 58.5.2 Antarctisch gebied

TOP/F5852.

TAC

2 584 (11)  (12)

 


Soort:

Krielgarnaal

Euphausia superba

Zone:

FAO 48

KRI/F48.

TAC

4 000 000 (13)

 

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

Deelgebied 48.1 (KRI/*F481.)

1 008 000

 

Deelgebied 48.2 (KRI/*F482.)

1 104 000

 

Deelgebied 48.3 (KRI/*F483.)

1 056 000

 

Deelgebied 48.4 (KRI/*F484.)

832 000

 


Soort:

Krielgarnaal

Euphausia superba

Zone:

FAO 58.4.1 Antarctisch gebied

KRI/F5841.

TAC

440 000 (14)

 

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

Zone 58.4.1 ten westen van 115o OL (KRI/*F-41W))

277 000

 

Zone 58.4.1 ten oosten van 115o OL (KRI/*F-41E)

163 000

 


Soort:

Krielgarnaal

Euphausia superba

Zone:

FAO 58.4.2 Antarctisch gebied

KRI/F5842.

TAC

450 000 (15)

 


Soort:

Bultenijsvis

Gobionotothen gibberifrons

Zone:

FAO 48.3 Antarctisch gebied

NOG/F483.

TAC

1 470 (16)

 


Soort:

Grauwe ijsvis

Lepidonotothen squamifrons

Zone:

FAO 48.3 Antarctisch gebied

NOS/F483.

TAC

300 (17)

 


Soort:

Grauwe ijsvis

Lepidonotothen squamifrons

Zone:

FAO 58.5.2 Antarctisch gebied

NOS/F5852.

TAC

80 (18)

 


Soort:

Gemarmerde ijsvis

Notothenia rossii

Zone:

FAO 48.3 Antarctisch gebied

NOR/F483.

TAC

300 (19)

 


Soort:

Krabben

Paralomis spp.

Zone:

FAO 48.3 Antarctisch gebied

PAI/F483.

TAC

1 600 (20)

 


Soort:

Georgia-ijsvis

Pseudochaenichthus georgianus

Zone:

FAO 48.3 Antarctisch gebied

SGI/F483.

TAC

300 (21)

 


Soort:

Grenadiervissen

Macrourus spp.

Zone:

FAO 58.5.2 Antarctisch gebied

GRV/F5852.

TAC

360 (22)

 


Soort:

Andere soorten

Zone:

FAO 58.5.2 Antarctisch gebied

OTH/F5852.

TAC

50 (23)

 


Soort:

Roggen

Rajidae

Zone:

FAO 58.5.2 Antarctisch gebied

SRX/F5852.

TAC

120 (24)  (25)

 


Soort:

Pijlinktvis

Martialia hyadesi

Zone:

FAO 48.3 Antarctisch gebied

SQS/F483.

TAC

2 500 (26)

 


(1)  TAC voor de bijvangsten in alle gerichte visserij. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij worden gesloten.

(2)  TAC voor de bijvangsten in de visserij op Dissostichus eleginoides en Champsocephalus gunnari. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij worden gesloten.

(3)  Van toepassing voor de periode van 15 november 2005 tot en met 14 november 2006. In de periode van 1 maart tot en met 31 mei 2006 is de visserij op dit bestand beperkt tot 561 ton.

(4)  In het kader van deze TAC mag visserij worden bedreven in het gedeelte van statistische sector 58.5.2 van de FAO afgebakend door de lijn die loopt:

a)

van het snijpunt van lengtegraad 72o15'OL met de grens als vastgesteld bij de overeenkomst inzake de afbakening van de wateren tussen Australië en Frankrijk („Australia-France Maritime Delimitation Agreement”) zuidwaarts langs deze lengtegraad tot het snijpunt daarvan met breedtegraad 53o25'ZB;

b)

vervolgens oostwaarts langs deze breedtegraad tot het snijpunt ervan met lengtegraad 74oOL;

c)

daarna langs een geodetische lijn in noordoostelijke richting naar het snijpunt van breedtegraad 52o40'ZB met lengtegraad 76oOL;

d)

vervolgens noordwaarts langs deze lengtegraad tot het snijpunt ervan met breedtegraad 74oZB;

e)

daarna langs een geodetische lijn in noordwestelijke richting naar het snijpunt van breedtegraad 51oZB met lengtegraad 74o30'OL; en

f)

vervolgens langs een geodetische lijn in zuidwestelijke richting naar het beginpunt.

(5)  Van toepassing voor de periode van 1 december 2005 tot en met 30 november 2006.

(6)  Van toepassing voor beugvisserij voor de periode van 1 mei tot en met 31 augustus 2006 en voor korfvisserij voor de periode van 1 december 2005 tot en met 30 november 2006.

(7)  Met inbegrip van 177 ton roggen en 177 ton Macrourus spp. als bijvangst.

(8)  Te vangen met de beuglijn.

(9)  Van toepassing gedurende dezelfde periode als bepaald voor zone 48.3 of, als dat vroeger is, totdat de TAC voor Dissostichus eleginoides in zone 48.4 of die in zone 48.3 is gehaald.

(10)  Vissersvaartuigen die deelnemen aan deze visserij moeten een merkprogramma uitvoeren volgens het merkprotocol van de CCAMLR.

(11)  Van toepassing voor trawlvisserij en korfvisserij voor de periode van 1 december 2005 tot en met 30 november 2006 en voor de beugvisserij voor de periode van 1 mei tot en met 31 augustus 2006.

(12)  Uitsluitend van toepassing ten westen van 79o20’OL. Het is niet toegestaan ten oosten van deze meridiaan in deze zone te vissen (zie bijlage XIII).

(13)  Van toepassing voor de periode van 1 december 2005 tot en met 30 november 2006.

(14)  Van toepassing voor de periode van 1 december 2005 tot en met 30 november 2006.

(15)  Van toepassing voor de periode van 1 december 2005 tot en met 30 november 2006.

(16)  TAC voor de bijvangsten in alle gerichte visserij. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij worden gesloten.

(17)  TAC voor de bijvangsten in alle gerichte visserij. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij worden gesloten.

(18)  TAC voor de bijvangsten in alle gerichte visserij. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij worden gesloten.

(19)  TAC voor de bijvangsten in alle gerichte visserij. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij worden gesloten.

(20)  Van toepassing voor de periode van 1 december 2005 tot en met 30 november 2006.

(21)  TAC voor de bijvangsten in alle gerichte visserij. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij worden gesloten.

(22)  TAC voor de bijvangsten in de visserij op Dissostichus eleginoides en Champsocephalus gunnari. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij worden gesloten.

(23)  TAC voor de bijvangsten in de visserij op Dissostichus eleginoides en Champsocephalus gunnari. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij worden gesloten.

(24)  TAC voor de bijvangsten in de visserij op Dissostichus eleginoides en Champsocephalus gunnari. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij worden gesloten.

(25)  Voor de toepassing van deze TAC worden alle roggen als een enkele soort beschouwd.

(26)  Van toepassing voor de periode van 1 december 2005 tot en met 30 november 2006.


BIJLAGE II

BIJLAGE IIA

VISSERIJ-INSPANNING VOOR VAARTUIGEN IN HET KADER VAN HET HERSTEL VAN BEPAALDE BESTANDEN

1.   Toepassingsgebied

De in deze bijlage vastgestelde voorwaarden zijn van toepassing op communautaire vissersvaartuigen met een lengte over alles gelijk aan of groter dan 10 meter, die met enig vistuig als omschreven in punt 4 aan boord aanwezig zijn in ICES-deelgebied IV en ICES-sectoren IIa (EG-wateren), IIIa, VIa, VIIa en VIId. Voor de toepassing van deze bijlage wordt onder 2006 verstaan de periode van 1 februari 2006 tot en met 31 januari 2007.

2.   Definities van geografische gebieden

2.1.

De bepalingen van deze bijlage zijn van toepassing in het geografische gebied dat bestaat uit de volgende gebieden:

a)

Kattegat

b)

Skagerrak, ICES-deelgebied IV en ICES-sectoren IIa (EG-wateren) en VIId

c)

ICES-sector VIIa

d)

ICES-sector VIa

2.2.

Voor vaartuigen waarvoor aan de Commissie is meegedeeld dat zij beschikken over een satellietvolgsysteem overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 2244/2003, geldt de volgende afbakening van ICES-sector VIa:

ICES-sector VIa met uitzondering van het gebied ten westen van loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende geografische coördinaten met elkaar verbinden; metingen gebeuren volgens de WGS84-norm:

 

60o00’NB, 04o00’WL

 

59o45’NB, 05o00’WL

 

59o30’NB, 06o00’WL

 

59o00’NB, 07o00’WL

 

58o30’NB, 08o00’WL

 

58o00’NB, 08o00’WL

 

58o00’NB, 08o30’WL

 

56o00’NB, 08o30’WL

 

56o00’NB, 09o00’WL

 

55o00’NB, 09o00’WL

 

55o00’NB, 10o00’WL

 

54o30’NB, 10o00’WL

3.   Definitie van dagen van aanwezigheid in het gebied

In deze bijlage wordt onder een dag van aanwezigheid in het gebied verstaan een periode van 24 uur gedurende welke een vaartuig buitengaats is en zonder onderbreking aanwezig in het onder punt 2 omschreven gebied. De lidstaat waarvan het betreffende vaartuig de vlag voert, bepaalt wanneer de periode van 24 uur ingaat.

4.   Categorieën vistuig

Deze bijlage heeft betrekking op de volgende categorieën vistuig:

a)

trawls, Deense zegennetten of soortgelijk vistuig, met uitzondering van boomkorren, met een maaswijdte:

i)

gelijk aan of groter dan 16 mm en kleiner dan 32 mm;

ii)

gelijk aan of groter dan 70 mm en kleiner dan 90 mm;

iii)

gelijk aan of groter dan 90 mm en kleiner dan 100 mm;

iv)

gelijk aan of groter dan 100 mm en kleiner dan 120 mm;

v)

gelijk aan of groter dan 120 mm;

b)

boomkorren met een maaswijdte:

i)

gelijk aan of groter dan 80 mm en kleiner dan 90 mm;

ii)

gelijk aan of groter dan 90 mm en kleiner dan 100 mm;

iii)

gelijk aan of groter dan 100 mm en kleiner dan 120 mm;

iv)

gelijk aan of groter dan 120 mm;

c)

kieuwnetten of warrelnetten, met uitzondering van schakels, met een maaswijdte:

i)

kleiner dan 110 mm;

ii)

gelijk aan of groter dan 110 mm en kleiner dan 220 mm;

iii)

gelijk aan of groter dan 220 mm;

d.

schakels

e.

beuglijnen.

TOEPASSING VAN DE BEPERKINGEN VAN DE VISSERIJ-INSPANNING

5.   Verplichtingen van de lidstaten

De lidstaten zorgen ervoor dat vissersvaartuigen die hun vlag voeren en in de Gemeenschap geregistreerd zijn, wanneer ze vistuig als omschreven in punt 4 aan boord hebben, niet langer dan het in punt 8 bepaalde aantal dagen in het in punt 2 omschreven gebied aanwezig zijn.

6.   Niveau van de visserij-inspanning

6.1.

Een lidstaat verleent zijn vaartuigen geen toestemming verlenen voor visserijactiviteiten met vistuig als bedoeld in punt 4, in de gebieden vermeld in punt 2, als deze vaartuigen in de jaren 2001, 2002, 2003, 2004 of 2005 nog niet eerder dergelijke visserijactiviteiten in het betrokken gebied hebben bedreven, visserijactiviteiten ingevolge de overdracht van dagen tussen vissersvaartuigen niet meegerekend, tenzij hij ervoor zorgt dat een gelijkwaardig vermogen, in kilowatt gemeten, niet voor vissen in het betrokken gebied wordt gebruikt.

Vaartuigen die wel met vistuig als bedoeld in punt 4 hebben gevist, kan evenwel toestemming worden verleend om een ander in punt 4 vermeld type vistuig te gebruiken, mits het aantal dagen dat voor laatstgenoemd type vistuig is toegewezen gelijk is aan of groter dan het aantal dagen toegewezen aan het eerste type vistuig.

6.2.

Een vaartuig dat de vlag van een lidstaat voert die geen quota heeft in een in punt 2 omschreven gebied, mag in dat gebied niet vissen met in punt 4 omschreven vistuig, tenzij het vaartuig na een overdracht een quotum toegewezen krijgt uit hoofde van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 en zeedagen krijgt overeenkomstig punt 15 van deze bijlage.

7.   Berekening van de visserij-inspanning

Dagen waarop een vaartuig aanwezig was in het gebied, maar niet heeft kunnen vissen omdat het noodhulp aan een ander vaartuig heeft verleend of omdat het een gewonde moest vervoeren die dringende medische zorg nodig had, worden door de vlaggenlidstaat niet in mindering gebracht op het uit hoofde van deze bijlage aan dat vaartuig toegewezen aantal dagen van aanwezigheid in het gebied. Indien een lidstaat hiertoe besluit, dient hij de redenen voor dit besluit alsmede bewijsstukken van de bevoegde autoriteiten betreffende de noodsituatie binnen een maand aan de Commissie te verstrekken.

8.   Maximumaantal dagen

8.1.

Voor de vaststelling van het maximumaantal dagen dat een vaartuig aanwezig mag zijn in het gebied, gelden overeenkomstig tabel I de volgende bijzondere voorwaarden:

a)

het vaartuig moet voldoen aan de voorwaarden van aanhangsel 1;

b)

het vaartuig moet voldoen aan de voorwaarden van aanhangsel 2;

c)

de totale aanvoer van kabeljauw in 2002 door het vaartuig, of, mutatis mutandis, door het vaartuig of de vaartuigen die met soortgelijk vistuig overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving ter vervanging zijn ingezet en aan deze bijzondere voorwaarden voldoen, moet minder dan 5 % bedragen van de totale aanvoer van alle soorten samen die voor het vaartuig in 2002 volgens de aanvoer in levend gewicht in het Gemeenschapslogboek zijn vermeld;

d)

de totale aanvoer van kabeljauw, tong en schol in 2002 door het vaartuig, of, mutatis mutandis, die voor het vaartuig of de vaartuigen die met soortgelijk vistuig overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving ter vervanging zijn ingezet en aan deze bijzondere voorwaarden voldoen, moet minder dan 5 % bedragen van de totale aanvoer van alle soorten samen door het vaartuig in 2002 volgens de aanvoer in levend gewicht in het Gemeenschapslogboek zijn vermeld;

e)

de totale aanvoer in 2002 door het vaartuig, of, mutatis mutandis, die voor het vaartuig of de vaartuigen die met soortgelijk vistuig overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving ter vervanging zijn ingezet en aan deze bijzondere voorwaarden voldoen, moet voor kabeljauw minder dan 5 % en voor schol meer dan 60 % bedragen van de totale aanvoer van alle soorten samen door het vaartuig in 2002 volgens de aanvoer in levend gewicht in het Gemeenschapslogboek zijn vermeld;

f)

de totale aanvoer in 2002 door het vaartuig, of, mutatis mutandis, die voor het vaartuig of de vaartuigen die met soortgelijk vistuig overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving ter vervanging zijn ingezet en aan deze bijzondere voorwaarden voldoen, moet voor kabeljauw minder dan 5 % bedragen en voor tarbot en snotdolf meer dan 5 % van de totale aanvoer van alle soorten samen door het vaartuig in 2002 volgens de aanvoer in levend gewicht opgevistin het Gemeenschapslogboek zijn vermeld;

g)

het vaartuig moet uitgerust zijn met schakels met een maaswijdte ≤ 110 mm en mag niet langer dan 24 uur ononderbroken buitengaats zijn;

h)

het vaartuig moet de vlag van een lidstaat voeren en geregistreerd zijn in een lidstaat die een door de Commissie goedgekeurde regeling heeft ontwikkeld voor de automatische schorsing van visvergunningen in geval van overtredingen door vaartuigen die aan deze bijzondere voorwaarden voldoen;

i)

het vaartuig moet met het in punt 4 bedoelde vistuig in 2003, 2004 of 2005 in het gebied aanwezig zijn geweest en in 2006 moet de hoeveelheid aan boord gehouden kabeljauw minder dan 5% van de totale aanvoer van alle soorten samen bedragen, volgens de aanvoer in levend gewicht die in het Gemeenschapslogboek is vermeld. Tijdens de beheersperiode dat een vaartuig van deze bepaling gebruikt maakt, mag er op geen enkel moment ander dan het in de punten 4.b.iii of 4.b.iv bedoelde vistuig aan boord zijn;

j)

het vaartuig moet voldoen aan de voorwaarden van aanhangsel 3;

k)

de totale aanvoer in 2002 door het vaartuig, of, mutatis mutandis, door het vaartuig of de vaartuigen die met soortgelijk vistuig overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving ter vervanging zijn ingezet en aan deze bijzondere voorwaarden voldoen, moet voor kabeljauw minder dan 5% bedragen en voor schol meer dan 60% van de totale aanvoer in levend gewicht die voor de periode mei-oktober in het Gemeenschapslogboek is vermeld. Ten minste 55% van het maximaal aantal dagen dat op grond van deze bijzondere voorwaarde is toegestaan, wordt van mei tot en met oktober gebruikt in het gebied ten oosten van 4°30' WL.

8.2.

Het maximale aantal dagen per jaar waarop een vaartuig in een van de in punt 2 omschreven gebieden aanwezig mag zijn terwijl het vistuig als bedoeld in punt 4 aan boord heeft, staat vermeld in tabel I.

8.3.

Het maximale aantal dagen per jaar waarop een vaartuig in een combinatie van in deze bijlage bedoelde gebieden aanwezig mag zijn, mag niet hoger zijn dan het hoogste aantal dagen dat voor één van die gebieden is vastgesteld.

8.4.

Een dag die in een van de in punt 2 van deze bijlage genoemde gebieden wordt doorgebracht, moet ook in mindering worden gebracht op het totale aantal dagen van aanwezigheid in het gebied dat in punt 1 van bijlage II C voor dit gebied is toegestaan voor vaartuigen met de betrokken categorie vistuig aan boord.

8.5.

Indien een vaartuig tijdens een visreis twee of meer gebieden aandoet, wordt de betrokken dag in mindering gebracht op het aantal dagen voor het gebied waar het grootste gedeelte van de dag is doorgebracht.

9.   Beheersperioden

9.1.

Een lidstaat mag het in tabel I vermelde aantal dagen van aanwezigheid in het gebied verdelen over beheersperioden van een of meer kalendermaanden.

9.2.

Het aantal dagen waarop een vaartuig gedurende een beheersperiode in een van de in punt 2 omschreven gebieden aanwezig mag zijn, wordt door de betrokken lidstaat zelf vastgesteld.

9.3.

Nadat een vaartuig het aantal dagen van aanwezigheid in het gebied, waarop het voor een bepaalde beheersperiode recht heeft, heeft opgebruikt, moet het voor de rest van de beheersperiode in de haven of buiten de in punt 2 vermelde zones blijven, tenzij uitsluitend ongereglementeerd vistuig wordt gebruikt overeenkomstig het bepaalde in punt 18.

10.   Toewijzing van extra dagen voor de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten

10.1.

De Commissie kan de lidstaten extra dagen toekennen waarop een vaartuig in een gebied aanwezig mag zijn terwijl het één van de in punt 4 vermelde typen vistuig aan boord heeft, indien visserijactiviteiten die na 1 januari 2002 hebben plaatsgevonden, definitief worden beëindigd hetzij overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2792/1999 van de Raad van 17 december 1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector (1), hetzij ingevolge omstandigheden die de lidstaten naar behoren motiveren. De in 2001 geleverde visserij-inspanning, gemeten in kilowatt, van de vaartuigen met vistuig van een bepaalde categorie waarvan de activiteiten worden beëindigd, wordt vergeleken met het overeenkomstige niveau van de visserij-inspanning van alle vaartuigen met vistuig van die categorie gedurende 2001. Het resultaat van deze berekening wordt afgerond op de dichtstbijzijnde hele dag. Dit punt is niet van toepassing op vaartuigen die overeenkomstig punt 6.2 vervangen zijn.

10.2.

Lidstaten die van de in punt 10.1 bedoelde toewijzingen gebruik willen maken, dienen hiertoe bij de Commissie een verzoek in, dat vergezeld moet gaan van een verslag met bijzonderheden over de definitieve beëindiging van de betrokken visserijactiviteiten.

10.3.

Op basis van dit verzoek kan de Commissie het in punt 8.2 bedoelde aantal dagen voor de betrokken lidstaat wijzigen volgens de procedure van artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002.

10.4.

Extra dagen die eerder door de Commissie zijn toegewezen voor de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten blijven geldig in 2006.

11.   Toewijzing van extra dagen voor versterkt toezicht door waarnemers

11.1.

De Commissie kan in het kader van een partnerschap tussen de wetenschap en de visserijsector op basis van een programma voor versterkt toezicht door waarnemers de lidstaten in 2006 drie extra dagen van aanwezigheid in het gebied toewijzen voor vaartuigen met het in punt 4 bedoelde vistuig aan boord. Deze programma's moeten met name gericht zijn op teruggooiniveaus en vangstsamenstelling.

11.2.

Lidstaten die wensen gebruik te maken van de in punt 11.1 genoemde toewijzing, moeten een beschrijving van hun programma voor versterkt toezicht door waarnemers indienen.

11.3.

Op basis van die beschrijving en na overleg met het WTECV kan de Commissie het aantal in punt 8.2 omschreven dagen voor de betrokken lidstaat, het gebied, het vistuig of categorie vistuig wijzigen overeenkomstig de procedure van artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002.

12.   Voorwaarden voor afwijkingen van het normale aantal toegewezen dagen

12.1.

De bovengenoemde voorwaarden moeten vermeld zijn in het in artikel 7, lid 3,bedoelde speciale visdocument voor vaartuigen waarop de speciale voorwaarden van punt 8.1 van toepassing zijn bedoelde speciale visdocument.

12.2.

Indien aan een vaartuig extra dagen worden toegewezen omdat is voldaan aan de voorwaarden vermeld in punt 8.1, onder b) tot en met k), mogen de samenstellingspercentages van de door het vaartuig aangevoerde en aan boord gehouden vangst de in die punten samenstellingspercentages voor die soorten vermelde percentages niet overschrijden. Vaartuigen mogen geen vis overladen op een ander vaartuig. Wanneer een vaartuig niet aan een van deze voorwaarden voldoet, verliest het met onmiddellijke ingang het recht op de toewijzing van extra dagen.

13.

Tabel I

Maximale aantal dagen waarop een vaartuig in 2006 in het gebied aanwezig mag zijn per type vistuig voor 2006

 

Gebied omschreven in punt:

Type vistuig punt 4:

Bijzondere voorwaarden van punt 8

Omschrijving (2)

2.a

Kattegat

2.b

1 — Skaggerak

2 — II, IVa, b,c,

3 — VIId

2.c

VIIa

2.d

VIa

1

2

3

4, onder a), punt i)

 

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 16 en < 32 mm

228 (3)

228 (3)

228

228

4, onder a), punt ii)

 

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 70 en < 90 mm

n.v.t.

n.v.t.

227

227

227

4, onder a), punt iii)

 

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 90 en < 100 mm

103

103

227

227

227

4, onder a), punt iv)

 

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 100 en < 120 mm

103

103

114

91

4, onder a), punt v)

 

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 120 mm

103

103

114

91

4, onder a), punt iii)

8.1, onder a)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 90 en < 100 mm met een paneel met vierkante mazen van 120 mm

137

137

227

227

227

4, onder a), punt iv)

8.1, onder a)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 100 en < 120 mm met een paneel met vierkante mazen van 120 mm

137

137

103

114

91

4, onder a), punt v)

8.1, onder a)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 120 mm met een paneel met vierkante mazen van 120 mm

137

137

103

114

91

4, onder a), punt v)

8.1, onder j)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 120 mm met een paneel met vierkante mazen van 140 mm

149

149

115

126

103

4, onder a), punt ii)

8.1, onder b)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 70 en < 90 mm die voldoen aan de voorwaarden van aanhangsel 2

Onbep.

Onbep.

Onbep.

Onbep.

4, onder a), punt iii)

8.1, onder b)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 90 en < 100 mm die voldoen aan de voorwaarden van aanhangsel 2

Onbep.

Onbep.

Onbep.

Onbep.

4, onder a), punt iv)

8.1, onder c)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 120 mm met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5 % kabeljauw

148

148

148

148

4, onder a), punt v)

8.1, onder c)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 120 mm met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5 % kabeljauw

160

160

160

160

4, onder a), punt iv)

8.1, onder k)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 100 en < 120 mm met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5% kabeljauw en meer dan 60% schol

n.v.t.

n.v.t.

166

n.v.t.

4, onder a), punt v)

8.1, onder k)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 120 mm met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5% kabeljauw en meer dan 60% schol

n.v.t.

n.v.t.

178

n.v.t.

4, onder a), punt v)

8.1, onder h)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte > 120 mm die vallen onder een regeling van automatische schorsing van visserijvergunning

115

115

126

103

4, onder a), punt ii)

8.1, onder d)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 70 en < 90 mm met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5 % kabeljauw, tong en schol

280

280

280

280

4, onder a), punt iii)

8.1, onder d)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 90 en < 100 mm met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5 % kabeljauw, tong en schol

Onbep.

Onbep.

280

280

280

4, onder a), punt iv)

8.1, onder d)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 100 en < 120 mm met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5 % kabeljauw, tong en schol

Onbep.

Onbep.

Onbep.

Onbep.

4, onder a), punt v)

8.1, onder d)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 120 mm met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5 % kabeljauw, tong en schol

Onbep.

Onbep.

Onbep.

Onbep.

4, onder b), punt i)

 

Boomkorren met een maaswijdte ≥ 80 en < 90 mm

n.v.t.

143 (3)

Onbep.

143

143 (3)

4, onder b), punt ii)

 

Boomkorren met een maaswijdte ≥ 90 en < 100 mm

n.v.t.

143 (3)

Onbep.

143

143 (3)

4, onder b), punt iii)

 

Boomkorren met een maaswijdte ≥ 100 en < 120 mm

n.v.t.

143

Onbep.

143

143

4, onder b), punt iv)

 

Boomkorren met een maaswijdte ≥ 120 mm

n.v.t.

143

Onbep.

143

143

4, onder b), punt iii)

8.1, onder c)

Boomkorren met een maaswijdte ≥ 100 en < 120 mm met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5 % kabeljauw

n.v.t.

155

Onbep.

155

155

4, onder b), punt iii)

8.1, onder i)

Boomkorren met een maaswijdte > 100 en < 120 mm voor vaartuigen die in 2003, 2004 of 2005 boomkorren met een maaswijdte < 100 mm hebben gebruikt

n.v.t.

155

Onbep.

155

155

4, onder b), punt iv)

8.1, onder c)

Boomkorren met een maaswijdte ≥ 120 mm met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5 % kabeljauw

n.v.t.

155

Onbep.

155

155

4, onder b), punt iv)

8.1, onder i)

Boomkorren met een maaswijdte > 120 mm voor vaartuigen die in 2003, 2004 of 2005 boomkorren met een maaswijdte < 100 mm hebben gebruikt

n.v.t.

155

Onbep.

155

155

4, onder b), punt iv)

8.1, onder e)

Boomkorren met een maaswijdte ≥ 120 mm met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5 % kabeljauw en meer dan 60 % schol

n.v.t.

155

Onbep.

155

155

4, onder c), punt i)

 

kieuwnetten en warrelnetten, met een maaswijdte < 110 mm

140

140

140

140

4, onder c), punt ii)

 

kieuwnetten en warrelnetten, met een maaswijdte ≥110 en < 220 mm

140

140

140

140

4, onder c), punt iii)

8.1, onder f)

Kieuwnetten en warrelnetten met een maaswijdte ≥ 220 mm met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5 % kabeljauw en meer dan 5 % tarbot en snotdolf

162

140

162

140

140

140

4, onder d)

 

Schakels

140

140

140

140

4, onder d)

8.1, onder g)

Schakels met een maaswijdte <= 110; het vaartuig mag niet langer dan 24 uur buitengaats zijn

140

140

205

140

140

4, onder e)

 

Beuglijnen

173

173

173

173

n.v.t. = niet van toepassing

UITWISSELING VAN TOEGEWEZEN VISSERIJ-INSPANNING EN DAGEN VAN AANWEZIGHEID IN HET GEBIED

14.   Overdracht van dagen tussen vaartuigen die de vlag van dezelfde lidstaat voeren

14.1.

