|
ISSN 1725-2598 |
||
|
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 125 |
|
|
||
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
48e jaargang |
|
Inhoud |
|
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing |
Bladzijde |
|
|
|
||
|
|
|
||
|
|
* |
Richtlijn 2005/34/EG van de Commissie van 17 mei 2005 tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde etoxazool en tepraloxydim op te nemen als werkzame stoffen ( 1 ) |
|
|
|
II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing |
|
|
|
|
Raad |
|
|
|
* |
||
|
|
|
Commissie |
|
|
|
* |
Beschikking van de Commissie van 8 september 2004 betreffende de steunregeling die België voornemens is ten uitvoer te leggen ten gunste van coördinatiecentra (Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 3348) ( 1 ) |
|
|
|
* |
Beschikking van de Commissie van 17 mei 2005 betreffende stamboekcertificaten en gegevens voor raszuivere fokrunderen en sperma, eicellen en embryo’s daarvan (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 1436) ( 1 ) |
|
|
|
Rectificaties |
|
|
|
* |
|
|
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
|
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing
|
18.5.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 125/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 745/2005 VAN DE COMMISSIE
van 17 mei 2005
tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
|
(2) |
Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 18 mei 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 mei 2005.
Voor de Commissie
J. M. SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1947/2002 (PB L 299 van 1.11.2002, blz. 17).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 17 mei 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
|
(EUR/100 kg) |
||
|
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
|
0702 00 00 |
052 |
109,7 |
|
204 |
68,9 |
|
|
212 |
111,6 |
|
|
999 |
96,7 |
|
|
0707 00 05 |
052 |
124,4 |
|
999 |
124,4 |
|
|
0709 90 70 |
052 |
97,2 |
|
999 |
97,2 |
|
|
0805 10 20 |
052 |
42,9 |
|
204 |
42,0 |
|
|
212 |
59,6 |
|
|
220 |
49,1 |
|
|
388 |
61,4 |
|
|
400 |
48,6 |
|
|
624 |
61,5 |
|
|
999 |
52,2 |
|
|
0805 50 10 |
052 |
49,0 |
|
382 |
61,5 |
|
|
388 |
64,7 |
|
|
528 |
67,7 |
|
|
624 |
62,5 |
|
|
999 |
61,1 |
|
|
0808 10 80 |
388 |
86,6 |
|
400 |
125,5 |
|
|
404 |
85,6 |
|
|
508 |
66,4 |
|
|
512 |
63,8 |
|
|
524 |
57,3 |
|
|
528 |
66,8 |
|
|
720 |
78,7 |
|
|
804 |
110,8 |
|
|
999 |
82,4 |
|
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.
|
18.5.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 125/3 |
VERORDENING (EG) Nr. 746/2005 VAN DE COMMISSIE
van 17 mei 2005
betreffende de afgifte van uitvoercertificaten van het A3-stelsel in de sector groenten en fruit (tomaten, sinaasappelen, citroenen en appelen)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit (1), en met name op artikel 35, lid 3, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 633/2005 van de Commissie (2) is een openbare inschrijving geopend en zijn de indicatieve eenheidsbedragen van de restitutie en de indicatieve hoeveelheden vastgesteld waarvoor uitvoercertificaten van het A3-stelsel worden aangevraagd. |
|
(2) |
Afhankelijk van de ingediende offertes moeten de maximale eenheidsbedragen van de restitutie worden vastgesteld, alsmede de afgiftepercentages voor de offertes waarin de maximumrestitutie wordt gevraagd. |
|
(3) |
Voor tomaten, sinaasappelen, citroenen en appelen bedraagt de maximale restitutie die nodig is voor de toekenning van certificaten voor de totale indicatieve hoeveelheid, binnen de grenzen van de hoeveelheden waarvoor offertes zijn ingediend, niet meer dan anderhalf maal de indicatieve restitutie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De maximale eenheidsbedragen van de restituties en de afgiftepercentages voor tomaten, sinaasappelen, citroenen en appelen in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 633/2005 geopende openbare inschrijving zijn vastgesteld in de bijlage.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 18 mei 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 mei 2005.
Voor de Commissie
J. M. SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 297 van 21.11.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 47/2003 van de Commissie (PB L 7 van 11.1.2003, blz. 64).
(2) PB L 106 van 27.4.2005, blz. 4.
BIJLAGE
Afgifte van uitvoercertificaten van het A3-stelsel in de sector groenten en fruit (tomaten, sinaasappelen, citroenen en appelen)
|
Product |
Maximaal eenheidsbedrag van de restitutie (EUR/t netto) |
Afgiftepercentage voor de hoeveelheden waarvoor het maximale eenheidsbedrag van de restitutie wordt gevraagd |
|
Tomaten |
0 |
100 % |
|
Sinaasappelen |
50 |
100 % |
|
Citroenen |
— |
100 % |
|
Appelen |
46 |
100 % |
|
18.5.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 125/5 |
RICHTLIJN 2005/34/EG VAN DE COMMISSIE
van 17 mei 2005
tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde etoxazool en tepraloxydim op te nemen als werkzame stoffen
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 6, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Frankrijk heeft overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG op 21 april 1998 van Sumitomo Chemical Agro Europe SA een aanvraag ontvangen tot opneming van de werkzame stof etoxazool, voorheen ook „etoxazol” genaamd, in bijlage I bij die richtlijn. Bij Beschikking 1999/43/EG van de Commissie (2) is bevestigd dat het dossier „volledig” is, dat wil zeggen dat het in beginsel voldoet aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij Richtlijn 91/414/EEG. |
|
(2) |
Spanje heeft op 11 september 1997 overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van BASF AG een aanvraag ontvangen tot opneming van de werkzame stof tepraloxydim in bijlage I bij die richtlijn. Bij Beschikking 98/512/EG van de Commissie (3) is bevestigd dat het dossier „volledig” is, dat wil zeggen dat het in beginsel voldoet aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij Richtlijn 91/414/EEG. |
|
(3) |
De uitwerking van deze werkzame stoffen op de gezondheid van de mens en op het milieu is overeenkomstig het bepaalde in artikel 6, leden 2 en 4, van Richtlijn 91/414/EEG beoordeeld voor de door de aanvragers voorgestelde toepassingen. De als rapporteur aangewezen lidstaten hebben op 8 oktober 2001 bij de Commissie een ontwerp-evaluatieverslag ingediend voor etoxazool en op 21 januari 2002 voor tepraloxydim. |
|
(4) |
De ontwerp-evaluatieverslagen zijn door de lidstaten en de Commissie onderzocht in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid. Dit onderzoek is op 3 december 2004 afgesloten met evaluatieverslagen van de Commissie over etoxazool en tepraloxydim. |
|
(5) |
Bij het onderzoek van etoxazool en tepraloxydim zijn geen vragen of problemen aan het licht gekomen waarover het Wetenschappelijk Comité voor planten of de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid moesten worden geraadpleegd. |
|
(6) |
Uit de verschillende analyses is gebleken dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stoffen bevatten in het algemeen zullen voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a) en b), en lid 3, van Richtlijn 91/414/EEG gestelde eisen, met name voor de toepassingen waarvoor ze zijn onderzocht en die zijn opgenomen in de evaluatieverslagen van de Commissie. Etoxazool en tepraloxydim moeten derhalve in bijlage I worden opgenomen om ervoor te zorgen dat gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stoffen bevatten in alle lidstaten kunnen worden toegelaten overeenkomstig het bepaalde in die richtlijn. |
|
(7) |
De lidstaten moeten na de opneming van etoxazool en tepraloxydim in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG over een redelijke termijn beschikken om de bepalingen van die richtlijn ten uitvoer te leggen ten aanzien van gewasbeschermingsmiddelen die deze stoffen bevatten en met name om binnen deze termijn bestaande voorlopige toelatingen overeenkomstig die richtlijn om te zetten in volwaardige toelatingen, ze te wijzigen of in te trekken. |
|
(8) |
Richtlijn 91/414/EEG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
|
(9) |
De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige richtlijn.
