ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 199

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

48e jaargang
29 juli 2005


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

*

Verordening (EG) nr. 1212/2005 van de Raad van 25 juli 2005 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van bepaalde gietstukken uit de Volksrepubliek China

1

 

 

Verordening (EG) nr. 1213/2005 van de Commissie van 28 juli 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

28

 

*

Verordening (EG) nr. 1214/2005 van de Commissie van 28 juli 2005 houdende rectificatie van Verordening (EEG) nr. 1722/93 tot vaststelling van de toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad wat de regelingen inzake de productierestituties in de sector granen betreft, in de Estse, de Finse, de Griekse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse en de Zweedse taal

30

 

*

Verordening (EG) nr. 1215/2005 van de Commissie van 28 juli 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1990/2004 houdende vaststelling van overgangsmaatregelen voor de wijnbouwsector in verband met de toetreding van Hongarije tot de Europese Unie

31

 

*

Verordening (EG) nr. 1216/2005 van de Commissie van 28 juli 2005 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1227/2000 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, inzonderheid met betrekking tot het productiepotentieel

32

 

*

Verordening (EG) nr. 1217/2005 van de Commissie van 28 juli 2005 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor bepaalde levende runderen van oorsprong uit Bulgarije, als vastgesteld bij Besluit 2003/286/EG van de Raad

33

 

*

Verordening (EG) nr. 1218/2005 van de Commissie van 28 juli 2005 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de toepassing van een bij Verordening (EG) nr. 1182/2005 van de Raad vastgesteld tariefcontingent voor de invoer van levende runderen van oorsprong uit Zwitserland met een gewicht van meer dan 160 kg

39

 

*

Verordening (EG) nr. 1219/2005 van de Commissie van 28 juli 2005 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1623/2000 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de marktmechanismen als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt

45

 

*

Verordening (EG) nr. 1220/2005 van de Commissie van 28 juli 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1279/98, met betrekking tot bepaalde tariefcontingenten voor rundvleesproducten van oorsprong uit Bulgarije

47

 

 

Verordening (EG) nr. 1221/2005 van de Commissie van 28 juli 2005 houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op bepaalde zuivelproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

51

 

 

Verordening (EG) nr. 1222/2005 van de Commissie van 28 juli 2005 houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op bepaalde graan- en rijstproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

54

 

 

Verordening (EG) nr. 1223/2005 van de Commissie van 28 juli 2005 houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op bepaalde producten van de sector suiker, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

58

 

 

Verordening (EG) nr. 1224/2005 van de Commissie van 28 juli 2005 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer in de sector melk en zuivelproducten

60

 

 

Verordening (EG) nr. 1225/2005 van de Commissie van 28 juli 2005 tot vaststelling van de maximumuitvoerrestitutie voor boter in het kader van de permanente inschrijving van Verordening (EG) nr. 581/2004

68

 

 

Verordening (EG) nr. 1226/2005 van de Commissie van 28 juli 2005 tot vaststelling van de maximumuitvoerrestitutie voor mageremelkpoeder in het kader van de permanente inschrijving van Verordening (EG) nr. 582/2004

70

 

 

Verordening (EG) nr. 1227/2005 van de Commissie van 28 juli 2005 tot vaststelling, voor de sector suiker, vanaf 29 juli 2005 geldende representatieve prijzen en de bedragen van de aanvullende invoerrechten voor melasse

71

 

 

Verordening (EG) nr. 1228/2005 van de Commissie van 28 juli 2005 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van witte en ruwe suiker in onveranderde vorm

73

 

 

Verordening (EG) nr. 1229/2005 van de Commissie van 28 juli 2005 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer in ongewijzigde staat voor stropen en bepaalde andere producten van de suikersector

75

 

 

Verordening (EG) nr. 1230/2005 van de Commissie van 28 juli 2005 tot vaststelling van het maximumbedrag van de restitutie bij uitvoer naar bepaalde derde landen van witte suiker voor de 33e deelinschrijving in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1327/2004

78

 

 

Verordening (EG) nr. 1231/2005 van de Commissie van 28 juli 2005 tot vaststelling van het maximumbedrag van de restitutie bij uitvoer naar bepaalde derde landen van witte suiker voor de 1e deelinschrijving in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1138/2005

79

 

 

Verordening (EG) nr. 1232/2005 van de Commissie van 28 juli 2005 tot vaststelling van de maximumverlaging van het recht bij invoer van maïs in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 868/2005

80

 

 

Verordening (EG) nr. 1233/2005 van de Commissie van 28 juli 2005 tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van zachte tarwe in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1059/2005

81

 

 

Verordening (EG) nr. 1234/2005 van de Commissie van 28 juli 2005 tot vaststelling van de restituties bij de productie in de sector granen

82

 

 

Verordening (EG) nr. 1235/2005 van de Commissie van 28 juli 2005 tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van gerst in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1058/2005

83

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Commissie

 

*

Beschikking van de Commissie van 20 juli 2005 houdende onttrekking aan communautaire financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten voor het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, hebben verricht (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 2756)  ( 1 )

84

 

*

Beschikking van de Commissie van 25 juli 2005 houdende weigering van een vergunning voor het in de handel brengen van betaïne als nieuw voedingsmiddel of nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 2770)

89

 

*

Beschikking van de Commissie van 25 juli 2005 tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van isomaltulose als nieuw voedingsmiddel of nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 2776)

90

 

 

Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie

 

*

Gemeenschappelijk Optreden 2005/582/GBVB van de Raad van 28 juli 2005 houdende wijziging en verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de zuidelijke Kaukasus

92

 

*

Gemeenschappelijk Optreden 2005/583/GBVB van de Raad van 28 juli 2005 tot verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Bosnië en Herzegovina

94

 

*

Gemeenschappelijk Optreden 2005/584/GBVB van de Raad van 28 juli 2005 tot verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Moldavië

95

 

*

Gemeenschappelijk Optreden 2005/585/GBVB van de Raad van 28 juli 2005 tot verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Afghanistan

96

 

*

Gemeenschappelijk Optreden 2005/586/GBVB van de Raad van 28 juli 2005 houdende verlenging en wijziging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het gebied van de Grote Meren in Afrika

97

 

*

Gemeenschappelijk Optreden 2005/587/GBVB van de Raad van 28 juli 2005 tot verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het vredesproces in het Midden-Oosten

99

 

*

Gemeenschappelijk Optreden 2005/588/GBVB van de Raad van 28 juli 2005 tot benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Centraal-Azië

100

 

*

Gemeenschappelijk Optreden 2005/589/GBVB van de Raad van 28 juli 2005 houdende verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

103

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

29.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/1


VERORDENING (EG) Nr. 1212/2005 VAN DE RAAD

van 25 juli 2005

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van bepaalde gietstukken uit de Volksrepubliek China

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (hierna „de basisverordening” genoemd) en met name op artikel 9,

Gelet op het voorstel dat door de Commissie na overleg met het Raadgevend Comité werd ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

(1)

Op 30 april 2004 heeft de Commissie met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2) de inleiding aangekondigd van een antidumpingprocedure in verband met de invoer van bepaalde gietstukken uit de Volksrepubliek China.

(2)

De procedure werd ingeleid na een klacht die in maart 2004 door Eurofonte („de klagende partij”) was ingediend namens producenten die goed zijn voor een groot gedeelte, in dit geval meer dan 50 % van de totale productie van gietstukken in de Gemeenschap. De klacht bevatte aanwijzingen voor dumping in verband met het betrokken product en van aanmerkelijke schade die daarvan het gevolg was, en deze werden toereikend geacht om de inleiding van een procedure te rechtvaardigen.

(3)

De Commissie heeft de volgende partijen officieel op de hoogte gebracht van de opening van het onderzoek: de klagende partij, de in de klacht vermelde producenten van de Gemeenschap, andere bekende producenten van de Gemeenschap, de Chinese autoriteiten, de betrokken producenten/exporteurs, importeurs en hun organisaties. Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de termijn die in het bericht van inleiding was vastgesteld, hun standpunten schriftelijk mee te delen en te verzoeken te worden gehoord.

(4)

Een aantal producenten van de Gemeenschap die door de klagende partij werden vertegenwoordigd, andere medewerkende producenten van de Gemeenschap, producenten/exporteurs, importeurs, leveranciers en organisaties van verwerkende bedrijven maakten hun standpunten bekend. Alle belanghebbende partijen die binnen de hierboven vermelde termijn verzochten te worden gehoord en konden aantonen dat er bijzondere redenen waren om hun een hoorzitting toe te staan, zagen hun verzoek ingewilligd.

1.   Steekproeven, behandeling als marktgerichte onderneming en individuele behandeling

(5)

Gezien het grote aantal producenten/exporteurs, producenten van de Gemeenschap en importeurs dat bij het onderzoek betrokken was, werd in het bericht van inleiding overwogen een steekproef samen te stellen overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening.

(6)

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef nodig was en, indien dat het geval was, deze samen te stellen, werden producenten/exporteurs en hun vertegenwoordigers, producenten van de Gemeenschap en importeurs verzocht zich bekend te maken en de gegevens te verstrekken die in het bericht van inleiding zijn vermeld. De Commissie nam ook contact op met bekende organisaties van producenten/exporteurs en met de Chinese autoriteiten. Deze partijen maakten geen bezwaar tegen het gebruik van een steekproef.

(7)

In totaal hebben 33 Chinese producenten/exporteurs, 24 producenten van de Gemeenschap en 15 importeurs de vragenlijst die voor de samenstelling van de steekproef was opgesteld binnen de vastgestelde termijn beantwoord en de nodige gegevens verstrekt.

(8)

Om de Chinese producenten/exporteurs in staat te stellen een verzoek in te dienen om als marktgerichte onderneming of individueel te worden behandeld, heeft de Commissie de betrokken Chinese bedrijven en alle andere bedrijven die zich bekend maakten binnen de termijnen die in het bericht van inleiding waren vastgesteld, de desbetreffende formulieren toegezonden. 21 bedrijven verzochten om behandeling als marktgerichte onderneming overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening en drie bedrijven verzochten om individuele behandeling overeenkomstig artikel 9, lid 5, van de basisverordening.

(9)

De selectie van de steekproef van producenten/exporteurs vond plaats na overleg met de medewerkende Chinese producenten/exporteurs en de Chinese autoriteiten. Voor de samenstelling van de steekproef van de producenten/exporteurs baseerde men zich op de grootste representatieve hoeveelheden die (hetzij individueel, hetzij als groep van verbonden ondernemingen) naar de Gemeenschap werden uitgevoerd en die redelijkerwijze binnen de beschikbare termijn konden worden onderzocht alsmede op het feit of door de ondernemingen al dan niet een verzoek om als marktgerichte onderneming te worden behandeld was ingediend. Slechts ondernemingen die voornemens waren een verzoek om als marktgerichte onderneming te worden behandeld in te dienen, werden in de steekproef opgenomen, aangezien in een overgangseconomie de normale waarde voor andere ondernemingen wordt vastgesteld op basis van de prijzen of de berekende normale waarde in een referentieland. Op deze basis werd een representatieve steekproef van zeven producenten/exporteurs geselecteerd. De zeven ondernemingen die de steekproef vormden, waren volgens de antwoorden op de vragenlijst die voor de samenstelling van de steekproef was ontworpen, goed voor ongeveer 50 % van de uitvoer van alle medewerkende producenten.

(10)

De steekproef van de producenten van de Gemeenschap werd overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening na overleg met en met de instemming van de medewerkende producenten geselecteerd op basis van de grootste representatieve in de Gemeenschap geproduceerde en verkochte hoeveelheden. Zodoende werden vijf producenten van de Gemeenschap voor de steekproef geselecteerd. De Commissie zond de vijf geselecteerde ondernemingen vragenlijsten, en binnen de vastgestelde termijn werden vier volledig beantwoorde vragenlijsten ontvangen. Eén onderneming diende haar antwoorden in na het verstrijken van de hiertoe vastgestelde en verlengde termijn en werd derhalve van de procedure uitgesloten.

(11)

De steekproef van de importeurs werd overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening na overleg met en met de instemming van de medewerkende importeurs geselecteerd op basis van enerzijds de grootste representatieve in de Gemeenschap ingevoerde hoeveelheden en anderzijds de geografische verdeling. Voor twee van de vijftien ondernemingen werd vastgesteld dat zij verbonden productiebedrijven in de Volksrepubliek China hadden; zij werden derhalve van de steekproef uitgesloten, aangezien zij van de steekproef van producenten/exporteurs deel hadden moeten uitmaken en daarin hadden moeten worden onderzocht. Er werden derhalve vier importeurs geselecteerd, waarvan er drie de vragenlijst volledig beantwoordden.

(12)

De Commissie verzamelde en verifieerde alle gegevens die zij voor haar voorlopige bevindingen inzake dumping, de daaruit voortvloeiende schade en het belang van de Gemeenschap noodzakelijk achtte. Er vonden controlebezoeken plaats in de volgende in de steekproef opgenomen ondernemingen:

a)

Producenten in de Gemeenschap

Saint Gobain PAM, Frankrijk;

Saint Gobain, Verenigd Koninkrijk;

Norford, Frankrijk, en de verbonden handelsmaatschappijen Norinco, Frankrijk, en Norinco, Verenigd Koninkrijk;

Cavanagh, Ierland;

Fudiciones Odena, Spanje.

b)

Producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China

Zibo Benito Metalwork Co. Ltd.;

Benito Tianjin Metal products Co. Ltd.;

Qingdao Benito Metal Products Co. Ltd.;

Shandong Huijin Stock Co. Ltd.;

Shijiazhuang Transun Metal Products Co. Ltd.;

Changan Cast Limited Company of Yixian Hebei;

Shanxi Yuansheng Casting and Forging Industrial Co. Ltd.

c)

Met producenten/exporteurs verbonden importeurs in de Gemeenschap

Fundicio Ductil Benito, S.L.;

Mario Cirino Pomicino S.p.A.

d)

Niet-verbonden importeurs in de Gemeenschap

Hydrotec, Duitsland;

Peter Savage, Verenigd Koninkrijk.

(13)

Om een normale waarde vast te stellen voor Chinese producenten/exporteurs aan wie eventueel geen behandeling als marktgerichte onderneming werd toegekend, vond een controlebezoek plaats in onderstaande onderneming teneinde deze normale waarde vast te stellen aan de hand van de gegevens in een referentieland:

Carnation industries Ltd., India.

(14)

Het onderzoek naar de dumping en schade had betrekking op de periode van 1 april 2003 tot 31 maart 2004 (hierna „onderzoektijdvak” genoemd). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de evaluatie van de schade had betrekking op de periode van januari 2000 tot het einde van het onderzoektijdvak (hierna „beoordelingsperiode” genoemd).

B.   PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1.   Algemeen

(15)

Gietstukken bestaan doorgaans uit een in de grond verzonken frame en een deksel of rooster, dat niet uitsteekt boven het oppervlak waarop voetgangers lopen en/of voertuigen rijden en bestand is tegen het gewicht van en de krachten uitgeoefend door de voetgangers en/of het verkeer. Het frame wordt rechtstreeks boven een betonnen of bakstenen ruimte geplaatst. Het gietstuk verschaft toegang tot een ondergrondse ruimte.

(16)

Gietstukken zijn bedoeld om ondergrondse ruimten af te dekken en moeten weerstand bieden aan de belasting door motorvoertuigen en/of voetgangers. Het deksel of rooster moet binnen het frame stevig op zijn plaats blijven om geluidshinder te vermijden en te voorkomen dat mensen verwondingen oplopen en voertuigen beschadigd worden. Gietstukken moeten ervoor zorgen dat men zich tot de ondergrondse ruimten gemakkelijk toegang kan verschaffen, hetzij door in de ruimten af te dalen, hetzij door ze van bovenuit visueel te controleren.

(17)

Gietstukken hebben verschillende vormen en afmetingen. Ze worden op maat ontworpen voor de ruimte die ze afdekken en waartoe ze toegang verschaffen. De frames van het product zijn doorgaans rond, vierkant of rechthoekig. De deksels en roosters kunnen driehoekig, rond, vierkant of rechthoekig zijn maar andere vormen zijn eveneens mogelijk.

(18)

Gietstukken worden vervaardigd van grijs of van nodulair gietijzer. Ze worden vervaardigd van staalschroot, cokes, ruwijzer, koolstof, kalk, ferro-silicium en magnesium in verschillende verhoudingen naargelang van het productieproces en het beoogde eindproduct, namelijk een gietstuk van nodulair of van grijs gietijzer. Om het ijzer voor de vervaardiging van de gietstukken te smelten, wordt hetzij een vlamboogoven, hetzij een koepeloven gebruikt. Het productieproces van beide soorten gietstukken — van grijs of van nodulair gietzijzer — is vergelijkbaar. Het belangrijkste verschil is dat in het productieproces waarbij een gietstuk van nodulair gietijzer wordt vervaardigd magnesium wordt toegevoegd aan de koolstof in het ijzer om de lamellaire structuur om te zetten in een bolvormige structuur; dit gebeurt niet wanneer een gietstuk van grijs gietijzer wordt vervaardigd. Wanneer het smelten voltooid is, wordt het gesmolten gietijzer handmatig of mechanisch in een vorm gegoten.

2.   Product

(19)

De klacht heeft betrekking op bepaalde artikelen van niet-smeedbaar gietijzer van het type dat wordt gebruikt voor het afdekken of toegankelijk maken van installaties op of onder de grond en onderdelen daarvan, al dan niet bewerkt, gecoat, geverfd of voorzien van andere materialen, uit de Volksrepubliek China, hierna „de betrokken producten” genoemd, doorgaans aangegeven onder de GN-codes 7325 10 50 en 7325 10 92 en occasioneel onder GN-code 7325 10 99. Deze GN-codes stemmen overeen met de verschillende aanbiedingsvormen van het product (onder andere mangatdeksels, straatkolkdeksels en straatpotdeksels). Al deze aanbiedingsvormen bleken voldoende vergelijkbaar te zijn om één enkel product te vormen in het kader van deze procedure. Ondergrondse brandkranen worden door hun gebruik en constructie wezenlijk verschillend geacht van straatpotdeksels, en worden daarom niet tot het betrokken product gerekend.

(20)

Bij de productie van gietstukken wordt in de Volksrepubliek China voor het smeltproces hoofdzakelijk gebruik gemaakt van koepelovens, terwijl de bedrijfstak van de Gemeenschap voornamelijk gebruik maakt van vlamboogovens. Voorts bestaat het verschil tussen het Chinese productieproces en dat van de EU hierin dat de Chinese producenten hoofdzakelijk manueel gieten terwijl de producenten van de EU machinaal te werk gaan. Gietstukken worden vervaardigd van grijs of van nodulair gietijzer. Ze worden vervaardigd van staalschroot, cokes, ruwijzer, koolstof, kalk, ferro-silicium en magnesium in verschillende verhoudingen naargelang van het productieproces en het beoogde eindproduct, namelijk een gietstuk van grijs of van nodulair gietijzer. Om het ijzer voor de vervaardiging van de gietstukken te smelten wordt een vlamboogoven of een koepeloven gebruikt. Het productieproces van beide soorten gietstukken — van grijs of van nodulair gietijzer — is vergelijkbaar. Het belangrijkste verschil is dat in het productieproces waarbij een gietstuk van nodulair gietijzer wordt vervaardigd magnesium wordt toegevoegd aan de koolstof in het ijzer om de lamellaire structuur om te zetten in een bolvormige structuur; dit gebeurt niet wanneer een gietstuk van grijs gietijzer wordt vervaardigd. Wanneer het smelten voltooid is wordt het gesmolten gietijzer handmatig of mechanisch in een vorm gegoten. In de Volksrepubliek China worden zowel gietstukken van grijs als van nodulair gietijzer geproduceerd.

(21)

In tegenstelling tot nodulair gietijzer wordt grijs gietijzer vervaardigd van lamellair grafiet, waardoor een materiaal met een grotere stijfheid ontstaat en het gietstuk uiteindelijk door de massa op zijn plaats wordt gehouden. Het bolvormige grafiet in nodulair gietijzer zorgt voor een product met een grotere elasticiteit en betere mechanische eigenschappen dat evenwel met een vergrendelingsmechanisme op zijn plaats moet worden gehouden.

(22)

Zoals eerder gezegd is uit het onderzoek gebleken dat alle soorten gietstukken, niettegenstaande de verschillen tussen grijs en nodulair gietijzer, dezelfde fysieke, chemische en technische basiskenmerken hebben, fundamenteel voor dezelfde doeleinden worden gebruikt en beschouwd kunnen worden als verschillende typen van eenzelfde product.

(23)

Dit onderzoek heeft derhalve betrekking op gietstukken zoals onder punt 1, „Algemeen”, beschreven, uit de Volksrepubliek China.

3.   Soortgelijk product

(24)

Er werden geen verschillen vastgesteld tussen het betrokken product en de gietstukken die vervaardigd en verkocht werden in India, dat als referentieland voor de vaststelling van de normale waarde voor de Volksrepubliek China werd gekozen.

(25)

Er werden geen verschillen vastgesteld tussen het betrokken product en de gietstukken die in de Gemeenschap vervaardigd en verkocht werden door de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(26)

Sommige partijen voerden aan dat de gietstukken die door de bedrijfstak van de Gemeenschap werden vervaardigd en op de markt van de Gemeenschap werden verkocht, niet met het betrokken product konden worden vergeleken. Zij voerden met name aan dat de normen die op Europees vlak worden gebruikt, bepaald zijn door de EN124-normen en dat de nationale normen weliswaar overeenstemmen met de EN124-normen maar doorgaans gedetailleerder zijn, waardoor duidelijke verschillen bestaan tussen de producten die op de nationale markten worden verkocht. Bovendien voerden bepaalde partijen aan dat zij het zogenoemde GATIC-product verdeelden, een commercieel alternatief voor de standaardstraatdeksels dat in een bescheiden nichemarkt wordt aangeboden waar door de technische specificaties hoge prestatienormen gelden. Zij voerden aan dat dit product een aanvulling vormt op het standaardproduct en niet als een vervanging kan worden gezien. Derhalve werd verzocht het GATIC-product van de omschrijving van het betrokken product uit te sluiten.

(27)

In verband met het eerste argument wordt opgemerkt dat bij verkoop op de markt van de Gemeenschap zowel het betrokken als het soortgelijk product aan EN124 en aan de nationale normen moeten voldoen. Deze zijn dus bepalend voor de criteria die worden toegepast om vast te stellen of er sprake is van een „soortgelijk product”, namelijk de fysieke, technische en chemische kenmerken alsmede het eindgebruik of de functies van het product. Gietstukken die door de bedrijfstak van de Gemeenschap worden vervaardigd en op de markt van de Gemeenschap worden verkocht, zijn vervaardigd van grijs of van nodulair gietijzer, hebben dezelfde fysieke en technische basiskenmerken en worden voor dezelfde doeleinden gebruikt als het betrokken product. Evenzo hebben de verschillen in nationale normen geen gevolgen voor de omschrijving van het soortgelijk product omdat aan de hand daarvan geen duidelijk onderscheid tussen de producten kan worden gemaakt wat hun fysieke, technische en chemische basiskenmerken, hun eindgebruik en hun perceptie door de consument betreft. De functie, de montage en de plaats van het product bepalen de fysieke en technische kenmerken ervan; dit betreft hoofdzakelijk de weerstand tegen belasting door het verkeer (uitgedrukt in de zogenaamde belastingklasse), de stabiliteit van deksel en rooster binnen het frame en de veilige en gemakkelijke toegang die door het product wordt verschaft. Het product kan vervaardigd zijn van grijs of van nodulair gietijzer en het deksel en/of het frame over het mangat kan opgevuld zijn met cement of andere materialen. Wat het gebruik van het product betreft, zorgen de deksels en frames van gietstukken ervoor dat het weg- en het trottoiroppervlak niet door ondergrondse netwerken worden onderbroken. Alle bovenstaande kenmerken zijn ook van toepassing op het GATIC-product, niet één kenmerk is verschillend. Het argument dat het GATIC-product van de omschrijving van het betrokken product moest worden uitgesloten, werd derhalve verworpen.

(28)

Tenslotte werden geen verschillen vastgesteld tussen het uitgevoerde betrokken product en de gietstukken die op de binnenlandse markt van de exporteurs werden vervaardigd en verkocht.

(29)

Derhalve wordt overeenkomstig artikel 1, lid 4, van de basisverordening in het kader van dit onderzoek geconcludeerd dat alle typen gietstukken die op de Chinese binnenlandse markt vervaardigd en verkocht werden, alle typen die in India vervaardigd en verkocht werden en alle typen die op de markt van de Gemeenschap vervaardigd en verkocht werden met het betrokken product konden worden vergeleken.

C.   DUMPING

1.   Steekproef

(30)

Zoals gezegd is in verband met het grote aantal betrokken bedrijven besloten de bepalingen met betrekking tot steekproeven van artikel 17 van de basisverordening toe te passen. Derhalve werd na overleg met de Chinese autoriteiten een steekproef van zeven ondernemingen geselecteerd die goed zijn voor de grootste naar de EU uitgevoerde hoeveelheden.

(31)

Uit het onderzoek bleek later dat van de zeven oorspronkelijk geselecteerde ondernemingen aan één onderneming een behandeling als marktgerichte onderneming overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening kon worden toegekend en dat aan drie van de ondernemingen een individuele behandeling overeenkomstig artikel 9, lid 5, van de basisverordening kon worden toegekend.

(32)

De bepalingen met betrekking tot de steekproeven werden derhalve als volgt toegepast. De individuele dumpingmarge die werd vastgesteld voor de onderneming waaraan een behandeling als marktgerichte onderneming werd toegekend, werd ook toegekend aan de ondernemingen die niet in de steekproef waren opgenomen maar ook als marktgerichte onderneming werden behandeld. Aan de ondernemingen waaraan een individuele behandeling was toegekend en die niet in de steekproef waren opgenomen, werd de gewogen gemiddelde dumpingmarge toegekend die was vastgesteld voor de drie ondernemingen waaraan een individuele behandeling was toegekend en die wel in de steekproef waren opgenomen.

2.   Behandeling als marktgerichte onderneming

(33)

Ingevolge artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening wordt bij antidumpingonderzoeken betreffende producten uit de Volksrepubliek China de normale waarde vastgesteld overeenkomstig de artikel 2, leden 1 tot en met 6, voor die producenten die kunnen aantonen dat zij voldoen aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c).

(34)

Om naar deze criteria gemakkelijker te kunnen verwijzen, worden ze hieronder kort samengevat:

1)

besluiten van bedrijven worden genomen en kosten worden gemaakt als reactie op marktsignalen en zonder staatsinmenging;

2)

de boekhouding wordt gecontroleerd door een onafhankelijke instantie in overeenstemming met de hiervoor internationaal geldende normen, en bestrijkt alle terreinen;

3)

er zijn geen verstoringen van betekenis die nog voortvloeien uit het vroegere systeem zonder markteconomie;

4)

juridische zekerheid en stabiliteit worden verschaft door faillissements- en eigendomswetten;

5)

omrekening van munteenheden geschiedt tegen de marktkoers.

(35)

In het kader van onderhavig onderzoek maakten 21 Chinese producenten/exporteurs zich bekend, die verzochten om behandeling als marktgerichte onderneming overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening. Ieder verzoek om behandeling als marktgerichte onderneming werd onderzocht. Gezien het grote aantal betrokken ondernemingen vonden controles ter plekke slechts plaats in zeven ondernemingen. Voor de overige ondernemingen werd een grondige deskanalyse van alle ingediende informatie uitgevoerd; er vond een uitvoerige briefwisseling met de betrokken ondernemingen plaats wanneer in de door hen ingediende gegevens elementen ontbraken of onduidelijk waren. Wanneer filialen of andere met de indiener van het verzoek in de Volksrepubliek China verbonden ondernemingen producenten waren en/of betrokken waren bij de verkoop (in binnen- of buitenland) van het betrokken product, werd deze verbonden partij eveneens verzocht de vragenlijst voor de behandeling als marktgerichte onderneming te beantwoorden. Behandeling als marktgerichte onderneming kan immers slechts worden toegekend indien alle verbonden ondernemingen aan de bovenvermelde criteria voldoen.

(36)

Ten aanzien van de ondernemingen waarbij controles ter plaatse waren uitgevoerd, bleek dat één van de zeven Chinese producenten/exporteurs aan alle criteria om als marktgerichte onderneming te worden behandeld voldeed. De zes overige verzoeken moesten om de in onderstaande tabel vermelde redenen worden afgewezen.

(37)

Na individuele onderzoeken van de 14 overige ondernemingen werd geconcludeerd dat aan tien ondernemingen geen behandeling als marktgerichte onderneming kon worden toegekend. Drie van deze tien ondernemingen verleenden geen volle medewerking aan het onderzoek, hetzij doordat zij de verlangde gegevens niet binnen de termijn indienden, hetzij omdat zij handelaren waren en hun verbonden productiebedrijven geen medewerking verleenden. Voor de zeven resterende ondernemingen zijn de criteria waaraan niet was voldaan eveneens in onderstaande tabel weergegeven. De overige vier ondernemingen konden aantonen dat zij de vijf relevante criteria om als marktgerichte onderneming te worden behandeld, vervulden.

(38)

In onderstaande tabel wordt de situatie van elke onderneming waaraan geen behandeling als marktgerichte onderneming werd toegekend, getoetst aan elk van de vijf criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening. Er wordt op gewezen dat hoewel onderneming 3 elk criterium afzonderlijk vervulde, aan deze onderneming toch geen behandeling als marktgerichte onderneming kon worden toegekend, omdat zij verbonden was met de ondernemingen 1 en 2, die niet voldeden aan alle criteria om als marktgerichte onderneming te worden behandeld.