Volgens de bepalingen van punt 6 kan een lidstaat vaartuigen die zijn vlag voeren toestaan om in een van de in punt 2 omschreven gebieden door te brengen dagen waarop zij recht hebben, over te dragen aan een ander vaartuig dat zijn vlag voert, mits het product van het door een vaartuig ontvangen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig (kilowattdagen) gelijk is aan of kleiner is dan het product van het door eerstgenoemd vaartuig overgedragen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig. Als motorvermogen in kilowatt van een vaartuig geldt het voor dat vaartuig in het communautaire gegevensbestand van vissersvaartuigen geregistreerde vermogen.

14.2.

Het product van het overeenkomstig punt 14.1 overgedragen totale aantal in een van de in punt 2 omschreven gebieden doorgebrachte dagen en het motorvermogen in kilowatt van het overdragende vaartuig mag niet groter zijn dan het product van het geregistreerde gemiddelde aantal dagen per jaar dat het overdragende vaartuig in 2001, 2002, 2003 en 2004 in het gebied heeft doorgebracht, overdrachten van andere vaartuigen niet meegerekend, zoals bevestigd door het Gemeenschapslogboek, en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig. Wanneer een overdragend vaartuig voor de wateren ten westen van Schotland de gebiedsomschrijving van punt 2.2 hanteert, worden de vangstcijfers berekend op basis van die gebiedsomschrijving.

Voor de toepassing van dit punt wordt het ontvangende vaartuig geacht zijn eigen toegewezen dagen te gebruiken vóór eventuele overgedragen dagen. De overgedragen dagen die het ontvangende vaartuig gebruikt, worden meegerekend in de vangstcijfers van het overdragende vaartuig.

14.3.

Voor de toepassing van deze bijlage en onder verwijzing naar de in punt 2 omschreven gebieden en de in punt 4 omschreven typen vistuig, worden de volgende categorieën van overdrachten vastgesteld:

a)

type vistuig 4.a.i: binnen elk gebied;

b)

type vistuig 4.a.ii: binnen een gebied en type vistuig 4.a.iii: in zone IV, sector IIa (EG-wateren), Via, VIIa en VIId;

c)

type vistuig 4.a.iii: in het Kattegat en het Skagerrak en type vistuig 4.a.iv en 4.a.v: binnen elk gebied;

d)

typen vistuig 4.b.i, 4.b.ii, 4.b.iii en 4.b.iv: binnen elk gebied;

e)

typen vistuig 4.c.i, 4.c.ii en 4.c.iii: binnen elk gebied;

f)

type vistuig 4.d: binnen elk gebied;

g)

type vistuig 4.e: binnen elk gebied;

14.4.

Het overdragen van dagen overeenkomstig punt 14.1 is alleen toegestaan tussen vaartuigen die werken met dezelfde categorie waarnaar de overdracht is gebeurd en gedurende dezelfde beheersperiode. Een lidstaat kan toestaan dat een vissersvaartuig dagen overdraagt indien het vaartuig zijn activiteiten zonder overheidssteun tijdelijk stopzet.

14.5.

Overdrachten van dagen van vaartuigen waaraan dagen zijn toegewezen onder de in de punt 8.1 en 17 omschreven voorwaarden, zijn niet toegestaan.

14.6.

Op verzoek van de Commissie verstrekken de lidstaten informatie over de overdrachten die hebben plaatsgevonden.

15.   Overdracht van dagen tussen vaartuigen die de vlag van verschillende lidstaten voeren

Iedere lidstaat kan vaartuigen die zijn vlag voeren toestaan om in een van de gebieden door te brengen dagen waarop zij recht hebben, binnen dezelfde beheersperiode en binnen hetzelfde gebied over te dragen aan een vaartuig dat de vlag van een andere lidstaat voert, mits de voorwaarden van de punten 6.1, 6.2, 7 en 14 gelden. . Alvorens een lidstaat voor een dergelijke overdracht toestemming verleent, stelt hij de Commissie daarvan in kennis, met vermelding van het aantal dagen, de visserij-inspanning en de quota waarop de overdracht betrekking heeft.

GEBRUIK VAN VISTUIG

16.   Mededeling betreffende het vistuig

Voor de eerste dag van elke beheersperiode deelt de kapitein van een vaartuig of zijn vertegenwoordiger de autoriteiten van de vlaggenlidstaat mee welk vistuig hij tijdens de komende beheersperiode wenst te gebruiken. Zolang die mededeling niet is gedaan, mag het vaartuig niet in de onder punt 2 omschreven gebieden vissen met vistuig als bedoeld in punt 4.

17.   Gebruik van vistuig van meer dan één vistuigcategorieën

17.1.

Een vaartuig mag binnen een beheersperiode vistuig van meer dan één type vistuig als omschreven in punt 4 gebruiken.

17.2

Wanneer de kapitein van een vaartuig of zijn vertegenwoordiger meedeelt dat vistuig van twee van de in punt 4 bedoelde typen vistuig worden gebruikt, is het totaal aantal tijdens de komende beheersperiode beschikbare dagen niet meer danhet rekenkundig gemiddelde van het aantal dagen waarop het vaartuig voor elk vistuig in aanmerking komt, zulks afgerond op de dichtstbijzijnde hele dag. Het is niet toegestaan het betrokken vistuig gedurende meer dagen te gebruiken dan het voor dat vistuig in het betrokken gebied in tabel I vastgelegde aantal dagen.

17.3.

De mogelijkheid om vistuig van meer dan één type vistuig te gebruiken kan alleen worden gebruikt indien aan de volgende aanvullende controlevoorschriften wordt voldaan:

a)

tijdens een visreis mag het vaartuig slechts een van de in punt 4 genoemde soorten vistuig aan boord hebben of gebruiken, behoudens het in punt 19.2 genoemde geval;

b)

voor aanvang van een visreis deelt de kapitein van een vaartuig of zijn vertegenwoordiger de bevoegde autoriteiten mee welk type vistuig tijdens de visreis aan boord zal zijn of zal worden gebruikt, tenzij het type vistuig sinds de vorige visreis niet is gewijzigd.

17.4.

De bevoegde autoriteiten oefenen op zee en in de haven controle en toezicht uit om na te gaan of aan bovenstaande twee voorschriften is voldaan. Een vaartuig dat niet aan deze voorschriften blijkt te voldoen mag met onmiddellijke ingang niet langer twee soorten vistuig gebruiken.

18.   Gecombineerd gebruik van gereglementeerd en niet-gereglementeerd vistuig

Voor vaartuigen die naast één of meer van de in punt 4 vermelde typen vistuig (gereglementeerd vistuig) ook een niet onder dat punt omschreven type vistuig (niet-gereglementeerd vistuig) willen gebruiken, gelden geen beperkingen ten aanzien van het gebruik van niet-gereglementeerd vistuig. Deze vaartuigen moeten van tevoren meedelen wanneer zij gereglementeerd vistuig gebruiken. Zonder een dergelijke mededeling mag geen van de in punt 4 vermelde typen vistuig aan boord worden gehouden. Deze vaartuigen moeten toestemming hebben en beschikken over de nodige uitrusting om de alternatieve vorm van visserij te bedrijven.

19.   Verbod op het aan boord houden van meer dan één type gereglementeerd vistuig

19.1.

Een vaartuig dat aanwezig is in één van de in punt 2 bepaalde gebieden en dat één van de in punt 4 vermelde typen vistuig aan boord heeft, mag niet tegelijkertijd een ander van de in punt 4 vermelde typen vistuig aan boord hebben.

19.2.

In afwijking van punt 19.1 mag een vaartuig dat aanwezig is in een in punt 2 bedoeld gebied, vistuig van verschillende typen aan boord hebben indien aan deze typen vistuig in dat gebied hetzelfde aantal dagen is toegewezen.

NIET MET VISSERIJ VERBAND HOUDENDE ACTIVITEITEN EN DOORVOER

20.   Niet met visserij verband houdende activiteiten

In elke beheersperiode kan een vaartuig niet met visserij verband houdende activiteiten ontplooien zonder dat die tijd wordt meegeteld bij de onder punt 8 toegewezen dagen, mits het vaartuig eerst de vlaggenlidstaat van zijn voornemen die activiteiten te ontplooien en van de aard van die activiteiten in kennis stelt, en voor de duur van de activiteiten afstand doet van zijn visserijvergunning. Gedurende die activiteiten voeren vaartuigen geen vistuig of vis mee.

21.   Doorvoer

Een vaartuig mag door het gebied varen mits het zijn voornemen daartoe vooraf aan zijn autoriteiten heeft meegedeeld. Terwijl een dergelijk vaartuig zich in dit gebied bevindt, moet eventueel meegevoerd vistuig zijn vastgesjord overeenkomstig de voorwaarden van artikel 20, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93.

VERPLICHTINGEN INZAKE SATELLIETVOLGSYSTEMEN

22.   Registratie van relevante gegevens

De lidstaten zien erop toe dat de volgende op grond van het bepaalde in artikel 8, in artikel 10, lid 1, en in artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2244/2003 verkregen satellietvolggegevens in computerleesbare vorm worden geregistreerd:

a)

het binnenvaren en verlaten van de haven;

b)

het binnenvaren en verlaten van maritieme gebieden waar specifieke regels gelden in verband met de toegang tot de wateren en de bestanden.

23.   Kruiscontroles

De lidstaten controleren of de logboeken worden ingediend en of de daarin geregistreerde gegevens juist zijn in vergelijking met VMS-gegevens. Deze kruiscontroles moeten opgetekend worden en op verzoek ter beschikking worden gesteld van de Commissie.

MELDINGSPLICHT

24.   Verzameling van relevante gegevens

Op basis van de gegevens die worden gebruikt voor het beheer van de dagen buitengaats en aanwezig in het gebied overeenkomstig deze bijlage, verzamelen de lidstaten voor ieder kwartaal de gegevens betreffende de inspanningen in de gebieden als omschreven in punt 2 voor gesleept vistuig, staand vistuig en demersale beuglijnen en de inspanningen van vaartuigen per type vistuig en per betrokken gebied als bedoeld in deze bijlage.

25.   Mededeling van relevante gegevens

Op verzoek van de Commissie delen de lidstaten de in punt 24 bedoelde gegevens in het de tabellen II en III bedoelde formaat aan de Commissie mee door toezending van een spreadsheet aan het passende e-mailadres dat door de Commissie aan de lidstaten zal worden meegedeeld.

Tabel II

Formaat van de mededelingen

Land

CFR

Uitwendige kentekens

Visgebied

Duur van de beheersperiode

Aangegeven type(n) vistuig

Bijzondere voorwaarden

Toegewezen aantal dagen per vistuig

Aantal dagen waarop dit vistuig is gebruikt

Overgedragen dagen

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

(7)

(8)

(9)

(10)


Tabel III

Gegevensformaat

Naam van het veld

Max. aantal letters/cijfers

Definitie en opmerkingen

(1)

Land

3

Lidstaat (ISO-drielettercode) waar het vaartuig voor de visserij is geregistreerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2371/2002

Steeds het land dat de mededeling doet.

(2)

CFR

12

(nummer van het vaartuig in het communautaire vlootregister)

Uniek identificatienummer van een vissersvaartuig.

Lidstaat (ISO-drielettercode) gevolgd door een identificatienummer (9 tekens). Indien een reeks minder dan 9 tekens telt, moeten aan de linkerkant nullen worden toegevoegd.

(3)

Uitwendige kentekens

14

Overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie.

(4)

Gebied

1

Aangeven of het vaartuig heeft gevist in de gebieden a, b, c of d van punt 2.1 van deze bijlage

(5)

Duur van de beheersperiode

3

Het aantal dagen van de beheersperiode dat aan het betreffende vaartuig wordt toegewezen. Losse beheersperioden waarin vistuig van dezelfde categorie of groep is aangegeven mogen worden geaggregeerd.

(6)

Aangegeven type(n) vistuig

5

Vermeld de aangegeven typen vistuig overeenkomstig punt 4 van deze bijlage bv. a.i - e

7)

Bijzondere voorwaarden

1

Aangeven of, en zo ja welke, van de in punt 8.1 genoemde bijzondere voorwaarden a-k van toepassing zijn

(8)

Toegewezen aantal dagen voor dit vistuig

3

Aantal dagen waarop dit vaartuig recht heeft voor het aangegeven type vistuig en de aangegeven beheersperiode.

(9)

Aantal dagen waarop dit vistuig is gebruikt

3

Aantal dagen waarop het vaartuig daadwerkelijk met dit type vistuig aan boord in het gebied aanwezig is geweest

(10)

Overgedragen dagen

3

Vermeld voor overgedragen dagen „- aantal overgedragen dagen” en voor ontvangen dagen „+ aantal overgedragen dagen.”


(1)  PB L 337 van 30.12.99, blz. 10. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 485/2005 (PB L 81 van 30.3.2005, blz. 1).

(2)  Uitsluitend de omschrijvingen van de punten 4 en 8 zijn van toepassing.

(3)  Voorzover beperkingen gelden is Verordening (EG) nr. 850/98 van toepassing.

Aanhangsel 1 van bijlage IIA

1.

Een kopie van de in punt 12.1 van deze bijlage bedoelde speciale documenten moet steeds aan boord van het vaartuig worden gehouden.

2.

Wanneer een vaartuig beschikt over een speciaal visdocument, mag het uitsluitend gesleept vistuig met een ontsnappingspaneel als omschreven in punt 4 van deze bijlage aan boord houden en gebruiken. Het tuig moet door nationale inspecteurs worden goedgekeurd alvorens de visserijactiviteiten beginnen.

3.

Ontsnappingspaneel

3.1.

Het ontsnappingspaneel moet worden aangebracht in het cilindervormige gedeelte met een omtrek van minimaal 80 open mazen. Het ontsnappingspaneel moet worden aangebracht in het rugpaneel en het moet de helft van dit rugpaneel beslaan. Er mogen zich niet meer dan twee open ruitvormige mazen bevinden tussen de laatste rij mazen aan de zijkant van het paneel en de aangrenzende naadlijn. Het paneel eindigt maximaal zes meter van de pooklijn. Per vierkante maas worden er twee ruitvormige mazen aan het paneel bevestigd.

3.2.

De lengte van het ontsnappingspaneel bedraagt minimaal 3 meter. De mazen hebben een opening van ten minste 120 mm. Het moeten vierkante mazen zijn, d.w.z. alle vier zijden van het paneel hebben de AB-snit. Het netwerk moet zo worden aangebracht dat de benen evenwijdig lopen met, respectievelijk loodrecht staan op, de lengterichting van de kuil.

3.3.

Het netwerk van het paneel met vierkante mazen moet zijn vervaardigd uit knooploos enkelvoudig getwijnd garen. Het paneel moet zo worden aangebracht dat de mazen tijdens het vissen te allen tijde volledig open blijven. Het mag op geen enkele wijze worden geblokkeerd door aan de binnen- of buitenzijde aangebrachte voorzieningen.

Aanhangsel 2 van bijlage II A

1.

Een kopie van de in punt 12.1 van deze bijlage bedoelde speciale documenten moet steeds aan boord van het vaartuig worden gehouden.

2.

Wanneer een vaartuig beschikt over een speciaal visdocument, mag het uitsluitend gesleept vistuig aan boord houden en gebruiken dat is voorzien van een rooster om langoustine te scheiden van ronde vis als omschreven in punt 4 van deze bijlage of van een rooster met dezelfde selectieve eigenschappen. Het tuig moet door nationale inspecteurs worden goedgekeurd alvorens de visserijactiviteiten beginnen.

3.

Sorteerrooster

3.1.

Het rooster moet rechthoekig zijn. De staven van het rooster lopen evenwijdig aan de lengteas van het rooster. De afstand tussen de staven bedraagt maximaal 35 mm. Het is toegestaan om hierin een of meer scharnieren aan te brengen om de opslag op de nettentrommel te vergemakkelijken.

3.2.

Het rooster wordt diagonaal en met de achterzijde omhoog in de trawl aangebracht, onmiddellijk vóór de kuil of maximaal 10 m verder naar voren in de tunnel. Alle zijden van het rooster moeten aan de trawl worden bevestigd.

3.3.

In het rugpaneel van de trawl moet onmiddellijk boven het rooster een vrije uitlaat voor vis worden aangebracht. De opening van deze uitlaat moet aan de achterzijde even breed zijn als het rooster en moet naar voren toe aan beide zijden puntvormig zijn uitgesneden langs de zijden van de mazen.

3.4.

Het is toegestaan vóór het rooster een trechter aan te brengen om de vis naar de bodem van de trawl en het rooster te geleiden. De minimale maaswijdte van de trechter moet gelijk zijn aan de minimale maaswijdte van de kuil. De verticale opening van de trechter die de vis naar het rooster leidt, moet ten minste 30 cm bedragen. De breedte van deze trechter moet gelijk zijn aan de breedte van het rooster.

4.

Bij vaartuigen die in het bezit zijn van een speciaal visdocument als bedoeld in punt 12.1 van deze bijlage moet de vangst aan boord voor minder dan 5 % uit kabeljauw en voor meer dan 70 % uit langoustine bestaan.

Aanhangsel 3 van bijlage II A

1.

Een kopie van de in punt 12.1 van deze bijlage bedoelde speciale documenten moet steeds aan boord van het vaartuig worden gehouden.

2.

Wanneer een vaartuig beschikt over een speciaal visdocument, mag het uitsluitend gesleept vistuig met een ontsnappingspaneel als omschreven in punt 4 van deze bijlage aan boord houden en gebruiken. Het tuig moet door nationale inspecteurs worden goedgekeurd alvorens de visserijactiviteiten beginnen.

3.

Ontsnappingspaneel

3.1.

Het ontsnappingspaneel moet worden aangebracht in het cilindervormige gedeelte met een omtrek van minimaal 80 open mazen. Het ontsnappingspaneel moet worden aangebracht in het rugpaneel. Er mogen zich niet meer dan twee open ruitvormige mazen bevinden tussen de laatste rij mazen aan de zijkant van het paneel en de aangrenzende naadlijn. Het paneel eindigt maximaal zes meter van de pooklijn. Per vierkante maas worden er twee ruitvormige mazen aan het paneel bevestigd.

3.2.

De lengte van het ontsnappingspaneel bedraagt minimaal 3 meter. De mazen hebben een opening van ten minste 140 mm. Het moeten vierkante mazen zijn, d.w.z. alle vier zijden van het paneel hebben de AB-snit. Het netwerk moet zo worden aangebracht dat de benen evenwijdig lopen met, respectievelijk loodrecht staan op, de lengterichting van de kuil.

3.3.

Het netwerk van het paneel met vierkante mazen moet zijn vervaardigd uit knooploos enkelvoudig getwijnd garen. Het paneel moet zo worden aangebracht dat de mazen tijdens het vissen te allen tijde volledig open blijven. Het mag op geen enkele wijze worden geblokkeerd door aan de binnen- of buitenzijde aangebrachte voorzieningen.

BIJLAGE II B

VISSERIJ-INSPANNING VOOR VAARTUIGEN IN HET KADER VAN HET HERSTEL VAN BEPAALDE ZUIDELIJKE HEEKBESTANDEN EN NEPHROPSBESTANDEN

1.   Toepassingsgebied

De in deze bijlage vastgestelde voorwaarden zijn van toepassing op de communautaire vissersvaartuigen met een lengte over alles gelijk aan of groter dan 10 meter, die met gesleept of staand vistuig als omschreven in punt 3 aan boord aanwezig zijn in ICES-sectoren VIIIc en IXa met uitzondering van de Golf van Cadiz. Voor de toepassing van deze bijlage wordt onder 2006 verstaan de periode van 1 februari 2006 tot en met 31 januari 2007.

2.   Definitie van dagen van aanwezigheid in het gebied

In deze bijlage wordt onder een dag van aanwezigheid in het gebied verstaan een periode van 24 uur gedurende welke een vaartuig buitengaats is en zonder onderbreking aanwezig in het onder punt 1 omschreven gebied. De lidstaat waarvan het betreffende vaartuig de vlag voert, bepaalt wanneer de periode van 24 uur ingaat.

3.   Typen vistuig

Deze bijlage heeft betrekking op de volgende typen vistuig:

a)

Trawls, Deense zegennetten of soortgelijk vistuig met een maaswijdte:

i)

gelijk aan of groter dan 32 mm en kleiner dan 55 mm;

ii)

gelijk aan of groter dan 55 mm;

b)

Kieuwnetten met een maaswijdte:

i)

gelijk aan of groter dan 60 mm en kleiner dan 80 mm;

ii)

gelijk aan of groter dan 80 mm;

c)

demersale beuglijnen.

TOEPASSING VAN DE BEPERKINGEN VAN DE VISSERIJ-INSPANNING

4.   Verplichtingen van de lidstaten

De lidstaten zorgen ervoor dat vissersvaartuigen die hun vlag voeren en in de Gemeenschap geregistreerd zijn, wanneer ze één van de in punt 3 vermelde vistuigen aan boord hebben, niet langer dan het in punt 7 bepaalde aantal dagen aanwezig zijn in het gebied.

5.   Niveau van de visserij-inspanning

5.1.

Een lidstaat verleent vaartuigen die zijn vlag voeren, geen toestemming voor visserijactiviteiten in de betrokken gebieden met vistuig als bedoeld in punt 3, als deze vaartuigen in de jaren 2002, 2003, 2004 of 2005, de vangstcijfers ingevolge een overdracht van dagen tussen vaartuigen niet meegerekend, nog niet eerder dergelijke visserijactiviteiten in het betrokken gebied hebben bedreven tenzij hij ervoor zorgt dat een gelijkwaardig vermogen, in kilowatt gemeten, niet voor vissen in het gereglementeerde gebied wordt gebruikt.

Vaartuigen die wel met vistuig als bedoeld in punt 3 hebben gevist, kan evenwel toestemming worden verleend om een ander in punt 3 vermeld type vistuig te gebruiken, mits het aantal dagen dat voor laatstgenoemd type vistuig is toegewezen gelijk is aan of groter dan het aantal dagen toegewezen aan het eerste type vistuig.

5.2.

Een vaartuig dat de vlag van een lidstaat voert die geen quota heeft in het in punt 1 omschreven gebied, mag in dat gebied niet vissen met in punt 3 omschreven vistuig, tenzij het vaartuig een quotum toegewezen krijgt uit hoofde van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 en zeedagen krijgt overeenkomstig punt 13 van deze bijlage.

6.   Berekening van de visserij-inspanning

Dagen waarop een vaartuig aanwezig is geweest in het gebied maar niet heeft kunnen vissen omdat het noodhulp aan een ander vaartuig heeft verleend of omdat het een gewonde moest vervoeren die dringend medische hulp nodig had, worden door de vlaggenlidstaat niet in mindering gebracht op het uit hoofde van deze bijlage aan dat vaartuig toegewezen aantal dagen. Indien een lidstaat hiertoe besluit, dient hij de redenen voor dit besluit alsmede bewijsstukken van de bevoegde autoriteiten betreffende de noodsituatie binnen een maand aan de Commissie te verstrekken.

AAN VAARTUIGEN TOEGEWEZEN AANTAL DAGEN VAN AANWEZIGHEID IN HET GEBIED

7.   Maximumaantal dagen

7.1.

Voor de vaststelling van het maximumaantal dagen dat een vaartuig aanwezig mag zijn in het gebied, gelden overeenkomstig tabel I de volgende bijzondere voorwaarden,

a)

de totale aanvoer van heek in de jaren 2001, 2002 en 2003 door het vaartuig, of, mutatis mutandis, door het vaartuig of de vaartuigen die met soortgelijk vistuig overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving ter vervanging zijn ingezet en aan deze bijzondere voorwaarden voldoen, moet per jaar minder dan 5 ton bedragen volgens de aanvoer in levend gewicht die in het Gemeenschapslogboek is vermeld, en

b)

de totale aanvoer van langoustine in de jaren 2001, 2002 en 2003 door het vaartuig, of, mutatis mutandis, door het vaartuig of de vaartuigen die met soortgelijk vistuig overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving ter vervanging zijn ingezet en aan deze bijzondere voorwaarden voldoen, moet per jaar minder dan 2,5 ton bedragen volgens de aanvoer in levend gewicht die in het Gemeenschapslogboek is vermeld.

7.2.

Het maximale aantal dagen per jaar waarop een vaartuig in het gebied aanwezig mag zijn terwijl het één van de in punt 3 vermelde vistuigen aan boord heeft, staat vermeld in tabel I.

8.   Beheersperioden

8.1.

Een lidstaat mag het in tabel I vermelde aantal dagen van aanwezigheid in het gebied verdelen over beheersperioden met een duur van een of meer kalendermaanden.

8.2.

Het aantal dagen waarop een vaartuig gedurende een beheersperiode in het betrokken gebied aanwezig mag zijn, wordt door de betrokken lidstaat zelf vastgesteld.

8.3.

In elke beheersperiode kan een vaartuig niet met visserij verband houdende activiteiten ontplooien zonder dat die tijd wordt meegeteld bij de onder punt 7 toegewezen dagen, mits het vaartuig eerst de vlaggenlidstaat van zijn voornemen die activiteiten te ontplooien en van de aard van die activiteiten in kennis stelt, en voor de duur van de activiteiten afstand doet van zijn visserijvergunning. Gedurende die activiteiten voeren vaartuigen geen vistuig of vis mee.

9.   Toewijzing van extra dagen voor de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten

9.1.

De Commissie kan lidstaten extra dagen toekennen waarop een vaartuig in het gebied aanwezig mag zijn terwijl het één van de in punt 3 omschreven vistuigen aan boord heeft, op basis van de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten sinds 1 januari 2004 hetzij overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2792/1999, hetzij ingevolge andere omstandigheden die de lidstaten naar behoren motiveren. Ook vaartuigen waarvoor kan worden aangetoond dat zij definitief uit het gebied verdwenen zijn, komen in aanmerking. Dit aantal extra dagen voor vaartuigen met vistuig van een bepaalde categorie is evenredig aan de in 2003 geleverde visserij-inspanning, gemeten in kilowatt, van de vaartuigen met vistuig van deze categorie waarvan de activiteiten worden beëindigd, vergeleken met het overeenkomstige niveau van de visserij-inspanning van alle vaartuigen met vistuig van die categorie gedurende 2003. Het resultaat van deze berekening wordt afgerond op de dichtstbijzijnde hele dag. Dit punt is niet van toepassing als het vaartuig overeenkomstig punt 5.2 is vervangen.

9.2.

Lidstaten die van de in punt 9.1 bedoelde toewijzingen gebruik willen maken, dienen hiertoe bij de Commissie een verzoek in, dat vergezeld moet gaan van een verslag met bijzonderheden over de definitieve beëindiging van de betrokken visserijactiviteiten.

9.3.

Op basis van dit verzoek kan de Commissie het in punt 7.2 vastgestelde aantal dagen voor de betrokken lidstaat wijzigen volgens de procedure van artikel 30 van Verordening (EG) nr. 2371/2002.

10.   Toewijzing van extra dagen voor versterkt toezicht door waarnemers

10.1.

De Commissie kan in het kader van een partnerschap tussen de wetenschap en de visserijsector op basis van een programma voor versterkt toezicht door waarnemers, de lidstaten in 2006 drie extra dagen van aanwezigheid in het gebied toewijzen voor vaartuigen met het in punt 4 bedoelde vistuig aan boord. Deze programma's moeten met name gericht zijn op teruggooiniveaus en vangstsamenstelling.

10.2.

De lidstaten die wensen gebruik te maken van de in punt 10.1 genoemde toewijzing, moeten een beschrijving van hun programma voor versterkt toezicht door waarnemers indienen.

10.3.

Op basis van die beschrijving en na overleg met het WTECV kan de Commissie het aantal in punt 8.2 omschreven dagen voor de betrokken lidstaat, het gebied, het vistuig of type vistuig wijzigen overeenkomstig de procedure van artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002.

11.   Voorwaarden voor afwijkingen van het normale aantal toegewezen dagen

11.1.

Indien aan een vaartuig extra dagen worden toegewezen omdat is voldaan aan de voorwaarden vermeld in punt 7.1, onder a), en punt 7.1, onder b), mag de aanvoer van het vaartuig in 2006 niet meer bedragen dan 5 ton heek en 2,5 ton langoustine, gemeten in levend gewicht.

11.2.

Vaartuigen mogen op zee geen vis overladen op een ander vaartuig.

11.3.

Wanneer een vaartuig niet aan een van deze voorwaarden voldoet, verliest het met onmiddellijke ingang het recht op de extra dagen.

