ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 114

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

48e jaargang
4 mei 2005


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

*

Verordening (EG) nr. 695/2005 van de Raad van 26 april 2005 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1883/78 betreffende de algemene regels voor de financiering van de interventies door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie

1

 

 

Verordening (EG) nr. 696/2005 van de Commissie van 3 mei 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

3

 

 

Verordening (EG) nr. 697/2005 van de Commissie van 3 mei 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 462/2005 ten aanzien van de hoeveelheid waarop de permanente openbare inschrijving voor de uitvoer van gerst die in het bezit is van het Duitse interventiebureau betrekking heeft

5

 

 

Verordening (EG) nr. 698/2005 van de Commissie van 3 mei 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 459/2005 ten aanzien van de hoeveelheid waarop de permanente openbare inschrijving voor de uitvoer van zachte tarwe die in het bezit is van het Oostenrijkse interventiebureau betrekking heeft

7

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Raad

 

*

Besluit van de Raad van 22 december 2004 betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Vorstendom Andorra waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling

9

 

*

Besluit van de Raad van 22 december 2004 betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek San Marino waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling

11

 

*

Besluit van de Raad van 26 april 2005 tot vaststelling van de vestigingsplaats van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie

13

 

 

Commissie

 

*

Beschikking van de Commissie van 29 april 2005 houdende afwijking van bepaalde bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad ten aanzien van stammen van eikenhout (Quercus L.), met bast, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 1298)

14

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

4.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 114/1


VERORDENING (EG) Nr. 695/2005 VAN DE RAAD

van 26 april 2005

tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1883/78 betreffende de algemene regels voor de financiering van de interventies door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (1), en met name op artikel 2, lid 3,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EEG) nr. 1883/78 (2) zijn basisregels vastgesteld voor de communautaire financiering van de interventiemaatregelen waarvoor geen bedrag per eenheid is vastgesteld in het kader van de gemeenschappelijke marktordening, welke basisregels met name betrekking hebben op de methode voor de bepaling van de te financieren bedragen, de financiering van de uitgaven die voortvloeien uit de aanwending van de voor de interventieaankoop van producten benodigde middelen, de waardering van de voorraden die naar het volgende begrotingsjaar moeten worden overgeboekt en de financiering van de uitgaven die voortvloeien uit de materiële verrichtingen in verband met de opslag.

(2)

In artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 1883/78 is bepaald dat de rentekosten die door de lidstaten worden gemaakt voor de aankoop van producten in het kader van interventie, door de Gemeenschap worden gefinancierd volgens een uniforme methode en tegen een uniforme rentevoet.

(3)

Het kan in een lidstaat het geval zijn dat de aankoop van landbouwproducten in het kader van openbare interventie slechts kan worden gefinancierd tegen een rentevoet die veel hoger is dan de uniforme rentevoet.

(4)

Voorzien moet worden in de toepassing van een correctiemechanisme voor het geval dat de rentevoet in een lidstaat meer dan het dubbele van de uniforme rentevoet bedraagt. Het verschil ten opzichte van de uniforme rentevoet dient echter gedeeltelijk voor rekening van de betrokken lidstaat te zijn om deze ertoe aan te sporen de voordeligste financieringswijze te zoeken.

(5)

De toepassing van dit mechanisme moet beperkt blijven tot de begrotingsjaren 2005 en 2006. Het dient van toepassing te zijn vanaf het begin van het lopende begrotingsjaar,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 1883/78 wordt de derde alinea vervangen door:

„In afwijking van de eerste alinea kan de Commissie voor de begrotingsjaren 2005 en 2006 in het geval dat de ten laste van een lidstaat komende rentevoet meer dan tweemaal zo hoog is als de uniforme rentevoet, bij de financiering van de door die lidstaat gemaakte rentekosten het bedrag dekken dat overeenkomt met de uniforme rentevoet, verhoogd met het verschil tussen het dubbele van de uniforme rentevoet en de ten laste van de lidstaat komende rentevoet.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing op vanaf 1 oktober 2004 gedane uitgaven.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 26 april 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

F. BODEN


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103.