Onderneming

Criteria

Artikel 2, lid 7, onder c), 1e streepje

Artikel 2, lid 7, onder c), 2e streepje

Artikel 2, lid 7, onder c), 3e streepje

Artikel 2, lid 7, onder c), 4e streepje

Artikel 2, lid 7, onder c), 5e streepje

1

Niet vervuld

Niet vervuld

Niet vervuld

Vervuld

Vervuld

2

Niet vervuld

Niet vervuld

Niet vervuld

Vervuld

Vervuld

3

Vervuld

Vervuld

Vervuld

Vervuld

Vervuld

4

Niet vervuld

Vervuld

Niet vervuld

Vervuld

Vervuld

5

Niet vervuld

Niet vervuld

Vervuld

Vervuld

Vervuld

6

Niet vervuld

Niet vervuld

Niet vervuld

Vervuld

Vervuld

7

Vervuld

Niet vervuld

Niet vervuld

Vervuld

Vervuld

8

Niet vervuld

Niet vervuld

Vervuld

Vervuld

Vervuld

9

Niet vervuld

Niet vervuld

Vervuld

Vervuld

Vervuld

10

Niet vervuld

Niet vervuld

Vervuld

Vervuld

Vervuld

11

Niet vervuld

Niet vervuld

Vervuld

Vervuld

Vervuld

12

Vervuld

Vervuld

Niet vervuld

Vervuld

Vervuld

13

Niet vervuld

Vervuld

Vervuld

Vervuld

Vervuld

Bron: geverifieerde antwoorden op de vragenlijst van de medewerkende Chinese exporteurs.

(39)

Op deze basis werd aan de volgende producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China een behandeling als marktgerichte onderneming toegekend:

1)

Shijiazhuang Transun Metal Products Co. Ltd.;

2)

Shaoshan Huanqiu Castings Foundry;

3)

Fengtai Handan Alloy Casting Co. Ltd.;

4)

Shanxi Jiaocheng Xinglong Casting Co. Ltd.;

5)

Tianjin Jinghai Chaoyue Industrial and Commercial Co. Ltd.

3.   Individuele behandeling

(40)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening wordt eventueel een voor het gehele land geldend recht vastgesteld voor landen waarop artikel 2, lid 7, van toepassing is, behalve in de gevallen waarin de ondernemingen kunnen aantonen dat zij voldoen aan alle criteria van artikel 9, lid 5, van de basisverordening om voor een individuele behandeling in aanmerking te komen.

(41)

De 21 producenten/exporteurs die om een behandeling als marktgerichte onderneming verzochten, verzochten ook om een individuele behandeling voor het geval hun de behandeling als marktgerichte onderneming niet zou worden toegekend. Drie andere producenten/exporteurs verzochten uitsluitend om individuele behandeling.

(42)

Van de 16 ondernemingen die om een behandeling als marktgerichte onderneming verzochten, maar dit verzoek niet ingewilligd zagen, voldeden 5 ondernemingen wel aan de voorwaarden voor een individuele behandeling van artikel 9, lid 5, van de basisverordening. Drie andere ondernemingen verleenden geen volledige medewerking aan het onderzoek, hetzij doordat zij de verlangde gegevens niet binnen de vastgestelde termijn verstrekten, hetzij omdat zij als handelsmaatschappijen niet op de medewerking van hun verbonden productiemaatschappijen konden rekenen, zoals reeds vermeld in overweging 37.

(43)

De overige acht ondernemingen die om een behandeling als marktgerichte onderneming verzochten, maar dit verzoek niet ingewilligd zagen, voldeden niet aan het criterium van artikel 9, lid 5, onder c), eerste zin, van de basisverordening. Tengevolge hiervan kon aan deze ondernemingen geen individuele behandeling worden toegekend.

(44)

Van de drie ondernemingen die uitsluitend om een individuele behandeling verzochten, trokken er twee hun medewerking in een vroeg stadium van de procedure in. De derde onderneming bleek een handelsmaatschappij te zijn, en de met haar verbonden productiemaatschappijen bleken geen medewerking te verlenen. Aan deze drie ondernemingen kon derhalve geen individuele behandeling worden toegekend.

(45)

Er werd geconcludeerd dat aan de volgende vijf ondernemingen een individuele behandeling moest worden toegekend:

1)

Shandong Huijin Stock Co. Ltd.;

2)

Changan Cast Limited Company of Yixian Hebei;

3)

Shanxi Yuansheng Casting and Forging Industrial Co. Ltd. en de verbonden onderneming Shanxi Yuansheng Industrial Co. Ltd.;

4)

Botou City Simencum Town Bai fo Tang Casting Factory;

5)

Hebei Shunda Foundry Co. Ltd.

(46)

Een aantal producenten/exporteurs betwistte de beslissingen in verband met behandeling als marktgerichte onderneming of individuele behandeling. Deze partijen legden evenwel terzake geen nieuwe gegevens over die tot nieuwe conclusies konden leiden. Hun beweringen werden bijgevolg van de hand gewezen.

4.   Normale waarde

4.1.   Vaststelling van de normale waarde voor de producent/exporteur aan wie een behandeling als marktgerichte onderneming werd toegekend

(47)

De Commissie ging eerst na of de binnenlandse verkoop van deze producent/exporteur representatief was in vergelijking met zijn totale uitvoer naar de Gemeenschap. Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening wordt de binnenlandse verkoop van het soortgelijk product representatief geacht indien de totale verkoop ten minste 5 % bedraagt van de totale uitvoer van het betrokken product naar de Gemeenschap.

(48)

Er werd vastgesteld dat de binnenlandse verkoop van deze producent/exporteur veel minder was dan 5 % van de ermee overeenstemmende uitvoer naar de Gemeenschap.

(49)

Bijgevolg werd de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening geconstrueerd door aan de fabricagekosten voor de door de exporteur uitgevoerde typen een redelijk bedrag toe te voegen voor verkoopkosten, algemene en administratieve uitgaven alsmede winst. Omdat er in dit geval in de Volksrepubliek China geen andere onderneming was waaraan een behandeling als marktgerichte onderneming was toegekend, werd besloten gebruik te maken van de verkoopkosten, algemene en administratieve uitgaven alsmede winst die in het referentieland waren vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 6, onder c), van de basisverordening. Voordien ging de Commissie na of het op deze wijze vastgestelde bedrag voor winst redelijk was en niet meer bedroeg dan de winst op de binnenlandse verkoop die geboekt werd door de producent aan wie een behandeling als marktgerichte onderneming was toegekend.

4.2.   Vaststelling van de normale waarde voor de producenten/exporteurs aan wie geen behandeling als marktgerichte onderneming was toegekend

a)   Referentieland

(50)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening werd de normale waarde voor ondernemingen waaraan geen behandeling als marktgerichte onderneming kon worden toegekend, vastgesteld op basis van de prijzen of de geconstrueerde waarde in een referentieland. In het bericht van inleiding deelde de Commissie haar voornemen mede om Noorwegen als geschikt referentieland voor de vaststelling van de normale waarde voor de Volksrepubliek China te kiezen, en belanghebbenden werd verzocht hun reacties mede te delen. Een aantal Chinese producenten/exporteurs en importeurs in de Gemeenschap maakte tegen dit voorstel bezwaar en reageerde met bewijsmateriaal waaruit bleek dat Noorwegen geen geschikt referentieland was en in de plaats daarvan India moest worden gekozen. Na onderzoek stelden de diensten van de Commissie vast dat India voor de Volksrepubliek China inderdaad een geschikter land was dan Noorwegen gezien de variëteit aan productsoorten, de binnenlandse verkoop, de concurrentie op de binnenlandse markt, de toegankelijkheid van de grondstoffen en het productieproces. Alle belanghebbenden werden van deze vaststelling op de hoogte gebracht en geen enkele partij had bezwaren. De Commissie verzocht derhalve een Indiase producent om medewerking en zag dit verzoek ingewilligd.

b)   Vaststelling van de normale waarde

(51)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening werd de normale waarde voor de producenten/exporteurs aan wie geen behandeling als marktgerichte onderneming was toegekend, vastgesteld op basis van de geverifieerde gegevens van een producent in een referentieland met een markteconomie, dat wil zeggen op basis van de op de binnenlandse markt van India betaalde of te betalen prijzen. Geverifieerd werd of de betrokken transacties i) plaatsvonden in het kader van normale handelstransacties en ii) representatief waren, zulks volgens de methode die in overweging 47 is beschreven. Het onderzoek bracht bepaalde verschillen in het productieproces van de Indiase en de Chinese producenten aan het licht: laatstgenoemden maken gebruik van minder geavanceerde apparatuur en gebruiken minder energie. De Indiase binnenlandse prijzen werden derhalve in neerwaartse richting aangepast met een bedrag dat in overeenstemming is met deze verschillen. Deze prijzen werden desnoods gecorrigeerd teneinde een billijke vergelijking te waarborgen met de door de betrokken Chinese producenten naar de Gemeenschap uitgevoerde producttypen.

(52)

De normale waarde werd derhalve vastgesteld als de gewogen gemiddelde binnenlandse prijs bij verkoop door de medewerkende Indiase producent aan niet-verbonden afnemers.

5.   Uitvoerprijs

(53)

In de gevallen waarin het uitgevoerde product werd verkocht aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap werd de uitvoerprijs vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening, namelijk op basis van de werkelijk betaalde of te betaalde uitvoerprijs. Dit was het geval voor drie in de steekproef opgenomen ondernemingen waaraan een individuele behandeling was toegekend.

(54)

In de gevallen waarin de uitvoer naar de Gemeenschap plaatsvond via een verbonden importeur werd de uitvoerprijs berekend op basis van de prijs waartegen deze verbonden importeur het product doorverkocht aan de eerste onafhankelijke afnemers, overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening. Er werden correcties toegepast voor alle kosten die voor die verbonden importeur waren ontstaan tussen de invoer en de wederverkoop inclusief verkoopkosten, algemene en administratieve uitgaven en een redelijke winst. Dit was het geval voor de enige onderneming waaraan een behandeling als marktgerichte onderneming was toegekend en voor de drie in de steekproef opgenomen ondernemingen die geen behandeling als marktgerichte onderneming of individuele behandeling hadden gekregen.

6.   Vergelijking

(55)

De normale waarde en de uitvoerprijzen werden vergeleken op af-fabriekbasis. Om een billijke vergelijking te waarborgen van de normale waarde met de uitvoerprijs werd in de vorm van correcties terdege rekening gehouden met verschillen die gevolgen hadden voor de prijzen en voor de vergelijkbaarheid van deze prijzen overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening. Voor kosten voor vervoer, verzekering, krediet, commissielonen en bankkosten werden de nodige correcties toegepast in alle gevallen waarin deze redelijk en correct werden bevonden en het verzoek met geverifieerde bewijzen was gestaafd.

(56)

Er werd vastgesteld dat een lager bedrag aan BTW wordt terugbetaald bij uitvoer dan bij binnenlandse verkoop. Om met dit verschil rekening te houden werden de uitvoerprijzen gecorrigeerd voor het verschil tussen de bij uitvoer en de bij binnenlandse verkoop terugbetaalde BTW, dat wil zeggen met 2 % voor 2003 en met 4 % voor 2004.

7.   Dumpingmarge

7.1.   Voor de medewerkende producenten/exporteurs die als marktgericht bedrijf worden beschouwd of recht hebben op individuele behandeling

a)   Marktgericht bedrijf

(57)

Voor het in de steekproef opgenomen bedrijf dat als marktgericht bedrijf werd behandeld, werd overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening de gewogen gemiddelde normale waarde voor elk naar de Gemeenschap uitgevoerd producttype vergeleken met de gewogen gemiddelde exportprijs van het naar de Gemeenschap uitgevoerde overeenkomstige type.

(58)

Aan de vier bedrijven die wel een behandeling als marktgericht bedrijf kregen, maar niet in de steekproef waren opgenomen, werd de dumpingmarge toegekend die voor het bovengenoemde in de steekproef opgenomen bedrijf was vastgesteld, zulks overeenkomstig artikel 9, lid 6, van de basisverordening.

b)   Individuele behandeling

(59)

Voor de drie in de steekproef opgenomen bedrijven die individuele behandeling kregen toegekend, werd overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening de voor het referentieland vastgestelde gewogen gemiddelde normale waarde vergeleken met de gewogen gemiddelde exportprijs van de uitvoer naar de Gemeenschap.

(60)

Aan de twee niet in de steekproef opgenomen bedrijven die individuele behandeling kregen, werd een dumpingmarge toegekend die gelijk was aan de gewogen gemiddelde dumpingmarge die was vastgesteld voor de bedrijven met individuele behandeling die wel in de steekproef waren opgenomen.

(61)

Op basis hiervan bedragen de afzonderlijke dumpingmarges, in procenten van de cif-prijs grens Gemeenschap, vóór inklaring:

Shijiazhuang Transun Metal Products Co. Ltd.

0,0 %

Shaoshan Huanqiu Castings Foundry

0,0 %

Fengtai Handan Alloy Casting Co. Ltd.

0,0 %

Shanxi Jiaocheng Xinglong Casting Co. Ltd.

0,0 %

Tianjin Jinghai Chaoyue Industrial and Commercial Co. Ltd.

0,0 %

Shanxi Yuansheng Casting and Forging Industrial Co. Ltd.

18,6 %

Botou City Simencum Town Bai fo Tang Casting Factory

28,6 %

Hebei Shunda Foundry Co. Ltd.

28,6 %

Changan Cast Limited Company of Yixian Hebei

31,8 %

Shandong Huijin Stock Co. Ltd.

37,9 %

7.2.   Dumpingmarge voor het hele land

(62)

Om de dumpingmarge vast te stellen die voor alle andere exporteurs in het land geldt, heeft de Commissie eerst de mate van medewerking berekend. Dit werd gedaan door vaststelling van de volgende verhouding. De teller is de omvang van de uitvoer naar de Gemeenschap van de medewerkende bedrijven die een behandeling als marktgericht bedrijf of een individuele behandeling kregen. De noemer is de totale omvang van de uitvoer uit de Volksrepubliek China naar de Gemeenschap volgens Eurostat, verminderd met de uitvoer van de bedrijven die een behandeling als marktgericht bedrijf of een individuele behandeling kregen. De mate van medewerking bleek 22 % te bedragen, een laag peil zelfs voor een gefragmenteerde bedrijfstak als deze.

(63)

De dumpingmarge voor het hele land voor de uitvoer van andere producenten/exporteurs werd als volgt vastgesteld:

(64)

Voor de export van de niet-medewerkende bedrijven werd de dumpingmarge vastgesteld op basis van de twee productcategorieën met de hoogste marges, vastgesteld voor de producenten/exporteurs in de steekproef die geen behandeling als marktgericht bedrijf of individuele behandeling kregen.

(65)

Aan de medewerkende bedrijven die geen behandeling als marktgericht bedrijf of individuele behandeling kregen, wordt ten behoeve van de berekening een nominale individuele marge toegekend volgens de methode van overweging 55.

(66)

Tot slot werd op basis van de genoemde nominale dumpingmarges de voor het hele land geldige dumpingmarge berekend door als wegingsfactor de cif-waarde voor elke groep exporteurs (medewerkende exporteurs en niet-medewerkende exporteurs) te gebruiken.

(67)

De dumpingmarge voor het hele land werd zo vastgesteld op 47,8 % van de cif-prijs grens Gemeenschap, vóór inklaring.

D.   BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP

a)   Productie in de Gemeenschap

(68)

Bij het onderzoek werd geconstateerd dat gietstukken worden gefabriceerd door de vier in de steekproef opgenomen EG-producenten die de klacht hebben ingediend, alsmede door vijf andere EG-producenten die de klacht steunen.

b)   Omschrijving van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(69)

De klagende EG-producenten en de EG-producenten die de klacht steunen en die de vragen in verband met de steekproef hebben beantwoord en medewerking verleenden aan het onderzoek, zijn samen goed voor meer dan 60 % van de productie van het soortgelijke product in de Gemeenschap. Deze ondernemingen zijn daarom de bedrijfstak van de Gemeenschap in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

(70)

Een van de klagende ondernemingen trok haar medewerking onmiddellijk na de opening van het onderzoek in. Een ander in de steekproef opgenomen bedrijf diende zijn antwoord in na het verstrijken van de daarvoor geldende termijn. Een van de ondernemingen die de klacht steunden, trok haar medewerking onmiddellijk na de opening van het onderzoek in. Deze drie ondernemingen werden daarom niet opgenomen in de omschrijving van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(71)

Sommige partijen voerden aan dat de twee belangrijkste klagende ondernemingen niet in de omschrijving van de bedrijfstak van de Gemeenschap zouden moeten worden opgenomen, omdat zij enorme hoeveelheden gietstukken uit de Volksrepubliek China importeerden. Alhoewel het vaste praktijk is om EG-producenten die ook importeren van de bedrijfstak van de Gemeenschap uit te sluiten indien zij van de dumping worden afgeschermd of ervan profiteren, worden zij niet uitgesloten indien blijkt dat de EG-producenten zich gedwongen zagen om tijdelijk en op zeer beperkte schaal gebruik te maken van invoer als gevolg van de neerwaartse prijsdruk op de markt van de Gemeenschap. In dit geval bedroeg de totale invoer van deze twee ondernemingen in het onderzoektijdvak minder dan 3,5 % van hun totale productie en bleef deze invoer beperkt tot bepaalde regio’s in de Gemeenschap waar de prijzen door de druk van de met dumping uit China ingevoerde producten sterk waren verlaagd. Gezien de kleine hoeveelheden die hier in het geding zijn, kunnen deze twee EG-producenten wel degelijk worden beschouwd als behorend tot de bedrijfstak van de Gemeenschap in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening. Om deze redenen wordt dit argument afgewezen.

E.   SCHADE

a)   Inleidende opmerkingen

(72)

Omdat voor de bedrijfstak van de Gemeenschap een steekproef werd gebruikt, is de schade beoordeeld op basis van de verzamelde gegevens. De ontwikkelingen betreffende productie, capaciteit en capaciteitsbenutting, productiviteit, verkoop, marktaandeel, werkgelegenheid en groei werden beoordeeld voor de gehele bedrijfstak van de Gemeenschap. Hiervoor werd aanvullende informatie gevraagd van alle medewerkende EG-producenten door middel van een vragenlijst die werd verzonden aan alle medewerkende EG-producenten die niet in de steekproef waren opgenomen. Hierop werd gereageerd door vijf niet in de steekproef opgenomen bedrijven. Met de door hen verstrekte informatie is rekening gehouden. De andere bedrijven werden aangemerkt als niet-medewerkend en van de procedure uitgesloten. De trends betreffende prijzen en winstgevendheid, kasstroom, vermogen om kapitaal aan te trekken en investeringen, voorraden, rendement van investeringen en lonen werden geanalyseerd op basis van de informatie die was verzameld bij de in de steekproef opgenomen EG-producenten.

(73)

De analyse van de schade laat zien dat de marktpenetratie van de invoer met dumping niet op de gehele markt van de Gemeenschap gelijk was. De penetratie was sterk in 14 van de lidstaten, maar de invoer met dumping was nog niet gericht op de Franse markt. De twee in de steekproef opgenomen Franse producenten wogen bijzonder zwaar voor de vaststelling van de algehele situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, omdat hun productie en verkoop van gietstukken in Frankrijk ongeveer 36 % bedroeg van de totale productie en verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Gezien deze bijzondere situatie werd het passend geacht samen met de schadeanalyse voor de bedrijfstak van de Gemeenschap in zijn geheel een analyse te presenteren van de trends van bepaalde indicatoren voor de Gemeenschapsmarkt waarop de invoer met dumping was gericht, dat wil zeggen de markt van de Gemeenschap met uitzondering van Frankrijk („EU14”).

b)   Zichtbaar verbruik in de Gemeenschap

(74)

Het zichtbare verbruik van gietstukken in de Gemeenschap werd vastgesteld door de productiecijfers van de medewerkende en die van de niet-medewerkende EG-producenten te nemen en daarbij de invoercijfers op te tellen en daarvan de uitvoercijfers af te trekken, met gebruikmaking van de gegevens van Eurostat en de door de klager verstrekte informatie inzake de marktomvang van elke lidstaat en de ontwikkeling daarvan in de beoordelingsperiode.

(75)

Het op deze wijze berekende zichtbare verbruik van gietstukken op de markt van de Gemeenschap bleef, op een kleine daling in 2002 na, gedurende de gehele beoordelingsperiode vrij stabiel op 580 000 ton. De markt voor gietstukken is afhankelijk van de vraag, die beïnvloed wordt door de relatieve dynamiek van de waterzuiverings- en watervoorzieningssector, die weer samenhangt met de algemene economische ontwikkeling in iedere lidstaat.

Zichtbaar verbruik in de Gemeenschap

2000

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Ton

584 000

597 000

568 000

577 000

578 750

Index 2000 = 100

100

102

97

99

99

Bron: Antwoorden op de vragenlijst, gegevens in de klacht en Eurostat.

c)   Omvang van de invoer uit China en marktaandeel

(76)

De omvang van de invoer met dumping van het betrokken product uit de Volksrepubliek China werd berekend door de omvang van de invoer zonder dumping af te trekken van de cijfers van Eurostat. De omvang van de invoer met dumping nam toe van 122 511 ton in 2000 tot 179 755 ton tijdens het onderzoektijdvak, hetgeen neerkomt op een scherpe stijging van 47 %.

 

2000

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Omvang van de invoer (ton)

122 511

149 329

163 135

181 400

179 755

Index 2000 = 100

100

122

133

148

147

(77)

In de beoordelingsperiode steeg het marktaandeel in de Gemeenschap van het betrokken product uit de Volksrepubliek China voortdurend, van 21,0 % in 2000 tot 31,1 % in het onderzoektijdvak. De invoer met dumping is dus, zowel in absolute cijfers als ten opzichte van het verbruik in de Gemeenschap, in de beoordelingsperiode aanzienlijk gestegen, namelijk met meer dan tien percentpunten.

 

2000

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Marktaandeel

21,0 %

25,0 %

28,7 %

31,4 %

31,1 %

d)   Zichtbaar verbruik in de EU14

(78)

Het zichtbare verbruik van gietstukken in de EU14 is bepaald op dezelfde basis als het verbruik voor de gehele Gemeenschap, maar met aftrek van het verbruik in Frankrijk. Het zichtbare verbruik van gietstukken in de EU14 bleef in de hele beoordelingsperiode stabiel: iets meer dan 460 000 ton.

Zichtbaar verbruik in de Gemeenschap

2000

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Ton

464 000

480 000

458 000

462 000

462 500

Index 2000 = 100

100

103

99

100

100

Bron: Antwoorden op de vragenlijst, gegevens in de klacht en Eurostat.

e)   Omvang van de invoer uit China en marktaandeel in de EU14

(79)

De omvang van de invoer met dumping van het betrokken product uit de Volksrepubliek China werd berekend door de omvang van de invoer zonder dumping en de omvang van de invoer van Frankrijk af te trekken van de cijfers van Eurostat over de totale invoer uit de Volksrepubliek China. Deze berekening werd geacht een getrouwe weergave te geven van de invoer met dumping in de EU14, aangezien er volgens de informatie van de klagende producenten geen grote hoeveelheden invoer met dumping de Franse markt zijn binnengekomen. De omvang van de invoer met dumping nam toe van 119 818 ton in 2000 tot 171 946 ton tijdens het onderzoektijdvak, hetgeen neerkomt op een scherpe stijging van 44 %.

 

2000

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Omvang van de invoer (t)

119 818

145 509

158 323

172 886

171 946

Index 2000 = 100

100

121

132

144

144

(80)

In de beoordelingsperiode steeg het marktaandeel in de EU14 van het betrokken product uit de Volksrepubliek China van 25,8 % in 2000 tot 37,2 % in het onderzoektijdvak. De stijging van het marktaandeel is iets hoger dan de stijging voor de gehele Gemeenschap in de beoordelingsperiode.

 

2000

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Marktaandeel

25,82 %

30,31 %

34,57 %

37,42 %

37,18 %

f)   Prijs van de invoer met dumping en prijsonderbieding

i)   Invoerprijzen

(81)

Volgens de prijsinformatie over de betrokken invoer, gebaseerd op het invoervolume en gegevens van Eurostat, daalden in de periode van 2000 tot het onderzoektijdvak de gemiddelde cif-prijzen van de uit de Volksrepubliek China ingevoerde producten met 11 %. De daling was bijzonder sterk in 2003 en in het onderzoektijdvak.

 

2000

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Prijzen in EUR/t

548

560

531

486

489

Index 2000 = 100

100

102

97

89

89

Bron: Eurostat.

ii)   Prijsonderbieding en neerwaartse prijsdruk

(82)

Om de prijsonderbieding in het onderzoektijdvak te berekenen, werden de prijzen van het soortgelijke product van de in de steekproef opgenomen EG-producenten vergeleken met de prijzen van de met dumping ingevoerde producten van de medewerkende producenten/exporteurs die in het onderzoektijdvak op de EG-markt werden verkocht; daarbij werd uitgegaan van gewogen gemiddelde prijzen per type gietstukken aan niet-verbonden afnemers, na aftrek van alle rabatten en heffingen. De prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap werden op het niveau af-fabriek gebracht. De prijzen van de ingevoerde producten waren cif-prijzen, gecorrigeerd voor douanerechten en kosten na invoer.

(83)

Volgens een aantal medewerkende importeurs zou bij de berekening van de prijsonderbieding geen rekening moeten worden gehouden met de verkoop van de EG-producenten via openbare aanbestedingen, omdat bij de verkoop aan overheidsinstellingen dienstverlening en garanties en andere bijkomende kosten kunnen zijn inbegrepen, waardoor de producten die worden verkocht bij aanbesteding objectief verschillend zouden zijn van de producten die door middel van normale handelstransacties worden verkocht. Wat dit betreft wordt ten eerste opgemerkt dat dit argument niet werd gestaafd met bewijsstukken waaruit blijkt dat er een prijsverschil is tussen de verkoop via aanbestedingen en de verkoop via andere handelstransacties. Ten tweede betroffen de verkopen van de in de steekproef opgenomen medewerkende EG-producenten via openbare aanbestedingen tijdens het onderzoektijdvak slechts een zeer laag percentage van de verkoopomvang, waardoor deze verkopen geen significante invloed hadden op de berekening van de prijsonderbieding. Dit argument wordt daarom afgewezen.

(84)

De elementen die in aanmerking werden genomen voor het onderscheiden van de producttypen waren voornamelijk het gebruikte materiaal (grijs gietijzer of nodulair gietijzer, al dan niet met toevoeging van beton), het beoogde gebruik (voor mangatdeksels, straatkolkdeksels of straatpotdeksels), de afmetingen en de verschillende toebehoren, en de conformiteit met de Europese norm EN124.

(85)

Uit de vergelijking bleek dat het uit de Volksrepubliek China ingevoerde product gedurende het onderzoektijdvak in de Gemeenschap werd verkocht tegen prijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap aanzienlijk onderboden (uitgedrukt als percentage van de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap), met marges uiteenlopend van 31 % tot 60 %.

g)   Economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(86)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening heeft de Commissie alle relevante economische factoren en indicatoren onderzocht die de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap van 2000 tot het onderzoektijdvak weergeven.

i)   Productiecapaciteit, productie, capaciteitsbenutting

(87)

De productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap is in de beoordelingsperiode licht toegenomen, veeleer door een herstructurering van de bestaande capaciteit dan door nieuwe investeringen. In dezelfde periode is de productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap gedaald met zeven percentpunten en de capaciteitsbenutting met meer dan acht percentpunten.

 

2000

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Productiecapaciteit (t)

295 287

295 987

302 487

303 487

303 487

Index 2000 = 100

100

100

102

103

103

Productie (t)

244 983

236 042

211 495

217 151

227 100

Index 2000 = 100

100

96

86

89

93

Benutting productiecapaciteit

83,0 %

79,7 %

69,9 %

71,6 %

74,8 %

Bron: Antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst.

(88)

De productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de EU14 vertoonde eenzelfde stijging als op het niveau van de gehele Gemeenschap. Productie en productiecapaciteit daalden echter scherper, met 14 percentpunten.

 

2000

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Productiecapaciteit (t)

188 287

188 987

191 737

191 987

191 987

Index 2000 = 100

100

100

102

102

102

Productie (t)

169 749

168 624

140 969

140 834

145 819

Index 2000 = 100

100

99

83

83

86

Benutting productiecapaciteit

90,2 %

89,2 %

73,5 %

73,4 %

76,0 %

Bron: Antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst.

ii)   Omvang van de verkoop, marktaandeel en groei

(89)

In de beoordelingsperiode nam de verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap met 10 % af en viel het marktaandeel met 3,8 percentpunten terug, terwijl de invoer met dumping met 47 % toenam en het marktaandeel daarvan met 10,1 %.

(90)

In de EU14 verloor de bedrijfstak van de Gemeenschap in de beoordelingsperiode meer marktaandeel (5,4 %), terwijl de verkoop aanzienlijk daalde (– 17 %).

 

2000

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Verkoop (t)

151 987

143 367

123 504

126 896

126 492

Index 2000 = 100

100

94

81

83

83

Marktaandeel

32,76 %

29,87 %

26,97 %

27,47 %

27,35 %

iii)   Werkgelegenheid en productiviteit

(91)

De werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Gemeenschap daalde in de beoordelingsperiode met 13 %. De productiviteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap, uitgedrukt in jaarlijks per werknemer geproduceerde ton, steeg van 133 ton in 2000 tot 141 ton in het onderzoektijdvak. Deze stijging van de productie per persoon wordt voornamelijk toegeschreven aan de inspanningen van de bedrijfstak van de Gemeenschap om zijn productie te rationaliseren en de toenemende invoer met dumping het hoofd te bieden.

 

2000

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Aantal werknemers

1 843

1 783

1 721

1 657

1 610

Index 2000 = 100

100

97

93

90

87

Productiviteit: productie/werknemer

133

132

123

131

141

Bron: Antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst.

(92)

Ook de werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Gemeenschap in de EU14 daalde in de beoordelingsperiode; de daling was echter met 16 % iets sterker. De productiviteit nam toe van 132 ton in 2000 tot 135 ton in het onderzoektijdvak.

 

2000

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Aantal werknemers

1 290

1 238

1 187

1 128

1 084

Index 2000 = 100

100

96

92

87

84

Productiviteit: productie/werknemer

132

136

119

125

135

Bron: Antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst.

iv)   Voorraden

(93)

De voorraden van de bedrijfstak van de Gemeenschap namen in de beoordelingsperiode met 16 % toe. Deze toename van de voorraden stemt overeen met het feit dat de verkopen sneller afnamen dan de productie.