Artikel 2
1. De lidstaten dienen uiterlijk op 30 november 2005 de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie die bepalingen onverwijld mee, alsmede een transponeringstabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.
Zij passen deze bepalingen toe met ingang van 1 december 2005.
Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van de bepalingen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 3
1. De lidstaten moeten de toelating voor ieder gewasbeschermingsmiddel dat etoxazool of tepraloxydim bevat, onderzoeken om ervoor te zorgen dat de in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG vastgestelde voorwaarden voor deze werkzame stoffen in acht zijn genomen. Indien nodig en uiterlijk op 30 november 2005 wijzigen zij de toelatingen of trekken zij deze in overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG.
2. Elk gewasbeschermingsmiddel dat etoxazool of tepraloxydim als enige werkzame stof of als één van de uiterlijk op 31 mei 2005 in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG opgenomen werkzame stoffen bevat, moet opnieuw door de lidstaten worden beoordeeld overeenkomstig de in bijlage VI bij Richtlijn 91/414/EEG vastgestelde uniforme beginselen en op basis van een dossier dat voldoet aan de in bijlage III bij voornoemde richtlijn gestelde eisen. Op basis van die beoordeling bepalen zij of het middel voldoet aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1, onder b), c), d) en e), van Richtlijn 91/414/EEG.
Daarna zorgen de lidstaten ervoor dat:
|
a) |
wanneer het een product betreft dat etoxazool of tepraloxydim als enige werkzame stof bevat, de toelating, indien nodig, uiterlijk op 30 november 2006 wordt gewijzigd of ingetrokken, of |
|
b) |
wanneer het een product betreft dat etoxazool of tepraloxydim als een van de werkzame stoffen bevat, de toelating zo nodig wordt gewijzigd of ingetrokken, en wel uiterlijk op 30 november 2006 of, mocht dit later zijn, op de datum die voor een dergelijke wijziging of intrekking is vastgesteld in de respectieve richtlijn of richtlijnen waarbij de stof of stoffen in kwestie aan bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG is of zijn toegevoegd. |
Artikel 4
Deze richtlijn treedt in werking op 1 juni 2005.
Artikel 5
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 17 mei 2005.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/25/EG (PB L 90 van 8.4.2005, blz. 1).
(2) PB L 14 van 19.1.1999, blz. 30.
(3) PB L 228 van 15.8.1998, blz. 35.
BIJLAGE
In bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG worden aan het einde van de tabel de volgende rijen toegevoegd
|
Nr. |
Benaming, identificatienummers |
IUPAC-benaming |
Zuiverheid (1) |
Inwerkingtreding |
Geldigheidsduur |
Bijzondere bepalingen |
|
„100 |
Etoxazool CAS nr. 153233-91-1 CIPAC nr. 623 |
(RS)-5-tert-butyl-2-[2-(2,6-difluorophenyl)-4,5-dihydro-1,3-oxazol-4-yl] fenetool |
≥ 948 g/kg |
1 juni 2005 |
31 mei 2015 |
De stof mag alleen worden toegelaten voor gebruik als acaricide. Voor de toepassing van de in bijlage VI opgenomen uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over etoxazool, met name de aanhangsels I en II, dat op 3 december 2004 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd. Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan de bescherming van waterorganismen. Zo nodig moeten risicoverlagende maatregelen worden toegepast. |
|
101 |
Tepraloxydim CAS nr. 149979-41-9 CIPAC nr. 608 |
(EZ)-(RS)-2-{1-[(2E)-3-chloorallyloximino]propyl}-3-hydroxy-5-perhydropyran-4-ylcyclohex-2-en-1-on |
≥ 920 g/kg |
1 juni 2005 |
31 mei 2015 |
De stof mag alleen worden toegestaan voor gebruik als herbicide. Voor de toepassing van de in bijlage VI opgenomen uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over tepraloxydim, en met name de aanhangsels I en II, dat op 3 december 2004 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd. Bij hun algemene evaluatie moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan de bescherming van terrestrische geleedpotigen die niet tot de doelsoorten behoren. Zo nodig moeten risicoverlagende maatregelen worden toegepast. |
(1) Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.”
II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing
Raad
|
18.5.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 125/8 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 10 mei 2005
tot wijziging van Besluit 1999/70/EG betreffende de externe accountants van de nationale centrale banken, met betrekking tot de externe accountants van de Nationale Bank van België/Banque Nationale de Belgique en de Bank van Griekenland
(2005/377/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Protocol betreffende de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, gehecht aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 27, lid 1,
Gelet op Aanbeveling ECB/2005/7 van de Europese Centrale Bank van 7 april 2005 aan de Raad van de Europese Unie betreffende de externe accountant van de Bank of Greece (1) en Aanbeveling ECB/2005/8 van de Europese Centrale Bank van 7 april 2005 aan de Raad van de Europese Unie betreffende de externe accountant van de Nationale Bank van België/Banque Nationale de Belgique (2),
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
De rekeningen van de Europese Centrale Bank (ECB) en van de nationale centrale banken van het Eurosysteem moeten worden gecontroleerd door onafhankelijke externe accountants, die op aanbeveling van de Raad van bestuur van de ECB zijn aanvaard door de Raad van de Europese Unie. |
|
(2) |
Het mandaat van de huidige externe accountants van de Nationale Bank van België/Banque Nationale de Belgique (hierna „NBB/BNB” genoemd) is geëindigd en zal niet worden verlengd. Het is derhalve noodzakelijk om met ingang van het boekjaar 2005 nieuwe externe accountants te benoemen. |
|
(3) |
De NBB/BNB heeft Ernst & Young Bedrijfsrevisoren/Réviseurs d’Entreprises als haar nieuwe externe accountants geselecteerd, zulks overeenkomstig haar regels inzake openbare aanbesteding, en de ECB is van mening dat de geselecteerde accountants voldoen aan de noodzakelijke vereisten voor benoeming. |
|
(4) |
De Raad van bestuur van de ECB beveelt aan dat de externe accountants voor drie jaar worden benoemd, met de mogelijkheid van eenmalige verlenging. |
|
(5) |
Onder Grieks recht mag een externe accountant niet voor meer dan vier boekjaren worden benoemd. Bijgevolg mag het mandaat van Charalambos Stathakis, één van de twee huidige externe accountants, niet worden verlengd. De Bank van Griekenland mag, onder Grieks recht, Ernst & Young (Hellas) Certified Auditors SA aanhouden als haar externe accountant, mits de verantwoordelijke partner wordt gerouleerd. |
|
(6) |
De Bank van Griekenland heeft besloten dat Ernst & Young (Hellas) Certified Auditors SA haar enige externe accountant zal zijn voor het boekjaar 2005 en de ECB is van mening dat deze firma voldoet aan de noodzakelijke vereisten voor een dergelijke benoeming. |
|
(7) |
De Raad van bestuur van de ECB heeft aanbevolen om het bestaande mandaat van de externe accountant te continueren voor een periode van één jaar, met de mogelijkheid van verlenging. |
|
(8) |
Het is raadzaam om de aanbevelingen van de Raad van bestuur van de ECB te volgen en Besluit 1999/70/EG (3) dienovereenkomstig aan te passen, |
BESLUIT:
Artikel 1
Artikel 1, lid 1, van Besluit 1999/70/EG wordt vervangen door:
„1. Ernst & Young Bedrijfsrevisoren/Réviseurs d’Entreprises worden aanvaard als externe accountants van de Nationale Bank van België/Banque Nationale de Belgique, met ingang van het boekjaar 2005 voor een periode van drie jaar, met de mogelijkheid van eenmalige verlenging.”.
