ISSN 1725-2598 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 183 |
|
![]() |
||
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
48e jaargang |
Inhoud |
|
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing |
Bladzijde |
|
* |
||
|
|
||
|
* |
||
|
|
||
|
* |
Verordening (EG) nr. 1099/2005 van de Commissie van 13 juli 2005 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 808/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken over de informatiemaatschappij ( 1 ) |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing
14.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 183/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 1095/2005 VAN DE RAAD
van 12 juli 2005
tot instelling van een definitief antidumpingrecht op rijwielen uit Vietnam en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1524/2000 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op rijwielen uit de Volksrepubliek China
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (hierna „de basisverordening” genoemd), met name op artikel 9 en artikel 11, lid 3,
Gelet op het voorstel dat de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité heeft ingediend,
Overwegende hetgeen volgt:
A. PROCEDURE
1. Thans geldende maatregelen
(1) |
Bij Verordening (EEG) nr. 2474/93 (2) heeft de Raad een definitief antidumpingrecht van 30,6 % (hierna „het oorspronkelijke recht” genoemd) ingesteld op rijwielen uit de Volksrepubliek China (hierna „China” genoemd). Na een onderzoek naar de ontduiking van het recht werd dit bij Verordening (EG) nr. 71/97 van de Raad (3) uitgebreid tot bepaalde rijwielonderdelen uit de Volksrepubliek China. |
(2) |
Na een onderzoek bij het vervallen van het oorspronkelijke recht dat op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening werd geopend (hierna „het vorige onderzoek” genoemd), besloot de Raad bij Verordening (EG) nr. 1524/2000 (4) dat dit recht moest worden gehandhaafd. |
2. Onderhavig onderzoek
(3) |
Op 29 april 2004 heeft de Commissie met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie (5) de inleiding aangekondigd van een antidumpingonderzoek naar de invoer van rijwielen uit Vietnam. |
(4) |
Op dezelfde dag heeft de Commissie met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie (6) de inleiding aangekondigd van een tussentijds onderzoek, overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening, naar de antidumpingmaatregelen die van toepassing waren op rijwielen uit China. |
(5) |
Deze onderzoeken werden geopend naar aanleiding van een klacht en een verzoek die op 15 maart 2004 waren ingediend door de European Bicycles Manufacturers Association (hierna „EBMA” genoemd) namens producenten die een groot deel, namelijk meer dan 35 %, van de productie van rijwielen in de EU vertegenwoordigden. Het bij de klacht gevoegde bewijsmateriaal dat het betrokken product met dumping uit Vietnam werd ingevoerd en dat hierdoor aanmerkelijke schade was ontstaan, werd toereikend geacht om een onderzoek in te stellen naar de invoer van rijwielen uit Vietnam. Het bij het verzoek gevoegde bewijsmateriaal betreffende de invoer van rijwielen uit China werd toereikend geacht om een tussentijds onderzoek in te stellen naar de invoer van rijwielen uit China. |
3. Partijen bij het onderzoek
(6) |
De Commissie heeft de volgende partijen in kennis gesteld van de opening van de onderzoeken: de indiener van de klacht en het verzoek, de in de klacht en het verzoek vermelde EU-producenten, andere haar bekende EU-producenten, exporteurs/producenten in Vietnam en China, de haar bekende importeurs en organisaties van importeurs alsmede de Chinese en de Vietnamese autoriteiten. Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om hun standpunt binnen de bij het bericht van inleiding vastgestelde termijn schriftelijk uiteen te zetten en te verzoeken te worden gehoord. |
(7) |
Een aantal EU-producenten die vertegenwoordigd waren door de indiener van het verzoek en de klacht, andere meewerkende EU-producenten, exporteurs/producenten in Vietnam en China, importeurs en toeleveranciers hebben hun standpunt uiteengezet. Alle belanghebbenden die om een mondeling onderhoud hadden verzocht, werden gehoord. |
4. Steekproeven
(8) |
Gezien het grote aantal exporteurs/producenten, EU-producenten en importeurs die bij de onderzoeken betrokken waren, werd in beide berichten van inleiding vermeld dat de Commissie overwoog van steekproeven gebruik te maken overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening. |
(9) |
Om te kunnen besluiten of het nodig was van steekproeven gebruik te maken en, indien dat het geval was, deze samen te stellen, heeft de Commissie de exporteurs/producenten en hun vertegenwoordigers, EU-producenten en importeurs verzocht zich bekend te maken en de in het bericht van inleiding vermelde gegevens te verstrekken. De Commissie nam ook contact op met de haar bekende organisaties van exporteurs/producenten en met de Chinese en Vietnamese autoriteiten. Deze maakten geen bezwaar tegen het gebruik van steekproeven. |
(10) |
In totaal hebben 21 Chinese exporteurs/producenten, 6 Vietnamese exporteurs/producenten, 54 EU-producenten en 6 importeurs binnen de termijn de vragenlijst in verband met de steekproef beantwoord en de gevraagde gegevens verstrekt. |
(11) |
Van de 21 Chinese exporteurs/producenten die de vragenlijst hadden beantwoord, hadden slechts 17 in het onderzoektijdvak rijwielen naar de EU uitgevoerd. Gezien het geringe aantal Vietnamese exporteurs/producenten dat tot medewerking bereid was, werd geconcludeerd dat het niet nodig was een steekproef van Vietnamese exporteurs/producenten samen te stellen. |
(12) |
De steekproef van Chinese producenten/exporteurs werd samengesteld in overleg met en met toestemming van de Chinese medewerkende exporteurs/producenten en de Chinese autoriteiten. Deze werd samengesteld op basis van het grootste representatieve exportvolume naar de EU dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijze kon worden onderzocht en van het voornemen van de ondernemingen een verzoek in te dienen om als marktgerichte onderneming te worden behandeld. Slechts ondernemingen die voornemens waren te verzoeken om als marktgericht bedrijf te worden behandeld werden in de steekproef opgenomen omdat in een overgangseconomie de normale waarde voor andere ondernemingen wordt vastgesteld aan de hand van de prijzen of de geconstrueerde normale waarde in een referentieland. Op deze basis werd een representatieve steekproef van vier exporteurs/producenten samengesteld. De vier geselecteerde ondernemingen vertegenwoordigden, volgens hun antwoorden op de vragenlijst, 16 % van de uitvoer van het betrokken product uit China naar de EU en 35 % van de uitvoer van alle medewerkende producenten naar de EU. |
(13) |
De steekproef van EU-producenten werd overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening samengesteld na overleg met en met instemming van de organisatie van producenten op basis van het grootste representatieve verkoop- en productievolume in de EU. Acht EU-producenten werden voor de steekproef geselecteerd. De Commissie heeft de acht geselecteerde ondernemingen een vragenlijst gezonden die door alle ondernemingen volledig werd beantwoord. |
(14) |
Gezien het geringe aantal (zes) importeurs dat de vragenlijst in verband met de steekproef beantwoordde en bereid was medewerking te verlenen, werd geconcludeerd dat het niet nodig was van een steekproef gebruik te maken. Geen enkele importeur heeft medewerking verleend aan het tussentijdse onderzoek daar geen van hen de daarmee verband houdende vragenlijst volledig heeft beantwoord. Drie importeurs hebben medewerking verleend aan het onderzoek naar de invoer uit Vietnam door de vragenlijst volledig te beantwoorden. |
(15) |
De Commissie heeft alle gegevens die zij voor het vaststellen van haar conclusies inzake dumping, daaruit voortvloeiende schade en het belang van de EU nodig had ingewonnen en gecontroleerd. Er vonden controlebezoeken plaats bij de volgende ondernemingen:
|
(16) |
Met het oog op de vaststelling van een normale waarde voor Chinese en Vietnamese exporteurs/producenten die niet als marktgericht bedrijf konden worden behandeld, vond bij de volgende ondernemingen in het referentieland een controlebezoek plaats:
|
(17) |
Het onderzoek naar de dumping en schade had voor beide onderzoeken betrekking op de periode van 1 april 2003 tot en met 31 maart 2004 (hierna „het onderzoektijdvak” genoemd). Het onderzoek naar de ontwikkelingen met het oog op de schadebeoordeling had betrekking op de periode van januari 2000 tot het eind van het onderzoektijdvak (hierna „de beoordelingsperiode” genoemd). |
(18) |
Enkele belanghebbenden wezen erop dat het onderzoek betrekking had op de EU van 15 lidstaten (hierna „EU-15” genoemd), terwijl maatregelen betrekking zouden hebben op de uitgebreide EU. Opgemerkt wordt dat de invoer uit Vietnam in de tien nieuwe lidstaten van de EU (hierna „EU-10” genoemd) in het onderzoektijdvak te verwaarlozen was. Daarom werd geoordeeld dat de invloed van deze invoer op de schade- of dumpingsituatie ook te verwaarlozen was. In het onderzoektijdvak was de invoer uit China in de EU-10 echter aanzienlijk en vond plaats tegen prijzen die nog lager waren dan die bij invoer in de EU-15. Daarom wordt geoordeeld dat een conclusie dat de invoer uit Vietnam met dumping plaatsvindt en dat de invoer met dumping uit China waarschijnlijk zal worden voortgezet indien de antidumpingmaatregelen ten aanzien van China vervallen, waarschijnlijk slechts zal worden versterkt door de omvang van de invoer uit China in de EU-10 en de prijzen waartegen deze plaatsvindt. Daar de rijwielproductie in de EU-10 aanzienlijk is, wordt eveneens geoordeeld dat de invloed van de omvang van de invoer uit China en van de prijzen waartegen deze plaatsvindt het bestaan van schade voor de EU-producenten in ruimere zin, dus met inbegrip van de producenten in de EU-10, slechts zal bevestigen. Daarom wordt geoordeeld dat de uitbreiding niet automatisch wijziging brengt in de dumping- en schadeparameters die de basis vormen van de voorgestelde maatregelen. |
B. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT
(19) |
Onderhavige onderzoeken hebben betrekking op hetzelfde product als het oorspronkelijke onderzoek en de vorige onderzoeken, namelijk rijwielen (bakfietsen daaronder begrepen) zonder motor, ingedeeld onder de GN-codes 8712 00 10, 8712 00 30 en 8712 00 80. |
(20) |
In onderhavige onderzoeken werden de rijwielen in de volgende categorieën ingedeeld:
|
(21) |
Een soortgelijke indeling werd gebruikt bij het onderzoek dat tot het oorspronkelijke recht voor China heeft geleid alsmede bij het vorige onderzoek betreffende China. Door de ontwikkeling van nieuwe rijwielsoorten moest de indeling evenwel enigszins worden gewijzigd. Zo omvat categorie B van onderhavige onderzoeken hybride- en VTC-fietsen die verdere ontwikkelingen zijn van eerder bestaande soorten. |
(22) |
Bij de onderzoeken is gebleken dat alle soorten rijwielen zoals hierboven gedefinieerd dezelfde fysische en technische basiskenmerken hebben. Bovendien bleken al deze rijwielen in de EU te worden verkocht via vergelijkbare distributiekanalen zoals gespecialiseerde kleinhandelaren, sportketens en grootwinkelbedrijven. Omdat rijwielen in wezen dezelfde gebruiksdoeleinden hebben, zijn ze in hoge mate onderling verwisselbaar en concurreren de modellen van de verschillende categorieën met elkaar. Op deze basis werd geconcludeerd dat alle categorieën één enkel product vormen. |
(23) |
De onderzoeken toonden ook aan dat door de EU-producenten vervaardigde en in de EU verkochte rijwielen, de door de Mexicaanse producenten vervaardigde en op de Mexicaanse markt verkochte rijwielen en in de EU ingevoerde rijwielen uit China en Vietnam dezelfde fysische en technische basiskenmerken en dezelfde gebruiksdoeleinden hebben. Zij zijn derhalve soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. |
(24) |
Een belanghebbende voerde aan dat de uitbreiding van de omschrijving van het betrokken product bij Verordening (EG) nr. 71/97 van de Raad van 10 januari 1997 in het kader van het onderzoek naar de ontduiking van de maatregelen overeenkomstig artikel 13 van de basisverordening, in het kader van de tussentijdse herziening beperkt moest worden tot die onderdelen, zoals frames en vorken, waarvoor de kans op ontduiking van het recht groot was. Er wordt op gewezen dat het onderhavige tussentijdse onderzoek werd geopend om na te gaan of de huidige maatregelen toereikend zijn om de schadelijke gevolgen van dumping te neutraliseren. De omschrijving van het betrokken product — rijwielen uit China — tezamen met de bij bovenvermelde verordening toegevoegde uitbreiding tot bepaalde rijwielonderdelen — blijft derhalve dezelfde en een herziening van de maatregelen om ontduiking van de rechten tegen te gaan, kan plaatsvinden in het kader van een afzonderlijk onderzoek indien aan de daarvoor geldende voorwaarden is voldaan. |
(25) |
Tijdens het onderzoek voerde een EU-importeur aan dat eenwielers van de omschrijving van het betrokken product dienden te worden uitgesloten, omdat zij andere fysische en technische basiskenmerken zouden hebben en voor andere doeleinden worden gebruikt. De Commissie heeft vastgesteld dat eenwielers inderdaad andere fysische en technische basiskenmerken hebben. Eenwielers hebben geen tweede wiel, geen stuur en geen remmen. Bovendien worden eenwielers en andere rijwielen duidelijk voor andere doeleinden gebruikt. Eenwielers worden doorgaans niet gebruikt voor vervoer of sport, maar voor acrobatische doeleinden. Derhalve werd het verzoek gerechtvaardigd geacht en de omschrijving van het betrokken product werd hieraan aangepast. |
C. DUMPING
1. Behandeling als marktgericht bedrijf
(26) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening wordt de normale waarde voor producten uit de Volksrepubliek China en/of Vietnam vastgesteld overeenkomstig de leden 1 tot en met 6 van dat artikel voor die exporteurs/producenten die kunnen aantonen dat zij voldoen aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van die verordening, namelijk dat zij het betrokken product op marktvoorwaarden vervaardigen en verkopen. |
(27) |
De criteria waaraan een bedrijf moet voldoen om als marktgericht bedrijf te worden behandeld worden hierna kort samengevat:
|
(28) |
Tien Chinese en zeven Vietnamese ondernemingen hebben een verzoek ingediend om als een marktgericht bedrijf te worden behandeld overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening, namelijk:
|
(29) |
Een van deze ondernemingen (Komda Industrial Co. Ltd) heeft haar verzoek om als marktgericht bedrijf te worden behandeld later ingetrokken, maar handhaafde haar verzoek om een individuele behandeling overeenkomstig artikel 9, lid 5, van de basisverordening. Een andere onderneming (Olympic Pro Manufacturing Co., Ltd) bleek het betrokken product in het onderzoektijdvak niet naar de EU te hebben uitgevoerd. Haar verzoek om een behandeling als marktgerichte onderneming en om een individuele behandeling werd hierdoor zinledig. |
(30) |
De verzoeken van de 15 overige ondernemingen werden onderzocht aan de hand van de vijf criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening. |
1.1. Behandeling als marktgericht bedrijf — exporteurs/producenten in China
(31) |
Alle exporteurs/producenten van rijwielen in China bleken onderworpen te zijn aan een systeem van exportcontingenten ingevolge de verordening inzake het beheer van exportvergunningen van 20 december 2001 van het ministerie van Buitenlandse Handel en Economische Samenwerking en de douane. De contingenten werden toegewezen door een comité dat bestond uit leden van het ministerie van Buitenlandse Handel en Economische Samenwerking, de Kamer van Koophandel en de organisatie van met buitenlandse middelen opgerichte ondernemingen aan de hand van door het ministerie vastgestelde criteria. Er waren minimumexportprijzen per productsoort en prijzen en hoeveelheden in het verkoopcontract van de exporteur werden door de overheid gecontroleerd alvorens een exportvergunning werd afgegeven. |
(32) |
Gelet op het voorgaande konden de ondernemingen die om een behandeling als marktgericht bedrijf hadden verzocht niet aantonen dat hun besluiten inzake verkoopprijzen en hoeveelheden werden genomen als reactie op marktsignalen en zonder enige staatsinmenging van betekenis zoals volgens het eerste criterium van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening is vereist. Bijgevolg werd na overleg in het Raadgevend Comité besloten geen gevolg te geven aan de desbetreffende verzoeken van de ondernemingen, daar zij niet aan de voorwaarden van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening voldeden. |
(33) |
Enkele producenten/exporteurs en de Chinese Kamer van Koophandel voor de In- en Uitvoer van Machines en Elektronische Producten voerden aan dat het exportvergunningenstelsel geen invloed had op de vaststelling van de exportprijzen en -hoeveelheden van de exporteurs en dat er geen staatsinmenging van betekenis is in de zin van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening. Het exportvergunningenstelsel legt de ondernemingen echter verplichtingen op inzake prijzen en hoeveelheden. Hieruit blijkt duidelijk dat de ondernemingen niet vrij zijn hun exportactiviteiten zonder aanzienlijke staatsinmenging uit te oefenen. Zij zijn verplicht zich elk jaar voor een bepaalde hoeveelheid in te schrijven die door bovengenoemd comité kan worden aanvaard, zonder opgave van redenen gewijzigd of zelfs geweigerd. Voorts kan een onderneming die in het voorgaande jaar minder dan 5 000 rijwielen heeft uitgevoerd geheel van de inschrijvingsprocedures worden uitgesloten, wat betekent dat het comité besluit of die onderneming haar exportactiviteiten voorzet. Bovendien staan prijzen en hoeveelheden onder nauwlettend toezicht van de staat (het betrokken ministerie en de douane) door de validering van exportcontracten op grond waarvan exportvergunningen kunnen worden afgegeven. Dit is zonder twijfel een inmenging van de staat in de zakelijke besluiten van de onderneming in de zin van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening. Daarom werd het argument verworpen. |
1.2. Behandeling als marktgericht bedrijf — producenten/exporteurs in Vietnam
(34) |
Vijf van de betrokken ondernemingen waren gevestigd in zogenaamde Industriële Zones (hierna „IZ” genoemd) en één in een zogenaamde Exportproductiezone (hierna „EPZ” genoemd). |
(35) |
De ondernemingen in een IZ zijn volgens Decreet nr. 24/2000ND-CP van 31 juli 2000 ter uitvoering van de Vietnamese wet inzake buitenlandse investeringen in het algemeen verplicht minstens 80 % van hun productie uit te voeren om een exportvergunning te verkrijgen. Ook in de investeringsvergunning van de vijf in een IZ gevestigde ondernemingen was een exportverplichting opgenomen. |
(36) |
In de investeringsvergunning van de in een EPZ gevestigde onderneming was bovengenoemde exportverplichting niet opgenomen. |
(37) |
De vijf ondernemingen die volgens hun investeringsvergunning tot export verplicht waren voerden aan dat deze exportverplichting ten gevolge van een latere wetswijziging, ten uitvoer gelegd bij decreet nr. 27/2003ND-CP, niet meer gold na 7 mei 2003. |
(38) |
Opgemerkt wordt dat volgens laatstgenoemd decreet de exportverplichting slechts vervalt indien aan andere eisen die in dat decreet zijn opgenomen is voldaan. Dit decreet heeft dus geen einde gemaakt aan de exportverplichting, maar heeft de voorwaarden gewijzigd om ontheffing van de exportverplichting te verkrijgen. |
(39) |
Voorts voerden de ondernemingen aan dat de exportverplichting uit de investeringsvergunning verwijderd had kunnen worden indien aan de extra voorwaarden in het decreet was voldaan. Volgens de toepasselijke wetgeving moet de investeerder evenwel eerst bij de instantie die de investeringsvergunning heeft afgegeven om een wijziging van de vergunning verzoeken welke instantie deze investeringsvergunning kan wijzigen in die zin dat de exportverplichting voor de investeerder vervalt. |
(40) |
Bedoelde instantie heeft op geen enkel ogenblik van het onderzoektijdvak de exportverplichting in de investeringsvergunning van de vijf ondernemingen geschrapt. De ondernemingen konden dus ook niet aantonen dat zij aan de extra voorwaarden hadden voldaan. |
(41) |
Deze ondernemingen voerden ook aan dat, zelfs indien er in het onderzoektijdvak een exportverplichting bestond, hun besluiten niettemin reacties waren op marktsignalen. De exportverplichting was evenwel niet alleen van kracht in het onderzoektijdvak; zij was bovendien gedurende het gehele onderzoektijdvak opgenomen in de investeringsvergunningen en de statuten van de ondernemingen. De exportverplichting moest dus beschouwd worden als een vorm van staatsinmenging die van dien aard was dat zij de ondernemingen verhinderde besluiten te nemen als reactie op marktsignalen. |
(42) |
De onderneming die volgens haar investeringsvergunning en statuten geen exportverplichting had kon het betrokken product vrij op de binnenlandse markt verkopen en vrij uitvoeren en kon dus handelen zonder staatsinmenging van betekenis. |
(43) |
Vier van de vijf in overweging 34 bedoelde ondernemingen die door een exportverplichting waren gebonden, beschikten bovendien niet over een duidelijke, door een onafhankelijke accountant in overeenstemming met internationale normen gecontroleerde basisboekhouding die alle terreinen bestreek. Bij het opstellen van facturen aan EU-ondernemingen werd een ondoorzichtig systeem gehanteerd. Er waren tussenhandelaars in belastingparadijzen en andere gebieden buiten Vietnam waardoor het volgen van een controletraject onmogelijk was. Ten gevolge hiervan gaven de boekhoudingen van de Vietnamese ondernemingen geen nauwkeurig beeld van de exporttransacties. |
(44) |
Na overleg in het Raadgevend Comité werd bijgevolg besloten om Always als marktgericht bedrijf te behandelen daar deze onderneming aan alle criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening voldeed en de verzoeken van Asama, Dragon, High Ride, Liyang en Sheng Fa af te wijzen daar deze ondernemingen niet aan die criteria voldeden. |
2. Individuele behandeling
(45) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening wordt een voor het gehele land geldend recht vastgesteld voor landen waarop artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening van toepassing is, tenzij ondernemingen in die landen kunnen aantonen dat zij voldoen aan alle criteria van artikel 9, lid 5, van de basisverordening ter verkrijging van een individuele behandeling. |
(46) |
