ISSN 1725-2598 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 273 |
|
![]() |
||
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
48e jaargang |
Inhoud |
|
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing |
Bladzijde |
|
|
||
|
* |
||
|
* |
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
* |
Richtlijn 2005/67/EG van de Commissie van 18 oktober 2005 tot wijziging, met het oog op hun aanpassing, van de bijlagen I en II bij Richtlijn 86/298/EEG van de Raad, de bijlagen I en II bij Richtlijn 87/402/EEG van de Raad, en de bijlagen I, II en III bij Richtlijn 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers ( 1 ) |
|
|
II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing |
|
|
|
Commissie |
|
|
* |
|
|
Besluiten aangenomen krachtens titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie |
|
|
* |
||
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing
19.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 273/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 1699/2005 VAN DE COMMISSIE
van 18 oktober 2005
tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 19 oktober 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 oktober 2005.
Voor de Commissie
J. M. SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 18 oktober 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
052 |
45,3 |
204 |
40,1 |
|
999 |
42,7 |
|
0707 00 05 |
052 |
96,4 |
999 |
96,4 |
|
0709 90 70 |
052 |
90,5 |
999 |
90,5 |
|
0805 50 10 |
052 |
76,6 |
388 |
60,9 |
|
524 |
55,3 |
|
528 |
67,6 |
|
999 |
65,1 |
|
0806 10 10 |
052 |
89,1 |
400 |
200,0 |
|
508 |
210,4 |
|
624 |
178,2 |
|
999 |
169,4 |
|
0808 10 80 |
388 |
80,2 |
400 |
118,7 |
|
404 |
91,3 |
|
512 |
43,0 |
|
528 |
45,5 |
|
720 |
48,5 |
|
800 |
172,7 |
|
804 |
82,9 |
|
999 |
85,4 |
|
0808 20 50 |
052 |
93,1 |
388 |
57,0 |
|
720 |
55,8 |
|
999 |
68,6 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.
19.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 273/3 |
VERORDENING (EG) Nr. 1700/2005 VAN DE COMMISSIE
van 18 oktober 2005
met betrekking tot de opening van een permanente openbare inschrijving voor verkoop op de markt van de Gemeenschap van maïs die in het bezit is van het Slowaakse interventiebureau
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 6,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EEG) nr. 2131/93 van de Commissie van 28 juli 1993 tot vaststelling van de procedures en de voorwaarden voor de verkoop van graan door de interventiebureaus (2) is met name bepaald dat graan dat in het bezit is van het interventiebureau, bij inschrijving te koop wordt aangeboden tegen prijzen waarmee verstoring van de markt kan worden voorkomen. |
(2) |
De aan de slechte weersomstandigheden op het Iberische schiereiland te wijten relatief hoge maïsprijzen op de markt van de Gemeenschap maken het voor veehouders en veevoederfabrikanten moeilijk zich tegen concurrerende prijzen te bevoorraden. |
(3) |
Slowakije beschikt over interventievoorraden maïs. |
(4) |
Het is bijgevolg dienstig de maïsvoorraden die het Slowaakse interventiebureau in zijn bezit heeft, op de graanmarkt van de Gemeenschap te brengen. |
(5) |
In verband met de situatie op de markt van de Gemeenschap moet de openbare inschrijving door de Commissie worden beheerd. Bovendien moet voor biedingen op het niveau van de minimumverkoopprijs een toewijzingscoëfficiënt worden vastgesteld. |
(6) |
Het is belangrijk dat in de mededeling van het Slowaakse interventiebureau aan de Commissie de anonimiteit van de inschrijvers wordt bewaard. |
(7) |
Met het oog op de modernisering van het beheer dient te worden bepaald dat de door de Commissie gevraagde gegevens elektronisch moeten worden verstrekt. |
(8) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het Slowaakse interventiebureau gaat, via een permanente openbare inschrijving, over tot de verkoop op de markt van de Gemeenschap van 98 625 ton maïs uit de eigen voorraden.
Artikel 2
Verordening (EEG) nr. 2131/93 is van toepassing op de in artikel 1 bedoelde verkoop.
In afwijking evenwel van die verordening:
a) |
hebben de biedingen betrekking op de reële kwaliteit van de desbetreffende partij; |
b) |
wordt de minimumverkoopprijs vastgesteld op een zodanig niveau dat de graanmarkt niet wordt verstoord; in geen geval mag de minimumverkoopprijs lager liggen dan de interventieprijs die geldt voor de betrokken maand, maandelijkse toeslagen inbegrepen. |
Artikel 3
In afwijking van artikel 13, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 2131/93 wordt de zekerheid voor de biedingen vastgesteld op 10 euro per ton.
Artikel 4
1. De termijn voor het indienen van biedingen voor de eerste deelinschrijving verstrijkt op 26 oktober 2005 om 15.00 uur (plaatselijke tijd Brussel).
De termijn voor het indienen van biedingen voor de volgende deelinschrijvingen verstrijkt elke woensdag om 15.00 uur (plaatselijke tijd Brussel), met uitzondering van de woensdagen 2 november 2005, 28 december 2005, 12 april 2006 en 24 mei 2006, die in weken vallen waarin geen inschrijving plaatsvindt.
De termijn voor het indienen van biedingen voor de laatste deelinschrijving verstrijkt op 28 juni 2006 om 15.00 uur (plaatselijke tijd Brussel).
2. De biedingen moeten worden ingediend bij het onderstaande Slowaakse interventiebureau:
Pôdohospodárska platobná agentúra |
oddelenie obilnín a škrobu |
Dobrovičova 12 |
SK-815 26 Bratislava |
tel.: 421-2-58243271 |
fax: 421-2-58243362 |
Artikel 5
Het Slowaakse interventiebureau stelt de Commissie uiterlijk twee uur na het verstrijken van de termijn voor het indienen van de biedingen in kennis van de ontvangen inschrijvingen. Deze gegevens worden elektronisch meegedeeld aan de hand van het in de bijlage opgenomen formulier.