Tabel I

Maximale aantal dagen per jaar waarop een vaartuig in het gebied aanwezig mag zijn per type vistuig

Type vistuig omschreven in punt:

Bijzondere voorwaarden omschreven in punt:

Omschrijving (1)

Maximumaantal dagen

3, onder a), punt i)

 

Bodemtrawls met een maaswijdte ≥32 en <55 mm

240

3, onder a), punt ii)

 

Bodemtrawls met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 55 mm

240

3, onder b), punt i)

 

Kieuwnetten met een maaswijdte ≥60 mm en >80 mm

240

3 c

 

Demersale beuglijnen

240

3, onder a), punt i)

7.1, onder a) en b)

Bodemtrawls met een maaswijdte ≥32 en <55 mm

Onbeperkt

3, onder a), punt ii)

7.1, onder a) en b)

Bodemtrawls met een maaswijdte >55 mm

Onbeperkt

3, onder b), punt i)

7.1, onder a)

Kieuwnetten met een maaswijdte ≥60 mm en <80 mm

Onbeperkt

3 c

7.1, onder a)

Demersale beuglijnen

Onbeperkt

UITWISSELING VAN TOEGEWEZEN VISSERIJ-INSPANNING EN DAGEN VAN AANWEZIGHEID IN HET GEBIED

12.   Overdracht van dagen tussen vaartuigen die de vlag van dezelfde lidstaat voeren

12.1.

Volgens de bepalingen van punt 5 kan een lidstaat vaartuigen die zijn vlag voeren toestaan om in een bepaald gebied door te brengen dagen waarop zij recht hebben, over te dragen aan een ander vaartuig dat zijn vlag voert in dat gebied, mits het product van het door een vaartuig ontvangen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig (kilowattdagen) gelijk is aan of kleiner is dan het product van het door eerstgenoemd vaartuig overgedragen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig. Als motorvermogen in kilowatt van een vaartuig geldt het voor dat vaartuig in het communautaire gegevensbestand van vissersvaartuigen geregistreerde vermogen.

12.2.

Het product van het overeenkomstig punt 12.1 overgedragen totale aantal in een van de in punt 2 omschreven gebieden doorgebrachte dagen en het motorvermogen in kilowatt van het overdragende vaartuig mag niet groter zijn dan het product van het geregistreerde gemiddelde aantal dagen per jaar dat het overdragende vaartuig in 2001, 2002, 2003 en 2004 in het gebied heeft doorgebracht, zoals bevestigd door het Gemeenschapslogboek, en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig.

12.3.

Het overdragen van dagen overeenkomstig punt 12.1 is alleen toegestaan tussen vaartuigen die werken met hetzelfde type vistuig en gedurende dezelfde beheersperiode.

12.4.

Overdrachten van dagen van vaartuigen waaraan dagen zijn toegewezen overeenkomstig punt 3, zijn niet toegestaan.

12.5.

Op verzoek van de Commissie brengen de lidstaten verslag uit over de overdrachten die hebben plaatsgevonden.

13.   Overdracht van dagen tussen vaartuigen die de vlag van verschillende lidstaten voeren

Iedere lidstaat kan vaartuigen die zijn vlag voeren toestaan om in een van de in punt 1 omschreven gebieden door te brengen dagen waarop zij recht hebben, binnen dezelfde beheersperiode en binnen hetzelfde gebied over te dragen aan een vaartuig dat de vlag van een andere lidstaat voert, mits is voldaan de voorwaarden van de punten 5.1, 5.2, 6 en 12. Wanneer een lidstaat voor een dergelijke overdracht toestemming verleent, stelt hij de Commissie daarvan in kennis, met vermelding van zowel het aantal dagen en de visserij-inspanning als de quota waarop de overdracht betrekking heeft, waarover overeenstemming is bereikt.

GEBRUIK VAN VISTUIG

14.   Mededeling betreffende het vistuig

14.1.

Voor de eerste dag van elke beheersperiode deelt de kapitein van een vaartuig of zijn vertegenwoordiger de autoriteiten van de vlaggenlidstaat mee welk vistuig hij tijdens de komende beheersperiode wenst te gebruiken. Zolang die mededeling niet is gedaan, mag het vaartuig niet in het gebied vissen met vistuig als bedoeld in punt 3.

14.2.

Punt 14.1 is niet van toepassing op visserijvaartuigen die door een lidstaat gemachtigd zijn om slechts een van de typen vistuig als bedoeld in punt 3 te gebruiken.

15.   Gecombineerd gebruik van gereglementeerd en niet-gereglementeerd vistuig

Voor vaartuigen die naast één of meer van de in punt 3 vermelde typen vistuig (gereglementeerd vistuig) ook een niet onder dat punt omschreven type vistuig (niet-gereglementeerd vistuig) willen gebruiken, gelden geen beperkingen ten aanzien van het gebruik van niet-gereglementeerd vistuig. Deze vaartuigen moeten van tevoren meedelen wanneer zij gereglementeerd vistuig gebruiken. Zonder een dergelijke mededeling mag geen van de in punt 3 vermelde typen vistuig aan boord worden gehouden. Deze vaartuigen moeten toestemming hebben en beschikken over de nodige uitrusting om de alternatieve vorm van visserij te bedrijven.

16.   Doorvoer

Een vaartuig mag door het gebied varen mits het zijn voornemen daartoe vooraf aan zijn autoriteiten heeft meegedeeld. Terwijl een dergelijk vaartuig zich in dit gebied bevindt, moet eventueel meegevoerd vistuig zijn vastgesjord overeenkomstig de voorwaarden van artikel 20, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93.

CONTROLE, INSPECTIE EN TOEZICHT

17.   Registratie van relevante gegevens

De lidstaten zien erop toe dat de volgende op grond van het bepaalde in artikel 8, in artikel 10, lid 1, en in artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2244/2003 verkregen satellietvolggegevens in computerleesbare vorm worden geregistreerd:

a)

het binnenvaren en verlaten van de haven;

b)

het binnenvaren en verlaten van maritieme gebieden waar specifieke regels gelden in verband met de toegang tot de wateren en de bestanden.

18.   Kruiscontroles

De lidstaten controleren of de logboeken worden ingediend en of de daarin geregistreerde gegevens juist zijn in vergelijking met VMS-gegevens. Deze kruiscontroles moeten opgetekend worden en op verzoek ter beschikking worden gesteld van de Commissie.

AANGIFTEVERPLICHTINGEN

19.   Verzameling van relevante gegevens

Op basis van de gegevens die worden gebruikt voor het beheer van de dagen aanwezig in het gebied overeenkomstig deze bijlage, verzamelen de lidstaten voor ieder kwartaal de gegevens betreffende de inspanningen per gebied als omschreven in punt 1 voor gesleept vistuig, staand vistuig en beuglijnen en de inspanningen van vaartuigen per type vistuig en in het gebied als bedoeld in deze bijlage.

20.   Mededeling van relevante gegevens

Op verzoek van de Commissie delen de lidstaten de in punt 19 bedoelde gegevens in het in de tabellen II en III bedoelde formaat aan de Commissie mee door toezending van een spreadsheet aan het passende e-mailadres dat door de Commissie aan de lidstaten zal worden meegedeeld.

Tabel II

Formaat van de mededelingen

Land

CFR

Uitwendige kentekens

Duur van de beheersperiode

Aangegeven type(n) vistuig

Bijzondere voorwaarden

Toegewezen aantal dagen per vistuig

Aantal dagen waarop dit type vistuig is gebruikt

Overgedragen dagen

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

(7)

(8)

(9)

Tabel III

Gegevensformaat

Naam van het veld

Max. aantal tekens/cijfers

Definitie en opmerkingen

(1) Land

3

Lidstaat (ISO-drielettercode) waar het vaartuig voor de visserij is geregistreerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2371/2002. Steeds het land dat de mededeling doet.

(2) CFR

12

(nummer van het vaartuig in het communautaire vlootregister)Uniek identificatienummer van een vissersvaartuig. Lidstaat (ISO-drielettercode) gevolgd door een identificatienummer (9 tekens). Indien een reeks minder dan 9 tekens telt, moeten aan de linkerkant nullen worden toegevoegd.

(3) Uitwendige kentekens

14

Overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie.

(4) Duur van de beheersperiode

3

Het aantal dagen van de beheersperiode dat aan het betreffende vaartuig wordt toegewezen. Losse beheersperioden waarin vistuig van dezelfde categorie of groep is aangegeven mogen worden geaggregeerd.

(5) Aangegeven type(n) vistuig

5

Vermeld de aangegeven typen vistuig overeenkomstig punt 3 van deze bijlage bv. a.i, a.ii, b.i, b.ii, of c.

(6) Bijzondere voorwaarden

1

Aangeven of, en zo ja welke, van de in punt 7.1 genoemde bijzondere voorwaarden a en/of b van toepassing zijn.

(7) Toegewezen aantal dagen voor dit vistuig

3

Aantal dagen waarop dit vaartuig recht heeft voor het aangegeven type vistuig en de aangegeven beheersperiode.

(8) Aantal dagen waarop dit vistuig is gebruikt

3

Aantal dagen waarop het vaartuig daadwerkelijk met dit vistuig aan boord in het gebied aanwezig is geweest.

(9) Overgedragen dagen

3

Vermeld voor overgedragen dagen ‘- aantal overgedragen dagen’ en voor ontvangen dagen ‘+ aantal overgedragen dagen’.


(1)  Uitsluitend de omschrijvingen van de punten 3 en 7 zijn van toepassing.

BIJLAGE II C

VISSERIJ-INSPANNING VOOR VAARTUIGEN IN HET KADER VAN HET HERSTEL VAN HET TONGBESTAND IN HET WESTELIJKE KANAAL

1.   Toepassingsgebied

De in deze bijlage vastgestelde voorwaarden zijn van toepassing op de communautaire vissersvaartuigen met een lengte over alles gelijk aan of groter dan 10 meter, die met gesleept of staand vistuig als omschreven in punt 3 aan boord aanwezig zijn in ICES-sector VIIe. Voor de toepassing van deze bijlage wordt onder 2006 verstaan de periode van 1 februari 2006 tot en met 31 januari 2007.

Vissersvaartuigen met staande netten met een maaswijdte van meer dan 120 mm en vangstcijfers voor 2004 van minder dan 300 kg tong, zijn van de bepalingen van deze bijlage vrijgesteld mits:

a)

die vaartuigen in 2006 minder dan 300 kg vangen, en

b)

elke betrokken lidstaat voor 31 juli 2006 en 31 januari 2007 aan de Commissie een verslag voorlegt over de hoeveelheden tong die in 2006 door deze vaartuigen zijn gevangen.

2.   Definitie van dagen van aanwezigheid in het gebied

In deze bijlage wordt onder een dag van aanwezigheid in het gebied verstaan een periode van 24 uur gedurende welke een vaartuig buitengaats is en aanwezig in het onder punt 1 omschreven gebied. De lidstaat waarvan het betreffende vaartuig de vlag voert bepaalt wanneer de periode van 24 uur ingaat.

3.   Typen vistuig

Deze bijlage heeft betrekking op de volgende Typen vistuig:

a)

boomkorren met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 80 mm;

b)

staande netten met inbegrip van kieuwnetten, schakelnetten en warnetten met een maaswijdte van minder dan 220 mm.

TOEPASSING VAN DE BEPERKINGEN VAN DE VISSERIJ-INSPANNING

4.   Verplichtingen van de lidstaten

De lidstaten zorgen ervoor dat vissersvaartuigen die hun vlag voeren en in de Gemeenschap geregistreerd zijn, wanneer ze één van de in punt 3 vermelde vistuigen aan boord hebben, niet langer dan het in punt 7 bepaalde aantal dagen aanwezig zijn in het gebied.

5.   Niveau van de visserij-inspanning

5.1.

Een lidstaat verleent vaartuigen die zijn vlag voeren, geen toestemming voor visserijactiviteiten in de betrokken gebieden met vistuig als bedoeld in punt 3, als deze vaartuigen in de jaren 2002, 2003, 2004 of 2005, de vangstcijfers ingevolge een overdracht van dagen tussen vaartuigen niet meegerekend, nog niet eerder dergelijke visserijactiviteiten in het betrokken gebied hebben bedreven tenzij hij ervoor zorgt dat een gelijkwaardig vermogen, in kilowatt gemeten, niet voor vissen in het gereglementeerde gebied wordt gebruikt.

Vaartuigen die wel met vistuig als bedoeld in punt 3 hebben gevist, kan evenwel toestemming worden verleend om een ander in punt 3 vermeld type vistuig te gebruiken, mits het aantal dagen dat voor laatstgenoemd type vistuig is toegewezen gelijk is aan of groter dan het aantal dagen toegewezen aan het eerste type vistuig.

5.2.

Een vaartuig dat de vlag van een lidstaat voert die geen quota heeft in het in punt 1 omschreven gebied, mag in dat gebied niet vissen met in punt 3 omschreven vistuig, tenzij het vaartuig een quotum toegewezen krijgt uit hoofde van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 en zeedagen krijgt overeenkomstig punt 12 van deze bijlage.

6.   Berekening van de visserij-inspanning

Dagen waarop een vaartuig aanwezig is geweest in het gebied maar niet heeft kunnen vissen omdat het noodhulp aan een ander vaartuig heeft verleend of omdat het een gewonde moest vervoeren die dringend medische hulp nodig had, worden door de vlaggenlidstaat niet in mindering gebracht op het uit hoofde van deze bijlage aan dat vaartuig toegewezen aantal dagen. Indien een lidstaat hiertoe besluit, dient hij de redenen voor dit besluit alsmede bewijsstukken van de bevoegde autoriteiten betreffende de noodsituatie binnen een maand aan de Commissie te verstrekken.

AAN VAARTUIGEN TOEGEWEZEN AANTAL DAGEN VAN AANWEZIGHEID IN HET GEBIED

7.   Maximumaantal dagen

7.1.

Voor de vaststelling van het maximale aantal dagen per jaar waarop een vissersvaartuig in het gebied aanwezig mag zijn overeenkomstig tabel I, zijn de volgende bijzondere voorwaarden van toepassing:

a)

van de in punt 3 vermelde typen vistuig heeft het vaartuig alleen het vistuig als omschreven in punt 3.b aan boord, of maakt alleen daarvan gebruik;

b)

in 2004 bedroeg de totale hoeveelheid door het betrokken vaartuig aangevoerde tong, zoals vermeld in het Gemeenschapslogboek, minder dan 300 kg.

7.2.

Het maximale aantal dagen per jaar waarop een vaartuig in het gebied aanwezig mag zijn met aan boord vistuig als bedoeld in punt 3, is vermeld in tabel I.

7.3.

Het maximale aantal dagen waarop een vaartuig in het gehele in deze bijlage en in bijlage II A bedoelde gebied aanwezig is, mag niet meer bedragen dan het in tabel I van deze bijlage vermelde aantal dagen. In de in bijlage II A omschreven gebieden mag een vaartuig evenwel niet langer aanwezig zijn dan het overeenkomstig bijlage II A vastgestelde aantal dagen.

8.   Beheersperioden

8.1.

Een lidstaat mag het in tabel I vermelde aantal dagen van aanwezigheid in het gebied verdelen over beheersperioden van een of meer kalendermaanden.

8.2.

Het aantal dagen waarop een vaartuig gedurende een beheersperiode in het betrokken gebied aanwezig mag zijn, wordt door de lidstaten zelf vastgesteld

8.3.

Nadat een vaartuig het aantal in het gebied door te brengen dagen waarop het voor een bepaalde beheersperiode recht heeft, heeft opgebruikt, moet het voor de rest van de beheersperiode in de haven of buiten het betrokken gebied blijven, tenzij uitsluitend vistuig wordt gebruikt waarvoor geen maximumaantal dagen is vastgesteld.

9.   Toewijzing van extra dagen voor de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten

9.1.

De Commissie kan lidstaten extra dagen toekennen waarop een vaartuig in het gebied aanwezig mag zijn terwijl het één van de in punt 3 omschreven vistuigen aan boord heeft, op basis van de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten sinds 1 januari 2004 hetzij overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2792/1999, hetzij ingevolge andere omstandigheden die de lidstaten naar behoren motiveren. Dit aantal extra dagen voor vaartuigen met vistuig van een bepaalde categorie is evenredig aan de in 2003 geleverde visserij-inspanning, gemeten in kilowatt, van de vaartuigen met vistuig van deze categorie waarvan de activiteiten worden beëindigd, vergeleken met het overeenkomstige niveau van de visserij-inspanning van alle vaartuigen met vistuig van die categorie gedurende 2003. Het resultaat van deze berekening wordt afgerond op de dichtstbijzijnde hele dag. Dit punt is niet van toepassing als het vaartuig overeenkomstig punt 5.2 is vervangen.

9.2.

Lidstaten die van deze toewijzingen gebruik willen maken, dienen hiertoe bij de Commissie een verzoek in, dat vergezeld moet gaan van een verslag met bijzonderheden over de definitieve beëindiging van de betrokken visserijactiviteiten.

9.3.

Op basis van dit verzoek kan de Commissie het in punt 7.1 vastgestelde aantal dagen voor de betrokken lidstaat wijzigen volgens de procedure van artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002.

10.   Toewijzing van extra dagen voor versterkt toezicht door waarnemers

10.1.

De Commissie kan in het kader van een partnerschap tussen de wetenschap en de visserijsector op basis van een programma voor versterkt toezicht door waarnemers, de lidstaten in 2006 drie extra dagen van aanwezigheid in het gebied toewijzen voor vaartuigen met het in punt 4 bedoelde vistuig aan boord. Deze programma's moeten met name gericht zijn op teruggooiniveaus en vangstsamenstelling.

10.2.

De lidstaten die wensen gebruik te maken van de in punt 10.1 genoemde toewijzing, moeten een beschrijving van hun programma voor versterkt toezicht door waarnemers indienen.

10.3.

Op basis van die beschrijving en na overleg met het WTECV kan de Commissie het aantal in punt 8.2 omschreven dagen voor de betrokken lidstaat, het gebied, het vistuig of type vistuig wijzigen overeenkomstig de procedure van artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002.

11.   Voorwaarden voor afwijkingen van het normale aantal toegewezen dagen

11.1.

Indien aan een vaartuig extra dagen worden toegewezen omdat is voldaan aan de voorwaarden vermeld in punt 7.1 mag de aanvoer van het vaartuig in 2006 niet meer bedragen dan 300 kg tong, gemeten in levend gewicht.

11.2.

Vaartuigen mogen op zee geen vis overladen op een ander vaartuig.

11.3.

Wanneer een vaartuig niet aan een van deze voorwaarden voldoet, verliest het met onmiddellijke ingang het recht op de extra dagen.

Tabel I

Maximale aantal dagen waarop een vaartuig in het gebied aanwezig mag zijn per type vistuig

Type vistuig omschreven in punt:

Bijzondere voorwaarden van punt 7

Omschrijving (1)

Westelijk Kanaal

3.a

 

Bodemtrawls met een maaswijdte >80 mm

216

3.b

 

Staande netten met een maaswijdte <220 mm

216

3.b.

7.1.

Staande netten met een maaswijdte >120 mm

Minder dan 300 kg tong per jaar

Onbeperkt

UITWISSELING VAN TOEGEWEZEN VISSERIJ-INSPANNING EN DAGEN VAN AANWEZIGHEID IN HET GEBIED

12.   Overdracht van dagen tussen vaartuigen die de vlag van dezelfde lidstaat voeren

12.1.

Een lidstaat kan toestaan dat een vissersvaartuig dat zijn vlag voert in het gebied door te brengen dagen waarop het recht heeft, voor hetzelfde gebied overdraagt aan een ander vaartuig dat zijn vlag voert, mits het product van het door een vaartuig ontvangen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig (kilowattdagen) gelijk is aan of kleiner is dan het product van het door eerstgenoemd vaartuig overgedragen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig. Als motorvermogen in kilowatt van een vaartuig geldt het voor dat vaartuig in het communautaire gegevensbestand van vissersvaartuigen geregistreerde vermogen.

12.2.

Het product van het overeenkomstig punt 12.1 overgedragen totale aantal in een van de in punt 2 omschreven gebieden doorgebrachte dagen en het motorvermogen in kilowatt van het overdragende vaartuig mag niet groter zijn dan het product van het geregistreerde gemiddelde aantal dagen per jaar dat het overdragende vaartuig in 2001, 2002, 2003 en 2004 in het gebied heeft doorgebracht, zoals bevestigd door het Gemeenschapslogboek, en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig.

12.3.

Het overdragen van dagen overeenkomstig punt 12.1 is alleen toegestaan tussen vaartuigen die werken met dezelfde categorie vistuig als omschreven in punt 3 en gedurende dezelfde beheersperiode.

12.4.

Op verzoek van de Commissie brengen de lidstaten verslag uit over de overdrachten die hebben plaatsgevonden.

13.   Overdracht van dagen tussen vaartuigen die de vlag van verschillende lidstaten voeren

Iedere lidstaat kan vaartuigen die zijn vlag voeren toestaan om in een van de gebieden door te brengen dagen waarop zij recht hebben, binnen dezelfde beheersperiode en binnen hetzelfde gebied over te dragen aan een vaartuig dat de vlag van een andere lidstaat voert, mits is voldaan de voorwaarden van de punten 5.1, 5.2, 6 en 12. Wanneer een lidstaat voor een dergelijke overdracht toestemming verleent, stelt hij de Commissie daarvan in kennis, met vermelding van zowel het aantal dagen en de visserij-inspanning als de quota waarop de overdracht betrekking heeft, waarover overeenstemming is bereikt.

GEBRUIK VAN VISTUIG

14.   Mededeling betreffende het vistuig

Voor de eerste dag van elke beheersperiode deelt de kapitein van een vaartuig of zijn vertegenwoordiger de autoriteiten van de vlaggenlidstaat mee welk vistuig hij tijdens de komende beheersperiode wenst te gebruiken. Zolang die mededeling niet is gedaan, mag het vaartuig niet in het onder punt 1 omschreven gebied vissen met vistuig als bedoeld in punt 3.

15.   Niet met visserij verband houdende activiteiten

In elke beheersperiode kan een vaartuig niet met visserij verband houdende activiteiten ontplooien zonder dat die tijd wordt meegeteld bij de onder punt 7 toegewezen dagen, mits het vaartuig eerst de vlaggenlidstaat van zijn voornemen die activiteiten te ontplooien en van de aard van die activiteiten in kennis stelt, en voor de duur van de activiteiten afstand doet van zijn visserijvergunning. Gedurende die activiteiten voeren vaartuigen geen vistuig of vis mee.

16.   Doorvoer

Een vaartuig mag door dit gebied varen mits het zijn voornemen daartoe vooraf aan zijn autoriteiten heeft meegedeeld. Terwijl een dergelijk vaartuig zich in dit gebied bevindt, moet eventueel meegevoerd vistuig zijn vastgesjord overeenkomstig de voorwaarden van artikel 20, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93.

CONTROLE, INSPECTIE EN TOEZICHT

17.   Mededelingen inzake de visserij-inspanning

De artikelen 19 ter, 19 quater, 19 quinquies, 19 sexies en 19 duodecies van Verordening (EEG) nr. 2847/93 zijn van toepassing op de vaartuigen die de in punt 3 bedoelde typen vistuig gebruiken en die actief zijn in de in punt 1 genoemde gebieden. Vaartuigen die zijn uitgerust met een satellietvolgsysteem overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 2244/2003 en vaartuigen die de definitie van een dag van punt 2 hanteren, zijn vrijgesteld van bovengenoemde meldplicht.

18.   Registratie van relevante gegevens

De lidstaten zien erop toe dat de volgende op grond van het bepaalde in artikel 8, in artikel 10, lid 1, en in artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2244/2003 van de Commissie verkregen satellietvolggegevens in computerleesbare vorm worden geregistreerd:

a)

het binnenvaren en verlaten van de haven;

b)

het binnenvaren en verlaten van maritieme gebieden waar specifieke regels gelden in verband met de toegang tot de wateren en de bestanden.

19.   Kruiscontroles

De lidstaten controleren of de logboeken worden ingediend en of de daarin geregistreerde gegevens juist zijn in vergelijking met VMS-gegevens. Deze kruiscontroles moeten opgetekend worden en op verzoek ter beschikking worden gesteld van de Commissie.

20.   Alternatieve controlemaatregelen

De lidstaten mogen alternatieve controlemaatregelen toepassen om te voldoen aan de in punt 17 van deze bijlage bedoelde aangifteverplichtingen, mits eerstgenoemde maatregelen even doeltreffend en transparant zijn. Die alternatieve maatregelen moeten aan de Commissie worden meegedeeld alvorens zij worden toegepast.

21.   Voorafgaande kennisgeving van aanvoer en overlading

De kapitein van een communautair vissersvaartuig of zijn vertegenwoordiger die een aan boord gehouden hoeveelheid vis wil overladen op zee of wil aanlanden in een haven of op een plaats van aanlanding in een derde land, dient de in artikel 19 ter van Verordening (EEG) nr. 2847/93 bedoelde gegevens ten minste 24 uur vooraf aan de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat mee te delen.

22.   Toegestane afwijking bij de raming van de in het logboek vermelde hoeveelheden

In afwijking van het bepaalde in artikel 5, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2807/83 geldt voor de in het logboek vermelde ramingen van de hoeveelheden, in kilogrammen, van de aan boord gehouden vis voor vaartuigen als bedoeld in punt 17 een tolerantiemarge van 8 %. Indien in de Gemeenschapswetgeving geen omrekeningsfactoren zijn vastgesteld, zijn de door de vlaggenlidstaat van het vaartuig vastgestelde omrekeningsfactoren van toepassing.

23.   Gescheiden opslag

Wanneer een hoeveelheid tong van meer dan 50 kg aan boord van een vaartuig wordt gehouden, is het verboden hoeveelheden tong gemengd met andere soorten mariene organismen in containers aan boord van het vaartuig te houden. De kapitein van een communautair vissersvaartuig moet de inspecteurs van de lidstaten de nodige bijstand verlenen om deze in staat te stellen de in het logboek vermelde gegevens te toetsen aan de aan boord gehouden vangsten van tong.

24.   Weging

24.1.

De bevoegde autoriteiten van een lidstaat zorgen ervoor dat een hoeveelheid tong van meer dan 300 kg gevangen in het gebied op de afslag vóór de verkoop wordt gewogen.

24.2.

De bevoegde autoriteiten van een lidstaat kunnen eisen dat een hoeveelheid tong die is gevangen in het gebied en die in de betrokken lidstaat wordt aangeland, in aanwezigheid van controleurs wordt gewogen voordat ze vanuit de haven van eerste aanlanding wordt vervoerd.

25.   Vervoer

In afwijking van artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 moeten alle hoeveelheden van meer dan 50 kg van één van de in artikel 7 van deze verordening bedoelde soorten die worden vervoerd naar een andere plaats dan die van eerste aanlanding of invoer, vergezeld zijn van een afschrift van één van de in artikel 8, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 bedoelde verklaringen betreffende de hoeveelheden van die vervoerde soorten. De vrijstelling van artikel 13, lid 4, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2847/93 geldt niet.

26.   Specifiek controleprogramma

In afwijking van artikel 34 quater, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93, kan de looptijd van het specifieke controleprogramma voor een van de in artikel 7 bedoelde bestanden meer dan twee jaar bedragen vanaf de datum van inwerkingtreding.

AANGIFTEVERPLICHTINGEN

27.   Verzameling van relevante gegevens

Op basis van de gegevens die worden gebruikt voor het beheer van de dagen aanwezig in het gebied overeenkomstig deze bijlage, verzamelen de lidstaten voor ieder kwartaal de gegevens betreffende de inspanningen in het gebied voor gesleept vistuig en staand vistuig en de inspanningen van vaartuigen per type vistuig en in het gebied als bedoeld in deze bijlage.

28.   Mededeling van relevante gegevens

Op verzoek van de Commissie delen de lidstaten de in punt 26 bedoelde gegevens in het in de tabellen II en III bedoelde formaat aan de Commissie mee door toezending van een spreadsheet aan het passende e-mailadres dat door de Commissie aan de lidstaten zal worden meegedeeld.

Tabel II

Formaat van de mededelingen

Land

CFR

Uitwendige kentekens

Duur van de beheersperiode

Aangegeven type(n) vistuig

Bijzondere voorwaarden

Toegewezen aantal dagen per vistuig

Aantal dagen waarop dit vistuig is gebruikt

Overgedragen dagen

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

(7)

(8)

(9)

Tabel III

Gegevensformaat

Naam van het veld

Max. aantal letters/cijfers

Definitie en opmerkingen

(1) Land

3

Lidstaat (ISO-drielettercode) waar het vaartuig voor de visserij is geregistreerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2371/2002 Steeds het land dat de mededeling doet.