De Chinese en Vietnamese exporteurs/producenten die niet voldeden aan de criteria om als marktgerichte onderneming te worden beschouwd en de in overweging 29 bedoelde onderneming hebben als alternatief om een individuele behandeling verzocht overeenkomstig artikel 9, lid 5, van de basisverordening. De Commissie is bijgevolg nagegaan of deze ondernemingen rechtens en feitelijk over de nodige onafhankelijkheid ten opzichte van de overheid beschikten om hun exportprijzen en exporthoeveelheden vast te stellen overeenkomstig artikel 9, lid 5, onder b), van de basisverordening. |
(47) |
Er bleek sprake te zijn van een beduidende staatsinmenging in alle Chinese ondernemingen wat het vaststellen van de exportprijzen en -hoeveelheden betreft zoals vermeld in overweging 31. Deze ondernemingen voldeden dus niet aan de voorwaarden voor een individuele behandeling die zijn opgenomen in artikel 9, lid 5, van de basisverordening. |
(48) |
Voor de vijf Vietnamese ondernemingen werd vastgesteld dat deze in beduidende mate aan staatstoezicht waren onderworpen bij het vaststellen van de exporthoeveelheden zoals vermeld in de overwegingen 34 tot en met 41. Geen van deze vijf ondernemingen voldeed dus aan de voorwaarden voor een individuele behandeling. |
3. Normale waarde
3.1. Referentieland
(49) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening moest de normale waarde voor de Chinese en de Vietnamese producenten/exporteurs die niet als marktgericht bedrijf konden worden behandeld, worden vastgesteld aan de hand van de prijzen of de geconstrueerde waarde in het referentieland. |
(50) |
In de berichten van inleiding had de Commissie Mexico voorgesteld als referentieland, zoals bij het vorige onderzoek betreffende China. |
(51) |
Alle belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld over dit voorstel op- of aanmerkingen te maken. Volgens enkele exporteurs/producenten waren Taiwan of India geschikter als referentieland dan Mexico. |
(52) |
Sommige producenten/exporteurs voerden aan dat Taiwan een geschikter referentieland was, omdat dit land bij het oorspronkelijke onderzoek als referentieland was gebruikt. Voorts voerden zij aan dat Taiwan een van de grootste rijwielproducenten ter wereld was en dat op de binnenlandse markt talrijke binnenlandse producenten actief waren. Bovendien golden in Taiwan geen beperkingen op de invoer van rijwielen of rijwielonderdelen. Voorts waren vele Chinese en Vietnamese producenten in handen van Taiwanese ondernemingen waardoor productieprocessen en eindproducten goed met die van de Chinese en Vietnamese producenten konden worden vergeleken. Ook zouden talrijke Taiwanese ondernemingen bereid zijn medewerking te verlenen. |
(53) |
In antwoord op bovenstaande argumenten wordt erop gewezen dat Taiwan inderdaad op twee na de grootste rijwielproducent ter wereld is, maar dat dit land sterk op de uitvoer is gericht: ongeveer 90 % van de productie wordt uitgevoerd. |
(54) |
Anderzijds is de Taiwanese binnenlandse markt vrij beperkt en tamelijk stabiel — volgens ramingen ongeveer 700 000 à 800 000 stuks — terwijl de Mexicaanse markt op ongeveer 2,3 miljoen stuks, d.w.z. het drievoud van de Taiwanese markt, wordt geraamd. De Taiwanese markt wordt bovendien grotendeels door Chinese exporteurs bevoorraad. Ter vergelijking: Taiwan voerde in 2003 ongeveer 470 000 rijwielen, met andere woorden meer dan de helft van zijn markt, uit China in. Opgemerkt wordt dat vóór 2001 nauwelijks rijwielen in Taiwan werden ingevoerd. De Taiwanese markt werd vóór 2001 dus hoofdzakelijk, indien niet uitsluitend, bevoorraad door binnenlandse producenten, terwijl de markt tegenwoordig steeds meer wordt overheerst door Chinese producenten die de binnenlandse producenten verdringen waarvan het marktaandeel sterk is gedaald. Bijgevolg wordt de binnenlandse markt sterk beïnvloed door de prijzen van de Chinese rijwielen die het onderwerp zijn van onderhavig onderzoek. |
(55) |
Niettemin werd aan alle bekende Taiwanese producenten een vragenlijst toegezonden. Sommige ondernemingen antwoordden dat zij tot medewerking bereid waren, maar geen binnenlandse verkoop hadden aangezien zij hun productie volledig uitvoerden. Twee ondernemingen hebben de vragenlijst beantwoord. Eén daarvan verstrekte evenwel geen zinvolle antwoorden en werd derhalve beschouwd als een niet-medewerkende onderneming. De andere onderneming verleende volledig medewerking, maar de vraag was of haar geringe binnenlandse verkoop beschouwd kon worden als voldoende representatief in verhouding tot de Taiwanese markt, de Chinese uitvoer en de Vietnamese uitvoer naar de EU. Gezien de in overweging 54 beschreven situatie op de Taiwanese markt kon bovendien de verkoop van uitsluitend die onderneming niet beschouwd worden als een geschikte basis voor de vaststelling van de normale waarde. |
(56) |
Een Chinese producent/exporteur stelde India als referentieland voor. Hij voerde aan dat de arbeidskosten in India vergelijkbaar waren met die in China. India werd evenwel geen geschikte keuze geacht omdat de in India verkochte rijwielen (ouderwetse modellen die in kit-vorm aan kleinhandelaren worden verkocht) en de vanuit China naar de EU uitgevoerde rijwielen moeilijk konden worden vergeleken waardoor talrijke correcties nodig zouden zijn. Derhalve, en omdat er ook een meer geschikt referentieland was, namelijk Mexico, werd India niet als een geschikt referentieland beschouwd. |
(57) |
Na de mededeling van deze conclusie voerde een Vietnamese producent/exporteur aan dat de Commissie geen redelijke, met bewijsmateriaal gestaafde motivering had gegeven voor de weigering India als referentieland te kiezen. Hij voerde aan dat de Commissie de producenten in India geen vragenlijst had gezonden, hoewel dit land grote hoeveelheden rijwielen van goede kwaliteit naar de EU uitvoerde die te vergelijken waren met de rijwielen die het onderwerp zijn van onderhavige procedure, niettegenstaande de verklaring van de Commissie dat het om „ouderwetse modellen ging die in kit-vorm aan kleinhandelaren werden verkocht”. |
(58) |
Opgemerkt wordt dat kort na de inleiding van de procedure slechts één Chinese producent/exporteur India als referentieland voorstelde. Zijn verzoek was echter onvoldoende gemotiveerd, daar het enige argument de arbeidskosten waren die in China en in India vergelijkbaar zouden zijn. Bovendien is de Indiase uitvoer van rijwielen naar de EU niet relevant wanneer wordt nagegaan of India geschikt is als referentieland. Het lijdt geen twijfel dat de op de Indiase binnenlandse markt verkochte rijwielen en de door de bij deze procedure betrokken landen naar de EU uitgevoerde rijwielen soortgelijke producten zijn. Uit de beschikbare gegevens bleek evenwel dat, gezien de modellen die op de Indiase binnenlandse markt worden verkocht, talrijke correcties noodzakelijk zouden zijn waardoor een vergelijking minder betrouwbaar zou worden. Bij gebrek aan andere, meer overtuigende gegevens en omdat gegevens over een meer geschikt referentieland, namelijk Mexico, beschikbaar waren werd India als keuze niet verder onderzocht. Op deze basis werd bovenstaand argument verworpen. |
(59) |
Alle bekende Mexicaanse producenten werd een vragenlijst toegezonden. Twee ondernemingen hebben aan het onderzoek meegewerkt door de vragenlijsten te beantwoorden en ermee in te stemmen dat de antwoorden ter plaatse werden gecontroleerd. Deze twee producenten hadden een binnenlandse verkoop ter grootte van ongeveer één derde van de Mexicaanse markt die geraamd werd op ongeveer 2,3 miljoen stuks. Op die markt bleken een groot aantal producenten en ongeveer 20 belangrijke importeurs te concurreren. De in 2003 ingevoerde rijwielen bleken hoofdzakelijk afkomstig te zijn uit Taiwan (meer dan 50 %), Uruguay (20 %), de Verenigde Staten en Zuid-Korea. Deze invoer vertegenwoordigde 5 % van de binnenlandse markt. Aan dit cijfer dienen de rijwielen te worden toegevoegd die op de binnenlandse markt werden verkocht door importeurs die rijwielonderdelen assembleren. |
(60) |
In 2003 werden ongeveer 465 000 rijwielonderdelen ter waarde van 79 miljoen EUR in Mexico ingevoerd, waarvan één derde (in waarde) werd ingevoerd door twaalf belangrijke importeurs/assemblagebedrijven (bron: jaarverslag van de Anafabi, de Mexicaanse organisatie van rijwielproducenten). Anderzijds was de waarde van de uitvoer van rijwielen uit Mexico in 2003 ongeveer 60 % van de waarde van de invoer van rijwielen in Mexico (bron: officiële Mexicaanse statistieken); volgens ramingen zou dit neerkomen op 50 000 à 70 000 stuks. Een groot deel van de ingevoerde rijwielonderdelen lijkt derhalve te zijn gebruikt voor service na verkoop (herstellingen) of voor de assemblage en verkoop van rijwielen op de binnenlandse markt. |
(61) |
Enkele producenten/exporteurs voerden aan dat de invoer in Mexico gepaard gaat met omslachtige registratieprocedures die de kosten van de in dat land ingevoerde goederen verhogen. Dit registratiesysteem zou de Mexicaanse rijwielmarkt verstoren. Voorts beweerden zij dat de binnenlandse concurrentie in Mexico beperkt was omdat acht grote producenten die alle lid zijn van de Mexicaanse organisatie van rijwielproducenten, Anafabi, goed zijn voor meer dan 75 % van de binnenlandse productie en dus grote invloed hebben op de binnenlandse prijzen. Bovendien stelden zij dat de Mexicaanse rijwielproducenten slechts een beperkte hoeveelheid rijwielen op de binnenlandse markt mogen verkopen, daar binnenlandse producenten volgens de Mexicaanse wet betreffende de zogenaamde Maquiladora-programma’s aan bepaalde prestatie-eisen moeten voldoen. Volgens deze programma's kan een onderneming slechts grondstoffen voor de vervaardiging van later uit te voeren producten vrij van rechten invoeren, indien zij minstens 30 % van haar jaarproductie uitvoert. |
(62) |
In verband met de registratieprocedure bij invoer wordt in de eerste plaats opgemerkt dat hoewel dergelijke procedures de invoer in zekere mate bemoeilijken en tijdrovend zijn, er toch aanzienlijke hoeveelheden rijwielen en rijwielonderdelen in Mexico werden ingevoerd zodat de markt dus concurrerend was. De gevolgen van dergelijke procedures, indien die er zijn, zijn in ieder geval niet rechtstreeks meetbaar en kunnen dus niet als relevant worden beschouwd. Daartegenover staat dat op de binnenlandse markt twaalf belangrijke producenten actief zijn, een groot aantal kleinere producenten en/of assemblagebedrijven en een groot aantal importeurs/assemblagebedrijven van rijwielen en rijwielonderdelen. Al deze ondernemers concurreren met elkaar en leveren het bewijs dat de Mexicaanse markt behoorlijk concurrerend is. Dat de grote producenten die lid zijn van Anafabi de binnenlandse prijzen kunnen bepalen, werd niet bewezen en bij het onderzoek werden geen elementen gevonden ter ondersteuning van deze bewering. Het feit dat een aantal grote producenten een groot deel van de binnenlandse markt in handen heeft, is op zich geen bewijs dat zij de prijzen kunnen bepalen. Voorts wordt opgemerkt dat de twee onderzochte Mexicaanse producenten die ongeveer één derde van de totale Mexicaanse productie vertegenwoordigen gemiddeld lage winsten bleken te maken op rijwielen (lager dan de winst die de indiener van de klacht en het verzoek normalerwijze in de EU zouden kunnen maken in afwezigheid van schadelijke dumping) en geen hoge winsten zoals te verwachten zou zijn indien zij een dominante positie hadden op de Mexicaanse markt. |
(63) |
In verband met de Maquiladora-programma’s wordt erop gewezen dat de twee medewerkende Mexicaanse producenten geen antidumpingrechten betaalden op rijwielonderdelen die tot 60 % uitmaakten van hun totale behoefte voor de rijwielproductie en die hoofdzakelijk uit China en Taiwan kwamen. Beide producenten verkochten evenwel het grootste deel van hun productie op de binnenlandse markt. Slechts een Mexicaanse producent voerde uit en deze uitvoer bedroeg niet meer dan 10 % van zijn totale verkoop. De rijwielsector is sedert 2000 opgenomen in de Mexicaanse programma’s ter bevordering van bepaalde sectoren (Prosec) die werden ingevoerd bij het decreet van 30 oktober 2000. Prosec is van toepassing op ondernemingen die eindproducten van een in het programma opgenomen sector vervaardigen en die grondstoffen invoeren die in dit programma zijn vermeld. Het decreet legt niet expliciet een verband tussen een vrijstelling/verlaging van douanerechten en uitvoer. Alle producenten met een vergunning mogen de in het decreet vermelde grondstoffen en machines invoeren indien deze gebruikt wordt voor de vervaardiging van bepaalde producten. Er wordt geen onderscheid gemaakt op basis van de eindbestemming van de ingevoerde goederen (binnenlandse markt of uitvoer). De twee medewerkende producenten bleken geen andere rechten dan douanerechten te betalen bij de invoer van grondstoffen die werden verwerkt in voor de binnenlandse markt bestemde eindproducten. |
(64) |
Een medewerkende importeur voerde aan dat de arbeidskosten in Mexico driemaal hoger waren dan in Vietnam. Hierdoor waren de productiekosten en verkoopprijzen van het eindproduct in Mexico hoger dan in Vietnam en was Mexico dus geen geschikt referentieland. Vietnam wordt evenwel beschouwd als een land met een overgangseconomie. De arbeidskosten van de Vietnamese producenten die niet als marktgerichte onderneming werden behandeld waren derhalve geen vrijemarktprijzen, dat wil zeggen zij waren niet het resultaat van vraag en aanbod. Er wordt juist van een referentieland gebruik gemaakt omdat geen getrouw beeld van de kosten van ondernemingen kan worden verkregen indien de prijzen niet marktconform zijn. Daarom werd dit argument afgewezen. |
(65) |
Tenslotte werd aangevoerd dat er aanzienlijke verschillen waren tussen de Mexicaanse en Chinese rijwielsector die hoofdzakelijk het gevolg waren van de gebruikte grondstoffen en de toegankelijkheid van deze grondstoffen. In verband met de gebruikte grondstoffen werd aangevoerd dat de Mexicaanse producenten slechts stijve frames vervaardigen, terwijl de Chinese producenten ook verende frames produceren. Wat de toegankelijkheid van de grondstoffen betreft werd aangevoerd dat een vergelijking met China onmogelijk was omdat de op de binnenlandse markt verkochte rijwielonderdelen werden vervaardigd met verouderde technieken. Bovendien werden onderdelen uit China ingevoerd die onderworpen waren aan een antidumpingrecht van 144 % hetgeen tot sterk verhoogde kosten leidde. |
(66) |
Uit het onderzoek bleek niet dat er verschillen waren in grondstoffen en toegankelijkheid van grondstoffen tussen de Mexicaanse en de Chinese of Vietnamese rijwielproducenten. De Mexicaanse producenten vervaardigen ook rijwielen met verende frames en betrekken hun onderdelen hoofdzakelijk uit China en Taiwan. Het in overweging 63 genoemde antidumpingrecht op rijwielonderdelen was niet geheven. Dit argument moest daarom worden afgewezen. |
(67) |
Gelet op het voorgaande kan de Mexicaanse markt als representatief en concurrerend worden beschouwd. Daarom was de conclusie dat Mexico een geschikt referentieland was. |
3.2. Vaststelling van de normale waarde in het referentieland
(68) |
Na de keuze van Mexico als referentieland werd de normale waarde berekend op basis van de gegevens die in de bedrijven van de twee medewerkende Mexicaanse producenten waren gecontroleerd. Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening werd de normale waarde voor de Chinese en Vietnamese producenten die niet als marktgericht bedrijf werden behandeld, vastgesteld aan de hand van de gegevens die de producenten in het referentieland hadden verstrekt en die waren gecontroleerd, dit wil zeggen aan de hand van voor vergelijkbare productsoorten op de binnenlandse markt van Mexico betaalde of te betalen prijzen of aan de hand van de geconstrueerde waarde van vergelijkbare productsoorten in Mexico. |
(69) |
De binnenlandse verkoop van de twee Mexicaanse rijwielproducenten was representatief daar hun productie aanzienlijk was in vergelijking met de omvang van de uitvoer door de Chinese en Vietnamese producenten/exporteurs naar de EU. |
(70) |
Er werd ook nagegaan of de binnenlandse verkoop van iedere productsoort had plaatsgevonden in het kader van normale handelstransacties door het aandeel van de winstgevende verkoop van die soort aan onafhankelijke afnemers vast te stellen. Wanneer de verkoop van een productsoort tegen netto verkoopprijzen die gelijk waren aan of hoger waren dan de kostprijs, meer dan 80 % bedroeg van de totale verkoop van die soort en de gewogen gemiddelde prijs van die soort gelijk was aan of hoger dan de kostprijs, werd de normale waarde gebaseerd op de binnenlandse prijs (de gewogen gemiddelde verkoopprijs van die soort op de binnenlandse markt, met inbegrip van de niet-winstgevende verkoop). |
(71) |
Wanneer de winstgevende verkoop van een productsoort 80 % of minder, maar ten minste 10 % bedroeg van de totale verkoop van die soort of wanneer de gewogen gemiddelde verkoopprijs van die soort lager was dan de kostprijs, was de normale waarde de gewogen gemiddelde prijs op de binnenlandse markt van uitsluitend de winstgevende transacties. |
(72) |
Wanneer de winstgevende verkoop van een productsoort minder dan 10 % van de totale verkoop van die soort op de binnenlandse markt had uitgemaakt, werd geoordeeld dat die soort niet in het kader van normale handelstransacties was verkocht en dat de normale waarde niet op de binnenlandse prijzen kon worden gebaseerd. |
(73) |
Voor de uitgevoerde productsoorten die de Mexicaanse producenten niet in het kader van normale handelstransacties of in het geheel niet in Mexico hadden verkocht werd de normale waarde geconstrueerd. |
(74) |
Voor uitgevoerde productsoorten waarvan geen overeenstemmende soort op de Mexicaanse binnenlandse markt in het kader van normale handelstransacties was verkocht, werd de normale waarde geconstrueerd overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening door de gewogen gemiddelde fabricagekosten van de betrokken producent te nemen en daaraan een redelijk bedrag voor verkoopkosten, algemene en administratieve kosten (hierna „VAA-kosten” genoemd) en winst toe te voegen. De VAA-kosten en de winst werden vastgesteld aan de hand van de gewogen gemiddelde VAA-kosten en winst van de medewerkende Mexicaanse producenten bij de binnenlandse verkoop van het betrokken product in het kader van normale handelstransacties. Voor uitgevoerde productsoorten waarvan geen overeenstemmende soort op de Mexicaanse binnenlandse markt was verkocht, werd gebruik gemaakt van de fabricagekosten van vergelijkbare productsoorten om de normale waarden te construeren, eventueel aangepast om rekening te houden met verschillen in fysische kenmerken. |
3.3. Vaststelling van de normale waarde voor de producent/exporteur die als marktgericht bedrijf werd behandeld
(75) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening is de Commissie eerst nagegaan of de binnenlandse verkoop van het betrokken product aan onafhankelijke afnemers representatief was, dat wil zeggen of de binnenlandse verkoop gelijk was aan of groter dan 5 % van de uitvoer naar de EU. |
(76) |
De betrokken onderneming, Always, bleek het betrokken product niet op de binnenlandse markt van Vietnam te verkopen. Derhalve werd de normale waarde vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening door de fabricagekosten in het land van oorsprong te nemen en daaraan een redelijk bedrag toe te voegen voor VAA-kosten en winst. |
(77) |
Daar Always het betrokken product noch producten van dezelfde algemene categorie op de binnenlandse markt van Vietnam verkocht, werden de VAA-kosten en de winst die aan de fabricagekosten van Always moesten worden toegevoegd vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 6, onder c), van de basisverordening. Deze bedragen werden dus gebaseerd op de gewogen gemiddelde VAA-kosten en winst van de Mexicaanse producenten bij verkoop in het kader van normale handelstransacties. Deze methode werd in deze situatie redelijk geacht omdat de Mexicaanse markt als representatief en concurrerend werd beschouwd. |
(78) |
Volgens Always moest de normale waarde bij gebrek aan binnenlandse verkoop worden vastgesteld op basis van de gegevens over de uitvoer naar andere landen dan de EU-landen. Indien er echter geen binnenlandse verkoop is, is de vaststelling van de normale waarde op basis van de productiekosten in het land van oorsprong het eerste alternatief dat in artikel 2, lid 3, van de basisverordening is vermeld. Het gebruik van een geconstrueerde normale waarde en niet van de prijzen bij uitvoer naar derde landen om de normale waarde vast te stellen behoort tot de vaste praktijk van de EG-instellingen indien de binnenlandse verkoop niet representatief is. De uitvoer naar andere derde landen dan de EU-landen kan immers ook tegen dumpingprijzen plaatsvinden. Bovendien heeft Always in geen enkel stadium van het onderzoek nauwkeurige gegevens verstrekt over haar uitvoer naar derde landen, zodat er geen gegevens waren om de normale waarde op deze basis vast te stellen. Daarom werd dit verzoek afgewezen en werd de normale waarde geconstrueerd overeenkomstig het eerste alternatief van artikel 2, lid 3, van de basisverordening. |
(79) |
Always voerde ook aan dat ook met de verkoop in het referentieland die niet in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden, rekening had moeten worden gehouden voor de vaststelling van de redelijke winst die voor de vaststelling van de normale waarde was gebruikt. Deze bewering moest evenwel worden afgewezen daar naar analogie met de eerste alinea van artikel 2, lid 6, als volgt wordt geredeneerd: indien de onderneming op de binnenlandse markt had verkocht, dan zou de winst die voor het construeren van de normale waarde zou zijn gebruikt gebaseerd zijn op de gegevens van de onderneming over de productie en de verkoop in het kader van normale handelstransacties. Daarom was het slechts redelijk dat de EG-instellingen, bij toepassing van artikel 2, lid 6, onder c) van de basisverordening, de winst hadden gebruikt van de Mexicaanse producenten bij de binnenlandse verkoop in het kader van normale handelstransacties. |
3.4. China
(80) |
De in de steekproef opgenomen Chinese producenten/exporteurs bleken zowel naar gelieerde als naar onafhankelijke afnemers in de EU uit te voeren. |
(81) |
Voor de in de steekproef opgenomen producenten/exporteurs die rechtstreeks leverden aan onafhankelijke afnemers in de EU werden de exportprijzen vastgesteld aan de hand van de betaalde of te betalen prijzen overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening. |
(82) |
Bij uitvoer via gelieerde importeurs in de EU werd de exportprijs berekend aan de hand van de prijs waartegen het betrokken product aan de eerste onafhankelijke afnemers was doorverkocht. Er werden correcties toegepast voor alle kosten van deze importeurs tussen invoer en wederverkoop, waaronder de VAA-kosten, rechten en een redelijke winst overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening. Een winstmarge van 5 % werd redelijk geacht voor dit soort markt en bleek in overeenstemming te zijn met de winst van de onafhankelijke importeurs. |