Artikel 6
Overeenkomstig de in artikel 25, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde procedure stelt de Commissie de minimumverkoopprijs vast of besluit zij aan de ontvangen biedingen geen gevolg te geven. Indien biedingen betrekking hebben op dezelfde partij en op een totale hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid, kan voor elke partij afzonderlijk een minimumverkoopprijs worden vastgesteld.
Voor biedingen op het niveau van de minimumverkoopprijs kan tegelijk ook een coëfficiënt voor de toewijzing van de aangeboden hoeveelheden worden vastgesteld.
Artikel 7
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 oktober 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78 Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).
(2) PB L 191 van 31.7.1993, blz. 76. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 749/2005 (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 10).
BIJLAGE
Permanente openbare inschrijving voor de verkoop van 98 625 ton maïs die in bezit is van het Slowaakse interventiebureau
Formulier (1)
(Verordening (EG) nr. 1700/2005)
1 |
2 |
3 |
4 |
Volgnummer van de inschrijvers |
Nummer van de partij |
Hoeveelheid (t) |
Prijs van de bieding (EUR/t) |
1 |
|
|
|
2 |
|
|
|
3 |
|
|
|
enz. |
|
|
|
(1) Te verzenden naar DG AGRI (D2).
19.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 273/6 |
VERORDENING (EG) Nr. 1701/2005 VAN DE COMMISSIE
van 18 oktober 2005
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 795/2004 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (1), en met name op artikel 145, onder c), d) en f),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 795/2004 van de Commissie (2) zijn bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling vastgesteld die gelden met ingang van 2005. Blijkens de op nationaal niveau opgedane ervaring met de administratieve en operationele tenuitvoerlegging van die regeling zijn op sommige punten verdere uitvoeringsbepalingen nodig en moeten de bestaande uitvoeringsbepalingen op andere punten worden verduidelijkt en aangepast. |
(2) |
Zo dient nader te worden aangegeven hoe met blijvende teelten en meerjarige gewassen moet worden omgegaan ten aanzien van de subsidiabiliteitsvoorwaarden voor de bedrijfstoeslagregeling bij gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen zoals bedoeld in hoofdstuk 16 van Verordening (EG) nr. 1973/2004 van de Commissie van 29 oktober 2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en IVbis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen (3) en bij gebruikmaking van de bij artikel 88 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde steunregeling voor energiegewassen. |
(3) |
In het kader van de vroegere regeling voor akkerbouwgewassen waarin was voorzien bij Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad van 17 mei 1999 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen (4), kwam braakgelegde grond waarop blijvende teelten werden beoefend voor de productie van grondstoffen, of met meerjarige gewassen beteelde grond in aanmerking voor areaalbetalingen. Nu zijn volgens artikel 54, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 de oppervlakten die op de uiterste datum voor de indiening van de steunaanvraag „oppervlakten” voor 2003 in gebruik waren voor blijvende teelten, niet subsidiabel, terwijl volgens artikel 53 van die verordening de oppervlakten met blijvende teelten die werden gebruikt voor de productie van grondstoffen, niet worden uitgesloten bij de vaststelling van de toeslagrechten, omdat in de referentieperiode rechtstreekse betalingen werden verleend voor dergelijke oppervlakten. Daarom dient landbouwers die in 2003 blijvende teelten beoefenden in het kader van de bovenbedoelde specifieke braakleggingsregeling of meerjarige gewassen teelden, de mogelijkheid te worden geboden om de betrokken grond op te geven voor de vaststelling van braakleggingstoeslagrechten zoals bedoeld in artikel 53 van die verordening, respectievelijk voor het gebruik van de vastgestelde braakleggingstoeslagrechten. |
(4) |
Voorts is het, aangezien in artikel 38, lid 1, van Verordening (EG) nr. 795/2004 is bepaald dat in het kader van het in artikel 59 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde regionale model het referentiejaar voor de vaststelling van de toeslagrechten het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling is, dienstig te bepalen dat wat dat model betreft braakgelegde grond waarop blijvende teelten worden beoefend voor de in artikel 55, onder b), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde doeleinden, en grond met blijvende teelten waarvoor ook een aanvraag voor de bij artikel 88 van die verordening vastgestelde steun voor energiegewassen is ingediend, moeten worden beschouwd als subsidiabele hectaren voor de vaststelling en het gebruik van toeslagrechten. |
(5) |
Bovendien moet worden bepaald welke gewassen zijn toegestaan op braakgelegde grond waarvoor een aanvraag in het kader van de bedrijfstoeslagregeling is ingediend, en welke gewassen voor energiedoeleinden mogen worden geteeld op grond waarvoor een dergelijke aanvraag is ingediend. Daarom dient te worden voorzien in de mogelijkheid om toeslagrechten te gebruiken in overeenstemming met de subsidiabiliteitsvoorwaarden die gelden voor oppervlakten met voor de productie van grondstoffen gebruikte blijvende teelten zoals bedoeld in hoofdstuk 16 van Verordening (EG) nr. 1973/2004 en voor gewassen die in het kader van de bij artikel 88 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde regeling worden gebruikt voor de productie van energieproducten. |
(6) |
Verordening (EG) nr. 795/2004 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(7) |
Omdat Verordening (EG) nr. 795/2004 van toepassing is sinds 1 januari 2005, dient de onderhavige verordening met terugwerkende kracht tot die datum te worden toegepast en moet bijgevolg de landbouwers voor wie de toepassing ervan in 2005 van belang is, worden toegestaan hun verzamelaanvraag te wijzigen. |
(8) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 795/2004 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 2 worden de punten c) en d) vervangen door:
|
2) |
Het volgende artikel 3 ter wordt ingevoegd: „Artikel 3ter Subsidiabiliteit 1. Voor de toepassing van artikel 44, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 worden de volgende oppervlakten beschouwd als subsidiabele hectaren voor de vaststelling en het gebruik van toeslagrechten:
2. Voor de toepassing van artikel 51 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 worden braakgelegde grond met blijvende teelten die worden gebruikt voor de in artikel 55, onder b), van die verordening bedoelde doeleinden, en grond met blijvende teelten waarvoor ook een aanvraag voor de bij artikel 88 van die verordening vastgestelde steun voor energiegewassen is ingediend, beschouwd als subsidiabele hectaren voor het gebruik van braakleggingstoeslagrechten, respectievelijk toeslagrechten. 3. Voor de toepassing van artikel 54, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 wordt braakgelegde grond waarop blijvende teelten werden beoefend voor de in artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad (6) bedoelde doeleinden en waarvoor de in artikel 2, lid 2, van die verordening bedoelde areaalbetaling werd verleend voor 2003, beschouwd als subsidiabele hectaren voor het gebruik van braakleggingstoeslagrechten zoals bedoeld in artikel 53 van Verordening (EG) nr. 1782/2003. 4. Onverminderd artikel 51 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 geldt voor de toepassing van artikel 54, lid 2, van die verordening dat grond waarop meerjarige gewassen werden geteeld op de uiterste datum voor de indiening van de steunaanvraag „oppervlakten” voor 2003, wordt beschouwd als subsidiabele hectaren voor het gebruik van braakleggingstoeslagrechten zoals bedoeld in artikel 53 van die verordening. 5. In het geval dat de lidstaat gebruikmaakt van de bij artikel 59 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 geboden mogelijkheid, geldt onverminderd artikel 60 van die verordening het volgende:
6. De landbouwers voor wie de toepassing in 2005 van de leden 2 tot en met 5 van dit artikel van belang is, mogen hun verzamelaanvraag wijzigen binnen vier weken te rekenen vanaf 19 oktober 2005 of vanaf een door de betrokken lidstaat vast te stellen datum. |
3) |
Artikel 48bis wordt als volgt gewijzigd:
|
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 oktober 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 118/2005 van de Commissie (PB L 24 van 27.1.2005, blz. 15).