(2) CFR

12

(nummer van het vaartuig in het communautaire vlootregister)Uniek identificatienummer van een vissersvaartuig. Lidstaat (ISO-drielettercode) gevolgd door een identificatienummer (9 tekens). Indien een reeks minder dan 9 tekens telt, moeten aan de linkerkant nullen worden toegevoegd.

(3) Uitwendige kentekens

14

Overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie.

(4) Duur van de beheersperiode

3

Het aantal dagen van de beheersperiode dat aan het betreffende vaartuig wordt toegewezen. Losse beheersperioden waarin vistuig van dezelfde categorie of groep is aangegeven mogen worden geaggregeerd.

(5) Aangegeven type(n) vistuig

5

Vermeld de aangegeven typen vistuig overeenkomstig punt 3 van deze bijlage bv. a.i., c.iii

(6) Bijzondere voorwaarden

1

Aangeven of, en zo ja welke, van de in punt 7.1 genoemde bijzondere voorwaarden a-g van toepassing zijn

(7) Toegewezen aantal dagen voor dit vistuig

3

Aantal dagen waarop dit vaartuig recht heeft voor het aangegeven type vistuig en de aangegeven beheersperiode.

(8) Aantal dagen waarop dit vistuig is gebruikt

3

Aantal dagen waarop het vaartuig daadwerkelijk met dit vistuig aan boord buitengaats en in het gebied aanwezig is geweest

(9) Overgedragen dagen

3

Vermeld voor overgedragen dagen „- aantal overgedragen dagen” en voor ontvangen dagen „+ aantal overgedragen dagen”.


(1)  Uitsluitend de omschrijvingen van de punten 3 en 7 zijn van toepassing.

BIJLAGE II D

VISSERIJ-INSPANNING VAN VAARTUIGEN DIE VISSEN OP ZANDSPIERING IN DEELGEBIED IV EN SECTOREN IIA EN IIIA

1.

De in deze bijlage vastgestelde voorwaarden zijn van toepassing op de communautaire vissersvaartuigen die in het Skagerrak, sector IIa (EG-wateren) en deelgebied IV vissen met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16 mm.

2.

In deze bijlage wordt onder een dag buitengaatsvan aanwezigheid in het gebied verstaan:

a)

de periode van 24 uur die aanvangt om 00: 00 uur op een welbepaalde kalenderdag en eindigt om 24.00 uur op dezelfde kalenderdag of een deel van deze periode;

b)

een in het Gemeenschapslogboek vermelde ononderbroken periode van 24 uur tussen de datum en het tijdstip van vertrek en de datum en het tijdstip van aankomst, of een deel van een dergelijke periode.

3.

Iedere betrokken lidstaat brengt uiterlijk 1 maart 2006 een gegevensbank tot stand die voor het deelgebied IV en sector IIIa voor de jaren 2002, 2003 en 2004, en voor ieder vaartuig dat de vlag van de betrokken lidstaat voert en in het register van de Gemeenschap staat ingeschreven en met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16mm heeft gevist, de volgende gegevens bevat:

a)

de naam en het intern registratienummer van het vaartuig;

b)

het motorvermogen van het vaartuig in kilowatt, gemeten overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad;

c)

het voor de visserij met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16 mm aantal dagen van aanwezigheid in het gebied;

d)

het aantal kilowattdagen, d.w.z. het product van het aantal dagen van aanwezigheid in het gebied en het motorvermogen in kilowatt.

4.

Vervolgens moet iedere lidstaat het volgende berekenen:

a)

het totaal aantal kilowattdagen voor ieder jaar, d.w.z. de som van het overeenkomstig punt 3, onder d), berekende aantal kilowattdagen;

b)

het gemiddelde aantal kilowattdagen voor de periode 2002-2003.

5.

De lidstaten zorgen ervoor dat het aantal kilowattdagen in 2006 van alle hun vlag voerende en in de Gemeenschap geregistreerde vaartuigen niet meer dan 20 % groter is dan het overeenkomstig punt 4, onder a) berekende aantal voor 2004.

6.

Zo spoedig mogelijk herziet de Commissie het in punt 5 bedoelde maximale aantal kilowattdagen en de in bijlage I bij deze verordening vastgestelde TAC en quota voor zandspiering in de zones IIa (EG-wateren), IIIa en IV (EG-wateren) op basis van het advies van het WTECV inzake de omvang van de jaargang van 2005 van het zandspieringbestand in de Noordzee, overeenkomstig het volgende:

a)

als leeftijdsklasse 0 van jaargang 2005 van het zandspieringbestand in de Noordzee volgens ramingen van de WTECV gelijk aan of groter is dan 500 000 miljoen stuks, is voor de rest van 2006 het aantal kilowattdagen niet gelimiteerd en wordt de TAC voor 2006 vastgesteld op 600 000 ton;

b)

als leeftijdsklasse 0 van jaargang 2005 van het zandspieringbestand in de Noordzee volgens ramingen van de WTECV tussen de 300 000 miljoen en 500 000 miljoen stuks is, is het maximale aantal kilowattdagen gelijk aan het niveau van 2003 zoals berekend overeenkomstig punt 4, onder a) en wordt de TAC voor 2006 vastgesteld op 300 000 ton;

c)

als leeftijdsklasse 0 van jaargang 2005 van het zandspieringbestand in de Noordzee volgens ramingen van de WTECV kleiner dan 300 000 miljoen stuks is, is vissen met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16 mm voor de rest van 2006 verboden. Een beperkte vangst is echter toegestaan om het zandspieringbestand in ICES-gebied IIIa en deelgebied IV en de gevolgen van de sluiting in het oog te houden. Daartoe stellen de betrokken lidstaten in samenwerking met de Commissie een plan op voor het monitoren van de visserij.


BIJLAGE III

OVERGANGSMAATREGELEN: TECHNISCHE EN CONTROLEMAATREGELEN

Deel A

Noordelijk deel van de Atlantische Oceaan, met inbegrip van de Noordzee, Skagerrak en Kattegat

1.   Aanvoer- en weegprocedures voor haring, makreel en horsmakreel

1.1.   Toepassingsgebied

1.1.1.

De volgende procedures zijn van toepassing op aanvoer in de Europese Gemeenschap door vaartuigen uit de Gemeenschap en uit derde landen van hoeveelheden die per aanvoer meer dan 10 ton haring, makreel, horsmakreel of een combinatie daarvan bedragen, gevangen in:

a)

voor haring, ICES-deelgebieden I, II, IV, VI en VII en sectoren IIIa en Vb;

b)

voor makreel en horsmakreel, ICES-deelgebieden III, IV, VI en VII en sector IIa.

1.2.   Aangewezen havens

1.2.1.

In punt 1.1 bedoelde aanvoer is alleen toegestaan in daartoe aangewezen havens.

1.2.2.

Elke betrokken lidstaat stuurt de Commissie alle wijzigingen toe in de in 2004 meegedeelde lijst van aangewezen havens waarin haring, makreel en horsmakreel mag worden aangevoerd, evenals wijzigingen in de inspectie- en controleprocedures voor die havens, inclusief de regels en voorwaarden voor het registreren en aangeven van de hoeveelheden voor elk van de in punt 1.1.1 bedoelde bestanden en soorten per aanvoer. Deze wijzigingen dienen ten minste 15 dagen voor de inwerkingtreding ervan te worden meegedeeld. De Commissie zendt deze informatie en de door derde landen aangewezen havens toe aan alle betrokken lidstaten.

1.3.   Binnenlopen van de haven

1.3.1.

De kapitein van een in punt 1.1.1 bedoeld vaartuig of zijn gemachtigde stelt de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin de aanvoer zal plaatsvinden ten minste 4 uur vóór het binnenlopen van de aanvoerhaven van de betrokken lidstaat in kennis van:

a)

de haven die hij wil aandoen alsmede de naam en het registratienummer van het vaartuig;

b)

het verwachte tijdstip van aankomst in die haven;

c)

de hoeveelheid in kilogram levend gewicht per aan boord aanwezige soort;

d)

het in bijlage I van deze verordening vermelde beheersgebied waar de vangst is gedaan.

1.4.   Kwijting

1.4.1.

De bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat verlangen dat het lossen niet begint voordat daartoe toestemming is gegeven.

1.5.   Logboek

1.5.1.

In afwijking van het bepaalde in punt 4.2 van bijlage IV van Verordening (EEG) nr. 2807/83 legt de kapitein van een vissersvaartuig onmiddellijk na aankomst in de haven de desbetreffende bladzijde(n) uit het logboek over aan de bevoegde autoriteit van de aanvoerhaven.

De aan boord aanwezige hoeveelheden die overeenkomstig punt 1.3.1, onder c), vóór de aanvoer zijn opgegeven, dienen gelijk te zijn aan de in het logboek vermelde hoeveelheden nadat dit is ingevuld.

In afwijking van het bepaalde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2807/83 geldt voor de in het logboek vermelde ramingen van de hoeveelheden van aan boord aanwezige vis (in kilogram) een tolerantiemarge van 8 %.

1.6.   Wegen van verse vis

1.6.1.

Kopers van verse vis zien erop toe dat alle ontvangen hoeveelheden worden gewogen op door de bevoegde autoriteiten goedgekeurde systemen. Dit wegen gebeurt voordat de vis gesorteerd, verwerkt, opgeslagen, uit de haven van aanlanding vervoerd of doorverkocht wordt. Het resultaat van de weging moet worden gebruikt voor het invullen van de aanvoeraangifte, de verkoopdocumenten en de overnameverklaringen.

1.6.2.

Bij de gewichtsbepaling mag de aftrek voor water niet meer bedragen dan 2 %.

1.7.   Wegen van verse vis na vervoer

1.7.1.

In afwijking van het bepaalde in punt 1.6.1 mogen de lidstaten toestaan dat verse vis wordt gewogen nadat hij uit de haven van aanlanding is vervoerd, op voorwaarde dat de vis wordt vervoerd naar een bestemming buiten het grondgebied van de lidstaat, die ten hoogste 100 km van de haven van aanlanding ligt, en dat:

a)

de container waarin de vis wordt vervoerd, van de aanvoerhaven naar de plaats van weging wordt begeleid door een inspecteur, of

b)

de bevoegde autoriteiten van de aanvoerhaven toestemming geven om de vis te vervoeren onder de volgende voorwaarden:

i)

onmiddellijk voordat de container de aanvoerhaven verlaat, verstrekt de koper of zijn gemachtigde de bevoegde autoriteiten een schriftelijke verklaring met de soort vis, de naam van het vaartuig waaruit de vis is gelost, het unieke identificatienummer van de container en bijzonderheden over de bestemming waar de vis wordt gewogen, evenals het verwachte tijdstip van aankomst van de container op de plaats van bestemming;

ii)

een kopie van de onder i) bedoelde verklaring wordt door de chauffeur tijdens het transport bewaard en op de plaats van bestemming aan de ontvanger van de vis overhandigd.

1.8.   Wegen van bevroren vis

1.8.1.

Alle kopers of houders van bevroren vis zien erop toe dat de aangevoerde hoeveelheden worden gewogen voordat de vis verwerkt, opgeslagen, uit de haven van aanlanding vervoerd of doorverkocht wordt. Eventueel tarragewicht dat overeenstemt met het gewicht van de dozen, plastic of andere kratten waarin de af te wegen vis is verpakt, mag worden afgetrokken van het gewicht van alle aangelande hoeveelheden.

1.8.2.

Bij wijze van alternatief mag het gewicht van in dozen verpakte bevroren vis worden bepaald door vermenigvuldiging van het gemiddelde gewicht van een representatief monster gebaseerd op de weging van de uit de doos verwijderde inhoud zonder plastic verpakking, al dan niet na het ontdooien van eventueel ijs dat nog op de vis aanwezig is. De lidstaten leggen iedere wijziging in de door de Commissie in 2004 goedgekeurde bemonsteringsmethode ter goedkeuring aan haar voor. Deze wijzigingen worden door de Commissie goedgekeurd. Het resultaat van de weging moet worden gebruikt voor het invullen van de aanvoeraangifte, de verkoopdocumenten en de overnameverklaringen.

1.9.   Verkoopdocumenten en overnameverklaringen

1.9.1.

Onverminderd het bepaalde in artikel 9, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2847/93, legt de verwerker of de koper van de aangelande vis een kopie van het verkoopdocument of de overnameverklaring over aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat zodra deze daarom verzoeken, maar in elk geval binnen 48 uur na het voltooien van de weging.

1.10.   Weegvoorzieningen

1.10.1.

Indien openbare weeginstallaties worden gebruikt, verstrekt de partij die de vis weegt, de koper een weegbrief met vermelding van de datum en het tijdstip van de weging en het identificatienummer van de container. Een kopie van de weegbrief wordt aan het verkoopdocument of de overnameverklaring gehecht.

1.10.2.

Indien particuliere weeginstallaties worden gebruikt, moet het systeem door de bevoegde autoriteiten worden goedgekeurd, geijkt en verzegeld, en moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a)

de partij die de vis weegt, houdt een gepagineerd weeglogboek bij, waarin het volgende wordt vermeld:

i)

de naam en het registratienummer van het vaartuig waarvan de vis is gelost,

ii)

het identificatienummer van de containers indien de vis vóór de weging uit de haven van aanvoer is vervoerd,

iii)

de soort vis,

iv)

het gewicht van iedere aanvoer,

v)

de datum en het tijdstip van aanvang en einde van de weging;

b)

indien de weging wordt uitgevoerd op een transportband dient een zichtbaar systeem te worden aangebracht waarop het cumulatieve gewicht van de aanvoer wordt geregistreerd. Dit cumulatieve totale gewicht dient in het onder a) bedoelde gepagineerde logboek te worden vermeld;

c)

het weeglogboek en de in punt 1.7.1, onder b), ii), bedoelde kopieën van de schriftelijke verklaringen moeten gedurende drie jaar worden bewaard.

1.11.   Toegang door de bevoegde autoriteiten

De bevoegde autoriteiten hebben te allen tijde vrijelijk toegang tot het weegsysteem, de weeglogboeken, de schriftelijke verklaringen en alle gebouwen waar vis wordt verwerkt en bewaard.

1.12.   Kruiscontroles

1.12.1.

De bevoegde autoriteiten voeren bij iedere aanvoer administratieve kruiscontroles uit ter vergelijking van:

a)

de hoeveelheden per soort die zijn vermeld in de voorafgaande verklaring van aanvoer als bedoeld in punt 1.3.1, met de hoeveelheden die zijn vermeld in het logboek van het vaartuig;

b)

de hoeveelheden per soort die zijn vermeld in het logboek van het vaartuig, met de in de aanvoeraangifte vermelde hoeveelheden;

c)

de hoeveelheden per soort die zijn vermeld in de aanvoeraangifte, met de in het verkoopdocument of de overnameverklaring vermelde hoeveelheden.

1.13.   Volledige inspectie

(15)

De bevoegde autoriteiten van een lidstaat zien erop toe dat ten minste 15 % van de aangevoerde hoeveelheden vis en ten minste 10 % van het aantal aanlandingen volledig worden geïnspecteerd, wat ten minste het volgende moet omvatten:

a)

controle van de weging van de vangsten van het vaartuig per soort. Indien een voor inspectie geselecteerd vaartuig zijn vangst aan wal pompt, wordt de volledige lossing van het vaartuig gecontroleerd. Bij diepvriestrawlers worden alle kisten geteld. Een representatieve steekproef van de kisten/pallets wordt gewogen voor de berekening van het gemiddelde gewicht van de kisten/pallets. De kisten worden bemonsterd volgens een erkende methode om het gemiddelde nettogewicht van de vis (d.w.z. zonder verpakking, ijs enz.) te bepalen;

b)

naast de in punt 1.12 bedoelde kruiscontroles vindt een vergelijking plaats van:

i)

de per soort in het weeglogboek geregistreerde hoeveelheden met de per soort in het verkoopsdocument of de overnameverklaring geregistreerde hoeveelheden;

ii)

de op grond van punt 1.7.1, onder b) i), door de bevoegde autoriteiten ontvangen schriftelijke verklaringen met de op grond van punt 1.7.1, onder b)ii), door de ontvanger van de vis bewaarde schriftelijke verklaringen;

iii)

de identificatienummers van de containers als vermeld in de in punt 1.7.1, onder b) i), genoemde schriftelijke verklaringen met de weeglogboeken.

c)

indien het lossen wordt onderbroken, kan dit pas worden hervat nadat hiervoor toestemming is verleend;

d)

zodra het lossen is beëindigd, moet worden gecontroleerd of het vaartuig volledig leeg is.

1.14.   Documentatie

1.14.1.

Van alle in punt 1 genoemde inspectieactiviteiten moet verslag worden opgemaakt. Deze documenten moeten gedurende drie jaar worden bewaard.

2.   Haringvisserij in ICES-sector IIa (EG-wateren)

Het is verboden haring aan te voeren of aan boord te houden die in de periode van 1 januari tot en met 28 februari of in de periode van 16 mei tot en met 31 december is gevangen in sector IIa (EG-wateren).

3.   Technische instandhoudingsmaatregelen in het Skagerrak en het Kattegat

In afwijking van de voorschriften van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 850/98, is het bepaalde in aanhangsel 1 van deze bijlage van toepassing.

4.   Beperkingen voor de visserij op kabeljauw

4.1.   ICES-sector Vb

Tot en met 31 december 2006 is iedere vorm van visserij verboden in het gebied dat wordt ingesloten door loxodromen die achtereenvolgens de punten met de onderstaande geografische coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84‐coördinatensysteem):

 

59o05'NB, 06o45'WL

 

59o30’NB, 06o00’WL

 

59o40'NB, 05o00'WL

 

60o00’NB, 04o00’WL

 

59o30'NB, 04o00'WL

 

59o05'NB, 06o45'WL

4.2.   ICES-sectoren VIIf en g

Van 1 februari 2006 tot en met 31 maart 2006 is iedere vorm van visserij verboden in de volgende ICES-rechthoeken: 30E4, 31E4, 32E3. Dit verbod is niet van toepassing binnen zes zeemijlen vanaf de basislijn.

4.3.   In afwijking van het bepaalde in de punten 4.1en 4.2 is de visserij met kommen en korven in het betrokken gebied en de betrokken periode toegestaan, mits:

i)

geen ander vistuig dan kommen en korven aan boord wordt gehouden, en

ii)

geen andere organismen dan schelp- en schaaldieren aan boord worden gehouden.

4.4.   In afwijking van het bepaalde in de punten 4.1 en 4.2 is de visserij met netten met een maaswijdte van minder dan 55 mm in de onder die punten genoemde gebieden toegestaan, mits:

i)

er geen netten met een maaswijdte van 55 mm of meer aan boord worden gehouden, en

ii)

er geen andere vissoorten dan haring, makreel, sardine, sardinella, horsmakreel, sprot, blauwe wijting en zilversmelt aan boord worden gehouden.

5.   Sluiting van een gebied voor zandspiering

5.1.

Het is verboden zandspiering aan land te brengen of aan boord te houden die gevangen is in het geografische gebied begrensd door de oostkust van Engeland en Schotland en loxodromen die achtereenvolgens de punten met de onderstaande geografische coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84‐coördinatensysteem):

de oostkust van Engeland op 55o30' NB,

55o30' NB, 1o00' WL,

58o00' NB en 1o00' WL,

58o00' NB en 2o00' WL,

de oostkust van Schotland op 2o00' WL.

5.2.

Een beperkte vangst voor wetenschappelijke doeleinden is echter toegestaan om het zandspieringbestand in het gebied en de gevolgen van de sluiting in het oog te houden.

6.   Rockall-schelvisbox

Iedere vorm van visserij, met uitzondering van de visserij met de beug, is verboden in het gebied dat wordt ingesloten door loxodromen die achtereenvolgens de punten met de onderstaande geografische coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84‐coördinatensysteem):

Punt nr.

Breedtegraad

Lengtegraad

1

57o00'NB

15o00'WL

2

57o00'NB

14o00'WL

3

56o30'NB

14o00'WL

4

56o30'NB

15o00'WL

7.   Technische instandhoudingsmaatregelen in de Ierse Zee

De in de artikelen 2, 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 254/2002 van de Raad van 12 februari 2002 tot vaststelling van maatregelen voor 2002 voor het herstel van het kabeljauwbestand in de Ierse Zee (ICES-sector VIIa) (1) bedoelde technische instandhoudingsmaatregelen zijn tijdelijk van toepassing in 2006.

8.   Het gebruik van kieuwnetten in de ICES-sectoren VIa, b en VIIb, c, j, k en deelgebied XII

8.1.

In deze bijlage wordt onder „kieuwnetten” en „warrelnetten” verstaan, vistuig bestaande uit een enkel net dat verticaal in het water wordt gehouden door vlotters en ballast. Levende aquatische hulpbronnen worden gevangen doordat zij in het net verward of verstrikt raken.

8.2.

In deze bijlage wordt onder „schakelnetten” verstaan, vistuig bestaande uit twee of meer achter elkaar hangende netten aan een enkele bovenpees, die verticaal in het water worden gehouden.

8.3.

Het is vaartuigen van de Gemeenschap niet toegestaan kieuwnetten, warrelnetten en schakelnetten te gebruiken op plaatsen waar de kaartdiepte meer dan 200 meter bedraagt in

a)

ICES-afdelingen VIa, b en VII b, c, j, k

b)

ICES-deelgebied XII ten oosten van 27o WL.

8.4.

Alle in punt 8.1 en punt 8.2 bedoelde netten moeten vóór 1 februari 2006 uit de in punt 8.3. bedoelde gebieden worden verwijderd.

9.   Voorwaarden voor de in de Golf van Biscaye toegestane visserij met bepaalde soorten gesleept vistuig

In afwijking van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 494/2002 van de Commissie van 19 maart 2002 tot vaststelling van aanvullende technische maatregelen voor het herstel van het heekbestand in de ICES-deelgebieden III, IV, V, VI en VII en in de ICES-sectoren VIIIa, b, d, e (2), mag in het in artikel 5, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 494/2002 omschreven gebied worden gevist met sleepnetten, Deense zegennetten en soortgelijk vistuig, met uitzondering van boomkorren, met een maaswijdte van 70 tot 99 mm, indien het vistuig is voorzien van een paneel met vierkante mazen overeenkomstig aanhangsel 3 van deze bijlage.

10.   Visserij op diepzeesoorten

In afwijking van Verordening (EG) nr. 2347/2002 geldt het volgende in 2006:

10.1.

De lidstaten zorgen ervoor dat vaartuigen die hun vlag voeren en die op hun grondgebied zijn geregistreerd, visserijactiviteiten die leiden tot de vangst en het aan boord houden van meer dan 10 ton diepzeesoorten en zwarte heilbot per kalenderjaar, slechts mogen uitvoeren als ze in het bezit zijn van een diepzeevisdocument.

10.2.

Het is evenwel verboden per zeereis een totale hoeveelheid diepzeesoorten en zwarte heilbot van meer dan 100 kg te vangen en aan boord te houden, over te laden of aan te landen, tenzij het betrokken vaartuig in het bezit is van een diepzeevisdocument.

11.   Overgangsmaatregelen voor de bescherming van kwetsbare diepzeehabitats

De visserij met bodemtrawls en met staand vistuig, met inbegrip van geankerde kieuwnetten en grondbeugen, is verboden in het gebied dat wordt ingesloten door loxodromen die achtereenvolgens de punten met de onderstaande geografische coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84‐coördinatensysteem):

 

De Hecate Seamounts:

52o 21.2866' NB, 31o 09.2688' WL

52o 20.8167' NB, 30o 51.5258' WL

52o 12.0777' NB, 30o 54.3824' WL

52o 12.4144' NB, 31o 14.8168' WL

52o 21.2866' NB, 31o 09.2688' WL

 

De Faraday Seamounts:

50o 01.7968' NB, 29o 37.8077' WL

49o 59.1490' NB, 29o 29.4580' WL

49o 52.6429' NB, 29o 30.2820' WL

49o 44.3831' NB, 29o 02.8711' WL

49o 44.4186' NB, 28o 52.4340' WL

49o 36.4557' NB, 28o 39.4703' WL

49o 29.9701' NB, 28o 45.0183' WL

49o 49.4197' NB, 29o 42.0923' WL

50o 01.7968' NB, 29o 37.8077' WL

 

Een deel van de Reykjanes Ridge:

55o 04.5327' NB, 36o 49.0135' WL

55o 05.4804' NB, 35o 58.9784' WL

54o 58.9914' NB, 34o 41.3634' WL

54o 41.1841' NB, 34o 00.0514' WL

54o 00.0'NB, 34o 00.0' WL

53o 54.6406' NB, 34o 49.9842' WL

53o 58.9668' NB, 36o 39.1260' WL

55o 04.5327' NB, 36o 49.0135' WL

 

De Altair Seamounts:

44o 50.4953' NB, 34o 26.9128' WL

44o 47.2611' NB, 33o 48.5158' WL

44o 31.2006' NB, 33o 50.1636' WL

44o 38.0481' NB, 34o 11.9715' WL

44o 38.9470' NB, 34o 27.6819' WL

44o 50.4953' NB, 34o 26.9128' WL

 

De Antialtair Seamounts:

43o 43.1307' NB, 22o 44.1174' WL

43o 39.5557' NB, 22o 19.2335' WL

43o 31.2802' NB, 22o 08.7964' WL

43o 27.7335' NB, 22o 14.6192' WL

43o 30.9616' NB, 22o 32.0325' WL

43o 40.6286' NB, 22o 47.0288' WL

43o 43.1307' NB, 22o 44.1174' WL

12.   CECAF

De minimummaat voor octopus (Octopus vulgaris) die is gevangen in de maritieme wateren onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen in het CECAF-gebied, bedraagt 450 gram (schoongemaakt). Ondermaatse octopus mag niet aan boord worden gehouden, noch worden overgeladen, aangevoerd, vervoerd, opgeslagen, verkocht, uitgestald of te koop aangeboden, maar moet onmiddellijk terug in zee worden gezet.

13.   Vaartuigen die illegale, niet-aangegeven of niet-gereglementeerde visvangst bedrijven in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan

13.1.

Vaartuigen die door de Visserijcommissie voor het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) zijn geplaatst op een lijst van vaartuigen waarvan is aangetoond dat zij illegale, niet-aangegeven of niet-gereglementeerde visvangst hebben bedreven (IUU-vaartuigen), staan vermeld in aanhangsel 4. Op deze vaartuigen zijn de volgende maatregelen van toepassing:

a)

IUU-vaartuigen die een haven aandoen krijgen geen toestemming om te lossen of over te laden en worden door de bevoegde autoriteiten geïnspecteerd. Deze inspectie heeft betrekking op de documenten van het vaartuig, de logboeken, het vistuig, de vangsten aan boord evenals alle andere zaken die verband houden met de visserijactiviteiten van het vaartuig in het gereglementeerde gebied van de NEAFC. Informatie over de resultaten van de inspectie wordt onmiddellijk aan de Commissie meegedeeld;

b)

vissersvaartuigen, ondersteuningsvaartuigen, bunkerschepen, moederschepen, en vrachtvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, mogen op geen enkele wijze bijstand verlenen aan IUU-vaartuigen of deelnemen aan overladingen van of gezamenlijke visserijactiviteiten met vaartuigen van de lijst;

c)

in de haven mogen aan IUU-vaartuigen geen goederen of brandstof worden geleverd, en er mogen geen diensten worden verleend;

d)

het is IUU-vaartuigen niet toegestaan te vissen in Gemeenschapswateren en zij mogen niet gecharterd worden;

e)

de invoer van vis afkomstig van IUU-vaartuigen is verboden;

f)

lidstaten staan IUU-vaartuigen niet toe om hun vlag te voeren en moedigen importeurs, vervoerders en andere sectoren aan om geen door dergelijke vaartuigen gevangen vis te verhandelen of over te laden.

13.2.

De Commissie brengt de lijst met die van de NEAFC in overeenstemming zodra de NEAFC een nieuwe lijst vaststelt.

14.   Elektrische visserij

In afwijking van artikel 31, lid 1, van Verordening (EG) nr. 850/98 is vissen met een boomkor met elektrische stroom toegestaan onder voorwaarden, door de Commissie vast te stellen overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 en in het licht van advies van het WTECV.

