ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 327

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

48e jaargang
14 december 2005


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

 

Verordening (EG) nr. 2025/2005 van de Commissie van 13 december 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 2026/2005 van de Commissie van 13 december 2005 tot opening, voor 2006 en volgende jaren, van tariefcontingenten voor de invoer in de Europese Gemeenschap van bepaalde goederen uit Turkije, die zijn verkregen door verwerking van in Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad bedoelde landbouwproducten

3

 

*

Verordening (EG) nr. 2027/2005 van de Commissie van 13 december 2005 tot opening, voor 2006, van een tariefcontingent voor de invoer in de Europese Gemeenschap van bepaalde goederen van oorsprong uit IJsland die zijn verkregen door verwerking van de in Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad bedoelde landbouwproducten

5

 

*

Verordening (EG) nr. 2028/2005 van de Commissie van 13 december 2005 tot opening, voor 2006, van een tariefcontingent voor de invoer in de Europese Gemeenschap van bepaalde goederen van oorsprong uit Noorwegen, die zijn verkregen door verwerking van in Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad bedoelde landbouwproducten

7

 

*

Verordening (EG) nr. 2029/2005 van de Commissie van 13 december 2005 tot opening, voor 2006, van tariefcontingenten voor de invoer in de Europese Gemeenschap van bepaalde goederen van oorsprong uit Noorwegen die zijn verkregen door verwerking van in Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad bedoelde landbouwproducten

11

 

*

Verordening (EG) nr. 2030/2005 van de Commissie van 13 december 2005 tot opening, voor 2006, van een tariefcontingent voor de invoer in de Europese Gemeenschap van bepaalde goederen van oorsprong uit Noorwegen die zijn verkregen door verwerking van de in Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad bedoelde landbouwproducten

13

 

*

Verordening (EG) nr. 2031/2005 van de Commissie van 12 december 2005 tot vaststelling van een verbod op de visserij op beryciden in de ICES-deelgebieden III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X en XII (wateren van de Gemeenschap en internationale wateren) door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren

15

 

*

Verordening (EG) nr. 2032/2005 van de Commissie van 12 december 2005 tot vaststelling van een verbod op de visserij op zwarte haarstaart in ICES-deelgebieden V, VI, VII en XII (wateren van de Gemeenschap en internationale wateren) door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren

17

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Raad

 

*

Informatie over de verklaringen van de Franse Republiek en de Republiek Hongarije over hun aanvaarding van de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen tot het doen van een prejudiciële uitspraak over de besluiten als bedoeld in artikel 35 van het Verdrag betreffende de Europese Unie

19

 

 

Commissie

 

*

Beschikking van de Commissie van 12 december 2005 tot wijziging van de Beschikkingen 2004/695/EG en 2004/840/EG wat betreft de herverdeling van de financiële bijdrage van de Gemeenschap aan bepaalde lidstaten voor hun programma’s voor de uitroeiing en bewaking van dierziekten en voor controles ter voorkoming van zoönoses voor 2005 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 4792)

20

 

 

Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie

 

*

Gemeenschappelijk Standpunt 2005/888/GBVB van de Raad van 12 december 2005 betreffende specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die verdacht worden van betrokkenheid bij de moord op voormalig premier van Libanon Rafiq Hariri

26

 

*

Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB van 12 december 2005 tot instelling van een missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (EU BAM Rafah)

28

 

*

Besluit 2005/890/GBVB van de Raad van 12 december 2005 tot uitvoering van Gemeenschappelijk Standpunt 2004/179/GBVB inzake beperkende maatregelen tegen de leiders van de regio Trans-Dnjestrië in de Republiek Moldavië

33

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

14.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 327/1


VERORDENING (EG) Nr. 2025/2005 VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2005

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 14 december 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 december 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 13 december 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

67,9

204

49,7

212

88,1

999

68,6

0707 00 05

052

140,7

204

59,8

999

100,3

0709 90 70

052

144,7

204

107,8

999

126,3

0805 10 20

052

69,7

204

70,8

388

22,0

508

13,2

999

43,9

0805 20 10

052

73,9

204

59,3

999

66,6

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

052

76,4

400

82,8

624

88,2

999

82,5

0805 50 10

052

49,5

999

49,5

0808 10 80

400

109,6

404

93,2

720

71,7

999

91,5

0808 20 50

052

104,1

400

104,5

404

53,1

720

63,7

999

81,4


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


14.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 327/3


VERORDENING (EG) Nr. 2026/2005 VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2005

tot opening, voor 2006 en volgende jaren, van tariefcontingenten voor de invoer in de Europese Gemeenschap van bepaalde goederen uit Turkije, die zijn verkregen door verwerking van in Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad bedoelde landbouwproducten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad van 6 december 1993 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen (1), en met name op artikel 7, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Besluit nr. 1/97 van de Associatieraad EG-Turkije van 29 april 1997 betreffende de regeling voor bepaalde verwerkte landbouwproducten (2) is, ter bevordering van het handelsverkeer overeenkomstig de doelstellingen van de douane-unie, een in waarde uitgedrukt jaarlijks contingent voor bepaalde uit Turkije in de Gemeenschap ingevoerde deegwaren vastgesteld. Dit contingent moet worden geopend voor 2006 en volgende jaren. Om van dit tariefcontingent gebruik te kunnen maken, dient het in Besluit nr. 1/2001 van het Comité douanesamenwerking EG-Turkije van 28 maart 2001 tot aanpassing van Besluit nr. 1/96 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije (3) bedoelde certificaat inzake goederenvervoer A.TR. te worden overgelegd.

(2)

Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (4) bevat voorschriften voor het beheer van tariefcontingenten. De bij deze verordening geopende tariefcontingenten moeten overeenkomstig die voorschriften worden beheerd.

(3)

De maatregelen waarin deze verordening voorziet, zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor horizontale vraagstukken inzake het handelsverkeer in verwerkte landbouwproducten die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het jaarlijkse communautaire tariefcontingent voor de invoer van de in de bijlage opgenomen goederen uit Turkije wordt, onder de in die bijlage genoemde voorwaarden, geopend voor het tijdvak van 1 januari tot en met 31 december 2006 en voor het tijdvak van 1 januari tot en met 31 december van de daaropvolgende jaren.

Om van dit tariefcontingent gebruik te kunnen maken, dient het in Besluit nr. 1/2001 van het Comité douanesamenwerking EG-Turkije bedoelde certificaat inzake goederenvervoer A.TR. te worden overgelegd.

Artikel 2

De in artikel 1 bedoelde communautaire tariefcontingenten worden door de Commissie beheerd overeenkomstig de artikelen 308 bis, 308 ter en 308 quater van Verordening (EEG) nr. 2454/93.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 december 2005.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vicevoorzitter


(1)  PB L 318 van 20.12.1993, blz. 18. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2580/2000 (PB L 298 van 25.11.2000, blz. 5).

(2)  PB L 126 van 17.5.1997, blz. 26.

(3)  PB L 98 van 7.4.2001, blz. 31.

(4)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 883/2005 (PB L 148 van 11.6.2005, blz. 5).


BIJLAGE

Volgnummer

GN-code

Omschrijving

Contingent

Toepasselijk recht

09.0205

1902 11 00

1902 19

Deegwaren, niet gekookt, noch gevuld of op andere wijze bereid

2,5 miljoen EUR

10,67 EUR/100 kg nettogewicht


14.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 327/5


VERORDENING (EG) Nr. 2027/2005 VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2005

tot opening, voor 2006, van een tariefcontingent voor de invoer in de Europese Gemeenschap van bepaalde goederen van oorsprong uit IJsland die zijn verkregen door verwerking van de in Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad bedoelde landbouwproducten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad van 6 december 1993 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen (1), en met name op artikel 7, lid 2,

Gelet op Besluit 1999/492/EG van de Raad van 21 juni 1999 betreffende de sluiting van een Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Republiek IJsland, anderzijds, inzake protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek IJsland (2), en met name op artikel 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Republiek IJsland, anderzijds, inzake protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek IJsland, die is goedgekeurd bij Besluit 1999/492/EG, voorziet in een jaarlijks tariefcontingent voor de invoer van suikerwerk en van chocolade en andere bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten, van oorsprong uit IJsland. Dit contingent moet worden geopend voor 2006.