(2) PB L 141 van 30.4.2004, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1085/2005 (PB L 177 van 9.7.2005, blz. 27).
(3) PB L 345 van 20.11.2004, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1044/2005 (PB L 172 van 5.7.2005, blz. 76).
(4) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1782/2003.
(5) PB L 38 van 12.2.2000, blz. 1.”.
(6) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 1.”.
19.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 273/9 |
VERORDENING (EG) Nr. 1702/2005 VAN DE COMMISSIE
van 18 oktober 2005
tot vaststelling van de uitvoerrestituties in het kader van de A1- en B-stelsels in de sector groenten en fruit (tomaten, sinaasappelen, citroenen, druiven voor tafelgebruik en appelen)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit (1), en met name op artikel 35, lid 3, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1961/2001 van de Commissie (2), zijn de uitvoeringsbepalingen voor de uitvoerrestituties in de sector groenten en fruit vastgesteld. |
(2) |
Op grond van artikel 35, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2200/96 kan, voorzover dit nodig is om een economisch significante uitvoer mogelijk te maken en binnen de grenzen die voortvloeien uit de overeenkomsten gesloten in overeenstemming met artikel 300 van het Verdrag, een uitvoerrestitutie worden betaald voor de door de Gemeenschap uitgevoerde producten. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 35, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2200/96 moet erop worden toegezien dat de reeds eerder door de restitutieregeling op gang gebrachte handelsstromen niet worden verstoord. Daarom, en vanwege de seizoensgebondenheid van de uitvoer van groenten en fruit, moeten de contingenten per product worden vastgesteld op basis van de landbouwproductennomenclatuur voor de uitvoerrestituties, die is vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (3). Bij de verdeling van die hoeveelheden moet rekening worden gehouden met het min of meer bederfelijke karakter van de betrokken producten. |
(4) |
Overeenkomstig artikel 35, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2200/96 moet bij de vaststelling van de restituties rekening worden gehouden met de situatie en de verwachte ontwikkeling met betrekking tot de prijzen van groenten en fruit op de markt van de Gemeenschap en de beschikbare hoeveelheden enerzijds, en de prijzen in de internationale handel anderzijds. Voorts moeten ook de afzet- en vervoerskosten en het economische aspect van de beoogde uitvoer in aanmerking worden genomen. |
(5) |
Overeenkomstig artikel 35, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2200/96 wordt bij het bepalen van de marktprijzen van de Gemeenschap rekening gehouden met de prijzen die met het oog op de uitvoer het gunstigst blijken te zijn. |
(6) |
Wegens de omstandigheden in de internationale handel of specifieke vereisten van bepaalde markten, kan het nodig zijn de restitutie voor een bepaald product te differentiëren naar gelang van de bestemming van dat product. |
(7) |
Voor tomaten, sinaasappelen, citroenen, druiven voor tafelgebruik en appelen van de kwaliteitsklassen Extra, I en II van de gemeenschappelijke handelsnormen kan de uitvoer momenteel economisch significant zijn. |
(8) |
Met het oog op een optimaal gebruik van de beschikbare middelen en gelet op de structuur van de uitvoer van de Gemeenschap is het dienstig uitvoerrestitutiebedragen volgens de A1- en B-stelsels vast te stellen. |
(9) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor verse groenten en fruit, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. In de bijlage worden de eenheidsbedragen van de restituties, de periode voor het aanvragen van de restitutie en de verwachte hoeveelheden van de betrokken producten voor het A1-stelsel vastgesteld. In de bijlage worden de indicatieve eenheidsbedragen van de restitutie, de periode voor indiening van de certificaataanvragen en de verwachte hoeveelheden van de betrokken producten voor het B-stelsel vastgesteld.
2. Certificaten die in het kader van de voedselhulp worden afgegeven, zoals bedoeld in artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie (4), worden niet afgeboekt op de in de bijlage bij deze verordening bedoelde hoeveelheden.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 9 november 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 oktober 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 297 van 21.11.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 47/2003 van de Commissie (PB L 7 van 11.1.2003, blz. 64).
(2) PB L 268 van 9.10.2001, blz. 8. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).
(3) PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 558/2005 (PB L 94 van 13.4.2005, blz. 22).
(4) PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1741/2004 (PB L 311 van 8.10.2004, blz. 17).