Deel B

Het Middellandse-Zeegebied

15.   Tijdelijke maatregel inzake maaswijdte en visserijactiviteiten

De lopende visserijactiviteiten waarvoor een afwijking geldt op grond van artikel 3, leden 1 en 1bis, en artikel 6, leden 1 en 1bis, van Verordening (EG) nr. 1626/94, mogen in 2006 tijdelijk worden voortgezet.

16.   Korren en sleepnetten in de diepzeevisserij

Het gebruik van sleepdreggen en trawlnetten op diepten van meer dan 1 000 m is verboden.

17.   Opstelling van een GFCM-lijst van vaartuigen van meer dan 15 m

17.1.

Vóór 1 juni 2006 stelt elke lidstaat de Commissie, via de reguliere elektronische weg, in het bezit van een lijst van de vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 m die zijn vlag voeren en op zijn grondgebied zijn geregistreerd, en waaraan een visdocument is afgegeven op grond waarvan zij in het GFCM-gebied mogen vissen.

17.2.

De in punt 16.1 bedoelde lijst bevat de volgende gegevens:

a)

het nummer van het vaartuig in het communautaire vlootregister, en de externe kentekens als omschreven in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 26/2004;

b)

de voor visserij en/of overlading toegestane periode;

c)

het gebruikte vistuig.

17.3.

Vóór 1 juli 2006 zendt de Commissie de lijst naar het uitvoerend secretariaat van de GFCM, zodat de vaartuigen kunnen worden opgenomen in GFCM‐register van vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 m die mogen vissen in het GFCM‐verdragsgebied (hierna het GFCM‐register genoemd).

17.4.

Elke wijziging in de in punt 17.1 genoemde lijst moet ten minste 10 werkdagen voordat het vaartuig in het GFCM-gebied begint te vissen, worden gemeld aan de Commissie, die deze gegevens volgens dezelfde procedure doorzendt naar het uitvoerend secretariaat van de GFCM.

17.5.

Communautaire vissersvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 m die niet in de in punt 17.1 genoemde lijst zijn opgenomen, mogen in het GFCM‐gebied niet vissen op ongeacht welke soort vis of schelpdier, noch de betrokken soorten aan boord hebben, overladen of aanlanden.

17.6.

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om er zorg voor te dragen dat

a)

enkel vaartuigen die hun vlag voeren, die zijn opgenomen in de in punt 17.1 genoemde lijst en die in het bezit zijn van een door hen afgegeven visdocument, op de in dat document vastgestelde voorwaarden in het GFCM‐gebied mogen vissen;

b)

aan vaartuigen die illegale, niet-aangegeven of niet-gereglementeerde visvangst hebben bedreven (IUU-visserij) in het GFCM‐gebied of elders, mag geen visdocument worden afgegeven, tenzij de nieuwe eigenaars op afdoende wijze kunnen aantonen dat de vorige eigenaars en exploitanten geen wettelijke, materiële of financiële belangen meer hebben in hun vaartuigen en geen enkele controle over hun vaartuigen meer hebben, of dat hun vaartuigen op geen enkele wijze nog deelnemen aan of betrokken zijn bij IUU‐visserij;

c)

voor zover dat mogelijk is, in hun nationale wetgeving is bepaald dat eigenaars en exploitanten van vaartuigen die hun vlag voeren en die zijn opgenomen in de in punt 17.1 genoemde lijst, niet mogen deelnemen aan of betrokken zijn bij visserijactiviteiten door niet in het GFCM‐register ingeschreven vaartuigen in het GFCM‐verdragsgebied;

d)

voor zover dat mogelijk is, in hun nationale wetgeving is bepaald dat eigenaars van vaartuigen die hun vlag voeren en die zijn opgenomen in de in punt 17.1 genoemde lijst, onderdanen van de vlaglidstaat of daar gevestigde rechtspersonen moeten zijn;

e)

hun vaartuigen aan alle relevante instandhoudings- en beheersmaatregelen van de GFCM voldoen.

17.7.

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om, in het GFCM‐gebied, het vissen op ongeacht welke soort vis, schaal- of schelpdier, en het aan boord hebben, overladen of aanlanden daarvan door vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 m die niet in het GFCM‐register zijn opgenomen, te verbieden.

17.8.

De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van alle informatie waaruit blijkt dat er gegronde redenen zijn om te vermoeden dat vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 m die niet in het GFCM‐register zijn opgenomen, in het GFCM‐verdragsgebied vis of schelpdieren overladen of daarop vissen.

Deel C

Oostelijke Stille Oceaan

18.   Ringzegens in het gereglementeerde gebied van de Inter-Amerikaanse Commissie voor Tropische Tonijn (IATTC).

18.1.

De visserij met ringzegens op geelvintonijn (Thunnus albacares), grootoogtonijn (Thunnus obesus) of gestreepte tonijn (Katsuwonus pelamis) is hetzij van 1 augustus tot en met 11 september 2006, hetzij van 20 november tot en met 31 december 2006 verboden in het gebied dat wordt begrensd door:

de kustlijnen van Amerika langs de Stille Oceaan,

lengtegraad 150o WL,

breedtegraad 40o NB,

breedtegraad 40o ZB.

18.2.

De betrokken lidstaten delen de Commissie vóór 1 juli 2006 mee in welke periode de betrokken visserijactiviteiten worden stilgelegd. Alle ringzegenvissers van de betrokken lidstaten moeten de visserij met de ringzegen in het beschreven gebied en gedurende de geselecteerde periode stilleggen.

18.3.

Vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening moeten ringzegenvissers die in het gereglementeerde gebied van de IATTC vissen, alle gevangen grootoogtonijnen, gestreepte tonijnen en geelvintonijnen aan boord houden en aanlanden, behalve vis die om andere redenen dan de grootte als ongeschikt voor menselijke consumptie wordt beschouwd. Eén uitzondering vormt de laatste vangst van een reis, wanneer wellicht onvoldoende ruimte is overgebleven om alle bij die vangst gevangen tonijn op te slaan.

18.4.

Vaartuigen die met ringzegens vissen, moeten indien mogelijk alle zeeschildpadden, haaien, makreelgepen, roggen, zeebrasems en andere niet-doelsoorten onverwijld ongedeerd vrijlaten. De vissers moeten worden aangemoedigd technieken en apparatuur te ontwikkelen en te gebruiken om deze dieren snel en veilig vrij te laten.

19.   De volgende specifieke maatregelen moeten worden toegepast voor ingesloten of verstrikte zeeschildpadden:

a)

wanneer men ziet dat zich in het net een zeeschildpad bevindt, moeten alle redelijke inspanningen worden gedaan om de schildpad te redden voordat ze in het net verstrikt geraakt, en daartoe moet indien nodig ook een speedboot worden ingezet,

b)

indien een schildpad in het net verstrikt is, moet de netrol worden stilgelegd zodra de schildpad uit het water komt en pas opnieuw worden gestart als de schildpad is bevrijd en is vrijgelaten,

c)

indien een schildpad aan boord van een vaartuig wordt gebracht, moeten alle passende methodes worden gebruikt om ervoor te zorgen dat de schildpad voldoende hersteld is voordat ze opnieuw overboord wordt gezet,

d)

vaartuigen voor de tonijnvisserij moet een verbod worden opgelegd om zoutzakken of andere soorten plastic afval in zee te gooien,

e)

zeeschildpadden die in vis-aantrekkende structuren (Fish Aggregating Devices, FAD’s) of ander vistuig verstrikt zijn geraakt, moeten voor zover mogelijk worden bevrijd,

f)

FAD’s die niet meer voor de visserij worden gebruikt, moeten zoveel mogelijk uit het water worden verwijderd.

Deel D

Over grote afstanden trekkende vis in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee

20.   Minimummaat voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee

20.1

In afwijking van het bepaalde in artikel 6 en bijlage IV van Verordening (EG) nr. 973/2001 wordt de minimummaat voor blauwvintonijn in de Middellandse Zee vastgesteld op 10 kg of 80 cm.

20.2

In afwijking van het bepaalde in artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 973/2001 wordt geen tolerantiewaarde toegestaan voor blauwvintonijn waarop wordt gevist in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee.

21.   Minimummaat voor grootoogtonijn

In afwijking van het bepaalde in artikel 6 en bijlage IV van Verordening (EG) nr. 973/2001 wordt de minimummaat voor grootoogtonijn opgeheven.

22.   Beperkingen op het gebruik van bepaalde soorten vaartuigen en vistuigen

22.1.

Ter bescherming van het bestand grootoogtonijn, met name jonge vis, is de visserij met vaartuigen die met de zegen vissen en vaartuigen die met de hengel (met aas) vissen, verboden in het onder a) genoemde gebied en tijdens de onder b) genoemde periode.

a)

Het gaat om het volgende gebied:

 

zuidelijke grens: breedtelijn 0o ZB

 

noordelijke grens: breedtelijn 5o NB

 

westelijke grens: meridiaan 20o WL

 

oostelijke grens: meridiaan 10o WL

b)

Het verbod geldt voor de periode van 1 tot en met 30 november van elk jaar.

22.2.

In afwijking van het bepaalde in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 973/2001 mogen vissersvaartuigen uit de Gemeenschap tijdens de in artikel 3, lid 1, genoemde periode zonder beperking op het gebruik van bepaalde vaartuig- en vistuigtypes vissen in het in artikel 3, lid 2, omschreven gebied.

23.   Maatregelen met betrekking tot de recreatie- en sportvisserij in de Middellandse Zee

23.1.

Iedere lidstaat neemt de nodige maatregelen om — in het kader van de recreatie‐ en sportvisserij — het gebruik van sleepnetten, omsluitingsnetten, glijzegens, korren, kieuwnetten, schakelnetten en beugen te verbieden voor het vissen op tonijn en tonijnachtigen, in het bijzonder blauwvintonijn, in de Middellandse Zee.

23.2.

Iedere lidstaat zorgt ervoor dat de tonijn en tonijnachtigen die in de Middellandse Zee in het kader van de recreatie‐ en sportvisserij worden gevangen, niet in de handel worden gebracht.

24.   Bemonsteringsplan voor blauwvintonijn

In afwijking van het bepaalde in artikel 5bis van Verordening (EG) nr. 973/2001 stelt iedere lidstaat een bemonsteringsplan op voor de raming van de aantallen gevangen blauwvintonijnen per grootte; dit vereist met name dat de groottesortering in kooien moet plaatsvinden aan de hand van één monster (= 100 stuks) per 100 ton levende vis. De bemonstering met het oog op de groottesortering vindt plaats tijdens het oogsten (3) op het viskweekbedrijf, overeenkomstig de ICCAT‐verslagleggingsmethode taak II. Tijdens iedere oogst moeten in alle kooien monsters worden genomen. Vóór 1 mei 2006 moeten de op basis van de in het voorafgaande jaar uitgevoerde bemonsteringen verkregen gegevens aan de ICCAT worden toegezonden.

DEEL E

Zuidoostelijk deel van de Atlantische Oceaan

25.   SEAFO

25.1.

Alle communautaire vaartuigen die in het verdragsgebied van de Organisatie voor de visserij in het zuidoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (SEAFO) vissen op soorten waarvoor geen door andere bevoegde regionale visserijorganisaties vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen gelden, moeten met ingang van 1 januari 2006 gekwalificeerde wetenschappelijke waarnemers aan boord hebben.

25.2.

De lidstaten treffen de nodige maatregelen om wetenschappelijke waarnemers te benoemen en om ervoor te zorgen dat ze aan boord worden genomen op alle vaartuigen die hun vlag voeren of die op hun grondgebied zijn geregistreerd en die op het punt staan in het SEAFO-verdragsgebied visserijactiviteiten te gaan uitoefenen. De lidstaten treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de benoemde wetenschappelijke waarnemers aan boord blijven van de vissersvaartuigen waaraan zij zijn toegewezen totdat zij door andere wetenschappelijke waarnemers worden vervangen.

25.3.

Met ingang van 1 januari 2006 moet de kapitein van een communautair vaartuig dat actief is in het SEAFO‐verdragsgebied, de wetenschappelijke waarnemer aan boord ontvangen en hem de nodige bijstand verlenen voor het uitvoeren van zijn taak.

25.4.

Vóór 1 mei van elk jaar zenden de lidstaten het secretariaat van de SEAFO een uitgebreid verslag in de door het Wetenschappelijk Comité van de SEAFO vast te stellen vorm, met een overzicht van de gegevens uit de verslagen van de aan de vissersvaartuigen die hun vlag voeren toegewezen wetenschappelijke waarnemers. Het verslag wordt tegelijkertijd aan de Commissie toegezonden.


(1)  PB L 41 van 13.02.02, blz. 1.

(2)  PB L 77 van 20.3.2002, blz. 8.

(3)  Voor vis die meer dan één jaar lang gekweekt wordt, moeten andere aanvullende bemonsteringsmethoden worden vastgesteld.

Aanhangsel 1 van bijlage III

GESLEEPT VISTUIG: Skagerrak en Kattegat

Maaswijdten, doelsoorten en vereiste vangstpercentages die van toepassing zijn bij het gebruik van één enkele maaswijdte

Soort

Maaswijdte (mm)

<16

16-31

32-69

35-69

70‐89 (5)

≥ 90

Minimumpercentage doel soorten

50 % (6)

50 % (6)

20 % (6)

50 % (6)

20 % (6)

20 % (7)

30 % (8)

geen

Zandspiering (Ammodytidae) (3)

x

x

x

x

x

x

x

x

Zandspiering (Ammodytidae) (4)

 

x

 

x

x

x

x

x

Kever (Trisopterus esmarkii)

 

x

 

x

x

x

x

x

Blauwe wijting (Micromesistius poutassou)

 

x

 

x

x

x

x

x

Grote Pieterman (Trachinus draco) (1)

 

x

 

x

x

x

x

x

Weekdieren (behalve Sepia) (1)

 

x

 

x

x

x

x

x

Geep (Belone belone) (1)

 

x

 

x

x

x

x

x

Grauwe poon (Eutrigla gurnardus) (1)

 

x

 

x

x

x

x

x

Zilvervis (Argentina spp.)

 

 

 

x

x

x

x

x

Sprot (Sprattus sprattus)

 

x

 

x

x

x

x

x

Paling (Anguilla, anguilla)

 

 

x

x

x

x

x

x

Noordzeegarnaal/Oostzeegarnaal (Crangon spp., Palaemon adspersus) (2)

 

 

x

x

x

x

x

x

Makreel (Scomber spp.)

 

 

 

x

 

 

x

x

Horsmakreel (Trachurus spp.)

 

 

 

x

 

 

x

x

Haring (Clupea harengus)

 

 

 

x

 

 

x

x

Noordse garnaal (Pandalus borealis)

 

 

 

 

 

x

x

x

Noordzeegarnaal/Oostzeegarnaal (Crangon spp., Palaemon adspersus) (1)

 

 

 

 

x

 

x

x

Wijting (Merlangius merlangus)

 

 

 

 

 

 

x

x

Langoustine (Nephrops norvegicus)

 

 

 

 

 

 

x

x

Alle andere mariene organismen

 

 

 

 

 

 

 

x


(1)  Alleen binnen vier mijl vanaf de basislijnen.

(2)  Buiten vier mijl vanaf de basislijnen.

(3)  Van 1 maart tot en met 31 oktober in het Skagerrak en van 1 maart tot en met 31 juli in het Kattegat.

(4)  Van 1 november tot en met de laatste dag van februari in het Skagerrak en van 1 augustus tot en met de laatste dag van februari in het Kattegat.

(5)  Bij toepassing van deze maaswijdte moet de kuil zijn vervaardigd uit vierkant gemaasde panelen en zijn voorzien van een sorteerrooster overeenkomstig aanhangsel 2 bij deze bijlage.

(6)  De bijvangst aan boord mag voor de volgende soorten (in welke combinatie dan ook) in totaal niet meer dan 10 % bedragen: kabeljauw, schelvis, heek, schol, witje, tongschar, tarbot, griet, bot, haring, makreel, schartong, wijting, schar, zwarte koolvis, langoustine en kreeft.

(7)  Het aandeel van de soorten kabeljauw, schelvis, heek, schol, witje, tongschar, tarbot, griet, bot, haring, makreel, schartong, wijting, schar, zwarte koolvis, langoustine en kreeft in de aan boord gehouden vangst mag in totaal ten hoogste 50 % bedragen.

(8)  Het aandeel van de soorten kabeljauw, schelvis, heek, schol, witje, tongschar, tarbot, griet, bot, schartong, wijting, schar, zwarte koolvis en kreeft in de aan boord gehouden vangst mag in totaal ten hoogste 60 % bedragen.

Aanhangsel 2 van bijlage III

Voorschriften voor het sorteerrooster bij de trawlvisserij met een maaswijdte van 70 mm in Skagerrak en Kattegat

a)

Het naar soort selectieve rooster moet worden bevestigd in trawls met een kuil die volledig uit vierkante mazen bestaat met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 70 mm en kleiner dan 90 mm. De minimumlengte van de kuil bedraagt 8 m. Het is verboden sleepnetten te gebruiken met meer dan 100 vierkante mazen in de omtrek van de kuil, de aanslag en de naadlijn niet meegerekend.

b)

Het rooster moet rechthoekig zijn. De staven van het rooster lopen evenwijdig aan de lengteas van het rooster. De afstand tussen de staven bedraagt maximaal 35 mm. Het is toegestaan om hierin een of meer scharnieren aan te brengen om de opsla van het rooster op de nettentrommel te vergemakkelijken.

c)

Het rooster wordt diagonaal en met de achterzijde omhoog in de trawl aangebracht, onmiddellijk vóór de kuil of maximaal 10 m verder naar voren in de tunnel. Alle zijden van het rooster moeten aan de trawl worden bevestigd.

d)

In het rugpaneel van de trawl moet onmiddellijk boven het rooster een vrije uitlaat voor vis worden aangebracht. De opening van deze uitlaat moet aan de achterzijde even breed zijn als het rooster en moet naar voren toe aan beide zijden puntvormig zijn uitgesneden langs de zijden van de mazen.

e)

Het is toegestaan vóór het rooster een trechter aan te brengen om de vis naar de bodem van de trawl en het rooster te geleiden. De minimale maaswijdte van de trechter moet gelijk zijn aan 70 mm. De verticale opening van de trechter die de vis naar het rooster leidt, moet ten minste 30 cm bedragen. De breedte van deze trechter moet gelijk zijn aan de breedte van het rooster.

Image

Schematisch beeld van een naar soort en grootte selectieve trawl. De vis die binnenkomt, wordt door een trechter naar de bodem van de trawl en naar een rooster geleid. Grotere vissen worden vervolgens door het rooster uit de trawl geleid terwijl kleinere vissen en langoustine door het rooster in de kuil terechtkomen. Doordat de tunnel volledig uit vierkante mazen bestaat is het voor kleinere vissen en ondermaatse langoustine makkelijker om te ontsnappen.

Aanhangsel 3 van bijlage III

Voorschriften voor de visserij met bepaalde soorten gesleept vistuig toegestaan in ICES-deelgebieden III, IV, V, VI en VII en in ICES-sectoren VIII a, b, c, e

Omschrijving van het ontsnappingspaneel met vierkante mazen boven in het vistuig

Het betreft een paneel met vierkante mazen van 100 mm (gemeten aan de binnenzijde van de openingen) aan het achtereind van de trechter in trawlnetten, Deense zegennetten of soortgelijke sleepnetten met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 70 mm en kleiner dan 100 mm.

Het ontsnappingspaneel bestaat uit een rechthoekig stuk net. Er is slechts één ontsnappingspaneel. Het mag op geen enkele wijze worden geblokkeerd door aan de binnen- of buitenzijde aangebrachte voorzieningen.

Plaats van bevestiging van het ontsnappingspaneel

Het ontsnappingspaneel wordt midden in het rugpaneel van het achterste trechtervormige gedeelte van de trawl aangebracht, juist voor het cilindrische gedeelte bestaande uit de tunnel en kuil.

Het paneel eindigt niet meer dan 12 mazen van de rij handgebreide mazen tussen het achterste trechtervormige gedeelte en de tunnel.

Grootte van de panelen

Het paneel is ten minste 2 m lang en 1 m breed.

Netwerk

De mazen in het ontsnappingspaneel moeten een maaswijdte van ten minste 100 mm hebben. Het moeten vierkante mazen zijn, d.w.z. alle vier zijden van het paneel hebben de AB-snit.

Het netwerk moet zo worden aangebracht dat de benen evenwijdig lopen met, respectievelijk loodrecht staan op, de lengterichting van de kuil.

Het netwerk moet zijn vervaardigd uit enkelvoudig getwijnd garen. De twijndikte bedraagt maximaal 4 mm.

Bevestiging van het ontsnappingspaneel in het netwerk met ruitvormige mazen

Het is toegestaan het netwerk aan vier zijden te voorzien van een naadlijn. De diameter van deze naadlijn bedraagt maximaal 12 mm.

De lengte van het paneel in gestrekte toestand moet gelijk zijn aan de lengte in gestrekte toestand van het netwerk aan weerszijden van het paneel.

Het aantal ruitvormige mazen van het rugpaneel dat is vastgemaakt aan de kleinste zijkant van het paneel (zijkant van een meter die loodrecht staat op de lengteas van de kuil) bedraagt ten minste het aantal ruitvormige mazen dat is vastgemaakt aan de lengterichting van het paneel, gedeeld door 0,7.

Andere

Onderstaande illustratie geeft aan op welke wijze het ontsnappingspaneel in het netwerk wordt bevestigd.

Image

Aanhangsel 4 van bijlage III

Door de NEAFC bevestigde lijst van vaartuigen die illegale,

niet-aangegeven of niet-gereglementeerde visserij bedrijven

Naam van het vaartuig

Vlaggenstaat

IMO-identificatienummer (1)

FONTENOVA

Panama

p.m.

IANNIS

Panama

p.m.

LANNIS I

Panama

p.m.

LISA

Gemenebest Dominica

8606836

KERGUELEN

Guinee (Conakry)

p.m.

OKHOTINO

Gemenebest Dominica

8522169

OLCHAN

Gemenebest Dominica

8422838

OSTROE

Gemenebest Dominica

8522042

OSTROVETS

Gemenebest Dominica

8522030

OYRA

Gemenebest Dominica

8522119

OZHERELYE

Gemenebest Dominica

8422876

SUNNY JANE

Belize

7347407

PAVLOVSK

Gemenebest Dominica

8326319

DOLPHIN

Georgië

p.m.

ICE BAY

Cambodja

8028424

TURICIA

Panama

7700104

GRAND SOL

Panama

p.m.

MURTOSA

Togo

7385174


(1)  International Maritime Organisation (Internationale Maritieme Organisatie)


BIJLAGE IV

DEEL I

Kwantitatieve beperkingen inzake vergunningen en visdocumenten voor vaartuigen van de Gemeenschap in wateren van derde landen

Visserijzone

Visserijtak

Aantal vergunningen

Verdeling van vergunningen over de lidstaten

Maximumaantal vaartuigen op ieder moment

Noorse wateren en visserijzone rond Jan Mayen

Haring, benoorden 62o00'NB

 

 

 

Demersale soorten, benoorden 62o00'NB

80

FR: 18, PT: 9, DE: 16, ES: 20, UK: 14, IRL: 1

50

Makreel, bezuiden 62o00'NB, ringzegenvisserij

11

DE: 1 (1), DK: 26 (1), FR: 2 (1), NL: 1 (1)

niet relevant

Makreel, bezuiden 62o00'NB, trawlvisserij

19

niet relevant

Makreel, benoorden 62o00'NB, ringzegenvisserij

11 (2)

DK: 11

niet relevant

Industriële soorten, bezuiden 62o00'NB

480

DK: 450, UK: 30

150

Wateren van de Faeröer

Elke vorm van trawlvisserij met vaartuigen van ten hoogste 180 voet in de zone tussen 12 en 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer

26

BE: 0, DE: 4, FR: 4, UK: 18

13

Gerichte visserij op kabeljauw en schelvis met netten met mazen niet kleiner dan 135 mm, beperkt tot het gebied ten zuiden van 62o28' NB en ten oosten van 6o30' WL

8 (3)

 

4

 

Trawlvisserij buiten 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer. In de perioden 1 maart-31 mei en 1 oktober-31 december mogen deze vaartuigen vissen in het gebied tussen 61o20' NB en 62o00' NB en tussen 12 en 21 mijl vanaf de basislijnen.

70

BE: 0, DE: 10, FR: 40, UK: 20

26

Trawlvisserij op blauwe leng met netten met mazen niet kleiner dan 100 mm in het gebied ten zuiden van 61o30' NB en ten westen van 9o00' WL en in het gebied tussen 7o00' WL en 9o00' WL ten zuiden van 60o30' NB en in het gebied ten zuidwesten van een lijn tussen 60o30' NB, 7o00' WL en 60o00' NB, 6o00' WL.

70

DE: 8 (4), FR: 12 (4), UK: 0 (4)

20 (5)

 

Gerichte trawlvisserij op zwarte koolvis met netten met mazen niet kleiner dan 120 mm, en waarbij verstevigingsstroppen rond de kuil mogen worden gebruikt.

70

 

22 (5)

Visserij op blauwe wijting. Het totale aantal vergunningen kan met 4 vaartuigen worden verhoogd om in spannen te vissen indien de autoriteiten van de Faeröer zouden beslissen om bijzondere toegangsregels voor een gebied, „main fishing area of blue whiting” genaamd, in te stellen.

34

DE: 3, DK: 19, FR: 2, UK: 5, NL: 5

20

Lijnvisserij

10

UK: 10

6

Makreelvisserij

12

DK: 12

12

Haringvisserij benoorden 62o NB

21

DE: 1, DK: 7, FR: 0, UK: 5, IRL: 2, NL: 3, SW: 3

21

Wateren van de Russische Federatie

Alle visserijtakken

pm

 

pm

Kabeljauwvisserij

7 (6)

 

pm

Sprotvisserij

pm

 

pm

DEEL II

Kwantitatieve beperkingen inzake vergunningen en visdocumenten voor vaartuigen van derde landen in Gemeenschapswateren

Vlaggenstaat

Visserijtak

Aantal vergunningen

Maximumaantal vaartuigen op ieder moment

Noorwegen

Haring, benoorden 62o00'NB

18

18

Faeröer

Makreel, VIa (benoorden 56o30o NB), VIIe, f, h, horsmakreel, IV, VIa (benoorden 56o30o NB), VIIe, f, h; haring, VIa (benoorden 56o 30o NB)

14

14

Haring, benoorden 62o00'NB

21

21

Haring, IIIa

4

4

Industriële visserij op kever en sprot, IV, VIa (benoorden 56o30' NB): zandspiering, IV (incl. onvermijdelijke bijvangsten van blauwe wijting)

15

15

Leng en torsk

20

10

Blauwe wijting, VIa (benoorden 56o30o NB), VIb, VII (ten westen van 12o00o WL)

20

20

Blauwe leng

16

16

Russische Federatie

Haring, IIId (Zweedse wateren)

pm

pm

Haring, IIId (Zweedse wateren, niet-vissende moederschepen)

pm

pm

Sprot

4 (7)

pm

Barbados

Garnalen„Penaeus” (wateren van Frans-Guyana)

5

pm

Snappers(wateren van Frans-Guyana)

5

pm

Guyana

Garnalen„Penaeus” (wateren van Frans-Guyana)

pm

pm

Suriname

Garnalen„Penaeus” (wateren van Frans-Guyana)

5

pm

Trinidad en Tobago

Garnalen„Penaeus” (wateren van Frans-Guyana)

8

pm

Japan

Tonijn7 (wateren van Frans Guyana)

pm

 

Korea

Tonijn7 (wateren van Frans Guyana)

pm

pm

Venezuela

Snappers (wateren van Frans-Guyana)

41

pm

Haaien (wateren van Frans-Guyana)

4

pm

DEEL III

Aangifte overeenkomstig artikel 25, lid 2

Image


(1)  Deze verdeling geldt voor de ringzegen- en trawlvisserij.

(2)  Te kiezen uit de 11 vergunningen voor ringzegenvisserij op makreel bezuiden 62o00' NB.

(3)  Volgens de Goedgekeurde Notulen van 1999 zijn de aantallen voor de gerichte visserij op kabeljauw en schelvis opgenomen in de aantallen voor „Elke vorm van trawlvisserij met vaartuigen van ten hoogste 180 voet in de zone tussen 12 en 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer”.

(4)  Maximale aantal vaartuigen dat op enig moment tegelijkertijd in het gebied aanwezig mag zijn.