 

2000

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Voorraden

33 815

36 964

37 510

37 455

39 375

Index 2000 = 100

100

109

111

111

116

v)   Verkoopprijzen en factoren die van invloed zijn op de binnenlandse prijzen

(94)

De gemiddelde nettoverkoopprijzen van de EG-producenten in de steekproef bleven vrijwel stabiel. Deze stabiliteit weerspiegelt echter niet dat de prijs van staalschroot, de belangrijkste kostenpost bij de productie van het betrokken product, in de periode van 2002 tot het onderzoektijdvak aanzienlijk is gestegen, namelijk met 34 %. Hier moet worden aangetekend dat elke verandering van de prijs van staalschroot een rechtstreeks en volledig effect heeft op de productiekosten, aangezien staalschroot de belangrijkste grondstof is in het productieproces. De bedrijfstak van de Gemeenschap kon deze prijsstijging dus niet doorberekenen in de verkoopprijzen, wat redelijkerwijs zou kunnen worden verwacht als de invoer met dumping de bedrijfstak niet onder druk had gezet, en ook gezien het feit dat de gemiddelde prijzen van de invoer uit andere landen aanzienlijk hoger waren dan de prijzen van de Chinese producten.

 

2000

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Gemiddelde verkoopprijs (EUR/t)

1 131

1 157

1 153

1 141

1 153

Index 2000 = 100

100

102

102

101

102

Bron: Antwoorden op de vragenlijst van de bedrijfstak van de Gemeenschap, voorzover opgenomen in de steekproef.

(95)

Voor de gemiddelde nettoverkoopprijzen van de EG-producenten in de EU14 werd eenzelfde stabiliteit geconstateerd.

 

2000

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Gemiddelde verkoopprijs (EUR/t)

1 056

1 070

1 053

1 031

1 048

Index 2000 = 100

100

101

100

98

99

Bron: Antwoorden op de vragenlijst van de bedrijfstak van de Gemeenschap, voorzover opgenomen in de steekproef.

vi)   Winstgevendheid

(96)

Het rendement van de nettoverkoop, voor belastingen, aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap van de in de steekproef opgenomen EG-producenten nam af van 12,1 % in 2000 tot 9,9 % in het onderzoektijdvak, wat voor de beoordelingsperiode een daling van 18 % betekent. De daling was tot het jaar 2002 nog scherper. De winstgevendheid heeft zich daarna tamelijk positief ontwikkeld, wat er op het eerste gezicht op wijst dat de bedrijfstak van de Gemeenschap een zekere kans heeft om zich te herstellen van een precaire financiële situatie. Dezelfde trend werd geconstateerd voor enkele andere indicatoren, zoals productie, capaciteitsbenutting, productiviteit en verkoopvolume.

 

2000

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Winstgevendheid

12,1 %

10,5 %

8,1 %

9,4 %

9,9 %

Index 2000 = 100

100

87

67

78

82

Bron: Antwoorden op de vragenlijst van de EG-producenten in de steekproef.

(97)

De winstgevendheid in de EU14 nam af van 9,4 % in 2000 tot 5,3 % in het onderzoektijdvak, wat voor de beoordelingsperiode een daling van 44 indexpunten betekent. Alhoewel de winstgevendheid zich positief ontwikkelde na 2002, herstelde deze zich niet meer tot het in 2000 bereikte peil, dat voor deze bedrijfstak als passend moet worden beschouwd.

 

2000

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Winstgevendheid

9,4 %

5,9 %

1,0 %

4,3 %

5,3 %

Index 2000 = 100

100

63

11

46

56

Bron: Antwoorden op de vragenlijst van de EG-producenten in de steekproef.

vii)   Investeringen en rendement van investeringen

(98)

De investeringen van de EG-producenten in de steekproef in de productie van gietstukken zijn gedurende de beoordelingsperiode gehalveerd: van 12 miljoen EUR tot ongeveer 6 miljoen EUR.

(99)

Het rendement van de investeringen van de in de steekproef opgenomen EG-producenten (het resultaat vóór belastingen in procenten van de gemiddelde nettoboekwaarde van de activa die bij de productie van het betrokken product worden gebruikt aan het begin en het einde van het boekjaar) was in 2000 en 2001 positief, maar weerspiegelde een daling van de winst. Wat de periode na 2001 betreft: net als voor de winstgevendheid werd in 2002 een daling geconstateerd, maar de situatie herstelde zich weer in 2003 en het onderzoektijdvak.

 

2000

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Investeringen in duizend EUR

12 091

10 989

6 497

6 496

6 124

Index 1999 = 100

100

91

54

54

51

Rendement van de investeringen

32,4 %

29,0 %

23,7 %

30,1 %

33,9 %

Bron: Antwoorden op de vragenlijst van de bedrijfstak van de Gemeenschap, voorzover opgenomen in de steekproef.

viii)   Vermogen om kapitaal aan te trekken

(100)

Er waren geen aanwijzingen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap over het geheel genomen problemen ondervond om kapitaal aan te trekken voor zijn activiteiten.

ix)   Kasstroom

(101)

De in de steekproef opgenomen EG-producenten registreerden in de beoordelingsperiode een afnemende nettokasinstroom uit hun activiteiten.

 

2000

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Kasstroom in duizend EUR

51 162

40 295

39 517

41 955

40 824

Index 2000 = 100

100

79

77

82

80

Kasstroom als percentage van de omzet

19 %

16 %

17 %

18 %

17 %

Bron: Antwoorden op de vragenlijst van de EG-producenten in de steekproef.

(102)

Ook in de EU14 registreerden de in de steekproef opgenomen EG-producenten in de beoordelingsperiode een afnemende nettokasinstroom uit hun activiteiten. De daling was hier echter veel scherper, net als de daling van de nettokasinstroom uitgedrukt als percentage van de omzet (4 %) voor de activiteiten in de hele Gemeenschap.

 

2000

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Kasstroom in duizend EUR

23 869

18 081

13 468

15 724

15 556

Index 2000 = 100

100

76

56

66

65

Kasstroom als percentage van de omzet

17 %

13 %

12 %

13 %

13 %

Bron: Antwoorden op de vragenlijst van de EG-producenten in de steekproef.

x)   Lonen

(103)

In de beoordelingsperiode steeg het gemiddelde loon per werknemer met 9 %. De lonen bleven stabiel in 2000 en 2001, stegen met 2 % in 2002 en nogmaals met 5 % en 2 % respectievelijk in 2003 en het onderzoektijdvak. Rekening houdend met de vermindering van het aantal banen bleef de totale loonsom voor de in de steekproef opgenomen EG-producenten in de beoordelingsperiode betrekkelijk stabiel.

 

2000

2001

2002

2003

Onderzoektijdvak

Loon per werknemer (EUR)

42 470

42 504

43 474

45 336

46 203

Index 2000 = 100

100

100

102

107

109

Bron: Antwoorden op de vragenlijst van de bedrijfstak van de Gemeenschap, voorzover opgenomen in de steekproef.

xi)   Hoogte van de dumpingmarge

(104)

Gezien de omvang van de invoer uit de Volksrepubliek China en de prijzen waartegen deze producten werden ingevoerd, is de impact van de hoogte van de dumpingmarge op de bedrijfstak van de Gemeenschap aanzienlijk.

xii)   Herstel van dumping in het verleden

(105)

De bedrijfstak van de Gemeenschap was zich niet aan het herstellen van de gevolgen van schadelijke dumping in het verleden.

h)   Conclusie inzake schade

(106)

Bij onderzoek van bovenvermelde factoren blijkt dat de invoer met dumping van 2000 tot in het onderzoektijdvak sterk is toegenomen, zowel qua hoeveelheden als qua marktaandeel. De omvang van de invoer steeg met 47 % in de beoordelingsperiode en bereikte in het onderzoektijdvak een marktaandeel van ongeveer 31 %. De invoer van het betrokken product uit de Volksrepubliek China was in het onderzoektijdvak goed voor ongeveer 80 % van de totale invoer van het betrokken product in de Gemeenschap, en onderbood de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap in aanzienlijke mate (tot een maximum van 60 %). Bovendien vertoonden andere schade-indicatoren, zoals productie (– 7 %), capaciteitsbenutting (– 10 %), omvang van de verkoop (– 10 %), investeringen (– 49 %) en werkgelegenheid (– 13 %), een negatieve ontwikkeling gedurende de beoordelingsperiode.

(107)

Tegelijkertijd verloor de bedrijfstak van de Gemeenschap een aanzienlijk gedeelte van zijn marktaandeel. De betrokken invoer verwierf zelfs een bijkomend marktaandeel dat driemaal zo groot was als het marktaandeel dat de bedrijfstak van de Gemeenschap in de beoordelingsperiode verloor. Derhalve kan redelijkerwijze worden geconcludeerd dat de Chinese invoer behalve het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap ook het marktaandeel van andere Europese gieterijen heeft overgenomen, die niet langer actief zijn of nu importeurs/handelaars zijn.

(108)

Bovenstaand over het algemeen negatief beeld werkte slechts gedeeltelijk door in de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap. In absolute termen daalde de winst met 18 %. De winstgevendheid (winst als percentage van de verkoopopbrengsten) viel terug van 12,1 % tot 9,9 %. Bij de aanzienlijke onderbiedingsniveaus zou men ernstigere schade kunnen verwachten. De winstgevendheid op zich geeft echter geen volledig beeld.

(109)

De bedrijfstak van de Gemeenschap had de keuze om rechtstreeks op prijs te concurreren met de Chinese producten of te trachten de prijzen op hun historische peil te handhaven. De prijsvermindering die nodig zou zijn om rechtstreeks met de met dumping ingevoerde producten te concurreren, zou duidelijk groter zijn dan waartoe de EG-producenten bereid zouden zijn, wilden zij winstgevend blijven. Hoewel zij de prijzen enigszins verlaagden, trachtten zij niet dezelfde prijzen aan te bieden als die van de met dumping ingevoerde producten. Hieruit volgt dat zij genoegen namen met een lager volume en vervolgens trachtten de kosten terug te dringen om het verlies van volume te compenseren. De winsten als percentage van de verkoopopbrengsten daalden daardoor niet zo sterk, maar dit ging ten koste van de omvang van de verkoop en het marktaandeel.

(110)

Uit afzonderlijke analyse van de situatie in de EU14 bleek bovendien dat de relatief hoge winstgevendheid voor de gehele Gemeenschap tijdens het onderzoektijdvak voornamelijk te danken was aan de bijzonder goede prestaties van bepaalde in de steekproef opgenomen bedrijven in één lidstaat, namelijk Frankrijk, waar de penetratie van de invoer met dumping beperkt was gebleven. De financiële situatie van de bedrijven in de steekproef als gevolg van hun activiteiten in de EU14, waar de penetratie van de invoer met dumping bijzonder sterk was, gaf een duidelijke negatieve trend te zien, en de winstniveaus bleken te zijn gedaald tot minder dan 6 %. De meeste schade-indicatoren, zoals productie (– 14 %), capaciteitsbenutting (– 14 %), omvang van de verkoop (– 17 %), investeringen (– 56 %) en werkgelegenheid (– 16 %) en kasstroom (– 45 %) vertoonden in de EU14 een sterkere negatieve ontwikkeling gedurende de beoordelingsperiode.

(111)

De bedrijfstak van de Gemeenschap als geheel genomen verloor in de beoordelingsperiode marktaandeel terwijl de invoer met dumping in aanzienlijke mate toenam, zowel in volume als in marktaandeel. Geconfronteerd met de toenemende druk van de invoer met dumping koos de bedrijfstak van de Gemeenschap ervoor zijn productiviteit te verhogen door het aantal arbeidsplaatsen te verminderen. Tegelijkertijd moesten de investeringen worden verminderd, die dan ook sterk terugvielen. Dit werd weerspiegeld in de wijze waarop bepaalde indicatoren zich tijdens de beoordelingsperiode ontwikkelden. De winstgevendheid, de verkoop en de productieomvang, die in de periode 2000–2002 nog een sterke daling doormaakten, ontwikkelden zich in het onderzoektijdvak dan ook tamelijk positief. Wat de eerste periode betreft kan redelijkerwijs worden aangenomen dat de toenemende druk van de steeds groeiende invoer met dumping heeft geleid tot vermindering van de activiteiten en de resultaten van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Wat de tweede periode betreft blijkt uit de relatief positieve ontwikkeling van deze indicatoren dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zich inspanningen getroostte om de negatieve gevolgen te bestrijden van de invoer met dumping voor zijn financiële situatie op de korte termijn, zulks door de productiefaciliteiten te stroomlijnen en zo de capaciteitsbenutting te verbeteren en door zijn investeringen en het aantal arbeidsplaatsen te beperken en zo de productiekosten terug te dringen. Dit brengt echter de financiële gezondheid van de bedrijfstak op de lange termijn in gevaar, omdat deze marktaandeel verliest en niet de investeringen kan doen die noodzakelijk zijn om op lange termijn zijn productiviteit en concurrentievermogen te behouden of zelfs te verbeteren.

(112)

Gezien het voorgaande en ondanks het feit dat de Franse markt tot op heden nog geen last heeft gehad van de agressieve stijging van de invoer met dumping, kon worden geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap als geheel aanmerkelijke schade heeft geleden. De bedrijfstak is geconfronteerd met sterke prijsdruk, de verkopen zijn teruggelopen (– 10 %), hij heeft marktaandeel verloren (– 3,8 %) en heeft zich gedwongen gezien de productie te verminderen (– 7 %). De bedrijfstak heeft een zekere winstgevendheid kunnen handhaven, maar niet zodanig dat langetermijninvesteringen kunnen worden gedaan. Zijn algemene situatie vertoont tekenen van ernstige verslechtering. Gezien deze omstandigheden luidt de conclusie dat de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening.

F.   OORZAAK VAN DE SCHADE

a)   Inleiding

(113)

Voor de conclusies over de oorzaak van de schade waarmee de bedrijfstak van de Gemeenschap wordt geconfronteerd, heeft de Commissie, overeenkomstig artikel 3, leden 6 en 7, van de basisverordening, de impact onderzocht van alle bekende factoren en de mogelijke gevolgen daarvan voor de situatie van deze bedrijfstak. Andere bekende factoren dan de invoer met dumping die de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade konden berokkenen, werden eveneens onderzocht om ervoor te zorgen dat mogelijke schade door deze andere factoren niet werd toegeschreven aan de invoer met dumping.

b)   Gevolgen van de invoer met dumping

(114)

In de beoordelingsperiode nam de invoer met dumping uit de Volksrepubliek China sterk toe (47 %); ook het marktaandeel steeg sterk (van 21,0 % in 2000 tot 31,1 % in het onderzoektijdvak).

(115)

De prijzen van de producten uit de Volksrepubliek China waren in de gehele beoordelingsperiode lager dan de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Bovendien oefenden zij een dusdanige druk uit dat de bedrijfstak van de Gemeenschap moest zorgen dat zijn prijzen praktisch stabiel bleven, ondanks de forse stijging van de kosten van grondstoffen. De prijzen van de invoer met dumping uit de Volksrepubliek China lagen aanzienlijk lager dan de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap: de onderbiedingsmarges varieerden van 31 % tot 60 %. In dit verband wordt erop gewezen dat de markt voor gietstukken concurrerend en transparant is. Op een dergelijke markt is prijsonderbieding een ongunstige factor, waardoor de handel wordt verlegd naar het Chinese product dat met dumping wordt ingevoerd.

(116)

De gevolgen van de invoer met dumping worden ook geïllustreerd door het besluit van een groot aantal EG-producenten om hun productielijnen stop te zetten en de gietstukken voortaan in te voeren.

(117)

Over het geheel genomen wordt het verlies van marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap van 3,8 percentpunt in de periode van 2000 tot het onderzoektijdvak volledig geabsorbeerd door de groei van het marktaandeel van de invoer met dumping uit de Volksrepubliek China.

(118)

Het verlies van marktaandeel door de bedrijfstak van de Gemeenschap viel samen met enkele andere negatieve ontwikkelingen van de algemene economische situatie in termen van productie, benutting van de productiecapaciteit, verkoop, investeringen en werkgelegenheid.

(119)

Verder nam de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap af van 12,1 % in 2000 tot 9,9 % in het onderzoektijdvak. Deze factoren, en het feit dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn prijzen door de druk op de prijzen als gevolg van de invoer met dumping niet kon verhogen om aldus het negatieve effect van de stijging van de grondstofprijzen te compenseren, hadden tot gevolg dat deze bedrijfstak, ondanks saneringen en verbetering van de productiviteit, nog steeds werd geconfronteerd met schade. De stijging van het marktaandeel van de met dumping ingevoerde producten en de daling van de prijzen van deze producten vielen samen met een drastische wijziging van de voorwaarden voor de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(120)

Enkele medewerkende importeurs voerden aan dat de stijging van de omvang van de Chinese invoer in de Gemeenschap weliswaar een direct gevolg is van de toenemende vraag naar het betrokken product, maar dat de markt voor de bedrijfstak van de Gemeenschap gekenmerkt werd door een over het geheel genomen negatieve trend als gevolg van de daling van de vraag naar gietstukken op de telecommunicatiemarkt in 2002. Deze markt maakte een zeer gunstige ontwikkeling door in de jaren voor 2002, waardoor de analyse van de schade werd verstoord, aangezien 2000 en 2001 uitzonderlijke goede jaren waren. In de periode na 2002 werd een verbetering gesignaleerd in de resultaten van de bedrijfstak van de Gemeenschap, wat wijst op een gezonde sector.

(121)

In dit verband moet in de eerste plaats worden opgemerkt dat het onderzoek niet heeft aangetoond dat de vraag is toegenomen, maar wel dat het verbruik stabiel is gebleven, hoewel de invoer gedurende de gehele beoordelingsperiode is gegroeid. De impact van de telecommunicatiemarkt in 2002 komt niet tot uiting in de Chinese invoer van het betrokken product, die voortdurend bleef groeien tegen dumpingprijzen. Dit verzoek werd bovendien niet met bewijsmateriaal gestaafd. Ten slotte heeft het onderzoek aangetoond dat de bedrijfstak van de Gemeenschap in de beoordelingsperiode aanmerkelijke schade heeft geleden. De bovenstaande verzoeken werden dan ook verworpen.

c)   Gevolgen van andere factoren

(122)

De invoer uit andere derde landen daalde van 70 600 ton in 2000 tot 49 000 ton in het onderzoektijdvak. Het marktaandeel daalde van 12 % in 2000 tot 8,5 % in het onderzoektijdvak. Die invoer was grotendeels afkomstig uit Polen, Tsjechië en India. Uit de gegevens van Eurostat blijkt dat de gemiddelde prijzen van gietstukken uit derde landen aanzienlijk hoger liggen dan de overeenkomstige prijzen van de invoer met dumping uit de Volksrepubliek China (het verschil liep op van 12 % in 2000 tot 55 % in het onderzoektijdvak). Over de gehele beoordelingsperiode stegen de prijzen van de producten uit andere landen met 16 percentpunt. Deze invoer kan dan ook geen schade hebben veroorzaakt voor de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(123)

Wat de productie en het volume van de verkoop van de andere EG-producenten betreft, hadden deze in het onderzoektijdvak een marktaandeel van ongeveer 18,5 %. Gedurende de beoordelingsperiode zijn hun verkoopcijfers sterk gedaald in termen van volume (21 %) en ook hebben zij een flink marktaandeel verloren (4,9 percentpunt). Er waren geen aanwijzingen dat de prijzen van andere EG-producenten lager waren dan die van de medewerkende EG-producenten. Derhalve kan redelijkerwijs worden geconcludeerd dat de producten die vervaardigd en verkocht werden door de andere EG-producenten niet de oorzaak zijn geweest van de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden.

(124)

Bij het onderzoek hebben de belanghebbenden geen andere factoren aangevoerd en werden geen andere factoren gevonden die de bedrijfstak van de Gemeenschap schade toebrachten.

d)   Conclusie inzake de oorzaak van de schade

(125)

De kwetsbare situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap viel samen met een sterke stijging van de invoer uit de Volksrepubliek China en met aanzienlijke prijsonderbieding door die invoer.

(126)

Wat de invoer uit andere derde landen betreft: gezien het dalende marktaandeel in de beoordelingsperiode en gezien de gemiddelde prijzen, die in het onderzoektijdvak aanzienlijk hoger bleken te liggen dan die van de invoer met dumping, luidt de conclusie dat het onwaarschijnlijk is dat deze factoren enige bedreiging vormen voor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(127)

Derhalve wordt geconcludeerd dat de invoer met dumping uit de Volksrepubliek China de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade heeft berokkend in de zin van artikel 3, lid 6, van de basisverordening.

G.   BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

(128)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of antidumpingmaatregelen zouden indruisen tegen het algemene belang van de Gemeenschap. Het algemene belang van de Gemeenschap werd vastgesteld op basis van de beoordeling van alle betrokken belangen, dat wil zeggen dat van de bedrijfstak van de Gemeenschap, van de importeurs en handelaars en de bedrijven die het betrokken product verwerken.

(129)

Ter beoordeling van het belang van de Gemeenschap heeft de Commissie de mogelijke gevolgen onderzocht van het al dan niet instellen van antidumpingmaatregelen voor de betrokken bedrijven. De Commissie heeft niet alleen de EG-producenten en de importeurs om informatie verzocht, maar ook alle haar bekende belanghebbenden, zoals verwerkende bedrijven en consumentenverenigingen.

a)   Belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(130)

De bedrijfstak van de Gemeenschap bestaat hoofdzakelijk uit kleine en middelgrote bedrijven.

(131)

Van de maatregelen wordt verwacht dat zij een verdere verstoring van de markt en een verdere verlaging van de prijzen zullen tegengaan. Hierdoor zou de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn verloren marktaandeel kunnen terugwinnen, zelfs bij verkoop tegen kostendekkende prijzen, hetgeen op zijn beurt tot een hogere productiviteit zal leiden vanwege de lagere kosten per eenheid. Ten slotte wordt verwacht dat de bedrijfstak van de Gemeenschap, hoofdzakelijk door de lagere kosten per eenheid (vanwege de hogere capaciteitsbenutting en bijgevolg hogere productiviteit) en tot op zekere hoogte door een geringe prijsstijging, in staat zal zijn zijn financiële situatie te verbeteren zonder de consumentenmarkt te verstoren.

(132)

Het is daarentegen waarschijnlijk dat, indien geen antidumpingmaatregelen worden genomen, de negatieve ontwikkeling van de financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap zal voortduren. De situatie waarin de bedrijfstak van de Gemeenschap verkeert, werd in het onderzoektijdvak met name gekenmerkt door lagere inkomsten als gevolg van de prijsdruk en verder verlies van marktaandeel. Gezien de dalende inkomsten is het namelijk zeer waarschijnlijk dat de financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap verder zal verslechteren indien geen maatregelen worden genomen. Dit zal uiteindelijk leiden tot verlaging van de productie en meer bedrijfssluitingen, hetgeen een bedreiging vormt voor de werkgelegenheid en de investeringen in de Gemeenschap.

(133)

Derhalve luidt de conclusie dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zich dankzij de instelling van antidumpingmaatregelen kan herstellen van de schadelijke dumping.

b)   Belang van niet-verbonden importeurs/handelaren in de Gemeenschap

(134)

Zoals reeds werd vermeld in overweging 11, verstrekten 15 bedrijven binnen de gestelde termijn de in het bericht van inleiding bedoelde gegevens voor de samenstelling van een steekproef. Uit deze bedrijven werd een representatieve steekproef van vier importeurs samengesteld. Alle bedrijven werd een vragenlijst toegezonden.

in de steekproef opgenomen niet-verbonden importeurs/handelaars in de Gemeenschap

(135)

Van deze vier in de steekproef opgenomen bedrijven heeft er één niet op de vragenlijst geantwoord: dit bedrijf werd derhalve niet in de procedure opgenomen. Alle andere geselecteerde bedrijven hebben de vragenlijst volledig beantwoord. Deze bedrijven waren in het onderzoektijdvak verantwoordelijk voor 19 % van de totale invoer van gietstukken uit de Volksrepubliek China.

(136)

Enkele medewerkende importeurs voerden aan dat één in de steekproef opgenomen importeur niet had moeten worden geselecteerd, omdat het een dochterbedrijf is van een ander bedrijf, dat naar verluidt de grootste individuele afnemer van een van de bedrijven is die de klacht hebben ingediend en leverancier is van dat bedrijf. Deze vermeende relatie zou volgens deze importeurs voldoende zijn om de betreffende importeur uit de steekproef te halen, aangezien er sprake zou kunnen zijn van belangenverstrengeling. In dit verband moet worden opgemerkt dat de vermeende relatie tussen die importeur en het bedrijf dat de klacht heeft ingediend, niet verder gaat dan een handelsrelatie tussen onafhankelijk opererende bedrijven en als zodanig dus onvoldoende is om te worden gekwalificeerd als belangenverstrengeling. Dit verzoek werd bovendien niet onderbouwd. Het verzoek wordt derhalve afgewezen.

(137)

Zij voerden verder aan dat de instelling van maatregelen naar alle waarschijnlijkheid gevolgen zou hebben voor de werkgelegenheid in de verwerkende industrie in de Gemeenschap en voor de werkgelegenheid bij de importeurs. Aangevoerd werd dat de laatstgenoemden, aangezien zij geen marge hebben om eventuele rechten voor hun rekening te nemen, hun activiteiten onmiddellijk zullen moeten stopzetten, waardoor ook hun personeel onmiddellijk moet worden ontslagen. Verder werd aangevoerd dat de vraag in de Gemeenschap aanzienlijk stijgt, en dat de tien nieuwe lidstaten, die zich in hoog tempo verder ontwikkelen, de vraag nog verder zullen opstuwen. In deze context kan de instelling van maatregelen mogelijk leiden tot een tekort op de Europese markt en, bijgevolg, tot nog grotere prijsstijgingen. Verder kunnen de EG-producenten dan, omdat er geen noemenswaardige concurrentie meer is, de markt volledig controleren.

(138)

De negatieve impact van de maatregelen op de werkgelegenheid in de verwerkende industrie in de Gemeenschap en bij de importeurs werd niet met bewijsmateriaal gestaafd. Wat betreft de negatieve impact voor de verwerkende bedrijven in de Gemeenschap: zoals vermeld in overweging 140 heeft zich in de loop van de procedure geen verwerkend bedrijf of vertegenwoordigende organisatie gemeld. Wat de negatieve impact voor de importeurs betreft: in tegenstelling tot de beweringen blijkt uit de sterke positie die zij hebben weten te verwerven in de Gemeenschap dat hun situatie voorspoedig en stabiel is en dus zeker niet broos. Verder moet erop worden gewezen dat de absorptie van het recht het doel van de instelling ervan teniet zou doen, namelijk het herstel van gelijke voorwaarden in een markt die wordt verstoord door het niet-competitieve gedrag van bedrijven die dumpingpraktijken zijn gaan hanteren. Wat het vermeende tekort aan leveringen betreft als gevolg van de toegenomen vraag in de tien nieuwe lidstaten, moet er in de eerste plaats op worden gewezen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap op volle kracht produceert en eventuele tekorten derhalve niet kunnen worden gedekt door verhoging van de capaciteitsbenutting en vermindering van de voorraden. Voorts zal de huidige productie in bepaalde nieuwe lidstaten samen met de invoer uit derde landen de markt tegen redelijke prijzen blijven voorzien van leveringen en bijdragen tot een transparant en competitief klimaat.

(139)

Derhalve wordt geconcludeerd dat de mogelijke effecten van de instelling van antidumpingmaatregelen geen significante gevolgen zullen hebben voor niet-verbonden importeurs/handelaren.

c)   Belang van de verwerkende bedrijven en de consument

(140)

Er hebben zich geen organisaties van verwerkende bedrijven of consumentenorganisaties bekendgemaakt binnen de bij het bericht van inleiding vastgestelde termijn. Gezien dit gebrek aan medewerking wordt geconcludeerd dat de instelling van antidumpingmaatregelen geen ernstige gevolgen voor de situatie van deze partijen zullen hebben.

d)   Verstoring van concurrentie en handel

(141)

Wat de gevolgen van eventuele maatregelen voor de concurrentie in de Gemeenschap betreft: de betrokken producenten/exporteurs kunnen waarschijnlijk in de Gemeenschap gietstukken blijven verkopen, maar dan wel tegen prijzen die de bedrijfstak van de Gemeenschap geen aanmerkelijke schade dreigen te berokkenen, want zij hebben immers een sterke marktpositie. Hierdoor, en door het grote aantal producenten in de Gemeenschap en de invoer uit andere derde landen, blijven verwerkende bedrijven en kleinhandelaren verzekerd van een grote keus van leveranciers van gietstukken tegen redelijke prijzen. Enkele medewerkende importeurs voerden aan dat de bedrijfstak van de Gemeenschap niet competitief is en gekenmerkt wordt door lokale en regionale markten die gedomineerd worden door monopolies/duopolies. Zij verklaarden verder dat een van de medewerkende EG-producenten in het verleden was veroordeeld voor misbruik van een dominante positie om de toegang van het betrokken product tot de Franse markt te verhinderen.

(142)

In dit verband moet in de eerste plaats worden opgemerkt dat de verklaring over het zogenaamde bestaan van lokale en regionale markten, die gedomineerd worden door monopolies/duopolies, niet met bewijsmateriaal was gestaafd en derhalve werd verworpen. Wat het besluit over het misbruik van een dominante positie betreft: dit betreft een situatie in het verleden, die buiten de beoordelingsperiode valt en betrekking heeft op een product dat niet is opgenomen in dit onderzoek. Verder is het in een ander relevant besluit in de beoordelingsperiode over een klacht die door een importeur was ingediend tegen dezelfde producent en die betrekking had op concurrentieverstorend gedrag op de Franse markt, niet tot een veroordeling gekomen van de producent. Die procedure werd beëindigd. Daarom werd bovenstaand verzoek verworpen.

(143)

Er is dus een groot aantal bedrijven op de markt die aan de vraag kunnen voldoen. Om die reden wordt derhalve geconcludeerd dat de concurrentie na de instelling van de antidumpingmaatregelen naar alle waarschijnlijkheid sterk zal blijven.

e)   Conclusie inzake het belang van de Gemeenschap

(144)

Rekening houdende met het bovenstaande wordt geconcludeerd dat er in dit geval geen dwingende redenen zijn om geen maatregelen te nemen en dat maatregelen in het belang van de Gemeenschap zijn.

H.   DEFINITIEVE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

1.   Schademarge

(145)

Gezien de conclusies in verband met dumping, de daaruit voortvloeiende schade, de oorzaak van de schade en het belang van de Gemeenschap, moeten maatregelen worden genomen om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap door de invoer met dumping verdere schade lijdt.