BIJLAGE
Bij de verordening van de Commissie van 18 oktober 2005 tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector groenten en fruit (tomaten, sinaasappelen, citroenen, druiven voor tafelgebruik en appelen)
Productcode (1) |
Bestemming (2) |
A1-stelsel Periode voor het aanvragen van de restitutie: 9.11.2005-9.1.2006 |
B-stelsel Periode voor indiening van de certificaataanvragen: 16.11.2005-16.1.2006 |
||
Eenheidsbedrag van de restitutie (EUR/t nettogewicht) |
Verwachte hoeveelheden (t) |
Indicatief eenheidsbedrag van de restitutie (EUR/t nettogewicht) |
Verwachte hoeveelheden (t) |
||
0702 00 00 9100 |
F08 |
30 |
|
30 |
5 072 |
0805 10 20 9100 |
A00 |
38 |
|
38 |
54 862 |
0805 50 10 9100 |
A00 |
60 |
|
60 |
13 048 |
0806 10 10 9100 |
A00 |
22 |
|
22 |
5 125 |
0808 10 80 9100 |
F04, F09 |
35 |
|
35 |
30 091 |
(1) De codes van de producten zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).
(2) De codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 3846/87.
De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).
De andere bestemmingen worden als volgt vastgesteld:
F03 |
: |
alle bestemmingen met uitzondering van Zwitserland. |
||||||
F04 |
: |
Hongkong, Singapore, Maleisië, Sri Lanka, Indonesië, Thailand, Taiwan, Papoea-Nieuw-Guinea, Laos, Cambodja, Vietnam, Japan, Uruguay, Paraguay, Argentinië, Mexico en Costa Rica. |
||||||
F08 |
: |
alle bestemmingen met uitzondering van Bulgarije. |
||||||
F09 |
: |
De volgende bestemmingen:
|
19.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 273/12 |
VERORDENING (EG) Nr. 1703/2005 VAN DE COMMISSIE
van 18 oktober 2005
tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector verwerkte producten op basis van groenten en fruit, andere dan voor toegevoegde suiker toegekende restituties (voorlopig verduurzaamde kersen, gepelde tomaten, gekonfijte kersen, bereide hazelnoten en sommige sinaasappelsappen)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector verwerkte producten op basis van groenten en fruit (1), en met name op artikel 16, lid 3, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1429/95 van de Commissie (2), zijn uitvoeringsbepalingen vastgesteld met betrekking tot de uitvoerrestituties in de sector verwerkte producten op basis van groenten en fruit, andere dan voor toegevoegde suiker toegekende restituties. |
(2) |
In artikel 16, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2201/96 is bepaald dat, voorzover nodig om het mogelijk te maken dat economisch belangrijke hoeveelheden worden uitgevoerd, voor de in artikel 1, lid 2, onder a), van die verordening genoemde producten een uitvoerrestitutie kan worden toegekend binnen de grenzen die voortvloeien uit de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 300 van het Verdrag. In artikel 18, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2201/96 is bepaald dat, wanneer de restitutie voor de suiker die is verwerkt in de in artikel 1, lid 2, onder b), van die verordening genoemde producten, ontoereikend is om uitvoer van die producten mogelijk te maken, de overeenkomstig artikel 17 van die verordening vastgestelde restitutie van toepassing is. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2201/96 dient ervoor te worden gezorgd dat de handelsstromen die eerder als gevolg van de restitutieregeling zijn ontstaan, niet worden verstoord. Daarom dienen de hoeveelheden per product te worden vastgesteld op basis van de landbouwproductennomenclatuur voor de uitvoerrestituties die is vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (3). |
(4) |
Op grond van artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2201/96 moeten de restituties worden vastgesteld met inachtneming van de situatie en de verwachte ontwikkeling met betrekking tot, enerzijds, de prijzen van verwerkte producten op basis van groenten en fruit op de markt van de Gemeenschap en de beschikbare hoeveelheden en, anderzijds, de prijzen in de internationale handel. Ook moet rekening worden gehouden met de afzet- en vervoerskosten en met het economische aspect van de beoogde uitvoer. |
(5) |
Overeenkomstig artikel 17, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2201/96 moet bij het bepalen van de prijzen op de markt van de Gemeenschap rekening worden gehouden met de toegepaste prijzen die met het oog op de uitvoer het gunstigst blijken te zijn. |
(6) |
In verband met de situatie voor de internationale handel of de specifieke eisen van bepaalde markten kan het nodig zijn om de restitutie voor een bepaald product te differentiëren naar de bestemming van dat product. |
(7) |
Momenteel kunnen economisch belangrijke hoeveelheden worden uitgevoerd van voorlopig verduurzaamde kersen, gepelde tomaten, gekonfijte kersen, bereide hazelnoten en sommige sinaasappelsappen. |
(8) |
De eenheidsbedragen van de restituties en de betrokken hoeveelheden moeten dienovereenkomstig worden vastgesteld. |
(9) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor op basis van groenten en fruit verwerkte producten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De eenheidsbedragen van de uitvoerrestituties in de sector verwerkte producten op basis van groenten en fruit, de periode voor de indiening van de certificaataanvragen, de periode voor de afgifte van de certificaten en de betrokken hoeveelheden worden vastgesteld in de bijlage.
2. De in het kader van voedselhulp afgegeven certificaten als bedoeld in artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie (4), worden niet in mindering gebracht op de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde hoeveelheden.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 25 oktober 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 oktober 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 297 van 21.11.1996, blz. 29. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2004 van de Commissie (PB L 64 van 2.3.2004, blz. 25).
(2) PB L 141 van 24.6.1995, blz. 28. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 498/2004 (PB L 80 van 18.3.2004, blz. 20).
(3) PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 558/2005 (PB L 94 van 13.4.2005, blz. 22).
(4) PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1741/2004 (PB L 311 van 8.10.2004, blz. 17).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 18 oktober 2005 tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector verwerkte producten op basis van groenten en fruit, andere dan voor toegevoegde suiker toegekende restituties (voorlopig verduurzaamde kersen, gepelde tomaten, gekonfijte kersen, bereide hazelnoten en sommige sinaasappelsappen)
Periode voor de indiening van de certificaataanvragen: van 25 oktober 2005 tot en met 23 februari 2006.
Periode voor de toewijzing van de certificaten: van november 2005 tot en met februari 2006.