(2)  PB L 216 van 5.8.1978, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1259/96 (PB L 163 van 2.7.1996, blz. 10).


4.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 114/3


VERORDENING (EG) Nr. 696/2005 VAN DE COMMISSIE

van 3 mei 2005

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 4 mei 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 mei 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1947/2002 (PB L 299 van 1.11.2002, blz. 17).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 3 mei 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

120,1

204

93,8

212

124,2

999

112,7

0707 00 05

052

137,2

204

63,3

999

100,3

0709 90 70

052

100,6

204

125,1

624

50,3

999

92,0

0805 10 20

052

58,8

204

42,9

212

59,0

220

51,6

388

78,0

400

44,3

624

68,8

999

57,6

0805 50 10

052

46,9

220

65,0

388

66,1

400

61,1

528

59,9

624

70,3

999

61,6

0808 10 80

388

88,7

400

103,0

404

95,1

508

62,9

512

66,0

524

84,1

528

65,0

720

70,4

804

102,7

999

82,0


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


4.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 114/5


VERORDENING (EG) Nr. 697/2005 VAN DE COMMISSIE

van 3 mei 2005

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 462/2005 ten aanzien van de hoeveelheid waarop de permanente openbare inschrijving voor de uitvoer van gerst die in het bezit is van het Duitse interventiebureau betrekking heeft

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EEG) nr. 2131/93 van de Commissie (2) zijn de procedures en de voorwaarden voor de verkoop van graan door de interventiebureaus vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 462/2005 van de Commissie (3) is een permanente inschrijving geopend voor de uitvoer van 500 693 t gerst die in het bezit is van het Duitse interventiebureau.

(3)

Duitsland heeft de Commissie ervan in kennis gesteld dat zijn interventiebureau voornemens is de hoeveelheid waarvoor de inschrijving voor uitvoer wordt gehouden, met 500 000 t te verhogen. Gezien de marktsituatie is het dienstig op dit verzoek van Duitsland in te gaan.

(4)

In verband met de verhoging van de hoeveelheid waarop de inschrijving betrekking heeft, moeten de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 462/2005 vermelde hoeveelheden per gebied van opslag worden gewijzigd.

(5)

Verordening (EG) nr. 462/2005 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 462/2005 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 wordt vervangen door:

„Artikel 2

1.   De inschrijving heeft betrekking op een hoeveelheid van ten hoogste 1 000 693 t gerst voor uitvoer naar alle derde landen, met uitzondering van Albanië, Bulgarije, Kroatië, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Bosnië en Herzegovina, Liechtenstein, Roemenië, Servië en Montenegro (4) en Zwitserland.

2.   De gebieden waar de 1 000 693 t gerst is opgeslagen, zijn vermeld in bijlage I.

2)

Bijlage I wordt vervangen door de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 mei 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 191 van 31.7.1993, blz. 76. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2045/2004 (PB L 354 van 30.11.2004, blz. 17).

(3)  PB L 75 van 22.3.2005, blz. 27. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 610/2005 (PB L 101 van 21.4.2005, blz. 9).

(4)  Met inbegrip van Kosovo, zoals gedefinieerd in Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 10 juni 1999.”.


BIJLAGE

„BIJLAGE I

(in t)

Plaats van opslag

Hoeveelheid

Schleswig-Holstein, Hamburg, Niedersachsen, Bremen, Mecklenburg-Vorpommern, Berlin, Brandenburg, Sachsen-Anhalt, Sachsen, Thüringen, Nordrhein-Westfalen, Hessen, Rheinland-Pfalz, Saarland, Baden-Württemberg, Bayern

1 000 693”


4.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 114/7


VERORDENING (EG) Nr. 698/2005 VAN DE COMMISSIE

van 3 mei 2005

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 459/2005 ten aanzien van de hoeveelheid waarop de permanente openbare inschrijving voor de uitvoer van zachte tarwe die in het bezit is van het Oostenrijkse interventiebureau betrekking heeft

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EEG) nr. 2131/93 van de Commissie (2) zijn de procedures en de voorwaarden voor de verkoop van graan door de interventiebureaus vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 459/2005 van de Commissie (3) is een permanente inschrijving geopend voor de uitvoer van 80 663 ton zachte tarwe die in het bezit is van het Oostenrijkse interventiebureau.