(146)

Hiertoe werden eerst de invoerprijzen vergeleken met de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap, zonder correctie voor een passende winstmarge. De vergelijking werd verricht voor vergelijkbare producttypen. Het verschil werd uitgedrukt als percentage van de overeenkomstige exportomzet. Bij deze analyse bleek dat de marges voor alle producenten/exporteurs hoger waren dan hun dumpingmarges. Om het laagste recht vast te stellen werd het niet noodzakelijk geacht de winstmarge te bepalen die de bedrijfstak van de Gemeenschap had kunnen bereiken als er geen sprake was geweest van invoer met dumping, aangezien de overeenkomstige schademarge hoger zou zijn dan de dumpingmarge.

(147)

Op grond van het bovenstaande en overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening, wordt geoordeeld dat er definitieve antidumpingrechten moeten worden ingesteld op de invoer van gietstukken uit de Volksrepubliek China op het niveau van de vastgestelde dumpingmarges, aangezien de schademarges hoger zijn.

(148)

De individuele antidumpingrechten voor de ondernemingen die worden behandeld als marktgerichte onderneming, als gespecificeerd in deze verordening, werden vastgesteld op basis van de bevindingen van dit onderzoek. Zij weerspiegelen derhalve de situatie van deze bedrijven die in het kader van dit onderzoek werd vastgesteld. Deze rechten (in tegenstelling tot het recht dat voor „alle overige ondernemingen” in het land geldt) zijn dus uitsluitend van toepassing op de invoer van producten uit de Volksrepubliek China die door de genoemde ondernemingen (rechtspersonen) zijn vervaardigd. Op ingevoerde producten die vervaardigd worden door andere ondernemingen die niet specifiek met naam en adres zijn vermeld in het dispositief van deze verordening, met inbegrip van ondernemingen die met de specifiek vermelde ondernemingen verbonden zijn, zijn deze percentages niet van toepassing; deze producten zijn onderworpen aan het recht dat van toepassing is op „alle overige ondernemingen”.

(149)

Verzoeken in verband met de toepassing van deze specifiek voor bepaalde ondernemingen geldende antidumpingrechten (bijvoorbeeld na de naamswijziging van een onderneming of na de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen) moeten aan de Commissie worden gericht, onder opgave van alle relevante gegevens, met name indien deze naamswijziging of de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen verband houdt met wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het gebied van productie en de verkoop in binnen- en buitenland. Indien nodig zal de verordening dienovereenkomstig worden gewijzigd door middel van een aanpassing van de lijst van ondernemingen waarop individuele rechten van toepassing zijn.

(150)

Gelet op het voorgaande zijn de antidumpingrechten als volgt:

Land

Onderneming

Antidumpingrecht

Volksrepubliek China

Shijiazhuang Transun Metal Products Co. Ltd.

0,0 %

Shaoshan Huanqiu Castings Foundry

0,0 %

Fengtai Handan Alloy Casting Co. Ltd.

0,0 %

Shanxi Jiaocheng Xinglong Casting Co. Ltd.

0,0 %

Tianjin Jinghai Chaoyue Industrial and Commercial Co. Ltd.

0,0 %

Shanxi Yuansheng Casting and Forging Industrial Co. Ltd.

18,6 %

Botou City Simencum Town Bai fo Tang Casting Factory

28,6 %

Hebei Shunda Foundry Co. Ltd.

28,6 %

Changan Cast Limited Company of Yixian Hebei

31,8 %

Shandong Huijin Stock Co. Ltd.

37,9 %

Alle overige ondernemingen

47,8 %

(151)

Alle partijen werden in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens was de instelling van een definitief antidumpingrecht aan te bevelen. De Commissie heeft tevens laten weten binnen welke termijn hiertegen bezwaar aangetekend kon worden. De mondelinge en schriftelijke opmerkingen van de partijen werden in overweging genomen en waar nodig werden de bevindingen dienovereenkomstig gewijzigd. Alle partijen ontvingen een gedetailleerd antwoord op de opmerkingen die zij hadden ingediend.

I.   VORM VAN DE MAATREGELEN

(152)

Vier producenten/exporteurs die individuele behandeling kregen, gaven te kennen dat zij een prijsverbintenis wilden aanbieden, maar dienden geen voldoende onderbouwde aanbieding in binnen de daarvoor in artikel 8, lid 2, van de basisverordening gestelde termijn. De Commissie kon derhalve geen aanbiedingen voor verbintenissen aanvaarden. Gezien de complexiteit van het vraagstuk voor de ondernemingen in kwestie (voornamelijk kleine en middelgrote ondernemingen) en gezien het feit dat de definitieve mededeling van de bevindingen niet werd voorafgegaan door een voorlopige mededeling, meent de Raad echter dat de betrokken ondernemingen bij wijze van uitzondering moet worden toegestaan hun aanbiedingen voor een verbintenis na het verstrijken van bovengenoemde termijn te vervolledigen.

(153)

De Chinese autoriteiten hebben tevens verzocht dat wordt getracht voor de talrijke medewerkende Chinese producenten/exporteurs die bij de procedure betrokken zijn een oplossing te vinden die vergelijkbaar is met de uitzondering die voor de vier in voorgaande overweging genoemde producenten/exporteurs is gemaakt. Indien mocht blijken, na de besprekingen daarover, dat een andere vorm van maatregelen dan de aanvaarding van verbintenissen passend is, dan zal zo spoedig mogelijk een tussentijds onderzoek worden uitgevoerd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op de invoer van bepaalde artikelen van niet-smeedbaar gietijzer van het type dat wordt gebruikt voor het afdekken of toegankelijk maken van installaties op of onder de grond en onderdelen daarvan, al dan niet bewerkt, gecoat, geverfd of voorzien van andere materialen, met uitsluiting van brandkranen, uit de Volksrepubliek China, gewoonlijk ingedeeld onder de GN-codes 7325 10 50 en 7325 10 92 en ex 7325 10 99 (Taric-code 7325109910).

2.   Het definitieve antidumpingrecht, van toepassing op de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, voor de producten omschreven in lid 1 en vervaardigd in de Volksrepubliek China door onderstaande ondernemingen is als volgt:

Onderneming

Antidumpingrecht (%)

Aanvullende Taric-code

Shijiazhuang Transun Metal Products Co. Ltd., Xinongcheng,

Liulintun, Luancheng County, Shijiazhuang City,

Hebei Province, 051430 Volksrepubliek China

0,0

A675

Shaoshan Huanqiu Castings Foundry, Fengjia Village,

Yingtian Township, Shaoshan, Hunan, Volksrepubliek China

0,0

A676

Fengtai Handan Alloy Casting Co. Ltd.,

Beizhangzhuang Town, Handan County, Hebei, Volksrepubliek China

0,0

A677

Shanxi Jiaocheng Xinglong Casting Co. Ltd.,

Jiaocheng County, Shanxi Province, Volksrepubliek China

0,0

A678

Tianjin Jinghai Chaoyue Industrial and Commercial Co. Ltd.,

Guan Pu Tou Village, Yang Cheng Zhuang Town,

Jinghai District, 301617 Tianjin, Volksrepubliek China

0,0

A679

Shanxi Yuansheng Casting and Forging Industrial Co. Ltd.,

No. 8 DiZangAn, Taiyuan, Shanxi, 030002, Volksrepubliek China

18,6

A680

Botou City Simencum Town Bai fo Tang Casting Factory,

Bai Fo Tang Village, Si Men Cum Town, Bo Tou City,

062159, Hebei Province, Volksrepubliek China

28,6

A681

Hebei Shunda Foundry Co. Ltd., Qufu Road, Quyang,

073100, Volksrepubliek China

28,6

A682

Changan Cast Limited Company of Yixian Hebei,

Taiyuan main street, Yi County, Hebei Province, 074200, Volksrepubliek China

31,8

A683

Shandong Huijin Stock Co. Ltd., North of Kouzhen Town,

Laiwu City, Shandong Province, 271114, Volksrepubliek China

37,9

A684

Alle overige ondernemingen

47,8

A999

3.   Tenzij anders vermeld zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 juli 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

J. STRAW


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004, PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12.

(2)  PB C 104 van 30.4.2004, blz. 62.


29.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/28


VERORDENING (EG) Nr. 1213/2005 VAN DE COMMISSIE

van 28 juli 2005

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 juli 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 juli 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1947/2002 (PB L 299 van 1.11.2002, blz. 17).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 28 juli 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

87,5

096

21,9

999

54,7

0707 00 05

052

88,2

999

88,2

0709 90 70

052

69,6

999

69,6

0805 50 10

388

62,4

508

58,8

524

69,1

528

65,0

999

63,8

0806 10 10

052

114,4

204

80,3

220

126,8

334

91,2

508

134,4

624

145,2

999

115,4

0808 10 80

388

71,4

400

101,0

508

65,5

512

75,6

524

52,1

528

75,8

720

106,2

804

80,5

999

78,5

0808 20 50

052

121,6

388

75,2

512

25,9

528

35,6

999

64,6

0809 10 00

052

130,9

094

100,2

999

115,6

0809 20 95

052

310,6

400

336,4

999

323,5

0809 30 10, 0809 30 90

052

108,7

999

108,7

0809 40 05

624

87,6

999

87,6


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


29.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/30


VERORDENING (EG) Nr. 1214/2005 VAN DE COMMISSIE

van 28 juli 2005

houdende rectificatie van Verordening (EEG) nr. 1722/93 tot vaststelling van de toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad wat de regelingen inzake de productierestituties in de sector granen betreft, in de Estse, de Finse, de Griekse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse en de Zweedse taal

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 8, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 9, lid 2, eerste alinea, tweede zin, van Verordening (EEG) nr. 1722/93 van de Commissie (2), zoals gewijzigd bij artikel 1, punt 4, van Verordening (EG) nr. 1548/2004 is een fout geconstateerd in de teksten in de Estse, de Finse, de Griekse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse en de Zweedse taal.

(2)

Om onjuiste interpretaties te vermijden en een correcte toepassing van de bij Verordening (EEG) nr. 1722/93 vastgestelde maatregelen te garanderen, moet die fout worden gerectificeerd.

(3)

Aangezien deze rectificatie geen nadelige of discriminatoire gevolgen heeft voor de betrokken producenten, moet zij van toepassing zijn met ingang van de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1548/2004.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 9, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EEG) nr. 1722/93, zoals gewijzigd bij artikel 1, punt 4, van Verordening (EG) nr. 1548/2004, wordt de tweede zin vervangen door:

„Wanneer de productierestitutie evenwel minder dan 16 EUR/t zetmeel of aardappelzetmeel bedraagt, hoeft geen zekerheid te worden gesteld en zijn de in artikel 10 van deze verordening bedoelde verificatie- en controlemaatregelen niet van toepassing.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 3 september 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 juli 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 159 van 1.7.1993, blz. 112. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1548/2004 (PB L 280 van 31.8.2004, blz. 11).


29.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/31


VERORDENING (EG) Nr. 1215/2005 VAN DE COMMISSIE

van 28 juli 2005

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1990/2004 houdende vaststelling van overgangsmaatregelen voor de wijnbouwsector in verband met de toetreding van Hongarije tot de Europese Unie

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op het Verdrag betreffende de toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije,

Gelet op de Akte van toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije, en met name op artikel 41, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 27, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (1) is bepaald dat iedere natuurlijke persoon, rechtspersoon of groep personen die wijn heeft bereid, verplicht is alle bij deze wijnbereiding verkregen bijproducten voor distillatie te leveren.

(2)

In Verordening (EG) nr. 1623/2000 van de Commissie van 25 juli 2000 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de marktmechanismen als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (2) zijn de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot deze distillatieverplichting vastgesteld, en is in artikel 49 voorzien in mogelijkheden om van deze verplichting af te wijken.

(3)

Hongarije heeft de nodige maatregelen voor de toepassing van deze distillatieverplichting vastgesteld, maar de bouw van nieuwe distilleerderijen waar de bijproducten van de wijnbereiding kunnen worden behandeld, heeft vertraging opgelopen. De distillatie van de bijproducten van het wijnoogstjaar 2004/2005 zal daarom gedeeltelijk in 2005/2006 plaatsvinden. Dit doet evenwel niets af aan het feit dat de capaciteit momenteel onvoldoende is om alle bijproducten van beide wijnoogstjaren tegelijk te distilleren.

(4)

Hongarije heeft bij Verordening (EG) nr. 1990/2004 van de Commissie (3) toestemming gekregen om bepaalde categorieën producenten voor het wijnoogstjaar 2004/2005 uit te sluiten van de verplichting tot distillatie van de bijproducten van de wijnbereiding. Gezien de hierboven uiteengezette situatie moet deze toestemming worden verlengd tot het einde van het wijnoogstjaar 2005/2006.

(5)

Verordening (EG) nr. 1990/2004 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze verordening vastgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met het Comité van beheer voor wijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1990/2004 worden de woorden „voor het wijnoogstjaar 2004/2005” vervangen door „voor de wijnoogstjaren 2004/2005 en 2005/2006”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 juli 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1795/2003 van de Commissie (PB L 262 van 14.10.2003, blz. 13).

(2)  PB L 194 van 31.7.2000, blz. 45. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 616/2005 (PB L 103 van 22.4.2005, blz. 15).

(3)  PB L 344 van 20.11.2004, blz. 8.


29.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/32


VERORDENING (EG) Nr. 1216/2005 VAN DE COMMISSIE

van 28 juli 2005

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1227/2000 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, inzonderheid met betrekking tot het productiepotentieel

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (1), en met name op artikel 80, onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Een aantal lidstaten ondervindt grote moeilijkheden bij de toepassing van artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1493/1999, met betrekking tot de regularisering van onwettige aanplant. Met name de datum waarop deze procedure moet ingaan, levert problemen op. Bovendien is het administratieve werk dat met de toepassing van de verschillende bepalingen inzake de toekenning van de afwijking gepaard gaat, aanzienlijk en complex, met name op het gebied van controles en sancties.

(2)

Met het oog op een oplossing van deze problemen moeten de bepalingen inzake de regularisering van onwettige aanplant worden gewijzigd. In afwachting van een voorstel van de Raad en in het belang van een goed administratief beheer moet de in Verordening (EG) nr. 1227/2000 van de Commissie (2) bepaalde datum voor de afsluiting van deze procedure definitief worden vastgesteld op 31 december 2007.

(3)

Verordening (EG) nr. 1227/2000 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor wijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1227/2000 wordt lid 1 bis vervangen door:

„1 bis.   In plaats van de in artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 vastgestelde datum geldt de datum 31 december 2007.”

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 augustus 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 juli 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1795/2003 van de Commissie (PB L 262 van 14.10.2003, blz. 13).

(2)  PB L 143 van 16.6.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1074/2005 (PB L 175 van 8.7.2005, blz. 12).


29.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/33


VERORDENING (EG) Nr. 1217/2005 VAN DE COMMISSIE

van 28 juli 2005

betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor bepaalde levende runderen van oorsprong uit Bulgarije, als vastgesteld bij Besluit 2003/286/EG van de Raad

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1), en met name op artikel 32, lid 1, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Besluit 2003/286/EG van de Raad van 8 april 2003 inzake de sluiting van een protocol tot aanpassing van de handelsaspecten van de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Bulgarije, anderzijds, in verband met de resultaten van de onderhandelingen over nieuwe wederzijdse landbouwconcessies (2) voorziet in de opening van tariefcontingenten voor de invoer van levende runderen van oorsprong uit Bulgarije.

(2)

Besluit 2005/430/EG van de Raad en de Commissie van 18 april 2005 inzake de sluiting van een aanvullend protocol bij de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Bulgarije, anderzijds, in verband met de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie (3) voorziet in aanvullende concessies voor de invoer van bepaalde levende runderen uit Bulgarije.

(3)

De uitvoeringsbepalingen betreffende de opening en de wijze van beheer van de tariefcontingenten voor levende runderen moeten worden vastgesteld voor een periode van meerdere jaren die ingaat op 1 juli 2005.

(4)

Om speculatie te voorkomen is het dienstig de beschikbare hoeveelheden ter beschikking te stellen van marktdeelnemers die kunnen aantonen dat zij daadwerkelijk hoeveelheden van enige omvang invoeren uit derde landen. Met het oog hierop en ter wille van een efficiënt beheer moeten de betrokken handelaren in het jaar dat voorafgaat aan het betrokken contingentjaar, een minimumaantal dieren hebben ingevoerd, wat bovendien een billijke toegang tot de concessies moet garanderen. Aangezien de huidige concessies enkel gelden voor de invoer van dieren uit Bulgarije en rekening houdend met de feitelijke invoer uit dat land, kan een partij van 50 dieren als normaal worden beschouwd. Gebleken is dat een transactie slechts als reëel en lonend kan worden beschouwd indien ten minste één partij wordt aangekocht.

(5)

Met het oog op de controle op de naleving van deze voorwaarden moet worden geëist dat de aanvragen worden ingediend in de lidstaat waar de importeur in het BTW-register is ingeschreven.

(6)

Teneinde speculatie te voorkomen, moet worden bepaald dat importeurs die per 1 januari voorafgaand aan het begin van het betrokken contingentjaar geen levende runderen meer verhandelen, niet in aanmerking komen voor het contingent. Bovendien moet in verband met de invoerrechten een zekerheid worden gesteld in de lidstaat waar de marktdeelnemer in het nationale BTW register is ingeschreven. De invoercertificaten zijn niet overdraagbaar en worden slechts aan de handelaren afgegeven voor de hoeveelheden waarvoor hun rechten tot invoer zijn toegekend.

(7)

Om te zorgen voor een gelijkere toegang tot het contingent, waarbij het aantal dieren per aanvraag echter nog lonend moet zijn, moet voor elke aanvraag van invoercertificaten een maximum- en een minimumaantal dieren in acht worden genomen.

(8)

Er dient te worden bepaald dat de rechten tot invoer pas na afloop van een bedenktijd worden toegekend en dat daarop eventueel een uniform verlagingspercentage wordt toegepast.

(9)

Krachtens artikel 29, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1254/1999 moet de regeling worden beheerd door middel van invoercertificaten. Te dien einde moet worden vastgesteld hoe de aanvragen moeten worden ingediend en welke gegevens de aanvragen en de certificaten moeten bevatten, zo nodig door aanvulling van sommige bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1445/95 van de Commissie van 26 juni 1995 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/80 (4) en Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie van 9 juni 2000 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (5).

(10)

Om de marktdeelnemer te verplichten invoercertificaten voor alle hem toegekende rechten tot invoer aan te vragen, moet worden bepaald dat een dergelijke aanvraag, met betrekking tot de voor de rechten tot invoer te stellen zekerheid, geldt als een primaire eis in de zin van Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie van 22 juli 1985 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake de regeling voor het stellen van zekerheden voor landbouwproducten (6).

(11)

Voor een deugdelijk beheer van het contingent is het ook noodzakelijk dat de titularis van het certificaat een echte importeur is. Een dergelijke importeur moet derhalve een actief aandeel hebben in de aankoop, het vervoer en de invoer van de betrokken dieren. Overlegging van het bewijs van deze activiteiten geldt als een primaire eis in verband met de certificaatzekerheid.

(12)

Met het oog op een strikte statistische controle van de in het kader van het contingent ingevoerde dieren is de in artikel 8, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 bedoelde tolerantie niet van toepassing.

(13)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Met ingang van 1 juli 2005 mogen, per periode van 12 maanden, 6 600 levende runderen met een gewicht van niet meer dan 300 kg van de GN-codes 0102 90 05, 0102 90 21, 0102 90 29, 0102 90 41 of 0102 90 49, van oorsprong uit Bulgarije met vrijstelling van rechten in de Gemeenschap worden ingevoerd.

Het volgnummer van dit tariefcontingent is 09.4769.

Het in de eerste alinea bedoelde contingent wordt jaarlijks met 600 dieren verhoogd.

Artikel 2

1.   Om in aanmerking te komen voor het in artikel 1 bedoelde contingent moet de aanvrager van rechten tot invoer een natuurlijke of rechtspersoon zijn. Bij de indiening van de aanvraag moet de aanvrager ten genoegen van de bevoegde instanties van de betrokken lidstaat kunnen aantonen dat hij in het aan het betrokken contingentjaar voorafgaande jaar ten minste 50 dieren van GN-code 0102 90 heeft ingevoerd.

De aanvrager moet ingeschreven zijn in een nationaal BTW-register.

2.   Als bewijs van invoer geldt uitsluitend het douanedocument waarmee de goederen in het vrije verkeer zijn gebracht, dat naar behoren is geviseerd door de douaneautoriteiten en waarin naar de betrokken aanvrager wordt verwezen als geadresseerde.

De lidstaten mogen kopieën van de in de eerste alinea bedoelde documenten aanvaarden die door de bevoegde instantie naar behoren zijn gecertificeerd. Wanneer dergelijke kopieën worden aanvaard, moet hiervan voor elke betrokken aanvrager melding worden gemaakt in de in artikel 3, lid 5, bedoelde mededeling van de lidstaten.

3.   Marktdeelnemers die op 1 januari voorafgaand aan het betrokken contingentjaar niet meer actief waren in de handel met derde landen in de sector rundvlees, komen niet in aanmerking voor een toewijzing.

4.   Ondernemingen die zijn ontstaan na een fusie van ondernemingen die elk een referentie-invoer hebben die in overeenstemming is met het in lid 1 bedoelde minimumaantal, mogen deze referentie-invoer als basis voor hun aanvraag gebruiken.

Artikel 3

1.   Aanvragen van rechten tot invoer mogen slechts worden ingediend in de lidstaat waar de aanvrager in een nationaal BTW-register is ingeschreven.

2.   Aanvragen van rechten tot invoer moeten betrekking hebben op ten minste 50 dieren en mogen slechts betrekking hebben op maximaal 5 % van het beschikbare aantal.

Indien de aangevraagde aantallen het in de eerste alinea vermelde percentage overschrijden, wordt slechts het bedoelde maximumaantal in aanmerking genomen.

3.   Aanvragen van rechten tot invoer moeten uiterlijk op 15 juni voorafgaand aan het betrokken contingentjaar worden ingediend, vóór 13.00 uur plaatselijke tijd Brussel.

Voor de contingentperiode die loopt van 1 juli 2005 tot en met 30 juni 2006 evenwel moeten de aanvragen van rechten tot invoer uiterlijk op de tiende werkdag na de datum van bekendmaking van de onderhavige verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend, vóór 13.00 uur plaatselijke tijd Brussel.

4.   Aanvragers mogen voor het in artikel 1 vastgestelde contingent niet meer dan één aanvraag indienen. Wanneer een aanvrager meer dan één aanvraag indient, worden al zijn aanvragen afgewezen.

5.   Na verificatie van de ingediende documenten zenden de lidstaten de Commissie, uiterlijk op de tiende werkdag na afloop van de periode voor de indiening van aanvragen, de lijst van de aanvragers en hun adres, met vermelding van de aangevraagde aantallen.

Alle mededelingen, met inbegrip van die waarmee wordt gemeld dat geen aanvragen zijn ingediend, worden per fax of e-mail toegezonden, hetzij met gebruikmaking van het modelformulier in bijlage I, hetzij in een andere door de Commissie aan de lidstaten meegedeelde vorm.

Artikel 4

1.   Na de in artikel 3, lid 5, bedoelde mededeling besluit de Commissie zo spoedig mogelijk in welke mate de aanvragen kunnen worden gehonoreerd.

2.   Indien de aantallen die zijn vermeld in de in artikel 3 bedoelde aanvragen, de beschikbare aantallen overschrijden, stelt de Commissie een uniforme coëfficiënt vast waarmee de aangevraagde aantallen worden verminderd.

Indien de toepassing van de in de eerste alinea bedoelde verminderingscoëfficiënt leidt tot een saldo van minder dan 50 dieren per aanvraag, wijst de betrokken lidstaat, in het kader van de beschikbare aantallen, bij loting rechten tot invoer van telkens 50 dieren toe. Wanneer minder dan 50 dieren overblijven, wordt voor het betrokken aantal één recht tot invoer toegekend.

Artikel 5

1.   De voor de rechten tot invoer te stellen zekerheid bedraagt 3 euro per dier. De zekerheid moet op het moment van indiening van de aanvraag voor rechten tot invoer worden gesteld bij de bevoegde instantie.

2.   Voor het toegewezen aantal moeten invoercertificaten worden aangevraagd. Deze verplichting geldt als een primaire eis in de zin van artikel 20, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2220/85.

3.   Indien de toepassing van de in artikel 4, lid 2, bedoelde verminderingscoëfficiënt minder rechten tot invoer oplevert dan het aangevraagde aantal, wordt de gestelde zekerheid onverwijld naar evenredigheid vrijgegeven.

Artikel 6

1.   De toegewezen aantallen worden na overlegging van één of meer invoercertificaten ingevoerd.

2.   Certificaataanvragen mogen alleen worden ingediend in de lidstaat waar de aanvrager rechten tot invoer in het kader van het contingent heeft aangevraagd en gekregen.

Telkens wanneer een invoercertificaat aan de aanvrager wordt afgegeven, worden de daaraan verbonden rechten tot invoer in mindering gebracht op zijn totale aantal rechten op uitvoer.

3.   Een invoercertificaat wordt afgegeven op aanvraag en op naam van de marktdeelnemer die de rechten tot invoer heeft gekregen.

4.   Op de certificaataanvraag en op het certificaat worden de volgende vermeldingen aangebracht:

a)

in vak 8: het land van oorsprong;

b)

in vak 16: één of meer van de volgende GN-codes:

 

0102 90 05, 0102 90 21, 0102 90 29, 0102 90 41 of 0102 90 49;

c)

in vak 20: het volgnummer van het betrokken contingent en ten minste één van de in bijlage II opgenomen vermeldingen.

Het certificaat verplicht tot invoer uit het in vak 8 vermelde land.

Artikel 7

1.   In afwijking van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 zijn de op grond van de onderhavige verordening afgegeven invoercertificaten niet overdraagbaar en geven ze slechts toegang tot de met het tariefcontingent verbonden rechten wanneer ze op dezelfde naam en hetzelfde adres zijn gesteld als die van de geadresseerde in de douaneaangifte voor het vrije verkeer waarvan ze vergezeld gaan.

2.   In afwijking van het bepaalde in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1445/95 zijn de invoercertificaten geldig gedurende 150 dagen, te rekenen vanaf de werkelijke datum van afgifte in de zin van artikel 6, lid 3, van de onderhavige verordening. Geen enkel invoercertificaat is nog geldig na 30 juni van elk contingentjaar.

3.   Invoercertificaten worden pas afgegeven nadat een zekerheid is gesteld van 20 euro per dier, samengesteld als volgt:

a)

de in artikel 5, lid 1, bedoelde zekerheid van 3 euro en

b)

een zekerheid van 17 euro die door de aanvrager moet worden gesteld op het moment dat hij de certificaataanvraag indient.

4.   De afgegeven certificaten zijn in de gehele Gemeenschap geldig.

5.   Artikel 8, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 is niet van toepasssing; Daartoe wordt in vak 19 van het certificaat het cijfer „0” (nul) ingevuld.

6.   Onverminderd het bepaalde in titel III, afdeling 4, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 betreffende het vrijgeven van zekerheden mag de in lid 3 bedoelde zekerheid niet worden vrijgegeven voordat het bewijs is geleverd dat de titularis van het certificaat commercieel en logistiek verantwoordelijk is geweest voor de aankoop, het vervoer en het in het vrije verkeer brengen van de betrokken dieren. Als bewijs geldt:

a)

het origineel van de betrokken handelsfactuur of een gewaarmerkte kopie daarvan die aan de titularis is gericht door de verkoper of diens vertegenwoordiger, beiden gevestigd in het derde land van uitvoer, en het bewijs van betaling daarvan door de titularis, of de opening door de titularis van een onherroepelijk documentair krediet ten gunste van de verkoper,

b)

het cognossement of, in voorkomend geval, het weg- of luchtvervoersdocument voor de betrokken dieren dat op naam van de titularis is gesteld,

c)

een document waaruit blijkt dat de goederen in het vrije verkeer zijn gebracht, met vermelding van de naam en het adres van de titularis als geadresseerde.

Artikel 8

Voor de ingevoerde dieren kan van de in artikel 1 bedoelde vrijstelling van rechten gebruik worden gemaakt na overlegging van hetzij een door het land van uitvoer overeenkomstig Protocol nr. 4 bij de Europaovereenkomst met Bulgarije afgegeven certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, hetzij een door de exporteur overeenkomstig het bepaalde in het genoemde protocol opgestelde verklaring.

Artikel 9

De Verordeningen (EG) nr. 1445/95 en (EG) nr. 1291/2000 zijn van toepassing onder voorbehoud van het bepaalde in de onderhavige verordening.

Artikel 10

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 juli 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.06.1999, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1).

(2)  PB L 102 van 24.4.2003, blz. 60.

(3)  PB L 155 van 17.6.2005, blz. 1.

(4)  PB L 143 van 27.6.1995, blz. 35. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1118/2004 (PB L 217 van 17.6.2004, blz. 10).

(5)  PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1741/2004 (PB L 311 van 8.10.2004, blz. 17).

(6)  PB L 205 van 3.8.1985, blz. 5. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 673/2004 (PB L 105 van 14.4.2004, blz. 17).


BIJLAGE I

Fax EG (32 2) 292 17 34

E-mail: AGRI-Bovins-Import@cec.eu.int

Image


BIJLAGE II

In artikel 6, lid 4, onder c), bedoelde vermeldingen

:

Spaans

:

Reglamento (CE) no 1217/2005

:

Tsjechisch

:

Nařízení (ES) č. 1217/2005

:

Deens

:

Forordning (EF) nr. 1217/2005

:

Duits

:

Verordnung (EG) Nr. 1217/2005

:

Ests

:

Määrus (EÜ) nr 1217/2005

:

Grieks

:

Κανονισμός (ΕΚ) αριθ. 1217/2005

:

Engels

:

Regulation (EC) No 1217/2005

:

Frans

:

Règlement (CE) no 1217/2005

:

Italiaans

:

Regolamento (CE) n. 1217/2005

:

Lets

:

Regula (EK) Nr. 1217/2005

:

Litouws

:

Reglamentas (EB) Nr. 1217/2005

:

Hongaars

:

1217/2005/EK rendelet

:

Nederlands

:

Verordening (EG) nr. 1217/2005

:

Pools

:

Rozporządzenie (WE) nr 1217/2005

:

Portugees

:

Regulamento (CE) n.o 1217/2005

:

Slowaaks

:

Nariadenie (ES) č. 1217/2005

:

Sloveens

:

Uredba (ES) št. 1217/2005

:

Fins

:

Asetus (EY) N:o 1217/2005

:

Zweeds

:

Förordning (EG) nr 1217/2005


29.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/39


VERORDENING (EG) Nr. 1218/2005 VAN DE COMMISSIE

van 28 juli 2005

tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de toepassing van een bij Verordening (EG) nr. 1182/2005 van de Raad vastgesteld tariefcontingent voor de invoer van levende runderen van oorsprong uit Zwitserland met een gewicht van meer dan 160 kg

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1), en met name op artikel 32,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1182/2005 van de Raad van 18 juli 2005 houdende vaststelling van autonome overgangsmaatregelen voor de opening van een communautair tariefcontingent voor de invoer van levende runderen van oorsprong uit Zwitserland (2) wordt op een autonome en voorlopige basis een rechtenvrij communautair tariefcontingent geopend in het kader waarvan in de periode vanaf de datum van inwerkingtreding van die verordening tot en met 31 december 20052 300 levende runderen van oorsprong uit Zwitserland met een gewicht van meer dan 160 kg mogen worden ingevoerd.