(2)

Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (3) bevat voorschriften voor het beheer van tariefcontingenten. Het bij deze verordening geopende tariefcontingent moet overeenkomstig deze voorschriften worden beheerd.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor horizontale vraagstukken inzake verwerkte landbouwproducten die niet onder bijlage I vallen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Van 1 januari tot en met 31 december 2006 worden op de in de bijlage genoemde goederen van oorsprong uit IJsland die in de Gemeenschap worden ingevoerd, de in die bijlage vermelde rechten toegepast binnen de grenzen van het daarin genoemde jaarlijkse contingent.

Artikel 2

Het in artikel 1 bedoelde tariefcontingent wordt door de Commissie beheerd overeenkomstig de artikelen 308 bis, 308 ter en 308 quater van Verordening (EEG) nr. 2454/93.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 december 2005.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vicevoorzitter


(1)  PB L 318 van 20.12.1993, blz. 18. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2580/2000 (PB L 298 van 25.11.2000, blz. 5).

(2)  PB L 192 van 24.7.1999, blz. 47.

(3)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 883/2005 (PB L 148 van 11.6.2005, blz. 5).


BIJLAGE

Volgnummer

GN-code

Omschrijving van de goederen

Contingent

Toepasselijk recht

09.0799

1704 90 10

1704 90 30

1704 90 51

1704 90 55

1704 90 61

1704 90 65

1704 90 71

1704 90 75

1704 90 81

1704 90 99

Suikerwerk zonder cacao (witte chocolade daaronder begrepen), van GN-code 1704 90

500 t

50 % van het recht voor derde landen (1) met een maximum van 35,15 EUR/100 kg

1806 32 10

1806 32 90

1806 90 11

1806 90 19

1806 90 31

1806 90 39

1806 90 50

1806 90 60

1806 90 70

1806 90 90

1905 31 11

1905 31 19

1905 31 30

1905 31 91

1905 31 99

1905 32 11

1905 32 19

1905 32 91

1905 32 99

Chocolade en andere bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten, van de GN-codes 1806 32, 1806 90, 1905 31 en 1905 32


(1)  Recht voor derde landen: het totaal van het recht ad valorem plus, eventueel, het agrarische element, beperkt tot het maximale recht wanneer het Gemeenschappelijk douanetarief hierin voorziet.


14.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 327/7


VERORDENING (EG) Nr. 2028/2005 VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2005

tot opening, voor 2006, van een tariefcontingent voor de invoer in de Europese Gemeenschap van bepaalde goederen van oorsprong uit Noorwegen, die zijn verkregen door verwerking van in Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad bedoelde landbouwproducten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad van 6 december 1993 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen (1), en met name op artikel 7, lid 2,

Gelet op Besluit 2004/859/EG van de Raad van 25 oktober 2004 betreffende de sluiting van een Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen over protocol nr. 2 bij de bilaterale vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen (2), en met name op artikel 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Protocol nr. 2 bij de bilaterale vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen (3) en protocol nr. 3 bij de EER-overeenkomst (4) bevatten de handelsregelingen tussen de overeenkomstsluitende partijen voor bepaalde landbouwproducten en verwerkte landbouwproducten.

(2)

Protocol nr. 3 bij de EER-overeenkomst, zoals gewijzigd bij Besluit 138/2004 van het Gemengd Comité van de EER (5), voorziet in een nultarief voor bepaald water met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, dan wel gearomatiseerd, ingedeeld onder GN-code 2202 10 00, en bepaalde andere alcoholvrije suikerhoudende dranken, ingedeeld onder GN-code ex 2202 90 10.

(3)

Het nultarief voor dat water en die andere dranken is voor Noorwegen tijdelijk geschorst bij de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen over protocol nr. 2 bij de bilaterale vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen (6), hierna „de overeenkomst” genoemd, die is goedgekeurd bij Besluit 2004/859/EG. Ingevolge punt IV van het goedgekeurd proces-verbaal van de overeenkomst is de rechtenvrije invoer van de bij de GN-codes 2202 10 00 en ex 2202 90 10 bedoelde goederen van oorsprong uit Noorwegen alleen toegestaan binnen de grenzen van een rechtenvrij contingent, terwijl voor invoer buiten dat contingent een invoerrecht moet worden betaald.

(4)

Voor de frisdranken in kwestie moet nu het tariefcontingent voor het jaar 2006 worden geopend. Volgens de door de Commissie verstrekte statistieken was het bij Verordening (EG) nr. 2185/2004 van de Commissie (7) geopende contingent voor de producten in kwestie voor het jaar 2005 op 31 oktober 2005 uitgeput. Volgens punt IV van het goedgekeurde proces-verbaal van de overeenkomst moet het tariefcontingent voor 2006 daarom met 10 % worden verhoogd.

(5)

Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (8) bevat voorschriften voor het beheer van tariefcontingenten. Het bij deze verordening geopende tariefcontingent moet overeenkomstig deze voorschriften worden beheerd.

(6)

Om, in het belang van de marktdeelnemers, te zorgen voor een passend beheer van de tariefcontingenten, moet de vrijstelling van rechten binnen het contingent tijdelijk alleen worden toegestaan wanneer een door de Noorse autoriteiten afgegeven certificaat aan de douaneautoriteiten van de Gemeenschap wordt overgelegd.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor horizontale vraagstukken met betrekking tot niet onder bijlage I vallende verwerkte landbouwproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Van 1 januari tot en met 31 december 2006 is het in bijlage I bedoelde tariefcontingent onder de aldaar vermelde voorwaarden geopend voor de goederen van oorsprong uit Noorwegen die in die bijlage zijn opgenomen.

2.   Voor de in bijlage I genoemde goederen gelden de wederzijds toepasselijke oorsprongsregels die zijn opgenomen in protocol nr. 3 bij de bilaterale vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen.

3.   Om voor vrijstelling van rechten binnen het in bijlage I genoemde tariefcontingent in aanmerking te komen, moeten de exporteurs het in bijlage II bedoelde, door de Noorse autoriteiten afgegeven en in een van de Gemeenschapstalen gestelde certificaat aan de douaneautoriteiten van de Gemeenschap overleggen.

4.   Voor hoeveelheden die het contingent te boven gaan of waarvoor het in lid 3 bedoelde certificaat niet is overgelegd, geldt een invoerrecht van 0,047 EUR/liter.

Artikel 2

Het in artikel 1, lid 1, bedoelde communautaire tariefcontingent wordt door de Commissie beheerd overeenkomstig de artikelen 308 bis, 308 ter en 308 quater van Verordening (EEG) nr. 2454/93.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 december 2005.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vicevoorzitter


(1)  PB L 318 van 20.12.1993, blz. 18. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2580/2000 (PB L 298 van 25.11.2000, blz. 5).

(2)  PB L 370 van 17.12.2004, blz. 70.

(3)  PB L 171 van 27.6.1973, blz. 1.

(4)  PB L 22 van 24.1.2002, blz. 37.

(5)  PB L 342 van 18.11.2004, blz. 30.

(6)  PB L 370 van 17.12.2004, blz. 72.

(7)  PB L 373 van 21.12.2004, blz. 10.

(8)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 883/2005 (PB L 148 van 11.6.2005, blz. 5).


BIJLAGE I

Tariefcontingent voor de invoer in de Gemeenschap van goederen van oorsprong uit Noorwegen

Volgnr.

GN-code

Omschrijving van het product

Omvang van het contingent voor het jaar 2006

Recht dat van toepassing is binnen het contingent

Recht dat van toepassing is buiten het contingent

09.0709

2202 10 00

water, mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, dan wel gearomatiseerd

15,73 miljoen liter

vrij

0,047 EUR/liter

ex 2202 90 10

andere alcoholvrije suikerhoudende dranken (sacharose of invertsuiker)


BIJLAGE II

Certificaat voor de rechtenvrije toegang van onder de GN-codes 2202 10 00 en ex 2202 90 10 ingedeeld water in de Gemeenschap

Image


14.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 327/11


VERORDENING (EG) Nr. 2029/2005 VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2005

tot opening, voor 2006, van tariefcontingenten voor de invoer in de Europese Gemeenschap van bepaalde goederen van oorsprong uit Noorwegen die zijn verkregen door verwerking van in Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad bedoelde landbouwproducten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad van 6 december 1993 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen (1), en met name op artikel 7, lid 2,

Gelet op Besluit 2004/859/EG van de Raad van 25 oktober 2004 betreffende de sluiting van een Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen over protocol nr. 2 bij de bilaterale vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen (2), en met name op artikel 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen over protocol nr. 2 bij de bilaterale vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen voorziet onder punt III in jaarlijkse tariefcontingenten voor de invoer van bepaalde goederen van oorsprong uit Noorwegen. Deze contingenten moeten worden geopend voor 2006.