(3)

Oostenrijk heeft de Commissie ervan in kennis gesteld dat zijn interventiebureau voornemens is de hoeveelheid waarvoor de inschrijving voor uitvoer wordt gehouden, met 50 000 ton te verhogen. Gezien de marktsituatie is het dienstig op dit verzoek van Oostenrijk in te gaan.

(4)

In verband met de verhoging van de hoeveelheid waarop de inschrijving betrekking heeft, moeten de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 459/2005 vermelde hoeveelheden per gebied van opslag worden gewijzigd.

(5)

Verordening (EG) nr. 459/2005 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 459/2005 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 wordt vervangen door:

„Artikel 2

1.   De inschrijving heeft betrekking op een hoeveelheid van ten hoogste 130 663 ton zachte tarwe voor uitvoer naar alle derde landen, met uitzondering van Albanië, Bulgarije, Kroatië, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Bosnië en Herzegovina, Liechtenstein, Roemenië, Servië en Montenegro (4) en Zwitserland.

2.   De gebieden waar de 130 663 ton zachte tarwe is opgeslagen, zijn vermeld in bijlage I.

2)

Bijlage I wordt vervangen door de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 mei 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 191 van 31.7.1993, blz. 76. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2045/2004 (PB L 354 van 30.11.2004, blz. 17).

(3)  PB L 75 van 22.3.2005, blz. 9.

(4)  Met inbegrip van Kosovo, zoals gedefinieerd in Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 10 juni 1999.”.


BIJLAGE

„BIJLAGE I

(in ton)

Plaats van opslag

Hoeveelheid

Burgenland, Niederösterreich, Oberösterreich

130 663”


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Raad

4.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 114/9


BESLUIT VAN DE RAAD

van 22 december 2004

betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Vorstendom Andorra waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling

(2005/356/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 94 juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, lid 3, eerste alinea, en lid 4,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 16 oktober 2001 heeft de Raad de Commissie gemachtigd onderhandelingen te voeren met het Vorstendom Andorra over een overeenkomst om te bereiken dat die staat maatregelen aanneemt van gelijke strekking als die welke binnen de Gemeenschap moeten worden toegepast met het oog op effectieve belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling.

(2)

De tekst van de overeenkomst die het resultaat is van deze onderhandelingen, is in overeenstemming met de door de Raad vastgestelde onderhandelingsrichtsnoeren. Deze tekst gaat vergezeld van een gezamenlijke intentieverklaring tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en het Vorstendom Andorra, anderzijds, waarvan de tekst aan Besluit 2004/828/EG van de Raad (2) is gehecht.

(3)

Toepassing van de bepalingen van Richtlijn 2003/48/EG (3) is afhankelijk van toepassing door het Vorstendom Andorra van maatregelen van gelijke strekking als die welke in genoemde richtlijn zijn vervat, overeenkomstig een door dit land met de Europese Gemeenschap gesloten overeenkomst.

(4)

In overeenstemming met Besluit 2004/828/EG en onder voorbehoud van de goedkeuring van een besluit betreffende de sluiting van de overeenkomst op een later tijdstip werd de overeenkomst op 15 november 2004 namens de Europese Gemeenschap ondertekend.

(5)

De overeenkomst dient te worden goedgekeurd.

(6)

Het is noodzakelijk in een eenvoudige en snelle procedure te voorzien voor de eventuele aanpassingen van de bijlagen I en II bij de overeenkomst,

BESLUIT:

Artikel 1

De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Vorstendom Andorra waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling wordt namens de Europese Gemeenschap goedgekeurd.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht (4).