(83) |
Een medewerkende exporteur/producent voerde aan dat de antidumpingrechten niet als kosten tussen de invoer en wederverkoop mochten worden afgetrokken bij de vaststelling van zijn exportprijs overeenkomstig artikel 11, lid 10, van de basisverordening. Volgens deze exporteur zouden de geconstrueerde exportprijzen, indien alle kosten behalve de antidumpingrechten tussen invoer en wederkoop van de wederverkoopprijs werden afgetrokken, aanzienlijk hoger zijn dan de normale waarde en waren de antidumpingrechten in de wederverkoopprijs tot uiting gekomen. Bovendien zou over de wederverkoopprijzen worden onderhandeld op basis van de aanbevolen kleinhandelsprijzen min de winst voor de handelaar en zou het antidumpingrecht dus in de latere verkoopprijzen tot uiting zijn gekomen. |
(84) |
De bewering van de onderneming dat het antidumpingrecht tot uiting is gekomen in de wederverkoopprijzen in vergelijking met de normale waarde is irrelevant, want waar het bij de toepassing van artikel 11, lid 10, op aankomt is niet dat de exportprijzen ten opzichte van de normale waarde zijn veranderd, maar dat het recht tot een verhoging heeft geleid van de wederverkoopprijzen en de latere verkoopprijzen in de EU. Daar de onderneming niet kon aantonen dat de wederverkoopprijzen of latere verkoopprijzen ten opzichte van de bij de eerdere onderzoeken vastgestelde exportprijzen waren veranderd — waardoor afdoend zou zijn bewezen dat de antidumpingrechten inderdaad in de wederverkoopprijzen tot uiting waren gekomen — moest dit argument worden afgewezen. |
3.5. Vietnam
(85) |
Alle uitvoer van de als marktgericht bedrijf beschouwde onderneming vond plaats via in derde landen gevestigde gelieerde handelaren die leverden aan onafhankelijke afnemers in de EU. De exportprijs werd derhalve vastgesteld aan de hand van de wederverkoopprijs voor onafhankelijke afnemers in de EU. |
(86) |
Voor de producenten/exporteurs die niet als marktgericht bedrijf werden beschouwd, werd de exportprijs vastgesteld aan de hand van de beschikbare gegevens omdat de exportprijzen van sommige producenten niet betrouwbaar bleken te zijn. Derhalve werden de exportprijzen van de in overweging 43 bedoelde producenten/exporteurs niet gebruikt voor de vaststelling van de exportprijs en werd slechts gebruik gemaakt van de exportprijzen van de producent wiens prijzen betrouwbaar werden geacht. |
4. Vergelijking
(87) |
Om een billijke vergelijking te kunnen maken van de normale waarde met de exportprijs werden correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die van invloed waren op de vergelijkbaarheid van de prijzen overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening. Daarom vonden correcties plaats voor verschillen in de kosten van indirecte belastingen, kortingen, handelsstadium, vervoer (inclusief laden, lossen, op- en overslag), vervoer over zee, verzekering, verpakking en krediet. Voor de niet als marktgericht bedrijf beschouwde ondernemingen werd de correctie van de exportprijs voor binnenlands vervoer in het exportland en voor krediet toegepast op basis van de kosten in het referentieland. Er werden ook correcties toegepast wanneer de uitvoer plaatsvond via een gelieerde onderneming in een ander land dan het betrokken land of de EU overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder i), van de basisverordening. |
(88) |
De Chinese Kamer van Koophandel en de Chinese producenten/exporteurs voerden aan dat de op het referentieland gebaseerde correcties voor binnenlands vervoer en kredietrente niet gerechtvaardigd waren omdat niet was aangetoond dat voor deze kosten van de medewerkende producenten/exporteurs geen marktvoorwaarden golden. Opgemerkt wordt echter dat geen verzoek om behandeling als marktgericht bedrijf van een Chinese medewerkende producent/exporteur kon worden ingewilligd, wat betekent dat werd vastgesteld dat deze ondernemingen niet op marktvoorwaarden werkten. Er kon derhalve geen gebruik worden gemaakt van de kosten van deze ondernemingen, omdat deze kosten niet in een marktconforme situatie waren ontstaan. Daarom moest het argument worden afgewezen. |
(89) |
De Vietnamese ondernemingen voerden aan dat de correctie voor commissielonen overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder i), niet gerechtvaardigd was. Zij verklaarden dat de gelieerde handelaren in derde landen louter „papieren ondernemingen” (dit wil zeggen ondernemingen zonder personeel, functie en activiteiten) waren en beschouwd moesten worden als ondernemingen die met de betrokken Vietnamese producent/exporteur een enkele economische eenheid vormden. Maar deze handelaren hebben facturen aan afnemers in de EU opgesteld en hebben ook betalingen van de afnemers in de EU in ontvangst genomen. Bovendien was bij verkoop door deze gelieerde handelaren een winstmarge in aanmerking genomen. Wanneer deze gelieerde handelaren over een gecontroleerde boekhouding beschikten, kon worden aangetoond dat deze winst zelfs hoger was dan het bedrag van de correctie. Dit argument wordt dus afgewezen en de correctie van 5 % werd gehandhaafd, omdat ze redelijk werd geacht als commissieloon voor onafhankelijke handelaars in het betrokken product. |
5. Dumpingmarge
5.1. China
(90) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de dumpingmarge vastgesteld door vergelijking van de gewogen gemiddelde normale waarde met de gewogen gemiddelde exportprijs per productsoort. Bij vergelijking van de normale waarde met de exportprijs van de in de steekproef opgenomen Chinese producenten/exporteurs bleek de dumpingmarge 36,8 % te bedragen. Deze dumpingmarge werd aan alle medewerkende ondernemingen toegerekend, zowel aan de ondernemingen die wél als de ondernemingen die niét in de steekproef waren opgenomen. |
(91) |
Bij vergelijking van de gegevens betreffende de uitvoer naar de EU die de medewerkende (al dan niet in de steekproef opgenomen) Chinese producenten/exporteurs hadden verstrekt met de totale invoer volgens Eurostat bleek dat het niveau van medewerking laag was, daar deze uitvoer in het onderzoektijdvak 54 % bedroeg van de betrokken invoer uit China in de EU. Voor de niet-medewerkende Chinese producenten/exporteurs werd de dumpingmarge derhalve vastgesteld aan de hand van de twee productcategorieën (zie overweging 20) waarvoor bij de in de steekproef opgenomen producenten/exporteurs de hoogste marge werd vastgesteld. Deze werkwijze werd passend geacht omdat niets erop wees dat de dumpingmarge voor een niet-medewerkende producent lager zou zijn dan voor een in de steekproef opgenomen producent/exporteur. |
(92) |
Voor de berekening van de gemiddelde, voor het gehele land geldende dumpingmarge, werd gebruik gemaakt van een wegingsfactor, namelijk de cif-waarde van respectievelijk de medewerkende en de niet-medewerkende exporteurs. De voor het gehele land geldende dumpingmarge is 48,5 % van de cif-prijs, grens Gemeenschap, vóór inklaring. |
(93) |
De Chinese Kamer van Koophandel voerde aan dat de dumpingmarge voor de niet-medewerkende producenten/exporteurs niet op dezelfde wijze was berekend als bij het vorige onderzoek ten aanzien van rijwielen uit China en dat dit kon leiden tot onredelijk kunstmatige resultaten in het kader van één enkele procedure. In het vorige onderzoek werd bij de berekening van de dumpingmarge van de niet-medewerkende producenten/exporteurs uitgegaan van de gemiddelde exportprijs van alle transacties volgens Eurostat waarbij eerst alle exporttransacties van de medewerkende producenten waren afgetrokken. Voorts werd aangevoerd dat de Commissie bij de vaststelling van de dumpingmarge, uitgaande van de veronderstelling dat de dumpingmarge voor niet-medewerkende ondernemingen niet lager zou zijn dan voor medewerkende ondernemingen, geen rekening had gehouden met de specifieke soorten die de niet-medewerkende producenten/exporteurs hebben uitgevoerd, hoewel is bepaald dat beschikbare gegevens met de nodige omzichtigheid moeten worden behandeld overeenkomstig artikel 18, lid 6, en artikel 6, lid 8, van de basisverordening en punt 7 van bijlage II van de antidumpingovereenkomst van de WTO. |
(94) |
In dit verband wordt er in de eerste plaats op gewezen dat de methode die in het vorige onderzoek werd toegepast geschikt werd geacht om vast te stellen of de dumping zich al dan niet zou herhalen. De EG-instellingen konden bij de vaststelling van de dumpingmarge minder nauwkeurig te werk te gaan, daar deze marge in de praktijk niet zou worden toegepast. In het kader van onderhavig onderzoek moet de dumpingmarge nauwkeurig worden berekend. Hiertoe werd het exportvolume van de niet-medewerkende Chinese producenten vastgesteld op basis van de gegevens van Eurostat. Voor de exportprijs werden de gegevens van Eurostat niet als een geschikte informatiebron beschouwd, daar de door de niet-medewerkende ondernemingen uitgevoerde soorten niet bekend waren en de dumpingmarge van deze exporteurs derhalve niet kon blijken uit een vergelijking met de gewogen gemiddelde normale waarde in het referentieland. Indien de door de Chinese Kamer van Koophandel voorgestelde methode wordt toegepast, zou de dumpingmarge bovendien aanmerkelijk hoger zijn geweest, namelijk meer dan het dubbele. Het werd derhalve passender geacht om gebruik te maken van de twee productcategorieën waarvoor bij de in de steekproef opgenomen producenten/exporteurs de hoogste marges waren vastgesteld overeenkomstig artikel 18, lid 6, en artikel 6, lid 8, van de basisverordening alsmede punt 7 van bijlage II van de antidumpingovereenkomst van de WTO. Het argument werd daarom verworpen. |
5.2. Vietnam
(95) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de dumpingmarge vastgesteld door de gewogen gemiddelde normale waarde met de gewogen gemiddelde exportprijs te vergelijken per productsoort. Bij vergelijking van de normale waarde met de exportprijs van de als marktgericht bedrijf behandelde Vietnamese exporteur/producent bleek de dumpingmarge 15,8 % te zijn. |
(96) |
Bij vergelijking van de gegevens betreffende de uitvoer naar de EU die de Vietnamese producenten/exporteurs hadden verstrekt met de gegevens over de invoer uit Vietnam bleek dat het niveau van medewerking hoog was, daar deze opgegeven uitvoer in het onderzoektijdvak meer dan 95 % bedroeg van de totale invoer uit Vietnam. |
(97) |
Daar het niveau van medewerking hoog was, zoals in overweging 96 vermeld, werd de voor het gehele land geldende gemiddelde dumpingmarge afgestemd op de gewogen gemiddelde dumpingmarge van de medewerkende producenten/exporteurs die niet als marktgerichte onderneming werden behandeld en die ook geen individuele behandeling hadden verkregen, maar wier gegevens over de exportprijzen betrouwbaar werden geacht zoals in overweging 85 vermeld. Derhalve werd een dumpingmarge van 34,5 % van de cif-prijs, grens Gemeenschap, vóór inklaring, vastgesteld voor alle andere Vietnamese producenten/exporteurs. |
D. SCHADE
1. Gevolgen van concurrentiebeperkend gedrag
(98) |
Bij het onderzoek werd vastgesteld dat twee dochterondernemingen van een in de steekproef opgenomen EU-producent, Accell Group N.V., namelijk Batavus N.V. en Koga N.V., door de Nederlandse mededingingsautoriteit beboet waren voor concurrentiebeperkend gedrag (7). De overtreding bestond uit een overeenkomst tussen de twee dochterondernemingen, twee andere EU-producenten (die niet in de steekproef waren opgenomen) en Giant Europe N.V., een onderneming die banden had met een Chinese exporteur, Giant China Co. Ltd, betreffende gemeenschappelijke (minimum)prijslijsten voor de Nederlandse detailhandel (prijzenkartel). Opgemerkt wordt dat Accell Group N.V. tegen het besluit van de Nederlandse mededingingsautoriteit in beroep is gegaan. |
(99) |
Het prijzenkartel werd gesloten voor het rijwielseizoen van 2001 (1 september 2000 tot en met 31 augustus 2001 ). Het onderzoektijdvak in het kader van onderhavige onderzoeken liep van 1 april 2003 tot en met 31 maart 2004 en het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant waren voor de vaststelling van de schade (de beoordelingsperiode) liep van januari 2000 tot het einde van het onderzoektijdvak. De periode waarin het concurrentiebeperkend gedrag zich voordeed, valt dus in de beoordelingsperiode. |
(100) |
Het kan niet worden uitgesloten dat het concurrentiebeperkend gedrag gevolgen heeft gehad voor een deelmarkt van de EU — namelijk de Nederlandse markt — gedurende een deel van de beoordelingsperiode en de schade-indicatoren van de bij het kartel aangesloten EU-producenten heeft beïnvloed. Gewoonlijk wordt bijzonder behoedzaam te werk gegaan in gevallen waarin een overheidsinstantie een besluit inzake een prijzenkartel heeft genomen zelfs indien hiertegen beroep is aangetekend. Om alle twijfels over de beïnvloeding van de prestaties van Accell Group N.V., de in de steekproef opgenomen EU-onderneming, door het concurrentiebeperkend gedrag van enkele dochterondernemingen weg te nemen, werd besloten deze producent buiten beschouwing te laten bij het onderzoek naar schade, hoewel slechts enkele ondernemingen van de groep bij het concurrentiebeperkend gedrag waren betrokken. De twee andere EU-producenten die ook betrokken waren bij het kartel maakten geen deel uit van de steekproef van EU-producenten. De gevolgen van het kartel voor de prestatie van deze producenten zouden, aangezien het kartel gebaseerd was op gemeenschappelijke minimumprijzen, in de prijzen en winstmarges zichtbaar moeten zijn. Daar de ontwikkeling van de prijzen en de winstgevendheid van de niet in de steekproef opgenomen producenten niet werd geëvalueerd, heeft de betrokkenheid van deze beide ondernemingen bij het kartel geen invloed op de schadeanalyse. Er werd ook nagegaan of het concurrentiebeperkend gedrag in een deelmarkt van de EU gevolgen kon hebben gehad voor de prestaties van de andere in de steekproef opgenomen EU-producenten. De activiteiten van deze producenten op de Nederlandse markt bleken in de beoordelingsperiode echter uiterst beperkt te zijn (minder van 1 % van het verkochte aantal). Bovendien maakt het verbruik op de Nederlandse markt slechts 7 % uit van het totale verbruik in de EU en was de duur van het kartel zeer beperkt. Derhalve wordt het niet noodzakelijk geacht de bevindingen op het gebied van schade te corrigeren wat de prestaties van de andere producenten betreft. |
(101) |
Bovendien werd ook nagegaan of het resultaat aanzienlijk anders zou zijn geweest indien de gegevens van Accell Group N.V. wel in aanmerking waren genomen bij de schadeanalyse. Zelfs indien met de gegevens van Accell Group N.V. rekening was gehouden, zou dit geen wijziging hebben gebracht in de schade-indicatoren. |
(102) |
Aangezien het kartel werd gevormd in het rijwielseizoen van 2001, had de deelname van Giant Europe B.V. geen gevolgen voor de bevindingen inzake deze gelieerde exporteur in het onderzoektijdvak van onderhavige antidumpingprocedure. |
2. Productie in de EU
(103) |
In het kader van onderhavig onderzoek werd vastgesteld dat rijwielen in de EU werden vervaardigd door:
|
3. Definitie van de bedrijfstak van de EU
(104) |
De (al dan niet in de steekproef opgenomen) EU-producenten namens welke de klacht en het verzoek waren ingediend en de andere (al dan niet in de steekproef opgenomen) EU-producenten die de klacht steunden en die de vragenlijst met het oog op het samenstellen van de steekproef hadden beantwoord en tot medewerking bereid werden gevonden, waren goed voor meer dan 80 % van de productie van het betrokken product in de EU. Zij waren derhalve de bedrijfstak van de Gemeenschap in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening. De overige EU-producenten hebben geen bezwaar gemaakt tegen de onderzoeken. De in de steekproef opgenomen EU-producenten vertegenwoordigden in het onderzoektijdvak, na de uitsluiting van één producent (zie de overwegingen 98 tot en met 101) meer dan 37 % van de rijwielproductie van de EU. |
4. Verbruik in de EU
(105) |
De verkoop van de EU-producenten werd berekend aan de hand van de gegevens die zij in antwoord op de vragenlijst hadden verstrekt en de gegevens in de klacht. De gegevens in de klacht waren verzameld bij verschillende organisaties van rijwielproducenten in de EU. |
(106) |
Het zichtbare verbruik in de EU werd vastgesteld door de verkoop van alle EU-producenten in de EU te nemen, geraamd zoals hierboven vermeld, en daaraan de invoer volgens Eurostat toe te voegen. |
(107) |
Het verbruik in de EU daalde in het begin van de beoordelingsperiode met 10 %, namelijk van 17 348 000 stuks in 2000 tot 15 695 000 stuks in 2002. Daarna steeg het verbruik geleidelijk tot 18 037 000 stuks in het onderzoektijdvak. Over de gehele beoordelingsperiode steeg het verbruik met 4 % — zie onderstaande tabel:
|
5. Invoer uit China en Vietnam
5.1. Cumulering
(108) |
De Commissie heeft onderzocht of de gevolgen van de invoer vanuit China en Vietnam cumulatief moesten worden beoordeeld overeenkomstig artikel 3, lid 4, van de basisverordening |
(109) |
Dit artikel bepaalt dat wanneer de invoer van een product uit meer dan één land terzelfder tijd aan een antidumpingonderzoek wordt onderworpen de gevolgen van deze invoer uitsluitend cumulatief worden beoordeeld indien i) de dumpingmarge bij invoer uit elk land meer dan minimaal is in de zin van artikel 9, lid 3, van de basisverordening, ii) de uit elk land ingevoerde hoeveelheid niet te verwaarlozen is en iii) een cumulatieve beoordeling van de gevolgen van de invoer, gezien de concurrentieverhoudingen tussen de ingevoerde producten onderling en tussen de ingevoerde producten en het soortgelijke EU-product, opportuun is. |
(110) |
Zoals hierboven vermeld, werd vastgesteld dat de dumpingmarges voor China en Vietnam aanzienlijk hoger waren dan minimaal en dat de uit deze landen ingevoerde hoeveelheden niet verwaarloosbaar waren in de zin van artikel 5, lid 7, van de basisverordening (hun marktaandeel bedroeg in het onderzoektijdvak respectievelijk 4,07 % en 8,70 %). |
(111) |
Om na te gaan of de gevolgen van de invoer cumulatief moesten worden beoordeeld, gelet op de concurrentieverhoudingen tussen de ingevoerde producten en het soortgelijk EU-product, is de Commissie aan de hand van de Eurostat-gegevens nagegaan hoe de exporteurs zich gedroegen in termen van hoeveelheden en prijzen. |
(112) |
Het gedrag van de Chinese en de Vietnamese producenten bleek vergelijkbaar te zijn wat de exportprijzen betreft. Beide landen hadden hun gemiddelde verkoopprijs per stuk in de beoordelingsperiode met respectievelijk 22 % en 52 % verlaagd. |
(113) |
Zoals in overweging 110 vermeld, hebben beide landen in de EU een aanzienlijk marktaandeel. |
(114) |
Bovendien werd vastgesteld (zie de overwegingen 19 en volgende) dat het betrokken product uit China en Vietnam en het betrokken product dat door de bedrijfstak van de EU werd vervaardigd soortgelijke producten zijn die onderling verwisselbaar zijn en dus per soort met elkaar concurreren. |
(115) |
Er werd dus aangetoond dat het betrokken product uit China en Vietnam en dat van de bedrijfstak van de EU met elkaar concurreren. |
(116) |
Na de mededeling van definitieve bevindingen voerden enkele belanghebbenden aan dat cumulering niet gerechtvaardigd was omdat uit China en Vietnam andere modellen werden ingevoerd. Bij een vergelijking per model bleek evenwel dat er niet alleen een sterke overeenkomst was tussen de rijwielen uit China en Vietnam en de rijwielen van de in de steekproef opgenomen EU-producenten, maar ook tussen de modellen uit China en Vietnam. Ook werd aangevoerd dat de Vietnamese exporteurs in een ander marktsegment actief waren dan de Chinese exporteurs en de EU-producenten hetgeen een prijsverschil verklaarde. Deze bewering werd evenwel niet met bewijsmateriaal gestaafd. Bovendien bleek dat in lidstaten waar rijwielen uit Vietnam een aanzienlijk marktaandeel hebben, deze rijwielen in diverse marktsegmenten worden aangetroffen. Dit argument werd derhalve afgewezen. |
(117) |
Gelet op het voorgaande werd geconcludeerd dat aan alle voorwaarden was voldaan voor een cumulatieve beoordeling van de gevolgen van de invoer van rijwielen uit China en Vietnam. |
5.2. Hoeveelheden en marktaandeel
(118) |
Het invoervolume werd vastgesteld aan de hand van de gegevens van Eurostat. De invoer uit China is in de beoordelingsperiode met 472 % gestegen. In het onderzoektijdvak werden 55 maal meer rijwielen uit China ingevoerd dan tijdens het onderzoektijdvak van het vorige onderzoek (1 september 1997 tot 31 augustus 1998) toen 13 651 rijwielen uit China werden ingevoerd. In de beoordelingsperiode is de invoer van rijwielen uit Vietnam met 413 % gestegen. De invoer uit de twee landen samen steeg in de beoordelingsperiode van 435 373 stuks tot 2 311 638 stuks, dus met 431 %. |
(119) |
Aangezien het verbruik in de beoordelingsperiode slechts met 4 % is gestegen, is het marktaandeel van Chinese rijwielen gestegen van 0,73 % in 2000 tot 4,07 % in het onderzoektijdvak en dat van Vietnamese rijwielen van 1,77 % in 2000 tot 8,70 % in het onderzoektijdvak. Het marktaandeel van deze beide landen samen is bijgevolg gestegen van 2,50 % in 2000 tot 12,77 % in het onderzoektijdvak. |
(120) |
De ontwikkeling van de invoer en van het marktaandeel van rijwielen uit China en Vietnam tijdens de beoordelingsperiode blijkt uit onderstaande tabellen:
|
6. Prijzen
a) Prijsontwikkeling
(121) |
Er kon om de volgende redenen slechts in beperkte mate gebruik worden gemaakt van de gegevens van Eurostat om de prijsontwikkeling van rijwielen uit China en Vietnam in de periode van 2000 tot het onderzoektijdvak vast te stellen: De op Eurostat gebaseerde invoerprijzen houden geen rekening met de verschillende productsoorten en met de aanzienlijke prijsverschillen tussen deze soorten. De gemiddelde prijzen per land worden sterk beïnvloed door het productassortiment. Bij een vergelijking van de door de medewerkende exporteurs uitgevoerde modellen bleek dat er zelfs tussen dezelfde productsoorten en modellen aanzienlijke prijsverschillen zijn, afhankelijk van de rijwielcomponenten. De invoerprijzen die gebaseerd waren op de productsoorten die door de medewerkende exporteurs waren uitgevoerd bleken echter een juist beeld op te leveren van de prijsverschillen tussen rijwielen uit China en Vietnam en de EU-rijwielen. De prijzen van Eurostat zijn derhalve in het kader van dit onderzoek geen goede basis. De invoerprijzen van Eurostat voor China en Vietnam kunnen slechts gebruikt worden als indicator van de prijsontwikkeling per land, maar zijn van geen nut bij de vergelijking van de verkoopprijzen van de verschillende landen met die van de EU. |
(122) |
Volgens Eurostat daalden de gewogen gemiddelde prijzen van de rijwielen uit China en Vietnam in de beoordelingsperiode met respectievelijk 22 % en 52 %. De gemiddelde verkoopprijzen van rijwielen uit de twee landen tezamen daalden met 50 % — zie tabel hieronder met geïndexeerde cijfers.