Artikel 2
Artikel 1, lid 12, van Besluit 1999/70/EG wordt vervangen door:
„12. Ernst & Young (Hellas) Certified Auditors SA worden aanvaard als externe accountants van de Bank van Griekenland voor het boekjaar 2005, met de mogelijkheid van verlenging voor één jaar.”.
Artikel 3
Dit besluit wordt ter kennis gebracht van de Europese Centrale Bank.
Artikel 4
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 10 mei 2005.
Voor de Raad
De voorzitter
J. KRECKÉ
(1) PB C 91 van 15.4.2005, blz. 4.
(2) PB C 91 van 15.4.2005, blz. 5.
(3) PB L 22 van 29.1.1999, blz. 69. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2005/266/EG (PB L 82 van 31.3.2005, blz. 6).
Commissie
|
18.5.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 125/10 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 8 september 2004
betreffende de steunregeling die België voornemens is ten uitvoer te leggen ten gunste van coördinatiecentra
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 3348)
(Slechts de teksten in de Nederlandse en de Franse taal zijn authentiek)
(Voor de EER relevante tekst)
(2005/378/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,
Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),
Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (1), en gezien deze opmerkingen,
Overwegende hetgeen volgt:
I. PROCEDURE
|
(1) |
Op 1 december 1997 heeft de Raad zijn goedkeuring gehecht aan een Gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen (2) en de Commissie verzocht de in de lidstaten geldende belastingregelingen te onderzoeken. Op 11 november 1998 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan een mededeling over de toepassing van de regels betreffende steunmaatregelen van de staten op maatregelen op het gebied van de directe belastingen op ondernemingen (3). |
|
(2) |
Koninklijk Besluit nr. 187 van 30 december 1982 voorziet in een van het gemene recht afwijkende regeling voor erkende coördinatiecentra (hierna te noemen „coördinatiecentra” of „centra”). In het kader van de werkzaamheden van de door de Raad overeenkomstig punt H van de Gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen ingestelde groep (hierna te noemen „groep gedragscode van de Raad”), werd deze regeling aangemerkt als een maatregel die schadelijke belastingconcurrentie veroorzaakt. Op 27 februari 2002 heeft de Commissie tevens een formele onderzoekprocedure ten aanzien van deze regeling ingeleid. Deze procedure is op 17 februari 2003 afgesloten door Beschikking 2003/755/EEG van de Commissie (4), een negatieve eindbeschikking. |
|
(3) |
Overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het Verdrag heeft België bij schrijven van 16 mei 2002 het deel van de tekst van een voorontwerp van wet tot wijziging van Koninklijk Besluit nr. 187 aangemeld, waarmee werd beoogd dit besluit in overeenstemming te brengen met de door de groep gedragscode van de Raad vastgestelde criteria. Het betreft bijgevolg een nieuwe regeling voor coördinatiecentra ter vervanging van de regeling die sedert 1983 van kracht was. De Wet tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken is op 24 december 2002 afgekondigd (5). In artikel 32 van de wet is bepaald dat de datum van inwerkingtreding van artikel 29, houdende wijziging van Koninklijk Besluit nr. 187, later bij KB zal worden vastgesteld. |
|
(4) |
Op 23 april 2003 heeft de Commissie zich, na uitvoerige correspondentie en meerdere bijeenkomsten met het oog op het verkrijgen van aanvullende inlichtingen (6), over de aangemelde regeling uitgesproken. In haar beschikking heeft de Commissie bepaalde aspecten van de regeling goedgekeurd terwijl zij ten aanzien van drie andere onderdelen van deze regeling de formele onderzoekprocedure heeft ingeleid. De goedkeuring had betrekking op de volgende beginselen: 1. het beginsel van de voorafgaande erkenning van de centra voor een periode van tien jaar; 2. het beginsel dat de ten behoeve van de centra getroffen voorafgaande beslissingen vijf jaar geldig zijn, en 3. de methode van forfaitaire „cost plus”-vaststelling van de belastbare grondslag, voorzover de toepassing van deze methode een belastingheffing waarborgt die vergelijkbaar is met die welke, voor een onafhankelijke onderneming, zou zijn verkregen als gevolg van de toepassing van de regels van gemeen recht (7). De procedure werd ingeleid ten aanzien van: 1. de specifieke vrijstelling van de roerende voorheffing; 2. de specifieke vrijstelling van het kapitaalrecht, en 3. het niet-belasten van abnormale of goedgunstige voordelen die aan de centra worden verleend. |
|
(5) |
De beschikking van de Commissie tot inleiding van de procedure (hierna te noemen „beschikking tot inleiding”) is in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt (8). De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen over de betrokken maatregel kenbaar te maken. |
|
(6) |
De Belgische autoriteiten hebben bij schrijven van 15 juli 2003, dat op 27 juli 2003 door de permanente vertegenwoordiging van België bij de Europese Unie is doorgezonden, hun opmerkingen kenbaar gemaakt binnen de toegestane termijn, die op hun verzoek was verlengd. |
|
(7) |
Bij schrijven van 17 oktober 2003 heeft de Commissie de van derden ontvangen opmerkingen voor een reactie aan België doorgezonden. De Commissie heeft bij schrijven van 14 november 2003 opmerkingen van België ontvangen. |
|
(8) |
Bij schrijven van 24 november 2003 heeft de Commissie de Belgische autoriteiten haar voorlopige opmerkingen gezonden. Na vier technische bijeenkomsten (9) met de vertegenwoordigers van de Commissie en de Belgische administratie van Financiën, hebben de Belgische autoriteiten nieuwe voorstellen geformuleerd. Op 6 mei 2004 vond een bijkomende vergadering plaats tussen de Belgische eerste minister en diens minister van Financiën en het met het mededingingsbeleid belaste lid van de Commissie. |
|
(9) |
Bij schrijven van 7 juni 2004 bevestigde België de inhoud van de toezeggingen die het op 6 mei 2004 had gedaan. |
II. GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE REGELING
1. Voorafgaande opmerking
|
(10) |
Zoals uit de in deel I vermelde samenvatting van de procedure blijkt, is de regeling waarop onderhavige procedure betrekking heeft, op 16 mei 2002 bij de Commissie aangemeld. Op 23 april 2003 heeft de Commissie deze regeling ten dele goedgekeurd, terwijl ten aanzien van drie vrijstellingsmaatregelen (roerende voorheffing, kapitaalrecht, abnormale of goedgunstige voordelen) de procedure werd ingeleid. |