Artikel 2

De Commissie wordt gemachtigd namens de Gemeenschap wijzigingen van de bijlagen bij de overeenkomst goed te keuren, teneinde overeenstemming te garanderen met de krachtens artikel 5, onder a), van Richtlijn 2003/48/EG ter kennis gebrachte gegevens betreffende de bevoegde autoriteiten en de gegevens in de bijlage daarbij.

Artikel 3

De voorzitter van de Raad verricht namens de Europese Gemeenschap de in artikel 15, lid 1, van de overeenkomst bedoelde kennisgeving (5).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 22 december 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

C. VEERMAN


(1)  Advies uitgebracht op 17 november 2004 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 359 van 4.12.2004, blz. 32.

(3)  PB L 157 van 26.6.2003, blz. 38. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/66/EG (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 35).

(4)  PB L 359 van 4.12.2004, blz. 33.

(5)  De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst zal door het secretariaat-generaal van de Raad worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


4.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 114/11


BESLUIT VAN DE RAAD

van 22 december 2004

betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek San Marino waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling

(2005/357/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 94 juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, lid 3, eerste alinea, en lid 4,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 16 oktober 2001 heeft de Raad de Commissie gemachtigd onderhandelingen te voeren met de Republiek San Marino over een passende overeenkomst om te bereiken dat de Republiek San Marino maatregelen aanneemt van gelijke strekking als die welke binnen de Gemeenschap zullen worden toegepast met het oog op effectieve belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling.

(2)

De tekst van de overeenkomst die het resultaat vormt van de onderhandelingen, sluit aan bij de onderhandelingsrichtsnoeren van de Raad. Bij de overeenkomst gaat een memorandum van overeenstemming tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek San Marino, anderzijds, waarvan de tekst aan Besluit 2004/903/EG van de Raad (2) is gehecht.

(3)

Toepassing van de bepalingen van Richtlijn 2003/48/EG (3) is afhankelijk van toepassing door de Republiek San Marino van maatregelen van gelijke strekking als die welke in genoemde richtlijn zijn vervat, overeenkomstig een door de Republiek San Marino en de Europese Gemeenschap gesloten overeenkomst.

(4)

Overeenkomstig Besluit 2004/903/EG en onder voorbehoud van de vaststelling van een besluit betreffende de sluiting van de overeenkomst op een later tijdstip werd de overeenkomst op 7 december 2004 namens de Europese Gemeenschap ondertekend.

(5)

Deze overeenkomst dient namens de Gemeenschap te worden goedgekeurd.

(6)

Er dient te worden voorzien in een eenvoudige en snelle procedure voor de eventuele aanpassing van de bijlagen I en II bij de overeenkomst,

BESLUIT:

Artikel 1

De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek San Marino waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling wordt namens de Europese Gemeenschap goedgekeurd.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht (4).

Artikel 2

De Commissie wordt gemachtigd namens de Gemeenschap wijzigingen van de bijlagen bij de overeenkomst goed te keuren, teneinde overeenstemming te garanderen met de krachtens artikel 5, onder a), van Richtlijn 2003/48/EG ter kennis gebrachte gegevens betreffende de bevoegde autoriteiten en de gegevens in de bijlage daarbij.

Artikel 3

De voorzitter van de Raad verricht namens de Gemeenschap de in artikel 16, lid 1, van de overeenkomst bedoelde kennisgeving (5).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 22 december 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

C. VEERMAN


(1)  Advies uitgebracht op 2 december 2004 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 381 van 28.12.2004, blz. 32.

(3)  PB L 157 van 26.6.2003, blz. 38. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/66/EG (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 35).

(4)  PB L 381 van 28.12.2004, blz. 33.

(5)  De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst zal door het secretariaat-generaal van de Raad in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.