(2)

Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (3) bevat voorschriften voor het beheer van tariefcontingenten. De bij deze verordening geopende tariefcontingenten moeten overeenkomstig deze voorschriften worden beheerd.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor horizontale vraagstukken inzake verwerkte producten die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage genoemde communautaire tariefcontingenten voor goederen van oorsprong uit Noorwegen worden geopend voor het tijdvak van 1 januari tot en met 31 december 2006.

Artikel 2

De in artikel 1 bedoelde communautaire tariefcontingenten worden door de Commissie beheerd overeenkomstig de artikelen 308 bis, 308 ter en 308 quater van Verordening (EEG) nr. 2454/93.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 december 2005.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vicevoorzitter


(1)  PB L 318 van 20.12.1993, blz. 18. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2580/2000 (PB L 298 van 25.11.2000, blz. 5).

(2)  PB L 370 van 17.12.2004, blz. 70.

(3)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 883/2005 (PB L 148 van 11.6.2005, blz. 5).


BIJLAGE

Jaarlijkse tariefcontingenten die van toepassing zijn op de invoer in de Gemeenschap van goederen van oorsprong uit Noorwegen

Volgnummer

GN-code

Omschrijving

Omvang van het jaarlijkse contingent vanaf 1.1.2006

Recht dat van toepassing is binnen het contingent

09.0765

1517 10 90

Margarine, andere dan vloeibare margarine, met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van niet meer dan 10 gewichtsprocenten

2 470 t

vrij

09.0771

ex 2207 10 00 (Taric-code 90)

Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcohol-volumegehalte van 80 % vol. of hoger, andere dan die welke is verkregen uit in bijlage I bij het EG-Verdrag genoemde landbouwproducten

164 000 hl

vrij

09.0772

ex 2207 20 00 (Taric-code 90)

Ethylalcohol en gedistilleerde dranken, gedenatureerd, ongeacht het gehalte, andere dan die welke zijn verkregen uit in bijlage I bij het EG-Verdrag genoemde landbouwproducten

14 340 hl

vrij

09.0774

2403 10

Rooktabak, ook indien tabakssurrogaten bevattend, ongeacht in welke verhouding

370 t

vrij


14.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 327/13


VERORDENING (EG) Nr. 2030/2005 VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2005

tot opening, voor 2006, van een tariefcontingent voor de invoer in de Europese Gemeenschap van bepaalde goederen van oorsprong uit Noorwegen die zijn verkregen door verwerking van de in Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad bedoelde landbouwproducten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad van 6 december 1993 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen (1), en met name op artikel 7, lid 2,

Gelet op Besluit 96/753/EG van de Raad van 6 december 1996 betreffende de sluiting van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en het Koninkrijk Noorwegen, anderzijds, betreffende protocol nr. 2 van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen (2), en met name op artikel 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en het Koninkrijk Noorwegen, anderzijds, betreffende protocol nr. 2 van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen, die is goedgekeurd bij Besluit 96/753/EG, voorziet in een jaarlijks tariefcontingent voor de invoer van chocolade en andere bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten, van oorsprong uit Noorwegen. Dit contingent moet worden geopend voor 2006.

(2)

Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (3) bevat voorschriften voor het beheer van tariefcontingenten. Het bij deze verordening geopende tariefcontingent moet overeenkomstig deze voorschriften worden beheerd.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor horizontale vraagstukken inzake verwerkte agrarische producten die niet onder bijlage I vallen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Van 1 januari tot en met 31 december 2006 worden op de in de bijlage genoemde goederen van oorsprong uit Noorwegen die in de Gemeenschap worden ingevoerd, de in die bijlage vermelde rechten toegepast binnen de grenzen van het daarin genoemde jaarlijkse contingent.

Artikel 2

Het in artikel 1 bedoelde tariefcontingent wordt door de Commissie beheerd overeenkomstig de artikelen 308 bis, 308 ter en 308 quater van Verordening (EEG) nr. 2454/93.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 december 2005.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vicevoorzitter


(1)  PB L 318 van 20.12.1993, blz. 18. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2580/2000 van de Commissie (PB L 298 van 25.11.2000, blz. 5).

(2)  PB L 345 van 31.12.1996, blz. 78.

(3)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 883/2005 (PB L 148 van 11.6.2005, blz. 5).


BIJLAGE

Volgnummer

GN-code

Omschrijving van de goederen

Contingent

Toepasselijk recht

09.0764

ex 1806

1806 20

1806 31

1806 32

1806 90

Chocolade en andere bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten, met uitzondering van cacaopoeder waaraan suiker of andere zoetstoffen zijn toegevoegd van GN-code 1806 10

5 500 t

35,15 EUR/100 kg


14.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 327/15


VERORDENING (EG) Nr. 2031/2005 VAN DE COMMISSIE

van 12 december 2005

tot vaststelling van een verbod op de visserij op beryciden in de ICES-deelgebieden III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X en XII (wateren van de Gemeenschap en internationale wateren) door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 26, lid 4,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (2), en met name op artikel 21, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 2270/2004 van de Raad van 22 december 2004 tot vaststelling, voor 2005 en 2006, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (3) zijn quota voor 2005 en 2006 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2005 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Derhalve moet het worden verboden op dit bestand te vissen en vis uit dit bestand aan boord te houden, over te laden en aan te voeren,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2005 aan de in de bijlage genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbod

De visserij op het in de bijlage vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Het is verboden om vis uit dit bestand die vanaf die datum door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, over te laden of aan te voeren.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 december 2005.

Voor de Commissie

Jörgen HOLMQUIST

Directeur-generaal Visserij en maritieme zaken


(1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(2)  PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 768/2005 (PB L 128 van 21.5.2005, blz. 1).

(3)  PB L 396 van 31.12.2004, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 860/2005 (PB L 144 van 8.6.2005, blz. 1).


BIJLAGE

Lidstaat

Spanje

Bestand

ALF/3X12-

Soort

Beryciden (Beryx spp.)

Zone

Deelgebieden III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X en XII (wateren van de Gemeenschap en internationale wateren)

Datum

22 november 2005


14.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 327/17


VERORDENING (EG) Nr. 2032/2005 VAN DE COMMISSIE

van 12 december 2005

tot vaststelling van een verbod op de visserij op zwarte haarstaart in ICES-deelgebieden V, VI, VII en XII (wateren van de Gemeenschap en internationale wateren) door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 26, lid 4,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (2), en met name op artikel 21, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 2270/2004 van de Raad van 22 december 2004 tot vaststelling, voor 2005 en 2006, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (3) zijn quota voor 2005 en 2006 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2005 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Derhalve moet het worden verboden op dit bestand te vissen en vis uit dit bestand aan boord te houden, over te laden en aan te voeren,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2005 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbod

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Het is verboden om vis uit dit bestand die vanaf die datum door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, over te laden of aan te voeren.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 december 2005.

Voor de Commissie

Jörgen HOLMQUIST

Directeur-generaal Visserij en maritieme zaken


(1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(2)  PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 768/2005 (PB L 128 van 21.5.2005, blz. 1).

(3)  PB L 396 van 31.12.2004, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 860/2005 (PB L 144 van 8.6.2005, blz. 1).


BIJLAGE

Lidstaat

Spanje

Bestand

BSF/56712-

Soort

Zwarte haarstaart (Aphanopus carbo)

Zone

V, VI, VII, XII (wateren van de Gemeenschap en internationale wateren)

Datum

22 november 2005


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Raad

14.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 327/19


Informatie over de verklaringen van de Franse Republiek en de Republiek Hongarije over hun aanvaarding van de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen tot het doen van een prejudiciële uitspraak over de besluiten als bedoeld in artikel 35 van het Verdrag betreffende de Europese Unie

De Franse Republiek heeft verklaard de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen overeenkomstig de bepalingen van artikel 35, lid 2 en lid 3, onder b), van het Verdrag betreffende de Europese Unie te aanvaarden.