|
(11) |
Na besprekingen tussen de Commissie en België heeft België toegezegd de vrijstellingen van roerende voorheffing en kapitaalrecht die in de wet van 24 december 2002 aan coördinatiecentra werden verleend, in te trekken. Voorts is België de mening toegedaan dat de alternatieve maatregelen die het voornemens is op het gebied van de roerende voorheffing en het kapitaalrecht te nemen, algemene maatregelen zijn, waarvan het toepassingsgebied bijgevolg verder reikt dan de coördinatiecentra, zodat deze niet overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het Verdrag bij de Commissie hoeven te worden aangemeld. Wat de aan de centra toegekende abnormale of goedgunstige voordelen betreft, zegt België toe de wet van 24 december 2002 te wijzigen zodat de aan de coördinatiecentra toegekende abnormale of goedgunstige voordelen dezelfde fiscale behandeling krijgen als gelijksoortige voordelen die andere in België gevestigde ondernemingen ontvangen. |
|
(12) |
In het kader van onderhavige beschikking zal de Commissie zich beperken tot een samenvatting van de initiële maatregelen zoals zij in de wet van 24 december 2002 zijn vervat, en verwijst zij voor een nadere beschrijving naar de beschikking tot inleiding. Van de door België overwogen alternatieve maatregelen worden hier enkel de maatregelen beschreven waarmee de regeling voor coördinatiecentra wordt aangepast wat betreft het in aanmerking nemen van abnormale of goedgunstige voordelen. Aangezien de voorgenomen maatregelen inzake voorheffing en kapitaalrecht een algemenere strekking hebben, vormen zij geen aanpassing van de regeling voor coördinatiecentra. Deze maatregelen zijn niet aangemeld, zodat zij ook niet nader worden beschreven noch beoordeeld in het kader van onderhavige beschikking. |
2. Regeling voor coördinatiecentra volgens de wet van 24 december 2002
|
(13) |
De rechtsgrondslag voor de aangemelde regeling is het Koninklijk Besluit nr. 187 van 30 december 1982, laatstelijk gewijzigd bij artikel 29 van de wet van 24 december 2002 (10). Een coördinatiecentrum komt pas voor de regeling in aanmerking na voorafgaande en individuele erkenning bij KB. Om te worden erkend, moet het centrum deel uitmaken van een multinationale groep die aan bepaalde criteria inzake omvang voldoet. Het coördinatiecentrum kan enkel bepaalde activiteiten uitoefenen en het dient deze uitsluitend ten behoeve van de groepsleden uit te oefenen. De erkenning, of de hernieuwing van de erkenning, wordt het centrum op verzoek en voor een termijn van tien jaar verleend. De erkenning is van rechtswege opgeheven zodra het centrum niet meer aan alle erkenningsvoorwaarden voldoet. |
|
(14) |
In afwijking van de belastingregeling volgens het gemene recht (11) is in het Koninklijk Besluit nr. 187, zoals gewijzigd, bepaald dat de belastbare grondslag van de erkende coördinatiecentra forfaitair wordt vastgesteld en overeenkomt met een percentage van het bedrag van de uitgaven en de exploitatiekosten (de zogeheten „cost plus”-methode). De abnormale of goedgunstige voordelen (12) die door de groepsleden aan het centrum worden verleend, worden niet aan de volgens de „cost plus”-methode berekende belastbare grondslag toegevoegd. Een alternatieve grondslag, die met name de abnormale of goedgunstige voordelen omvat, wordt niettemin berekend om de abnormale overdrachten van inkomsten naar het Belgische coördinatiecentrum te beperken. De winst van de coördinatiecentra wordt belast tegen het volle tarief van de vennootschapsbelasting. Deze „cost plus”-methode wordt in de praktijk voor elk centrum op verschillende wijze toegepast volgens de voorwaarden die zijn vastgesteld bij voorafgaande beslissing van de federale overheidsdienst Financiën. Onder „voorafgaande beslissing” moet worden verstaan de juridische handeling waarbij de federale overheidsdienst Financiën, overeenkomstig de van kracht zijnde bepalingen, vaststelt hoe de wet wordt toegepast op een door de belastingplichtige beschreven bijzondere situatie of verrichting die op fiscaal gebied nog geen uitwerking heeft gehad. Deze voorafgaande beslissing blijft vijf jaar geldig en wordt op anonieme wijze bekendgemaakt. Zij bindt de fiscus voor de toekomst. Zij mag geen belastingvrijstelling of -vermindering tot gevolg hebben. De regeling inzake voorafgaande beslissingen wordt beschreven in de artikelen 20 tot en met 28 van de wet van 24 december 2002. |
|
(15) |
Naast de hier beschreven forfaitaire berekening, bevatten de aangemelde bepalingen ook de volgende vrijstellingen: 1. de roerende voorheffing is niet verschuldigd, noch met betrekking tot de uitgekeerde dividenden, noch met betrekking tot de inkomsten van schuldvorderingen of leningen, noch met betrekking tot de opbrengsten van de concessie van immateriële roerende goederen die het centrum verschuldigd is, en 2. het evenredige registratierecht is niet verschuldigd ter zake van de inbrengen en de vermeerderingen van het statutair kapitaal („het kapitaalrecht”). |
III. REDENEN VOOR DE GEDEELTELIJKE GOEDKEURING VAN DE REGELING EN VOOR DE INLEIDING VAN DE FORMELE ONDERZOEKPROCEDURE VOOR HET OVERIGE DEEL
1. Goedkeuring
|
(16) |
In de beschikking tot inleiding heeft de Commissie de beginselen goedgekeurd volgens welke de voorafgaande beslissingen over de „cost plus”-methode moeten worden getroffen. De Commissie was van mening dat het kader dat door de wet van 24 december 2002 was voorzien, op zich geen aanleiding kon geven tot het verlenen van staatssteun. |
2. Inleiding van de procedure
|
(17) |
Daarnaast heeft de Commissie de procedure ingeleid ten aanzien van drie andere onderdelen van de nieuwe regeling voor coördinatiecentra. Ten eerste was de Commissie de mening toegedaan dat aan de coördinatiecentra en de groepen waarvan zij deel uitmaken, wellicht een specifiek voordeel werd toegekend doordat de door hen genoten vrijstellingen van de roerende voorheffing verder gingen dan de vrijstellingen waarop alle ondernemingen op basis van de algemene belastingregeling aanspraak kunnen maken. Ten tweede oordeelde de Commissie dat de specifieke vrijstelling voor coördinatiecentra van het evenredige kapitaalrecht hen een economisch voordeel leek toe te kennen ten opzichte van de ondernemingen die daar in dezelfde omstandigheden aan zijn onderworpen. Ten derde was de Commissie van mening dat het niet in aanmerking nemen van de aan de centra toegekende abnormale of goedgunstige voordelen bij de berekening van de belastbare grondslag voor de coördinatiecentra, bovenop de door toepassing van de „cost plus”-methode verkregen resultaat, de centra een specifiek voordeel leek op te leveren ten opzichte van de vennootschappen waarvan de belastbare grondslag volgens de traditionele analytische methode wordt berekend (opbrengsten min kosten). |