(2)

Met het oog op de toewijzing in het kader van het tariefcontingent en rekening houdend met de aard van de betrokken producten, moet de in artikel 32, lid 2, tweede streepje, van Verordening (EG) nr. 1254/1999 vermelde methode van het gelijktijdige onderzoek worden toegepast.

(3)

Om in aanmerking te komen voor het voordeel dat met dit tariefcontingent verbonden is, moeten de levende runderen van oorsprong uit Zwitserland zijn overeenkomstig de regels als bedoeld in artikel 4 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten (3) (hierna „de overeenkomst” genoemd).

(4)

Om speculatie te voorkomen, moet erop worden toegezien dat de in het kader van het contingent beschikbare aantallen worden toegewezen aan marktdeelnemers die kunnen aantonen dat zij een significant aandeel hebben in de handel met derde landen. Hiertoe moet, mede met het oog op een efficiënt beheer, worden geëist dat de handelaren in de periode van 1 mei 2004 tot en met 30 april 2005 ten minste 50 dieren hebben ingevoerd (ervan uitgaande dat een partij van 50 dieren als een normale lading kan worden beschouwd). De ervaring heeft geleerd dat een transactie slechts als reëel en rendabel kan worden beschouwd als minstens één partij wordt aangekocht.

(5)

Met het oog op de controle van dergelijke criteria moeten de aanvragen worden ingediend in de lidstaat waar de importeur in een BTW-register is ingeschreven.

(6)

Eveneens om speculatie te voorkomen, moet aan importeurs die op 1 januari 2005 niet meer actief waren in de handel in levende runderen, de toegang tot het contingent worden geweigerd. Bovendien moet voor de rechten tot invoer een zekerheid wordt vastgesteld, mogen certificaten niet worden overgedragen en moeten de aan de handelaren afgegeven invoercertificaten uitsluitend gelden voor de aantallen waarvoor zij rechten tot invoer hebben gekregen.

(7)

Om te zorgen voor een gelijkere toegang tot het contingent, waarbij het aantal dieren per aanvraag echter nog rendabel moet zijn, moet een maximum- en minimumaantal dieren per aanvraag worden vastgesteld.

(8)

De rechten tot invoer moeten na een bedenktermijn worden toegewezen en zonodig moet er een vaste verminderingscoëfficiënt op worden toegepast.

(9)

Overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1254/1999 moet de regeling worden beheerd door middel van invoercertificaten. Hiertoe moet worden vastgesteld hoe de aanvragen moeten worden ingediend en welke gegevens de aanvragen en de certificaten moeten bevatten, zo nodig door aanvulling of afwijking van sommige bepalingen van Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie van 9 juni 2000 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (4), en van Verordening (EG) nr. 1445/95 van de Commissie van 26 juni 1995 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/80 (5).

(10)

Om de marktdeelnemer te verplichten invoercertificaten voor alle hem toegekende rechten tot invoer aan te vragen, moet worden bepaald dat een dergelijke aanvraag, met betrekking tot de voor de rechten tot invoer te stellen zekerheid, geldt als een primaire eis in de zin van Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie van 22 juli 1985 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake de regeling voor het stellen van zekerheden voor landbouwproducten (6).

(11)

De ervaring toont aan dat het voor een deugdelijk beheer van het contingent ook noodzakelijk is dat de titularis van het certificaat een echte importeur is. Een dergelijke importeur moet derhalve een actief aandeel hebben in de aankoop, het vervoer en de invoer van de betrokken dieren. Overlegging van het bewijs van deze activiteiten geldt als een primaire eis in verband met de certificaatzekerheid.

(12)

Met het oog op een strikte statistische controle van de in het kader van het contingent ingevoerde dieren is de in artikel 8, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 bedoelde tolerantie niet van toepassing.

(13)

Met het oog op een goed beheer van dit contingent moet deze verordening van toepassing worden met ingang van de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1182/2005.

(14)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Hierbij wordt op een autonome en voorlopige basis een rechtenvrij communautair tariefcontingent geopend dat geldig is vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening tot en met 31 december 2005 en dat betrekking heeft op de invoer van 2 300 levende runderen van oorsprong uit Zwitserland met een gewicht van meer dan 160 kg van GN-code 0102 90 41, 0102 90 49, 0102 90 51, 0102 90 59, 0102 90 61, 0102 90 69, 0102 90 71 of 0102 90 79.

Het volgnummer van dit tariefcontingent is 09.4203.

2.   De oorsprongsregels voor de in lid 1 bedoelde producten zijn de in artikel 4 van de overeenkomst bedoelde regels.

Artikel 2

1.   Om in aanmerking te komen voor het in artikel 1 bedoelde contingent moet de aanvrager een natuurlijke of rechtspersoon zijn die bij de indiening van de aanvraag ten genoegen van de bevoegde instanties van de betrokken lidstaat kan aantonen dat hij in de periode van 1 mei 2004 tot en met 30 april 2005 ten minste 50 dieren van GN-code 0102 10 en 0102 90 heeft ingevoerd.

De aanvrager moet ingeschreven zijn in een nationaal BTW-register.

2.   Als bewijs van invoer geldt uitsluitend de naar behoren door de douaneautoriteiten geviseerde douaneaangifte voor het vrije verkeer, waarin naar de betrokken aanvrager wordt verwezen.

De lidstaten mogen door de bevoegde instantie voor echt verklaarde kopieën van de in de eerste alinea vermelde documenten aanvaarden. Wanneer dergelijke kopieën worden aanvaard, moet hiervan voor elke betrokken aanvrager melding worden gemaakt in de in artikel 3, lid 5, bedoelde mededeling van de lidstaten.

3.   Marktdeelnemers die op 1 januari 2005 niet meer actief waren in de handel met derde landen in de sector rundvlees, komen niet in aanmerking voor een toewijzing.

4.   Ondernemingen die zijn ontstaan na een fusie van ondernemingen die elk een referentie — invoer hebben die in overeenstemming is met het in lid 1 bedoelde minimumaantal, mogen deze referentie — invoer als basis voor hun aanvraag gebruiken.

Artikel 3

1.   Aanvragen voor rechten tot invoer mogen slechts worden ingediend in de lidstaat waar de aanvrager in een nationaal BTW-register is ingeschreven.

2.   Aanvragen voor rechten tot invoer moeten betrekking hebben op ten minste 50 dieren en mogen slechts betrekking hebben op maximaal 5 % van het beschikbare aantal.

Indien de aangevraagde aantallen het in de eerste alinea vermelde percentage overschrijden, wordt slechts het bedoelde maximumaantal in aanmerking genomen.

3.   Aanvragen voor rechten tot invoer moeten uiterlijk op de tiende werkdag na de datum van bekendmaking van de onderhavige verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend, vóór 13.00 uur Belgische tijd.

4.   Aanvragers mogen voor het in artikel 1, lid 1, vastgestelde contingent niet meer dan één aanvraag indienen. Wanneer een aanvrager meer dan één aanvraag indient, worden al zijn aanvragen afgewezen.

5.   Na verificatie van de ingediende documenten zenden de lidstaten de Commissie, uiterlijk op de tiende werkdag na afloop van de periode voor de indiening van aanvragen, de lijst van de aanvragers en hun adres, met vermelding van de aangevraagde aantallen.

Alle mededelingen, met inbegrip van die waarmee wordt gemeld dat geen aanvragen zijn ingediend, worden per fax of e-mail toegezonden, waarbij, wanneer daadwerkelijk aanvragen zijn ingediend, gebruik wordt gemaakt van het modelformulier in bijlage I bij deze verordening.

Artikel 4

1.   Na de in artikel 3, lid 5, bedoelde mededeling besluit de Commissie zo spoedig mogelijk in welke mate de aanvragen kunnen worden gehonoreerd.

2.   Indien de aantallen die zijn vermeld in de in artikel 3 bedoelde aanvragen, de beschikbare aantallen overschrijden, stelt de Commissie een uniforme coëfficiënt vast waarmee de aangevraagde aantallen worden verminderd.

Indien de toepassing van de in de eerste alinea bedoelde verminderingscoëfficiënt leidt tot een saldo van minder dan 50 dieren per aanvraag, wijst de betrokken lidstaat, in het kader van de beschikbare aantallen, bij loting rechten tot invoer van telkens 50 dieren toe. Bij een totaal saldo van minder dan 50 dieren wordt voor het betrokken aantal één recht tot invoer toegekend.

Artikel 5

1.   De voor de rechten tot invoer te stellen zekerheid bedraagt 3 euro per dier. De zekerheid moet op het moment van indiening van de aanvraag voor rechten tot invoer worden gesteld bij de bevoegde instantie.

2.   Voor het toegewezen aantal moeten invoercertificaten worden aangevraagd. Deze verplichting geldt als een primaire eis in de zin van artikel 20, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2220/85.

3.   Indien de toepassing van de in artikel 4, lid 2, bedoelde verminderingscoëfficiënt minder rechten tot invoer oplevert dan het aangevraagde aantal, wordt de gestelde zekerheid onverwijld naar evenredigheid vrijgegeven.

Artikel 6

1.   De toegewezen aantallen worden na overlegging van één of meer invoercertificaten ingevoerd.

2.   Certificaataanvragen mogen alleen worden ingediend in de lidstaat waar de aanvrager rechten tot invoer in het kader van het contingent heeft aangevraagd en gekregen.

Telkens wanneer een invoercertificaat aan de aanvrager wordt afgegeven, worden de daaraan verbonden rechten tot invoer in mindering gebracht op zijn totale aantal rechten op uitvoer.

3.   Een invoercertificaat wordt afgegeven op aanvraag en op naam van de marktdeelnemer die de rechten tot invoer heeft gekregen.

4.   Op de certificaataanvraag en op het certificaat worden de volgende vermeldingen aangebracht:

a)

in vak 8: het land van oorsprong;

b)

in vak 16: één of meer van de volgende GN-codes:

 

0102 90 41, 0102 90 49, 0102 90 51, 0102 90 59, 0102 90 61, 0102 90 69, 0102 90 71 of 0102 90 79;

c)

in vak 20: het volgnummer van het contingent (09.4203) en ten minste één van de in bijlage II opgenomen vermeldingen.

Het certificaat verplicht tot invoer uit het in vak 8 vermelde land.

Artikel 7

1.   In afwijking van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 zijn de op grond van de onderhavige verordening afgegeven invoercertificaten niet overdraagbaar en geven ze slechts toegang tot de met het tariefcontingent verbonden rechten wanneer ze op dezelfde naam en hetzelfde adres zijn gesteld als die van de geadresseerde in de douaneaangifte voor het vrije verkeer waarvan ze vergezeld gaan.

2.   Geen enkel invoercertificaat is nog geldig na 31 december 2005.

3.   De zekerheid voor het invoercertificaat bedraagt 20 euro per dier en moet door de aanvrager worden gesteld op het moment waarop de certificaataanvraag wordt ingediend.

4.   De afgegeven certificaten zijn in de gehele Gemeenschap geldig.

5.   Op grond van artikel 50, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 wordt, indien meer wordt ingevoerd dan in het invoercertificaat is aangegeven, op de extra hoeveelheid het volle recht van het gemeenschappelijke douanetarief geheven dat geldt op de dag waarop de douaneaangifte voor het vrije verkeer wordt aanvaard.

6.   Onverminderd het bepaalde in titel III, afdeling 4, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 mag de zekerheid niet worden vrijgegeven voordat het bewijs is geleverd dat de titularis van het certificaat commercieel en logistiek verantwoordelijk is geweest voor de aankoop, het vervoer en het in het vrije verkeer brengen van de betrokken dieren. Als bewijs geldt:

a)

het origineel van de handelsfactuur of een gewaarmerkte kopie daarvan die aan de titularis is gericht door de verkoper of diens vertegenwoordiger, beiden gevestigd in het derde land van uitvoer, en het bewijs van betaling daarvan door de titularis, of de opening door de titularis van een onherroepelijk documentair krediet ten gunste van de verkoper;

b)

het op naam van de titularis opgestelde vervoersdocument voor de betrokken dieren;

c)

een document waaruit blijkt dat de goederen in het vrije verkeer zijn gebracht, met vermelding van de naam en het adres van de titularis als geadresseerde.

Artikel 8

De Verordeningen (EG) nr. 1291/2000 en (EG) nr. 1445/95 zijn van toepassing onder voorbehoud van het bepaalde in de onderhavige verordening.

Artikel 9

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1182/2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 juli 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1).

(2)  PB L 190 van 22.7.2005, blz. 1.

(3)  PB L 114 van 30.4.2002, blz. 132.

(4)  PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1741/2004 (PB L 311 van 8.10.2004, blz. 17).

(5)  PB L 143 van 27.6.1995, blz. 35. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1118/2004 (PB L 217 van 17.6.2004, blz. 10).

(6)  PB L 205 van 3.8.1985, blz. 5. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 673/2004 (PB L 105 van 14.4.2004, blz. 17).


BIJLAGE I

Fax: (32-2) 292 17 34

E-mail: AGRI-IMP-BOVINE@cec.eu.int

Image


BIJLAGE II

In artikel 6, lid 4, onder c), bedoelde vermeldingen

:

Spaans

:

Reglamento (CE) no 1218/2005

:

Tsjechisch

:

Nařízení (ES) č. 1218/2005

:

Deens

:

Forordning (EF) nr. 1218/2005

:

Duits

:

Verordnung (EG) Nr. 1218/2005

:

Ests

:

Määrus (EÜ) nr 1218/2005

:

Grieks

:

Κανονισμός (ΕΚ) αριθ. 1218/2005

:

Engels

:

Regulation (EC) No 1218/2005

:

Frans

:

Règlement (CE) no 1218/2005

:

Italiaans

:

Regolamento (CE) n. 1218/2005

:

Lets

:

Regula (EK) Nr. 1218/2005

:

Litouws

:

Reglamentas (EB) Nr. 1218/2005

:

Hongaars

:

1218/2005/EK rendelet

:

Nederlands

:

Verordening (EG) nr. 1218/2005

:

Pools

:

Rozporządzenie (WE) nr 1218/2005

:

Portugees

:

Regulamento (CE) n.o 1218/2005

:

Slowaaks

:

Nariadenie (ES) č. 1218/2005

:

Sloveens

:

Uredba (ES) št. 1218/2005

:

Fins

:

Asetus (EY) N:o 1218/2005

:

Zweeds

:

Förordning (EG) nr 1218/2005


29.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/45


VERORDENING (EG) Nr. 1219/2005 VAN DE COMMISSIE

van 28 juli 2005

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1623/2000 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de marktmechanismen als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (1), en met name op de artikelen 33 en 36,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Met betrekking tot de steunregeling voor most die wordt gebruikt voor de verrijking van wijn, voorziet artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1623/2000 van de Commissie (2) in een op het einde van het wijnoogstjaar 2004/2005 aflopende afwijking voor most die afkomstig is uit andere zones dan zone CIII. In afwachting van een diepgaandere wijziging van deze steunregeling in het kader van de geplande hervorming van de gemeenschappelijk ordening van de wijnmarkt dient te worden bepaald dat deze afwijking tot het einde van het wijnoogstjaar 2006/2007 mag worden toegepast.

(2)

In de artikelen 45, 59 en 61 van Verordening (EG) nr. 1623/2000 zijn data voor de distillatie van de bijproducten van de wijnbereiding vastgesteld. In een aantal lidstaten blijkt het wegens de overvloedige oogst in het wijnoogstjaar 2004/2005 moeilijk om deze producten binnen de gestelde termijnen te distilleren. Derhalve moeten de termijnen worden verlengd.

(3)

Artikel 52 van Verordening (EG) nr. 1623/2000 voorziet voor de wijnoogstjaren 2001/2002 tot en met 2004/2005 in een afwijking van de regeling inzake distillatie van wijn uit druiven van rassen die tegelijk als wijndruivenras en als druivenras voor de bereiding van eau-de-vie van wijn met oorsprongsbenaming zijn ingedeeld. In afwachting van een diepgaandere wijziging van de regeling in het kader van de geplande hervorming van de gemeenschappelijke marktordening voor wijn dient te worden bepaald dat deze afwijking tot het einde van het wijnoogstjaar 2006/2007 mag worden toegepast.

(4)

In artikel 63bis van Verordening (EG) nr. 1623/2000 is vastgesteld welk percentage van de geproduceerde wijn de producenten tot drinkalcohol mogen distilleren. Dit percentage dient te worden vastgesteld voor het wijnoogstjaar 2005/2006.

(5)

Verordening (EG) nr. 1623/2000 dient overeenkomstig te worden gewijzigd.

(6)

Aangezien het volgende wijnoogstjaar op 1 augustus 2005 begint, dient de onderhavige verordening vanaf die datum van toepassing te zijn.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor wijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1623/2000 wordt als volgt gewijzigd:

1)

in artikel 13, lid 1, tweede alinea, worden de woorden „Voor de wijnoogstjaren 2003/2004 tot en met 2004/2005” vervangen door „Voor de wijnoogstjaren 2003/2004 tot en met 2006/2007”.

2)

In artikel 45, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„In afwijking van het bepaalde in de eerste alinea geldt voor het wijnoogstjaar 2004/2005 in plaats van de in die alinea vermelde datum de datum 31 augustus van het volgende wijnoogstjaar.”.

3)

In artikel 52, lid 1, vierde alinea, worden de woorden „voor de wijnoogstjaren 2001/2002 tot en met 2004/2005” vervangen door „voor de wijnoogstjaren 2001/2002 tot en met 2006/2007”.

4)

In artikel 59 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„In afwijking van het bepaalde in de eerste alinea geldt voor het wijnoogstjaar 2004/2005 in plaats van de in die alinea vermelde datum de datum 15 september van het volgende wijnoogstjaar.”.

5)

In artikel 61, lid 3, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Voor het wijnoogstjaar 2004/2005 geldt in plaats van de in de eerste alinea vermelde datum evenwel de datum 15 september van het volgende wijnoogstjaar.”.

6)

In artikel 63bis, lid 2, eerste alinea, wordt de laatste zin vervangen door:

„Voor de wijnoogstjaren 2004/2005 en 2005/2006 is dat percentage vastgesteld op 25.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 augustus 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 juli 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1795/2003 van de Commissie (PB L 262 van 14.10.2003, blz. 13).

(2)  PB L 194 van 31.7.2000, blz. 45. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 616/2005 (PB L 103 van 22.4.2005, blz. 15).


29.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/47


VERORDENING (EG) Nr. 1220/2005 VAN DE COMMISSIE

van 28 juli 2005

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1279/98, met betrekking tot bepaalde tariefcontingenten voor rundvleesproducten van oorsprong uit Bulgarije

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1), en met name op artikel 32, lid 1, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Besluit 2003/286/EG van de Raad van 8 april 2003 inzake de sluiting van een protocol tot aanpassing van de handelsaspecten van de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Bulgarije, anderzijds, in verband met de resultaten van de onderhandelingen over nieuwe wederzijdse landbouwconcessies (2) zijn concessies vastgesteld voor de invoer van rundvleesproducten in het kader van het bij deze overeenkomst geopende tariefcontingent.

(2)

De bepalingen voor de toepassing van dit tariefcontingent zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1279/98 van de Commissie van 19 juni 1998 tot vaststelling van de bepalingen voor de toepassing van de tariefcontingenten voor rundvlees die bij de Besluiten 2003/286/EG en 2003/18/EG zijn vastgesteld voor Bulgarije en Roemenië (3).

(3)

Aanvullende concessies voor rundvleesproducten zijn vastgesteld bij Besluit 2005/430/EG, Euratom van de Raad en de Commissie van 18 april 2005 inzake de sluiting van een aanvullend protocol bij de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Bulgarije, anderzijds, in verband met de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie (4).

(4)

De maatregelen voor de toepassing van de concessies inzake rundvleesproducten moeten worden vastgesteld en Verordening (EG) nr. 1279/98 moet dienovereenkomstig worden aangepast.

(5)

In artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1279/98 is bovendien bepaald dat certificaataanvragen alleen kunnen worden ingediend in de eerste tien dagen van elke in artikel 2 van die verordening bedoelde periode. Gezien de datum van inwerkingtreding van de onderhavige verordening moet van deze bepaling worden afgeweken voor de periode van 1 juli 2005 tot en met 31 december 2005.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   In afwijking van artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1279/98 moeten aanvragen van invoercertificaten voor de periode die loopt van de inwerkingtreding van de onderhavige verordening tot en met 31 december 2005, worden ingediend uiterlijk op de tiende werkdag na de datum van bekendmaking van de onderhavige verordening in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, om 13.00 uur plaatselijke tijd Brussel.

2.   Certificaataanvragen die overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1279/98 zijn ingediend in de eerste 10 dagen van juli 2005, worden beschouwd als aanvragen overeenkomstig het bepaalde in lid 1.

3.   De bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 1279/98 worden vervangen door de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 juli 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1).

(2)  PB L 102 van 24.4.2003, blz. 60.

(3)  PB L 176 van 20.6.1998, blz. 12. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1118/2004 (PB L 217 van 17.6.2004, blz. 10).

(4)  PB L 155 van 17.6.2005, blz. 1.


BIJLAGE

BIJLAGE I

Bij invoer in de Gemeenschap van bepaalde producten van oorsprong uit bepaalde landen geldende concessies

(MFN = recht voor meestbegunstigde natie)

Land van oorsprong

Volgnummer van de contingenten

GN-code

Omschrijving

Toepasselijk recht

(% van MFN)

Jaarlijkse hoeveelheid vanaf 1.7.2003

(ton)

Jaarlijkse toename vanaf 1.7.2004

(ton)

Roemenië

09.4753

0201

0202

Vlees van runderen, vers, gekoeld of bevroren

Vrij

4 000

0

09.4765

0206 10 95

Eetbare omlopen en longhaasjes van runderen, vers of gekoeld

Vrij

100

0

0206 29 91

Eetbare omlopen en longhaasjes van runderen, bevroren

0210 20

Vlees van runderen, gezouten, ingepekeld, gedroogd of gerookt

0210 99 51

Omlopen en longhaasjes van runderen

09.4768

1602 50

Bereidingen of conserven van vlees of slachtafvallen van runderen

Vrij

500

0


Land van oorsprong

Volgnummer van de contingenten

GN-code

Omschrijving

Toepasselijk recht

(% van MFN)

Jaarlijkse hoeveelheid vanaf 1.7.2005

(ton)

Jaarlijkse toename vanaf 1.7.2006

(ton)

Bulgarije

09.4651

0201

0202

Vlees van runderen, vers, gekoeld of bevroren

Vrij

2 500

0

09.4784

1602 50

Bereidingen of conserven van vlees of slachtafvallen van runderen

Vrij

660

60

BIJLAGE II

Fax EG (32 2) 292 17 34

E-mail: AGRI-Bovins-Import@cec.eu.int

Image


29.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/51


VERORDENING (EG) Nr. 1221/2005 VAN DE COMMISSIE

van 28 juli 2005

houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op bepaalde zuivelproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 15 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 31, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 31, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 kan het verschil tussen de prijzen van de in artikel 1, onder a), b), c), d), e) en g), van die verordening bedoelde producten in de internationale handel enerzijds en de prijzen in de Gemeenschap anderzijds door een restitutie bij de uitvoer worden overbrugd.

(2)

In Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie van 30 juni 2005 houdende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad wat betreft de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen (2), is aangegeven voor welke producten een restitutie moet worden vastgesteld wanneer ze worden uitgevoerd in de vorm van goederen bedoeld in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1255/1999.

(3)

Overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 moet de restitutievoet per 100 kg van elk van de betrokken basisproducten maandelijks worden vastgesteld.

(4)

Voor bepaalde melkproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen, bestaat evenwel het gevaar dat, indien vooraf hoge restituties worden vastgesteld, de verplichtingen die met betrekking tot deze restituties zijn aangegaan, op het spel worden gezet. Om dat gevaar te voorkomen dienen passende voorzorgsmaatregelen te worden genomen, zonder evenwel contracten op lange termijn uit te sluiten. De vaststelling van specifieke restitutiebedragen voor het vooraf vaststellen van de restituties voor deze producten moet het mogelijk maken beide doelstellingen te verwezenlijken.

(5)

In artikel 15, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 is bepaald dat voor de vaststelling van de restitutie in voorkomend geval rekening moet worden gehouden met de restituties bij de productie en de steunmaatregelen of andere maatregelen van gelijke werking die voor de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 vermelde basisproducten of daarmee gelijkgestelde producten in alle lidstaten worden toegepast uit hoofde van de verordening houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de betrokken sector.

(6)

Ingevolge artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 wordt steun verleend aan in de Gemeenschap geproduceerde en tot caseïne verwerkte ondermelk, indien deze melk en de daarvan vervaardigde caseïne aan bepaalde eisen voldoen.

(7)

Verordening (EG) nr. 2571/97 van de Commissie van 15 december 1997 betreffende de verkoop tegen verlaagde prijs van boter en de toekenning van de steun voor room, boter en boterconcentraat bestemd voor de vervaardiging van banketbakkerswerk, consumptie-ijs en andere voedingsmiddelen (3) voorziet in de levering van boter en room tegen verlaagde prijs aan de fabrikanten van bepaalde koopwaren.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restitutiebedragen die van toepassing zijn op de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 en in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 opgenomen basisproducten die worden uitgevoerd in de vorm van in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1255/1999 vermelde goederen, worden vastgesteld zoals bepaald in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 juli 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 juli 2005.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vice-voorzitter


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).

(2)  PB L 172 van 5.7.2005, blz. 24.

(3)  PB L 350 van 20.12.1997, blz. 3. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2250/2004 (PB L 381 van 28.12.2004, blz. 25).


BIJLAGE

Restituties welke van toepassing zijn vanaf 29 juli 2005 op bepaalde zuivelproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het verdrag vallen (1)

(EUR/100 kg)

GN-code

Omschrijving

Restituties

Bij vaststelling vooraf van de restituties

Overige gevallen

ex 0402 10 19

Melk in poeder, in korrels of in andere vaste vorm, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met een vetgehalte van minder dan 1,5 gewichtspercenten (PG 2):

 

 

a)

in geval van uitvoer van goederen van GN-code 3501

b)

in geval van uitvoer van andere goederen

12,00

12,00

ex 0402 21 19

Melk in poeder, in korrels of in andere vaste vorm, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met een vetgehalte van 26 gewichtspercenten (PG 3):

 

 

a)

bij uitvoer van producten, bevattende boter of room in de vorm van een aan PG 3 gelijkgesteld product, tegen verlaagde prijs krachtens Verordening (EG) nr. 2571/97

20,29

20,29

b)

in geval van uitvoer van andere goederen

52,10

52,10

ex 0405 10

Boter met een vetgehalte van 82 gewichtspercenten (PG 6):

 

 

a)

bij uitvoer van producten, bevattende boter of room tegen verlaagde prijs, vervaardigd overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 2571/97

36,00

36,00

b)

in geval van uitvoer van goederen behorende tot GN-code 2106 90 98, met een vetgehalte van 40 of meer gewichtspercenten

99,25

99,25

c)

in geval van uitvoer van andere goederen

92,00

92,00


(1)  De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing op de uitvoer naar Bulgarije met ingang van 1 oktober 2004, noch op de goederen die zijn opgenomen in de tabellen I en II bij Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972 en die met ingang van 1 februari 2005 naar de Zwitserse Bondsstaat of naar het Vorstendom Liechtenstein worden uitgevoerd.


29.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/54


VERORDENING (EG) Nr. 1222/2005 VAN DE COMMISSIE

van 28 juli 2005

houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op bepaalde graan- en rijstproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (2), en met name op artikel 14, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 13, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 en artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1785/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen van de in artikel 1 van deze beide verordeningen bedoelde producten op de wereldmarkt enerzijds en de prijzen in de Gemeenschap anderzijds door een restitutie bij de uitvoer worden overbrugd.

(2)

In Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie van 30 juni 2005 houdende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad wat betreft de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen (3), is aangegeven voor welke producten een restitutie moet worden vastgesteld wanneer ze worden uitgevoerd in de vorm van goederen bedoeld naar gelang van het geval in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1784/2003 of bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1785/2003.

(3)

Overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 moet de restitutievoet per 100 kg van elk van de betrokken basisproducten maandelijks worden vastgesteld.

(4)

De naleving van de verplichtingen die zijn aangegaan met betrekking tot de restituties die kunnen worden toegekend bij de uitvoer van landbouwproducten die zijn verwerkt in niet onder bijlage I bij het Verdrag vallende goederen, kan in het gedrang komen door de vaststelling vooraf van hoge restituties. In deze situatie moeten derhalve vrijwaringsmaatregelen worden genomen zonder dat daardoor de sluiting van langetermijncontracten wordt verhinderd. De vaststelling van een specifieke restitutie voor de voorfixatie van restituties is een maatregel die aan deze verschillende doelstellingen beantwoordt.

(5)

Rekening houdend met de regeling tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika met betrekking tot de uitvoer van deegwaren uit de Gemeenschap naar de Verenigde Staten, goedgekeurd bij Besluit 87/482/EEG van de Raad (4), moet de restitutie voor goederen van de GN-codes 1902 11 00 en 1902 19 naar gelang van de bestemming worden gedifferentieerd.

(6)

Ingevolge artikel 15, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 moet een verlaagde restitutievoet worden vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met het bedrag van de restitutie bij de productie tijdens de veronderstelde periode van de vervaardiging van de goederen, die krachtens Verordening (EEG) nr. 1722/93 van de Commissie (5) op het verwerkte basisproduct van toepassing is.