(5)  Dit aantal is begrepen in het aantal voor „Trawlvisserij buiten 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer”

(6)  Uitsluitend voor vaartuigen die de vlag van Letland voeren.

(7)  Uitsluitend voor het Letse deel van de EG-wateren.


BIJLAGE V

DEEL I

In het logboek te noteren gegevens

Bij het vissen in de 200-mijlszone van de lidstaten van de Gemeenschap waarvoor de communautaire visserijvoorschriften gelden, moeten onmiddellijk na de onderstaande activiteiten de volgende gegevens in het logboek worden genoteerd.

Na iedere trek:

1.1.

gevangen hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht);

1.2.

datum en tijdstip van de trek;

1.3.

geografische positie tijdens de trek;

1.4.

gebruikte vismethode.

Na iedere overlading op of vanuit een ander vaartuig:

2.1.

de vermelding „ontvangen van” of „overgeladen op”;

2.2.

de overgeladen hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht);

2.3.

naam, identificatieletters en -nummers van het vaartuig waarop of waaruit de overlading plaatsvond;

2.4.

overlading van kabeljauw is niet toegestaan.

Na iedere aanvoer in een haven van de Gemeenschap:

3.1.

naam van de haven;

3.2.

aangevoerde hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht).

Na ieder bericht aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen:

4.1.

datum en tijdstip van het bericht;

4.2.

soort bericht: „catch on entry”, „catch on exit”, „catch”, „transhipment”

4.3.

bij een radiobericht: naam van het radiostation.

DEEL II

Image


BIJLAGE VI

INHOUD VAN DE BERICHTEN AAN DE COMMISSIE EN TRANSMISSIESPECIFICATIES

1.

De hierna gevraagde gegevens moeten aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen worden meegedeeld volgens het onderstaande schema.

1.1.

Wanneer een vaartuig aan een visreis in communautaire wateren begint (1), verstuurt het een „catch on entry”-bericht dat de volgende gegevens bevat:

SR

m (2)

(= „start of record”; begin van het bericht)

AD

m

XEU (= aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen)

SQ

m

(volgnummer van het bericht in het lopende jaar)

TM

m

COE (= „catch on entry”)

RC

m

(internationale roepnaam van het vaartuig)

TN

m (3)

(volgnummer van de visreis in het lopende jaar)

NA

o

(naam van het vaartuig)

IR

m

(vlaggenstaat volgens ISO-3-landencode, in voorkomend geval gevolgd door uniek referentienummer van de vlaggenstaat)

XR

m

(op het vaartuig aangebrachte identificatieletters en -nummers; kenteken aangebracht op de romp van het vaartuig)

m (4)

m (5)

(lengtegraad van positie van vaartuig op het moment van het bericht)

LG (4)

o (5)

(lengtegraad van positie van vaartuig op het moment van het bericht)

LI

o

(geraamde breedtegraad van de positie waar de kapitein voornemens is de visserij te beginnen, in graden of decimalen)

LN

o

(geraamde lengtegraad van de positie waar de kapitein voornemens is de visserij te beginnen, in graden of decimalen)

RA

m

(relevant ICES-gebied)

OB

m

(hoeveelheid aan boord per soort, in het ruim, met voor elke soort het volgende gegevenspaar:

 

 

FAO code + levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kilogram)

DA

m

(datum van het bericht in het formaat: jjjjmmdd)

TI

m

(tijdstip van het bericht in het formaat: uumm)

MA

m

(naam van de kapitein van het vaartuig)

ER

m

(= „end of record” einde van het bericht)

1.2.

Wanneer een vaartuig een visreis (1) in communautaire wateren beëindigt, verstuurt het een „catch on exit”-bericht dat de volgende gegevens bevat:

SR

m

(= „start of record”; begin van het bericht)

AD

m

XEU (= aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen)

SQ

m

(volgnummer van het bericht voor dat vaartuig in het lopende jaar)

TM

m

COX (= „catch on exit”)

RC

m

(internationale roepnaam van het vaartuig)

TN

o

(volgnummer van de visreis in het lopende jaar)

NA

o

(naam van het vaartuig)

IR

m

(vlaggenstaat volgens ISO-3-landencode, in voorkomend geval gevolgd door uniek referentienummer van de vlaggenstaat)

XR

m

(op het vaartuig aangebrachte identificatieletters en -nummers; kenteken aangebracht op de romp van het vaartuig)

m (6)

m (7)

(lengtegraad van positie van vaartuig op het moment van het bericht)

LG (6)

o (7)

(lengtegraad van positie van vaartuig op het moment van het bericht)

RA

m

(relevant ICES-gebied waar de vangsten zijn gedaan)

CA

m

(gevangen hoeveelheid per soort sinds het laatste bericht met voor elke soort het volgende gegevenspaar: FAO code + levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kilogram)

OB

o

(hoeveelheid aan boord per soort, in het ruim, met voor elke soort het volgende gegevenspaar: FAO code + levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kilogram)

DF

o

(aantal visdagen sinds laatste bericht)

DA

m

(datum van het bericht in het formaat: jjjjmmdd)

TI

m

(tijdstip van het bericht in het formaat: uumm)

MA

m

(naam van de kapitein van het vaartuig)

ER

m

(= „end of record”)

1.3.

Het vaartuig verstuurt, wanneer op haring en makreel wordt gevist, om de drie dagen, te beginnen op de derde dag nadat het vaartuig voor het eerst de in punt 1.1 bedoelde zone is binnengevaren en wanneer op andere soorten dan haring en makreel wordt gevist, elke week, te beginnen op de zevende dag nadat het voor het eerst de in punt 1.1 bedoelde zone is binnengevaren, een „catch report” (vangstbericht) dat de volgende gegevens bevat:

SR

m

(= „start of record”; begin van het bericht)

AD

m

XEU (= aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen)

SQ

m

(volgnummer van het bericht voor dat vaartuig in het lopende jaar)

TM

m

CAT (= „catch report”)

RC

m

(internationale roepnaam van het vaartuig)

TN

o

(volgnummer van de visreis in het lopende jaar)

NA

o

(naam van het vaartuig)

IR

m

(vlaggenstaat volgens ISO-3-landencode, in voorkomend geval gevolgd door uniek referentienummer van de vlaggenstaat)

XR

m

(op het vaartuig aangebrachte identificatieletters en -nummers; kenteken aangebracht op de romp van het vaartuig)

m (6)

m (7)

(lengtegraad van positie van vaartuig op het moment van het bericht)

LG (6)

o (7)

(lengtegraad van positie van vaartuig op het moment van het bericht)

RA

m

(relevant ICES-gebied waar de vangsten zijn gedaan)

CA

m

(gevangen hoeveelheid per soort sinds het laatste bericht met voor elke soort het volgende gegevenspaar: FAO code + levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kilogram)

OB

o

(hoeveelheid aan boord per soort, in het ruim, met voor elke soort het volgende gegevenspaar: FAO code + levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kilogram)

DF

o

(aantal visdagen sinds laatste bericht)

DA

m

(datum van het bericht in het formaat: jjjjmmdd)

TI

m

(tijdstip van het bericht in het formaat: uumm)

MA

m

(naam van de kapitein van het vaartuig)

ER

m

(= „end of record”)

1.4.

Wanneer tussen het „catch on entry”-bericht en het „catch on exit”-bericht een overlading plaatsvindt, los van de „catch report”-berichten, moet minimaal 24 uur van tevoren een extra „transhipment”-bericht worden verstuurd, dat de volgende gegevens bevat:

SR

m

(= „start of record”; begin van het bericht)

AD

m

XEU (= aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen)

SQ

m

(volgnummer van het bericht voor dat vaartuig in het lopende jaar)

TM

m

TRA (= „transhipment”)

RC

m

(internationale roepnaam van het vaartuig)

TN

o

(volgnummer van de visreis in het lopende jaar)

NA

o

(naam van het vaartuig)

IR

m

(vlaggenstaat volgens ISO-3-landencode, in voorkomend geval gevolgd door uniek referentienummer van de vlaggenstaat)

XR

m

(op het vaartuig aangebrachte identificatieletters en -nummers; kenteken aangebracht op de romp van het vaartuig)

KG

m

(hoeveelheid die is in- of uitgeladen, per soort, met voor elke soort het volgende gegevenspaar: FAO code + levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kilogram)

TT

m

(internationale radioroepnaam van het ontvangende vaartuig)

TF

m

(internationale radioroepnaam van het overladende vaartuig)

LT (8)

m/o (9), (10)

(lengtegraad van de positie waar de overlading is gepland)

LG (8)

m/o (9), (10)

(lengtegraad van de positie waar de overlading is gepland)

PD

m

(geplande datum van de overlading)

PT

m

(gepland tijdstip van de overlading)

DA

m

(datum van het bericht in het formaat: jjjjmmdd)

TI

m

(tijdstip van het bericht in het formaat: uumm)

MA

m

(naam van de kapitein van het vaartuig)

ER

m

(= „end of record”;

2.

Vorm van de berichten

Tenzij punt 3.3 van toepassing is (zie onder), moeten de in punt 1 vermelde gegevens worden meegedeeld met gebruikmaking van de codes en in de volgorde als hierboven vermeld, waarbij met name: in particular,

de tekst „VRONT” moet worden geplaats in de onderwerpsregel van het bericht;

ieder onderdeel van de gegevens op een nieuwe regel moet worden geplaatst;

de gegevens zelf voorafgegaan moeten worden door de betrokken code en onderling moeten worden gescheiden door een spatie.

Voorbeeld (met fictieve gegevens):

SR

 

AD

XEU

SQ

1

TM

COE

RC

IRCS

TN

1

NA

VESSEL NAME EXAMPLE

IR

NOR

XR

PO 12345

LT

+65.321

LO

-21.123

RA

04A.

OB

COD 100 HAD 300

DA

20051004

MA

CAPTAIN NAME EXAMPLE

TI

1315

ER

 

3.

Schema voor de berichten

3.1.

De in punt 1 bedoelde gegevens moeten door het vaartuig aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen in Brussel worden meegedeeld per telex (SAT COM Commissie 420599543 FISH), per e-mail (FISHERIES-telecom@cec.eu.int) of via een van de in punt 4 vermelde radiostations en in de in punt 2 aangegeven vorm.

3.2.

Indien het bericht wegens overmacht niet door het vaartuig kan worden verzonden, mag het namens dat vaartuig door een ander vaartuig worden doorgezonden.

3.3.

Indien een vlaggenstaat technisch in staat is alle bovengenoemde berichten en gegevens in NAF-formaat te verzenden namens zijn actieve vaartuigen, kan deze vlaggenstaat — na een bilaterale overeenkomst tussen de vlaggenstaat en de Commissie — de gegevens via een beveiligd protocol aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen toezenden. In dat geval worden, ter begeleiding, de volgende aanvullende gegevens aan het bericht toegevoegd (na de AD-gegevens):

FR

m

(„from”; ISO-drielettercode van de vlaggenstaat die het bericht verzendt)

RN

m

(volgnummer van het bericht voor het betrokken jaar)

RD

m

(datum van het bericht in het formaat: jjjjmmdd)

RT

m

(tijdstip van het bericht in het formaat: uumm)

Voorbeeld (met bovenstaande gegevens):

//SR//AD/XEU//FR/NOR//RN/5//RD/20051004//RT/1320//SQ/1//TM/COE//RC/IRCS//TN/1//NA/VESSEL NAME EXAMPLE//IR/NOR//XR/PO 12345//LT/+65.321//LG/-21.123//RA/04A.//OB/COD 100 HAD 300//DA/20051004//TI/1315//MA/CAPTAIN NAME EXAMPLE//ER//

De vlaggenstaat ontvangt een „return message” met de volgende gegevens:

SR

m

(= „start of record”; begin van het bericht)

AD

m

(ISO-drielettercode van de vlaggenstaat)

FR

m

XEU (= aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen)

RN

m

(volgnummer van het bericht waarop de „return message” betrekking heeft)

TM

m

RET (= „return”)

SQ

m

(volgnummer van het oorspronkelijke bericht van het vaartuig in het lopende jaar)

RC

m

(internationale roepnaam van het vaartuig als vermeld in oorspronkelijk bericht)

RS

m

(„return status”; antwoord, namelijk ACK of NAK)

RE

m

(„return error number”; foutnummer)

DA

m

(datum van het bericht in het formaat: jjjjmmdd)

TI

m

(tijdstip van het bericht in het formaat: uumm)

ER

m

(= „end of record”; einde van het bericht);

4.

Naam van het radiostation

Naam van het radiostation

Roepnaam van het radiostation

Lyngby

OXZ

Land's End

GLD

Valentia

EJK

Malin Head

EJM

Torshavn

OXJ

Bergen

LGN

Farsund

LGZ

Florø

LGL

Rogaland

LGQ

Tjøme

LGT

Ålesund

LGA

Ørlandet

LFO

Bodø

LPG

Svalbard

LGS

Gryt

GRYT RADIO

Göteborg

SOG

Turku

OFK

5.

Code voor het meedelen van de vissoorten:

Beryciden (Beryx spp.)

ALF

Lange schol (Hippoglossoides platessoides),

PLA

Ansjovis (Engraulis encrasicolus)

ANE

Zeeduivel (Lophius spp.)

MNZ

Zilvervis (Argentina silus)

ARG

Braam (Brama brama)

POA

Reuzenhaai (Cetorinhus maximus)

BSK

Zwarte haarstaart (Aphanopus carbo)

BSF

Blauwe leng (Molva dypterygia)

BLI

Blauwe wijting (Micromesistius poutassou)

WHB

Atlantische seabobgarnaal (Xyphopenaeus kroyerii)

BOB

Kabeljauw (Gadus morhua)

COD

Garnaal (Crangon crangon)

CSH

Inktvis (Loligo spp.)

SQC

Doornhaai (Squalus acanthias)

DGS

Gaffelkabeljauwen (Phycis spp.)

FOR

Zwarte heilbot (Reinhardtius hippoglossoides)

GHL

Schelvis (Melanogrammus aeglefinus)

HAD

Heek (Merluccius merluccius)

HKE

Heilbot (Hippoglossus hippoglossus)

HAL

Haring (Clupea harengus)

HER

Horsmakreel (Trachurus trachurus)

HOM

Leng (Molva molva)

LIN

Makreel (Scomber scombrus)

MAC

Schartong (Lepidorhombus spp.)

LEZ

Noordse garnaal (Pandalus borealis)

PRA

Langoustine (Nephrops norvegicus)

NEP

Kever (Trisopterus esmarkii)

NOP

Atlantische slijmkop (Hoplostethus atlanticus)

ORY

Andere

OTH

Schol (Pleuronectes platessa)

PLE

Pollak (Pollachius pollachius)

POL

Haringhaai (Lamma nasus)

POR

Roodbaars (Sebastes spp.)

RED

Zeebrasem (Pagellus bogaraveo)

SBR

Grenadiervis (Coryphaenoides rupestris)

RNG

Zwarte koolvis (Pollachius virens)

POK

Zalm (Salmo salar)

SAL

Zandspiering (Ammodytes spp.)

SAN

Sardine (Sardina pilchardus)

PIL

Haaien (Selachii, Pleurotremata)

SKH

Garnaal „Penaeus” (Penaeidae)

PEZ

Sprot (Sprattus sprattus)

SPR

Pijlinktvis (Illex spp.)

SQX

Tonijn (Thunnidae)

TUN

Torsk (Brosme brosme)

USK

Wijting (Merlangius merlangus)

WHG

Zandschar (Limanda ferruginea)

YEL

6.

Codes voor het aanduiden van het betrokken gebied

02A.

ICES-sector IIa — Noorse Zee

02B.

ICES-sector IIb — Spitsbergen en Bereneiland

03A.

ICES-sector IIIa — Skagerrak en Kattegat

03B.

ICES-sector IIIb

03C.

ICES-sector IIIc

03D.

ICES-sector IIId — Oostzee

04A.

ICES-sector IVa — Noordelijke Noordzee

04B.

ICES-sector IVb — Centrale Noordzee

04C.

ICES-sector IVc — Zuidelijke Noordzee

05A.

ICES-sector Va — IJslandse wateren

05B.

ICES-sector Vb — Wateren van de Faeröer

06A.

ICES-sector VIa — Wateren ten noordwesten van Schotland en Noord-Ierland

06B.

ICES-sector VIb — Rockall

07A.

ICES-sector VIIa — Ierse Zee

07B.

ICES-sector VIIb — Wateren ten westen van Ierland

07C.

ICES-sector VIIc — Porcupine Bank

07D.

ICES-sector VIId — Oostelijk deel van het Kanaal

07E.

ICES-sector VIIe — Westelijk deel van het Kanaal

07F.

ICES-sector VIIf — Bristolkanaal

07G.

ICES-sector VIIg — Noordelijk deel van de Keltische Zee

07H.

ICES-sector VIIh — Zuidelijk deel van de Keltische Zee

07J.

ICES-sector VIIj — Wateren ten zuidwesten van Ierland- Oostelijk deel

07K.

ICES-sector VIIk — Wateren ten zuidwesten van Ierland- Westelijk deel

08A.

ICES-sector VIIIa — Golf van Biskaje — Noordelijk deel

08B.

ICES-sector VIIIb — Golf van Biskaje — Centrale deel

08C.

ICES-sector VIIIc — Golf van Biskaje — Zuidelijk deel

08D.

ICES-sector VIIId — Golf van Biskaje — Volle zee

08E.

ICES-sector VIIIe — Golf van Biskaje — Westelijke deel

09A.

ICES-sector IXa — Portugese wateren — Oostelijk deel

09B.

ICES-sector IXb — Portugese wateren — Westelijk deel

14A.

ICES-sector XIVa — Groenlandse wateren — Noordoostelijk deel

14B.

ICES-sector XIVb — Groenlandse wateren — Zuidoostelijk deel

7.

Afgezien van het bepaalde in het punt 1 t/m 6 zijn de volgende bepalingen van toepassing op vaartuigen van derde landen die in communautaire wateren op blauwe wijting willen vissen:

a)

Vaartuigen die reeds vangst aan boord hebben, mogen hun visreis pas beginnen nadat ze daarvoor toestemming hebben gekregen van de bevoegde autoriteit van de betrokken kustlidstaat. Ten minste vier uur voor het binnenvaren van de communautaire wateren, stuurt de kapitein van het vaartuig in voorkomend geval een bericht aan een van de volgende visserijcontrolecentra

i)

UK (Edinburgh) per e-mail op het volgende adres: ukfcc@scotland.gsi.gov.uk of telefonisch (+44 131271 9700) of

ii)

Ierland (Haulbowline) per e-mail op het volgende adres: nscstaff@eircom.net of telefonisch (+353 87236 5998).

In dit bericht worden de naam, internationale radioroepnaam en de havencode en het havennumer (PLN) van het vaartuig, de totale hoeveelheid aan boord per soort en de positie (lengtegraad/breedtegraad) waar het vaartuig naar schatting van de kapitein de communautaire wateren zal binnenvaren en het gebied waar hij voornemens is te beginnen te vissen. Het vaartuig begint niet te vissen voordat het bevestiging heeft gekregen van ontvangst van het bericht en instructies inzake het feit of de kapitein het schip al dan niet ter inspectie moet aanbieden. Elke bevestiging heeft een uniek vergunningsnummer dat de kapitein bewaart tot het einde van de visreis.

Niettegenstaande de inspecties die op zee kunnen worden uitgevoerd, kunnen de bevoegde autoriteiten in goed gemotiveerde gevallen eisen dat de kapitein het schip voor inspectie in de haven aanbiedt.

b)

De voorschriften van punt a) gelden niet voor vaartuigen die de communautaire wateren binnenvaren zonder vangst aan boord.

c)

In afwijking van punt 1.2. wordt de visreis als beëindigd beschouwd zodra het vaartuig de communautaire wateren verlaat of een haven van de Gemeenschap binnenloopt waar de vangsten volledig worden aangeland.

De vaartuigen verlaten de Gemeenschapswateren pas nadat zij door een van de volgende controleroutes zijn gevaren:

A.

ICES-vak 48 E2 in sector VIa

B.

ICES-vak 46 E6 in sector IVa

C.

ICES-vakken 48 E8, 49 E8 of 50 E8 in sector IVa.

De kapitein van het schip stuurt ten minste vier uur voor het binnenvaren van een van de bovengenoemde controleroutes per e-mail of telefonisch een bericht aan het visserijcontrolecentrum in Edingburgh, als bepaald in punt 1. In dit bericht worden de naam, internationale radioroepnaam en de havencode en het havennumer (PLN) van het vaartuig, de totale hoeveelheid aan boord per soort en de controleroute waarlangs het vaartuig van plan is te varen.

Het vaartuig verlaat het gebied binnen de controleroute niet voordat het bevestiging heeft gekregen van ontvangst van het bericht en instructies inzake het feit of de kapitein het schip al dan niet ter inspectie moet aanbieden. Elke bevestiging heeft een uniek vergunningsnummer dat de kapitein bewaart tot het vaartuig de communitaire wateren verlaat.

Niettegenstaande de inspecties die op zee kunnen worden uitgevoerd, kunnen de bevoegde autoriteiten in goed gemotiveerde gevallen eisen dat de kapitein het schip voor inspectie in de havens van Lerwick of Scrabster aanbiedt.

d)

De netten van vaartuigen die op doorvaart zijn door de wateren van de Gemeenschap, moeten met inachtneming van de volgende voorwaarden zo zijn opgeborgen dat ze niet onmiddellijk kunnen worden gebruikt:

i)

netten, gewichten en dergelijk tuig moeten worden losgemaakt van de borden en van de trek- of sleepkabels en trek- of sleeptouwen,

ii)

netten die zich op of boven het dek bevinden, moeten stevig worden vastgemaakt aan de bovenbouw.


(1)  Onder „visreis” wordt in dit verband verstaan: de reis vanaf het moment waarop een vaartuig de 200-mijlszone buiten de kust van de lidstaten van de Gemeenschap waar communautaire vissserijvoorschriften gelden, wil binnenvaren tot op het moment waarop dit vaartuig deze zone weer verlaat.

(2)  m = „mandatory”; verplicht

(3)  o = „optional”; facultatief

(4)  LT, LG: in decimaal formaat, tot 3 decimalen na de komma; tot 31/12/2006 kunnen LA en LO in graden nog worden gebruikt.

(5)  Facultatief als het vaartuig is voorzien van een satellietvolgsysteem..

(6)  LT, LG: in decimaal formaat, tot 3 decimalen na de komma; tot 31/12/2006 kunnen LA en LO in graden nog worden gebruikt.

(7)  Facultatief als het vaartuig is voorzien van een satellietvolgsysteem..

(8)  LT, LG: in decimaal formaat, tot 3 decimalen na de komma; tot 31/12/2006 kunnen LA en LO in graden nog worden gebruikt.

(9)  Facultatief als het vaartuig is voorzien van een satellietvolgsysteem..

(10)  Facultatief voor het ontvangende vaartuig.


BIJLAGE VII

LIJST VAN SOORTEN

Nederlandse naam

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Bodemvissen

 

 

Kabeljauw

Gadus morhua

COD

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

HAD

Roodbaars

Sebastes sp.

RED

Roodbaars

Sebastes marinus

REG

Diepzeeroodbaars

Sebastes mentella

REB

Amerikaanse roodbaars

Sebastes fasciatus

REN

Noordwest-Atlantische heek

Merluccius bilinearis

HKS

Atlantische gaffelkabeljauw (1)

Urophycis chuss

HKR

Zwarte Koolvis

Pollachius virens

POK

Lange schol

Hippoglossoides platessoides

PLA

Witje

Glyptocephalus cynoglossus

WIT

Geelstaartschar

Limanda ferruginea

YEL

Zwarte heilbot

Reinharditius hippoglossoides

GHL

Heilbot

Hippoglossus hippoglossus

HAL

Amerikaanse winterschol

Pseudopleuronectes americanus

FLW

Zomerbot

Paralichthys dentatus

FLS

Amerikaanse griet

Scophthalmus aquosus

FLD

Platvissen (n.e.g.)

Pleuronectiformes

FLX

Amerikaanse zeeduivel

Lophius americanus

ANG

Amerikaanse ponen

Prionotus sp.

SRA

Atlantische tomcod

Microgadus tomcod

TOM

Blauwe diepzeekabeljauw

Antimora rostrata

ANT

Blauwe wijting

Micromesistius poutassou

WHB

Amerikaanse lipvis

Tautogolabrus adspersus

CUN

Torsk

Brosme brosme

USK

Groenlandse kabeljauw

Gadus ogac

GRC

Blauwe leng

Molva dypterygia

BLI

Leng

Molva molva

LIN

Snotdolf

Cyclopterus lumpus

LUM

Koningombervis

Menticirrhus saxatilis

KGF

Noordelijke kogelvis

Sphoeroides maculatus

PUF

Puitalen (n.e.g.)

Lycodes sp.

ELZ

Atlantische puitaal

Macrozoarces americanus

OPT

Poolkabeljauw

Boreogadus saida

POC

Grenadiervis

Coryphaenoides rupestris

RNG

Noordelijke grenadiervis

Macrourus berglax

RHG

Zandspieringen

Ammodytes sp.

SAN

Zeedonderpadden

Myoxocephalus sp.

SCU

Scup

Stenotomus chrysops

SCP

Tautog-lipvis

Tautoga onitis

TAU

Blauwe tegelvis

Lopholatilus chamaeleonticeps

TIL

Witte heek (1)

Urophycis tenuis

HKW

Zeewolven (n.e.g.)

Anarhicas sp.

CAT

Zeewolf

Anarhichas lupus

CAA

Gevlekte zeewolf

Anarhichas minor

CAS

Bodemvissen (n.e.g.)

 

GRO

Pelagische vissen

 

 

Atlantische haring

Clupea harengus

HER

Makreel

Scomber scombrus

MAC

Atlantische botervis

Peprilus triacanthus

BUT

Menhaden

Brevoortia tyrannus

MHA

Makreelgeep

Scomberesox saurus

SAU

Amerikaanse ansjovis

Anchoa mitchilli

ANB

Blauwbaars

Pomatomus saltatrix

BLU

Paardenhorsmakreel

Caranx hippos

CVJ

Fregattonijn

Auxis thazard

FRI

Koningsmakreel

Scomberomourus cavalla

KGM

Gevlekte koningsmakreel

Scomberomourus maculatus

SSM

Zeilvis

Istiophorus platypterus

SAI

Witte marlijn

Tetrapturus albidus

WHM

Blauwe marlijn

Makaira nigricans

BUM

Zwaardvis

Xiphias gladius

SWO

Witte tonijn

Thunnus alalunga

ALB

Bonito

Sarda sarda

BON

Dwergtonijn

Euthynnus alletteratus

LTA

Grootoogtonijn

Thunnus obesus

BET

Gewone tonijn

Thunnus thynnus

BFT

Gestreepte tonijn/Skipjack

Katsuwonus pelamis

SKJ

Geelvintonijn

Thunnus albacares

YFT

Tonijnen (n.e.g.)

Scombridae

TUN

Pelagische vissen (n.e.g.)

 

PEL

Invertebraten

 

 

Langvinpijlinktvis

Loligo pealei

SQL

Kortvinpijlinktvis

Illex illecebrosus

SQI

Inktvissen (n.e.g.)

Loliginidae, Ommastrephidae

SQU

Amerikaanse zwaardschede

Ensis directus

CLR

Amerikaanse venusschelp

Mercenaria mercenaria

CLH

Noordkromp

Arctica islandica

CLQ

Grote strandgaper

Mya arenaria

CLS

Reuze strandschelp

Spisula solidissima

CLB

Stimpsons strandschelp

Spisula polynyma

CLT

Tweekleppigen (n.e.g.)

Prionodesmacea, Teleodesmacea

CLX

Kamschelp

Argopecten irradians

SCB

Zwarte trommelvis

Pogonias cromis

BDM

mantel

Chylamys islandica

ISC

Amerikaanse grote mantel

Placopecten magellanicus

SCA

Mantel- en kamschelpen (n.e.g.)

Pectinidae

SCX

Noord-Amerikaanse oester

Crassostrea virginica

OYA

Mossel

Mytilus edulis

MUS

Busyconwulken (n.e.g.)

Busycon sp.

WHX

Alikruiken (n.e.g.)

Littorina sp.

PER

Weekdieren (n.e.g.)

Mollusca

MOL

Atlantische rotskrab

Cancer irroratus

CRK

Blauwe zwemkrab

Callinectes sapidus

CRB

Strandkrab

Carcinus maenas

CRG

Jonaskrab

Cancer borealis

CRJ

Arctische sneeuwkrab

Chionoecetes opilio

CRQ

Rode diepzeekrab

Geryon quinquedens

CRR

Augustinuskrab

Lithodes maia

KCT

Zeekrabben (n.e.g.)