De Republiek Hongarije heeft verklaard de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen overeenkomstig de bepalingen van artikel 35, lid 2 en lid 3, onder a), van het Verdrag betreffende de Europese Unie te aanvaarden.

Het overzicht van de verklaringen betreffende de aanvaarding van de bevoegdheid van het Hof van Justitie tot het doen van een prejudiciële uitspraak over de geldigheid en de uitlegging van de besluiten als bedoeld in artikel 35 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, is derhalve als volgt:

het Koninkrijk Spanje en de Republiek Hongarije hebben verklaard de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen overeenkomstig de bepalingen van artikel 35, lid 2 en lid 3, onder a), te aanvaarden (1);

het Koninkrijk België, de Tsjechische Republiek, de Bondsrepubliek Duitsland, de Helleense Republiek, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Portugese Republiek, de Finse Republiek en het Koninkrijk Zweden hebben verklaard de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen overeenkomstig de bepalingen van artikel 35, lid 2 en lid 3, onder b), te aanvaarden (2);

bij het afleggen van de bovengenoemde verklaringen hebben het Koninkrijk België, de Tsjechische Republiek, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk zich het recht voorbehouden in hun nationale recht te bepalen dat een nationale rechterlijke instantie waarvan de beslissingen volgens het nationale recht niet vatbaar zijn voor hoger beroep, gehouden is een vraag die in een bij die instantie aanhangige zaak wordt opgeworpen in verband met de geldigheid of de uitlegging van een besluit als bedoeld in artikel 35, lid 1, voor te leggen aan het Hof van Justitie.


(1)  De verklaring van het Koninkrijk Spanje is gepubliceerd in PB L 114 van 1.5.1999, blz. 56 en in PB C 120 van 1.5.1999, blz. 24.

(2)  De verklaring van de Tsjechische Republiek is gepubliceerd in PB L 236 van 23.9.2003, blz. 980. De verklaringen van de overige vermelde lidstaten, behalve die van de Franse Republiek, staan in PB L 114 van 1.5.1999, blz. 56 en PB C 120 van 1.5.1999, blz. 24.


Commissie

14.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 327/20


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 12 december 2005

tot wijziging van de Beschikkingen 2004/695/EG en 2004/840/EG wat betreft de herverdeling van de financiële bijdrage van de Gemeenschap aan bepaalde lidstaten voor hun programma’s voor de uitroeiing en bewaking van dierziekten en voor controles ter voorkoming van zoönoses voor 2005

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 4792)

(2005/887/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name op artikel 24, leden 5 en 6, en de artikelen 29 en 32,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 90/424/EEG voorziet in de mogelijkheid tot het verlenen van een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de programma’s van de lidstaten voor de uitroeiing en de bewaking van dierziekten en voor controles ter voorkoming van zoönoses.

(2)

Beschikking 2004/695/EG van de Commissie van 14 oktober 2004 betreffende de lijsten van programma’s voor de uitroeiing en bewaking van dierziekten en van controleprogramma’s ter voorkoming van zoönoses die in 2005 in aanmerking komen voor een financiële bijdrage van de Gemeenschap (2) stelt het voorgestelde percentage en het maximumbedrag van de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor elk door de lidstaten ingediend programma vast.

(3)

Beschikking 2004/840/EG van de Commissie van 30 november 2004 tot goedkeuring van de programma’s voor de uitroeiing en bewaking van bepaalde dierziekten en van de controleprogramma’s ter voorkoming van zoönoses die de lidstaten voor 2005 hebben ingediend en tot vaststelling van de financiële bijdrage van de Gemeenschap (3) stelt het maximumbedrag van de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor elk door de lidstaten ingediend programma vast.

(4)

De Commissie heeft de door de lidstaten ingediende verslagen over de uitgaven van de programma's bestudeerd. Daaruit blijkt dat sommige lidstaten het voor 2005 aan hen toegewezen bedrag niet in zijn geheel zullen besteden, terwijl andere lidstaten meer zullen uitgeven dan het toegewezen bedrag.

(5)

Derhalve dient de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor bepaalde programma's te worden bijgesteld. Bedragen moeten worden overgeheveld van programma's van lidstaten die het hun toegewezen bedrag niet volledig benutten naar lidstaten die meer uitgeven dan dat bedrag. De overhevelingen moeten gebeuren op basis van de meest recente gegevens betreffende de daadwerkelijk door de betrokken lidstaten gedane uitgaven.

(6)

De Beschikkingen 2004/695/EG en 2004/840/EG moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De bijlagen I en II bij Beschikking 2004/695/EG worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze beschikking.

Artikel 2

Beschikking 2004/840/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 3, lid 2, wordt „400 000 EUR” vervangen door „900 000 EUR”;

2)

In artikel 5, lid 2, wordt „900 000 EUR” vervangen door „0 EUR”;

3)

In artikel 6, lid 2, wordt „1 500 000 EUR” vervangen door „675 000 EUR”;

4)

In artikel 7, lid 2, wordt „200 000 EUR” vervangen door „300 000 EUR”;

5)

In artikel 8, lid 2, wordt „400 000 EUR” vervangen door „500 000 EUR”;

6)

In artikel 9, lid 2, wordt „100 000 EUR” vervangen door „105 000 EUR”;

7)

In artikel 11, lid 2, wordt „5 000 000 EUR” vervangen door „5 850 000 EUR”;

8)

In artikel 12, lid 2, wordt „5 000 000 EUR” vervangen door „3 600 000 EUR”;

9)

In artikel 13, lid 2, wordt „3 000 000 EUR” vervangen door „2 875 000 EUR”;

10)

In artikel 14, lid 2, wordt „800 000 EUR” vervangen door „100 000 EUR”;

11)

In artikel 15, lid 2, wordt „1 800 000 EUR” vervangen door „1 740 000 EUR”;

12)

In artikel 16, lid 2, wordt „5 000 000 EUR” vervangen door „4 415 000 EUR”;

13)

In artikel 19, lid 2, wordt „4 000 000 EUR” vervangen door „4 600 000 EUR”;

14)

In artikel 20, lid 2, wordt „2 500 000 EUR” vervangen door „2 725 000 EUR”;

15)

In artikel 21, lid 2, wordt „700 000 EUR” vervangen door „770 000 EUR”;

16)

In artikel 22, lid 2, wordt „250 000 EUR” vervangen door „300 000 EUR”;

17)

In artikel 24, lid 2, wordt „250 000 EUR” vervangen door „350 000 EUR”;

18)

In artikel 27, lid 2, wordt „200 000 EUR” vervangen door „330 000 EUR”;

19)

In artikel 28, lid 2, wordt „175 000 EUR” vervangen door „150 000 EUR”;

20)

In artikel 30, lid 2, wordt „6 500 000 EUR” vervangen door „6 340 000 EUR”;

21)

In artikel 31, lid 2, wordt „300 000 EUR” vervangen door „500 000 EUR”;

22)

In artikel 32, lid 2, wordt „4 500 000 EUR” vervangen door „4 470 000 EUR”;

23)

In artikel 33, lid 2, wordt „1 700 000 EUR” vervangen door „1 900 000 EUR”;

24)

In artikel 34, lid 2, wordt „25 000 EUR” vervangen door „875 000 EUR”;

25)

In artikel 35, lid 2, wordt „50 000 EUR” vervangen door „95 000 EUR”;

26)

In artikel 36, lid 2, wordt „400 000 EUR” vervangen door „675 000 EUR”;

27)

In artikel 37, lid 2, wordt „70 000 EUR” vervangen door „117 000 EUR”;

28)

In artikel 38, lid 2, wordt „400 000 EUR” vervangen door „455 000 EUR”;

29)

In artikel 40, lid 2, wordt „600 000 EUR” vervangen door „310 000 EUR”;

30)

In artikel 41, lid 2, wordt „50 000 EUR” vervangen door „0 EUR”;

31)

In artikel 42, lid 2, wordt „600 000 EUR” vervangen door „170 000 EUR”;

32)

In artikel 43, lid 2, wordt „350 000 EUR” vervangen door „370 000 EUR”;

33)

In artikel 44, lid 2, wordt „100 000 EUR” vervangen door „25 000 EUR”;

34)

In artikel 45, lid 2, wordt „200 000 EUR” vervangen door „375 000 EUR”;