Productcode (1) |
Code van de bestemming (2) |
Eenheidsbedrag van de restitutie (in EUR/t nettogewicht) |
Betrokken hoeveelheid (in t) |
0812 10 00 9100 |
F06 |
50 |
2 853 |
2002 10 10 9100 |
F10 |
45 |
42 477 |
2006 00 31 9000 2006 00 99 9100 |
F06 |
153 |
293 |
2008 19 19 9100 2008 19 99 9100 |
A00 |
59 |
344 |
2009 11 99 9110 2009 12 00 9111 2009 19 98 9112 |
A00 |
5 |
300 |
2009 11 99 9150 2009 19 98 9150 |
A00 |
29 |
301 |
(1) De productcodes zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).
(2) De bestemmingscodes van de „A”-serie zijn vastgesteld in bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 3846/87.
De cijfercodes van de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).
De overige bestemmingen worden als volgt vastgesteld:
F06 |
Alle bestemmingen behalve de landen van Noord-Amerika. |
F10 |
Alle bestemmingen behalve de Verenigde Staten van Amerika en Bulgaije. |
19.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 273/14 |
VERORDENING (EG) Nr. 1704/2005 VAN DE COMMISSIE
van 18 oktober 2005
tot vaststelling van de mate waarin gevolg kan worden gegeven aan de aanvragen om invoercertificaten voor bepaalde producten in de sector varkensvlees, die in september 2005 worden ingediend op grond van de regeling die is vastgesteld in de door de Gemeenschap gesloten overeenkomsten met Bulgarije en Roemenië
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1898/97 van de Commissie van 29 september 1997 houdende vaststelling van bepalingen voor de uitvoering, in de sector varkensvlees, van de regeling waarin de Europaovereenkomsten met Bulgarije, de Tsjechische Republiek, Slowakije, Roemenië, Polen en Hongarije voorzien (1), en met name op artikel 4, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De in de invoercertificaten voor het vierde kwartaal van 2005 aangevraagde hoeveelheden zijn niet groter dan de beschikbare hoeveelheden en kunnen derhalve volledig worden ingewilligd. |
(2) |
De overblijvende hoeveelheid moet worden bepaald die bij de beschikbare hoeveelheid voor de volgende periode wordt gevoegd. |
(3) |
Het is dienstig er de aandacht van de handelaren op te vestigen dat de certificaten slechts gebruikt mogen worden voor producten die voldoen aan alle in de Gemeenschap geldende veterinairrechtelijke voorschriften, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Op grond van Verordening (EG) nr. 1898/97 ingediende aanvragen om invoercertificaten voor de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2005 worden ingewilligd voor het in bijlage I aangegeven percentage.
2. Voor de periode van 1 januari tot en met 31 maart 2006 kunnen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1898/97 invoercertificaten worden aangevraagd tot de in bijlage II aangegeven hoeveelheid.
3. De certificaten mogen slechts worden gebruikt voor producten die voldoen aan alle in de Gemeenschap geldende veterinairrechtelijke voorschriften.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 19 oktober 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 oktober 2005.
Voor de Commissie
J. M. SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 267 van 30.9.1997, blz. 58. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1467/2003 (PB L 210 van 28.8.2003, blz. 11).
BIJLAGE I
Groep |
Percentage waarvoor de invoercertificaten worden ingewilligd voor de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2005 |
B1 |
— |
15 |
— |
16 |
— |
17 |
— |
BIJLAGE II
(t) |
|
Groep |
Totale beschikbare hoeveelheid voor de periode van 1 januari tot en met 31 maart 2006 |
B1 |
3 000,0 |
15 |
843,8 |
16 |
1 593,8 |
17 |
11 718,8 |
19.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 273/16 |
VERORDENING (EG) Nr. 1705/2005 VAN DE COMMISSIE
van 18 oktober 2005
tot vaststelling van de wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op het aan de Akte van Toetreding van Griekenland gehechte Protocol nr. 4 betreffende katoen, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1050/2001 van de Raad (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1051/2001 van de Raad van 22 mei 2001 betreffende de steun voor de katoenproductie (2), en met name op artikel 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1051/2001 wordt op gezette tijden een wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen bepaald, rekening houdende met de historische verhouding tussen de in aanmerking genomen wereldmarktprijs voor geëgreneerde katoen en de berekende prijs voor niet-geëgreneerde katoen. Deze historische verhouding is vastgesteld in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1591/2001 van de Commissie van 2 augustus 2001, houdende uitvoeringsbepalingen van de steunregeling voor katoen (3). Als de wereldmarktprijs niet op die wijze kan worden bepaald, wordt hij bepaald op basis van de laatst vastgestelde prijs. |
(2) |
Krachtens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1051/2001 wordt de wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen bepaald voor een product met bepaalde kenmerken, waarbij rekening wordt gehouden met de gunstigste, voor de werkelijke markttendens representatief geachte aanbiedingen en noteringen. Om deze prijs te bepalen, wordt het gemiddelde berekend van de aanbiedingen en noteringen op één of meer Europese beurzen voor in een haven van Noord-Europa cif-geleverde producten uit de verschillende, voor de internationale handel als meest representatief beschouwde productielanden. Evenwel is bepaald dat deze criteria voor het bepalen van de wereldmarktprijs voor geëgreneerde katoen worden aangepast, om rekening te houden met de verschillen op grond van de kwaliteit van het geleverde product en de aard van de aanbiedingen en noteringen. In artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1591/2001 is bepaald welke aanpassingen kunnen plaatsvinden. |
(3) |
Op grond van bovenbedoelde criteria moet de wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen op het hieronder aangegeven niveau worden vastgesteld, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1051/2001 bedoelde wereldmarktprijs voor niet-geëgreneerde katoen wordt vastgesteld op 22,439 EUR/100 kg.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 19 oktober 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 oktober 2005.
Voor de Commissie
J. M. SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 148 van 1.6.2001, blz. 1.
(2) PB L 148 van 1.6.2001, blz. 3.
(3) PB L 210 van 3.8.2001, blz. 10. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1486/2002 (PB L 223 van 20.8.2002, blz. 3).