Reptantia

CRA

Amerikaanse zeekreeft

Homarus americanus

LBA

Noorse garnaal

Pandalus borealis

PRA

Ringsprietgarnaal

Pandalus montagui

AES

Peneide garnalen (n.e.g.)

Penaeus sp.

PEN

Pandalide garnalen

Pandalus sp.

PAN

Zeewaterschelpdieren (n.e.g.)

Crustacea

CRU

Zee-egels

Strongylocentrotus sp.

URC

Wormen (n.e.g.)

Polycheata

WOR

Pijlstaartkreeft

Limulus polyphemus

HSC

Invertebraten (n.e.g.)

Invertebrata

INV

Overige soorten

 

 

Rivierharing

Alosa pseudoharengus

ALE

Geelstaarten

Seriola sp.

AMX

Amerikaanse congeraal

Conger oceanicus

COA

Amerikaanse paling

Anguilla rostrata

ELA

Slijmprik

Myxine glutinosa

MYG

Amerikaanse elft

Alosa sapidissima

SHA

Zilvervissen (n.e.g.)

Argentina sp.

ARG

Atlantische ombervis

Micropogonias undulatus

CKA

Atlantische geep

Strongylura marina

NFA

Atlantische zalm

Salmo salar

SAL

Atlantische koornaarvis

Menidia menidia

SSA

Atlantische draadvinnige haring

Opisthonema oglinum

THA

Glijkop

Alepocephalus bairdii

ALC

Zwarte trommelvis

Pogonias cromis

BDM

Zwarte zeebaars

Centropristis striata

BSB

Canadese elft

Alosa aestivalis

BBH

Lodde

Mallotus villosus

CAP

Riddervissen (n.e.g.)

Salvelinus sp.

CHR

Cobia

Rachycentron canadum

CBA

Gele pompano

Trachinotus carolinus

POM

Draadvinnige elft

Dorosoma cepedianum

SHG

Knorvissen (n.e.g.)

Pomadasyidae

GRX

West-Atlantische fint

Alosa mediocris

SHH

Lantaarnvis

Notoscopelus sp.

LAX

Harders (n.e.g.)

Mugilidae

MUL

Grootbek

Peprilus alepidotus (=paru)

HVF

Varkensvis

Orthopristis chrysoptera

PIG

Amerikaanse spiering

Osmerus mordax

SMR

Rode ombervis

Sciaenops ocellatus

RDM

Gewone zeebrasem

Pagrus pagrus

RPG

Ruwe horsmakreel

Trachurus lathami

RSC

Zandbaars

Diplectrum formosum

PES

Schaapskopzeebrasem

Archosargus probatocephalus

SPH

Puntombervis

Leiostomus xanthurus

SPT

Gevlekte ombervis

Cynoscion nebulosus

SWF

Koningsombervis

Cynoscion regalis

STG

Gestreepte baars

Morone saxatilis

STB

Steuren (n.e.g.)

Acipenseridae

STU

Tarpoen

Tarpon (=megalops) atlanticus

TAR

Zalmachtigen (n.e.g.)

Salmo sp.

TRO

Amerikaanse zeebaars

Morone americana

PEW

Beryciden (n.e.g.)

Beryx sp.

ALF

Doornhaai

Squalus acantias

DGS

Doornhaaien (n.e.g.)

Squalidae

DGX

Gespikkelde scheurtandhaai

Odontaspis taurus

CCT

Neushaai

Lamna nasus

POR

Makreelhaai

Isurus oxyrinchus

SMA

Donkere haai

Carcharhinus obscurus

DUS

Blauwe haai

Prionace glauca

BSH

Haaien (n.e.g.)

Squaliformes

SHX

Atlantische melkhaai

Rhizoprionodon terraenova

RHT

Zwarte lantaarnhaai

Centroscyllium fabricii

CFB

Groenlandse haai

Sonmnousus microcephalus

GSK

Reuzenhaai

Cetorhinus maximus

BSK

Roggen (n.e.g.)

Raja sp.

SKA

Kleine rog

Leucoraja erinacea

RJD

Arctische rog

Amblyraja hyperborea

RJG

Deurrog

Dipturus laevis

RJL

Winterrog

Leucoraja ocellata

RJT

Sterrog

Amblyraja radiata

RJR

Gladde rog

Malcoraja senta

RJS

Groenlandse rog

Bathyraja spinicauda

RJO

Gewone vis, andere dan schaal- en schelpdieren (n.e.g.)

 

FIN


(1)  Overeenkomstig een door STACRES tijdens de jaarlijkse vergadering van 1970 aangenomen aanbeveling (ICNAF Redbook 1970, deel I, blz. 67) wordt heek van het geslacht Urophycis met het oog op de statistische rapportering als volgt aangeduid: a) heek afkomstig uit de deelgebieden 1, 2 en 3, en uit de sectoren 4R, S, T en V als witte heek, Urophycis tenuis; b) met lijnen gevangen heek of met gelijk welke methode gevangen heek die langer is dan 55 cm standaardlengte, afkomstig uit de sectoren 4W en X, deelgebied 5 en statistisch vak 6, als witte heek, Urophycis tennuis; c) andere heek van het geslacht Urophycis, afkomstig uit de sectoren 4W en X, deelgebied 5 en statistisch vak 6 als Atlantische gaffelkabeljauw, Urophycis chuss, onverminderd het bepaalde onder b).


BIJLAGE VIII

TOEGESTANE BOVENNETBESCHERMERS

1.   Bovennetbeschermer van het door ICNAF aanvaarde type

De bovennetbeschermer van het door ICNAF aanvaarde type is een rechthoekig stuk want, bevestigd aan de bovenzijde van de kuil om beschadiging te verminderen en te voorkomen, dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

(a)

het stuk want mag geen mazen hebben die kleiner zijn dan de mazen die in artikel 26 zijn voorgeschreven voor de kuil;

(b)

het stuk want mag slechts langs de voor- en zijkant aan de kuil en op geen enkele andere plaats zijn bevestigd en moet zodanig zijn vastgemaakt dat het niet verder naar voren kan reiken dan vier mazen vóór de vaste strop op de kuil en niet minder dan vier mazen vóór de pooklijn eindigt; indien er geen vaste strop op de kuil is, mag het stuk want niet verder reiken dan een derde van de kuil, gemeten vanaf niet minder dan vier mazen vóór de pooklijn;

c)

de breedte van het stuk want moet ten minste anderhalf maal zo groot zijn als de breedte van dat beschermde gedeelte van de kuil, met dien verstande dat beide breedten loodrecht op de lengteas van de kuil worden berekend.

Image

2.   Bovennetbeschermer met meervoudige, achter elkaar geplaatste bovensleeplappen

Een bovennetbeschermer met meervoudige, achter elkaar geplaatste bovensleeplappen omvat stukken want die op al hun delen mazen hebben die, ongeacht of de stukken want droog of nat zijn, niet kleiner zijn dan de mazen van de kuil, op voorwaarde dat:

i)

elk stuk want:

a)

slechts aan de voorzijde is vastgemaakt over de kuil en loodrecht staat op de lengteas;

b)

ten minste even breed is als de kuil (met dien verstande dat de breedte loodrecht op de lengteas van de kuil wordt gemeten bij het punt waar het is vastgemaakt); en

c)

niet langer is dan tien mazen; en

ii)

de totale lengte van alle aldus bevestigde stukken want niet meer bedraagt dan twee derde van de lengte van de kuil.

Image

POOLS TYPE

3.   Bovennetbeschermer met grote mazen (gewijzigd Pools type)

Een bovennetbeschermer met grote mazen bestaat uit een rechthoekig stuk want dat vervaardigd is van hetzelfde garen als de kuil, of van enkel, dik, knooploos garen, dat is vastgemaakt aan het achterste gedeelte van de bovenzijde van de kuil en dat de bovenzijde van de kuil geheel of gedeeltelijk bedekt, dat op al zijn delen, in natte toestand gemeten, mazen heeft die tweemaal zo groot zijn als die van de kuil, en dat slechts aan de voor-, zij- en achterkant van dat stuk want op een zodanige wijze aan de kuil bevestigd is dat iedere maas van dat stuk want samenvalt met vier mazen van de kuil.

Image


BIJLAGE IX

BEVESTIGING VAN DE KLOSSENPEES MET „TOGGLE CHAINS” BIJ GARNALENTRAWLERS: NAFO-GEBIED

Voor het bevestigen van de klossenpees aan de grondpees of de dunnepees worden op verschillende afstanden bevestigingskettingen (kettingen, touwen of combinaties van beide) geplaatst, zogenaamde „toggle chains”. De termen „grondpees” en „dunnepees” mogen in dit verband door elkaar worden gebruikt. Op sommige vaartuigen wordt één enkele lijn gebruikt; op andere worden een grondpees en een dunnepees gebruikt zoals aangegeven in het schema. De lengte van de bevestigingsketting of „toggle chain” moet worden gemeten van het hart van de ketting of het touw die de klossenpees vormt (het hart van de klossenpees) tot de onderkant van de grondpees.

Op bijgaand schema is aangegeven hoe de lengte van de toggle chain moet worden gemeten.

Image


BIJLAGE X

MINIMUMMATEN VAN DE VISSEN (1)

Soort

Vis, ontdaan van kieuwen en ingewanden, met of zonder huid,

vers, gekoeld, bevroren of gezouten

In gehele staat

Zonder kop

Zonder kop en staart

Zonder kop en overlangs doorgesneden

Kabeljauw

5 bis

5 bis

5 bis

27/25 cm (2)

Zwarte heilbot

5 bis

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Lange schol

5 bis

5 bis

5 bis

n.v.t.

Geelstaartschar

5 bis

5 bis

5 bis

n.v.t.


(1)  Met betrekking tot de visgrootte dient voor kabeljauw te worden uitgegaan van de vorklengte, voor andere soorten van de volledige lengte.

(2)  Kleinere maat voor vers gezouten vis.


BIJLAGE XI

VANGSTREGISTRATIE (LOGBOEKGEGEVENS)

IN HET LOGBOEK TE NOTEREN GEGEVENS

Gegevens

Standaardcode

Naam van het vaartuig

01

Nationaliteit van het vaartuig

02

Registratienummer van het vaartuig

03

Haven van registratie

04

Gebruikte soorten vistuig (uitgesplitst naar de verschillende soorten vistuig)

10

Soort vistuig

 

Datum

 

dag

20

maand

21

jaar

22

Positie

 

breedtegraad

31

lengtegraad

32

statistisch vak

33

Aantal trekken per 24 uur (1)

40

Aantal uren dat per 24 uur met het vistuig is gevist (1)

41

Soortnamen (bijlage II)

 

Dagelijkse vangst per soort (in ton levend gewicht)

50

Dagelijkse vangst per soort voor menselijke consumptie

61

Dagelijkse vangst per soort voor verwerking tot vismeel

62

Dagelijkse vangst die per soort en per dag overboord is gezet

63

Plaats(en) van overlading

70

Datum/data van overlading

71

Handtekening van de kapitein

80

VISTUIGCODES

Vistuigcategorieën

Standaardcode

Omsluitingsnetten

 

Ringzegens met sluitlijn

PS

door één vaartuig bediend

PS1

door twee vaartuigen bediend

PS2

Ringzegens zonder sluitlijn (lampara)

LA

Zegens

SB

Bootzegens

SV

Deense zegens

SDN

Schotse zegens

SSC

spanzegens

SPR

Zegennetten (n.e.g.)

SX

Trawlnetten

 

Korven

FPO

Bodemtrawls

 

boomkorren

TBB

ottertrawls (2)

OTB

spanrieten

PTB

kreeftentrawls

TBN

garnalentrawls

TBS

bodemtrawls (n.e.g.)

TB

Pelagische trawls

 

ottertrawls

OTM

spanrieten

PTM

garnalentrawls

TMS

Pelagische trawls (n.e.g.)

TM

Dubbele-bordentrawls

OTT

Ottertrawls (n.e.g.)

OT

Spannetten (n.e.g.)

PT

Ottertrawls (n.e.g.)

TX

Kieuwnetten en warnetten

 

Geankerde kieuwnetten

GNS

Drijfnetten

GND

Omringende kieuwnetten

GNC

Staande kieuwnetten (met palen)

GNF

Schakels

GTR

Gecombineerde kieuwnetten en schakels

GTN

Kieuwnetten en warnetten (n.e.g.)

GEN

Kieuwnetten (n.e.g.)

GN

Vallen

 

Onbedekte kommen

FPN

Fuiken

FYK

Ankerkuilen

FSN

Barrières, staande netten, weren, enz.

FWR

Luchtnetten

FAR

Vallen (n.e.g.)

FIX

Haken en lijnen

 

Handlijnen en hengelsnoeren (met de hand bediend) (3)

LHP

Handlijnen en hengelsnoeren (machinaal) (3)

LHM

Grondbeugen

LLS

Drijvende beugen

LLD

Beuglijnen (n.e.g.)

LL

Sleeplijnen

LTL

Haken en lijnen (n.e.g.) (4)

LX

Contact- en verwondingstuig

 

Harpoenen

HAR

Korren

 

Vanaf een schip bediende kor

DRB

Handkor

DRH

Kruisnetten

 

Draagbare kruisnetten

LNP

Vanaf een schip bediende kruisnetten

LNB

Vanaf de oever bediende kruisnetten

LNS

Kruisnetten (n.e.g.)

LN

Vallende netten

 

Werpnetten

FCN

Vallen netten (n.e.g.)

FG

Verzamelmachines

 

Pompen

HMP

Motordreggen

HMD

Verzamelmachines (n.e.g.)

HMX

Diverse soorten vistuig  (5)

MIS

Vistuig voor recreatiedoeleinden

RG

Onbekend of niet nader gespecificeerd vistuig

NK

CODES VAN VISSERSVAARTUIGEN

A.

Voornaamste vaartuigtypes

FAO-code

Vaartuigtype

BO

Beschermingsvaartuig

CO

Visserijopleidingsschip

DB

Vaartuig voor de korvisserij (niet-continu)

DM

Vaartuig voor de korvisserij (continu)

DO

Vaartuig voor de boomkorvisserij

DOX

Vaartuig voor de korvisserij (n.e.g.)

FO

Visvervoerschip

FX

Vissersvaartuig (n.e.g.)

GO

Vaartuig voor de kieuwnetvisserij

HOX

Moederschip (n.e.g.)

HSF

Fabrieksschip

KO

Hospitaalschip

LH

Vaartuig voor de visserij met de handlijn of de handbeug

LL

Beugschip

LO

Vaartuig voor de lijnvisserij of de beugvisserij

LP

Hengelvisserijvaartuig

LT

Vaartuig voor de sleeplijnvisserij

MO

Polyvalent vaartuig

MSN

Vaartuig voor de visserij met de zegen of de handlijn

MTG

Vaartuig voor de trawl- en vleetvisserij

MTS

Vaartuig voor de visserij met de trawl en de zegen

NB

Vaartuig dat met één enkel kruisnet vist

NO

Vaartuig dat met kruisnetten vist

NOX

Vaartuig voor de kruisnetvisserij (n.e.g.)

PO

Vaartuig dat met vispompen vist

SN

Vaartuig dat met het Deens zegennet vist

SO

Vaartuig voor de zegenvisserij

SOX

Vaartuig voor de zegenvisserij (n.e.g.)

SP

Vaartuig voor de ringzegenvisserij

SPE

Vaartuig dat met een ringzegen van het Europese type vist

SPT

Vaartuig voor tonijnvisserij met de ringzegen

TO

Trawler

TOX

Trawlers (n.e.g.)

TS

Zijtrawler

TSF

Zijtrawler met vriesinrichting

TSW

Zijtrawler voor verse vis

TT

Hektrawler

TTF

Hektrawler met vriesinrichting

TTP

Fabrieksschip dat over het hek vist

TU

Boomkortrawler

WO

Vaartuig dat met fuiken of vallen vist

WOP

Korvenvisser

WOX

Vaartuig dat met fuiken of vallen vist (n.e.g.)

ZO

Vaartuig dat met drijvend vistuig vist

DRN

Visserijonderzoeksschip

n.e.g. = niet elders gespecificeerd

B)

Voornaamste activiteiten van de vaartuigen

Drielettercode

Cat.

ANC

Voor anker

DRI

Visserij met drijfnetten

FIS

Visserij

HAU

Halen van het vistuig

PRO

Be-en verwerken

STE

Stomen

TRX

Overladen (laden of lossen)

OTH

Andere (nader te specificeren)


(1)  Wanneer er binnen een periode van 24 uur twee of meer soorten vistuig worden gebruikt, dienen de gegevens voor elke soort vistuig apart te worden vermeld.

(2)  De visserij-instanties mogen de bodemtrawls met zijde of hek aanduiden met de codes OTB-1 en OTB-2, en de pelagische trawls met zijde of hek met de codes OTM-1 en OTM-2.

(3)  Met inbegrip van de peur.

(4)  Code LDV voor vanaf de sloep bediende lijnen blijft voor historische doeleinden gehandhaafd.

(5)  Dit punt omvat hand- en landingsnetten, drive-in-netten en technieken waarbij de vis wordt verzameld met eenvoudige handwerktuigen, al dan niet met gebruikmaking van duikapparatuur, gif en explosieven, afgerichte dieren of elektrische hulpmiddelen.


BIJLAGE XII

NAFO-GEBIED

Hieronder volgt een gedeeltelijke lijst met de bestanden die overeenkomstig artikel 29, lid 2, moeten worden gerapporteerd.

ANG/N3NO.

Lophius americanus

Amerikaanse zeeduivel

CAA/N3LMN.

Anarhichas lupus

Zeewolf

CAP/N3LMN.

Mallotus villosus

Lodde

CAT/N3LMN

Anarhichas spp.

Zeewolf (n.e.g.)

HAD/N3NO.

Melanogrammus aeglefinus

Schelvis

HAL/N23KL.

Hippoglossus hippoglossus

Heilbot

HAL/N3M.

Hippoglossus hippoglossus

Heilbot

HAL/N3NO.

Hippoglossus hippoglossus

Heilbot

HER/N3L

Clupea harengus

Haring

HKR/N2J3KL

Urophycis chuss

Atlantische gaffelkabeljauw

HKR/N3MNO.

Urophycis chuss

Atlantische gaffelkabeljauw

HKS/N3NLMO

Merlucius bilinearis

Noordwest-Atlantische heek

RNG/N23

CORYPHAENOIDES rupestris

Grenadiervis

HKW/N2J3KL

Urophycis tenuis

Witte heek

POK/N3O

Pollachius virens

Zwarte Koolvis

RHG/N23.

Macrourus berglax

Noordelijke grenadiervis

SKA/N2J3KL

Raja spp.

Roggen

SKA/N3M.

Raja spp.

Roggen

SQI/N56

Illex illecebrosus

Kortvinpijlinktvis

VFF/N3LMN.

Vissen, ongesorteerd, niet-geïdentificeerd

WIT/N3M.

Glyptocephalus cynoglossus

Witje

YEL/N3M.

Limanda ferruginea

Geelstaartschar


BIJLAGE XIII

VERBOD OP GERICHTE VISSERIJ IN HET CCAMLR-GEBIED

Doelsoorten

Zone

Gesloten tijd

Notothenia rossii

FAO 48.1 Antarctische wateren, bij het Antarctisch Schiereiland

FAO 48.2 Antarctische wateren, rond de South Orkneys

FAO 48.3 Antarctische wateren, rond South Georgia

Het hele jaar

Vinvis

FAO 48.1 Antarctische wateren (1)

FAO 48,2 Antarctische wateren (1)

Het hele jaar

Gobionotothen gibberifrons

Chaenocephalus aceratus

Pseudochaenichthys georgianus

Lepidonotothen squamifrons

Patagonotothen guntheri

FAO 48.3

Het hele jaar

Dissostichus spp

FAO 48,5 Antarctische wateren

1.12.2005 tot en met 30.11.2006

Dissostichus spp

FAO 88,3 Antarctische wateren (1)

FAO 58.5.1 Antarctische wateren (1)  (2)

FAO 58.5.2 Antarctische wateren ten oosten van 79o20'OL en buiten de EEZ ten westen van 79o20'OL (1)

FAO 88.2 Antarctische wateren ten noorden van 65oZB (1)

FAO 58.4.4 Antarctische wateren (1)

FAO 58.6 Antarctische wateren (1)

FAO 58.7 Antarctische wateren (1)

Het hele jaar

Lepidonotothen squamifrons

FAO 58.4.4 (1)

Het hele jaar

Alle soorten met uitzondering van Champsocephalus gunnari en Dissostichus eleginoides

FAO 58.5.2 Antarctische wateren

1.12.2005 tot en met 30.11.2006

Dissostichus mawsoni

FAO 48.4 Antarctische wateren (1)

Het hele jaar


(1)  Behalve voor wetenschappelijk onderzoek.

(2)  Met uitzondering van wateren onder nationale jurisdictie (EEZ’s).


BIJLAGE XIV

VANGST- EN BIJVANGSTBEPERKINGEN VOOR NIEUWE EN EXPERIMENTELE VISSERIJACTIVITEITEN IN HET CCAMLR-GEBIED IN 2005-2006

Deelgebied/sector

Regio

Seizoen

SSRU

Vangstbeperking voor Dissostichus spp. (ton)

Bijvangstbeperking (ton)

Roggen

Macrourus spp.

Andere soorten

58.4.1

Gehele sector

1.12.2005 tot en met 30.11.2006

A

B

C

D

E

F

G

H

Totaal deelgebied

0

0

200

0

200

0

200

0

600

Gehele sector:

50

Gehele

sector:

96

Gehele sector:

20

58.4.2

Gehele sector

1.12.2005 tot en met 30.11.2006

A

B

C

D

E

Totaal deelgebied

260

0

260

0

260

780

Gehele sector

50

Gehele sector

124

Gehele sector

20

58.4.3a)

Gehele sector buiten gebieden onder nationale jurisdictie

Van 1.5 tot en met 31.8.2006

n.v.t.

250

Gehele sector

50

Gehele sector

26

Gehele sector

20

58.4.3b)

Gehele sector buiten gebieden onder nationale jurisdictie

Van 1.5 tot en met 31.8.2006

n.v.t.

300

Gehele sector

50

Gehele sector

159

Gehele sector

20

88.1

Gehele deelgebied

1.12.2005 tot en met 31.8.2006

A

B, C, G

D

E

F

H, I, K

J

L

Totaal deelgebied

0

348 (1)

0

0

0

1 893 (1)

551 (1)

172 (1)

2 964 (1)

0

50 (1)

0

0

0

95 (1)

50 (1)

50 (1)

148 (1)

0

56 (1)

0

0

0

303 (1)

88 (1)

28 (1)

474 (1)

0

60 (1)

0

0

0

60 (1)

20 (1)

20 (1)

0

88.2

Gehele deelgebied

1.12.2005 tot en met 31.8.2006

A

B

C, D, F, G

E

Totaal deelgebied

0

0

214 (1)

273 (1)

487 (1)

0

0

50 (1)

50 (1)

50 (1)

0

0

34 (1)

44 (1)

78 (1)

0

0

20 (1)

20 (1)

0


(1)  Regels inzake vangstbeperkingen voor bijvangstsoorten per SSRU, die binnen de totale bijvangstbeperkingen per deelgebied van toepassing zijn:

Roggen:

5 % van de in het kader van de vangstbeperking voor Dissostichus spp. vastgestelde hoeveelheid, of 50 ton, al naargelang welke hoeveelheid het grootst is;

Macrourus spp.:

16 % van de in het kader van de vangstbeperking voor Dissostichus spp. vastgestelde hoeveelheid;

Andere soorten:

20 ton per SSRU.


20.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 16/184


VERORDENING (EG) 52/2006 VAN DE RAAD

van 22 december 2005

tot vaststelling, voor 2006, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 20,

Gelet op Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota (2), en met name op artikel 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 moet de Raad, met inachtneming van de beschikbare wetenschappelijke adviezen en met name van het verslag van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij, maatregelen vaststellen waarbij de toegang tot wateren en hulpbronnen en de duurzame uitoefening van visserijactiviteiten worden geregeld.

(2)

Krachtens artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 dient de Raad de vangstmogelijkheden per visserijtak of groep van visserijtakken vast te stellen en deze over de lidstaten te verdelen.

(3)

Voor een efficiënt beheer van deze vangstmogelijkheden moeten bijzondere voorschriften voor de uitoefening van de betrokken visserij worden vastgesteld.

(4)

De beginselen van en bepaalde procedures voor het visserijbeheer moeten door de Gemeenschap worden vastgesteld om de lidstaten in staat te stellen de vaartuigen die onder hun vlag varen, te beheren.

(5)

In artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 zijn begripsomschrijvingen vastgesteld die van belang zijn voor de toewijzing van vangstmogelijkheden.

(6)

Overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96 moeten de bestanden waarop de daarin vervatte maatregelen van toepassing zijn, worden omschreven.

(7)

Bij de toepassing van de vangstmogelijkheden moet worden voldaan aan de communautaire wetgeving op dit gebied, en met name aan Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie van 20 mei 1987 inzake uitvoeringsbepalingen met betrekking tot kentekens voor vissersvaartuigen en met betrekking tot documenten aan boord van die vaartuigen (3), Verordening (EEG) nr. 2807/83 van de Commissie van 22 september 1983 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de registratie van gegevens over de visvangst van de lidstaten (4), Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (5), Verordening (EG) nr. 2244/2003 van de Commissie van 18 december 2003 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake satellietvolgsystemen (VMS), (6) Verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad van 22 september 1986 houdende definities van de kenmerken van vissersvaartuigen (7), Verordening (EEG) nr. 3880/91 van de Raad van 17 december 1991 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten die in het noordwestelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen (8), en Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad van 21 december 2005 betreffende de instandhouding door middel van technische maatregelen van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Sont (9),

(8)

Met het oog op de instandhouding van de visbestanden moet een aantal aanvullende technische en controlemaatregelen voor de visserij in het jaar 2006 worden toegepast.

(9)

Om het inkomen van de vissers in de Gemeenschap veilig te stellen, om te vermijden dat hulpbronnen in gevaar worden gebracht en om mogelijke problemen door het verstrijken van Verordening nr. 27/2005 uit de weg te gaan, is het belangrijk dat deze visgronden op 1 januari 2006 worden opengesteld. Gezien de urgentie van deze kwestie moet een uitzondering worden gemaakt op de periode van zes weken, als bedoeld in punt I.3 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

TOEPASSINGSGEBIED EN BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden voor het jaar 2006 de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee vastgesteld, alsmede de bij de visserij in acht te nemen specifieke voorschriften.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Deze verordening is van toepassing op alle in de Oostzee vissende vissersvaartuigen van de Gemeenschap (hierna „vaartuigen van de Gemeenschap” genoemd) en visservaartuigen die de vlag voeren van en geregistreerd staan in een derde land.

2.   In afwijking van lid 1, is deze verordening niet van toepassing op visserijactiviteiten die uitsluitend worden uitgeoefend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek dat wordt uitgevoerd met toestemming en onder het gezag van de betrokken lidstaat of lidstaten en waarvan de Commissie en de lidstaat of lidstaten in de wateren waarvan het onderzoek plaatsvindt, tevoren in kennis zijn gesteld.

Artikel 3

Begripsomschrijvingen

Naast de begripsomschrijvingen van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2371/2002, wordt in deze verordening verstaan onder:

a)

„de zones van de ICES” (Internationale Raad voor het onderzoek van de zee, International Council for the Exploration of the Sea), de zones afgebakend in Verordening (EEG) nr. 3880/91;

b)

„Oostzee”, ICES-sectoren IIIb, IIIc en IIId;

c)

„totaal toegestane vangsten (TAC's)”, de hoeveelheid die per bestand per jaar mag worden gevangen;

d)

„quotum”, een gedeelte van de TAC dat is toegewezen aan de Gemeenschap, aan een lidstaat of aan een derde land.

HOOFDSTUK II

VANGSTMOGELIJKHEDEN EN VISSERIJVOORSCHRIFTEN

Artikel 4

Vangstmogelijkheden en toewijzingen

De vangstmogelijkheden, de verdeling daarvan over de lidstaten en de aanvullende voorwaarden als bedoeld in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96, zijn vastgesteld in bijlage I bij deze verordening.