(7)

Alcoholhoudende dranken worden geacht minder gevoelig te zijn voor de prijs van de granen die voor de vervaardiging ervan worden gebruikt. In protocol nr. 19 van het Verdrag betreffende de toetreding van het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken wordt evenwel bepaald dat de maatregelen moeten worden vastgesteld die noodzakelijk zijn om het gebruik van granen uit de Gemeenschap voor de vervaardiging van alcoholhoudende dranken uit granen te vergemakkelijken. Daarom moet de restitutie die wordt toegepast op granen die in de vorm van alcoholhoudende dranken worden uitgevoerd, worden aangepast.

(8)

Het Comité van beheer voor granen heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties die van toepassing zijn op de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 en in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 of in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1785/2003 opgenomen basisproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen vermeld in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1784/2003, respectievelijk in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1785/2003, worden vastgesteld zoals in de bijlage is aangegeven.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 juli 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 juli 2005.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vice-voorzitter


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96.

(3)  PB L 172 van 5.7.2005, blz. 24.

(4)  PB L 275 van 29.9.1987, blz. 36.

(5)  PB L 159 van 1.7.1993, blz. 112. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1584/2004 (PB L 280 van 31.8.2004, blz. 11).


BIJLAGE

Restituties die met ingang van 29 juli 2005 van toepassing zijn op bepaalde producten van de sector granen en de sector rijst, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen (1)

(EUR/100 kg)

GN-code

Omschrijving (2)

Restitutievoet per 100 kg basisproduct

Bij vaststelling vooraf van de restituties

Andere

1001 10 00

Harde tarwe:

 

 

– in geval van uitvoer van goederen van de GN-codes 1902 11 en 1902 19 naar de Verenigde Staten van Amerika

– in andere gevallen

1001 90 99

Zachte tarwe en mengkoren:

 

 

– in geval van uitvoer van goederen van de GN-codes 1902 11 en 1902 19 naar de Verenigde Staten van Amerika

– in andere gevallen:

 

 

– – in geval van toepassing van artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 (3)

– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

– – in andere gevallen

1002 00 00

Rogge

1003 00 90

Gerst

 

 

– in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

– in andere gevallen

1004 00 00

Haver

1005 90 00

Maïs, gebruikt in de vorm van:

 

 

– zetmeel:

 

 

– – in geval van toepassing van artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 (3)

2,907

2,907

– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

1,781

1,781

– – in andere gevallen

3,807

3,807

– glucose, glucosestroop, maltodextrine, maltodextrinestroop van de GN-codes 1702 30 51, 1702 30 59, 1702 30 91, 1702 30 99, 1702 40 90, 1702 90 50, 1702 90 75, 1702 90 79, 2106 90 55 (5):

 

 

– – in geval van toepassing van artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 (3)

1,955

1,955

– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

1,336

1,336

– – in andere gevallen

2,855

2,855

– in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

1,781

1,781

– andere (ook als zodanig)

3,807

3,807

Aardappelzetmeel van GN-code 1108 13 00 gelijkgesteld aan een verwerkingsproduct van maïs:

 

 

– in geval van toepassing van artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 (3)

2,340

2,423

– in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4)

1,781

1,781

– in andere gevallen

3,807

3,807

ex 1006 30

Volwitte rijst:

 

 

– rondkorrelig

– halflangkorrelig

– langkorrelig

1006 40 00

Breukrijst

1007 00 90

Graansorgho (m.u.v. hybriden, bestemd voor zaaidoeleinden)


(1)  De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing op de uitvoer naar Bulgarije met ingang van 1 oktober 2004, noch op de goederen die zijn opgenomen in de tabellen I en II bij Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972 en die met ingang van 1 februari 2005 naar de Zwitserse Bondsstaat of naar het Vorstendom Liechtenstein worden uitgevoerd.

(2)  Voor landbouwproducten verkregen door verwerking van een basisproduct en/of een daarmee gelijkgesteld product gelden de coëfficiënten vermeld in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie.

(3)  De betrokken goederen vallen onder GN-code 3505 10 50.

(4)  Goederen opgenomen in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1784/2003 of bedoeld in artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 2825/93 (PB L 258 van 16.10.1993, blz. 6).

(5)  Voor stropen van de GN-codes 1702 30 99, 1702 40 90 en 1702 60 90, verkregen door het mengen van glucose- en fructosestropen, betreft de uitvoerrestitutie alleen glucosestroop.


29.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/58


VERORDENING (EG) Nr. 1223/2005 VAN DE COMMISSIE

van 28 juli 2005

houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op bepaalde producten van de sector suiker, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 27, lid 5, onder a), en lid 15,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 27, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 kan het verschil tussen de prijzen van de in artikel 1, lid 1, onder a), c), d), f), g) en h), van die verordening bedoelde producten in de internationale handel enerzijds en de prijzen in de Gemeenschap anderzijds door een restitutie bij de uitvoer worden overbrugd wanneer deze producten worden uitgevoerd in de vorm van goederen die in bijlage V bij die verordening worden genoemd.

(2)

In Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie van 30 juni 2005 houdende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad wat betreft de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen (2), is aangegeven voor welke producten een restitutie dient te worden vastgesteld wanneer ze worden uitgevoerd in de vorm van goederen bedoeld in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1260/2001.

(3)

Overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 dient de restitutievoet per 100 kg van elk van de betrokken basisproducten maandelijks te worden vastgesteld.

(4)

In artikel 27, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 is bepaald dat de restitutie bij uitvoer van een in een goed verwerkt product niet meer mag bedragen dan de restitutie voor ditzelfde product dat in onverwerkte toestand wordt uitgevoerd.

(5)

De ingevolge deze verordening vastgestelde restituties kunnen vooraf worden vastgesteld, aangezien op dit moment niet bekend is hoe de markt zich de komende maanden zal ontwikkelen.

(6)

De naleving van de verplichtingen die zijn aangegaan met betrekking tot de restituties die kunnen worden toegekend bij de uitvoer van landbouwproducten die zijn verwerkt in niet onder bijlage I bij het Verdrag vallende goederen, kan in het gedrang komen door de vaststelling vooraf van hoge restituties. In deze situatie moeten derhalve vrijwaringsmaatregelen worden genomen zonder dat daardoor de sluiting van langetermijncontracten wordt verhinderd. De vaststelling van een specifieke restitutie voor de voorfixatie van restituties is een maatregel die aan deze verschillende doelstellingen beantwoordt.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties die van toepassing zijn op de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 en in artikel 1, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 opgenomen basisproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen vermeld in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1260/2001, worden vastgesteld zoals in de bijlage bij deze verordening is aangegeven.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 juli 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 juli 2005.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vice-voorzitter


(1)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 987/2005 van de Commissie (PB L 167 van 29.6.2005, blz. 12).

(2)  PB L 172 van 5.7.2005, blz. 24.


BIJLAGE

Restituties die worden toegepast vanaf 29 juli 2005 voor bepaalde producten van de sector suiker die worden uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage I van het Verdrag vermelde goederen (1)

GN-code

Omschrijving

Restituties in EUR/100 kg

Bij vaststelling vooraf van de restituties

Overige gevallen

1701 99 10

Witte suiker

35,31

35,31


(1)  De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing op de uitvoer naar Bulgarije met ingang van 1 oktober 2004, noch op de goederen die zijn opgenomen in de tabellen I en II bij Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972 en die met ingang van 1 februari 2005 naar de Zwitserse Bondsstaat of naar het Vorstendom Liechtenstein worden uitgevoerd.


29.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/60


VERORDENING (EG) Nr. 1224/2005 VAN DE COMMISSIE

van 28 juli 2005

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer in de sector melk en zuivelproducten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), inzonderheid op artikel 31, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 kan het verschil tussen de in de internationale handel geldende prijzen van de producten als bedoeld in artikel 1 van genoemde verordening en de prijzen van deze producten in de Gemeenschap overbrugd worden door een restitutie bij de uitvoer voorzover de akkoorden gesloten overeenkomstig artikel 300 van het Verdrag dat toestaan.

(2)

Krachtens Verordening (EG) nr. 1255/1999 moeten de restituties voor de producten als bedoeld in artikel 1 van die verordening, die als zodanig worden uitgevoerd, worden vastgesteld rekening houdend met:

de situatie en de verwachte ontwikkeling op de markt van de Gemeenschap met betrekking tot de prijzen voor melk en zuivelproducten en de beschikbare hoeveelheden, evenals met de prijzen voor melk en zuivelproducten in de internationale handel,

de afzetkosten en de meest gunstige vervoerskosten, berekend vanaf de markten van de Gemeenschap tot aan de havens of andere plaatsen van uitvoer van de Gemeenschap, evenals met de aanvoerkosten tot aan de landen van bestemming,

de doelstellingen van de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten, zijnde het verzekeren van een evenwichtige en een natuurlijke ontwikkeling van de prijzen en het handelsverkeer op deze markten,

de beperkingen die resulteren uit de akkoorden gesloten overeenkomstig artikel 300 van het Verdrag,

het belang dat erin gelegen is om verstoringen op de markt van de Gemeenschap te voorkomen,

het economisch aspect van de beoogde uitvoer.

(3)

Krachtens artikel 31, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 worden de prijzen in de Gemeenschap bepaald met inachtneming van de toegepaste prijzen die met het oog op de uitvoer het gunstigst blijken te zijn. Bij de bepaling van de prijzen in de internationale handel wordt met name rekening gehouden met:

a)

de prijzen die op de markten in derde landen worden toegepast,

b)

de gunstigste prijzen bij invoer in de derde landen van bestemming uit andere derde landen,

c)

de producentenprijzen die in de uitvoerende derde landen worden geconstateerd en, in voorkomend geval, met inachtneming van de subsidies die door deze landen worden toegekend,

d)

de aanbiedingsprijzen franco grens van de Gemeenschap.

(4)

Krachtens artikel 31, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 kunnen de situatie op de wereldmarkt of de specifieke eisen van bepaalde markten het noodzakelijk maken dat voor de producten als bedoeld in artikel 1 van genoemde verordening naar gelang van hun bestemming een verschillend restitutiebedrag wordt vastgesteld.

(5)

Artikel 31, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 voorziet erin dat de lijst van producten waarvoor een restitutie wordt verleend bij uitvoer, en het bedrag van deze restitutie ten minste eenmaal per vier weken worden vastgesteld. Het bedrag van de restitutie kan echter gedurende meer dan vier weken op hetzelfde niveau gehandhaafd blijven.

(6)

Krachtens artikel 16 van Verordening (EG) nr. 174/1999 van de Commissie van 26 januari 1999 tot vaststelling van de specifieke uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad inzake de uitvoercertificaten en de invoerrestituties in de sector melk en zuivelproducten (2), is de verleende restitutie voor zuivelproducten met toegevoegde suiker gelijk aan de som van twee elementen. Het ene element dient om rekening te houden met de hoeveelheid zuivelproducten en wordt berekend door het basisbedrag te vermenigvuldigen met het gehalte aan zuivelproducten van het betrokken product, het andere element dient om rekening te houden met de hoeveelheid toegevoegde sacharose en wordt berekend door het basisbedrag van de restitutie die op de dag van uitvoer geldt voor de producten als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (3), te vermenigvuldigen met het sacharosegehalte van het gehele product. Dit laatste element evenwel wordt uitsluitend in aanmerking genomen als de sacharose is geproduceerd uit in de Gemeenschap geteelde suikerbieten of in de Gemeenschap geteeld suikerriet.

(7)

Bij Verordening (EEG) nr. 896/84 van de Commissie (4), zijn aanvullende bepalingen ingesteld inzake de toekenning van de restituties in geval van wijziging van het verkoopseizoen. Deze bepalingen voorzien in de mogelijkheid de restituties naar gelang van de datum waarop de producten zijn vervaardigd, te differentiëren.

(8)

Voor de berekening van het restitutiebedrag voor smeltkaas moet worden bepaald dat de eventueel toegevoegde hoeveelheid aan caseïne en/of caseïnaten niet in aanmerking wordt genomen.

(9)

Bij het vaststellen van producten en bestemmingen die in aanmerking komen voor restitutie is het aangewezen om er op te letten dat van de ene kant, de competitieve positie van bepaalde communautaire producten niet rechtvaardigt om hun uitvoer aan te moedigen, en dat van de andere kant, de geografische nabijheid van bepaalde grondgebieden de omleiding van het handelsverkeer en misbruiken dreigt te vergemakkelijken.

(10)

De toepassing van deze regels op de huidige marktsituatie in de zuivelsector, in het bijzonder op de prijzen van deze producten in de Gemeenschap en op de wereldmarkt, leidt tot het vaststellen van de restitutie voor de producten op de bedragen aangegeven in de bijlage.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties bedoeld in artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 voor de uitgevoerde producten in ongewijzigde staat worden vastgesteld op de bedragen als aangegeven in de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 juli 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 juli 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).

(2)  PB L 20 van 27.1.1999, blz. 8. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 558/2005 (PB L 94 van 13.4.2005, blz. 22).

(3)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).

(4)  PB L 91 van 1.4.1984, blz. 71. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 222/88 (PB L 28 van 1.2.1988, blz. 1).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 28 juli 2005 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer in de sector melk en zuivelproducten

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Bedrag van de restitutie

0401 30 31 9100

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

13,20

A01

EUR/100 kg

18,86

0401 30 31 9400

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

20,62

A01

EUR/100 kg

29,47

0401 30 31 9700

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

22,75

A01

EUR/100 kg

32,49

0401 30 39 9100

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

13,20

A01

EUR/100 kg

18,86

0401 30 39 9400

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

20,62

A01

EUR/100 kg

29,47

0401 30 39 9700

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

22,75

A01

EUR/100 kg

32,49

0401 30 91 9100

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

25,92

A01

EUR/100 kg

37,04

0401 30 99 9100

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

25,92

A01

EUR/100 kg

37,04

0401 30 99 9500

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

38,10

A01

EUR/100 kg

54,43

0402 10 11 9000

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

9,94

A01

EUR/100 kg

12,00

0402 10 19 9000

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

9,94

A01

EUR/100 kg

12,00

0402 10 91 9000

L01

EUR/kg

068

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,0994

A01

EUR/kg

0,1200

0402 10 99 9000

L01

EUR/kg

068

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,0994

A01

EUR/kg

0,1200

0402 21 11 9200

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

9,94

A01

EUR/100 kg

12,00

0402 21 11 9300

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

36,50

A01

EUR/100 kg

46,83

0402 21 11 9500

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

38,08

A01

EUR/100 kg

48,89

0402 21 11 9900

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

40,58

A01

EUR/100 kg

52,10

0402 21 17 9000

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

9,94

A01

EUR/100 kg

12,00

0402 21 19 9300

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

36,50

A01

EUR/100 kg

46,83

0402 21 19 9500

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

38,08

A01

EUR/100 kg

48,89

0402 21 19 9900

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

40,58

A01

EUR/100 kg

52,10

0402 21 91 9100

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

40,84

A01

EUR/100 kg

52,41

0402 21 91 9200

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

41,08

A01

EUR/100 kg

52,74

0402 21 91 9350

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

41,51

A01

EUR/100 kg

53,27

0402 21 91 9500

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

44,60

A01

EUR/100 kg

57,25

0402 21 99 9100

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

40,84

A01

EUR/100 kg

52,41

0402 21 99 9200

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

41,08

A01

EUR/100 kg

52,74

0402 21 99 9300

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

41,51

A01

EUR/100 kg

53,27

0402 21 99 9400

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

43,80

A01

EUR/100 kg

56,23

0402 21 99 9500

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

44,60

A01

EUR/100 kg

57,25

0402 21 99 9600

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

47,75

A01

EUR/100 kg

61,29

0402 21 99 9700

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

49,52

A01

EUR/100 kg

63,59

0402 21 99 9900

L01

EUR/100 kg

068

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

51,59

A01

EUR/100 kg

66,22

0402 29 15 9200

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,0994

A01

EUR/kg

0,1200

0402 29 15 9300

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,3650

A01

EUR/kg

0,4683

0402 29 15 9500

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,3808

A01

EUR/kg

0,4889

0402 29 15 9900

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,4058

A01

EUR/kg

0,5210

0402 29 19 9300

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,3650

A01

EUR/kg

0,4683

0402 29 19 9500

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,3808

A01

EUR/kg

0,4889

0402 29 19 9900

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,4058

A01

EUR/kg

0,5210

0402 29 91 9000

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,4084

A01

EUR/kg

0,5241

0402 29 99 9100

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,4084

A01

EUR/kg

0,5241

0402 29 99 9500

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,4380

A01

EUR/kg

0,5623

0402 91 11 9370

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

4,127

A01

EUR/100 kg

5,895

0402 91 19 9370

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

4,127

A01

EUR/100 kg

5,895

0402 91 31 9300

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

4,877

A01

EUR/100 kg

6,967

0402 91 39 9300

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

4,877

A01

EUR/100 kg

6,967

0402 91 99 9000

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

15,93

A01

EUR/100 kg

22,76

0402 99 11 9350

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,1055

A01

EUR/kg

0,1508

0402 99 19 9350

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,1055

A01

EUR/kg

0,1508

0402 99 31 9150

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,1095

A01

EUR/kg

0,1565

0402 99 31 9300

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,0953

A01

EUR/kg

0,1362

0402 99 39 9150

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,1095

A01

EUR/kg

0,1565

0403 90 11 9000

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

9,81

A01

EUR/100 kg

11,83

0403 90 13 9200

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

9,81

A01

EUR/100 kg

11,83

0403 90 13 9300

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

36,16

A01

EUR/100 kg

46,42

0403 90 13 9500

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

37,75

A01

EUR/100 kg

48,45

0403 90 13 9900

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

40,23

A01

EUR/100 kg

51,63

0403 90 19 9000

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

40,47

A01

EUR/100 kg

51,95

0403 90 33 9400

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,3616

A01

EUR/kg

0,4642

0403 90 33 9900

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,4023

A01

EUR/kg

0,5163

0403 90 59 9310

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

13,20

A01

EUR/100 kg

18,86

0403 90 59 9340

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

19,32

A01

EUR/100 kg

27,59

0403 90 59 9370

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

19,32

A01

EUR/100 kg

27,59

0403 90 59 9510

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

19,32

A01

EUR/100 kg

27,59

0404 90 21 9120

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

8,48

A01

EUR/100 kg

10,23

0404 90 21 9160

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

9,94

A01

EUR/100 kg

12,00

0404 90 23 9120

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

9,94

A01

EUR/100 kg

12,00

0404 90 23 9130

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

36,50

A01

EUR/100 kg

46,83

0404 90 23 9140

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

38,08

A01

EUR/100 kg

48,89

0404 90 23 9150

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

40,58

A01

EUR/100 kg

52,10

0404 90 29 9110

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

40,84

A01

EUR/100 kg

52,41

0404 90 29 9115

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

41,08

A01

EUR/100 kg

52,74

0404 90 29 9125

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

41,51

A01

EUR/100 kg

53,27

0404 90 29 9140

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

44,60

A01

EUR/100 kg

57,25

0404 90 81 9100

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,0994

A01

EUR/kg

0,1200

0404 90 83 9110

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,0994

A01

EUR/kg

0,1200

0404 90 83 9130

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,3650

A01

EUR/kg

0,4683

0404 90 83 9150

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,3808

A01

EUR/kg

0,4889

0404 90 83 9170

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,4058

A01

EUR/kg

0,5210

0404 90 83 9936

L01

EUR/kg

L02

EUR/kg

0,1055

A01

EUR/kg

0,1508

0405 10 11 9500

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

66,57

A01

EUR/100 kg

89,76

0405 10 11 9700

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

68,24

A01

EUR/100 kg

92,00

0405 10 19 9500

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

66,57

A01

EUR/100 kg

89,76

0405 10 19 9700

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

68,24

A01

EUR/100 kg

92,00

0405 10 30 9100

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

66,57

A01

EUR/100 kg

89,76

0405 10 30 9300

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

68,24

A01

EUR/100 kg

92,00

0405 10 30 9700

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

68,24

A01

EUR/100 kg

92,00

0405 10 50 9300

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

68,24

A01

EUR/100 kg

92,00

0405 10 50 9500

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

66,57

A01

EUR/100 kg

89,76

0405 10 50 9700

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

68,24

A01

EUR/100 kg

92,00

0405 10 90 9000

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

70,73

A01

EUR/100 kg

95,37

0405 20 90 9500

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

62,41

A01

EUR/100 kg

84,16

0405 20 90 9700

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

64,90

A01

EUR/100 kg

87,51

0405 90 10 9000

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

85,16

A01

EUR/100 kg

114,82

0405 90 90 9000

L01

EUR/100 kg

L02

EUR/100 kg

68,11

A01

EUR/100 kg

91,83

0406 10 20 9100

A00

EUR/100 kg

0406 10 20 9230

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

12,99

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

16,24

0406 10 20 9290

A00

EUR/100 kg

0406 10 20 9300

A00

EUR/100 kg

0406 10 20 9610

A00

EUR/100 kg

0406 10 20 9620

A00

EUR/100 kg

0406 10 20 9630

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

19,96

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

24,94

0406 10 20 9640

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

29,32

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

36,65

0406 10 20 9650

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

24,44

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

30,55

0406 10 20 9830

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

9,08

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

11,33

0406 10 20 9850

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

10,99

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

13,74

0406 20 90 9100

A00

EUR/100 kg

0406 20 90 9913

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

21,76

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

27,20

0406 20 90 9915

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

29,54

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

36,93

0406 20 90 9917

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

31,41

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

39,24

0406 20 90 9919

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

35,08

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

43,86

0406 30 31 9710

A00

EUR/100 kg

0406 30 31 9730

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

3,91

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

9,17

0406 30 31 9910

A00

EUR/100 kg

0406 30 31 9930

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

3,91

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

9,17

0406 30 31 9950

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

5,69

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

13,34

0406 30 39 9500

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

3,91

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

9,17

0406 30 39 9700

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

5,69

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

13,34

0406 30 39 9930

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

5,69

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

13,34

0406 30 39 9950

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

6,44

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

15,09

0406 30 90 9000

A00

EUR/100 kg

0406 40 50 9000

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

34,48

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

43,09

0406 40 90 9000

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

35,41

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

44,26

0406 90 13 9000

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

39,25

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

56,18

0406 90 15 9100

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

40,57

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

58,06

0406 90 17 9100

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

40,57

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

58,06

0406 90 21 9900

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

39,43

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

56,30

0406 90 23 9900

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

35,35

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

50,82

0406 90 25 9900

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

34,67

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

49,63

0406 90 27 9900

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

31,39

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

44,95

0406 90 31 9119

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

29,03

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

41,60

0406 90 33 9119

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

29,03

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

41,60

0406 90 33 9919

A00

EUR/100 kg

0406 90 33 9951

A00

EUR/100 kg

0406 90 35 9190

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

41,33

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

59,45

0406 90 35 9990

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

41,33

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

59,45

0406 90 37 9000

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

39,25

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

56,18

0406 90 61 9000

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

44,68

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

64,65

0406 90 63 9100

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

44,02

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

63,49

0406 90 63 9900

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

42,31

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

61,32

0406 90 69 9100

A00

EUR/100 kg

0406 90 69 9910

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

42,93

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

62,22

0406 90 73 9900

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

36,12

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

51,75

0406 90 75 9900

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

36,84

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

52,98

0406 90 76 9300

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

32,71

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

46,82

0406 90 76 9400

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

36,63

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

52,44

0406 90 76 9500

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

33,92

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

48,15

0406 90 78 9100

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

35,88

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

52,42

0406 90 78 9300

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

35,54

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

50,76

0406 90 78 9500

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

34,55

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

49,04

0406 90 79 9900

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

29,35

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

42,19

0406 90 81 9900

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

36,63

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

52,44

0406 90 85 9930

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

40,16

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

57,80

0406 90 85 9970

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

36,84

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

52,98

0406 90 86 9100

A00

EUR/100 kg

0406 90 86 9200

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

35,61

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

52,80

0406 90 86 9300

A00

EUR/100 kg

0406 90 86 9400

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

38,16

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

55,80

0406 90 86 9900

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

40,16

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

57,80

0406 90 87 9100

A00

EUR/100 kg

0406 90 87 9200

A00

EUR/100 kg

0406 90 87 9300

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

33,16

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

49,00

0406 90 87 9400

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

33,86

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

49,49

0406 90 87 9951

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

35,97

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

51,50

0406 90 87 9971

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

35,97

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

51,50

0406 90 87 9972

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

15,21

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

21,86

0406 90 87 9973

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

35,33

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

50,57

0406 90 87 9974

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

37,84

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

53,93

0406 90 87 9975

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

37,52

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

53,02

0406 90 87 9979

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

35,35

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

50,82

0406 90 88 9100

A00

EUR/100 kg

0406 90 88 9300

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

29,29

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

43,13

0406 90 88 9500

L03

EUR/100 kg

L04

EUR/100 kg

30,20

400

EUR/100 kg

A01

EUR/100 kg

43,15

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12).

De andere bestemmingen worden als volgt vastgesteld:

L01

Ceuta, Melilla, Heilige Stoel (gebruikelijke naam: Vaticaanstad), de Verenigde Staten van Amerika en de gebieden van de Republiek Cyprus waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent.

L02

Andorra en Gibraltar.

L03

Ceuta, Melilla, IJsland, Noorwegen, Zwitserland, Liechtenstein, Kroatië, Andorra, Gibraltar, Heilige Stoel (gebruikelijke naam: Vaticaanstad), Turkije, Roemenië, Bulgarije, Kroatië, Canada, Australië, Nieuw-Zeeland en de gebieden van de Republiek Cyprus waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent.

L04

Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kosovo, Servië, Montenegro en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.


29.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/68


VERORDENING (EG) Nr. 1225/2005 VAN DE COMMISSIE

van 28 juli 2005

tot vaststelling van de maximumuitvoerrestitutie voor boter in het kader van de permanente inschrijving van Verordening (EG) nr. 581/2004

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 31, lid 3, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 581/2004 van de Commissie van 26 maart 2004 tot opening van een permanente inschrijving voor de bepaling van de uitvoerrestituties voor bepaalde soorten boter (2) voorziet in een permanente inschrijving.

(2)

Krachtens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 580/2004 van de Commissie van 26 maart 2004 houdende een inschrijvingsprocedure tot vaststelling van de uitvoerrestituties voor bepaalde zuivelproducten (3) moet, na bestudering van de offertes die in het kader van de inschrijving zijn ingediend, een maximumuitvoerrestitutie worden vastgesteld voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 26 juli 2005.

(3)

Het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In het kader van de bij Verordening (EG) nr. 581/2004 geopende permanente inschrijving wordt voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 26 juli 2005, de maximumuitvoerrestitutie toegepast op de in artikel 1, lid 1, van die verordening vermelde producten, zoals vermeld in de bijlage van deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 juli 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 juli 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).

(2)  PB L 90 van 27.3.2004, blz. 64. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2250/2004 (PB L 381 van 28.12.2004, blz. 25).

(3)  PB L 90 van 27.3.2004, blz. 58. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2250/2004 (PB L 381 van 28.12.2004, blz. 25).


BIJLAGE

(EUR/100 kg)

Product

Productcodes

Maximumuitvoerrestitutie

Voor uitvoer naar de in artikel 1, lid 1, eerste streepje, van Verordening (EG) nr. 581/2004 vermelde bestemming

Voor uitvoer naar de in artikel 1, lid 1, tweede streepje, van Verordening (EG) nr. 581/2004 vermelde bestemmingen

Boter

ex ex 0405 10 19 9500

98,00

Boter

ex ex 0405 10 19 9700

100,50

100,50

Butteroil

ex ex 0405 90 10 9000

120,00

122,00


29.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/70


VERORDENING (EG) Nr. 1226/2005 VAN DE COMMISSIE

van 28 juli 2005

tot vaststelling van de maximumuitvoerrestitutie voor mageremelkpoeder in het kader van de permanente inschrijving van Verordening (EG) nr. 582/2004

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 31, lid 3, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 582/2004 van de Commissie van 26 maart 2004 een permanente inschrijving voor de bepaling van de uitvoerrestituties voor mageremelkpoeder (2) voorziet in een permanente inschrijving.

(2)

Krachtens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 580/2004 van de Commissie van 26 maart 2004 houdende een inschrijvingsprocedure tot vaststelling van de uitvoerrestituties voor bepaalde zuivelproducten (3) moet, na bestudering van de offertes die in het kader van de inschrijving zijn ingediend, een maximumuitvoerrestitutie worden vastgesteld voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 26 juli 2005.

(3)

Het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In het kader van de bij Verordening (EG) nr. 582/2004 geopende permanente inschrijving wordt voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 26 juli 2005, een maximaal restitutiebedrag van 15,00 EUR/100 kg toegepast op het product en de bestemmingen als vermeld in artikel 1, lid 1, van die verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 juli 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 juli 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).

(2)  PB L 90 van 27.3.2004, blz. 67. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2250/2004 (PB L 381 van 28.12.2004, blz. 25).

(3)  PB L 90 van 27.3.2004, blz. 58. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2250/2004.


29.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/71


VERORDENING (EG) Nr. 1227/2005 VAN DE COMMISSIE

van 28 juli 2005

tot vaststelling, voor de sector suiker, vanaf 29 juli 2005 geldende representatieve prijzen en de bedragen van de aanvullende invoerrechten voor melasse

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 24, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 1422/95 van de Commissie van 23 juni 1995 tot vaststelling, voor de sector suiker, van de uitvoeringsbepalingen voor de invoer van melasse en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 785/68 (2) is bepaald dat de cif-invoerprijs voor melasse, vastgesteld overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 785/68 van de Commissie (3), als „representatieve prijs” wordt aangemerkt. Deze prijs geldt voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 785/68.

(2)

Voor de vaststelling van de representatieve prijs moet rekening worden gehouden met alle in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 785/68 genoemde inlichtingen, behalve in de in artikel 4 van die verordening genoemde gevallen. In voorkomend geval, mag deze vaststelling plaatsvinden overeenkomstig de in artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 785/68 aangegeven werkwijze.

(3)

Voor andere kwaliteiten dan de standaardkwaliteit moeten de prijzen naar gelang van de kwaliteit van de aangeboden melasse overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 785/68 worden verhoogd of verlaagd.

(4)

Indien er een verschil is tussen de reactieprijs voor het betrokken product en de representatieve prijs, moeten aanvullende invoerrechten worden vastgesteld overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1422/95. Als de invoerrechten worden geschorst overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1422/95, moeten specifieke bedragen ter vervanging van die rechten worden vastgesteld.