|
(18) |
De Commissie was ten slotte van mening dat deze specifieke voordelen niet gerechtvaardigd leken door de aard of de opzet van het Belgische belastingstelsel en zouden leiden tot een vervalsing van de mededinging en een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer tussen de lidstaten. Bijgevolg leken genoemde maatregelen steunmaatregelen in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag. Aangezien bovendien de uitzonderingen van artikel 87, leden 2 en 3, niet van toepassing waren, concludeerde de Commissie in dat stadium dat dergelijke steun vermoedelijk onverenigbaar was met de gemeenschappelijke markt. |
IV. OPMERKINGEN EN ALTERNATIEVE VOORSTELLEN VAN DE BELGISCHE AUTORITEITEN
|
(19) |
Na de beschikking tot inleiding heeft België de interpretatie van de toestemming van de Commissie voor de „cost plus”-methode nader gepreciseerd en toegezegd de regeling voor de roerende voorheffing, het kapitaalrecht en de toegekende abnormale of goedgunstige voordelen aan te passen. |
1. Roerende voorheffing
|
(20) |
België verbindt zich ertoe het specifieke karakter van de vrijstelling van de roerende voorheffing voor coördinatiecentra, zoals dat in de wet van 24 december 2002 is vastgesteld, in te trekken. België heeft aangekondigd dat het voornemens is deze specifieke vrijstelling te vervangen door een maatregel van algemene strekking die het mogelijk maakt de vrijstelling voor de centra te handhaven en deze terzelfder tijd tot andere in België gevestigde vennootschappen uit te breiden. |
2. Kapitaalrecht
|
(21) |
België verbindt zich ertoe de specifieke tot coördinatiecentra gerichte vrijstelling van het kapitaalrecht, zoals vastgesteld in de wet van 24 december 2002, in te trekken. België heeft aangekondigd dat het voornemens is deze specifieke vrijstelling te vervangen door een maatregel die een algemene verlaging van het tarief voor het kapitaalrecht inhoudt. |
3. Abnormale of goedgunstige voordelen
|
(22) |
België verbindt zich ertoe de regeling voor coördinatiecentra aan te passen zodat voor de aan centra toegekende abnormale of goedgunstige voordelen dezelfde fiscale regeling geldt als voor gelijksoortige voordelen die andere in België gevestigde ondernemingen ontvangen. In de huidige stand van de wetgeving worden alle abnormale of goedgunstige voordelen gevoegd bij de belastbare inkomsten die via de „cost plus”-methode worden verkregen. De alternatieve belastbare grondslag, die met name op deze abnormale of goedgunstige voordelen is gebaseerd (zie punt 15 van de beschikking tot inleiding), wordt opgegeven. |
V. OPMERKINGEN VAN BELANGHEBBENDEN
|
(23) |
Drie verenigingen of federaties hebben hun opmerkingen meegedeeld namens de ondernemingen die zij vertegenwoordigen. Het betreft het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO), de American Chamber of Commerce (AmCham) en de Federation of Coordination Centres, Distribution Centres, Service Centres and Call Centres (Forum 187). |
|
(24) |
Afgezien van deze drie verenigingen hebben ook 53 centra, of groepen die een coördinatiecentrum bezitten, elk afzonderlijk hun opmerkingen aan de Commissie meegedeeld. Deze centra beschrijven hoofdzakelijk hun eigen situatie en verwijzen, voor de overige aspecten, naar de opmerkingen van Forum 187. |
|
(25) |
Volgens de belanghebbenden die hun opmerkingen hebben kenbaar gemaakt, voldoen de betrokken maatregelen, die van de nieuwe regeling voor coördinatiecentra deel uitmaken, aan geen van de vier criteria die bepalend zijn om deze als staatssteun te kwalificeren. Zij verwijzen over het algemeen naar de opmerkingen die al zijn gemaakt in het kader van de procedure betreffende steunmaatregel C15/2002 die door Beschikking 2003/755/EEG is afgesloten. Samengevat, zijn zij van oordeel dat de regeling geen selectief voordeel toekent dat de mededinging ongunstig kan beïnvloeden, omdat alle multinationale groepen, en dus al hun concurrenten, de mogelijkheid hebben een Belgisch coördinatiecentrum of een gelijkwaardige structuur in een ander land op te richten en dus vergelijkbare maatregelen kunnen genieten. |
|
(26) |
Aangezien België besloten heeft de vrijstelling van de roerende voorheffing en het kapitaalrecht, die in de wet van 24 december 2002 waren opgenomen en die het voorwerp uitmaken van onderhavige procedure, in te trekken, acht de Commissie het niet dienstig een gedetailleerder overzicht te geven van de argumenten die derden in verband met deze punten hebben verstrekt. |
|
(27) |
Wat de behandeling van abnormale of goedgunstige voordelen betreft, zijn de belanghebbenden van mening dat het normaal is dat deze voordelen niet in aanmerking worden genomen bij de „cost plus”-methode omdat het geen kosten betreft. Het betreft een marginaal onderdeel van de regeling voor coördinatiecentra; een theoretisch voordeel dat potentieel geen enkel centrum begunstigt. Eventuele voordelen worden gerectificeerd door het mechanisme van internationale overeenkomsten tot het vermijden van dubbele belasting die België met zijn voornaamste handelspartners heeft gesloten. |
VI. BEOORDELING VAN DE REGELING
1. Opmerking in verband met de door de Belgische autoriteiten aan het besluit van de Commissie ter goedkeuring van het gebruik van de „cost plus”-methode gegeven interpretatie
|
(28) |
België wenste zijn interpretatie te geven van het deel van de beschikking tot inleiding waarin het gebruik van de „cost plus”-methode werd toegestaan. De Commissie zal in een schrijven dat binnenkort zal worden verzonden, de Belgische autoriteiten een antwoord geven op deze interpretatie. |
|
(29) |
Onderhavige beschikking heeft uitsluitend betrekking op de maatregelen ten aanzien waarvan de Commissie in de beschikking tot inleiding twijfel had geformuleerd. Zij heeft dus geen betrekking op de „cost plus”-methode. De Commissie verwijst hiervoor naar haar beschikking tot inleiding en herhaalt dat goedkeuring werd verleend mits de in deze beschikking beschreven beginselen en voorwaarden worden nageleefd. |
2. De maatregel vormt steun
|
(30) |