|
b) Prijsonderbieding
(123) |
Voor de vaststelling van de prijsonderbieding is de Commissie van gegevens uitgegaan die de in de steekproef opgenomen Chinese en Vietnamese producenten/exporteurs en EU-producenten hebben verstrekt. Uitgegaan werd van de exportprijzen cif grens EG, voor China zowel met als zonder antidumpingrechten. De verkoopprijzen van de EU-bedrijfstak waren de prijzen aan onafhankelijke afnemers, zo nodig gecorrigeerd tot het niveau af fabriek. In het onderzoektijdvak bedroeg de onderbiedingsmarge voor de verschillende in de vragenlijst beschreven productsoorten voor China 53 % zonder antidumpingrecht en 39 % met antidumpingrecht. Voor Vietnam varieerde de onderbiedingsmarge van 25 % tot 60 %. De gewogen gemiddelde verkoopprijzen voor China en Vietnam per productsoort waren aanzienlijk hoger dan de invoerprijzen volgens Eurostat. Dit bevestigt de conclusie in overweging 121 dat het assortiment duidelijk gevolgen heeft voor de gemiddelde verkoopprijzen. |
7. Situatie van de bedrijfstak van de EU
(124) |
Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening onderzocht de Commissie alle relevante economische indicatoren die de situatie van de bedrijfstak van de EU weergeven. Deze analyse vond plaats voor de in overweging 15 genoemde in de steekproef opgenomen ondernemingen, met uitzondering van de in overweging 100 genoemde onderneming. Om evenwel een volledig beeld te verkrijgen van de situatie van de bedrijfstak van de EU, zijn ook indicatoren in aanmerking genomen voor de bedrijfstak van de EU in zijn geheel wanneer daarvoor betrouwbare gegevens beschikbaar waren. Indicatoren zoals prijzen, lonen, investeringen, winst, opbrengst van investeringen, kasstroom en vermogen om kapitaal aan te trekken werden vastgesteld aan de hand van gegevens over de in de steekproef opgenomen ondernemingen. Voor schade-indicatoren zoals marktaandeel, verkoop en productie werd uitgegaan van de bedrijfstak van de EU in zijn geheel. |
(125) |
Sommige belanghebbenden voerden aan dat bij het onderzoek naar de schade-indicatoren slechts rekening mocht worden gehouden met de gegevens van de in de steekproef opgenomen ondernemingen. Het is in antidumpingprocedures gebruikelijk de schadefactoren voor de bedrijfstak van de EU in zijn geheel te analyseren. Indien de bedrijfstak evenwel uit een groot aantal producenten bestaat wordt van een steekproef gebruik gemaakt. Het doel van een steekproef is ervoor te zorgen dat binnen de beschikbare tijd nauwkeurige gegevens kunnen worden verzameld en gecontroleerd bij een beperkt aantal producenten. Deze gegevens hebben betrekking op factoren zoals prijzen, lonen, investeringen, winst, opbrengst van investeringen, kasstroom en vermogen om kapitaal aan te trekken wanneer het niet mogelijk is om deze gegevens binnen de beschikbare tijd voor de gehele bedrijfstak te controleren. Voor andere factoren zoals marktaandeel, verkoop en productie zijn gegevens over de gehele bedrijfstak gemakkelijker beschikbaar. Indien de schadeanalyse uitsluitend zou worden gebaseerd op gegevens van de in de steekproef opgenomen producenten zouden bruikbare gegevens van andere producenten buiten beschouwing blijven, waardoor de beoordeling onvolledig zou zijn. Voor een zo volledig mogelijke beoordeling binnen de beschikbare tijd werden de schade-indicatoren voor de in de steekproef opgenomen producenten aangevuld met gegevens die betrekking hebben op de bedrijfstak als geheel. |
a) Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad
(126) |
In de beoordelingsperiode (2000-onderzoektijdvak) steeg de productie van het betrokken product van de in de steekproef opgenomen producenten met 17 %. De productiecapaciteit steeg in die periode met 18 %. |
(127) |
De bezettingsgraad was in de beoordelingsperiode stabiel. Hieronder worden nadere cijfers gegeven:
|
(128) |
Bij het onderzoek bleek dat de algemene stijging van de productiecapaciteit het gevolg was van investeringen in nieuwe productielijnen en van saneringen binnen ondernemingsgroepen. De productieverhoging bij de in de steekproef opgenomen producenten is ook het gevolg van het feit dat andere EU-producenten hun productie stopzetten of hun capaciteit verlaagden. De stijgende productie en productiecapaciteit van de in de steekproef opgenomen ondernemingen moet evenwel worden getoetst aan de prestatie van alle EU-producenten. Wanneer de totale productie van alle EU-producenten in aanmerking werd genomen, bleek de productie te zijn gedaald — zie onderstaande tabel:
|
b) Voorraden
(129) |
Een producent kon door interne reorganisaties geen samenhangende gegevens over de voorraden voor de jaren 2000 en 2001 verstrekken. Bijgevolg kon geen rekening worden gehouden met de gegevens van deze onderneming bij de analyse van de voorraden in de beoordelingsperiode. |
(130) |
De voorraden stegen in de beoordelingsperiode van 219 370 stuks in 2000 tot 362 095 stuks in het onderzoektijdvak, dus met 65 %. De voorraden groeiden vooral in 2003 en het onderzoektijdvak en was het gevolg van het feit dat een van de in de steekproef opgenomen producenten meteen na het onderzoektijdvak een zeer grote partij moest leveren. De stijging van de voorraden wijst dus niet noodzakelijk op een verslechtering van de situatie van de in de steekproef opgenomen producenten. De hiernavolgende tabel verstrekt nadere gegevens:
|
c) Hoeveelheden en marktaandeel
(131) |
De verkoop in de EU door de in de steekproef opgenomen producenten steeg in de beoordelingsperiode van 3 156 451 stuks in 2000 tot 3 683 176 stuks in het onderzoektijdvak, dus met 17 %. Terzelfder tijd vergrootten de in de steekproef opgenomen producenten hun marktaandeel van 18 % in 2000 tot 20 % in het onderzoektijdvak. Zie onderstaande tabel:
|
(132) |
Deze ontwikkeling moet evenwel worden getoetst aan de prestaties van alle EU-producenten. Indien rekening wordt gehouden met de verkoop van alle EU-producenten wordt een daling vastgesteld. Zie onderstaande tabel:
|
d) Verkoopprijzen en kosten
(133) |
De in de steekproef opgenomen producenten bleken hun assortiment, hoofdzakelijk de categorieën A, B en C te hebben gehandhaafd. Bovendien breidden zij hun activiteiten uit tot grootwinkelbedrijven en supermarkten, en minder tot de kleinhandel; bij laatstgenoemden waren zij reeds sterk vertegenwoordigd met producten van hogere marktsegmenten. De grootwinkelbedrijven hebben hun aanwezigheid op de rijwielmarkt versterkt. Dit heeft gevolgen gehad voor de consument daar de prijzen bij grootwinkelbedrijven doorgaans lager zijn dan in de gewone detailhandel. Om zich op de massamarkt te kunnen handhaven, moesten de in de steekproef opgenomen producenten hun lagere prijzen met grotere hoeveelheden compenseren. |
(134) |
De gewogen gemiddelde verkoopprijs per stuk daalde van 124 EUR in 2000 tot 115 EUR in 2003, dus met 7 %. In het onderzoektijdvak steeg de gemiddelde prijs evenwel tot 122 EUR. Over de gehele beoordelingsperiode werd een daling van 2 % vastgesteld.
|
(135) |
De productiekosten werden berekend door het gewogen gemiddelde te nemen van alle soorten die door de in de steekproef opgenomen producenten waren vervaardigd. |
(136) |
Van 2000 op 2001 stegen de productiekosten van 119 EUR tot 122 EUR, dus met 2 %. In 2003 daalden de productiekosten vervolgens tot 110 EUR, dus met 9 % ten opzichte van 2001. In het onderzoektijdvak stegen de productiekosten tot 117 EUR. Over de gehele beoordelingsperiode daalden de productiekosten dus met 2 %. Deze daling moet hoofdzakelijk worden toegeschreven aan meer efficiënte assemblagelijnen en het feit dat de in de steekproef opgenomen producenten goedkopere onderdelen, zoals frames, gingen invoeren in plaats van deze zelf te vervaardigen.
|
e) Winstgevendheid
(137) |
De winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten op het betrokken product was in het eerste jaar van de beoordelingsperiode 3,26 % en steeg tot 4,08 % in 2003. Vervolgens daalde de winstgevendheid tot 3,58 % in het onderzoektijdvak. Over de gehele beoordelingsperiode steeg de winstgevendheid met slechts 0,32 procentpunten. |
(138) |
Hoewel deze ontwikkeling erop wijst dat de financiële situatie van de EU-producenten in de beoordelingsperiode gedeeltelijk verbeterde, moet deze winstgevendheid ook vergeleken worden met de minimumwinst die deze producenten kunnen maken in afwezigheid van dumping, namelijk 8 % over de omzet, een percentage dat ook bij het vorige onderzoek werd gehanteerd. Aangezien de markt grotendeels dezelfde kenmerken heeft als bij het vorige onderzoek wordt ervan uitgegaan dat 8 % nog steeds de minimumwinst is die de producenten op de EU-markt kunnen maken.
|
(139) |
Diverse partijen in China voerden aan dat de situatie van de bedrijfstak van de EU sedert het onderzoektijdvak van het vorige onderzoek was verbeterd — de bedrijfstak van de EU leed toen een verlies van 0,6 % — en dat daarom geoordeeld moest worden dat de positie van de bedrijfstak van de EU in onderhavig onderzoektijdvak niet ongunstig was. Zoals vermeld in overweging 137 is de winstgevendheid sedert het vorige onderzoek verbeterd, maar ze is nog veel lager dan normaal. |
(140) |
Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerden sommige partijen aan dat de in overweging 138 vermelde winst van 8 % te hoog is, dat de resultaten van de in de steekproef opgenomen producenten toereikend waren en dat hun winst stabiel was. Deze partijen hebben evenwel geen onderbouwing gegeven van hun argument dat een winst van 8 % niet redelijk was, welke winst zij dan wel redelijk achtten en waarom. Zoals in overweging 195 vermeld, is een winst van 8 % het minimum dat de bedrijfstak van de EU kan maken in afwezigheid van dumping. Hoewel de winst van de in de steekproef opgenomen producenten in zekere mate is verbeterd, is zij nog steeds verre van toereikend om hen in staat te stellen zich volledig te herstellen van de gevolgen van schadelijke dumping. |
f) Investeringen en opbrengst van investeringen
(141) |
De investeringen ten behoeve van het betrokken product stegen in de beoordelingsperiode aanzienlijk, namelijk van 1 938 556 EUR in 2000 tot 3 950 636 EUR in het onderzoektijdvak. Deze aanzienlijke toename van de investeringen moet evenwel hoofdzakelijk worden toegeschreven aan een verhoging van de productiecapaciteit door een in de steekproef opgenomen producent die goed was voor 60 % van alle investeringen in de beoordelingsperiode. Zie de tabel hieronder:
|
(142) |
De opbrengst van investeringen steeg van 2000 op 2001 met 15 percentpunten. Vanaf 2002 daalde de opbrengst van de investeringen, maar hij steeg opnieuw in de loop van 2003 en bleef in het onderzoektijdvak positief met 24 %. |
g) Kasstroom en vermogen om kapitaal aan te trekken
(143) |
De kasstroom van de in de steekproef opgenomen producenten steeg in de beoordelingsperiode aanzienlijk, zowel in absoluut als in verhouding tot de omzet.
|
(144) |
De investeringen van de in de steekproef opgenomen producenten worden uit interne middelen gefinancierd indien zij deel uitmaken van een groep van ondernemingen of door middel van bankkredieten. In andere gevallen wordt de kasstroom gebruikt als financieringsbron. Geen van de producenten ondervond ernstige moeilijkheden om kapitaal aan te trekken. |
h) Werkgelegenheid, productiviteit en lonen
(145) |
Het aantal arbeidsplaatsen daalde in de beoordelingsperiode met 6 %. Daar de productie in de beoordelingsperiode sterk steeg, wordt de daling van het aantal arbeidsplaatsen verklaard door het feit dat de productiviteit per werknemer in de beoordelingsperiode sterk steeg, namelijk met 24 %.
|
(146) |
Wanneer de werkgelegenheid bij alle EU-producenten in aanmerking wordt genomen, wordt een vergelijkbare ontwikkeling vastgesteld, maar is de daling sterker (zie onderstaande tabel):
|
i) Groei
(147) |
Het marktaandeel van alle EU-producenten daalde met 16 percentpunten, terwijl het verbruik met 4 % steeg, hetgeen er duidelijk op wijst dat de EU-producenten niet konden groeien. |
j) Omvang van de dumping en herstel van eerdere dumping
(148) |
De gevolgen voor de bedrijfstak van de EU van de dumpingmarges die voor het onderzoektijdvak werden vastgesteld (48,5 % voor China en 15,8 % à 34,5 % voor Vietnam) kunnen, gezien de omvang van de invoer uit beide landen en de daarbij toegepaste prijzen niet als verwaarloosbaar worden beschouwd. Er wordt op gewezen dat de dumpingmarge voor China hoger is dan die welke in het kader van het oorspronkelijke onderzoek werd vastgesteld. Ook is de omvang van de invoer met dumping uit China sedert het vorige onderzoek gestegen. |
(149) |
De bedrijfstak van de EU heeft zich niet in de verwachte mate hersteld van de gevolgen van de eerdere dumping, zoals met name blijkt uit de daling van de verkoopprijzen, de lage winstgevendheid en de daling van de bezettingsgraad. De bedrijfstak werd de jongste jaren geconfronteerd met een stijgende invoer met dumping uit China en Vietnam, hetgeen het verwachte herstel belemmerde. |
8. Conclusie
(150) |
Ten aanzien van een van de betrokken landen gelden reeds antidumpingmaatregelen. Deze maatregelen hadden duidelijk gevolgen voor de evolutie van de schade-indicatoren, met name voor de in de steekproef opgenomen producenten. Ondanks de algemene daling van de productie in de EU zijn de in de steekproef opgenomen producenten erin geslaagd hun productie te handhaven en zelfs te verhogen. Zij konden tot op zekere hoogte profiteren van de maatregelen, maar hun verdere groei werd door de invoer met dumping belet. Bovendien is de invoer uit Vietnam sedert de instelling van de maatregelen ten aanzien van China voor de bedrijfstak van de EU een sterk negatieve factor geworden. In de periode na de instelling van de thans geldende maatregelen ten aanzien van China is de economische situatie van de in de steekproef opgenomen producenten verbeterd wat productiviteit, productie, productiecapaciteit, verkoop en marktaandeel betreft. Het feit dat antidumpingmaatregelen van toepassing waren heeft hierbij een rol gespeeld. Niettemin daalden de verkoopprijzen en bleven de winsten laag, ondanks de stijging van de verkoop. Bovendien groeiden de voorraden en daalde de werkgelegenheid. Genoemde positieve ontwikkelingen kunnen evenwel geen wijziging brengen in het feit dat de situatie in het algemeen negatief was en zonder de geldende maatregelen nog negatiever zou zijn geweest. Dit wordt bevestigd door het feit dat de situatie van de EU-producenten tezamen genomen achteruit is gegaan. De productie in de EU is met 20 % gedaald, de verkoop met 21 % en het marktaandeel van de bedrijfstak van de EU met 16 %. |
(151) |
De omvang van de invoer uit China en Vietnam is zowel absoluut als in termen van marktaandeel gestegen. In de beoordelingsperiode steeg het marktaandeel van het betrokken product uit deze landen met 10,3 percentpunten. Bovendien daalden de gewogen gemiddelde prijzen van het betrokken product uit deze landen in de beoordelingsperiode aanzienlijk, hetgeen tot uiting kwam in een aanzienlijke prijsonderbieding in het onderzoektijdvak. |
(152) |
Daarom wordt geconcludeerd dat de bedrijfstak van de EU zich nog steeds in een kwetsbare economische situatie bevindt en aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3 van de basisverordening. |
(153) |
Zoals hierboven werd geconcludeerd verschilt de schade van de in de steekproef opgenomen producenten in zekere mate van de schade die de EU-producenten als geheel hebben geleden. Dit moet evenwel worden gezien in het licht van het feit dat de in de steekproef opgenomen producenten de producenten zijn met de grootste productie en verkoop; door schaalvoordelen zijn deze er toch in geslaagd zich gedeeltelijk van de gevolgen van de invoer met dumping te herstellen. Niettegenstaande deze voordelen bevinden de in de steekproef opgenomen producenten zich nog steeds in een kwetsbare situatie die een weerspiegeling is van de situatie van de EU-producenten als geheel. |
E. DUURZAME WIJZIGING VAN DE OMSTANDIGHEDEN EN WAARSCHIJNLIJKHEID VAN EEN VOORTZETTING VAN DUMPING EN SCHADE
(154) |
Overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening werd voor de invoer uit China nagegaan of de omstandigheden wat dumping en schade betreft aanzienlijk zijn gewijzigd en of deze wijziging redelijkerwijs als duurzaam kon worden beschouwd. |
(155) |
Wanneer de normale waarde en de exportprijzen die bij het vorige onderzoek en die welke bij onderhavig onderzoek werden vastgesteld worden vergeleken, blijkt dat de gemiddelde normale waarde van vergelijkbare modellen enigszins is gestegen, terwijl de gemiddelde exportprijs aanzienlijk is gedaald, waardoor de dumpingmarges nog hoger zijn geworden. De prijzen bij uitvoer uit China naar andere markten bleken in het algemeen gelijke tred te hebben gehouden met die bij uitvoer naar de EU. Er zijn geen aanwijzingen dat de uitvoer uit China tegen dumpingprijzen niet zal worden voortgezet. Daarom wordt geoordeeld dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat de vastgestelde hogere dumpingmarges niet van duurzame aard zijn. |
(156) |
Ondanks het feit dat de in de steekproef opgenomen producenten zich in zekere mate hadden hersteld van de gevolgen van de vroegere invoer met dumping uit China, werd ook vastgesteld dat deze producenten nog steeds aanmerkelijke schade leden in de zin van artikel 3 van de basisverordening. Deze conclusie wordt nog versterkt wanneer de situatie van alle EU-producenten worden beoordeeld (zie overwegingen 150 tot en met 153). De schademarges die bij onderhavig onderzoek werden vastgesteld zijn hoger dan die welke bij het oorspronkelijke onderzoek werden vastgesteld, omdat de prijzen van de met dumping ingevoerde producten de prijzen van de bedrijfstak van de EU nog steeds aanzienlijk onderboden. Uit een grondige analyse van het distributienetwerk bleek dat de meeste in de steekproef opgenomen EU-producenten hoofdzakelijk produceren voor verkoop aan grootwinkelbedrijven. Daar de concurrentie van de Chinese producenten/exporteurs hier het sterkst is, is de druk op de EU-producenten hier het grootst. Niets wees erop dat de Chinese exporteurs niet verder via dit distributiekanaal — en minder via de gespecialiseerde kleinhandel (die goed is voor ongeveer 22 % van de verkoop van de in de steekproef opgenomen producenten) zullen verkopen. Daar de dumping waarschijnlijk van duurzame aard is en gelet op de gevolgen van de invoer met dumping voor de winstgevendheid is de conclusie dat de schadeveroorzakende omstandigheden van duurzame aard zijn en dat de EU-producenten waarschijnlijk schade zullen blijven lijden indien de thans geldende antidumpingmaatregelen vervallen. |
(157) |
Er werd ook nagegaan in welke mate het waarschijnlijk was dat de dumping zou worden voortgezet indien de antidumpingmaatregelen ten aanzien van China vervielen. Volgens de gegevens in de klacht en de door de Chinese exporteurs verstrekte gegevens bedraagt de productiecapaciteit in China meer dan 80 000 000 rijwielen per jaar. Er worden ongeveer 66 000 000 stuks per jaar vervaardigd en hun binnenlandse vraag bedraagt ongeveer 22 000 000 stuks. Rijwielen uit China worden wereldwijd op de belangrijkste markten aangetroffen en ongeveer 96 % van het verbruik in de VS bestaat uit rijwielen uit China. Dit toont aan hoezeer de Chinese rijwielindustrie op uitvoer is gericht en hoe waarschijnlijk het is dat de uitvoer naar de EU zal worden voortgezet. |
(158) |
Vastgesteld werd dat het betrokken product in het onderzoektijdvak nog steeds met dumping in de EU werd ingevoerd (overwegingen 90 tot en met 97). De vastgestelde dumpingmarges waren aanmerkelijk hoger dan die welke in het kader van het oorspronkelijke onderzoek waren vastgesteld. Sedert de instelling van maatregelen naar aanleiding van het vorige onderzoek heeft China de uitvoer naar de EU tegen dumpingprijzen voortgezet. In de beoordelingsperiode is de invoer met dumping met 472 % gestegen en zijn de prijzen met 22 % gedaald. Zoals in overweging 157 vermeld, beschikken de Chinese exporteurs over een overcapaciteit die het totale verbruik in de EU bijna evenaart. Vóór de instelling van het oorspronkelijke recht werden ongeveer 2,5 miljoen rijwielen met dumping uit China ingevoerd, hetgeen destijds neerkwam op een marktaandeel in de EU van ongeveer 15 %. In afwezigheid van antidumpingmaatregelen zullen waarschijnlijk soortgelijke of grotere hoeveelheden uit China worden ingevoerd. Deze invoer zal waarschijnlijk tegen dumpingprijzen plaatsvinden, daar bij onderhavig onderzoek werd vastgesteld dat de hoge dumpingmarges als duurzaam moeten worden beschouwd. |
F. OORZAKELIJK VERBAND
1. Inleiding
(159) |
Overeenkomstig artikel 3, leden 6 en 7, van de basisverordening werd nagegaan of de aanmerkelijke schade die de EU-producenten hadden geleden veroorzaakt was door de invoer met dumping uit China en Vietnam. Andere factoren dan de invoer met dumping uit die landen waardoor de EU-producenten ook schade hadden kunnen lijden werden eveneens onderzocht om te voorkomen dat mogelijke schade ten gevolge van deze factoren aan de invoer met dumping werd toegeschreven. |
2. Gevolgen van de invoer met dumping
(160) |
Niettegenstaande de maatregelen ten aanzien van de invoer uit China hebben de Chinese producenten/exporteurs hun marktaandeel aanmerkelijk vergroot, namelijk van 0,73 % tot 4,07 %. Het marktaandeel van het betrokken product uit China en Vietnam tezamen steeg in de beoordelingsperiode van 2,5 % tot 12,77 %. Ondanks het in het algemeen stabiele verbruik in die periode is dit marktaandeel met meer dan 10 procentpunten gestegen. |
(161) |
Terzelfder tijd daalde de productie in de EU met 20 %, hoewel de in de steekproef opgenomen EU-producenten erin slaagden hun productie te verhogen. Zoals in overweging 128 vermeld was deze verhoging het gevolg van het feit dat verschillende andere EU-producenten hun activiteiten hebben gestaakt of hun productie hebben verlaagd. De verkoop van alle EU-producenten tezamen daalde in de beoordelingsperiode met 21 % (of 16 procentpunten), ondanks de verhoging van het marktaandeel van de in de steekproef opgenomen EU-producenten met 2 procentpunten. Zoals blijkt uit de tabel in overweging 166 steeg het marktaandeel van alle andere landen dan China en Vietnam met slechts 7 procentpunten. |
(162) |
De in de steekproef opgenomen EU-producenten hebben hun activiteiten dus voortgezet en hebben hun marktaandeel zelfs enigszins kunnen vergroten, maar de andere EU-producenten hebben marktaandeel verloren en moesten hun activiteiten staken of hun productie verlagen vanwege de door dumping uitgeoefende druk. Deze druk was tweeledig: i) door de omvang van de invoer (het marktaandeel van het betrokken product uit China en Vietnam steeg met 10 percentpunten) en ii) door de prijzen die voortdurend daalden en die de prijzen van de EU-producenten sterk onderboden. |
(163) |
De winst van de in de steekproef opgenomen EU-producenten steeg enigszins ten gevolge van de betrekkelijk stabiele prijzen (die, evenals de kosten, enigszins daalden), maar niet in de mate die na de instelling van antidumpingmaatregelen te verwachten was geweest. De winst die in afwezigheid van dumping gemaakt had kunnen worden, werd niet gemaakt ten gevolge van de nog sterkere invoer met dumping uit China en de opkomst van de invoer met dumping uit Vietnam. |
(164) |
Derhalve wordt geconcludeerd dat druk die door de betrokken invoer werd uitgeoefend, waarvan de omvang en het marktaandeel vanaf 2000 stegen en die tegen zeer lage dumpingprijzen plaatsvond, een doorslaggevende oorzaak was van de kritieke economische situatie waarin de bedrijfstak van de Gemeenschap zich nu bevindt. |
3. Gevolgen van andere factoren
(165) |
Invoer uit andere landen kan ook hebben bijgedragen tot de schade die de bedrijfstak van de EU heeft geleden. Verschillende partijen in China en Vietnam voerden ook aan dat de invoer uit andere landen aanmerkelijk is gestegen en plaatsvond tegen prijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de EU onderboden. |
(166) |
Volgens Eurostat steeg de invoer uit andere landen van 5 193 000 stuks in 2000 tot 6 423 000 stuks in het onderzoektijdvak, dus met 24 %. Het marktaandeel van deze invoer steeg in de beoordelingsperiode van 29 % tot 36 %. Zoals vermeld in overweging 121 houdt Eurostat geen rekening met het feit dat uit ieder land een ander productassortiment werd ingevoerd en daarom werd van indexen gebruik gemaakt om de prijsontwikkelingen weer te geven. Daar het niet bekend is welke productassortimenten uit andere derde landen werden ingevoerd, is het niet zinvol de prijzen bij invoer uit de hieronder vermelde landen te vergelijken met die van de EU-producenten. Niettemin werden aanvullende gegevens verzameld over de invoer uit de landen die de grootste exporteurs van rijwielen zijn. Deze gegevens zijn als volgt:
|
(167) |