(5)

De representatieve prijzen en de aanvullende invoerrechten voor de betrokken producten moeten worden vastgesteld overeenkomstig artikel 1, lid 2, en artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1422/95.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De representatieve prijzen en de aanvullende invoerrechten voor de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1422/95 bedoelde producten worden vastgesteld in de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 juli 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 juli 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).

(2)  PB L 141 van 24.6.1995, blz. 12. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 79/2003 (PB L 13 van 18.1.2003, blz. 4).

(3)  PB 145 van 27.6.1968, blz. 12. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1422/95.


BIJLAGE

Vaststelling, voor de sector suiker, van de representatieve prijzen en de aanvullende invoerrechten voor melasse van toepassing vanaf 29 juli 2005

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

Toe te passen recht bij invoer als gevolg van schorsing van de invoerrechten, als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1422/95, per 100 kg netto van het betrokken product (1)

1703 10 00 (2)

11,43

0

1703 90 00 (2)

12,00

0


(1)  Dit bedrag vervangt, overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1422/95, het voor deze producten vastgestelde bedrag van het recht van het gemeenschappelijk douanetarief.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in artikel 1 van de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 785/68.


29.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/73


VERORDENING (EG) Nr. 1228/2005 VAN DE COMMISSIE

van 28 juli 2005

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van witte en ruwe suiker in onveranderde vorm

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), inzonderheid op artikel 27, lid 5, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 27 van Verordening (EG) nr. 1260/2001 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor de in artikel 1, lid 1, onder a), van die verordening genoemde producten en de prijzen voor deze producten in de Gemeenschap overbrugd worden door een restitutie bij de uitvoer.

(2)

Krachtens Verordening (EG) nr. 1260/2001 moeten de restituties voor witte suiker en ruwe suiker, welke niet gedenatureerd en in onveranderde vorm uitgevoerd zijn, vastgesteld worden rekening houdend met de toestand op de markt van de Gemeenschap en op de wereldmarkt voor suiker, en vooral met de in artikel 28 van genoemde verordening bedoelde prijs- en kostenelementen. Volgens dit artikel moet eveneens met het economische aspect van de voorgenomen uitvoertransactie rekening worden gehouden.

(3)

Voor ruwe suiker moet de restitutie vastgesteld worden voor de standaardkwaliteit die bepaald is in bijlage I, punt II, van Verordening (EG) nr. 1260/2001. Deze restitutie werd bovendien vastgesteld overeenkomstig artikel 28, lid 4, van deze verordening. Kandijsuiker werd omschreven in Verordening (EG) nr. 2135/95 van de Commissie van 7 september 1995 inzake uitvoeringsbepalingen voor de toekenning van uitvoerrestituties in de sector suiker (2). Het aldus berekende restitutiebedrag voor gearomatiseerde suiker en suiker waaraan kleurstoffen zijn toegevoegd, moet gelden voor de hoeveelheid sacharose in de betreffende suiker en bijgevolg worden vastgesteld per percent sacharosegehalte.

(4)

In bijzondere gevallen kan het bedrag van de restitutie worden vastgesteld bij besluiten van verschillende aard.

(5)

De restitutie moet elke twee weken worden vastgesteld. De restitutie kan tussentijds gewijzigd worden.

(6)

Krachtens artikel 27, lid 5, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 kan de restitutie voor de in artikel 1 van deze verordening genoemde producten naar bestemming variëren indien dat vanwege de situatie op de wereldmarkt of de specifieke vereisten van bepaalde markten noodzakelijk is.

(7)

De aanzienlijke en snelle toename van de preferentiële invoer van suiker uit de westelijke Balkanlanden sedert begin 2001 en de uitvoer van suiker uit de Gemeenschap naar die landen lijken grotendeels kunstmatig te zijn.

(8)

Ter voorkoming van misbruiken waarbij producten van de suikersector waarvoor een uitvoerrestitutie is toegekend, weer in de Gemeenschap worden ingevoerd, mag voor geen van de westelijke Balkanlanden een restitutie worden vastgesteld voor de in deze verordening bedoelde producten.

(9)

Op grond van bovenstaande overwegingen en van de huidige situatie van de suikermarkt, en met name van de noteringen of prijzen van suiker in de Gemeenschap en op de wereldmarkt, dienen de restituties op een passend niveau te worden vastgesteld.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties bij de uitvoer in onveranderde vorm van de in artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1260/2001 genoemde producten, welke niet gedenatureerd zijn, worden vastgesteld overeenkomstig de bedragen aangegeven in de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 juli 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 juli 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).

(2)  PB L 214 van 8.9.1995, blz. 16.


BIJLAGE

RESTITUTIES BIJ UITVOER VAN WITTE SUIKER EN RUWE SUIKER IN ONVERANDERDE VORM VAN TOEPASSING VANAF 29 JULI 2005 (1)

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Restitutiebedrag

1701 11 90 9100

S00

EUR/100 kg

32,48 (2)

1701 11 90 9910

S00

EUR/100 kg

32,48 (2)

1701 12 90 9100

S00

EUR/100 kg

32,48 (2)

1701 12 90 9910

S00

EUR/100 kg

32,48 (2)

1701 91 00 9000

S00

EUR/1 % saccharose × 100 kg nettogewicht product

0,3531

1701 99 10 9100

S00

EUR/100 kg

35,31

1701 99 10 9910

S00

EUR/100 kg

35,31

1701 99 10 9950

S00

EUR/100 kg

35,31

1701 99 90 9100

S00

EUR/1 % saccharose × 100 kg nettogewicht product

0,3531

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).

De andere bestemmingen worden als volgt vastgesteld:

S00

:

alle bestemmingen (derde landen, andere gebieden, bevoorrading en met uitvoer uit de Gemeenschap gelijkgestelde bestemmingen) met uitzondering van Albanië, Kroatië, Bosnië en Herzegovina, Servië en Montenegro (met inbegrip van Kosovo, zoals gedefinieerd in Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 10 juni 1999) en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië; de uitzondering geldt niet voor suiker die verwerkt is in producten als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad (PB L 297 van 21.11.1996, blz. 29).


(1)  De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing met ingang van 1 februari 2005 overeenkomstig Besluit 2005/45/EG van de Raad van 22 december 2004 betreffende het sluiten en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972, wat de bepalingen betreffende verwerkte landbouwproducten betreft (PB L 23 van 26.1.2005, blz. 17).

(2)  Dit bedrag geldt voor ruwe suiker met een rendement van 92 %. Indien het rendement van de geëxporteerde ruwe suiker afwijkt van 92 %, wordt het bedrag van de toe te passen restitutie berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 28, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1260/2001.


29.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/75


VERORDENING (EG) Nr. 1229/2005 VAN DE COMMISSIE

van 28 juli 2005

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer in ongewijzigde staat voor stropen en bepaalde andere producten van de suikersector

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 27, lid 5, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 27 van Verordening (EG) nr. 1260/2001 bepaalt dat het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor de in artikel 1, lid 1, onder d), van genoemde verordening genoemde producten en de prijzen van de Gemeenschap overbrugd kan worden door een restitutie bij de uitvoer.

(2)

Volgens artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2135/95 van de Commissie van 7 september 1995 inzake uitvoeringsbepalingen voor de toekenning van uitvoerrestituties in de sector suiker (2) is de restitutie voor 100 kg van de in artikel 1, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 1260/2001 genoemde producten die worden uitgevoerd, gelijk aan het basisbedrag, vermenigvuldigd met het sacharosegehalte, in voorkomend geval verhoogd met het gehalte aan andere als sacharose berekende suikersoorten. Dit sacharosegehalte van het betrokken product wordt overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2135/95 vastgesteld.

(3)

Volgens artikel 30, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 moet het basisbedrag van de restitutie voor sorbose, uitgevoerd in ongewijzigde staat, gelijk zijn aan het basisbedrag van de restitutie, verminderd met een honderdste van de restitutie bij de productie die, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1265/2001 van de Commissie van 27 juni 2001 houdende vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad, wat de productierestitutie voor bepaalde in de chemische industrie gebruikte producten van de sector suiker betreft (3), geldt voor de in de bijlage bij deze laatste verordening vermelde producten.

(4)

Volgens artikel 30, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 moet het basisbedrag van de restitutie voor de overige in artikel 1, lid 1, onder d), van genoemde verordening bedoelde en in onveranderde vorm uitgevoerde producten gelijk zijn aan het honderdste deel van het bedrag dat wordt bepaald met inachtneming van enerzijds het verschil tussen de interventieprijs voor witte suiker die gedurende de maand waarvoor het basisbedrag wordt vastgesteld, geldt voor de niet-deficitaire gebieden van de Gemeenschap, en de voor witte suiker op de wereldmarkt geconstateerde noteringen of prijzen, en anderzijds de noodzaak om een evenwicht tot stand te brengen tussen het gebruik van basisproducten uit de Gemeenschap met het oog op de uitvoer van verwerkte producten naar derde landen en het gebruik van de tot het veredelingsverkeer toegelaten producten uit deze landen.

(5)

Volgens artikel 30, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 kan de toepassing van het basisbedrag beperkt worden tot bepaalde in artikel 1, lid 1, onder d), van genoemde verordening bedoelde producten.

(6)

Krachtens artikel 27 van Verordening (EG) nr. 1260/2001 kan een restitutie worden vastgesteld bij uitvoer in ongewijzigde staat van de in artikel 1, lid 1, onder f), g) en h), van die verordening genoemde producten. Het niveau van de restitutie moet worden vastgesteld voor 100 kg droge stof, waarbij rekening wordt gehouden met de restitutie bij uitvoer voor de producten van GN-code 1702 30 91, de restitutie bij uitvoer van de in artikel 1, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 1260/2001 bedoelde producten en met de economische aspecten van de betrokken uitvoer. Voor de onder f) en g) van voornoemd lid 1 bedoelde producten wordt de restitutie slechts toegekend voor producten die voldoen aan de voorwaarden welke zijn vastgesteld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2135/95 en wordt voor de onder h) bedoelde producten de restitutie alleen toegekend voor producten die voldoen aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2135/95.

(7)

De bovengenoemde restituties dienen maandelijks vastgesteld te worden. Zij kunnen tussentijds worden gewijzigd.

(8)

Krachtens artikel 27, lid 5, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 kunnen de situatie op de wereldmarkt of specifieke vereisten van bepaalde markten het noodzakelijk maken de restitutie voor de in artikel 1 van deze verordening genoemde producten te differentiëren naar gelang van hun bestemming.

(9)

De aanzienlijke en snelle toename van de preferentiële invoer van suiker van herkomst uit de westelijke Balkanlanden sinds het begin van 2001 en de uitvoer van suiker van de Gemeenschap naar die landen lijken een zeer kunstmatig verschijnsel te zijn.

(10)

Om eventuele misbruiken door wederinvoer in de Europese Unie van producten van de suikersector waarvoor een uitvoerrestitutie is verleend te voorkomen, is het dienstig voor de westelijke Balkanlanden als geheel geen restituties voor de in deze verordening bedoelde producten vast te stellen.

(11)

Gelet op deze feiten dienen de restituties voor de betrokken producten te worden vastgesteld op een passend niveau.

(12)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties bij uitvoer in ongewijzigde staat van de in artikel 1, lid 1, onder d), f), g) en h), van Verordening (EG) nr. 1260/2001 genoemde producten worden vastgesteld op de bedragen als aangegeven in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 juli 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 juli 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 6).

(2)  PB L 214 van 8.9.1995, blz. 16.

(3)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 63.


BIJLAGE

RESTITUTIES BIJ UITVOER IN ONGEWIJZIGDE STAAT VOOR STROPEN EN BEPAALDE ANDERE PRODUCTEN VAN DE SUIKERSECTOR, VAN TOEPASSING MET INGANG VAN 29 JULI 2005 (1)

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Restitutiebedrag

1702 40 10 9100

S00

EUR/100 kg droge stof

35,31 (2)

1702 60 10 9000

S00

EUR/100 kg droge stof

35,31 (2)

1702 60 80 9100

S00

EUR/100 kg droge stof

67,08 (3)

1702 60 95 9000

S00

EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct

0,3531 (4)

1702 90 30 9000

S00

EUR/100 kg droge stof

35,31 (2)

1702 90 60 9000

S00

EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct

0,3531 (4)

1702 90 71 9000

S00

EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct

0,3531 (4)

1702 90 99 9900

S00

EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct

0,3531 (4)  (5)

2106 90 30 9000

S00

EUR/100 kg droge stof

35,31 (2)

2106 90 59 9000

S00

EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct

0,3531 (4)

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).

De andere bestemmingen worden als volgt vastgesteld:

S00

:

alle bestemmingen (derde landen, andere gebieden, bevoorrading en met uitvoer uit de Gemeenschap gelijkgestelde bestemmingen) met uitzondering van Albanië, Kroatië, Bosnië en Herzegovina, Servië en Montenegro (met inbegrip van Kosovo, als omschreven in resolutie nr. 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 10 juni 1999) en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië; de uitzondering geldt niet voor suiker die verwerkt is in producten als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad (PB L 297 van 21.11.1996, blz. 29).


(1)  De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing met ingang van 1 februari 2005 overeenkomstig Besluit 2005/45/EG van de Raad van 22 december 2004 betreffende het sluiten en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972, wat de bepalingen betreffende verwerkte landbouwproducten betreft (PB L 23 van 26.1.2005, blz. 17).

(2)  Alleen geldig voor de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2135/95 bedoelde producten.

(3)  Alleen geldig voor de in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2135/95 bedoelde producten.

(4)  Het basisbedrag is niet van toepassing op stropen met een zuiverheid van minder dan 85 % (Verordening (EG) nr. 2135/95). Het sacharosegehalte wordt overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2135/95 vastgesteld.

(5)  Het basisbedrag is niet van toepassing op het in de bijlage, punt 2, van Verordening (EEG) nr. 3513/92 van de Commissie (PB L 355 van 5.12.1992, blz. 12) bedoelde product.


29.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/78


VERORDENING (EG) Nr. 1230/2005 VAN DE COMMISSIE

van 28 juli 2005

tot vaststelling van het maximumbedrag van de restitutie bij uitvoer naar bepaalde derde landen van witte suiker voor de 33e deelinschrijving in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1327/2004

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 27, lid 5, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Verordening (EG) nr. 1327/2004 van de Commissie van 19 juli 2004 inzake een permanente inschrijving voor het verkoopseizoen 2004/2005 voor de vaststelling van heffingen en/of restituties bij uitvoer van witte suiker (2) worden deelinschrijvingen gehouden voor de uitvoer naar bepaalde derde landen van deze suiker.

(2)

Overeenkomstig de bepalingen van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1327/2004, naar gelang van het geval, wordt een maximumbedrag van de restitutie bij uitvoer vastgesteld voor de betrokken deelinschrijving, waarbij met name rekening wordt gehouden met de situatie en de te verwachten ontwikkeling van de suikermarkt in de Gemeenschap en daarbuiten.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de 33e deelinschrijving voor witte suiker, gehouden krachtens Verordening (EG) nr. 1327/2004, wordt het maximumbedrag van de restitutie bij uitvoer vastgesteld op 39,870 EUR/100 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 juli 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 juli 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).

(2)  PB L 246 van 20.7.2004, blz. 23. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1685/2004 (PB L 303 van 30.9.2004, blz. 21).


29.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/79


VERORDENING (EG) Nr. 1231/2005 VAN DE COMMISSIE

van 28 juli 2005

tot vaststelling van het maximumbedrag van de restitutie bij uitvoer naar bepaalde derde landen van witte suiker voor de 1e deelinschrijving in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1138/2005

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 27, lid 5, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Verordening (EG) nr. 1138/2005 van de Commissie van 15 juli 2005 inzake een permanente inschrijving voor het verkoopseizoen 2005/2006 voor de vaststelling van heffingen en/of restituties bij uitvoer van witte suiker (2) worden deelinschrijvingen gehouden voor de uitvoer naar bepaalde derde landen van deze suiker.

(2)

Overeenkomstig de bepalingen van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1138/2005, naar gelang van het geval, wordt een maximumbedrag van de restitutie bij uitvoer vastgesteld voor de betrokken deelinschrijving, waarbij met name rekening wordt gehouden met de situatie en de te verwachten ontwikkeling van de suikermarkt in de Gemeenschap en daarbuiten.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de 1e deelinschrijving voor witte suiker, gehouden krachtens Verordening (EG) nr. 1138/2005, wordt het maximumbedrag van de restitutie bij uitvoer vastgesteld op 41,620 EUR/100 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 juli 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 juli 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).

(2)  PB L 185 van 15.7.2005, blz. 3.


29.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/80


VERORDENING (EG) Nr. 1232/2005 VAN DE COMMISSIE

van 28 juli 2005

tot vaststelling van de maximumverlaging van het recht bij invoer van maïs in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 868/2005

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), inzonderheid op artikel 12, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Er is een inschrijving voor de maximumverlaging van het recht bij invoer van maïs in Spanje, van herkomst uit derde landen, opengesteld bij Verordening (EG) nr. 868/2005 van de Commissie (2).

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1839/95 van de Commissie (3), kan de Commissie volgens de procedure van artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 besluiten een maximumverlaging van het recht bij invoer vast te stellen. Bij deze vaststelling moet met name rekening worden gehouden met de in de artikelen 6 en 7 van Verordening (EG) nr. 1839/95 genoemde criteria. Gegund wordt aan elke inschrijver wiens offerte ten hoogste gelijk is aan de maximumverlaging van het recht bij invoer.

(3)

De toepassing van de boven bedoelde criteria op de huidige marktsituatie leidt voor de betrokken graansoort tot de vaststelling van de maximumverlaging van het recht bij invoer op het in artikel 1 vermelde bedrag.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de offertes die van 22 tot en met 28 juli 2005 in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 868/2005 worden meegedeeld, wordt de maximumverlaging van het recht bij invoer van maïs vastgesteld op 20,99 EUR/t voor een globale maximumhoeveelheid van 150 t.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 juli 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 juli 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 145 van 9.6.2005, blz. 18.

(3)  PB L 177 van 28.7.1995, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).


29.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/81


VERORDENING (EG) Nr. 1233/2005 VAN DE COMMISSIE

van 28 juli 2005

tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van zachte tarwe in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1059/2005

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1059/2005 van de Commissie (2) is een openbare inschrijving voor de restitutie bij uitvoer van zachte tarwe naar bepaalde derde landen opengesteld.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (3) kan de Commissie, op grond van de meegedeelde offertes, besluiten een maximumrestitutie bij uitvoer vast te stellen, daarbij rekening houdend met de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 bedoelde criteria. In dat geval wordt gegund aan de inschrijver(s) wiens (wier) offerte niet hoger is dan de vastgestelde maximumrestitutie.

(3)

De toepassing van de bovenbedoelde criteria op de huidige marktsituatie leidt voor de betrokken graansoort tot de vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de offertes die van 22 tot en met 28 juli 2005 in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1059/2005 werden meegedeeld, wordt de maximumrestitutie bij uitvoer van zachte tarwe vastgesteld op 4,00 EUR/t.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 juli 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 juli 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 174 van 7.7.2005, blz. 15.

(3)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).


29.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/82


VERORDENING (EG) Nr. 1234/2005 VAN DE COMMISSIE

van 28 juli 2005

tot vaststelling van de restituties bij de productie in de sector granen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 8, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EEG) nr. 1722/93 van de Commissie van 30 juni 1993 tot vaststelling van de toepassingsbepalingen van de Verordeningen (EEG) nr. 1766/92 en (EEG) nr. 1418/76 van de Raad wat de regelingen inzake de productierestituties in de sector granen respectievelijk rijst betreft (2) zijn de voorwaarden voor de toekenning van de productierestitutie vastgesteld. De berekeningsgrondslag is bepaald in artikel 3 van genoemde verordening. De aldus berekende restitutie, zo nodig gedifferentieerd voor aardappelmeel, moet eenmaal per maand worden vastgesteld en mag slechts gewijzigd worden wanneer de maïs- en/of tarweprijzen een significante verandering te zien geven.

(2)

De in deze verordening vastgestelde productierestituties moeten worden aangepast met de in bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 1722/93 bepaalde coëfficiënten, teneinde het juiste te betalen bedrag te verkrijgen.

(3)

Het Comité van beheer voor granen heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 3, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1722/93 bedoelde productierestitutie per ton zetmeel wordt vastgesteld op:

a)

18,08 EUR/t voor zetmeel uit maïs, tarwe, gerst en haver;

b)

26,45 EUR/t voor aardappelmeel.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 juli 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 juli 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 159 van 1.7.1993, blz. 112. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1548/2004 (PB L 280 van 31.8.2004, blz. 11).


29.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/83


VERORDENING (EG) Nr. 1235/2005 VAN DE COMMISSIE

van 28 juli 2005

tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van gerst in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1058/2005

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1058/2005 van de Commissie (2) is een openbare inschrijving voor de restitutie bij uitvoer van gerst naar bepaalde derde landen opengesteld.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (3) kan de Commissie, op grond van de meegedeelde offertes, besluiten een maximumrestitutie bij uitvoer vast te stellen, daarbij rekening houdend met de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 bedoelde criteria. In dat geval wordt gegund aan de inschrijver(s) wiens (wier) offerte niet hoger is dan de vastgestelde maximumrestitutie.

(3)

De toepassing van de bovenbedoelde criteria op de huidige marktsituatie leidt voor de betrokken graansoort tot de vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de offertes die op 22 tot en met 28 juli 2005 in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1058/2005 werden meegedeeld, wordt de maximumrestitutie bij uitvoer van gerst vastgesteld op 0,00 EUR/t.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 juli 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 juli 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 174 van 7.7.2005, blz. 12.

(3)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Commissie

29.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/84


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 20 juli 2005

houdende onttrekking aan communautaire financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten voor het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, hebben verricht

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 2756)

(Slechts de teksten in de Engelse, de Spaanse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse en de Portugese taal zijn authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2005/579/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad van 21 april 1970 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (1), en met name op artikel 5, lid 2, onder c),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (2), en met name op artikel 7, lid 4,

Na raadpleging van het Comité van het Fonds,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 729/70, artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1258/1999 en artikel 8, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1663/95 van de Commissie van 7 juli 1995 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad aangaande de procedure inzake de goedkeuring van de rekeningen van het EOGFL, afdeling Garantie (3), is bepaald dat de Commissie de nodige verificaties verricht, de resultaten daarvan aan de lidstaten meedeelt, kennis neemt van de door de lidstaten gemaakte opmerkingen, bilaterale besprekingen voert om overeenstemming te bereiken met de betrokken lidstaten en haar conclusies formeel aan deze laatste meedeelt onder verwijzing naar Beschikking 94/442/EG van de Commissie van 1 juli 1994 inzake de instelling van een bemiddelingsprocedure in het kader van de goedkeuring van de rekeningen betreffende het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie (4).

(2)

De lidstaten kunnen verzoeken een bemiddelingsprocedure te openen. In sommige gevallen is van deze mogelijkheid gebruikgemaakt en is het na afloop van deze procedure uitgebrachte rapport door de Commissie onderzocht.

(3)

In de artikelen 2 en 3 van Verordening (EEG) nr. 729/70 en in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1258/1999 is bepaald dat financiering slechts mogelijk is voor restituties bij uitvoer naar derde landen die volgens de communautaire voorschriften in het kader van de gemeenschappelijke ordening der landbouwmarkten worden verleend, en voor interventies ter regulering van de landbouwmarkten waartoe volgens de communautaire voorschriften in het kader van de gemeenschappelijke ordening der landbouwmarkten wordt overgegaan.

(4)

Uit de verrichte verificaties, de resultaten van de bilaterale besprekingen en de bemiddelingsprocedures is gebleken dat een deel van de door de lidstaten gedeclareerde uitgaven niet aan die voorwaarden voldoet en derhalve niet door het EOGFL, afdeling Garantie, kan worden gefinancierd.

(5)

Er moet een overzicht worden opgesteld van de bedragen die niet als ten laste van het EOGFL, afdeling Garantie, worden erkend, en daarin zijn geen uitgaven begrepen die zijn gedaan vóór de periode van 24 maanden die voorafging aan het tijdstip waarop de Commissie de resultaten van de verificaties schriftelijk aan de lidstaten heeft meegedeeld.

(6)

Voor de gevallen waarop deze beschikking betrekking heeft, heeft de Commissie in een syntheseverslag de lidstaten in kennis gesteld van de uitgaven die aan financiering moeten worden onttrokken omdat zij niet overeenkomstig de communautaire voorschriften zijn verricht.

(7)

Met deze beschikking wordt niet vooruitgelopen op de financiële consequenties die de Commissie zou kunnen trekken uit arresten van het Hof van Justitie in zaken die op 15 april 2005 aanhangig waren en aangelegenheden betreffen waarop deze beschikking betrekking heeft,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De in de bijlage vermelde, ten laste van het EOGFL, afdeling Garantie, gedeclareerde uitgaven van erkende betaalorganen van de lidstaten worden aan communautaire financiering onttrokken omdat zij niet overeenkomstig de communautaire voorschriften zijn verricht.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk België, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Portugese Republiek en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Gedaan te Brussel, 20 juli 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 94 van 28.4.1970, blz. 13. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1287/95 (PB L 125 van 8.6.1995, blz. 1).

(2)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103.

(3)  PB L 158 van 8.7.1995, blz. 6. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 465/2005 (PB L 77 van 23.3.2005, blz. 6).

(4)  PB L 182 van 16.7.1994, blz. 45. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2001/535/EG (PB L 193 van 17.7.2001, blz. 25).


BIJLAGE

Overzicht van de correcties

Sector

Lidstaat

Begrotingspost

Reden

Valuta

Van financiering uit te sluiten uitgaven

Reeds afgetrokken

Financiële gevolgen van deze beschikking

Begrotingsjaar

Uitvoerrestituties

BE

2310, 301, 30, 110, 200

Forfaitaire correctie van 5 % — ontoereikende uitvoering van een essentiële controle (fysieke controle)

EUR

– 225 713,07

0,00

– 225 713,07

2000-2001

Financiële audit

BE

1800

Correctie — toepassing van Verordening (EG) nr. 1258/1999 — betalingstermijnen niet nageleefd

EUR

– 9 128,82

– 17 989,43

8 860,61

2003

 

Totaal BE

 

 

 

– 234 841,89

– 17 989,43

– 216 852,46

 

Groenten en fruit

EL

1512

Correctie wegens niet-naleving van de betalingstermijnen

EUR

– 30 662,52

0,00

– 30 662,52

2002

Openbare opslag

EL

3230, 3231

Correctie wegens niet-naleving van de betalingstermijnen, forfaitaire correcties van 5 % — sanctie bij overdeclaratie in steunaanvraag niet toegepast (steun voor de aardappelteelt), forfaitaire correcties van 5 % — ontoereikende controleverslagen (steun voor wijngaarden)

EUR

– 3 105 400,72

0,00

– 3 105 400,72

2000-2002

Tabak

EL

1710

Forfaitaire correctie van 5 % — tekortkomingen van de essentiële en de aanvullende controles

EUR

– 23 975 602,85

0,00

– 23 975 602,85

2000-2003

Dierpremies

EL

2220, 2221, 2222

Forfaitaire correctie van 10 % — aanhoudende en weerkerende onvolkomenheden van de controleregeling

EUR

– 38 550 236,16

0,00

– 38 550 236,16

2002-2003

Akkerbouwgewassen

EL

diverse posten

Terugbetaling wegens nietigverklaring van Beschikking 2002/524/EEG van de Commissie; arrest van het Hof in zaak C-300/02

EUR

40 721 931,00

0,00

40 721 931,00

1996, 1997, 1999

Financiële audit

EL

1043, 1050, 1051, 1053, 1056, 2120, 2122, 2124, 2125, 2128

Correctie — toepassing van Verordening (EG) nr. 1258/1999 — betalingstermijnen niet nageleefd

EUR

– 7 452 063,34

– 7 452 063,34

0,00

2002

 

Totaal EL

 

 

 

– 32 392 034,59

– 7 452 063,34

– 24 939 971,25

 

Groenten en fruit

ES

1507

Forfaitaire correctie van 10 % — niet-naleving van de betalingstermijnen en tekortkomingen van de controles

EUR

– 16 992 532,63

0,00

– 16 992 532,63

2001-2002

Openbare opslag

ES

3221

Forfaitaire correctie van 5 % — ernstige tekortkomingen ten aanzien van de doeltreffendheid van essentiële controles

EUR

– 286 402,94

0,00

– 286 402,94

2000-2002

Financiële audit

ES

1049, 1053, 1055, 1060, 1210, 1400, 1402, 1502, 1511, 1515, 1858, 2124, 2125, 2128, 2320

Correctie — toepassing van Verordening (EG) nr. 1258/1999 — betalingstermijnen niet nageleefd

EUR

– 13 212 853,30

– 18 813 333,12

5 600 479,82

2003

 

Totaal ES

 

 

 

– 30 491 788,87

– 18 813 333,12

– 11 678 455,75

 

Groenten en fruit

FR

1502, 1512

Correcties wegens niet-naleving van de betalingstermijnen en het niet verlagen van de steun voor operationele programma's (aanvragen om de saldobetaling te laat ingediend)

EUR

– 438 755,08

0,00

– 438 755,08

2002

Melk

FR

3120

Correctie wegens niet-naleving van de betalingstermijnen en uitsluiting van de steun voor de verstrekking van schoolmelk in kindervakantiecentra

EUR

– 1 704 065,71

0,00

– 1 704 065,71

2001-2003

Wijn

FR

1650

Gerichte correctie voor 10 % van de als geherstructureerd of omgeschakeld opgegeven oppervlakte en uitsluiting van de uitgaven voor herstructurering op basis van nieuwe aanplantrechten boven de betrokken limiet van 10 %

EUR

– 14 521 216,85

0,00

– 14 521 216,85

2001-2003

Plattelandsontwikkeling

FR

4092

Terugvordering wegens dubbele declaratie door de Franse autoriteiten van in 2001 betaalde rentesubsidies

EUR

– 18 443 923,00

0,00

– 18 443 923,00

2001

Financiële audit

FR

1590

Financiële correctie — accountantscontrole van de rekeningen over 2002

EUR

1 540 669,82

0,00

1 540 669,82

2002

 

Totaal FR

 

 

 

– 33 567 290,82

0,00

– 33 567 290,82

 

Tabak

IT

1710

Forfaitaire correctie van 5 % — tekortkomingen van essentiële controles

EUR

– 16 568 665,50

0,00

– 16 568 665,50

2001-2002

 

Totaal IT

 

 

 

– 16 568 665,50

0,00

– 16 568 665,50

 

Openbare opslag

PT

3211

Forfaitaire correctie van 5 % — tekortkomingen van de controles en de controleverslagen (steun voor de aardappelteelt) en niet-toepassing van de bij artikel 3, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2233/92 voorgeschreven sanctie (steun voor het aanhouden van een melkveebestand)

EUR

– 1 174 131,43

0,00

– 1 174 131,43

2000-2002

 

Totaal PT

 

 

 

– 1 174 131,43

0,00

– 1 174 131,43

 

Dierpremies

UK

2125

Rectificatie van een in Beschikking 2005/354/EG van de Commissie opgenomen financiële correctie

GBP

499 443,63

0,00

499 443,63

2001-2002

 

Totaal UK

 

 

 

499 443,63

0,00

499 443,63

 


29.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/89


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 25 juli 2005

houdende weigering van een vergunning voor het in de handel brengen van betaïne als nieuw voedingsmiddel of nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 2770)

(Slechts de teksten in de Finse en de Zweedse taal zijn authentiek.)