Een maatregel is een steunregeling wanneer hij aan elk van de vier volgende, in artikel 87, lid 1, van het Verdrag vastgelegde kenmerkende criteria voldoet, met name: 1. de maatregel moet een voordeel verlenen dat de lasten verlicht die ondernemingen normaal met eigen middelen moeten dragen; 2. dit voordeel moet uit staatsmiddelen worden bekostigd; 3. de maatregel moet de mededinging en het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beinvloeden, en 4. de maatregel moet specifiek of selectief zijn, doordat hij bepaalde ondernemingen of bepaalde producties begunstigt. |
|
(31) |
Aan het einde van de formele onderzoekprocedure, en rekening houdend met de argumenten die reeds in het kader van de beschikking tot inleiding werden ontwikkeld, is de Commissie van oordeel dat de twijfel die zij bij het inleiden van de procedure ten aanzien van de aangemelde maatregelen van de wet van 24 december 2002 kenbaar maakte, niet kon worden weggenomen en dat deze maatregelen staatssteun vormen in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag. Het betrof immers voordelen (fiscale vrijstellingen) die selectief werden verleend aan uitsluitend bepaalde ondernemingen (de coördinatiecentra of de groepen die een dergelijk centrum hadden) met staatsmiddelen (er wordt van belastinginkomsten afgezien) en die de mededinging en de handel tussen lidstaten beïnvloeden (aangezien bepaalde centra of bepaalde groepen waartoe die centra behoren, per definitie internationaal actief zijn, en zij dus in sectoren waar handelsverkeer tussen lidstaten plaatsvindt, actief zijn of dat kunnen zijn). |
|
(32) |
Inmiddels heeft België toegezegd deze specifieke bepalingen voor coördinatiecentra in te trekken en te vervangen door alternatieve maatregelen die verder gaan dan de aanpassing van de aangemelde regeling. De Commissie is van oordeel dat zij haar beoordeling van de oorspronkelijk aangemelde maatregelen niet nader hoeft te rechtvaardigen. In deze beschikking zullen enkel de voorgestelde aanpassingen van de regeling worden beoordeeld. |
|
(33) |
De vrijstellingen van de roerende voorheffing en het kapitaalrecht worden uit de wet van 24 december 2002 geschrapt (zie overwegingen 20 en 21 van de onderhavige beschikking), en vervangen door vrijstellings- of verminderingsmaatregelen die de Belgische autoriteiten als algemeen beschouwen. In deze omstandigheden wordt niet langer enig specifiek economisch voordeel toegekend aan de erkende coördinatiecentra en is er dus niet langer sprake van steun die aan deze centra wordt verleend in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag. |
|
(34) |
De aanpassing van de wet van 24 december 2002 (zie overweging 22 van onderhavige beschikking) zal ten gevolge hebben dat alle door een coördinatiecentrum ontvangen abnormale of goedgunstige voordelen op dezelfde wijze aan belasting worden onderworpen als het geval is bij een onderneming die aan de regeling van gemeen recht is onderworpen. In de huidige stand van het gemene fiscale recht houdt zulks in dat alle abnormale of goedgunstige voordelen moeten worden gevoegd bij het bedrag dat door toepassing van de „cost plus”-methode wordt verkregen. Onder deze omstandigheden is de Commissie van mening dat geen enkel specifiek voordeel meer wordt toegekend aan de erkende coördinatiecentra wat betreft de fiscale behandeling van ontvangen abnormale of goedgunstige voordelen. Bijgevolg is er niet langer sprake van steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag. |
|
(35) |
België heeft aangekondigd dat het daarnaast nieuwe wettelijke maatregelen kan treffen om in bepaalde gevallen de vrijstelling van uit abnormale of goedgunstige voordelen voortvloeiende inkomsten toe te staan. De Commissie vestigt de aandacht van België erop dat de voorwaarden voor een dergelijke vrijstelling zodanig moeten worden vastgesteld dat daarmee bepaalde ondernemingen of producties niet specifiek worden begunstigd, dan wel dat zij, in voorkomend geval, dergelijke maatregelen die steun kunnen vormen, dienen aan te melden. |
VII. CONCLUSIES
|
(36) |
België heeft zich ertoe verbonden om de vrijstellingen van de roerende voorheffing en het kapitaalrecht waarin door artikel 29 van de wet van 24 december 2002 is voorzien ten gunste van de op grond van het Koninklijk Besluit nr. 187 erkende coördinatiecentra, in te trekken en deze te vervangen door algemene vrijstellings- of verminderingsmaatregelen die de centra ten opzichte van andere in België gevestigde ondernemingen niet begunstigen. |
|
(37) |
Voorts heeft België zich ertoe verbonden om zijn wettelijke en/of administratieve bepalingen zo aan te passen dat alle door een coördinatiecentrum ontvangen abnormale of goedgunstige voordelen op dezelfde wijze onderworpen worden aan de belasting als wanneer zij ontvangen worden door een aan de regeling van gemeen recht onderworpen onderneming. |
|
(38) |
Deze aanpassingen zullen tengevolge hebben dat de toekenning van specifieke voordelen aan de coördinatiecentra ten opzichte van andere ondernemingen, en bijgevolg de steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag ten gunste van deze centra, wordt afgeschaft, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De maatregelen bepaald in artikel 29 van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken, zijn geen staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag, mits België de volgende toezeggingen naleeft:
|
a) |
intrekking van de vrijstellingen van roerende voorheffing en kapitaalrecht ten gunste van erkende coördinatiecentra; |
|
b) |
aanpassing van de regeling voor erkende coördinatiecentra zodat alle door een coördinatiecentrum ontvangen abnormale of goedgunstige voordelen op dezelfde wijze aan belasting worden onderworpen als wanneer zij ontvangen worden door een andere in België gevestigde en aan de regeling van gemeen recht onderworpen onderneming. |
Artikel 2
België deelt de Commissie binnen twee maanden vanaf de kennisgeving van deze beschikking mee welke maatregelen het heeft genomen om hieraan te voldoen.
Artikel 3
Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk België.
Gedaan te Brussel, 8 september 2004.
Voor de Commissie
Mario MONTI
Lid van de Commissie
(1) PB C 209 van 4.9.2003, blz. 2.
(2) PB C 2 van 6.1.1998, blz. 1.
(3) PB C 384 van 10.12.1998, blz. 3.
(4) PB L 282 van 30.10.2003, blz. 25.
(5) Belgisch Staatsblad van 31.12.2002, 2e editie, blz. 58817.
(6) Voor nadere gegevens, zie de beschikking van 23 april 2003 tot inleiding van de procedure, voetnoot 1 van deze beschikking.