Rijwielen uit Taiwan hadden in het onderzoektijdvak een marktaandeel van 11,6 % (meer dan 2 000 000 stuks). Qua omvang was de invoer uit Taiwan veel groter dan de invoer uit elk ander land. In de beoordelingsperiode is het marktaandeel van Taiwan evenwel met 20 % gedaald. Bovendien zijn rijwielen uit Taiwan bestemd voor de hogere marktsegmenten. Uit door de indiener van de klacht voorgelegd bewijsmateriaal bleek dat rijwielen uit Taiwan tegen hogere prijzen worden verkocht dan soortgelijke modellen van de EU-producenten. |
(168) |
De invoer uit Thailand is in de beoordelingsperiode gestegen en het daarmee overeenstemmende marktaandeel steeg in het onderzoektijdvak tot 2,0 %. Daar de invoer uit Thailand echter (i) vanaf een zeer laag niveau is begonnen en (ii) het marktaandeel van Thailand nog steeds gering is in vergelijking met dat van China en Vietnam, werd geconcludeerd dat deze invoer niet beschouwd kon worden als een oorzaak van de door de EU-producenten geleden schade. |
(169) |
De invoer uit de Filipijnen is in de beoordelingsperiode met 41 % gestegen. In het onderzoektijdvak bedroeg het marktaandeel van deze invoer 3,7 %. Momenteel loopt evenwel een onderzoek van OLAF (Europees Bureau voor Fraudebestrijding) in verband met de invoer uit de Filipijnen omdat daarbij mogelijkerwijs niet de juiste oorsprong werd aangegeven. Daarom kon niet worden geconcludeerd of de invoer uit de Filipijnen al dan niet had bijgedragen tot de schade die de EU-producenten hebben geleden. |
(170) |
De invoer uit Bangladesh is in de beoordelingsperiode met 170 % gestegen en het marktaandeel van dit land bedroeg in het onderzoektijdvak 2,3 %. Daar de invoer uit Bangladesh echter i) vanaf een zeer laag niveau is begonnen en ii) het marktaandeel van Bangladesh nog steeds gering is in vergelijking met dat van China en Vietnam, werd geconcludeerd dat deze invoer niet beschouwd kon worden als een oorzaak van de door de EU-producenten geleden schade. |
(171) |
Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerden enkele belanghebbenden aan dat de invoer uit bepaalde derde landen (namelijk Bangladesh, de Filippijnen en Thailand) sterk was toegenomen, op een wijze die vergelijkbaar was met de stijging van de invoer uit Vietnam, en dat het marktaandeel van deze invoer niet verwaarloosbaar was. Zij voerden aan dat deze landen daarom ook onder de procedure moeten vallen en dat, indien dit niet zo is, de Raad zich schuldig maakt aan discriminatie. In dit opzicht, en naast het vermelde in de overwegingen 168, 169 en 170, wordt erop gewezen dat de invoer uit deze landen veel minder sterk is gestegen dan de invoer uit China en Vietnam. Om deze en de in de overwegingen 168, 169 en 170 vermelde redenen, werd dit argument verworpen. |
(172) |
De invoer uit Polen en Litouwen, sinds 1 mei 2004 lid van de Europese Unie, is in de beoordelingsperiode met respectievelijk 54 % en 42 % gestegen. De prijzen van rijwielen uit Polen zijn in de beoordelingsperiode echter met 13 % gestegen. Polen was een van de twee landen (het andere was Tsjechië) met stijgende prijzen. De invoer uit Litouwen bleef zeer gering in vergelijking met de invoer uit China en Vietnam. Gelet op de omvang van de invoer en de prijzen werd geoordeeld dat deze invoer geen beduidend nadelige gevolgen had voor de situatie van de bedrijfstak van de EU. |
4. Ontwikkeling van het verbruik
(173) |
Zoals in overweging 107 vermeld, is het verbruik in de beoordelingsperiode met 4 % gestegen. Dit kon dus geen oorzaak van schade zijn geweest. |
5. Andere dan de in de steekproef opgenomen EU-producenten
(174) |
Zoals vermeld in de overwegingen 128 en 132 is de productie en verkoop van alle EU-producenten tezamen gedaald. Dit wijst erop dat de niet in de steekproef opgenomen EU-producenten zich in een zelfde of zelfs slechtere situatie bevonden dan de in de steekproef opgenomen EU-producenten en dat zij dus schade hebben geleden door de invoer met dumping. Derhalve kan niet worden geconcludeerd dat de in de steekproef opgenomen EU-producenten aanmerkelijke schade hebben geleden door de niet in de steekproef opgenomen EU-producenten. |
6. Wisselkoersen
(175) |
Na mededeling van de definitieve bevindingen voerde één Chinese exporteur/producent aan dat een correctie voor wisselkoersschommelingen had moeten plaatsvinden aangezien de CNY gekoppeld is aan de USD en laatstgenoemde in het onderzoektijdvak sterk in waarde is gedaald ten opzichte van de euro. Op het eerste gezicht kon niet worden uitgesloten dat de waardestijging van de euro ten opzichte van de USD gunstig was voor de invoer van het betrokken product in de EU, maar omdat de koersschommelingen geen invloed hadden op de invoer uit andere landen konden deze niet als een oorzakelijke factor worden beschouwd. Het criterium voor de vaststelling van een oorzakelijk verband is of de invoer met dumping, dat wil zeggen de omvang van de invoer en de prijzen, schade hebben veroorzaakt. Het argument van de Chinese exporteurs verklaard eerder het prijsniveau van de invoer met dumping. De oorzaak van het prijsniveau van de invoer met dumping is bij het onderzoek naar het oorzakelijk verband echter irrelevant. |
7. Conclusie
(176) |
De prijzen van de Chinese en Vietnamese exporteurs waren in het onderzoektijdvak aanzienlijk lager dan die van de EU-producenten. De steeds sterkere aanwezigheid van Chinese en Vietnamese rijwielen op de EU-markt, die tot uiting kwam in een steeds groter marktaandeel, deed zich voor in een periode waarin de EU-producenten economisch nog steeds kwetsbaar waren (zie overwegingen 150 tot en met 153). Daarom was de conclusie dat er een oorzakelijk verband was tussen de invoer uit China en Vietnam en de schade die de EU-producenten hebben geleden. De invoer uit andere landen is ook gestegen, maar in veel mindere mate dan die uit China en Vietnam. Van de andere landen die rijwielen naar de EU uitvoerden, was Taiwan de belangrijkste. Het marktaandeel van Taiwan is evenwel gedaald en de prijzen van rijwielen uit Taiwan onderboden in het onderzoektijdvak de prijzen van de bedrijfstak van de EU niet. De invoer uit Taiwan kon derhalve niet mede de oorzaak zijn geweest van de schade die de bedrijfstak van de EU heeft geleden. Het marktaandeel van rijwielen uit alle andere landen behalve Taiwan is eveneens gestegen, maar minder dan dat van rijwielen uit China en Vietnam. Hoewel niet kon worden vastgesteld of de prijzen van deze rijwielen de prijzen van de bedrijfstak van de EU onderboden (zie overweging 166), werd toch vastgesteld dat deze invoer, gezien de omvang en het marktaandeel, niet in aanmerkelijke mate kon hebben bijgedragen tot de schade die de bedrijfstak van de EU heeft geleden. |
G. BELANG VAN DE EU
1. Algemeen
(177) |
Overeenkomstig artikel 21, lid 1, van de basisverordening werd nagegaan of er ondanks de conclusie dat er sprake was van schadelijke dumping, dwingende redenen waren die tot de conclusie leiden dat het niet in het belang van de EU is om de antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer uit China te handhaven of antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer uit Vietnam in te stellen. Daarom werden de gevolgen onderzocht voor alle belanghebbenden van het al dan niet nemen of het handhaven van antidumpingmaatregelen. Er wordt aan herinnerd dat in het kader van het vorig onderzoek geoordeeld werd dat het niet tegen het belang van de EU was maatregelen te nemen tegen de invoer uit China. |
(178) |
De Commissie heeft de importeurs een vragenlijst gezonden, maar heeft geen antwoorden ontvangen in verband met de procedure ten aanzien van China. In verband met de procedure ten aanzien van Vietnam heeft de Commissie antwoorden van drie importeurs ontvangen. |
2. Belang van de bedrijfstak van de EU
(179) |
Er wordt aan herinnerd dat de bedrijfstak van de EU aanmerkelijke schade heeft geleden (zie overweging 150 en volgende). Na de instelling van maatregelen ten aanzien van de invoer uit China kon de bedrijfstak van de EU zich ten dele herstellen. Door de voortzetting van de invoer met dumping uit China, gecombineerd met de stijging van de invoer met dumping uit Vietnam (de invoer uit Vietnam werd bij het vorige onderzoek niet als een oorzaak van schade beschouwd) is de bedrijfstak van de EU niet in staat geweest een financieel bevredigende situatie te bereiken en zich volledig van de geleden schade te herstellen. |
(180) |
Door de instelling van antidumpingmaatregelen zal de bedrijfstak van de EU in staat zijn meer te verkopen, zijn marktaandeel te vergroten en in bepaalde marktsegmenten ook zijn prijzen te verhogen. Deze bedrijfstak kan dan waarschijnlijk de winsten maken die hij in afwezigheid van dumping gemaakt zou kunnen hebben. Daar nieuwe rijwielmodellen voor een groot deel door de bedrijfstak van de EU worden ontwikkeld, zou deze bedrijfstak zowel qua hoeveelheden als qua prijzen ten volle van deze ontwikkelingen kunnen profiteren indien de druk als gevolg van dumping wegvalt. De rijwielindustrie van de EU heeft bewezen gezond en concurrerend te zijn, mits de marktomstandigheden eerlijk zijn. Daarom moet de concurrentie op de EU-markt worden hersteld. |
(181) |
Zonder maatregelen tegen de invoer uit China en Vietnam zal de handel evenwel verder worden verstoord en zal de bedrijfstak van de EU zich niet kunnen herstellen. Hoewel er ten aanzien van China maatregelen gelden, is de invoer uit dat land blijven stijgen en zijn de prijzen blijven dalen. Gezien de productiecapaciteit in China, de omvangrijke invoer voordat de oorspronkelijke antidumpingmaatregelen werden vastgesteld, de aanzienlijke stijging van de invoer uit Vietnam en van het daarmee overeenstemmende marktaandeel is het duidelijk dat indien de maatregelen ten aanzien van China niet worden gehandhaafd en geen maatregelen ten aanzien van Vietnam worden genomen het voor de EU-producenten zeer moeilijk, zo niet onmogelijk zal zijn om zich te herstellen. Zonder maatregelen zal de ongunstige situatie waarin zij zich bevinden nog verslechteren, hetgeen ertoe zou kunnen leiden dat nog meer EU-producenten hun productie stopzetten of hun capaciteit verlagen. Rijwielproducenten die onlangs hun activiteiten hebben gestaakt zijn bijvoorbeeld Kynast (Duitsland), Merkers-Rad (Duitsland), Confersil Portugal en Ceasare Rizzato (Italië). Het is dus duidelijk dat antidumpingmaatregelen in het belang van de bedrijfstak van de EU zijn. |
3. Belang van onafhankelijke importeurs
(182) |
Er werden geen antwoorden op de vragenlijst of opmerkingen ontvangen van onafhankelijke importeurs over de invoer uit China. Wat Vietnam betreft voerde een van de importeurs (die goed was voor ongeveer 14 % van de totale invoer) aan dat invoerrechten op rijwielen uit Vietnam nadelig zouden zijn voor de afnemers in de EU omdat de invoer uit Vietnam hierdoor sterk zou dalen. Een andere importeur voerde aan dat de ingevoerde rijwielen meestal kinderfietsen zijn die door de EU-producenten niet worden vervaardigd. |
(183) |
In de eerste plaats wordt erop gewezen dat, gezien het lage niveau van medewerking van de importeurs, het niet mogelijk was de mogelijke gevolgen van het al dan niet nemen van maatregelen naar behoren vast te stellen. Ook wordt eraan herinnerd dat antidumpingmaatregelen niet ten doel hebben de invoer te beletten, maar om weer tot billijke handelsvoorwaarden te komen en te waarborgen dat niet tegen schadelijke dumpingprijzen wordt ingevoerd. Daar eerlijk geprijsde producten nog steeds in de EU ingevoerd kunnen worden en de invoer uit andere landen ook mogelijk zal blijven, zullen de gevolgen voor de traditionele handel van de importeurs waarschijnlijk niet aanzienlijk zijn. Het is ook duidelijk dat de EU-producenten over voldoende capaciteit beschikken om een mogelijke stijging van de vraag naar rijwielen op te vangen. Zoals uit de tabel in overweging 166 blijkt, beschikken andere landen over een aanzienlijke capaciteit om rijwielen te produceren. Het is derhalve hoogst onwaarschijnlijk dat er een tekort aan rijwielen zal ontstaan. Bovendien is bij de analyse van de invoer uit Vietnam gebleken dat alle categorieën rijwielen worden ingevoerd en niet alleen kinderfietsen. Hieraan moet worden toegevoegd dat een deel van de in de steekproef opgenomen EU-producenten ook kinderfietsen produceren. |
(184) |
Daar redelijk geprijsde rijwielen nog steeds in de EU kunnen worden ingevoerd, zullen de importeurs hun traditionele handel waarschijnlijk kunnen voortzetten, zelfs indien antidumpingmaatregelen ten aanzien van China worden gehandhaafd en ten aanzien van uit Vietnam ingesteld. Het lage niveau van medewerking van de onafhankelijke importeurs en het feit dat deze na de instelling van maatregelen ten aanzien van China geen bijzondere moeilijkheden schijnen te hebben gehad, bevestigt deze conclusie. |
4. Belang van de kleinhandel
(185) |
Een van de importeurs van rijwielen uit Vietnam treedt ook op als organisatie van kleinhandelaren in rijwielen die volgens het jaarverslag van 2003 720 leden telt. Deze leden maken deel uit van een netwerk van kleinhandelaren waaraan de importeur onder meer rijwielen uit Vietnam levert. De 720 leden zouden in 2003 4 900 werknemers tellen. De Commissie heeft ondertekende verklaringen van 1 287 kleinhandelaren (dus niet alleen van leden van bedoeld netwerk van kleinhandelaren) ontvangen dat zij het eens waren met de beweringen van de importeur. Zij voerden aan (zie overweging 182) dat antidumpingmaatregelen ten aanzien van rijwielen uit Vietnam tot een daling van de invoer en de verkoop zouden leiden, waardoor bij hen arbeidsplaatsen verloren zouden gaan. Opgemerkt wordt (zie overweging 183) dat er geen risico is dat er een tekort aan rijwielen zal ontstaan of dat de verkoop zal dalen, daar verwacht wordt dat de kleinhandelaren hun rijwielen uit andere landen dan Vietnam kunnen betrekken, mocht dit nodig blijken. |
(186) |
Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerden enkele belanghebbenden aan dat het de kleinhandelaren bij de invoer van rijwielen uit Vietnam niet alleen ging om de aanwezigheid van billijk geprijsde rijwielen. Zij voerden ook aan dat zij niet gemakkelijk van het ene merk op het andere konden overschakelen, gezien de kwaliteitsaspecten. Er werd evenwel niet aangetoond dat de rijwielen uit Vietnam van een bepaald type of van een bepaalde kwaliteit zijn die elders niet zijn te vinden. Integendeel, bij vergelijking van de rijwielen uit Vietnam met de rijwielen van de in de steekproef opgenomen EU-producenten in het kader van de berekening van de prijsonderbieding (zie overweging 123) bleek dat de verschillende modellen sterk op elkaar leken. Dit argument werd derhalve afgewezen. |
(187) |
De Commissie heeft ook opmerkingen ontvangen van een andere organisatie van kleinhandelaren die meer dan 6 000 kleinhandelaren vertegenwoordigt, die het eens is met de maatregelen tegen de invoer uit China, maar wel bezwaar maakte tegen de procedure ten aanzien van Vietnam omdat de invoer uit Vietnam niet met dumping zou plaatsvinden en ook geen schade veroorzaakte. Zoals vermeld in de overwegingen 95, 96 en 97 is gebleken dat rijwielen uit Vietnam met dumping werden ingevoerd en dat de bedrijfstak van de EU hierdoor schade had geleden. |
(188) |
Gelet op het voorgaande werd vastgesteld dat de antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van rijwielen uit China en Vietnam niet tegen het belang zijn van de kleinhandelaren. |
5. Belang van toeleveranciers
(189) |
Een Italiaanse toeleverancier (en de organisatie waarvan hij deel uitmaakt) hebben zich in de loop van het onderzoek aangemeld. Zij voerden aan dat Italië meer dan 200 bedrijven telt die onderdelen leveren aan rijwielproducenten en dat het voortbestaan van deze bedrijven afhing van de voortzetting van de rijwielproductie in Europa. Zonder maatregelen zouden nog meer rijwielproducenten in Europa moeten sluiten, hetgeen negatieve gevolgen zou hebben voor de toeleveranciers van die producenten en de werkgelegenheid bij de toeleveranciers. Derhalve wordt geconcludeerd dat antidumpingmaatregelen in het belang van de toeleveranciers zijn. |
6. Gevolgen voor de consument
(190) |
De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen van consumentenorganisaties in de EU over de maatregelen ten aanzien van de invoer uit China of mogelijke maatregelen ten aanzien van de invoer uit Vietnam. De consument heeft echter een ruime keuze in alle marktsegmenten, zelfs indien geen rijwielen uit China of Vietnam worden ingevoerd. De bijdrage van de EU-producenten aan het ruime assortiment is aanzienlijk. Uit het onderzoek is niet gebleken dat er tekorten konden ontstaan. In dit verband heeft de Commissie ook opmerkingen ontvangen van de reeds in overweging 185 genoemde organisatie. De door de organisatie vertegenwoordigde kleinhandelaren kopen het grootste deel van hun rijwielen bij EU-producenten en hebben een aanzienlijk marktaandeel aan andere afzetkanalen, met name de grootwinkelbedrijven, verloren. Hoewel zij aanvoeren dat zij geen handel drijven in rijwielen uit China, wordt de consument door de lage prijzen in de grootwinkelbedrijven beïnvloed ondanks de kwaliteitsverschillen tussen de rijwielen van de kleinhandelaren en die van de grootwinkelbedrijven. Om al deze redenen werd geoordeeld dat antidumpingmaatregelen ten aanzien van China en Vietnam niet tegen het belang van de consument zijn. |
7. Conclusie
(191) |
De voortzetting van de maatregelen ten aanzien van rijwielen uit China en de instelling van maatregelen ten aanzien van rijwielen uit Vietnam zijn duidelijk in het belang van de EU-producenten en van de toeleveranciers van deze producenten in de EU. Door maatregelen zouden de EU-producenten kunnen groeien en zich volledig herstellen van de schade die door de invoer met dumping werd veroorzaakt. Indien geen maatregelen worden genomen, is het waarschijnlijk dat de productie in de EU verder achteruit zal gaan en dat meer bedrijven hun activiteiten zullen staken. Bovendien zullen importeurs en kleinhandelaren geen ernstige gevolgen van de maatregelen ondervinden daar er nog steeds rijwielen tegen aanvaardbare prijzen op de markt beschikbaar zullen zijn. De Commissie heeft van de zijde van de consumentenorganisaties geen opmerkingen ontvangen. |
(192) |
Gelet op het voorgaande wordt geconcludeerd dat er geen dwingende redenen zijn om geen antidumpingmaatregelen te nemen ten aanzien van de invoer van rijwielen uit China en Vietnam. |
H. VOORGESTELDE RECHTEN
(193) |
Gezien de conclusies inzake dumping, de hieruit voortvloeiende schade en het belang van de EU moeten maatregelen worden genomen ten aanzien van de invoer uit Vietnam om te voorkomen dat de EU-producenten nog meer schade lijden door dumping. De maatregelen ten aanzien van China die werden gehandhaafd bij Verordening (EG) nr. 1524/2000 van de Raad moeten worden gewijzigd om rekening te houden met de bevindingen van dit tussentijdse onderzoek. Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening moeten de gewijzigde maatregelen worden ingesteld voor een nieuwe periode van vijf jaar. |
(194) |
De maatregelen moeten worden vastgesteld op een voldoende hoog niveau om een einde te maken aan de schade die door de invoer met dumping werd veroorzaakt zonder dat zij de dumpingmarges overschrijden. Bij de berekening van de hoogte van het recht waarbij de gevolgen van dumping worden geneutraliseerd, werd geoordeeld dat de EU-producenten in staat moeten worden gesteld hun kosten te dekken en een winst voor belasting te maken die redelijkerwijze, in normale concurrentie-omstandigheden, dat wil zeggen in afwezigheid van invoer met dumping, op de verkoop van het betrokken product in de Gemeenschap kan worden gemaakt. De voor deze berekening gebruikte winst, vóór belasting, is 8 % over de omzet van de rijwielen. Dit is hetzelfde percentage dat bij het vorige onderzoek werd aangehouden, aangezien er geen aanwijzingen zijn dat dit percentage gewijzigd moet worden. |
(195) |
Verschillende medewerkende Chinese en Vietnamese exporteurs voerden aan dat 8 % zeer hoog was en verwezen naar het percentage in de klacht, namelijk 3,3 %, als de winst die normaal was voor een gezonde bedrijfstak. Bovendien verwezen zij naar het vorige onderzoek waarbij werd vastgesteld dat de bedrijfstak van de EU verliezen leed van 0,6 %. Er werd evenwel geoordeeld dat de voor het onderzoektijdvak van onderhavig onderzoek vastgestelde winst (3,5 %) er slechts op wees dat de bedrijfstak van de EU zich gedeeltelijk van de eerdere dumping had hersteld, maar dat dit niet kon worden beschouwd als de winst die in afwezigheid van dumping gemaakt kon worden. Opgemerkt wordt dat de invoer uit China in de beoordelingsperiode aanzienlijk is toegenomen, ondanks de maatregelen ten aanzien van dit land, terwijl tezelfdertijd de invoer uit Vietnam tegen dumpingprijzen enorm is toegenomen. In deze omstandigheden werd een winst van 8 %, zoals bij het vorige onderzoek, passend geacht, daar niets erop wees dat deze winstmarge moest worden gewijzigd. Op deze wijze werd een niet-schadeveroorzakende prijs berekend van het betrokken product, vervaardigd van de bedrijfstak van de EU. |
(196) |
De noodzakelijke prijsverhoging werd berekend door de gewogen gemiddelde invoerprijs (vastgesteld in het kader van de berekening van de onderbiedingsmarges) te vergelijken met de gewogen gemiddelde productiekosten van de in de steekproef opgenomen EU-producenten en daaraan een winstmarge van 8 % toe te voegen. |
(197) |
Aangezien de vastgestelde schademarges hoger zijn dan de vastgestelde dumpingmarges moeten de antidumpingrechten gebaseerd worden op de dumpingmarges overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening. |
(198) |
De Chinese Kamer van Koophandel was bereid om samen met de medewerkende Chinese producenten/exporteurs een verbintenis aan te bieden. Opgemerkt wordt dat het niet gebruikelijk is verbintenissen te aanvaarden voor consumentenproducten, gezien de complexiteit van de modellen, het aantal verschillende types en de verscheidenheid en regelmaat waarmee deze worden verbeterd of anderszins gewijzigd. Hierdoor is het praktisch onmogelijk zinvolle minimuminvoerprijzen vast te stellen. Al deze factoren leiden bovendien tot nagenoeg onoverkomelijke moeilijkheden bij het toezicht, waardoor het vanuit praktisch oogpunt ook niet mogelijk is in een dergelijk geval verbintenissen te aanvaarden. Deze algemene overwegingen gelden ook in dit geval. De Commissie oordeelde derhalve dat het in dit geval niet passend was een verbintenis te aanvaarden en het aanbod moest daarom worden afgewezen. De Commissie heeft de Chinese Kamer van Koophandel hiervan in kennis gesteld. |
(199) |
De individuele antidumpingrechten voor ondernemingen die in deze verordening zijn vastgesteld werden vastgesteld op basis van de bevindingen van onderhavig onderzoek. Zij weerspiegelen derhalve de situatie die in het kader van het onderzoek voor deze ondernemingen werd vastgesteld. Deze rechten (in tegenstelling tot het residuele recht dat voor „alle andere ondernemingen” in het land geldt) zijn dus uitsluitend van toepassing op producten uit het betrokken land die door de genoemde ondernemingen (rechtspersonen) zijn geproduceerd. Producten die door andere ondernemingen zijn geproduceerd die niet specifiek, met naam en adres, in het dispositief van deze verordening zijn genoemd, met inbegrip van ondernemingen die banden hebben met de specifiek genoemde ondernemingen, komen niet voor deze rechten in aanmerking. Op deze ondernemingen is het recht van toepassing dat voor „alle andere ondernemingen” geldt. |
(200) |
Verzoeken in verband met de toepassing van deze specifiek voor bepaalde ondernemingen geldende antidumpingrechten (bijv. na de naamswijziging van een onderneming of na de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen) dienen zo spoedig mogelijk aan de Commissie (8) te worden gericht, onder opgave van alle relevante gegevens, met name indien deze naamswijziging of de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen verband houdt met wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het gebied van productie en de verkoop in binnen- en buitenland. De verordening zal zo nodig worden gewijzigd door bijwerking van de lijst van ondernemingen die voor een individueel recht in aanmerking komen. |
(201) |
Gelet op het voorgaande zijn de antidumpingrechten als volgt:
|
(202) |
Overeenkomstig artikel 20 van de basisverordening werden alle belanghebbenden in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op basis waarvan de Commissie voornemens was het voorstel te doen de maatregelen ten aanzien van China te wijzigen en maatregelen te nemen ten aanzien van Vietnam. Alle partijen werden in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken en te verzoeken te worden gehoord. De ontvangen opmerkingen werden indien van toepassing in aanmerking genomen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op rijwielen (met inbegrip van bakfietsen, maar exclusief eenwielers), zonder motor, ingedeeld onder de GN-codes ex 8712 00 10 (Taric-code 8712001090), 8712 00 30 en ex 8712 00 80 (Taric-code 8712008090), uit Vietnam.