35)

In artikel 46, lid 2, wordt „15 000 EUR” vervangen door „23 000 EUR”;

36)

In artikel 47, lid 2, wordt „100 000 EUR” vervangen door „140 000 EUR”;

37)

In artikel 48, lid 2, wordt „800 000 EUR” vervangen door „1 075 000 EUR”;

38)

In artikel 49, lid 2, wordt „150 000 EUR” vervangen door „485 000 EUR”;

39)

In artikel 50, lid 2, wordt „100 000 EUR” vervangen door „40 000 EUR”;

40)

In artikel 51, lid 2, wordt „10 000 EUR” vervangen door „100 000 EUR”;

41)

In artikel 52, lid 2, wordt „200 000 EUR” vervangen door „290 000 EUR”;

42)

In artikel 53, lid 2, wordt „300 000 EUR” vervangen door „370 000 EUR”;

43)

In artikel 54, lid 2, wordt „250 000 EUR” vervangen door „370 000 EUR”;

44)

In artikel 55, lid 2, wordt „50 000 EUR” vervangen door „115 000 EUR”;

45)

In artikel 57, lid 2, wordt „25 000 EUR” vervangen door „50 000 EUR”.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 12 december 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

(2)  PB L 316 van 15.10.2004, blz. 87.

(3)  PB L 361 van 8.12.2004, blz. 41.


BIJLAGE

De bijlagen I en II bij Beschikking 2004/695/EG worden vervangen door:

BIJLAGE I

Lijst van de programma's voor de uitroeiing en bewaking van dierziekten (artikel 1, lid 1)

— Voor de financiële bijdrage van de Gemeenschap voorgestelde percentages en bedragen —

Ziekte

Lidstaat

Percentage

Voorgesteld bedrag

(EUR)

Ziekte van Aujeszky

België

50 %

370 000

Spanje

50 %

370 000

Hongarije

50 %

115 000

Ierland

50 %

50 000

Portugal

50 %

50 000

Slowakije

50 %

25 000

Bluetongue

Spanje

50 %

875 000

Frankrijk

50 %

95 000

Italië

50 %

675 000

Runderbrucellose

Cyprus

50 %

105 000

Griekenland

50 %

100 000

Spanje

50 %

5 850 000

Ierland

50 %

3 600 000

Italië

50 %

2 875 000

Polen

50 %

100 000

Portugal

50 %

1 740 000

Verenigd Koninkrijk (1)

50 %

4 415 000

Rundertuberculose

Cyprus

50 %

5 000

Griekenland

50 %

100 000

Spanje

50 %

4 600 000

Ierland

50 %

0

Italië

50 %

2 725 000

Polen

50 %

770 000

Portugal

50 %

300 000

Verenigd Koninkrijk (1)

50 %

0

Klassieke varkenspest

België

50 %

23 000

Tsjechië

50 %

140 000

Duitsland

50 %

1 075 000

Frankrijk

50 %

485 000

Luxemburg

50 %

40 000

Slovenië

50 %

100 000

Slowakije

50 %

290 000

Enzoötische boviene leukose

Estland

50 %

25 000

Italië

50 %

350 000

Litouwen

50 %

200 000

Letland

50 %

100 000

Portugal

50 %

330 000

Schapen- en geitenbrucellose (B. melitensis)

Cyprus

50 %

150 000

Griekenland

50 %

800 000

Spanje

50 %

6 340 000

Frankrijk

50 %

500 000

Italië

50 %

4 470 000

Portugal

50 %

1 900 000

Poseidom (2)

Frankrijk (3)

50 %

150 000

Rabiës

Oostenrijk

50 %

180 000

Tsjechië

50 %

400 000

Duitsland

50 %

900 000

Finland

50 %

100 000

Litouwen

50 %

0

Polen

50 %

675 000

Slovenië

50 %

300 000

Slowakije

50 %

500 000

Vesiculaire varkensziekte

Italië

50 %

375 000

Totaal

50 808 000

BIJLAGE II

Lijst van controleprogramma's ter voorkoming van zoönoses (artikel 2, lid 1)

— Voor de financiële bijdrage van de Gemeenschap voorgestelde percentages en bedragen —

Zoönose

Lidstaat

Percentage

Voorgesteld bedrag

(EUR)

Salmonella

Oostenrijk

50 %

117 000

België

50 %

455 000

Denemarken

50 %

110 000

Frankrijk

50 %

310 000

Ierland

50 %

0

Italië

50 %

170 000

Nederland

50 %

370 000

Slowakije

50 %

25 000

Totaal

1 557 000

”.

(1)  Verenigd Koninkrijk alleen wat Noord-Ierland betreft.

(2)  Hartwater, babesiose en anaplasmose, overgedragen door vectorinsecten in de Franse overzeese gebieden.

(3)  Frankrijk alleen wat Guadeloupe, Martinique en Réunion betreft.


Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie

14.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 327/26


GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT 2005/888/GBVB VAN DE RAAD

van 12 december 2005

betreffende specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die verdacht worden van betrokkenheid bij de moord op voormalig premier van Libanon Rafiq Hariri

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 15,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 31 oktober 2005 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties Resolutie 1636 (2005) (hierna „UNSCR 1636 (2005)” genoemd) aangenomen, waarin het rapport wordt aanvaard van de internationale VN-onderzoekscommissie onder leiding van de heer Detlev Mehlis (hierna „de onderzoekscommissie” genoemd) betreffende de terroristische bomaanslag van 14 februari 2005 in Beiroet in Libanon waarbij 23 personen omkwamen, onder wie voormalig premier van Libanon Rafiq Hariri, en tientallen mensen verwondingen opliepen.

(2)

UNSCR 1636 (2005) legt maatregelen op om te verhinderen dat personen die door het bij lid 3, onder b), van Resolutie 1636 (2005) ingestelde Comité van de Veiligheidsraad (hierna „het Comité” genoemd) geregistreerd zijn als verdacht van betrokkenheid bij het plannen, financieren, organiseren of plegen van de terroristische bomaanslag, het grondgebied van de lidstaten binnenkomen of er doorheen reizen, alsmede maatregelen om hun tegoeden en economische middelen te bevriezen.

(3)

De Raad heeft op 7 november 2005 conclusies betreffende Syrië en Libanon aangenomen. De Raad betreurde dat Syrië het onderzoeksteam duidelijk geen volledige medewerking heeft verleend en riep Syrië op onvoorwaardelijk mee te werken met de onderzoekers.

(4)

Een optreden van de Gemeenschap is nodig om bepaalde maatregelen uit te voeren,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de binnenkomst op of doorreis via hun grondgebied van de in de bijlage bij dit gemeenschappelijk standpunt genoemde natuurlijke personen te beletten.

2.   Lid 1 houdt niet in dat de lidstaten verplicht zijn hun eigen onderdanen te beletten het grondgebied binnen te komen.

3.   Lid 1 is niet van toepassing wanneer het Comité vooraf per geval bepaalt dat dergelijke reizen gerechtvaardigd zijn om humanitaire redenen, met inbegrip van religieuze voorschriften, of wanneer het Comité concludeert dat een vrijstelling zou bijdragen tot het bereiken van de doelstellingen van UNSCR 1636 (2005).

4.   Wanneer een lidstaat krachtens lid 3 en overeenkomstig de bevindingen van het Comité een machtiging verleent tot binnenkomst op of doorreis via zijn grondgebied van de in de bijlage genoemde personen, dan geldt deze machtiging uitsluitend voor het doel waarvoor zij is verleend en voor de personen waarop zij betrekking heeft.

Artikel 2

1.   Alle tegoeden en economische middelen die gehouden worden door, in bezit zijn of onder beheer staan van de in de bijlage genoemde natuurlijke personen of die worden gehouden door entiteiten waarvan de eigendom of de zeggenschap direct of indirect berust bij die personen of bij personen die namens hen of op hun aanwijzing handelen, een en ander zoals vermeld in de bijlage, worden bevroren.

2.   Er worden geen tegoeden of economische middelen direct of indirect aan of ten behoeve van de in de bijlage genoemde personen of entiteiten ter beschikking gesteld.

3.   Mits zij zijn goedgekeurd door het Comité, kunnen er uitzonderingen worden gemaakt voor tegoeden en economische middelen die:

a)

noodzakelijk zijn ter dekking van basisuitgaven, zoals betalingen voor voedsel, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of geneeskundige behandelingen, belastingen, verzekeringspremies of openbare voorzieningen;

b)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten;

c)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor alleen het houden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen.