19.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 273/17 |
RICHTLIJN 2005/67/EG VAN DE COMMISSIE
van 18 oktober 2005
tot wijziging, met het oog op hun aanpassing, van de bijlagen I en II bij Richtlijn 86/298/EEG van de Raad, de bijlagen I en II bij Richtlijn 87/402/EEG van de Raad, en de bijlagen I, II en III bij Richtlijn 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 86/298/EEG van de Raad van 26 mei 1986 betreffende kantelbeveiligingsinrichtingen aan de achterzijde op land- of bosbouwsmalspoortrekkers (1), en met name op artikel 12,
Gelet op Richtlijn 87/402/EEG van de Raad van 25 juni 1987 betreffende vóór de bestuurderszitplaats bevestigde kantelbeveiligingsinrichtingen voor land- of bosbouwsmalspoortrekkers op wielen (2), en met name op artikel 11,
Gelet op Richtlijn 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers en aanhangwagens, verwisselbare getrokken machines, systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan en tot intrekking van Richtlijn 74/150/EEG van de Raad (3), en met name op artikel 19, lid 1, onder a) en b),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig Richtlijn 76/115/EEG van de Raad van 18 december 1975 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende bevestigingspunten voor veiligheidsgordels van motorvoertuigen (4) is in Richtlijn 2003/37/EG als nieuw voorschrift voor de typegoedkeuring van complete landbouw- of bosbouwtrekkers vastgelegd dat bevestigingspunten voor veiligheidsgordels voorhanden moeten zijn. Aangezien Richtlijn 76/115/EEG betrekking heeft op de typegoedkeuring van verscheidene categorieën niet voor de landbouw bestemde motorvoertuigen moet worden vastgesteld welke voorschriften van die richtlijn ook van toepassing zijn op bepaalde landbouw- of bosbouwtrekkers. |
(2) |
De voorschriften in aanhangsel 1 van bijlage I bij Richtlijn 76/115/EEG met betrekking tot naar voren gerichte middenzitplaatsen in voertuigcategorie N3 zijn geschikt voor trekkers met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van 40 km per uur of minder. |
(3) |
De Raad van de OESO heeft op 29 maart 2005 Besluit C(2005) 1 goedgekeurd, waarin nieuwe versies van de OESO-codes voor de tests met landbouw- en bosbouwtrekkers zijn vastgelegd. |
(4) |
Het is zaak de verwijzingen naar de OESO-codes in de Richtlijnen 2003/37/EG, 86/298/EEG en 87/402/EEG aan de hand van Besluit C(2005) 1 van de Raad van de OESO te wijzigen. |
(5) |
Dienovereenkomstig moeten de Richtlijnen 86/298/EEG, 87/402/EEG en 2003/37/EG worden gewijzigd. |
(6) |
De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 20, lid 1, van Richtlijn 2003/37/EG ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen I, II en III bij Richtlijn 2003/37/EG worden overeenkomstig bijlage I bij deze richtlijn gewijzigd.
Artikel 2
De bijlagen I en II bij Richtlijn 86/298/EEG worden overeenkomstig bijlage II bij deze richtlijn gewijzigd.
Artikel 3
De bijlagen I en II bij Richtlijn 87/402/EEG worden overeenkomstig bijlage III bij deze richtlijn gewijzigd.
Artikel 4
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 2005 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 5
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 6
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 18 oktober 2005.
Voor de Commissie
Günter VERHEUGEN
Vice-voorzitter
(1) PB L 186 van 8.7.1986, blz. 26. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.
(2) PB L 220 van 8.8.1987, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.
(3) PB L 171 van 9.7.2003, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/13/EG van de Commissie (PB L 55 van 1.3.2005, blz. 35).
(4) PB L 24 van 30.1.1976, blz. 6. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 96/38/EG van de Commissie (PB L 187 van 26.1.1996, blz. 95).
BIJLAGE I
De bijlagen I, II en III bij Richtlijn 2003/37/EG worden als volgt gewijzigd:
1) |
In bijlage I, deel 4, onder punt 3.6.1 wordt „volgens code 1 of 2 van de OESO” vervangen door „volgens code 2 van de OESO”. |
2) |
Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
In bijlage III, deel I.A, punt 3.6.1, wordt „volgens code 1 of 2 van de OESO” vervangen door „volgens code 2 van de OESO”. |
(1) Het minimumaantal bevestigingspunten voor veiligheidsgordels bij trekkers in de categorieën T1, T2, T3, C1, C2 en C3 wordt, overeenkomstig aanhangsel 1 van bijlage I bij Richtlijn 76/115/EEG inzake naar voren gerichte middenzitplaatsen in motorvoertuigen van categorie N3, vastgesteld op twee. De proefbelastingen voor voertuigen van categorie N3 in punt 5.4.3 en 5.4.4 van bijlage I bij genoemde richtlijn zijn van toepassing op deze categorieën trekkers.”;
(2) De testrapporten moeten in overeenstemming zijn met Besluit C(2005) 1 van de OESO. Het testrapport wordt alleen als equivalent erkend, indien de bevestigingspunten van de veiligheidsgordels getest zijn.
De testrapporten overeenkomstig de codes uit Besluit C(2000) 59, laatstelijk gewijzigd bij Besluit C(2003) 252, worden gedurende een overgangsperiode van één jaar ingaande op de publicatiedatum van Besluit C(2005) 1 op de website van de OESO, d.w.z. tot 21 april 2006, eveneens aanvaard.
(3) BR: Hiervoor zal een bijzondere richtlijn worden vastgesteld.”.