2. Het recht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Gemeenschap vóór inklaring, is als volgt voor het in lid 1 beschreven product, vervaardigd door de volgende ondernemingen:
Land |
Onderneming |
Antidumpingrecht (%) |
Aanvullende Taric-code |
Vietnam |
Always Co., Ltd., Tan Thuan Export processing Zone, District 7, Ho Chi Minh City, Vietnam |
15,8 |
A667 |
Alle andere ondernemingen |
34,5 |
A999 |
3. Tenzij anders vermeld, zijn de bepalingen inzake douanerechten van toepassing.
Artikel 2
Artikel 1, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1524/2000 worden vervangen door:
„Artikel 1
1. Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op tweewielige en andere rijwielen (met inbegrip van bakfietsen, maar exclusief eenwielers) zonder motor, vallende onder de GN-codes ex 8712 00 10 (Taric-code 8712001090), 8712 00 30 en ex 8712 00 80 (Taric-code 8712008090), uit de Volksrepubliek China.
2. Het definitieve recht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Gemeenschap vóór inklaring, bedraagt 48,5 %.”.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 12 juli 2005.
Voor de Raad
De voorzitter
G. BROWN
(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).
(2) PB L 228 van 9.9.1993, blz. 1.
(3) PB L 16 van 18.1.1997, blz. 55.
(4) PB L 175 van 14.7.2000, blz. 39.
(5) PB C 103 van 29.4.2004, blz. 76.
(6) PB C 103 van 29.4.2004, blz. 80.
(7) Besluit nr. 1615/691 van 21 april 2004 van de Nederlandse Mededingingsautoriteit.
Europese Commissie |
Directoraat-generaal Handel |
Directoraat B |
Kamer J-79 5/16 |
B-1049 Brussel/België |
14.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 183/37 |
VERORDENING (EG) Nr. 1096/2005 VAN DE COMMISSIE
van 13 juli 2005
tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 14 juli 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 13 juli 2005.
Voor de Commissie
J. M. SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1947/2002 (PB L 299 van 1.11.2002, blz. 17).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 13 juli 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
052 |
55,8 |
096 |
43,7 |
|
999 |
49,8 |
|
0707 00 05 |
052 |
79,7 |
999 |
79,7 |
|
0709 90 70 |
052 |
75,7 |
999 |
75,7 |
|
0805 50 10 |
388 |
64,6 |
528 |
61,4 |
|
999 |
63,0 |
|
0808 10 80 |
388 |
80,1 |
400 |
90,1 |
|
404 |
59,2 |
|
508 |
68,4 |
|
512 |
84,5 |
|
528 |
64,8 |
|
720 |
68,8 |
|
804 |
89,8 |
|
999 |
75,7 |
|
0808 20 50 |
388 |
84,9 |
512 |
46,9 |
|
528 |
54,4 |
|
800 |
31,4 |
|
804 |
99,5 |
|
999 |
63,4 |
|
0809 10 00 |
052 |
163,2 |
999 |
163,2 |
|
0809 20 95 |
052 |
263,9 |
400 |
312,0 |
|
999 |
288,0 |
|
0809 40 05 |
528 |
109,1 |
624 |
111,7 |
|
999 |
110,4 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.
14.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 183/39 |
VERORDENING (EG) Nr. 1097/2005 VAN DE COMMISSIE
van 12 juli 2005
houdende vaststelling van eenheidswaarden voor de bepaling van de douanewaarde van bepaalde aan bederf onderhevige goederen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (1),
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (2) houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92, inzonderheid op artikel 173, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In de artikelen 173 tot en met 177 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 is bepaald dat de Commissie periodieke eenheidswaarden vaststelt voor de producten die zijn omschreven in de in bijlage 26 van genoemde verordening opgenomen klasse-indeling. |
(2) |
De toepassing van de regels en maatstaven bepaald in voornoemde artikelen op de gegevens die overeenkomstig het bepaalde in artikel 173, lid 2, van voornoemde verordening aan de Commissie zijn medegedeeld, leidt ertoe voor de betrokken producten de eenheidswaarden vast te stellen die zijn vermeld in de bijlage bij de onderhavige verordening, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De eenheidswaarden bedoeld in artikel 173, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 worden vastgesteld zoals in de in de bijlage opgenomen lijst vermeld.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 15 juli 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 12 juli 2005.
Voor de Commissie
Günter VERHEUGEN
Vice-voorzitter
(1) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2700/2000 (PB L 311 van 12.12.2000, blz. 17).
(2) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2286/2003 van de Commissie (PB L 343 van 31.12.2003, blz. 1).
BIJLAGE
Rubriek |
Omschrijving |
Bedrag van de eenheidswaarden/100 kg netto |
|||||||
Soort, variëteit, GN-code |
EUR LTL SEK |
CYP LVL GBP |
CZK MTL |
DKK PLN |
EEK SIT |
HUF SKK |
|||
1.10 |
Nieuwe aardappelen (primeurs) 0701 90 50 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
||
— |
— |
— |
— |
— |
— |
||||
— |
— |
|
|
|
|
||||
1.30 |
Uien (andere dan plantuitjes) 0703 10 19 |
31,92 |
18,31 |
965,38 |
237,92 |
499,37 |
7 909,27 |
||
110,20 |
22,21 |
13,70 |
129,98 |
7 643,10 |
1 242,82 |
||||
300,95 |
21,90 |
|
|
|
|
||||
1.40 |
Knoflook 0703 20 00 |
138,03 |
79,17 |
4 175,09 |
1 028,95 |
2 159,68 |
34 206,25 |
||
476,59 |
96,05 |
59,26 |
562,14 |
33 055,09 |
5 374,97 |
||||
1 301,55 |
94,73 |
|
|
|
|
||||
1.50 |
Prei ex 0703 90 00 |
62,17 |
35,66 |
1 880,52 |
463,45 |
972,75 |
15 406,97 |
||
214,66 |
43,26 |
26,69 |
253,19 |
14 888,47 |
2 420,96 |
||||
586,24 |
42,67 |
|
|
|
|
||||
1.60 |
Bloemkool 0704 10 00 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
||
1.80 |
Witte kool en rode kool 0704 90 10 |
53,56 |
30,72 |
1 620,08 |
399,27 |
838,03 |
13 273,24 |
||
184,93 |
37,27 |
22,99 |
218,13 |
12 826,55 |
2 085,68 |
||||
505,05 |
36,76 |
|
|
|
|
||||
1.90 |
Broccoli (Brassica oleracea L. convar. botrytis (L.) Alef var. italica Plenck) ex 0704 90 90 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
||
— |
— |
— |
— |
— |
— |
||||
— |
— |
|
|
|
|
||||
1.100 |
Chinese kool ex 0704 90 90 |
104,01 |
59,66 |
3 146,09 |
775,35 |
1 627,40 |
25 775,76 |
||
359,13 |
72,38 |
44,65 |
423,59 |
24 908,31 |
4 050,25 |
||||
980,77 |
71,38 |
|
|
|
|
||||
1.110 |
Kropsla 0705 11 00 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
||
1.130 |
Wortelen ex 0706 10 00 |
30,30 |
17,38 |
916,51 |
225,87 |
474,09 |
7 508,95 |
||
104,62 |
21,09 |
13,01 |
123,40 |
7 256,24 |
1 179,91 |
||||
285,72 |
20,79 |
|
|
|
|
||||
1.140 |
Radijs ex 0706 90 90 |
52,35 |
30,03 |
1 583,48 |
390,25 |
819,10 |
12 973,38 |
||
180,75 |
36,43 |
22,47 |
213,20 |
12 536,78 |
2 038,56 |
||||
493,64 |
35,93 |
|
|
|
|
||||
1.160 |
Erwten (Pisum sativum), peultjes daaronder begrepen 0708 10 00 |
488,15 |
280,01 |
14 765,69 |
3 639,00 |
7 637,96 |
120 974,42 |
||
1 685,50 |
339,71 |
209,56 |
1 988,06 |
116 903,22 |
19 009,22 |
||||
4 603,10 |
335,02 |
|
|
|
|
||||
1.170 |
Bonen: |
|
|
|
|
|
|
||
1.170.1 |
|
115,56 |
66,28 |
3 495,37 |
861,43 |
1 808,08 |
28 637,39 |
||
399,00 |
80,42 |
49,61 |
470,62 |
27 673,64 |
4 499,91 |
||||
1 089,66 |
79,31 |
|
|
|
|
||||
1.170.2 |
|
151,09 |
86,67 |
4 570,17 |
1 126,32 |
2 364,04 |
37 443,12 |
||
521,68 |
105,14 |
64,86 |
615,33 |
36 183,03 |
5 883,60 |
||||
1 424,72 |
103,69 |
|
|
|
|
||||
1.180 |
Tuinbonen ex 0708 90 00 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
||
1.190 |
Artisjokken 0709 10 00 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
||
1.200 |
Asperges: |
|
|
|
|
|
|
||
1.200.1 |
|
432,80 |
248,25 |
13 091,26 |
3 226,33 |
6 771,81 |
107 255,88 |
||
1 494,36 |
301,18 |
185,80 |
1 762,61 |
103 646,35 |
16 853,57 |
||||
4 081,11 |
297,03 |
|
|
|
|
||||
1.200.2 |
|
409,70 |
235,00 |
12 392,59 |
3 054,15 |
6 410,40 |
101 531,73 |
||
1 414,61 |
285,11 |
175,88 |
1 668,54 |
98 114,84 |
15 954,11 |
||||
3 863,30 |
281,18 |
|
|
|
|
||||
1.210 |
Aubergines 0709 30 00 |
97,81 |
56,10 |
2 958,42 |
729,10 |
1 530,32 |
24 238,16 |
||
337,70 |
68,06 |
41,99 |
398,32 |
23 422,46 |
3 808,64 |
||||
922,27 |
67,12 |
|
|
|
|
||||
1.220 |
Bleekselderij (Apium graveolens L., var. dulce (Mill.) Pers.) ex 0709 40 00 |
138,52 |
79,46 |
4 189,95 |
1 032,61 |
2 167,37 |
34 328,03 |
||
478,28 |
96,40 |
59,47 |
564,14 |
33 172,77 |
5 394,11 |
||||
1 306,19 |
95,07 |
|
|
|
|
||||
1.230 |
Cantharellen 0709 59 10 |
404,81 |
232,20 |
12 244,69 |
3 017,70 |
6 333,90 |
100 320,01 |
||
1 397,73 |
281,71 |
173,78 |
1 648,63 |
96 943,90 |
15 763,71 |
||||
3 817,20 |
277,82 |
|
|
|
|
||||
1.240 |
Niet-scherp smakende pepers 0709 60 10 |
118,66 |
68,06 |
3 589,22 |
884,56 |
1 856,62 |
29 406,25 |
||
409,71 |
82,58 |
50,94 |
483,25 |
28 416,62 |
4 620,73 |
||||
1 118,91 |
81,44 |
|
|
|
|
||||
1.250 |
Venkel 0709 90 50 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
||
1.270 |
Bataten (zoete aardappelen), geheel, vers (bestemd voor menselijke consumptie) 0714 20 10 |
116,82 |
67,01 |
3 533,57 |
870,85 |
1 827,84 |
28 950,33 |
||
403,36 |
81,30 |
50,15 |
475,76 |
27 976,05 |
4 549,09 |
||||
1 101,57 |
80,17 |
|
|
|
|
||||
2.10 |
Kastanjes (Castanea spp.), vers ex 0802 40 00 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
||
2.30 |
Ananassen, vers ex 0804 30 00 |
61,66 |
35,37 |
1 865,01 |
459,63 |
964,73 |
15 279,91 |
||
212,89 |
42,91 |
26,47 |
251,11 |
14 765,69 |
2 401,00 |
||||
581,40 |
42,32 |
|
|
|
|
||||
2.40 |
Avocaten, vers ex 0804 40 00 |
118,53 |
67,99 |
3 585,19 |
883,57 |
1 854,54 |
29 373,24 |
||
409,25 |
82,48 |
50,88 |
482,71 |
28 384,73 |
4 615,54 |
||||
1 117,66 |
81,34 |
|
|
|
|
||||
2.50 |
Guaves en manga's, vers ex 0804 50 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
||
2.60 |
Sinaasappelen, andere dan pomeransen (bittere oranjeappelen), vers: |
|
|
|
|
|
|
||
2.60.1 |
|
55,08 |
31,59 |
1 666,06 |
410,60 |
861,81 |
13 649,93 |
||
190,18 |
38,33 |
23,65 |
224,32 |
13 190,56 |
2 144,87 |
||||
519,38 |
37,80 |
|
|
|
|
||||
2.60.2 |
|
48,83 |
28,01 |
1 477,10 |
364,03 |
764,07 |
12 101,79 |
||
168,61 |
33,98 |
22,96 |
198,88 |
11 694,53 |
1 901,61 |
||||
460,48 |
33,51 |
|
|
|
|
||||
2.60.3 |
|
45,29 |
25,98 |
1 369,93 |
337,62 |
708,63 |
11 223,77 |
||
156,38 |
31,52 |
19,44 |
184,45 |
10 846,05 |
1 763,64 |
||||
427,07 |
31,08 |
|
|
|
|
||||
2.70 |
Mandarijnen (tangerines en satsuma's daaronder begrepen), vers; clementines, wilkings en dergelijke kruisingen van citrusvruchten, vers: |
|
|
|
|
|
|
||
2.70.1 |
|
56,00 |
32,12 |
1 694,00 |
417,49 |
876,27 |
13 878,86 |
||
193,37 |
38,97 |
24,04 |
228,08 |
13 411,79 |
2 180,84 |
||||
528,09 |
38,44 |
|
|
|
|
||||
2.70.2 |
|
52,69 |
30,22 |
1 593,73 |
392,77 |
824,40 |
13 057,36 |
||
181,92 |
36,67 |
22,62 |
214,58 |
12 617,94 |
2 051,76 |
||||
496,84 |
36,16 |
|
|
|
|
||||
2.70.3 |
|
39,17 |
22,47 |
1 184,88 |
292,01 |
612,91 |
9 707,63 |
||
135,25 |
27,26 |
16,82 |
159,53 |
9 380,93 |
1 525,40 |
||||
369,38 |
26,88 |
|
|
|
|
||||
2.70.4 |
|
47,40 |
27,19 |
1 433,82 |
353,37 |
741,68 |
11 747,24 |
||
163,67 |
32,99 |
20,35 |
193,05 |
11 351,90 |
1 845,89 |
||||
446,98 |
32,53 |
|
|
|
|
||||
2.85 |
Lemmetjes (Citrus aurantifolia, Citrus latifolia), vers 0805 50 90 |
155,80 |
89,37 |
4 712,77 |
1 161,46 |
2 437,81 |
38 611,40 |
||
537,96 |
108,42 |
66,89 |
634,53 |
37 311,99 |
6 067,17 |
||||
1 469,17 |
106,93 |
|
|
|
|
||||
2.90 |
Pompelmoezen en pomelo's of grapefruit, vers: |
|
|
|
|
|
|
||
2.90.1 |
|
62,25 |
35,71 |
1 883,03 |
464,07 |
974,05 |
15 427,51 |
||
214,95 |
43,32 |
26,73 |
253,53 |
14 908,32 |
2 424,19 |
||||
587,02 |
42,72 |
|
|
|
|
||||
2.90.2 |
|
64,70 |
37,11 |
1 956,92 |
482,28 |
1 012,27 |
16 032,96 |
||
223,38 |
45,02 |
27,77 |
263,48 |
15 493,40 |
2 519,33 |
||||
610,06 |
44,40 |
|
|
|
|
||||
2.100 |
Druiven voor tafelgebruik 0806 10 10 |
153,80 |
88,22 |
4 652,08 |
1 146,50 |
2 406,42 |
38 114,25 |
||
531,03 |
107,03 |
66,03 |
626,36 |
36 831,57 |
5 989,05 |
||||
1 450,25 |
105,55 |
|
|
|
|
||||
2.110 |
Watermeloenen 0807 11 00 |
38,37 |
22,01 |
1 160,62 |
286,03 |
600,36 |
9 508,85 |
||
132,48 |
26,70 |
16,47 |
156,27 |
9 188,85 |
1 494,17 |
||||
361,81 |
26,33 |
|
|
|
|
||||
2.120 |
Andere meloenen: |
|
|
|
|
|
|
||
2.120.1 |
|
62,97 |
36,12 |
1 904,72 |
469,42 |
985,27 |
15 605,23 |
||
217,42 |
43,82 |
27,03 |
256,45 |
15 080,06 |
2 452,11 |
||||
593,78 |
43,22 |
|
|
|
|
||||
2.120.2 |
|
63,89 |
36,65 |
1 932,54 |
476,27 |
999,66 |
15 833,22 |
||
220,60 |
44,46 |
27,43 |
260,20 |
15 300,38 |
2 487,94 |
||||
602,46 |
43,85 |
|
|
|
|
||||
2.140 |
Peren: |
|
|
|
|
|
|
||
2.140.1 |
|
— |
— |
— |
— |
— |
— |
||
— |
— |
— |
— |
— |
— |
||||
— |
— |
|
|
|
|
||||
2.140.2 |
|
— |
— |
— |
— |
— |
— |
||
— |
— |
— |
— |
— |
— |
||||
— |
— |
|
|
|
|
||||
2.150 |
Abrikozen 0809 10 00 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
||
— |
— |
— |
— |
— |
— |
||||
— |
— |
|
|
|
|
||||
2.160 |
Kersen 0809 20 95 0809 20 05 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
||
— |
— |
— |
— |
— |
— |
||||
— |
— |
|
|
|
|
||||
2.170 |
Perziken 0809 30 90 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
||
— |
— |
— |
— |
— |
— |
||||
— |
— |
|
|
|
|
||||
2.180 |
Nectarines ex 0809 30 10 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
||
— |
— |
— |
— |
— |
— |
||||
— |
— |
|
|
|
|
||||
2.190 |
Pruimen 0809 40 05 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
||
— |
— |
— |
— |
— |
— |
||||
— |
— |
|
|
|
|
||||
2.200 |
Aardbeien 0810 10 00 |
281,43 |
161,43 |
8 512,69 |
2 097,95 |
4 403,42 |
69 743,98 |
||
971,72 |
195,85 |
120,82 |
1 146,15 |
67 396,86 |
10 959,17 |
||||
2 653,77 |
193,15 |
|
|
|
|
||||
2.205 |
Frambozen 0810 20 10 |
304,95 |
174,92 |
9 224,13 |
2 273,28 |
4 771,43 |
75 572,71 |
||
1 052,93 |
212,21 |
130,92 |
1 241,94 |
73 029,43 |
11 875,06 |
||||
2 875,56 |
209,29 |
|
|
|
|
||||
2.210 |
Blauwe bosbessen (vruchten van de Vaccinium myrtillus) 0810 40 30 |
1 455,44 |
834,84 |
44 024,15 |
10 849,72 |
22 772,69 |
360 687,14 |
||
5 025,34 |
1 012,84 |
624,82 |
5 927,42 |
348 548,77 |
56 676,29 |
||||
13 724,22 |
998,87 |
|
|
|
|
||||
2.220 |
Kiwi's (Actinidia chinensis Planch.) 0810 50 00 |
124,67 |
71,51 |
3 771,05 |
929,37 |
1 950,68 |
30 895,97 |
||
430,46 |
86,76 |
53,52 |
507,74 |
29 856,21 |
4 854,81 |
||||
1 175,60 |
85,56 |
|
|
|
|
||||
2.230 |
Granaatappels ex 0810 90 95 |
106,91 |
61,32 |
3 233,81 |
796,97 |
1 672,78 |
26 494,44 |
||
369,14 |
74,40 |
45,90 |
435,40 |
25 602,81 |
4 163,18 |
||||
1 008,12 |
73,37 |
|
|
|
|
||||
2.240 |
Kaki-appels (daaronder begrepen sharonvrucht) ex 0810 90 95 |
151,52 |
86,91 |
4 583,28 |
1 129,55 |
2 370,83 |
37 550,53 |
||
523,18 |
105,45 |
65,05 |
617,09 |
36 286,82 |
5 900,47 |
||||
1 428,81 |
103,99 |
|
|
|
|
||||
2.250 |
Litchis ex 0810 90 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
14.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 183/45 |
VERORDENING (EG) Nr. 1098/2005 VAN DE COMMISSIE
van 13 juli 2005
houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op eieren en eigeel, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2771/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector eieren (1), en met name op artikel 8, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2771/75 kan het verschil tussen de prijzen van de bij artikel 1, lid 1, van die verordening bedoelde producten in de internationale handel enerzijds en de prijzen in de Gemeenschap anderzijds door een restitutie bij de uitvoer worden overbrugd wanneer deze producten worden uitgevoerd in de vorm van goederen die in de bijlage bij die verordening worden genoemd. |
(2) |
In Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie van 30 juni 2005 houdende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad wat betreft de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen (2), is aangegeven voor welke producten een restitutie moet worden vastgesteld wanneer ze worden uitgevoerd in de vorm van goederen bedoeld in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2771/75. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 dient de restitutie per 100 kg van elk van de betrokken basisproducten te worden vastgesteld voor dezelfde periode als die welke is gekozen voor de vaststelling van de restituties voor dezelfde producten die in onverwerkte toestand worden uitgevoerd. |
(4) |
In artikel 11 van de in het kader van de Uruguayronde gesloten landbouwovereenkomst is bepaald dat de restitutie bij uitvoer van een in een goed verwerkt product niet meer mag bedragen dan de restitutie voor ditzelfde product dat in onverwerkte toestand wordt uitgevoerd. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor slachtpluimvee en eieren, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De restituties die van toepassing zijn op de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 en in artikel 1, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2771/75 opgenomen basisproducten die worden uitgevoerd in de vorm van in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2771/75 vermelde goederen, worden vastgesteld zoals in de bijlage bij deze verordening is aangegeven.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 14 juli 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 13 juli 2005.