4.   Lid 2 is niet van toepassing op de bijboeking op bevroren rekeningen van rente of andere inkomsten op die rekeningen, mits deze rente of andere inkomsten onder lid 1 blijven vallen.

Artikel 3

1.   De lidstaten zorgen er conform het toepasselijke recht voor dat indien een in de bijlage opgenomen natuurlijke persoon op hun grondgebied wordt aangetroffen, die persoon desgewenst beschikbaar is voor verhoor door de onderzoekscommissie.

2.   De lidstaten verlenen conform het toepasselijke recht hun volledige medewerking aan internationaal onderzoek betreffende de tegoeden of economische middelen of financiële transacties van in de bijlage genoemde personen of entiteiten, onder meer door het delen van financiële informatie.

Artikel 4

De Raad stelt de lijst van betrokken personen en met hen verbonden entiteiten en personen in de bijlage vast en implementeert eventuele wijzigingen daarvan op basis van de bevindingen van het Comité.

Artikel 5

Dit gemeenschappelijk standpunt treedt in werking op de dag van zijn vaststelling.

Artikel 6

Dit gemeenschappelijk standpunt wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 12 december 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

J. STRAW


BIJLAGE

Lijst van natuurlijke personen en entiteiten als bedoeld in de artikelen 1, 2 en 3

(De lijst zal worden opgesteld nadat de personen en entiteiten zijn geregistreerd door het Comité ingesteld bij lid 3, onder b), van UNSCR 1636 (2005))


14.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 327/28


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2005/889/GBVB

van 12 december 2005

tot instelling van een missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (EU BAM Rafah)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14 en artikel 25, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Unie heeft zich, als deelnemer in het Kwartet, verbonden tot het assisteren bij en het faciliteren van de uitvoering van de routekaart, waarin de wederzijdse stappen van de Israëlische regering en van de Palestijnse autoriteit zijn vastgelegd op politiek, veiligheids-, economisch en humanitair gebied en op het gebied van de opbouw van een institutionele structuur, hetgeen moet leiden tot een onafhankelijke, democratische en levensvatbare Palestijnse staat die zij aan zij en in vrede en veiligheid met Israël en zijn andere buurlanden bestaat.

(2)

Na de eenzijdige terugtrekking van Israël uit Gaza is de Israëlische regering niet langer aanwezig aan de grensovergang bij Rafah en is de terminal, behalve in uitzonderlijke gevallen, gesloten.

(3)

De Europese Raad van 17 en 18 juni 2004 heeft herhaald dat de EU bereid blijft de Palestijnse autoriteit steun te bieden bij het op zich nemen van de verantwoordelijkheid voor de openbare orde en, in het bijzonder, bij de verbetering van haar burger-, politie- en wets-handhavingsvermogen.

(4)

De Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 7 november 2005 heeft opnieuw de steun van de EU uitgesproken voor de inspanningen van de speciaal gezant van het Kwartet voor de terugtrekking, en positief gereageerd op diens onlangs aan de leden van het Kwartet uitgebrachte rapport. De Raad heeft ook nota genomen van zijn brief van 2 november 2005, waarin hij namens de partijen de EU verzoekt te overwegen om als toezichthoudende derde op te treden aan de grensovergang bij Rafah tussen Gaza en Egypte. De Raad nam er nota van dat de EU principieel bereid is om, op basis van een overeenkomst tussen de partijen, te assisteren bij de werking van de grensposten in Gaza.

(5)

De opening van de grensovergang bij Rafah heeft economische, veiligheids- en humanitaire gevolgen.

(6)

De EU heeft de oprichting van een Palestijnse douaneadministratie, in samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de Palestijnse autoriteit, als prioriteit aangemerkt. De Gemeenschap verleent reeds een aantal jaren bijstand ten behoeve van het Palestijnse grensbeheer en voert met de Israëlische regering en de Palestijnse autoriteit geregeld driepartijenoverleg over douanekwesties. De Palestijnse autoriteit werkt thans, met de steun van de VS en Israël, gedetailleerde plannen uit voor grensbeveiligingsprocedures.

(7)

Op 24 oktober 2005 heeft de Palestijnse premier in een brief aan het lid van de Europese Commissie belast met Externe Betrekkingen en het Europees Nabuurschapsbeleid de Europese Gemeenschap om steun verzocht op het gebied van de vermogensopbouw van het Palestijnse personeel aan de grensovergang bij Rafah, de ontwikkeling en installatie van de benodigde systemen en uitrusting, en adviesverlening aan en ondersteuning van de dienstdoende Palestijnse functionarissen aan de grensovergang bij Rafah.

(8)

Op 15 november 2005 hebben de Israëlische regering en de Palestijnse autoriteit een overeenkomst betreffende het verkeer over en de toegang tot de grensovergangen met Gaza gesloten, waarin onder andere staat dat voor de EU een rol is weggelegd als derde partij met betrekking tot de werking van de betrokken grensposten.

(9)

In uitnodigingsbrieven van respectievelijk 20 november 2005 en 23 november 2005 hebben de Palestijnse autoriteit en de Israëlische regering de EU verzocht een missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (EU BAM Rafah) in te stellen.

(10)

De missie van de Europese Unie zal een complementair karakter dragen, meerwaarde verlenen aan de huidige internationale inspanningen en synergieën ontwikkelen met de lopende inspanningen van de Gemeenschap en de lidstaten. De missie zal streven naar samenhang en coördinatie met de EG-acties inzake vermogensopbouw, met name op het gebied van de douaneadministratie.

(11)

De missie zal worden geplaatst in de ruimere context van het streven van de EU en van de internationale gemeenschap om de Palestijnse autoriteit te steunen bij het op zich nemen van de verantwoordelijkheid voor openbare orde en, in het bijzonder, bij de verbetering van haar burger-, politie- en wetshandhavingsvermogen.

(12)

Er moet worden gezorgd voor een passende verbinding met de politiemissie van de Europese Unie voor de Palestijnse gebieden (1), hierna „Coördinatiebureau van de Europese Unie voor de ondersteuning van de Palestijnse politie” (EUPOL COPPS) genoemd.

(13)

De missie zal haar mandaat uitvoeren in een situatie die bedreigend is voor de openbare orde, voor de beveiliging en de veiligheid van personen, en voor de stabiliteit van de regio, en waarin de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, als omschreven in artikel 11 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, geschaad zouden kunnen worden.

(14)

Veiligheid is een primair en blijvend punt van zorg en derhalve moeten er passende regelingen worden getroffen om de veiligheid te garanderen.

(15)

Overeenkomstig de richtsnoeren van de Europese Raad van Nice van 7 tot en met 9 december 2000 moet in dit gemeenschappelijk optreden de rol van de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger, hierna „SG/HV” genoemd, worden bepaald, overeenkomstig de artikelen 18 en 26 van het Verdrag.

(16)

Krachtens artikel 14, lid 1, van het Verdrag moet voor de gehele duur van de uitvoering van het gemeenschappelijk optreden een financieel referentiebedrag worden bepaald. De vermelding van uit de Gemeenschapsbegroting te financieren bedragen geldt als blijk van de bereidheid van de politieke overheid, en is afhankelijk van de beschikbaarheid van vastleggingskredieten tijdens het betrokken begrotingsjaar,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

Missie

1.   Hierbij wordt een missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah ingesteld, hierna EU BAM Rafah genoemd, waarvan de operationele fase op 25 november 2005 aanvangt.

2.   EU BAM Rafah functioneert overeenkomstig de taakomschrijving in artikel 2.

Artikel 2

Taakomschrijving

Het doel van EU BAM Rafah is te zorgen voor de aanwezigheid van een derde partij aan de grensovergang bij Rafah, met de bedoeling, in samenwerking met de programma's van de Europese Gemeenschap voor institutionele opbouw, bij te dragen aan de opening van de grensovergang bij Rafah en vertrouwen te wekken tussen de Israëlische regering en de Palestijnse autoriteit.