(7) Voor nadere gegevens over de overwegingen die aan deze goedkeuring ten grondslag liggen, zie de beschikking tot inleiding van de procedure, voetnoot 1 van deze beschikking.
(8) Zie voetnoot 1 van deze beschikking.
(9) Op 14 januari 2004, 2 februari, 6 februari en 23 februari 2004.
(10) Ter herinnering, de datum van inwerkingtreding van dit wetsartikel zal later bij KB worden vastgesteld.
(11) Hiermee wordt het geheel van de regels bedoeld die algemeen toepasselijk zijn voor de berekening van de belasting op binnen- of buitenlandse vennootschappen die in België zijn gevestigd.
(12) Het in artikel 26 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen gehanteerde begrip „abnormale of goedgunstige voordelen” wordt verduidelijkt in nummer 26/16 van het Commentaar van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (Com. IB 1992).
|
18.5.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 125/15 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 17 mei 2005
betreffende stamboekcertificaten en gegevens voor raszuivere fokrunderen en sperma, eicellen en embryo’s daarvan
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 1436)
(Voor de EER relevante tekst)
(2005/379/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 77/504/EEG van de Raad van 25 juli 1977 betreffende raszuivere fokrunderen (1), en met name op artikel 6, lid 1, vijfde streepje,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Krachtens Richtlijn 77/504/EEG kunnen de lidstaten eisen dat raszuivere fokrunderen en sperma, eicellen en embryo's daarvan in het intracommunautaire handelsverkeer vergezeld gaan van een stamboekcertificaat dat wordt afgegeven door officieel erkende organisaties of verenigingen van veefokkers (hierna „het stamboekcertificaat” genoemd). In de richtlijn wordt eveneens bepaald dat de gegevens die in het stamboekcertificaat moeten voorkomen, dienen te worden geharmoniseerd. |
|
(2) |
De modellen van stamboekcertificaten en de gegevens die in dergelijke modellen of in vergelijkbare documenten moeten voorkomen, zijn voor raszuivere fokrunderen vastgelegd in Beschikking 86/404/EEG van de Commissie (2), voor sperma en embryo's in Beschikking 88/124/EEG van de Commissie (3) en voor eicellen in Beschikking 96/80/EG van de Commissie (4). Met het oog op een duidelijke en rationele Gemeenschapswetgeving dienen de Beschikkingen 86/404/EEG, 88/124/EEG en 96/80/EG te worden ingetrokken en vervangen door één enkele beschikking. |
|
(3) |
De bepalingen inzake de identificatie van runderen zijn vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (5). |
|
(4) |
Speciale bepalingen met betrekking tot het officieel testen van raszuivere stieren zijn vastgesteld in Richtlijn 87/328/EEG van de Raad van 18 juni 1987 betreffende de toelating van raszuivere fokrunderen tot de voortplanting (6). |
|
(5) |
Stamboekcertificaten moeten de kopers van een dier of van levende producten daarvan de minimuminformatie garanderen die overeenkomt met de gegevens die krachtens de Beschikkingen 86/404/EEG, 88/124/EEG en 96/80/EG moeten worden verstrekt. Gelet op de ontwikkelingen van de informatietechnologie en op het feit dat bepaalde resultaten inzake genetische evaluatie algemeen beschikbaar zijn, lijkt een geharmoniseerd model van een certificaat niet langer noodzakelijk. Bepaalde gegevens worden in sommige gevallen in voldoende mate verstrekt wanneer wordt verwezen naar een publieke bron. |
|
(6) |
Stamboekcertificaten of vergelijkbare documenten worden afgegeven door organen die zijn erkend overeenkomstig Beschikking 84/247/EEG van de Commissie van 27 april 1984 tot vaststelling van de criteria voor de erkenning van organisaties of verenigingen van veefokkers die stamboeken voor raszuivere fokrunderen bijhouden of instellen (7). Het lijkt evenwel wenselijk dat stamboekcertificaten voor sperma ook kunnen worden afgegeven door spermacentra of spermaopslagcentra die zijn erkend overeenkomstig Richtlijn 88/407/EEG van de Raad van 14 juni 1988 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van runderen en de invoer daarvan (8), en dat stamboekcertificaten voor embryo's ook kunnen worden afgegeven door embryoteams die zijn erkend overeenkomstig Richtlijn 89/556/EEG van de Raad van 25 september 1989 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in embryo's van als huisdier gehouden runderen en de invoer daarvan uit derde landen (9). |
|
(7) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Zoötechnisch Comité, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Bij deze beschikking worden de gegevens vastgesteld die moeten worden opgenomen in stamboekcertificaten of in documenten waarvan raszuivere fokrunderen en sperma, eicellen en embryo's daarvan in het intracommunautaire handelsverkeer vergezeld gaan. Stamboekcertificaten overeenkomstig deze beschikking worden afgegeven door organisaties of verenigingen van veefokkers (hierna „veefokkersorganisaties” genoemd) die officieel zijn erkend overeenkomstig Beschikking 84/247/EEG. Stamboekcertificaten voor sperma kunnen ook worden afgegeven door spermacentra of spermaopslagcentra die zijn erkend overeenkomstig Richtlijn 88/407/EEG en stamboekcertificaten voor embryo's kunnen ook worden afgegeven door embryoteams die zijn erkend overeenkomstig Richtlijn 89/556/EEG, op basis van de gegevens die de veefokkersorganisaties overeenkomstig artikel 3, lid 2, en artikel 5, lid 2, van deze beschikking verstrekken.
Artikel 2
1. Stamboekcertificaten voor dieren bevatten de volgende gegevens:
|
a) |
de volgende titel: „Stamboekcertificaat afgegeven overeenkomstig Beschikking 2005/379/EG van de Commissie voor het intracommunautaire handelsverkeer”; |
|
b) |
de naam van de overeenkomstig Beschikking 84/247/EEG officieel erkende veefokkersorganisatie die het certificaat heeft afgegeven; |
|
c) |
de naam van het stamboek; |
|
d) |
het ras; |
|
e) |
het geslacht; |
|
f) |
het volgnummer in het stamboek; |
|
g) |
de datum van afgifte van het certificaat; |
|
h) |
de identificatiemethode; |
|
i) |
het identificatienummer overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1760/2000; |
|
j) |
de geboortedatum; |
|
k) |
de naam en het adres van de fokker; |
|
l) |
de naam en het adres van de eigenaar; |
|
m) |
de afstamming:
|
|
n) |
alle beschikbare resultaten van het prestatieonderzoek en de bijgewerkte resultaten van de genetische evaluatie, alsook de genetische bijzonderheden en de genetische gebreken bij het dier zelf, bij zijn ouders en bij zijn grootouders zoals vereist in het fokprogramma voor de categorie en het dier in kwestie. Wanneer de resultaten van de genetische evaluatie op internet algemeen beschikbaar zijn, volstaat een verwijzing naar de website waar die resultaten te vinden zijn; |
|
o) |
in het geval van drachtige koeien, de datum van inseminatie of bevruchting en de identificatie van de donorstier; |
|
p) |
de naam en de titel van de ondertekenaar, de datum en plaats van afgifte van het certificaat en de handtekening van de door de veefokkersorganisatie die het certificaat afgeeft gemachtigde persoon. |
2. Deze gegevens mogen evenwel zijn opgenomen in andere documenten die het dier vergezellen, op voorwaarde dat de veefokkersorganisatie die het stamboek bijhoudt de documenten certificeert met de volgende zin: „Ondergetekende verklaart dat de gegevens vereist krachtens artikel 2 van Beschikking 2005/379/EG van de Commissie in de bijgevoegde documenten zijn opgenomen: … ”, aangevuld met een exhaustieve lijst van de relevante bijlagen.