BIJLAGE II
De bijlagen I en II bij Richtlijn 86/298/EEG worden als volgt gewijzigd:
1) |
In bijlage I wordt punt 1 vervangen door de volgende tekst:
|
2) |
Bijlage II wordt vervangen door de volgende tekst: „BIJLAGE II Technische voorschriften De technische voorschriften voor de EG-typegoedkeuring van kantelbeveiligingsinrichtingen aan de achterzijde van landbouw- of bosbouwsmalspoortrekkers op wielen zijn beschreven in punt 3 van code 7 van Besluit C(2005) 1 van de OESO van 29 maart 2005, met uitzondering van punt 3.1.4 („Testrapporten”), 3.4 („Minder belangrijke wijzigingen”), 3.5 („Labelling”) en 3.6 („Werking van bevestigingspunten van veiligheidsgordels”).” |
BIJLAGE III
De bijlagen I en II bij Richtlijn 87/402/EEG worden als volgt gewijzigd:
1) |
In bijlage I, wordt punt 1 vervangen door de volgende tekst: „De definities en voorschriften van punt 1 van code 6 van Besluit C(2005) 1 van de OESO van 29 maart 2005, met uitzondering van punt 1.1, zijn van toepassing.”. |
2) |
Bijlage II wordt vervangen door de volgende tekst: „BIJLAGE II Technische voorschriften De technische voorschriften voor de EG-typegoedkeuring van vóór de bestuurderszitplaats bevestigde kantelbeveiligingsinrichtingen voor landbouw- of bosbouwsmalspoortrekkers op wielen zijn beschreven in punt 3 van code 6 van Besluit C(2005) 1 van de OESO van 29 maart 2005, met uitzondering van punt 3.2.4 („Testrapporten”), 3.5 („Minder belangrijke wijzigingen”), 3.6 („Labelling”) en 3.7 („Werking van bevestigingspunten van veiligheidsgordels”).”. |
II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing
Commissie
19.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 273/21 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 17 oktober 2005
tot wijziging van Beschikking 2005/464/EG betreffende de uitvoering van programma's voor onderzoek naar aviaire influenza bij pluimvee en in het wild levende vogels in de lidstaten
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 3960)
(2005/726/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name op artikel 20,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Beschikking 90/424/EEG voorziet in een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor het ondernemen van acties op technisch en wetenschappelijk gebied die voor de ontwikkeling van de communautaire wetgeving op veterinair gebied, alsmede voor de ontwikkeling van onderwijs en opleiding op veterinair gebied nodig zijn. |
(2) |
In een verslag van 27 juni 2000 heeft het Wetenschappelijk Comité voor de gezondheid en het welzijn van dieren aanbevolen onderzoek naar aviaire influenza bij pluimveekoppels en in het wild levende vogels te verrichten, met name om de prevalentie van infecties met de subtypen H5 en H7 van het aviaire-influenzavirus te bepalen. |
(3) |
Richtlijn 92/40/EEG van de Raad van 19 mei 1992 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van aviaire influenza (2) stelt vast welke communautaire bestrijdingsmaatregelen moeten worden genomen in geval van een uitbraak van aviaire influenza bij pluimvee. Die richtlijn voorziet echter niet in regelmatig onderzoek naar aviaire influenza bij pluimvee en in het wild levende vogels. |
(4) |
Beschikking 2005/464/EG van de Commissie van 21 juni 2005 betreffende de uitvoering van programma’s voor onderzoek naar aviaire influenza bij pluimvee en in het wild levende vogels in de lidstaten (3) voorziet in het uitvoeren van onderzoek naar aviaire influenza bij pluimvee en in het wild levende vogels in de lidstaten, mits het programma voor dit onderzoek door de Commissie is goedgekeurd. In het kader van dat onderzoek wordt nagegaan of een eventuele besmetting van pluimvee van zodanige aard is dat de geldende wetgeving moet worden herzien en worden nieuwe inzichten verkregen in de mate waarin in het wild levende dieren een bedreiging vormen voor mens en dier. Deze beschikking bepaalt dat de lidstaten uiterlijk op 30 juni 2005 een programma voor het uitvoeren van dit onderzoek ter goedkeuring aan de Commissie moeten voorleggen, overeenkomstig de in de bijlage vastgestelde richtsnoeren. |
(5) |
De lidstaten hebben deze programma’s uiterlijk op 30 juni 2005 ingediend. Na de recente ontwikkeling van aviaire influenza in Azië, en met name wat de bewaking van trekvogels betreft, heeft een groep deskundigen die op 25 augustus 2005 en op 6 september 2005 is bijeengekomen, echter geconcludeerd dat het op grond van de huidige kennis van de trekroutes van de vogelsoorten uit Centraal- en West-Azië wenselijk is de bewaking van in het wild levende vogels aan te scherpen en de reeds geplande bewakingsprogramma’s voor 2005/2006 te intensiveren en daarin plaats in te ruimen voor een intensievere bemonstering van trekkende watervogels langs vliegroutes die gevaar voor insleep van de ziekte kunnen opleveren. |
(6) |
Overeenkomstig deze conclusies hebben de lidstaten hun programma’s aangepast en de wijzigingen ter goedkeuring aan de Commissie voorgelegd. Om de gewijzigde programma’s te kunnen goedkeuren en te zijner tijd te kunnen beslissen over de financiële bijdrage van de Gemeenschap, moeten de uiterste datum voor het indienen van de programma’s, de lijsten van te financieren tests en de voorwaarden die in de bijlage bij Beschikking 2005/464/EG zijn vastgelegd, worden gewijzigd. |
(7) |
Beschikking 2005/464/EG moet dus dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(8) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Beschikking 2005/464/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 1 wordt „30 juni 2005” vervangen door „13 september 2005”. |
2) |
Aan artikel 3 wordt een punt e) toegevoegd, luidende:
|
3) |
Deel D van de bijlage wordt vervangen door deel D van de bijlage bij deze beschikking. |
4) |
Deel F wordt aan de bijlage toegevoegd. |
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 17 oktober 2005.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/99/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 325 van 12.12.2003, blz. 31).
(2) PB L 167 van 22.6.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.
(3) PB L 164 van 24.6.2005, blz. 52.
BIJLAGE
De bijlage bij Beschikking 2005/464/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Deel D wordt vervangen door: „D. ONDERZOEK NAAR AVIAIRE INFLUENZA BIJ IN HET WILD LEVENDE VOGELS In de lidstaten waar de bewaking ook in het wild levende vogels betreft, moeten de volgende richtsnoeren in acht worden genomen. D.1. Opzet en uitvoering van het onderzoek
D.2. Bemonsteringsprocedures
|
2) |
Het volgende deel F wordt toegevoegd: „F. LIJST VAN IN HET WILD LEVENDE VOGELSOORTEN DIE EEN HOGER RISICO OP AVIAIRE INFLUENZA OPLEVEREN (1)
|
(1) Alle natuurlijk in het wild levende vogelsoorten in de Gemeenschap, met inbegrip van de in deze tabel genoemde soorten, vallen onder de beschermingsregeling van Richtlijn 79/409/EEG inzake het behoud van de vogelstand en de vereisten van deze richtlijn moeten derhalve bij de bewaking van aviaire influenza ten volle worden nageleefd.”.