Daartoe moet EU BAM Rafah:

a)

de wijze waarop de Palestijnse autoriteit uitvoering geeft aan de kader-, veiligheids- en douaneovereenkomsten die met betrekking tot de werking van de grenspost bij Rafah tussen de partijen zijn gesloten, actief controleren, verifiëren en evalueren;

b)

in de vorm van begeleiding bijdragen aan de opbouw van het Palestijnse vermogen met betrekking tot alle aspecten van het grensbeheer bij Rafah;

c)

bijdragen aan de contacten tussen de Palestijnse, Israëlische en Egyptische autoriteiten met betrekking tot alle aspecten van het beheer van de grensovergang bij Rafah.

EU BAM Rafah voert de taken uit die haar zijn toevertrouwd in de overeenkomsten tussen de Israëlische regering en de Palestijnse autoriteit betreffende het beheer van de grensovergang bij Rafah. De missie treedt niet plaatsvervangend op.

Artikel 3

Duur

De missie heeft een duur van 12 maanden.

Artikel 4

Structuur van de missie

EU BAM Rafah zal bestaan uit de volgende onderdelen:

a)

Hoofd van de missie, bijgestaan door adviseurs;

b)

Afdeling monitoring en operaties;

c)

Afdeling administratieve diensten.

Deze opzet van onderdelen wordt nader uitgewerkt in het operationeel concept (CONOPS) en in het operatieplan (OPLAN). De Raad keurt het CONOPS en het OPLAN goed.

Artikel 5

Hoofd van de missie

1.   Generaal-majoor Pietro Pistolese wordt hierbij benoemd tot hoofd van de missie EU BAM Rafah.

2.   Het hoofd van de missie oefent het operationeel toezicht op EU BAM Rafah uit en draagt zorg voor het dagelijks beheer van EU BAM Rafah en de coördinatie van de activiteiten van EU BAM Rafah, met inbegrip van het beheer van de beveiliging van het personeel, de middelen en de informatie van de missie.

3.   Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor het disciplinair toezicht op het personeel van de missie. Wat gedetacheerd personeel betreft, berust disciplinair optreden bij de betreffende nationale of EU-instantie.

4.   Het hoofd van de missie ondertekent een contract met de Commissie.

5.   Het hoofd van de missie zorgt ervoor dat de EU-aanwezigheid op passende wijze zichtbaar wordt gemaakt.

Artikel 6

Planningsfase

1.   Tijdens de voorbereidende fase van de missie wordt een planningsteam opgericht, dat bestaat uit het hoofd van de missie, onder wiens leiding het planningsteam staat, en het nodige personeel voor het uitvoeren van de taken die voortvloeien uit de vastgestelde behoeften van de missie.

2.   Als prioriteit in het planningsproces zal een alomvattende risicobeoordeling worden verricht, die eventueel kan worden bijgesteld.

3.   Het planningsteam stelt een OPLAN op en ontwikkelt alle nodige technische instrumenten om de missie uit te voeren. In het OPLAN wordt rekening gehouden met de alomvattende risicobeoordeling en wordt een beveiligingsplan opgenomen.

Artikel 7

Personeel van EU BAM Rafah

1.   De getalsterkte en het competentieniveau van het EU BAM Rafah-personeel zijn in overeenstemming met de in artikel 2 vastgelegde taakomschrijving en met de in artikel 4 beschreven structuur.

2.   Het personeel van EU BAM Rafah wordt door de lidstaten of instellingen van de EU gedetacheerd. Elke lidstaat draagt de kosten in verband met het door hem gedetacheerd personeel van EU BAM Rafah, met inbegrip van salarissen, ziektekosten, reiskosten van en naar het gebied van de missie en vergoedingen met uitzondering van dagvergoedingen.

3.   Internationaal personeel en lokaal personeel wordt door EU BAM Rafah naar gelang van de behoeften op contractbasis aangeworven.

4.   Derde staten kunnen in voorkomend geval eveneens personeel bij de missie detacheren. Elke detacherende derde staat draagt de kosten in verband met het door hem gedetacheerd personeel van de missie, met inbegrip van salarissen, ziektekosten, vergoedingen, verzekering tegen grote risico's en reiskosten van en naar het gebied van de missie.

5.   Alle personeelsleden blijven onder het gezag staan van de betrokken zendstaat of zendende instelling en vervullen hun plichten en handelen in het belang van de missie. Het personeel neemt de beveiligingsbeginselen en minimumnormen als bedoeld in Besluit 2001/264/EG van de Raad van 19 maart 2001 tot vaststelling van beveiligingsvoorschriften van de Raad (2) in acht..

6.   De politiefunctionarissen van de EU dragen nationale uniformen en passende EU-onderscheidingstekens, terwijl de overige leden van de missie een passende identificatie dragen, overeenkomstig het besluit dat het hoofd van de missie op grond van veiligheidsoverwegingen neemt.

Artikel 8

Status van het personeel van EU BAM Rafah

1.   Indien noodzakelijk wordt over de status van het personeel van EU BAM Rafah, in voorkomend geval inclusief de voorrechten en immuniteiten en overige waarborgen die nodig zijn voor de uitvoering en de soepele werking van EU BAM Rafah, een overeenkomst gesloten volgens de procedure van artikel 24 van het Verdrag. De SG/HV, die het voorzitterschap bijstaat, kan namens het voorzitterschap over een dergelijke regeling onderhandelen.

2.   De EU-lidstaat of -instelling die een personeelslid heeft gedetacheerd, is verantwoordelijk voor de afhandeling van de met de detachering verband houdende schade-eisen van of betreffende het personeelslid. De betrokken EU-lidstaat of -instelling stelt in voorkomend geval vorderingen tegen het gedetacheerd personeelslid in.

3.   De arbeidsvoorwaarden en de rechten en verplichtingen van het internationale en het plaatselijke tijdelijke personeel worden vastgesteld in contracten tussen het hoofd van de missie en het betrokken personeelslid.

Artikel 9

Commandostructuur

1.   EU BAM Rafah heeft, als crisisbeheersingsoperatie, een gemeenschappelijke commandostructuur.

2.   Het PVC draagt zorgt voor politieke controle en de strategische sturing.

3.   De SG/HV geeft via de speciale vertegenwoordiger van de EU (SVEU) sturing aan het hoofd van de missie van EU BAM Rafah.

4.   Het hoofd van de missie van EU BAM Rafah leidt de missie en draagt zorg voor het dagelijks beheer ervan.

5.   Het hoofd van de missie van EU BAM Rafah legt via de SVEU verantwoording af aan de SG/HV.

6.   De SVEU brengt via de SG/HV verslag uit aan de Raad.

Artikel 10

Politieke controle en strategische sturing

1.   Het PVC zorgt, onder de verantwoordelijkheid van de Raad, voor de politieke controle op en de strategische sturing van de missie.

2.   De Raad machtigt het PVC om overeenkomstig artikel 25 van het Verdrag de relevante besluiten te nemen. Deze machtiging omvat de bevoegdheid om het OPLAN en de commandostructuur te wijzigen. Zij omvat ook bevoegdheden om, in het licht van het voorgaande, besluiten te nemen betreffende de benoeming van het hoofd van de missie. De Raad, bijgestaan door de SG/HV, neemt besluiten met betrekking tot de doelstellingen en de beëindiging van de operatie.

3.   Het PVC brengt op geregelde tijdstippen verslag uit aan de Raad.

4.   Het PVC ontvangt op geregelde tijdstippen verslagen van het hoofd van de missie over bijdragen tot de missie en het verloop van de missie. Het PVC kan het hoofd van de missie in voorkomend geval voor zijn vergaderingen uitnodigen.

Artikel 11

Deelneming van derde staten

1.   Onder volledige eerbiediging van de beslissingsautonomie van de EU en het ene institutionele kader van de Unie worden de toetredende landen uitgenodigd en kunnen derde staten worden uitgenodigd om bij te dragen aan EU BAM Rafah, met dien verstande dat zij de kosten dragen van het uitzenden van het door hen gedetacheerd personeel, waaronder de salarissen, ziektekosten, vergoedingen, verzekering tegen grote risico's en reiskosten van en naar het gebied van de missie, en dat zij in voorkomend geval in de bedrijfskosten van EU BAM Rafah bijdragen.

2.   Derde staten die bijdragen aan EU BAM Rafah hebben in verband met de dagelijkse leiding van de missie dezelfde rechten en verplichtingen als de deelnemende EU-lidstaten.