Artikel 3
1. Stamboekcertificaten voor sperma bevatten de volgende gegevens:
|
a) |
alle gegevens bedoeld in artikel 2 voor de donorstier, alsmede zijn bloedgroep of testresultaten die gelijkwaardige wetenschappelijke garanties bieden met betrekking tot de raszuiverheid van het dier; |
|
b) |
inlichtingen aan de hand waarvan het sperma kan worden geïdentificeerd, de datum van winning en de naam en het adres van het spermacentrum of spermaopslagcentrum en van de geadresseerde; |
|
c) |
voor sperma dat is bedoeld voor officiële tests op raszuivere stieren, de naam en het adres van de erkende organisatie of vereniging die de tests uitvoert overeenkomstig Richtlijn 87/328/EEG; |
|
d) |
de naam en de titel van de ondertekenaar, de datum en plaats van afgifte van het certificaat en de handtekening van de door de veefokkersorganisatie die het certificaat afgeeft gemachtigde persoon. |
2. Deze gegevens mogen evenwel zijn opgenomen in andere documenten die het sperma vergezellen, op voorwaarde dat de veefokkersorganisatie die het stamboek bijhoudt de documenten certificeert met de volgende zin: „Ondergetekende verklaart dat de gegevens vereist krachtens artikel 3 van Beschikking 2005/379/EG van de Commissie in de bijgevoegde documenten zijn opgenomen: … ”, aangevuld met een exhaustieve lijst van de relevante bijlagen.
Artikel 4
1. Stamboekcertificaten voor eicellen bevatten de volgende gegevens:
|
a) |
alle gegevens bedoeld in artikel 2 betreffende de donorkoe, alsmede haar bloedgroep of testresultaten die gelijkwaardige wetenschappelijke garanties bieden met betrekking tot de raszuiverheid van het dier; |
|
b) |
de gegevens voor identificatie van de eicel, de datum van winning, alsmede de naam en het adres van het centrum waar de eicel is gewonnen en van de geadresseerde; |
|
c) |
wanneer een rietje meer dan één eicel bevat, moet duidelijk het aantal eicellen worden aangegeven en moeten de betrokken eicellen van hetzelfde moederdier afkomstig zijn; |
|
d) |
de naam en de titel van de ondertekenaar, de datum en plaats van afgifte van het certificaat en de handtekening van de door de veefokkersorganisatie die het certificaat afgeeft gemachtigde persoon. |
2. Deze gegevens mogen evenwel zijn opgenomen in andere documenten die de eicellen vergezellen, op voorwaarde dat de veefokkersorganisatie die het stamboek bijhoudt de documenten certificeert met de volgende zin: „Ondergetekende verklaart dat de gegevens vereist krachtens artikel 4 van Beschikking 2005/379/EG van de Commissie in de bijgevoegde documenten zijn opgenomen: … ”, aangevuld met een exhaustieve lijst van de relevante bijlagen.
Artikel 5
1. Stamboekcertificaten voor embryo's bevatten de volgende gegevens:
|
a) |
alle gegevens bedoeld in artikel 2 betreffende de donorkoe en de donorstier, alsmede de bloedgroep van die dieren of testresultaten die gelijkwaardige wetenschappelijke garanties bieden met betrekking tot de raszuiverheid van de dieren; |
|
(b) |
inlichtingen aan de hand waarvan het embryo kan worden geïdentificeerd, de datum van winning en de naam en het adres van het embryoteam en van de geadresseerde; |
|
c) |
wanneer een rietje meer dan één embryo bevat, moet duidelijk het aantal embryo's worden aangegeven en moeten alle embryo's van dezelfde ouders afstammen; |
|
d) |
de naam en de titel van de ondertekenaar, de datum en plaats van afgifte van het certificaat en de handtekening van de door de veefokkersorganisatie die het certificaat afgeeft gemachtigde persoon. |
2. Deze gegevens mogen evenwel zijn opgenomen in andere documenten die de embryo's vergezellen, op voorwaarde dat de veefokkersorganisatie die het stamboek bijhoudt de documenten certificeert met de volgende zin: „Ondergetekende verklaart dat de gegevens vereist krachtens artikel 5 van Beschikking 2005/379/EG van de Commissie in de bijgevoegde documenten zijn opgenomen: … ”, aangevuld met een exhaustieve lijst van de relevante bijlagen.
Artikel 6
De Beschikkingen 86/404/EEG, 88/124/EEG en 96/80/EG worden ingetrokken.
Artikel 7
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 17 mei 2005.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 206 van 12.8.1977, blz. 8. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36).
(2) PB L 233 van 20.8.1986, blz. 19.
(3) PB L 62 van 8.3.1988, blz. 32. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 2002/8/EG (PB L 3 van 5.1.2002, blz. 53).
(4) PB L 19 van 25.1.1996, blz. 50. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 2002/8/EG.
(5) PB L 204 van 11.8.2000, blz. 1.
(6) PB L 167 van 26.6.1987, blz. 54.
(7) PB L 125 van 12.5.1984, blz. 58.
(8) PB L 194 van 22.7.1988, blz. 10. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2004/101/EG van de Commissie (PB L 30 van 4.2.2004, blz. 15).
(9) PB L 302 van 19.10.1989, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).
Rectificaties
|
18.5.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 125/18 |
Rectificatie van Besluit 2004/849/EG van de Raad van 25 oktober 2004 betreffende de ondertekening, namens de Europese Gemeenschap, en de voorlopige toepassing van enkele bepalingen van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis
( Publicatieblad van de Europese Unie L 368 van 15 december 2004 )
Op de omslag en op bladzijde 26, in de titel van het besluit
in plaats van:
„… betreffende de ondertekening, namens de Europese Gemeenschap, en de voorlopige toepassing van …”
te lezen:
„… betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van …”
Op bladzijde 26, artikel 1, eerste alinea, in fine
in plaats van:
„…, wordt namens de Europese Gemeenschap goedgekeurd.”
te lezen:
„…, wordt namens de Europese Unie goedgekeurd.”
Op bladzijde 27, artikel 2
in plaats van:
„… de overeenkomst en de bijbehorende documenten namens de Europese Gemeenschap te ondertekenen, …”
te lezen:
„… de overeenkomst en de bijbehorende documenten namens de Europese Unie te ondertekenen, …”
Op bladzijde 27, artikel 4, lid 1
in plaats van:
„… dat onder het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap valt.”
te lezen:
„… dat onder Titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie valt.”