Besluiten aangenomen krachtens titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie
19.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 273/25 |
BESLUIT 2005/727/JBZ VAN DE RAAD
van 12 oktober 2005
tot vaststelling van de datum voor de toepassing van sommige bepalingen van Besluit 2005/211/JBZ betreffende de invoering van enkele nieuwe functies in het Schengeninformatiesysteem, inclusief bij de bestrijding van terrorisme
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op Besluit 2005/211/JBZ van de Raad van 24 februari 2005 betreffende de invoering van enkele nieuwe functies in het Schengeninformatiesysteem, inclusief bij de bestrijding van terrorisme (1), en met name op artikel 2, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens Besluit 2005/211/JBZ zijn de bepalingen in artikel 1 van dat besluit van toepassing vanaf een door de Raad vastgestelde datum, zodra aan de noodzakelijke voorwaarden is voldaan, waarbij de Raad kan besluiten om voor de toepassing van verschillende bepalingen verschillende data vast te stellen. Ten aanzien van punt 10 van artikel 1 van Besluit 2005/211/JBZ is aan die voorwaarden voldaan. |
(2) |
Het is dienstig dat artikel 1, punt 6, van Verordening (EG) nr. 871/2004 van de Raad van 29 april 2004 betreffende de invoering van enkele nieuwe functies in het Schengeninformatiesysteem, inclusief bij de bestrijding van terrorisme (2), die identiek is aan artikel 1, punt 10, van Besluit 2005/211/JBZ, vanaf dezelfde datum van toepassing is. |
(3) |
De inwerkingtreding van artikel 1, punt 6, van Verordening (EG) nr. 871/2004 wordt in een afzonderlijk besluit van de Raad geregeld. |
(4) |
Wat Zwitserland betreft, houdt dit besluit een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis zoals bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (3), waarbij de te ontwikkelen bepalingen betrekking hebben op het gebied genoemd in artikel 1, punt G van Besluit 1999/437/EG (4), juncto artikel 4, lid 1, van de Besluiten 2004/849/EG (5) en 2004/860/EG (6) van de Raad, betreffende de ondertekening namens de Europese Unie en betreffende de ondertekening namens de Europese Gemeenschap, en inzake de voorlopige toepassing van enkele bepalingen van die overeenkomst, |
BESLUIT:
Artikel 1
Punt 10 van artikel 1 van Besluit 2005/211/JBZ is van toepassing met ingang van 1 januari 2006.
Artikel 2
Dit besluit wordt van kracht op de dag waarop het wordt aangenomen. Het wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Luxemburg, 12 oktober 2005.
Voor de Raad
De voorzitter
C. CLARKE
(1) PB L 68 van 15.3.2005, blz. 44.
(2) PB L 162 van 30.4.2004, blz. 29.
(3) Raadsdoc. 13054/04 te raadplegen op http://register.consilium.eu.int
(4) PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31.
(5) PB L 368 van 15.12.2004, blz. 26.
(6) PB L 370 van 17.12.2004, blz. 78.
19.10.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 273/26 |
BESLUIT 2005/728/JBZ VAN DE RAAD
van 12 oktober 2005
tot vaststelling van de datum voor de toepassing van sommige bepalingen van Verordening (EG) nr. 871/2004 betreffende de invoering van enkele nieuwe functies in het Schengeninformatiesysteem, inclusief bij de bestrijding van terrorisme
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op Verordening (EG) nr. 871/2004 van de Raad van 29 april 2004 betreffende de invoering van enkele nieuwe functies in het Schengeninformatiesysteem, inclusief bij de bestrijding van terrorisme (1), en met name op artikel 2, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens Verordening (EG) nr. 871/2004 zijn de bepalingen in artikel 1 van die verordening van toepassing vanaf een door de Raad vastgestelde datum, zodra aan de noodzakelijke voorwaarden is voldaan, waarbij de Raad kan besluiten om voor de toepassing van verschillende bepalingen verschillende data vast te stellen. Ten aanzien van punt 6 van artikel 1 van Verordening (EG) nr. 871/2004 is aan die voorwaarden voldaan. |
(2) |
Het is dienstig dat artikel 1, lid 10, van Besluit 2005/211/JBZ van de Raad van 24 februari 2005 betreffende de invoering van enkele nieuwe functies in het Schengeninformatiesysteem, inclusief bij de bestrijding van terrorisme (2), dat identiek is aan artikel 1, lid 6, van Verordening (EG) nr. 871/2004, vanaf dezelfde datum van toepassing is. |
(3) |
De inwerkingtreding van artikel 1, lid 10, van Besluit 2005/211/JBZ wordt in een afzonderlijk besluit van de Raad geregeld. |
(4) |
Wat Zwitserland betreft, houdt dit besluit een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis zoals bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (3), waarbij de te ontwikkelen bepalingen betrekking hebben op het gebied genoemd in artikel 1, punt G van Besluit 1999/437/EG (4), juncto artikel 4, lid 1, van de Besluiten 2004/849/EG (5) en 2004/860/EG (6) van de Raad, betreffende de ondertekening namens de Europese Unie en betreffende de ondertekening namens de Europese Gemeenschap, en inzake de voorlopige toepassing van enkele bepalingen van die overeenkomst, |
BESLUIT:
Artikel 1
Punt 6 van artikel 1 van Verordening (EG) nr. 871/2004 is van toepassing met ingang van 1 januari 2006.
Artikel 2
Dit besluit wordt van kracht op de dag waarop het wordt aangenomen. Het wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Luxemburg, 12 oktober 2005.
Voor de Raad
De voorzitter
C. CLARKE
(1) PB L 162 van 30.4.2004, blz. 29.
(2) PB L 68 van 15.3.2005, blz. 44.
(3) Raadsdoc. 13054/04 te raadplegen op http://register.consilium.eu.int
(4) PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31.
(5) PB L 368 van 15.12.2004, blz. 26.
(6) PB L 370 van 17.12.2004, blz. 78.