3.   De Raad machtigt het PVC hierbij om de noodzakelijke besluiten betreffende de deelname van derde landen, met inbegrip van de voorgestelde bijdragen van die landen, te nemen en een comité van contribuanten op te richten.

4.   De nadere regelingen wat betreft de deelname van derde staten worden vastgelegd in een overeenkomst, die volgens de procedure van artikel 24 van het Verdrag wordt aangegaan. De SG/HV, die het voorzitterschap bijstaat, kan namens het voorzitterschap over dergelijke regelingen onderhandelen. Wanneer de EU en een derde staat een overeenkomst tot vaststelling van een kader voor de deelneming van die derde staat aan EU-crisis-beheersingsoperaties hebben gesloten, zijn in het kader van EU BAM Rafah de bepalingen van die overeenkomst van toepassing.

Artikel 12

Veiligheid

1.   Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor de veiligheid van EU BAM Rafah en is, in overleg met de Dienst beveiliging van het secretariaat-generaal van de Raad, verantwoordelijk voor de naleving van de minimumbeveiligingsvereisten, conform de beveiligingsvoorschriften van de Raad.

2.   EU BAM Rafah beschikt over een speciaal voor de missie bestemde hoofdveiligheidsfunctionaris, die door een veiligheidsteam wordt bijgestaan en aan het hoofd van de missie rapporteert.

3.   Het hoofd van de missie overlegt met het PVC over beveiligingskwesties die betrekking hebben op de inzet van de missie overeenkomstig de door de SG/HV verstrekte richtsnoeren.

4.   Vóór hun inzet of reis naar het gebied van de missie volgen de EU BAM Rafah-personeelsleden een verplichte beveiligingsopleiding en ondergaan zij een medisch onderzoek.

Artikel 13

Financiële regelingen

1.   Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven in verband met de missie moet dekken, bedraagt 1 696 659 EUR voor 2005 en 5 903 341 EUR voor 2006.

2.   De uit het in lid 1 genoemde bedrag gefinancierde uitgaven worden beheerd volgens de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Europese Unie, behalve dat eventuele prefinancieringen niet het eigendom van de Gemeenschap blijven. Onderdanen van derde staten die een financiële bijdrage aan de missie leveren, van gastlanden en, indien nodig om aan de operationele behoeften van de missie te voldoen, van buurlanden mogen inschrijven bij aanbestedingen.

3.   Het hoofd van de missie brengt over de in het kader van zijn contract ondernomen activiteiten volledig verslag uit aan de Commissie, onder wier toezicht hij staat.

4.   De financiële regelingen moeten voldoen aan de operationele vereisten van EU BAM Rafah, met inbegrip van de verenigbaarheid van uitrusting en de interoperabiliteit van haar teams.

5.   Uitgaven komen voor financiering in aanmerking vanaf de datum waarop dit gemeenschappelijk optreden in werking treedt.

Artikel 14

Optreden van de Gemeenschap

1.   De Raad en de Commissie zorgen, overeenkomstig hun onderscheiden bevoegdheden, voor de samenhang tussen de uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden en het externe optreden van de Gemeenschap, overeenkomstig artikel 3, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie. De Raad en de Commissie werken daartoe samen.

2.   De nodige coördinatieregelingen worden ingesteld in het gebied van de missie, voorzover van toepassing, alsmede in Brussel.

Artikel 15

Vrijgave van gerubriceerde gegevens

1.   De SG/HV is gemachtigd om, naar gelang van de operationele behoeften van de missie en met inachtneming van de beveiligingsvoorschriften van de Raad, ten behoeve van de missie geproduceerde gerubriceerde gegevens en documenten van de EU tot op het niveau „RESTREINT UE” vrij te geven aan de bij dit gemeenschappelijk optreden betrokken derde staten.

2.   Indien er sprake is van een concrete en onmiddellijke operationele behoefte, is de SG/HV voorts gemachtigd om ten behoeve van de missie geproduceerde gerubriceerde gegevens en documenten van de EU tot op het niveau „RESTREINT UE” met inachtneming van de beveiligingsvoorschriften van de Raad vrij te geven aan de plaatselijke autoriteiten. In alle andere gevallen worden deze gegevens en documenten vrijgegeven aan de plaatselijke autoriteiten volgens de daartoe bestemde procedures op het niveau van hun samenwerking met de EU.

3.   De SG/HV is gemachtigd om niet-gerubriceerde documenten van de EU betreffende de beraadslagingen van de Raad over de missie, die onder de geheimhoudingsplicht van artikel 6, lid 1, van het reglement van orde van de Raad (3) vallen, vrij te geven aan de bij dit gemeenschappelijk optreden betrokken derde staten en aan de plaatselijke autoriteiten.

Artikel 16

Inwerkingtreding

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

Het verstrijkt op 24 november 2006.

Artikel 17

Evaluatie

Dit gemeenschappelijk optreden wordt uiterlijk op 30 september 2006 geëvalueerd.

Artikel 18

Bekendmaking

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 12 december 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

J. STRAW


(1)  Gemeenschappelijk Optreden 2005/797/GBVB van de Raad van 14 november 2005 (PB L 300 van 17.11.2005, blz. 65).

(2)  PB L 101 van 11.4.2001, blz. 1. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2005/571/EG (PB L 193 van 23.7.2005, blz. 31).

(3)  Besluit 2004/338/EG, Euratom van de Raad van 22 maart 2004 tot vaststelling van het reglement van orde van de Raad (PB L 106 van 15.4.2004, blz. 22). Besluit gewijzigd bij Besluit 2004/701/EG, Euratom (PB L 319 van 20.10.2004, blz. 15).


14.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 327/33


BESLUIT 2005/890/GBVB VAN DE RAAD

van 12 december 2005

tot uitvoering van Gemeenschappelijk Standpunt 2004/179/GBVB inzake beperkende maatregelen tegen de leiders van de regio Trans-Dnjestrië in de Republiek Moldavië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op Gemeenschappelijk Standpunt 2004/179/GBVB (1), en met name op artikel 2, lid 1, juncto artikel 23, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 23 februari 2004 Gemeenschappelijk Standpunt 2004/179/GBVB vastgesteld.

(2)

De Raad heeft op 26 augustus 2004 Gemeenschappelijk Standpunt 2004/622/GBVB vastgesteld, teneinde de werkingssfeer van de bij Gemeenschappelijk Standpunt 2004/179/GBVB opgelegde beperkende maatregelen uit te breiden tot de personen die verantwoordelijk zijn voor het bedenken en uitvoeren van de intimidatie- en sluitingscampagne tegen Moldavische scholen in de regio Trans-Dnjestrië die het Latijnse schrift gebruiken.

(3)

De Raad heeft op 21 februari 2005 Gemeenschappelijk Standpunt 2005/147/GBVB (2) houdende verlenging en wijziging van Gemeenschappelijk Standpunt 2004/179/GBVB vastgesteld.

(4)

Bijlage II bij Gemeenschappelijk Standpunt 2004/179/GBVB dient te worden gewijzigd als blijk van erkenning dat de situatie van de scholen die het Latijnse schrift gebruiken in sommige gebieden van de regio Trans-Dnjestrië is verbeterd,

BESLUIT:

Artikel 1

Bijlage II bij Gemeenschappelijk Standpunt 2004/179/GBVB wordt vervangen door de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de dag waarop het wordt aangenomen.

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 12 december 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

J. STRAW


(1)  PB L 55 van 24.2.2004, blz. 68. Gemeenschappelijk standpunt gewijzigd bij Gemeenschappelijk Standpunt 2004/622/GBVB (PB L 279 van 28.8.2004, blz. 47).

(2)  PB L 49 van 22.2.2005, blz. 31.


BIJLAGE

„BIJLAGE II

LIJST VAN PERSONEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 1, LID 1, TWEEDE STREEPJE, VAN DIT BESLUIT

1)

PLATONOV, Yuri Mikhailovich,

bekend als Yury PLATONOV,

hoofd van het stadsbestuur van Rybnitsa,

geboren op 16 januari 1948,

Russisch paspoort nr. 51 NO. 0527002,

op 4 mei 2001 afgegeven door de Russische ambassade in Chisinau.

2)

CHERBULENKO, Alla Viktorovna,

plaatsvervangend hoofd van het stadsbestuur van Rybnitsa, bevoegd voor onderwijsvraagstukken.”