Artikel 5

Bijzondere bepalingen inzake toewijzingen

1.   De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig bijlage I aan de lidstaten toegewezen onverminderd:

a)

het ruilen van quota op grond van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002,

b)

nieuwe toewijzingen op grond van artikel 21, lid 4, artikel 23, lid 1, en artikel 32, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2847/93;

c)

het aanvoeren van extra hoeveelheden op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96,

d)

het overdragen van hoeveelheden op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96,

e)

verminderingen of kortingen op grond van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 847/96.

2.   Bij inhoudingen op de quota voor overdracht naar 2007 is het bepaalde in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96, in afwijking van het bepaalde in die verordening, van toepassing op alle bestanden waarvoor een analytische TAC is vastgesteld.

Artikel 6

Voorwaarden voor vangsten en bijvangsten

1.   Vis van bestanden waarvoor vangstmogelijkheden zijn vastgesteld, mag slechts aan boord worden gehouden of aangevoerd mits die vis:

a)

is gevangen met vaartuigen van een lidstaat die een quotum heeft dat niet is opgebruikt, of

b)

deel uitmaakt van een communautair quotum dat niet is opgebruikt, of

c)

samen met andere soorten dan haring of sprot is gevangen met trawlnetten, Deense zegens of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 32 mm, op voorwaarde dat de vangsten niet aan boord of bij aanvoer zijn gesorteerd.

2.   Alle aangevoerde hoeveelheden worden in mindering gebracht op het betrokken quotum, met uitzondering van vangsten bedoeld in lid 1, onder c

3.   Indien het aan een lidstaat toegewezen quotum voor haring is opgebruikt, mogen de vaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren, in de Gemeenschap zijn geregistreerd en actief zijn in de visserijtak waarvoor het quotum is vastgesteld, geen ongesorteerde vangsten aanvoeren die haring bevatten.

Artikel 7

Beperkingen van de visserij-inspanning

De beperkingen van de visserij-inspanning zijn vastgesteld in bijlage II.

Artikel 8

Overgangsmaatregelen op technisch en controlegebied

Overgangsmaatregelen op technisch en controlegebied zijn vastgesteld in bijlage III.

HOOFDSTUK III

SLOTBEPALINGEN

Artikel 9

Gegevensoverdracht

Wanneer de lidstaten overeenkomstig artikel 15, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 gegevens met betrekking tot de aanlanding van hoeveelheden gevangen vis aan de Commissie doen toekomen, gebruiken zij daarvoor de in bijlage I bij deze verordening vermelde bestandscodes.

Artikel 10

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 december 2005

Voor de Raad

De voorzitter

B. BRADSHAW


(1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(2)  PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3.

(3)  PB L 132 van 21.5.1987, blz. 9.

(4)  PB L 276 van 10.10.1983, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1804/2005 (PB L 290 van 4.11.2005, blz. 10).

(5)  PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 768/2005 (PB L 128 van 21.5.2005, blz. 1).

(6)  PB L 333 van 20.12.2003, blz. 17.

(7)  PB L 274 van 25.9.1986, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3259/94 (PB L 339 van 29.12.1994, blz. 11).

(8)  PB L 365 van 31.12.1991, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 448/2005 van de Commissie (PB L 74 van 19.3.2005, blz. 5).

(9)  PB L 349 van 31.12.2005, blz. 1).


BIJLAGE I

Toegestane aanvoer en in acht te nemen voorschriften voor het meerjarenbeheer van de vangstmogelijkheden per soort en per gebied voor vaartuigen van de Gemeenschap in gebieden met vangstbeperkingen

Onderstaande tabellen bevatten de TAC's en quota (in ton levend gewicht, tenzij anders vermeld) per bestand, de verdeling daarvan onder de lidstaten en de in acht te nemen voorschriften voor het meerjarenbeheer van de quota.

Soort:

Haring

Clupea harengus

Zone:

Deelsectoren 30-31

HER/3D30.; HER/3D31.

Finland

75 099

 

Zweden

16 501

 

EG

91 600

 

TAC

91 600

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Haring

Clupea harengus

Zone:

Deelsectoren 22-24

HER/3B23.; HER/3C22.; HER/3D24.

Denemarken

6 658

 

Duitsland

26 207

 

Finland

3

 

Polen

6 181

 

Zweden

8 451

 

EG

47 500

 

TAC

47 500

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Haring

Clupea harengus

Zone:

Deelsectoren 25-27, 28.2, 29 en 32

HER/3D25.; HER/3D26.; HER/3D27.; HER/3D28.; HER/3D29.; HER/3D32.

Denemarken

2 548

 

Duitsland

676

 

Estland

13 015

 

Finland

25 404

 

Letland

3 212

 

Litouwen

3 382

 

Polen

28 861

 

Zweden

38 744

 

EG

115 842

 

TAC

128 000

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Haring

Clupea harengus

Zone:

Deelsector 28.1

HER/03D.RG

Estland

18 472

 

Letland

21 528

 

EG

40 000

 

TAC

40 000

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

Deelsectoren 25-32 (EG-wateren)

COD/3D25.; COD/3D26.; COD/3D27.; COD/3D28.; COD/3D29.; COD/3D30.; COD/3D31.; COD/3D32.

Denemarken

10 415

 

Duitsland

4 143

 

Estland

1 015

 

Finland

797

 

Letland

3 873

 

Litouwen

2 551

 

Polen

11 993

 

Zweden

10 552

 

EG

45 339

 

TAC

49 220

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

Deelsectoren 22-24 (EG-wateren)

COD/3B23.; COD/3C22.; COD/3D24.

Denemarken

12 395

 

Duitsland

6 061

 

Estland

275

 

Finland

244

 

Letland

1 026

 

Litouwen

665

 

Polen

3 317

 

Zweden

4 417

 

EG

28 400

 

TAC

28 400

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schol

Pleuronectes platessa

Zone:

IIIbcd (EG-wateren)

PLE/3B23.; PLE/3C22.; PLE/3D24.; PLE/3D25.; PLE/3D26.; PLE/3D27.; PLE/3D28.; PLE/3D29.; PLE/3D30.; PLE/3D31.; PLE/3D32

Denemarken

2 698

 

Duitsland

300

 

Zweden

203

 

Polen

565

 

EG

3 766

 

TAC

Niet relevant

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Atlantische zalm

Salmo salar

Zone:

IIIbcd (EG-wateren) met uitzondering van deelsector 32

SAL/3B23.; SAL/3C22.; SAL/3D24.; SAL/3D25.; SAL/3D26.; SAL/3D27.; SAL/3D28.; SAL/3D29.; SAL/3D30.; SAL/3D31.

Denemarken

93 512 (1)

 

Duitsland

10 404 (1)

 

Estland

9 504 (1)

 

Finland

116 603 (1)

 

Letland

59 478 (1)

 

Litouwen

6 992 (1)

 

Polen

28 368 (1)

 

Zweden

126 399 (1)

 

EG

451 260 (1)

 

TAC

460 000 (1)

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Atlantische zalm

Salmo salar

Zone:

Deelsector 32

SAL/3D32.

Estland

1 581 (2)

 

Finland

13 838 (2)

 

EG

15 419 (2)

 

TAC

17 000 (2)

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Sprot

Sprattus sprattus

Zone:

IIIbcd (EG-wateren)

SPR/3B23.; SPR/3C22.; SPR/3D24.; SPR/3D25.; SPR/3D26.; SPR/3D27.; SPR/3D28.; SPR/3D29.; SPR/3D30.; SPR/3D31.; SPR/3D32.

Denemarken

41 512

 

Duitsland

26 299

 

Estland

48 204

 

Finland

21 730

 

Letland

58 219

 

Litouwen

21 060

 

Polen

123 552

 

Zweden

80 250

 

EG

420 826

 

TAC

468 000

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


(1)  Aantal stuks.

(2)  Aantal stuks.


BIJLAGE II

BEPERKINGEN VAN DE VISSERIJ-INSPANNING

1.

De visserij met trawls, zegennetten of soortgelijk vistuig met een maaswijdte van 90 mm of meer, dan wel met geankerde kieuwnetten, warnetten of schakelnetten met een maaswijdte van 90 mm of meer, dan wel met de geankerde beug is verboden:

a)

van 15 maart tot en met 14 mei in deelsectoren 22-24, en

b)

van 15 juni tot en met 14 september in deelsectoren 25-27.

2.

Voor vaartuigen die hun vlag voeren, zorgen de lidstaten ervoor dat de visserij met trawls, zegennetten of soortgelijk vistuig met een maaswijdte van 90 mm of meer, dan wel met geankerde kieuwnetten, warnetten of schakelnetten met een maaswijdte van 90 mm of meer, dan wel met de geankerde beug verboden is gedurende:

a)

30 kalenderdagen buiten de periode van 15 maart tot en met 14 mei in deelsectoren 22-24, en

b)

27 kalenderdagen buiten de periode van 15 juni tot en met 14 september in deelsectoren 25-27.

3.

Op verzoek van de Commissie verstrekken de lidstaten een beschrijving van het systeem dat wordt toegepast om te waarborgen dat punt 2 wordt nageleefd.

4.

In afwijking van de punten 1 en 2 is het communautaire vaartuigen met een lengte over alles van minder dan 12 m toegestaan ten hoogste 10 % kabeljauw levend gewicht aan boord te houden en aan te voeren bij de visserij met kieuwnetten, warnetten en/of schakelnetten met een maaswijdte van 110 mm of meer.


BIJLAGE III

OVERGANGSMAATREGELEN OP TECHNISCH EN CONTROLEGEBIED

1.

Beperkingen voor de visserij

1.1.

Van 1 mei tot en met 31 oktober is iedere vorm van visserij verboden in het gebied dat wordt ingesloten door loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende geografische coördinaten met elkaar verbinden; metingen gebeuren volgens de WGS84-norm:

Gebied 1:

55o45'NB, 15o30'OL

55o45'NB, 16o30'OL

55o00'NB, 16o30'OL

55o00'NB, 16o00'OL

55o15'NB, 16o00'OL

55o15'NB, 15o30'OL

55o45'NB, 15o30'OL

Gebied 2:

55o00'NB, 19o14'OL

54o48'NB, 19o20'OL

54o45'NB, 19o19'OL

54o45'NB, 18o55'OL

55o00'NB, 19o14'OL

Gebied 3:

56o13'NB, 18o27'OL

56o13'NB, 19o31'OL

55o59'NB, 19o13'OL

56o03'NB, 19o06'OL

56o00'NB, 18o51'OL

55o47'NB, 18o57'OL

55o30'NB, 18o34'OL

56o13'NB, 18o27'OL

1.2.

In afwijking van punt 1.1 is de visserij met kieuwnetten, warnetten of schakelnetten met een maaswijdte van 157 mm of meer, dan wel met beug, toegestaan. Bij visserij met beug mag geen kabeljauw aan boord worden gehouden.

2.

Toezicht, inspectie en bewaking in verband met het herstel van de kabeljauwbestanden in de Oostzee

2.1.

Speciale visdocumenten voor de kabeljauwvisserij in de Oostzee

2.1.1.

In afwijking van het bepaalde in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1627/94 van de Raad van 27 juni 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake speciale visdocumenten (1), moeten alle communautaire vissersvaartuigen met een lengte over alles gelijk aan of groter dan 8 meter die vistuig aan boord hebben of gebruiken dat conform Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad, gebruikt mag worden voor de kabeljauwvisserij in de Oostzee en de Sont, een speciaal visdocument voor de kabeljauwvisserij in de Oostzee aan boord hebben.

2.1.2.

Lidstaten mogen alleen een speciaal visdocument voor de kabeljauwvisserij als bedoeld in punt 2.1.1 afgeven aan communautaire vissersvaartuigen die voor 2005 beschikken over een speciaal visdocument voor de visserij op kabeljauw in de Oostzee als omschreven in punt 6.2.1 van bijlage III van Verordening (EG) Nr. 27/2005 van de Raad van 22 december 2004 tot vaststelling, voor 2005, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (2). Lidstaten mogen echter ook speciale visdocumenten afgeven voor de visserij op kabeljauw aan communautaire vissersvaartuigen die de vlag van de betrokken lidstaat voeren, en niet beschikken over een speciaal visdocument voor 2005, mits de lidstaat ervoor zorgt dat een gelijkwaardig vermogen, in kilowatt gemeten, niet wordt gebruikt voor vissen in de Oostzee met vistuig als bedoeld in punt 2.1.1.

2.1.3.

Iedere lidstaat stelt een lijst op van de vaartuigen die beschikken over een speciaal visdocument voor de kabeljauwvisserij in de Oostzee, houdt deze lijst bij en stelt deze via zijn officiële website beschikbaar voor de Commissie en de overige lidstaten aan de Oostzee.

2.1.4.

De kapitein, of zijn gemachtigde vertegenwoordiger, van een communautair vissersvaartuig waaraan een lidstaat een speciaal visdocument voor de kabeljauwvisserij in de Oostzee heeft afgegeven, moet een kopie van dit document aan boord houden.

2.2.

Logboeken

In afwijking van artikel 6, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (3), houden de kapiteins van alle communautaire vissersvaartuigen met een lengte over alles gelijk aan of groter dan 8 meter een logboek van hun activiteiten bij overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 van Verordening.

2.3.

Toegestane afwijking

In afwijking van het bepaalde in artikel 5, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2807/83 van de Commissie van 22 september 1983 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de registratie van gegevens over de visvangst van de lidstaten (4) is de toegestane afwijking bij de raming van hoeveelheden vis aan boord in kilogrammen, gelijk aan 8 % ten opzichte van de logboekgegevens.

Voor vangsten die ongesorteerd worden aangevoerd, is de toegestane afwijking bij de raming van hoeveelheden vis gelijk aan 8 % van de totale aangevoerde hoeveelheid.

2.4

Voorafgaande kennisgeving

2.4.1.

Vissersvaartuigen die in deelsectoren 22-24 (gebied A) of deelsectoren 25‐32 (gebied B) van de communautaire wateren vissen, moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:

a)

beginnen te vissen in gebied A of gebied B met minder dan 100 kg kabeljauw aan boord;

b)

indien het vaartuig bij het verlaten van gebied A of gebied B meer dan 300 kg kabeljauw aan boord heeft, dan meldt de kapitein van het vaartuig, in afwijking van artikel 7, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93, de bevoegde autoriteit van de vlaggenstaat een uur voordat het vaartuig het gebied verlaat

i)

het tijdstip en de positie van het vaartuig bij het verlaten van het gebied

ii)

de hoeveelheden in levend gewicht per soort voor de gehele aan boord gehouden vangst,

iii)

de aanvoerplaats en vermoedelijke tijd van aankomst.

c)

wanneer het vaartuig na afloop van het vissen meer dan 100 kg kabeljauw aan boord heeft,

i)

vaart het rechtstreeks de haven binnen in het gebied waarin het heeft gevist, en brengt het daar de vis aan land, of

ii)

vaart het rechtstreeks de haven binnen buiten het gebied waarin het heeft gevist, en brengt het daar de vis aan land. Bij het verlaten van het gebied waarin het heeft gevist moeten de netten met inachtneming van de volgende voorwaarden zo zijn opgeborgen dat ze niet onmiddellijk kunnen worden gebruikt:

netten, gewichten en soortgelijk tuig moeten worden losgemaakt van de borden en van de trek- of sleepkabels en trek- of sleeptouwen;

netten die zich boven of op het dek bevinden, moeten stevig worden vastgemaakt aan de bovenbouw.

d)

De in punt b) bedoelde vaartuigen mogen niet beginnen met lossen voordat de bevoegde autoriteiten daarvoor toestemming hebben gegeven.

2.4.2.

Punt 2.4.1. is niet van toepassing op vaartuigen die overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 2244/2003 uitgerust zijn met een satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen. Deze vaartuigen geven evenwel dagelijks hun vangstaangifte door aan het visserijcontrolecentrum van de vlaggelidstaat, waarin door artikel 3, lid 7, van Verordening (EG) nr. 2847/93is voorzien, voor opneming van de gegevens in de geautomatiseerde gegevensbank van genoemd centrum.

2.5.

Aangewezen havens

2.5.1.

Wanneer een vaartuig een hoeveelheid kabeljauw van meer dan 750 kg levend gewicht aan boord heeft, mag deze kabeljauw uitsluitend in een van de daartoe aangewezen havens worden aangevoerd.

2.5.2.

Elke lidstaat mag de havens aanwijzen waar hoeveelheden kabeljauw uit de Oostzee van meer dan 750 kg levend gewicht mogen worden aangevoerd.

2.5.3.

Uiterlijk 15 dagen na de inwerkingtreding van deze verordening dient iedere lidstaat die een lijst van aangewezen havens heeft opgesteld, die lijst bij te werken en via zijn website beschikbaar te stellen voor de Commissie en de overige lidstaten aan de Oostzee. Deze lijst bevat alle nodige contactgegevens voor het mededelen van logboeken en aanvoeraangiften bij aanlanding in die lidstaat.

2.6.

Weging van kabeljauw bij eerste aanlanding

2.6.1.

De bevoegde autoriteiten van een lidstaat eisen dat hoeveelheden kabeljauw die in de Oostzee zijn gevangen en voor het eerst worden aangeland in de betrokken lidstaat, in aanwezigheid van controleurs worden gewogen voordat ze vanuit de haven van eerste aanlanding worden vervoerd.

2.6.2.

Iedere lidstaat stelt specifieke streefwaarden voor inspectie vast. Deze streefwaarden moeten periodiek worden herzien na analyse van de behaalde resultaten. Streefwaarden voor inspectie moeten geleidelijk worden aangepast totdat de in aanhangsel 1 beoogde streefwaarden zijn bereikt.

2.7.

VMS-berichten

2.7.1.

Iedere lidstaat dient de volgende, overeenkomstig artikel 8, artikel 10, lid 1, en artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2244/2003, ontvangen gegevens in computerleesbare vorm op te slaan:

a)

alle gegevens betreffende het binnenvaren en verlaten van een haven;

b)

alle gegevens betreffende het binnenvaren en verlaten van maritieme gebieden waar speciale voorschriften gelden voor de toegang tot de wateren en de bestanden.

2.7.2.

De lidstaten controleren de indiening van logboeken en de in de logboeken geregistreerde gegevens aan de hand van VMS-gegevens. Dergelijke kruiscontroles worden bewaard en op verzoek beschikbaar gesteld aan de Commissie.

2.8.

Verbod op doorvoer en overladen

2.8.1.

Doorvoer in gebieden die zijn gesloten voor de visserij op kabeljauw is verboden tenzij het vistuig aan boord is vastgesjord en opgeborgen is overeenkomstig de voorwaarden van artikel 20, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93.

2.8.2.

Het overladen van kabeljauw is verboden.

2.9.

Vervoer van kabeljauw uit de Oostzee

In afwijking van artikel 13, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 moet iedere hoeveelheid kabeljauw uit de Oostzee van meer dan 50 kg bij vervoer door communautaire vaartuigen met een lengte over alles gelijk aan of groter dan 8 meter, vergezeld gaan van een aanvoeraangifte als bedoeld in artikel 8, lid 1, van die verordening.

2.10.

Gezamenlijk toezicht en uitwisseling van inspecteurs

2.10.1.

De lidstaten ondernemen gezamenlijk inspectie- en toezichtactiviteiten en stellen daartoe operationele procedures vast.

2.10.2.

Lidstaten die gezamenlijk inspectie- en toezichtactiviteiten ondernemen zorgen ervoor dat inspecteurs uit alle deelnemende lidstaten worden uitgenodigd om ten minste aan deze activiteiten deel te nemen.

2.10.3.

Inspecteurs van de Commissie mogen aan deze gezamenlijke inspectie- en toezichtactiviteiten deelnemen.

2.10.4.

Vóór 31 januari 2006 belegt de Commissie een vergadering van de voor inspectie bevoegde nationale autoriteiten om het gezamenlijke inspectie- en toezichtprogramma voor 2006 te coördineren.

2.11.

Nationale controleprogramma’s

2.11.1.

Iedere betrokken lidstaat stelt een nationaal controleprogramma in de Oostzee vast overeenkomstig aanhangsel 2.

2.11.2.

Vóór 31 januari 2006 stellen de betrokken lidstaten het in punt 2.11.1 bedoelde nationale controleprogramma, samen met een tijdschema voor de uitvoering, op hun officiële website beschikbaar voor de Commissie en andere lidstaten aan de Oostzee.

2.11.3.

De Commissie belegt een vergadering van het Comité voor de visserij en de aquacultuur voor het evalueren van de naleving en resultaten van het nationaal actieprogramma voor controle van de kabeljauwvisserij in de Oostzee.

3.

Beperkingen voor de visserij op bot en tarbot

3.1.

Het is verboden de volgende vissoorten aan boord te houden die zijn gevangen in de geografische gebieden en tijdens de periodes die hierna worden gespecificeerd:

Soort

Geografisch gebied

Periode

Bot (Platichthys flesus)

Deelsectoren 26 t/m 28, 29 bezuiden 59o30' N

Deelsector 32

15 februari tot en met 15 mei

15 februari tot en met 31 mei

Tarbot (Psetta maxima)

Deelsectoren 25 t/m 26, 28 bezuiden 58o30' N

1 juni tot en met 31 juli

3.2.

In afwijking van punt 3.1. mogen bij de visserij met trawlnetten, Deense zegens of soortgelijk vistuig met een maaswijdte van 105 mm of meer of met kieuwnetten, warnetten of schakelnetten met een maaswijdte van 100 mm of meer, bijvangsten van bot en tarbot aan boord worden gehouden en aangevoerd tot maximaal 10 % van het levend gewicht van de totale vangst die aan boord wordt gehouden en aangevoerd in de in dat punt vermelde verboden perioden


(1)  PB L 171 van 6.7.1994, blz. 7.

(2)  PB L 12 van 14.01.2005, blz. 1. Verordening zoals laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) 1836/2005 (PB L 311 van 26.11.2005, blz. 1)

(3)  PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 768/2005 (PB L 128 van 21.5.2005, blz. 1).

(4)  PB L 276 van 10.10.1983, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1804/2005 (PB L 290 van 4.11.2005, blz. 10).

Aanhangsel 1 van bijlage III

Gemeenschappelijke regels voor nationale controleprogramma's

Doelstelling

1.

Iedere lidstaat stelt specifieke streefwaarden voor inspectie vast overeenkomstig de doelstellingen van dit aanhangsel.

Strategie

2.

Inspectie en bewaking van visserijactiviteiten moeten vooral worden gericht op vaartuigen waarvan mag worden aangenomen dat zij kabeljauw vangen. Om de doeltreffendheid van de inspectie- en bewakingsactiviteiten te controleren vinden als aanvullend mechanisme voor kruiscontroles steekproefsgewijze inspecties bij het vervoer en de verkoop van kabeljauw plaats.

Prioriteiten

3.

Per type vistuig wordt de inspectie-intensiteit bepaald op basis van de geldende vangstmogelijkheden voor de vloten. Om die reden dient iedere lidstaat specifieke prioriteiten te bepalen.

Beoogde streefwaarden

4.

Uiterlijk een maand na de datum van inwerkingtreding van deze verordening leggen de lidstaten hun inspectieschema's ten uitvoer met het oog op het bereiken van onderstaande streefwaarden:

a)

Aantal inspecties in de haven

In de regel moet worden beoogd 20 % van het gewicht van de totale aanvoer van kabeljauw van alle plaatsen van aanvoer te inspecteren.

Alternatieve mogelijkheid

i)

Er moet zo vaak worden geïnspecteerd als nodig is om per periode van drie maanden minstens éénmaal een aantal communautaire vaartuigen te inspecteren waarvan de vangst overeenkomt met minimaal 20 % van het gewicht van de totale aanvoer van kabeljauw.

ii)

Daartoe kan een willekeurige steekproef worden getrokken of een geschikt steekproefplan worden gebruikt waarmee ten minste hetzelfde nauwkeurigheidsniveau wordt bereikt.

b)

Aantal inspecties bij de afzet

Van de totale hoeveelheid kabeljauw die op veilingen te koop wordt aangeboden, moet 5 % worden geïnspecteerd.

c)

Aantal inspecties op zee

Deze streefwaarde is flexibel en moet worden vastgesteld na een gedetailleerde analyse van de visserijactiviteiten in ieder gebied. De streefwaarden voor inspecties op zee moeten worden uitgedrukt in het aantal dagen patrouille op zee in het beheersgebied voor kabeljauw, indien mogelijk met een afzonderlijke streefwaarde voor het aantal dagen patrouille in specifieke gebieden.

d)

Aantal inspecties vanuit de lucht

Deze streefwaarde is flexibel en moet worden vastgesteld na een gedetailleerde analyse van de visserijactiviteiten in ieder gebied, rekening houdend met de middelen waarover de lidstaat beschikt.

Aanhangsel 2 van bijlage III

Inhoud van de nationale controleprogramma's

In de nationale controleprogramma's dient onder andere het volgende worden vastgelegd:

1.   CONTROLEMIDDELEN

Personele middelen

1.1.

De aantallen inspecteurs die aan de wal en op zee worden ingezet, alsmede de periodes en gebieden waarin zij worden ingezet.

Technische middelen

1.2.

De aantallen patrouillevaartuigen en vliegtuigen die worden ingezet, alsmede de periodes en gebieden waarin zij worden ingezet.

Financiële middelen

1.3.

De begrotingsmiddelen die worden toegewezen voor de inzet van personele middelen, patrouillevaartuigen en vliegtuigen.

2.   AANGEWEZEN HAVENS

2.1. Waar dienstig, een lijst van aangewezen havens voor de aanvoer van kabeljauw overeenkomstig punt 2.5.3 van bijlage III.

3.   VOORAFGAANDE KENNISGEVING

3.1. Beschrijving van de systemen die worden toegepast voor de handhaving van de bepalingen van punt 2.4 van bijlage III.

4.   CONTROLE VAN DE AANVOER

Omschrijving van de voorzieningen en systemen die worden toegepast voor de handhaving van de bepalingen van punt 2.3, 2.5 en 2.6 van bijlage III.

5.   INSPECTIEPROCEDURES

5.1. In de nationale controleprogramma's worden de procedures vastgelegd die moeten worden gevolgd:

a)

bij het uitvoeren van inspecties aan de wal en op zee;

b)

bij de communicatie met de bevoegde autoriteiten die door andere lidstaten zijn belast met het nationale controleprogramma voor kabeljauw;

c)

bij het gezamenlijk toezicht en de uitwisseling van inspecteurs, met inbegrip van een specificatie van de bevoegdheden van inspecteurs bij activiteiten in wateren van andere lidstaten.


20.1.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 16/200


Addendum bij Verordening (EG) nr. 51/2006 van de Raad tot vaststelling, voor 2006, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften

Artikel 24, lid 1:

a)

in plaats van:

„… met name de bepalingen van de Verordeningen (EEG) nr. 1381/87, (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94, (EG) nr. 88/98 (1), (EG) nr. 850/98 en (EG) nr. 1434/98.”

te lezen:

„… met name de bepalingen van de Verordeningen (EEG) nr. 1381/87, (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94, (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 1434/98 en (EG) nr. 2187/2005 (1).”;

b)

de bijbehorende voetnoot (1) wordt als volgt gelezen:

(1)

Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad van 21 december 2005 betreffende de instandhouding door middel van technische maatregelen van de visbestanden in de Oostzee, de Belden en de Sont (PB L 349 van 31.12.2005, blz. 1).”.

Bijlage IA

a)

Bladzijde 62:

Vóór de tabel betreffende „Koolvis/Pollachius virens”, „zone Vb (EG-wateren), VI, XII, XIV POK/561214” wordt de volgende tabel ingevoegd:

Soort:

Koolvis

Pollachius virens

Zone:

Noorse wateren bezuiden 62oNB

POK/04-N.

Sweden

880

 

EG

880

 

TAC

Niet relevant

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.”.

b)

Bladzijde 69:

Na de tabel betreffende „Tong/Solea solea”, „zone VIIh, j, k SOL/7HJK” en vóór de tabel betreffende „Sprot/Sprattus sprattus”, „zone IIIa SPR/03A” worden de volgende 2 tabellen ingevoegd:

Soort:

Tong

Solea solea

Zone:

VIIIa, b

SOL/8AB.

België

50

 

Spanje

9

 

Frankrijk

3 722

 

Nederland

279

 

EG

4 060

 

TAC

4 060

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Tongen

Solea spp.

Zone:

VIIIc, d, e, IX, X, CECAF 34.1.1 (EG-wateren)

SOX/8CDE34

Spanje

458

 

Portugal

758

 

EG

1 216

 

TAC

1 216

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.”.