Voor de Commissie
Günter VERHEUGEN
Vice-voorzitter
(1) PB L 282 van 1.11.1975, blz. 49. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 van de Commissie (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).
(2) PB L 172 van 5.7.2005, blz. 24.
BIJLAGE
Restituties die met ingang van 14 juli 2005 van toepassing zijn op eieren en eigeel die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen
(EUR/100 kg) |
||||
GN-code |
Omschrijving |
Bestemming (1) |
Restituties |
|
0407 00 |
Vogeleieren in de schaal, vers, verduurzaamd of gekookt: |
|
|
|
– van pluimvee: |
|
|
||
0407 00 30 |
– – andere: |
|
|
|
|
02 |
12,00 |
||
03 |
20,00 |
|||
04 |
6,00 |
|||
|
01 |
6,00 |
||
0408 |
Vogeleieren uit de schaal en eigeel, vers, gedroogd, gestoomd of in water gekookt, in een bepaalde vorm gebracht, bevroren of op andere wijze verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen: |
|
|
|
– eigeel: |
|
|
||
0408 11 |
– – gedroogd: |
|
|
|
ex 0408 11 80 |
– – – geschikt voor menselijke consumptie: |
|
|
|
ongezoet |
01 |
40,00 |
||
0408 19 |
– – andere: |
|
|
|
– – – geschikt voor menselijke consumptie: |
|
|
||
ex 0408 19 81 |
– – – – vloeibaar: |
|
|
|
ongezoet |
01 |
20,00 |
||
ex 0408 19 89 |
– – – – bevroren: |
|
|
|
ongezoet |
01 |
20,00 |
||
– andere: |
|
|
||
0408 91 |
– – gedroogd: |
|
|
|
ex 0408 91 80 |
– – – geschikt voor menselijke consumptie: |
|
|
|
ongezoet |
01 |
75,00 |
||
0408 99 |
– – andere: |
|
|
|
ex 0408 99 80 |
– – – geschikt voor menselijke consumptie: |
|
|
|
ongezoet |
01 |
19,00 |
(1) De bestemmingen zijn:
01 |
Derde landen, met uitzondering van Bulgarije vanaf 1 oktober 2004. Voor Zwitserland en Liechtenstein gelden deze restituties niet voor de goederen die zijn opgenomen in de tabellen I en II bij Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972 en die met ingang van 1 februari 2005 worden uitgevoerd; |
02 |
Bahrein, Hongkong SAR, Jemen, Koeweit, Oman, Qatar, Rusland, Turkije en de Verenigde Arabische Emiraten; |
03 |
de Filipijnen, Japan, Maleisië, Taiwan, Thailand en Zuid-Korea, en |
04 |
Alle bestemmingen, met uitzondering van Zwitserland en van de bestemmingen bedoeld onder 02 en 03. |
14.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 183/47 |
VERORDENING (EG) Nr. 1099/2005 VAN DE COMMISSIE
van 13 juli 2005
ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 808/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken over de informatiemaatschappij
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 808/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken over de informatiemaatschappij, en met name op artikel 8 (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 808/2004 is een gemeenschappelijk kader vastgesteld voor de systematische productie van communautaire statistieken over de informatiemaatschappij. |
(2) |
Krachtens artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 808/2004 zijn uitvoeringsmaatregelen nodig om te bepalen welke gegevens moeten worden verstrekt voor het opstellen van de in de artikelen 3 en 4 van die verordening genoemde statistieken, en om de termijnen voor de indiening ervan vast te stellen. |
(3) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité statistisch programma, dat is opgericht bij Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad (2), |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De gegevens die moeten worden ingediend voor het opstellen van communautaire statistieken over de informatiemaatschappij als bedoeld in artikel 3, lid 2, en artikel 4 van Verordening (EG) nr. 808/2004, worden in de bijlagen I en II bij deze verordening gespecificeerd.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 13 juli 2005.
Voor de Commissie
Joaquín ALMUNIA
Lid van de Commissie
(1) PB L 143 van 30.4.2004, blz. 49.
(2) PB L 181 van 28.6.1989, blz. 47.
BIJLAGE I
Module 1: Het bedrijfsleven en de informatiemaatschappij
1. ONDERWERPEN EN KENMERKEN DAARVAN
a) De voor het referentiejaar 2006 te behandelen onderwerpen uit de lijst in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 808/2004 zijn:
— |
ICT-systemen en het gebruik ervan in bedrijven; |
— |
gebruik van internet en andere elektronische netwerken door bedrijven; |
— |
e-handel en elektronisch zakendoen; |
— |
ICT-veiligheid. |
b.1) De volgende bedrijfskenmerken worden alleen verzameld voor niet in sectie J van de NACE Rev. 1.1 ingedeelde bedrijven:
ICT-systemen en het gebruik ervan in bedrijven
Kenmerken die voor alle bedrijven moeten worden verzameld:
— |
computergebruik. |
Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die computers gebruiken:
— |
percentage werknemers die minstens eenmaal per week een computer gebruiken; |
— |
of er werknemers zijn die geregeld gedurende een deel van de werktijd (minstens een halve dag per week) buiten de gewone werkomgeving van het bedrijf werkzaam zijn en zich via elektronische netwerken in verbinding stellen met de computersystemen van het bedrijf (telewerken); |
— |
moeilijkheden bij het aantrekken van personeel met ICT-vaardigheden in 2005; |
— |
aanwezigheid van draadloze LAN’s; |
— |
aanwezigheid van bedrade LAN’s; |
— |
aanwezigheid van een intranet; |
— |
aanwezigheid van een extranet; |
— |
aanwezigheid van een IT-systeem om het plaatsen en/of ontvangen van orders te beheren; |
— |
mate waarin de traditionele post in de loop van de laatste vijf jaar is vervangen door elektronische communicatiemiddelen (helemaal niet, in geringe mate, in aanzienlijke mate, grotendeels of volledig, niet van toepassing). |
Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die gebruikmaken van telewerken:
— |
telewerken naar type: thuiswerken; |
— |
telewerken naar type: in gebouwen van klanten en/of externe zakenpartners; |
— |
telewerken naar type: geografisch verspreide locaties van hetzelfde bedrijf of dezelfde bedrijfsgroep; |
— |
telewerken naar type: tijdens zakenreizen. |
Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die in 2005 moeilijkheden ondervonden bij het aantrekken van personeel met ICT-vaardigheden:
— |
ICT-gebruikersvaardigheden niet beschikbaar of niet helemaal geschikt in 2005; |
— |
specialistische ICT-vaardigheden niet beschikbaar of niet helemaal geschikt in 2005; |
— |
hoge kosten van ICT-specialisten in 2005. |
Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die beschikken over een IT-systeem om het plaatsen en/of ontvangen van orders te beheren:
— |
IT-systeem voor orderbeheer verbonden met een intern systeem voor het nabestellen van benodigdheden; |
— |
IT-systeem voor orderbeheer verbonden met facturerings- en betalingssystemen; |
— |
IT-systeem voor orderbeheer verbonden met een systeem voor het beheer van de productie, logistiek of serviceactiviteiten; |
— |
IT-systeem voor orderbeheer verbonden met bedrijfssystemen van leveranciers; |
— |
IT-systeem voor orderbeheer verbonden met bedrijfssystemen van klanten. |
Gebruik van internet en andere elektronische netwerken door bedrijven
Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die computers gebruiken:
— |
toegang tot internet. |
Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die toegang hebben tot internet:
— |
percentage werknemers die minstens eenmaal per week een op het World Wide Web aangesloten computer gebruiken; |
— |
internetaansluiting: traditionele modem; |
— |
internetaansluiting: ISDN; |
— |
internetaansluiting: DSL; |
— |
internetaansluiting: andere vaste internetaansluiting; |
— |
internetaansluiting: mobiele aansluiting; |
— |
maximale downloadsnelheid van de internetaansluiting (minder dan 144 Kb/s, 144 Kb/s of meer en minder dan 2 Mb/s, 2 Mb/s of meer); |
— |
internetgebruik voor bancaire en financiële diensten; |
— |
internetgebruik voor opleiding en onderwijs; |
— |
internetgebruik voor marktmonitoring; |
— |
internetgebruik voor de ontvangst van digitale producten; |
— |
internetgebruik voor het verkrijgen van klantenservice; |
— |
internetgebruik voor contacten met overheidsdiensten in 2005; |
— |
aanwezigheid van een eigen website. |
Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die in 2005 via internet contact hadden met overheidsdiensten:
— |
internetgebruik voor het verkrijgen van informatie van de websites van overheidsdiensten in 2005; |
— |
nternetgebruik voor het verkrijgen van formulieren van de websites van overheidsdiensten in 2005; |
— |
internetgebruik voor het terugsturen van ingevulde formulieren naar overheidsdiensten in 2005; |
— |
internetgebruik voor het indienen van een voorstel in een systeem voor elektronische aanbestedingen (e-overheidsopdrachten) in 2005. |
Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die een website hebben:
— |
website voor de marketing van eigen producten; |
— |
website voor het vergemakkelijken van de toegang tot catalogi en prijslijsten; |
— |
website voor het verlenen van klantenondersteuning. |
E-handel en elektronisch zakendoen
Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die toegang hebben tot internet:
— |
orders geplaatst hebben via internet; |
— |
orders ontvangen hebben via internet. |
Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die via internet orders geplaatst hebben:
— |
percentage van de totale aankopen dat resulteert uit via internet geplaatste orders, in percentageklassen ( [0;1[ , [1;5[ , [5;10[ , [10;25[ , [25;100] ). |
Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die via internet orders ontvangen hebben:
— |
percentage van de totale omzet dat resulteert uit via internet ontvangen orders; |
— |
e-verkoop via internet naar klanttype: B2B (Business to Business) en B2G (Business to Government); |
— |
e-verkoop via internet naar klanttype: B2C (Business to Consumer); |
— |
e-verkoop via internet naar bestemming: eigen land; |
— |
e-verkoop via internet naar bestemming: overige EU-landen; |
— |
e-verkoop via internet naar bestemming: rest van de wereld; |
— |
producten verkocht hebben via gespecialiseerde B2B-marktplaatsen. |
Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die computers gebruiken:
— |
orders geplaatst hebben via andere computernetwerken dan internet; |
— |
orders ontvangen hebben via andere computernetwerken dan internet. |
Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die via andere computernetwerken dan internet orders geplaatst hebben:
— |
percentage van de totale aankopen dat resulteert uit via andere computernetwerken dan internet geplaatste orders, in percentageklassen ( [0;1[ , [1;25[ , [25;50[ , [50;75[ , [75;100] ). |
Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die via andere computernetwerken dan internet orders ontvangen hebben:
— |
percentage van de totale omzet dat resulteert uit via andere computernetwerken dan internet ontvangen orders. |
ICT-veiligheid
Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die toegang hebben tot internet:
— |
gebruik van beveiligingsvoorzieningen: viruscontrole of beveiligingssoftware; |
— |
gebruik van beveiligingsvoorzieningen: firewalls; |
— |
gebruik van beveiligingsvoorzieningen: veilige servers; |
— |
gebruik van beveiligingsvoorzieningen: off-site back-up van gegevens; |
— |
gebruik van beveiligingsvoorzieningen: elektronische digitale handtekening als mechanisme voor de authenticatie van de klant; |
— |
gebruik van beveiligingsvoorzieningen: andere authenticatiemechanismen (bv. PIN-code); |
— |
gebruik van beveiligingsvoorzieningen: gegevensversleuteling met het oog op geheimhouding; |
— |
in 2005 ondervonden ICT-gerelateerde problemen die leidden tot een verlies van informatie of arbeidstijd. |
b.2) De volgende bedrijfskenmerken worden verzameld voor bedrijven van de financiële sector die zijn ingedeeld in de klassen 65.12, 65.22, 66.01 en 66.03 van sectie J van de NACE Rev. 1.1:
ICT-systemen en het gebruik ervan in bedrijven
Kenmerken die voor alle ondernemingen moeten worden verzameld:
— |
percentage werknemers die minstens eenmaal per week een computer gebruiken; |
— |
of er werknemers zijn die geregeld gedurende een deel van de werktijd (minstens een halve dag per week) buiten de gewone werkomgeving van het bedrijf werkzaam zijn en zich via elektronische netwerken in verbinding stellen met de computersystemen van het bedrijf (telewerken); |
— |
moeilijkheden bij het aantrekken van personeel met ICT-vaardigheden in 2005; |
— |
aanwezigheid van draadloze LAN’s; |
— |
aanwezigheid van bedrade LAN’s; |
— |
aanwezigheid van een intranet; |
— |
aanwezigheid van een extranet; |
— |
aanwezigheid van een IT-systeem om het ontvangen van orders te beheren; |
— |
mate waarin de traditionele post in de loop van de laatste vijf jaar is vervangen door elektronische communicatiemiddelen (helemaal niet, in geringe mate, in aanzienlijke mate, grotendeels of volledig, niet van toepassing). |
Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven waar wordt getelewerkt:
— |
telewerken naar type: thuiswerken; |
— |
telewerken naar type: in gebouwen van klanten en/of externe zakenpartners; |
— |
telewerken naar type: geografisch verspreide locaties van hetzelfde bedrijf of dezelfde bedrijfsgroep; |
— |
telewerken naar type: tijdens zakenreizen. |
Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die in 2005 moeilijkheden ondervonden bij het aantrekken van personeel met ICT-vaardigheden:
— |
ICT-gebruikersvaardigheden niet beschikbaar of niet helemaal geschikt in 2005; |
— |
specialistische ICT-vaardigheden niet beschikbaar of niet helemaal geschikt in 2005; |
— |
hoge kosten van ICT-specialisten in 2005. |
Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die beschikken over een IT-systeem om de ontvangst van orders te beheren:
— |
IT-systeem voor orderbeheer verbonden met het interne systeem van het bedrijf of de bedrijfsgroep; |
— |
IT-systeem voor orderbeheer verbonden met bedrijfssystemen van klanten. |
Gebruik van internet door bedrijven
Kenmerken die voor alle bedrijven moeten worden verzameld:
— |
toegang tot internet. |
Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die toegang hebben tot internet:
— |
percentage werknemers die minstens eenmaal per week een op het World Wide Web aangesloten computer gebruiken; |
— |
internetaansluiting: traditioneel modem; |
— |
internetaansluiting: ISDN; |
— |
internetaansluiting: DSL; |
— |
internetaansluiting: andere vaste internetaansluiting; |
— |
internetaansluiting: mobiele aansluiting; |
— |
maximale downloadsnelheid van de internetaansluiting (minder dan 144 Kb/s, 144 Kb/s of meer en minder dan 2 Mb/s, 2 Mb/s of meer); |
— |
internetgebruik voor opleiding en onderwijs; |
— |
internetgebruik voor contacten met overheidsdiensten in 2005; |
— |
aanwezigheid van een eigen website. |
Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die in 2005 via internet contact hadden met overheidsdiensten:
— |
internetgebruik voor het verkrijgen van informatie van de websites van overheidsdiensten in 2005; |
— |
internetgebruik voor het verkrijgen van formulieren van de websites van overheidsdiensten in 2005; |
— |
internetgebruik voor het terugsturen van ingevulde formulieren naar overheidsdiensten in 2005; |
— |
internetgebruik voor het indienen van een voorstel in een systeem voor elektronische aanbestedingen (e-overheidsopdrachten) in 2005. |
Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die een website hebben (facultatief):
— |
website voor de marketing van eigen producten/diensten (facultatief). |
E-handel en elektronisch zakendoen
Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die toegang hebben tot internet:
— |
on line verlenen van financiële diensten aan klanten via internet. |
Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die via internet on line financiële diensten hebben verleend:
— |
verlenen van betalingsdiensten; |
— |
verlenen van diensten op het gebied van spaardeposito’s; |
— |
verstrekken van leningen; |
— |
verlenen van beleggingsdiensten; |
— |
aanbieden van levensverzekeringen; |
— |
aanbieden van schade-, ziekte- en ongevallenverzekeringen; |
— |
via internet opdrachten ontvangen hebben voor betalingsdiensten; |
— |
via internet opdrachten ontvangen hebben voor spaardeposito’s; |
— |
via internet opdrachten ontvangen hebben voor leningen; |
— |
via internet opdrachten ontvangen hebben voor beleggingsdiensten; |
— |
via internet opdrachten ontvangen hebben voor levensverzekeringen; |
— |
via internet opdrachten ontvangen hebben voor schade-, ziekte- en ongevallenverzekeringen; |
— |
e-verkoop via internet van financiële diensten voor particulieren naar bestemming: eigen land; |
— |
e-verkoop via internet van financiële diensten voor particulieren naar bestemming: overige EU-landen; |
— |
e-verkoop via internet van financiële diensten voor particulieren naar bestemming: rest van de wereld. |
Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die via internet bankdiensten verlenen:
— |
percentage van het totale aantal rekening-/depositohouders dat via internet opdrachten heeft gegeven, in percentageklassen ( [0;1[ , [1;5[ , [5;10[ , [10;25[ , [25;50[ , [50;100] ); |
— |
percentage van het totale aantal particuliere rekening-/depositohouders dat via internet opdrachten heeft gegeven, in percentageklassen ( [0;1[ , [1;5[ , [5;10[ , [10;25[ , [25;50[ , [50;100] ); |
— |
percentage van het totale aantal zakelijke rekening-/depositohouders dat via internet opdrachten heeft gegeven, in percentageklassen ( [0;1[ , [1;5[ , [5;10[ , [10;25[ , [25;50[ , [50;100] ); |
— |
percentage van de waarde van de via internet gegeven betalingsopdrachten (facultatief), in percentageklassen ( [0;1[ , [1;5[ , [5;10[ , [10;25[ , [25;50[ , [50;100] ); |
— |
percentage van de waarde van de inkomsten uit via internet gegeven opdrachten (facultatief), in percentageklassen ( [0;1[ , [1;5[ , [5;10[ , [10;25[ , [25;50[ , [50;100] ). |
Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die via internet verzekeringen aanbieden:
— |
percentage verzekeringspolissen dat door particuliere klanten via internet is aangevraagd, in percentageklassen ( [0;1[ , [1;5[ , [5;10[ , [10;25[ , [25;50[ , [50;100] ); |
— |
percentage verzekeringspolissen dat door zakelijke klanten via internet is aangevraagd, in percentageklassen ( [0;1[ , [1;5[ , [5;10[ , [10;25[ , [25;50[ , [50;100] ); |
— |
percentage van de waarde van de brutopremies verkregen uit via internet aangevraagde verzekeringspolissen voor particuliere en zakelijke klanten, in percentageklassen ( [0;1[ , [1;5[ , [5;10[ , [10;25[ , [25;50[ , [50;100] ). |
Kenmerken die voor alle bedrijven moeten worden verzameld (facultatief):
— |
ontvangst van opdrachten van klanten via andere netwerken dan internet (facultatief). |
Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die via andere netwerken dan internet opdrachten van klanten ontvangen hebben (facultatief):
— |
gebruik van een netwerk om gegroepeerde betalingsopdrachten te ontvangen van computertoepassingen van zakelijke klanten (facultatief); |
— |
gebruik van een netwerk van gelduitgifteautomaten (bv. ATM’s) in zelfbedieningsruimten om betalingsopdrachten te ontvangen en/of een netwerk voor betalingsopdrachten per creditcard van particuliere klanten/personen (facultatief); |
— |
gebruik van een netwerk om opdrachten te ontvangen van de computersystemen van verkoopagenten die verbonden zijn met het computersysteem van het bedrijf (facultatief); |
— |
overig gebruik van andere elektronische netwerken dan internet (facultatief). |
ICT-veiligheid
Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die toegang hebben tot internet:
— |
gebruik van beveiligingsvoorzieningen: viruscontrole of beveiligingssoftware; |
— |
gebruik van beveiligingsvoorzieningen: firewalls; |
— |
gebruik van beveiligingsvoorzieningen: veilige servers; |
— |
gebruik van beveiligingsvoorzieningen: off-site back-up van gegevens; |
— |
gebruik van beveiligingsvoorzieningen: elektronische digitale handtekening als mechanisme voor de authenticatie van de klant; |
— |
gebruik van beveiligingsvoorzieningen: andere authenticatiemechanismen (bv. PIN-code); |
— |
gebruik van beveiligingsvoorzieningen: gegevensversleuteling met het oog op geheimhouding; |
— |
in 2005 ondervonden ICT-gerelateerde problemen die leidden tot een verlies van informatie of arbeidstijd. |
2. DEKKING
De in punt 1, onder b), van deze bijlage omschreven kenmerken moeten worden verzameld voor de bedrijven die onder de volgende economische activiteiten vallen en aan de hierna genoemde bedrijfsgrootte beantwoorden.
a) Economische activiteit: bedrijven ingedeeld in de volgende categorieën van de NACE Rev. 1.1:
NACE-categorie |
Omschrijving |
Sectie D |
Industrie |
Sectie F |
Bouwnijverheid |
Sectie G |
Groothandel en kleinhandel; reparatie van auto's, motorrijwielen en consumentenartikelen |
Groepen 55.1 en 55.2 |
Hotels en Kampeerterreinen en overige accommodaties voor kortstondig verblijf |
Sectie I |
Vervoer, opslag en communicatie |
Klasse 65.12 |
Overige geldscheppende financiële instellingen |
Klasse 65.22 |
Overige kredietverstrekking |
Klasse 66.01 |
Levensverzekeringen |
Klasse 66.03 |
Schade-, ziekte- en ongevallenverzekeringen |
Sectie K |
Exploitatie van en handel in onroerend goed, verhuur en zakelijke dienstverlening |
Groepen 92.1 en 92.2 |
Activiteiten op het gebied van film en video en radio en televisie |
b) Bedrijfsgrootte: bedrijven met tien of meer werknemers.
c) Geografisch bereik: bedrijven gevestigd op het grondgebied van de lidstaat.
3. REFERENTIEPERIODEN
De referentieperiode is het jaar 2005 voor de variabelen in de rubriek e-handel en elektronisch zakendoen en waar dit zo is aangegeven. De referentieperiode is januari 2006 voor de overige gegevens.