(2005/580/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 1997 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten (1), en met name op artikel 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 24 januari 2003 heeft Finnfeeds Finland Ltd bij de bevoegde instanties van Finland een verzoek ingediend voor het in de handel brengen van betaïne als nieuw voedingsmiddel of nieuw voedselingrediënt.

(2)

Op 3 juli 2003 hebben de bevoegde instanties van Finland hun verslag van de eerste beoordeling uitgebracht.

(3)

In hun verslag van de eerste beoordeling kwamen de bevoegde instanties van Finland tot de conclusie dat betaïne in de handel mag worden gebracht.

(4)

De Commissie heeft het verslag van de eerste beoordeling op 18 augustus 2003 aan alle lidstaten toegezonden.

(5)

Binnen de in artikel 6, lid 4, van Verordening (EG) nr. 258/97 vastgestelde periode van 60 dagen zijn overeenkomstig die bepaling met redenen omklede bezwaren tegen het in de handel brengen van betaïne ingediend.

(6)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid kwam in haar advies van 22 februari 2005 over een aanvraag voor het gebruik van betaïne als nieuw voedingsmiddel in de EU (2) tot de conclusie dat de veiligheid van betaïne voor het beoogde gebruik als voorgesteld door de aanvrager niet is bewezen.

(7)

Aangezien niet is aangetoond dat het product voldoet aan de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 258/97 vastgestelde criteria, mag het in de Gemeenschap niet in de handel worden gebracht.

(8)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Betaïne mag in de Gemeenschap niet in de handel worden gebracht als voedingsmiddel of voedselingrediënt.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot Finnfeeds Finland Ltd, Sokeritehtaantie 20, FI-02460 Kantvik, Finland.

Gedaan te Brussel, 25 juli 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 43 van 14.2.1997, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(2)  Het advies (EN) is te vinden op de website van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, Wetenschappelijk Panel voor dieetproducten, voeding en allergieën (NDA Panel).


29.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/90


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 25 juli 2005

tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van isomaltulose als nieuw voedingsmiddel of nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 2776)

(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)

(2005/581/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 1997 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten (1), en met name op artikel 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 4 maart 2004 heeft Südzucker AG bij de bevoegde instanties van Duitsland een verzoek ingediend voor een vergunning om isomaltulose als nieuw voedingsmiddel of nieuw voedselingrediënt in de handel te brengen.

(2)

Op 1 oktober 2004 heeft de voor de beoordeling van voedingsmiddelen bevoegde instantie van Duitsland haar verslag van de eerste beoordeling uitgebracht. In dat verslag heeft zij geconcludeerd dat de voor isomaltulose voorgestelde toepassingen veilig zijn voor consumptie door de mens.

(3)

De Commissie heeft het verslag van de eerste beoordeling op 30 november 2004 aan alle lidstaten toegezonden.

(4)

Binnen de in artikel 6, lid 4, van Verordening (EG) nr. 258/97 vastgestelde periode van zestig dagen zijn overeenkomstig die bepaling met redenen omklede bezwaren tegen het in de handel brengen van dit product ingediend. De bezwaren/opmerkingen zijn tijdens de vergadering van het Permanent Comité op 14 februari 2005 met de lidstaten besproken in samenhang met het door Cargill ingediende eerste verzoek voor een vergunning om isomaltulose in de communautaire handel te brengen.

(5)

Ten aanzien van de voedingswaarde-informatie in de etikettering van en reclame voor levensmiddelen die isomaltulose bevatten, gelden de voorschriften van Richtlijn 90/496/EG van de Raad van 24 september 1990 inzake de voedingswaarde-etikettering van levensmiddelen (2).

(6)

Op grond van het verslag van de eerste beoordeling is vastgesteld dat isomaltulose voldoet aan de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 258/97 vastgestelde criteria.

(7)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Isomaltulose zoals gespecificeerd in de bijlage mag in de Gemeenschap als nieuw voedingsmiddel of als nieuw voedselingrediënt voor gebruik in levensmiddelen in de handel worden gebracht.

Artikel 2

De aanduiding „isomaltulose” wordt vermeld op de etikettering van het product als zodanig of in de lijst van ingrediënten van levensmiddelen waarin het voorkomt.

In een duidelijk zichtbare voetnoot waarnaar door middel van een asterisk (*) bij de aanduiding isomaltulose wordt verwezen, worden de woorden „isomaltulose is een bron van glucose en fructose” vermeld, en wel in een lettertype van ten minste hetzelfde formaat als dat van de lijst van ingrediënten zelf.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot Südzucker AG Mannheim/ Ochsenfurt, Maximilianstraβe 10, D-68165 Mannheim.

Gedaan te Brussel, 25 juli 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 43 van 14.2.1997, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(2)  PB L 276 van 6.10.1990, blz. 40. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/120/EG van de Commissie (PB L 333 van 20.12.2003, blz. 51).


BIJLAGE

SPECIFICATIES VOOR ISOMALTULOSE

Definitie

Een reducerende disacharide, bestaande uit een glucose- en een fructosegroep die via een alfa-1,6-glucosidebinding aan elkaar zijn gebonden. Wordt via een enzymatisch proces verkregen uit sucrose. Het commerciële product is het monohydraat.

Chemische naam

6-O-α-D-glucopyranosyl-D-fructofuranose, monohydraat

CAS-nummer

13718-94-0

Brutoformule

C12H22O11 · H2O

Structuurformule

Image

Molecuulgewicht

360,3 (monohydraat)

Gehalte

Minimaal 98 % van de droge stof

Beschrijving

Vrijwel reukloze, witte of bijna witte kristallen met een zoete smaak.

Gewichtsverlies bij drogen

Maximaal 6,5 % (60 °C, 5 uur).

Lood

Maximaal 0,1 mg/kg

Bepaal het gehalte met behulp van een atomaire-absorptietechniek, afgestemd op het gespecificeerde niveau. Voor de keuze van de monstergrootte en de methode van monstervoorbereiding kan worden uitgegaan van de beginselen van de in FNP 5 (1) onder „Instrumental methods” beschreven beginselen.


(1)  Food and Nutrition Paper 5 Rev. 2 — Guide to Specifications: General Notices, General Analytical Techniques, Identification Tests, Test Solutions and Other Reference Materials. (JECFA) 1991, 322 blz. Engels — ISBN 92-5-102991-1.


Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie

29.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/92


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2005/582/GBVB VAN DE RAAD

van 28 juli 2005

houdende wijziging en verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de zuidelijke Kaukasus

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14, artikel 18, lid 5, en artikel 23, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 8 december 2003 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2003/872/GBVB (1) vastgesteld houdende verlenging en wijziging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor de zuidelijke Kaukasus.

(2)

Op 2 februari 2005 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2005/100/GBVB (2) vastgesteld, waarbij Gemeenschappelijk Optreden 2003/872/GBVB tot en met 31 augustus 2005 is verlengd.

(3)

Op 26 april 2005 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2005/330/GBVB (3) vastgesteld houdende wijziging van het mandaat van de SVEU voor de zuidelijke Kaukasus.

(4)

Uit een evaluatie van Gemeenschappelijk Optreden 2003/872/GBVB blijkt dat het mandaat van de SVEU met nog eens zes maanden moet worden verlengd.

(5)

Op 9 juni 2005 heeft het Politiek en Veiligheidscomité overeenstemming bereikt over de volgende stappen in de aanpak door de Europese Unie van de situatie ingevolge de beëindiging van de grenstoezichtsmissie van de OVSE in Georgië, en besloten dat door de taak van de SVEU voor de zuidelijke Kaukasus moet worden uitgebreid.

(6)

Op 9 juni 2005 heeft het Politiek en Veiligheidscomité overeenstemming bereikt over de wijze waarop de Europese Unie de uitvoering van de strategie voor de hervorming van het Georgische strafrechtstelsel zal ondersteunen wanneer de rechtsstaatmissie in Georgië, Eujust Themis, is beëindigd.

(7)

De SVEU zal zijn mandaat uitvoeren in een mogelijkerwijs verslechterende situatie, die de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid als omschreven in artikel 11 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, kan schaden.

(8)

Derhalve dient het mandaat van de SVEU dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

Het mandaat van de heer Heikki TALVITIE als speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor de zuidelijke Kaukasus wordt hierbij verlengd tot en met 28 februari 2006.

Artikel 2

Gemeenschappelijk Optreden 2003/872/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

a)

in artikel 3 wordt letter h) vervangen door:

„h)

via een ondersteuningsteam:

de Europese Unie verslag te doen over en een voortdurende evaluatie te bezorgen inzake de grenssituatie, alsmede het wederzijds vertrouwen tussen Georgië en de Russische Federatie te bevorderen, waarbij doeltreffende samenwerking en verbinding met alle desbetreffende actoren wordt gewaarborgd;

de Georgische grenswacht en andere relevante overheidsinstanties in Tbilisi te helpen bij de voorbereiding van een alomvattende hervormingsstrategie;

met de Georgische autoriteiten samen te werken om de communicatie tussen Tbilisi en de grens, met inbegrip van het toezicht, te intensiveren. Daartoe zal nauw worden samengewerkt met de regionale grenswachtcentra tussen Tbilisi en de grens (met uitzondering van Abchazië en Zuid-Ossetië);

toe te zien op de uitvoering door de Georgische autoriteiten en andere actoren van de strategie voor de hervorming van het strafrechtstelsel, met name door ondersteuning van de door de Georgische regering ingestelde stuurgroep.”;

b)

artikel 5, lid 1, wordt als volgt gelezen:

„1.   Het financiële referentiebedrag ter dekking van de kosten in verband met het mandaat van de SVEU bedraagt 1 930 000 EUR.”.

Artikel 3

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing met ingang van 1 september 2005.

Artikel 4

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 28 juli 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

J. STRAW


(1)  PB L 326 van 13.12.2003, blz. 44.

(2)  PB L 31 van 4.2.2005, blz. 74.

(3)  PB L 106 van 27.4.2005, blz. 36.


29.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/94


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2005/583/GBVB VAN DE RAAD

van 28 juli 2005

tot verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Bosnië en Herzegovina

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14, artikel 18, lid 5, en artikel 23, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 12 juli 2004 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2004/569/GBVB (1) aangenomen betreffende het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina.

(2)

Uit een evaluatie van Gemeenschappelijk Optreden 2004/569/GBVB blijkt dat het mandaat van de speciale vertegenwoordiger met zes maanden moet worden verlengd.

(3)

De speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie zal dit mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie die de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid zoals uiteengezet in artikel 11 van het Verdrag, kan schaden,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

Het mandaat van Lord ASHDOWN als speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) in Bosnië en Herzegovina, zoals omschreven in Gemeenschappelijk Optreden 2004/569/GBVB, wordt hierbij verlengd tot en met 28 februari 2006.

Artikel 2

In artikel 6 van Gemeenschappelijk Optreden 2004/569/GBVB wordt lid 1 vervangen door:

„1.   Het financieel referentiebedrag ter dekking van de kosten in verband met het mandaat van de SVEU bedraagt 270 000 EUR”.

Artikel 3

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de dag van zijn aanneming.

Artikel 4

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 28 juli 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

J. STRAW


(1)  PB L 252 van 28.7.2004, blz. 7.


29.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/95


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2005/584/GBVB VAN DE RAAD

van 28 juli 2005

tot verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Moldavië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14, artikel 18, lid 5, en artikel 23, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 23 maart 2005 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2005/265/GBVB (1) tot benoeming van de heer Adriaan JACOBOVITS de SZEGED als speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Moldavië aangenomen.

(2)

Uit een evaluatie van Gemeenschappelijk Optreden 2005/265/GBVB blijkt dat het mandaat van de speciale vertegenwoordiger met nog eens zes maanden moet worden verlengd.

(3)

De SVEU zal zijn mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie die de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid zoals uiteengezet in artikel 11 van het Verdrag kan schaden,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

Het mandaat van de heer Adriaan JACOBOVITS de SZEGED als speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor Moldavië, zoals omschreven in Gemeenschappelijk Optreden 2005/265/GBVB, wordt hierbij verlengd tot en met 28 februari 2006.

Artikel 2

Artikel 5, lid 1, van Gemeenschappelijk Optreden 2005/265/GBVB wordt vervangen door:

„1.   Het financieel referentiebedrag ter dekking van de kosten in verband met het mandaat van de SVEU bedraagt 300 000 EUR”.

Artikel 3

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

Artikel 4

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 28 juli 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

J. STRAW


(1)  PB L 81 van 30.3.2005, blz. 50.


29.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/96


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2005/585/GBVB VAN DE RAAD

van 28 juli 2005

tot verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Afghanistan

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14, artikel 18, lid 5, en artikel 23, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 8 december 2003 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2003/871/GBVB houdende verlenging en wijziging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in Afghanistan (1) aangenomen.

(2)

Op 2 februari 2005 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2005/95/GBVB (2) tot verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie tot en met 31 augustus 2005 aangenomen.

(3)

Uit een evaluatie van Gemeenschappelijk Optreden 2003/871/GBVB blijkt dat het mandaat van de speciale vertegenwoordiger met nog eens zes maanden moet worden verlengd.

(4)

De speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie zal zijn mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie die de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid als uiteengezet in artikel 11 van het Verdrag kan schaden,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

Het mandaat van de heer Francesc VENDRELL als speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor Afghanistan wordt verlengd tot en met 28 februari 2006.

Artikel 2

Artikel 5, lid 1, van Gemeenschappelijk Optreden 2003/871/GBVB wordt vervangen door:

„1.   Het financieel referentiebedrag ter dekking van de kosten in verband met het mandaat van de SVEU bedraagt 620 000 EUR.”.

Artikel 3

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

Artikel 4

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 28 juli 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

J. STRAW


(1)  PB L 326 van 13.12.2003, blz. 41.

(2)  PB L 31 van 4.2.2005, blz. 69.


29.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/97


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2005/586/GBVB VAN DE RAAD

van 28 juli 2005

houdende verlenging en wijziging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het gebied van de Grote Meren in Afrika

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14, artikel 18, lid 5, en artikel 23, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 8 december 2003 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2003/869/GBVB (1) houdende wijziging en verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het gebied van de Grote Meren in Afrika aangenomen.

(2)

Op 28 juni 2004 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2004/530/GBVB (2) tot verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het gebied van de Grote Meren in Afrika en tot wijziging van Gemeenschappelijk Optreden 2003/869/GBVB aangenomen.

(3)

Op 2 februari 2005 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2005/96/GBVB (3) aangenomen houdende wijziging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het gebied van de Grote Meren in Afrika en verlenging ervan tot en met 31 augustus 2005.

(4)

De Raad heeft op 2 mei 2005 Gemeenschappelijk Optreden 2005/355/GBVB (4) aangenomen inzake de adviserende en bijstand verlenende missie van de Europese Unie op het gebied van hervorming van de veiligheidssector in de Democratische Republiek Congo (DRC), waarin de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) een specifieke rol toebedeeld krijgt.

(5)

Uit een hernieuwd onderzoek van Gemeenschappelijk Optreden 2003/869/GBVB blijkt dat het mandaat van de SVEU gewijzigd en met nog eens zes maanden verlengd moet worden.

(6)

De SVEU zal zijn mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie die de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid zoals uiteengezet in artikel 11 van het Verdrag, kan schaden,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

Het mandaat van de heer Aldo AJELLO als speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor het gebied van de Grote Meren in Afrika wordt hierbij verlengd tot en met 28 februari 2006.

Artikel 2

Gemeenschappelijk Optreden 2003/869/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 3 wordt vervangen door:

„Artikel 3

Teneinde deze beleidsdoelstellingen te verwezenlijken, krijgt de SVEU het mandaat om als volgt te handelen:

a)

nauwe contacten te leggen en te onderhouden met alle partijen bij het vredes- en overgangsproces in het gebied van de Grote Meren in Afrika, andere landen in de regio, de Verenigde Staten van Amerika, andere betrokken landen, alsmede de Verenigde Naties en andere betrokken internationale organisaties, de Afrikaanse Unie, en subregionale organisaties en hun vertegenwoordigers alsmede andere prominente regionale leiders, om samen met hen te streven naar versterking van de vredesprocessen van Lusaka en Arusha en de vredesovereenkomsten van Pretoria en Luanda;

b)

het vredes- en overgangsproces tussen de partijen als waarnemer te volgen en zo nodig advies en goede diensten van de Europese Unie aan te bieden;

c)

op verzoek bij te dragen tot de uitvoering van vredesakkoorden en overeenkomsten voor een staakt-het-vuren tussen de partijen en diplomatiek met hen in verbinding te treden ingeval de voorwaarden van die akkoorden niet nagekomen worden;

d)

constructief met de ondertekenende partijen bij overeenkomsten in het kader van de vredesprocessen op te treden om de inachtneming van de grondbeginselen van democratie en goed bestuur, met inbegrip van eerbiediging van mensenrechten en de rechtsstaat, te bevorderen;

e)

bij te dragen tot de uitvoering van de EU-richtsnoeren over kinderen en gewapende conflicten;

f)

in samenwerking met de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties voor het gebied van de Grote Meren en de speciale gezant van de Afrikaanse Unie bij te dragen tot de voorbereiding van een conferentie over vrede, veiligheid, democratie en ontwikkeling in het gebied van de Grote Meren;

g)

verslag uit te brengen over de mogelijkheden voor steun van de Europese Unie aan het vredes- en overgangsproces en de wijze waarop initiatieven van de Europese Unie het best kunnen worden ontplooid;

h)

toe te zien op de activiteiten van de partijen bij het conflict, die afbreuk kunnen doen aan het resultaat van de lopende vredesprocessen;

i)

bij te dragen tot een beter begrip van de rol van de Europese Unie bij de opiniemakers in de regio;

j)

indien nodig advies en bijstand te verlenen voor de hervorming van de veiligheidssector in de DRC en met name politieke sturing te geven aan het missiehoofd van de politiemissie van de Europese Unie („EUPOL Kinshasa”) en het missiehoofd van de EU-missie voor advies- en bijstandverlening aan de Congolese autoriteiten bij de hervorming van de veiligheidssector („EUSEC DR Congo”), opdat zij op lokaal niveau hun taken kunnen verrichten.”.

2)

Artikel 5, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   Het financiële referentiebedrag ter dekking van de kosten in verband met het mandaat van de SVEU bedraagt 460 000 EUR.”.

Artikel 3

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

Het is van toepassing met ingang van 1 september 2005.

Artikel 4

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 28 juli 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

J. STRAW


(1)  PB L 326 van 13.12.2003, blz. 37.

(2)  PB L 234 van 3.7.2004, blz. 13.

(3)  PB L 31 van 4.2.2005, blz. 70.

(4)  PB L 112 van 3.5.2005, blz. 20.


29.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/99


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2005/587/GBVB VAN DE RAAD

van 28 juli 2005

tot verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het vredesproces in het Midden-Oosten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14, artikel 18, lid 5, en artikel 23, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 8 december 2003 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2003/873/GBVB houdende verlenging en wijziging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het vredesproces in het Midden-Oosten (1) aangenomen.

(2)

Op 2 februari 2005 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2005/99/GBVB (2) tot verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie tot en met 31 augustus 2005 aangenomen.

(3)

Uit een evaluatie van Gemeenschappelijk Optreden 2003/873/GBVB blijkt dat het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) met nog eens zes maanden moet worden verlengd.

(4)

De SVEU zal zijn mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie die de doelstellingen van het Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid als uiteengezet in artikel 11 van het Verdrag kan schaden,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

Het mandaat van de heer Marc OTTE als speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor het vredesproces in het Midden-Oosten, zoals omschreven in Gemeenschappelijk Optreden 2003/873/GBVB, wordt hierbij verlengd tot en met 28 februari 2006.

Artikel 2

Artikel 5, lid 1, van Gemeenschappelijk Optreden 2003/873/GBVB wordt vervangen door:

„1.   Het financiële referentiebedrag ter dekking van de kosten in verband met het mandaat van de SVEU bedraagt 560 000 EUR.”.

Artikel 3

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de dag van zijn aanneming.

Artikel 4

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 28 juli 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

J. STRAW


(1)  PB L 326 van 13.12.2003, blz. 46.

(2)  PB L 31 van 4.2.2005, blz. 73.


29.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/100


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2005/588/GBVB VAN DE RAAD

van 28 juli 2005

tot benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Centraal-Azië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14, artikel 18, lid 5, en artikel 23, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Unie wenst een actievere politieke rol in Centraal-Azië te spelen.

(2)

De coördinatie en de samenhang van het externe optreden van de Europese Unie in Centraal-Azië moeten worden verzekerd.

(3)

De Raad is op 13 juni 2005 overeengekomen een speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Centraal-Azië (Kazachstan, Kirgizië, Tadzjikistan, Turkmenistan en Oezbekistan) te benoemen.

(4)

De SVEU zal zijn mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie, die de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid als omschreven in artikel 11 van het Verdrag, kan schaden,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

De heer Ján Kubiš wordt benoemd tot speciaal vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor Centraal-Azië.

Artikel 2

Het mandaat van de SVEU is gebaseerd op de beleidsdoelstellingen van de Europese Unie in Centraal-Azië. Deze doelstellingen zijn de volgende:

a)

bevorderen van goede en nauwe betrekkingen tussen de landen van Centraal-Azië en de Europese Unie, op basis van gemeenschappelijke waarden en belangen, zoals uiteengezet in de toepasselijke overeenkomsten;

b)

bijdragen aan een versterking van de stabiliteit en de samenwerking tussen de landen in de regio;

c)

bijdragen aan de versterking van de democratie, de rechtsstaat, het behoorlijk bestuur en de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in Centraal-Azië;

d)

aanpakken van grote bedreigingen, in het bijzonder specifieke problemen met rechtstreekse gevolgen voor Europa;

e)

vergroten van de efficiëntie en de zichtbaarheid van het optreden van de Europese Unie in de regio, onder meer door nauwere coördinatie met andere betrokken partners en internationale organisaties zoals de OVSE.

Artikel 3

1.   Teneinde deze beleidsdoelstellingen te verwezenlijken, krijgt de SVEU het mandaat om:

a)

de politieke ontwikkelingen in Centraal-Azië op de voet te volgen door nauwe contacten met de regeringen, de parlementen, de rechterlijke macht, de civiele samenleving en de massamedia te ontwikkelen en in stand te houden;

b)

Kazachstan, Kirgizië, Tadzjikistan, Turkmenistan, en Oezbekistan aan te moedigen om samen te werken bij regionale vraagstukken van gemeenschappelijk belang;

c)

de juiste contacten te leggen en samenwerking tot stand te brengen tussen de voornaamste betrokken partijen in de regio, waaronder alle belangrijke regionale en internationale organisaties;

d)

in nauwe samenwerking met de OVSE bij te dragen tot conflictpreventie en conflictoplossing door contacten te leggen met de autoriteiten en andere lokale actoren — NGO’s, politieke partijen, minderheden, religieuze groeperingen en hun leiders;

e)

de algemene politieke coördinatie van de Europese Unie in Centraal-Azië te bevorderen en te zorgen voor de samenhang van de externe optredens van de Europese Unie in de regio, onverminderd de bevoegdheid van de Gemeenschap;

f)

de Raad te helpen bij de verdere ontwikkeling van een alomvattend beleid voor Centraal-Azië.

2.   De SVEU steunt de werkzaamheden van de hoge vertegenwoordiger in de regio en handelt in nauwe samenwerking met het voorzitterschap, de Commissie, de missiehoofden van de Europese Unie en de SVEU voor Afghanistan. De SVEU houdt een overzicht over alle werkzaamheden van de Europese Unie in de regio.

Artikel 4

1.   De SVEU is onder het gezag en de operationele leiding van de hoge vertegenwoordiger verantwoordelijk voor de uitvoering van het mandaat. De SVEU legt van alle uitgaven verantwoording af aan de Commissie.

2.   Het Politiek en Veiligheidscomité onderhoudt een bevoorrechte relatie met de SVEU en vormt het eerste contactpunt met de Raad. Het PVC zorgt binnen het kader van het mandaat voor strategische aansturing en politieke inbreng ten behoeve van de SVEU.

Artikel 5

1.   Het financieel referentiebedrag ter dekking van de kosten in verband met het mandaat van de SVEU bedraagt 470 000 euro.

2.   De uit het in lid 1 genoemde bedrag gefinancierde uitgaven worden beheerd met inachtneming van de budgettaire procedures en voorschriften van de Europese Gemeenschap, met dien verstande dat voorfinanciering niet de eigendom blijft van de Gemeenschap.

3.   Over het uitgavenbeheer wordt een overeenkomst gesloten tussen de SVEU en de Commissie. De uitgaven komen voor financiering in aanmerking vanaf de datum waarop dit gemeenschappelijk optreden wordt vastgesteld.

4.   Het voorzitterschap, de Commissie en/of de lidstaten verlenen in voorkomend geval logistieke steun in de regio.

Artikel 6

1.   Binnen de beperkingen van zijn/haar mandaat en de daartoe vrijgemaakte financiële middelen is de SVEU verantwoordelijk voor de samenstelling van zijn/haar team, in overleg met het voorzitterschap, bijgestaan door de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger en in volledige samenspraak met de Commissie. De SVEU deelt het voorzitterschap en de Commissie de definitieve samenstelling van zijn team mede.

2.   De lidstaten en de instellingen van de Europese Unie kunnen voorstellen personeel te detacheren bij de SVEU. De bezoldiging van het personeel dat door een lidstaat of een instelling van de Europese Unie bij de SVEU gedetacheerd wordt, komt ten laste van respectievelijk de betrokken lidstaat of instelling van de Europese Unie.

3.   Alle A-ambten die niet via detachering vervuld worden, worden door het secretariaat-generaal van de Raad op passende wijze bekendgemaakt en eveneens ter kennis gebracht van de lidstaten en de instellingen teneinde de best gekwalificeerde kandidaten aan te werven.

4.   De voorrechten, immuniteiten en andere garanties die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en het goede verloop van de missie van de SVEU en zijn medewerkers worden met de partijen overeengekomen. De lidstaten en de Commissie verlenen daartoe alle nodige steun.

Artikel 7

De SVEU brengt in de regel persoonlijk verslag uit aan de hoge vertegenwoordiger en het PVC, alsook eventueel aan de betrokken groep. Hij zendt regelmatig schriftelijke verslagen aan de hoge vertegenwoordiger, de Raad en de Commissie. De SVEU kan op aanbeveling van de hoge vertegenwoordiger en het PVC verslag uitbrengen aan de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen.

Artikel 8

Met het oog op de samenhang van het externe optreden van de Europese Unie worden de activiteiten van de SVEU gecoördineerd met die van de hoge vertegenwoordiger, het voorzitterschap en de Commissie. De SVEUs brengen regelmatig verslag uit aan de missies van de lidstaten en de delegaties van de Commissie. Ter plaatse worden nauwe contacten onderhouden met het voorzitterschap, de Commissie en de missiehoofden, die alles doen wat in hun vermogen ligt om de SVEU bij te staan in de uitvoering van zijn mandaat. De SVEU onderhoudt tevens contacten met andere internationale en regionale actoren ter plaatse.

Artikel 9

De uitvoering van het gemeenschappelijk optreden en de samenhang ervan met andere bijdragen van de Europese Unie in de regio worden op gezette tijden getoetst. Twee maanden voor de afloop van het mandaat legt de SVEU een uitvoerig schriftelijk verslag over de uitvoering van het mandaat voor aan de hoge vertegenwoordiger, de Raad en de Commissie. Dit verslag vormt de basis voor de beoordeling van het gemeenschappelijk optreden in de betrokken groepen en door het PVC. In het kader van de algemene inzetprioriteiten doet de hoge vertegenwoordiger aanbevelingen aan het PVC over het besluit van de Raad tot verlenging, wijziging of beëindiging van het mandaat.

Artikel 10

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing tot en met 28 februari 2006.

Artikel 11

Dit gemeenschappelijk optreden wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

Gedaan te Brussel, 28 juli 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

J. STRAW


29.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/103


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2005/589/GBVB VAN DE RAAD

van 28 juli 2005

houdende verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14, artikel 18, lid 5, en artikel 23, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 8 december 2003 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2003/870/GBVB (1) aangenomen houdende wijziging en verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

(2)

Op 26 juli 2004 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2004/565/GBVB (2) aangenomen houdende benoeming van de heer Michael SAHLIN tot speciaal vertegenwoordiger van de Europese Unie in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

(3)

Uit een evaluatie van Gemeenschappelijk Optreden 2003/870/GBVB blijkt dat het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie met nog eens tweeënhalve maand verlengd moet worden,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

Het mandaat van de heer Michael SAHLIN als speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (FROM), zoals omschreven in Gemeenschappelijk Optreden 2003/870/GBVB, wordt hierbij verlengd tot en met 15 november 2005.

Artikel 2

Artikel 5, lid 1, van Gemeenschappelijk Optreden 2003/870/GBVB wordt vervangen door:

„1.   Het financieel referentiebedrag ter dekking van de kosten in verband met het mandaat van de SVEU bedraagt 195 000 EUR.”.

Artikel 3

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de dag van zijn aanneming.

Artikel 4

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 28 juli 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

J. STRAW


(1)  PB L 326 van 13.12.2003, blz. 39.

(2)  PB L 251 van 27.7.2004, blz. 18.