4. ONDERVERDELINGEN
De in punt 1, onder b), van deze bijlage vermelde onderwerpen en kenmerken daarvan worden afzonderlijk verstrekt voor de volgende onderverdelingen:
a) Onderverdeling naar economische activiteit: overeenkomstig de volgende aggregaten van de NACE Rev. 1.1:
NACE-aggregatie
|
DA + DB + DC + DD + DE |
|
DF + DG + DH |
|
DI + DJ |
|
DK + DL + DM + DN |
|
45 |
|
50 |
|
51 |
|
52 |
|
55.1 + 55.2 |
|
60 + 61 + 62 + 63 |
|
64 |
|
65.12 + 65.22 |
|
66.01 + 66.03 |
|
72 |
|
70 + 71 + 73 + 74 |
|
92.1 + 92.2 |
b) Onderverdeling naar grootteklasse: de gegevens worden onderverdeeld naar de volgende grootteklassen van het aantal werknemers:
Grootteklasse
|
10 of meer |
|
10-49 (kleine ondernemingen) |
|
50-249 (middelgrote ondernemingen) |
|
250 of meer (grote ondernemingen) |
c) Geografische onderverdeling: de gegevens worden onderverdeeld naar de volgende regionale groepen:
Regionale groep
|
Regio’s van doelstelling 1 (met inbegrip van regio’s die overgangssteun ontvangen of regio’s van phasing-out-doelstelling 1) |
|
Niet onder doelstelling 1 vallende regio’s |
5. PERIODICITEIT
De gegevens worden eenmaal verstrekt voor het jaar 2006.
6. TERMIJNEN
a) |
De geaggregeerde gegevens, waar nodig gemarkeerd als vertrouwelijk of onbetrouwbaar, als bedoeld in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 808/2004, worden vóór 5 oktober 2006 aan Eurostat toegezonden. Tegen die datum moet de dataset voltooid, gevalideerd en goedgekeurd zijn. Voor het tabellarische, machinaal leesbare transmissieformaat moeten de instructies van Eurostat worden gevolgd. |
b) |
De metagegevens, als bedoeld in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 808/2004, worden vóór 31 juli 2006 aan Eurostat toegezonden. Voor de metagegevens wordt gebruikgemaakt van het door Eurostat verstrekte verslagmodel. |
c) |
Het verslag over de kwaliteit, als bedoeld in artikel 7, lid 4, van Verordening (EG) nr. 808/2004, wordt uiterlijk op 1 december 2006 aan Eurostat toegezonden. Voor het verslag over de kwaliteit wordt gebruikgemaakt van het door Eurostat verstrekte verslagmodel. |
BIJLAGE II
Module 2: Particulieren, huishoudens en de informatiemaatschappij
1. ONDERWERPEN EN KENMERKEN DAARVAN
a) De voor het referentiejaar 2006 te behandelen onderwerpen uit de lijst in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 808/2004 zijn:
— |
toegang tot en gebruik van ICT-systemen door particulieren en/of in huishoudens; |
— |
gebruik van internet voor verschillende doeleinden door particulieren en/of in huishoudens; |
— |
ICT-veiligheid; |
— |
ICT-vaardigheid; |
— |
belemmeringen voor het gebruik van ICT's en internet. |
b) De volgende kenmerken moeten worden verzameld:
|
Toegang tot en gebruik van ICT-systemen door particulieren en/of in huishoudens Kenmerken die voor alle huishoudens moeten worden verzameld:
Kenmerken die moeten worden verzameld voor huishoudens die thuis toegang tot internet hebben:
Kenmerken die voor alle particulieren moeten worden verzameld:
Kenmerken die moeten worden verzameld voor particulieren die de laatste drie maanden een computer hebben gebruikt:
Kenmerken die moeten worden verzameld voor particulieren die een mobiele telefoon gebruiken:
|
|
Gebruik van internet voor verschillende doeleinden door particulieren en/of in huishoudens Kenmerken die voor alle particulieren moeten worden verzameld:
Kenmerken die moeten worden verzameld voor particulieren die internet reeds hebben gebruikt:
Kenmerken die moeten worden verzameld voor particulieren die de laatste drie maanden internet hebben gebruikt:
Kenmerken die moeten worden verzameld voor particulieren die de laatste drie maanden internet hebben gebruikt en belangstelling tonen voor e-overheid:
Kenmerken die moeten worden verzameld voor particulieren die de laatste twaalf maanden internet hebben gebruikt voor internethandel:
Kenmerken die moeten worden verzameld voor particulieren die de laatste twaalf maanden internet hebben gebruikt voor internethandel en die daarbij problemen hebben ondervonden:
|
ICT-veiligheid
Kenmerken die moeten worden verzameld voor particulieren die de laatste drie maanden thuis internet hebben gebruikt:
— |
spam (ongevraagde e-mails die de particulier als junkmail beschouwt en niet wenst te ontvangen). |
ICT-vaardigheid
Kenmerken die moeten worden verzameld voor particulieren die ooit een computer hebben gebruikt:
— |
recentste cursus van ten minste drie uren over enig aspect van computergebruik (in de laatste drie maanden; drie maanden tot een jaar geleden; één tot drie jaar geleden; meer dan drie jaar geleden; nooit een cursus gevolgd); |
— |
computervaardigheden voor het kopiëren of verplaatsen van een bestand of map; |
— |
computervaardigheden voor het gebruik van hulpmiddelen voor kopiëren en plakken om informatie in een document te kopiëren of te verplaatsen; |
— |
computervaardigheden voor het gebruik van elementaire rekenkundige formules in een spreadsheet; |
— |
computervaardigheden voor het comprimeren van bestanden; |
— |
computervaardigheden voor het aansluiten en installeren van nieuwe apparaten, bv. een printer of een modem; |
— |
computervaardigheden voor het schrijven van een computerprogramma met behulp van een gespecialiseerde programmeertaal. |
Kenmerken die moeten worden verzameld voor particulieren die ooit internet hebben gebruikt:
— |
internetvaardigheden voor het gebruik van een zoekmachine om informatie te zoeken; |
— |
internetvaardigheden voor het verzenden van e-mails met bijgevoegde bestanden; |
— |
internetvaardigheden voor het plaatsen van berichten in chatrooms, nieuwsgroepen of een on-linediscussieforum; |
— |
internetvaardigheden voor het gebruik van internet om te telefoneren; |
— |
internetvaardigheden voor het gebruik van „peer-to-peer file sharing” (uitwisseling van bestanden zonder centrale server) voor de uitwisseling van films, muziek, enz.; |
— |
internetvaardigheden voor het maken van een webpagina. |
Kenmerken die moeten worden verzameld voor particulieren die een of meer van de computer of internetvaardigheden bezitten:
— |
wijze waarop de e vaardigheden zijn verworven: formele onderwijsinstelling; |
— |
wijze waarop de e-vaardigheden zijn verworven: cursussen in een centrum voor volwassenenonderwijs (maar niet op initiatief van de werkgever); |
— |
wijze waarop de e-vaardigheden zijn verworven: cursussen beroepsopleiding (op verzoek van de werkgever); |
— |
wijze waarop de e-vaardigheden zijn verworven: zelfstudie met behulp van boeken, cd-rom’s, enz.; |
— |
wijze waarop de e-vaardigheden zijn verworven: zelfstudie in de betekenis van al doende leren; |
— |
wijze waarop de e-vaardigheden zijn verworven: informele hulp van collega’s, verwanten, vrienden; |
— |
wijze waarop de e-vaardigheden zijn verworven: andere wijze. |
Belemmeringen voor het gebruik van ICT's en internet
Kenmerken die moeten worden verzameld voor huishoudens die thuis geen toegang tot internet hebben:
— |
belemmeringen voor internettoegang thuis: heb elders toegang; |
— |
belemmeringen voor internettoegang thuis: wil internet niet (vanwege schadelijke inhoud, enz.); |
— |
belemmeringen voor internettoegang thuis: heb internet niet nodig (omdat het niet nuttig is, niet interessant, enz.); |
— |
belemmeringen voor internettoegang thuis: apparatuurkosten te hoog; |
— |
belemmeringen voor internettoegang thuis: toegangskosten te hoog; |
— |
belemmeringen voor internettoegang thuis: ontoereikende vaardigheden; |
— |
belemmeringen voor internettoegang thuis: lichamelijke invaliditeit; |
— |
belemmeringen voor internettoegang thuis: bezorgdheid over privacy of veiligheid; |
— |
belemmeringen voor internettoegang thuis: andere. |
Kenmerken die moeten worden verzameld voor particulieren die de laatste drie maanden internet hebben gebruikt en die internet nog niet gebruiken in de plaats van persoonlijke contacten met of bezoeken aan overheidsdiensten:
— |
belemmeringen voor het gebruik van e-overheid: benodigde diensten zijn on line niet beschikbaar of moeilijk te vinden; |
— |
belemmeringen voor het gebruik van e-overheid: er is geen persoonlijk contact; |
— |
belemmeringen voor het gebruik van e-overheid: er wordt niet onmiddellijk antwoord gegeven; |
— |
belemmeringen voor het gebruik van e-overheid: bezorgdheid over de bescherming en beveiliging van persoonsgegevens; |
— |
belemmeringen voor het gebruik van e-overheid: extra kosten; |
— |
belemmeringen voor het gebruik van e-overheid: te ingewikkeld; |
— |
belemmeringen voor het gebruik van e-overheid: andere. |
Kenmerken die moeten worden verzameld voor particulieren die de laatste twaalf maanden internet hebben gebruikt, maar niet voor internethandel:
— |
belemmeringen voor internethandel: heb er geen behoefte aan; |
— |
belemmeringen voor internethandel: ga liever persoonlijk winkelen, wil het product zien, winkeltrouw, macht der gewoonte; |
— |
belemmeringen voor internethandel: ontoereikende vaardigheden; |
— |
belemmeringen voor internethandel: de levering van via internet bestelde goederen is een probleem; |
— |
belemmeringen voor internethandel: bezorgdheid over beveiliging of privacy; |
— |
belemmeringen voor internethandel: onvoldoende vertrouwen wat betreft de ontvangst of het terugsturen van goederen, bezorgdheid over klacht en verhaalmogelijkheden; |
— |
belemmeringen voor internethandel: geen betaalkaart waarmee via internet kan worden betaald; |
— |
belemmeringen voor internethandel: snelheid van de internetverbinding is te laag; |
— |
belemmeringen voor internethandel: andere. |
2. DEKKING
a) |
De te vertegenwoordigen statistische eenheden voor de in punt 1, onder b), vermelde kenmerken die betrekking hebben op huishoudens, zijn de huishoudens waarvan ten minste één lid tot de leeftijdsgroep 16-74 behoort. |
b) |
De te vertegenwoordigen statistische eenheden voor de in punt 1, onder b), vermelde kenmerken die betrekking hebben op particulieren, zijn de particulieren in de leeftijdsgroep 16-74. |
c) |
Het geografische bereik omvat de huishoudens en/of particulieren die op het grondgebied van de lidstaat wonen. |
3. REFERENTIEPERIODEN
De referentieperiode voor de te verzamelen statistieken is het eerste kwartaal van 2006.
4. ONDERVERDELINGEN
a) |
Voor de in punt 1, onder b), van deze bijlage vermelde onderwerpen en kenmerken daarvan die betrekking hebben op huishoudens, worden de volgende achtergrondkenmerken verzameld:
|
b) |
Voor de in punt 1, onder b), van deze bijlage vermelde onderwerpen en kenmerken daarvan die betrekking hebben op particulieren, worden de volgende achtergrondkenmerken verzameld:
|
5. PERIODICITEIT
De gegevens worden eenmaal verstrekt voor het jaar 2006.
6. TERMIJNEN VOOR DE INDIENING VAN DE RESULTATEN
a) |
De geaggregeerde gegevens, waar nodig gemarkeerd als vertrouwelijk of onbetrouwbaar, als bedoeld in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 808/2004, worden vóór 5 oktober 2006 aan Eurostat toegezonden. Tegen die datum moet de dataset voltooid, gevalideerd en goedgekeurd zijn. Voor het tabellarische, machinaal leesbare transmissieformaat moeten de instructies van Eurostat worden gevolgd. |
b) |
De metagegevens, als bedoeld in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 808/2004, worden vóór 31 juli 2006 aan Eurostat toegezonden. Voor de metagegevens wordt gebruikgemaakt van het door Eurostat verstrekte verslagmodel. |
c) |
Het verslag over de kwaliteit, als bedoeld in artikel 7, lid 4, van Verordening (EG) nr. 808/2004, wordt uiterlijk op 1 december 2006 aan Eurostat toegezonden. Voor het verslag over de kwaliteit wordt gebruikgemaakt van het door Eurostat verstrekte verslagmodel. |
14.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 183/63 |
VERORDENING (EG) Nr. 1100/2005 VAN DE COMMISSIE
van 13 juli 2005
tot vaststelling, voor het verkoopseizoen 2005/2006, van de aan de telers van gedroogde vijgen te betalen minimumprijs en van de productiesteun voor gedroogde vijgen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector verwerkte producten op basis van groenten en fruit (1), en met name op artikel 6 ter, lid 3, en artikel 6 quater, lid 7,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De periode van het verkoopseizoen voor gedroogde vijgen is vastgesteld in artikel 3, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1535/2003 van de Commissie van 29 augustus 2003 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad wat de steunregeling voor verwerkte producten op basis van groenten en fruit betreft (2). |
(2) |
Gedroogde vijgen komen alleen in aanmerking voor de desbetreffende minimumprijs en productiesteun, indien ze voldoen aan de criteria die zijn vastgesteld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1573/1999 van de Commissie van 19 juli 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad, wat betreft de kenmerken van gedroogde vijgen die voor productiesteun in aanmerking komen (3). |
(3) |
De minimumprijs en de productiesteun voor het verkoopseizoen 2005/2006 moeten worden bepaald overeenkomstig de in, respectievelijk, artikel 6 ter en artikel 6 quater van Verordening (EG) nr. 2201/96 vastgestelde criteria. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor verwerkte producten op basis van groenten en fruit, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor het verkoopseizoen 2005/2006 bedraagt de in artikel 6 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2201/96 bedoelde minimumprijs af teler voor gedroogde vijgen 878,86 EUR per ton nettogewicht.
Voor het verkoopseizoen 2005/2006 bedraagt de in artikel 6 bis, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2201/96 bedoelde productiesteun voor gedroogde vijgen 258,57 EUR per ton nettogewicht.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 13 juli 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 297 van 21.11.1996, blz. 29. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2004 van de Commissie (PB L 64 van 2.3.2004, blz. 25).
(2) PB L 218 van 30.8.2003, blz. 14. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 180/2005 (PB L 30 van 3.2.2005, blz. 7).
(3) PB L 187 van 20.7.1999, blz. 27.
14.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 183/64 |
VERORDENING (EG) Nr. 1101/2005 VAN DE COMMISSIE
van 13 juli 2005
tot vaststelling, voor het verkoopseizoen 2005/2006, van het steunbedrag voor peren voor verwerking
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector verwerkte producten op basis van groenten en fruit (1), en met name op artikel 6, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 3, lid 3, onder c), van Verordening (EG) nr. 1535/2003 van de Commissie van 29 augustus 2003 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad wat de steunregeling voor verwerkte producten op basis van groenten en fruit betreft (2) is bepaald dat de Commissie uiterlijk op 15 juni het steunbedrag voor peren voor verwerking bekendmaakt. |
(2) |
Het gemiddelde van de hoeveelheden peren die in de laatste drie verkoopseizoenen in het kader van de steunregeling zijn verwerkt, bedraagt 11 946 t meer dan de communautaire drempel. |
(3) |
Voor de lidstaten die hun verwerkingsdrempel hebben overschreden, moet het steunbedrag voor peren voor verwerking voor het verkoopseizoen 2005/2006 derhalve overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2201/96 worden gewijzigd ten opzichte van het bij artikel 4, lid 2, van die verordening vastgestelde bedrag. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor op basis van groenten en fruit verwerkte producten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor het verkoopseizoen 2005/2006 wordt de steun voor de in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2201/96 bedoelde peren vastgesteld op:
— |
161,70 EUR per ton voor de Tsjechische Republiek, |
— |
155,23 EUR per ton voor Griekenland, |
— |
157,59 EUR per ton voor Spanje, |
— |
161,70 EUR per ton voor Frankrijk, |
— |
124,58 EUR per ton voor Italië, |
— |
161,70 EUR per ton voor Hongarije, |
— |
159,09 EUR per ton voor Nederland, |
— |
161,70 EUR per ton voor Oostenrijk, |
— |
161,70 EUR per ton voor Portugal. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 13 juli 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 297 van 21.11.1996, blz. 29. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2004 van de Commissie (PB L 64 van 2.3.2004, blz. 25).
(2) PB L 218 van 30.8.2003, blz. 14. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 180/2005 (PB L 30 van 3.2.2005, blz. 7).
14.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 183/65 |
VERORDENING (EG) Nr. 1102/2005 VAN DE COMMISSIE
van 13 juli 2005
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 32/2000 van de Raad in het licht van de wijzigingen van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 32/2000 van de Raad van 17 december 1999 betreffende de opening en het beheer van de in de GATT geconsolideerde communautaire tariefcontingenten en van enkele andere communautaire tariefcontingenten alsmede tot vaststelling van de voorwaarden voor de wijziging of aanpassing van die contingenten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1808/95 van de Raad (1), en met name op artikel 9, lid 1, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (2), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1810/2004 van de Commissie (3), werden de GN-codes voor bepaalde producten van de bijlagen III, IV en V bij Verordening (EG) nr. 32/2000 gewijzigd. Deze bijlagen moeten daarom dienovereenkomstig worden aangepast. |
(2) |
Deze verordening moet van toepassing zijn vanaf de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1810/2004. |
(3) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 32/2000 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In bijlage III worden de codes voor volgnummer 09.0107 als volgt gewijzigd:
|
2) |
Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
In bijlage V worden in de lijst voor de Taric-codes de codes voor volgnummer 09.0103 in de kolom „GN-code” als volgt gewijzigd:
|
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 13 juli 2005.
Voor de Commissie
László KOVÁCS
Lid van de Commissie
(1) PB L 5 van 8.1.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 545/2004 van de Commissie (PB L 87 van 25.3.2004, blz. 12).
(2) PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 493/2005 (PB L 82 van 31.3.2005, blz. 1).
(3) PB L 327 van 30.10.2004, blz. 1.
14.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 183/67 |
VERORDENING (EG) Nr. 1103/2005 VAN DE COMMISSIE
van 13 juli 2005
betreffende de aanvragen van certificaten voor de invoer van rijst van oorsprong uit Egypte in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 955/2005 voor het jaar 2005 geopende tariefcontingent
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 955/2005 van de Commissie van 23 juni 2005 houdende opening van een contingent voor de invoer in de Gemeenschap van rijst van oorsprong uit Egypte (2), en met name op artikel 4, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De aanvragen van certificaten voor de invoer van rijst van GN-code 1006 die zijn ingediend in de periode van 1 tot en met 4 juli 2005 om 13.00 uur en vervolgens aan de Commissie zijn meegedeeld, hebben betrekking op een hoeveelheid van 59 135 t, terwijl de maximaal in te voeren hoeveelheid 9 342 t rijst van GN-code 1006 bedraagt, overeenkomstig het Protocol bij de Euro-mediterrane overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Arabische Republiek Egypte, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie (3), welk protocol is gehecht aan Besluit 2005/89/EG van de Raad (4). |
(2) |
Derhalve moet het verlagingspercentage worden vastgesteld dat moet worden toegepast op de certificaataanvragen die zijn ingediend tot en met 4 juli 2005 om 13.00 uur en waarvoor het overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1785/2003 berekende douanerecht met 100 % wordt verlaagd. |
(3) |
Bovendien mogen geen invoercertificaten meer worden afgegeven die recht geven op een verlaging van het douanerecht met 100 % voor het jaar 2005. |
(4) |
In verband met de inhoud van deze verordening moet zij in werking treden op de dag van haar bekendmaking, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De certificaten voor de invoer van rijst van GN-code 1006 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 955/2005 geopende contingent, waarvoor de aanvragen tot en met 4 juli 2005 om 13.00 uur zijn ingediend en vervolgens aan de Commissie zijn meegedeeld, worden afgegeven voor de aangevraagde hoeveelheden waarop een verlagingspercentage van 84,202249 % is toegepast.
Artikel 2
De certificaten voor de invoer van rijst van GN-code 1006 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 955/2005 geopende contingent, waarvoor de aanvragen zijn ingediend in de periode van 4 juli 2005 om 13.00 uur tot het einde van het jaar 2005, worden niet meer afgegeven.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 13 juli 2005.
Voor de Commissie
J. M. SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96.
(2) PB L 164 van 24.6.2005, blz. 5.
(3) PB L 31 van 4.2.2005, blz. 31.
(4) PB L 31 van 4.2.2005, blz. 30.
14.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 183/68 |
VERORDENING (EG) Nr. 1104/2005 VAN DE COMMISSIE
van 13 juli 2005
tot vaststelling van de in Verordening (EG) nr. 2375/2002 bedoelde verminderingscoëfficiënt in het kader van deelcontingent III voor zachte tarwe van een andere dan van hoge kwaliteit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 2375/2002 van de Commissie van 27 december 2002 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van zachte tarwe van een andere dan van hoge kwaliteit uit derde landen en tot afwijking van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad (2), en met name op artikel 5, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 2375/2002 is een jaarlijks tariefcontingent van 2 981 600 t zachte tarwe van een andere dan van hoge kwaliteit geopend. Dit contingent bestaat uit drie deelcontingenten. |
(2) |
In artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2375/2002 is deelcontingent III voor de periode van 1 juli tot en met 30 september 2005 vastgesteld op 592 900 t. |
(3) |
De overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2375/2002 gevraagde hoeveelheden overschrijden de beschikbare hoeveelheid. Derhalve moet door vaststelling van de op 11 juli 2005 gevraagde hoeveelheden toe te passen verminderingscoëfficiënt worden bepaald in hoeverre de certificaten afgegeven kunnen worden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Elke op 11 juli 2005 overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 2375/2002 ingediende en aan de Commissie meegedeelde invoercertificaataanvraag voor deelcontingent III voor zachte tarwe van een andere dan van hoge kwaliteit wordt ingewilligd tot 1,84593 % van de gevraagde hoeveelheden.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 14 juli 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 13 juli 2005.
Voor de Commissie
J. M. SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.
(2) PB L 358 van 31.12.2002, blz. 88. Verordning laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1111/2003 (PB L 158 van 27.6.2003, blz. 21).
14.7.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 183/69 |
VERORDENING (EG) Nr. 1105/2005 VAN DE COMMISSIE
van 13 juli 2005
tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector eieren voor de periode vanaf 14 juli 2005
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2771/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector eieren (1), en met name op artikel 8, lid 3, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het verschil tussen de prijzen van de in artikel 1, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2771/75 bedoelde producten op de wereldmarkt en in de Gemeenschap kan ingevolge artikel 8 van genoemde verordening worden overbrugd door een restitutie bij de uitvoer. |
(2) |
De toepassing van deze regels en criteria op de huidige marktsituatie in de sector eieren leidt tot de vaststelling van een restitutiebedrag waardoor de Gemeenschap aan de internationale handel kan deelnemen en waarbij ook rekening wordt gehouden met de aard van de uitvoer van deze producten, alsmede met hun huidige belang. |
(3) |
Op grond van de huidige marktsituatie in een aantal derde landen en de concurrentie voor bepaalde bestemmingen, moet een naar bestemming gedifferentieerde restitutie worden vastgesteld voor bepaalde producten van de sector eieren. |
(4) |
In artikel 21 van Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie van 15 april 1999 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten (2), is bepaald dat geen restitutie wordt verleend indien de producten op de dag waarop de aangifte ten uitvoer wordt aanvaard, niet van gezonde handelskwaliteit zijn. Om ervoor te zorgen dat de geldende regelgeving uniform wordt toegepast, moet worden bepaald dat de eiproducten als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 2771/75 uitsluitend voor restitutie in aanmerking komen indien zij het keurmerk dragen dat is vastgesteld bij Richtlijn 89/437/EEG van de Raad van 20 juni 1989 inzake hygiëne- en gezondheidsvraagstukken bij de bereiding en het in de handel brengen van eiproducten (3). |