4.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 114/13


BESLUIT VAN DE RAAD

van 26 april 2005

tot vaststelling van de vestigingsplaats van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie

(2005/358/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op artikel 15, vijfde alinea, van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 tot oprichting van een Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (1) (hierna „het agentschap” genoemd),

BESLUIT:

Artikel 1

Het agentschap wordt gevestigd in Warschau (Polen).

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 26 april 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

F. BODEN


(1)  PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1.


Commissie

4.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 114/14


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 29 april 2005

houdende afwijking van bepaalde bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad ten aanzien van stammen van eikenhout (Quercus L.), met bast, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 1298)

(2005/359/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name op artikel 15, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van Richtlijn 2000/29/EG mogen stammen van eikenhout (Quercus L.) met bast, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika, in beginsel niet in de Gemeenschap worden binnengebracht in verband met het gevaar voor insleep van de eikenverwelking veroorzakende schimmel Ceratocystis fagacearum (Bretz) Hunt.

(2)

Uit ervaring blijkt dat wat uit de Verenigde Staten ingevoerde stammen betreft, het risico van verspreiding van Ceratocystis fagacearum (Bretz) Hunt voorkomen kan worden door bepaalde maatregelen.

(3)

Een van deze maatregelen is begassing. Enkele lidstaten hebben verlangd dat de invoer van dergelijke begaste stammen van eikenhout alleen plaatsvindt via bepaalde havens waar passende behandelings- en inspectiefaciliteiten aanwezig zijn.

(4)

Onder bepaalde technische voorwaarden is het bij eikenhout van de „witte eik”-soorten mogelijk de begassing over te slaan. Enkele lidstaten hebben om een aanvullende afwijking verzocht om invoer van witte eik gedurende bepaalde maanden van het jaar mogelijk te maken. Deze tweede afwijking dient beperkt te blijven tot die gebieden van de Gemeenschap waar de potentiële dragers van Ceratocystis fagacearum (Bretz) Hunt in de winter niet of nauwelijks actief zijn, dit wil zeggen gebieden benoorden 45° noorderbreedte.

(5)

De Commissie zal ervoor zorgen dat de Verenigde Staten alle noodzakelijke technische informatie verstrekt om te kunnen nagaan of de vereiste beschermende maatregelen goed functioneren.

(6)

Het is daarom zinvol de lidstaten een afwijking toe te staan, voor een beperkte tijdsduur, met het oog op de invoer van stammen van eikenhout (Quercus L.), met bast, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika.

(7)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

In afwijking van artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG en van artikel 13, lid 1, onder a), derde streepje, van die richtlijn ten aanzien van bijlage IV, deel A, rubriek I.3, worden de lidstaten gemachtigd om met ingang van 1 januari 2005 de invoer op hun grondgebied van stammen van eikenhout (Quercus L.), met bast, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika (hierna „de stammen” genoemd), toe te staan, voorzover voldaan wordt aan de voorwaarden in de artikelen 2 tot en met 7.

Artikel 2

1.   Om voor deze uitzondering in aanmerking te komen, dienen de stammen begast en geïdentificeerd te zijn zoals aangegeven in bijlage I.

2.   De lidstaten kunnen voor begaste stammen uitzonderingen maken op de voorschriften van artikel 5, lid 1, ten aanzien van natte opslag, en van artikel 5, lid 2, en artikel 6, lid 2.

Artikel 3

1.   De stammen mogen alleen in de in bijlage II genoemde havens worden gelost.

2.   Op verzoek van de betreffende lidstaat kan de lijst van loshavens in bijlage II door de Commissie gewijzigd worden, na raadpleging van de andere lidstaten.

Artikel 4

1.   De op grond van artikel 13 van Richtlijn 2000/29/EG te verrichten inspecties worden in de in bijlage II genoemde havens respectievelijk op de in artikel 5 bedoelde plaats van eerste opslag door speciaal met het oog op deze beschikking geïnstrueerd of opgeleid personeel uitgevoerd, met behulp van de in artikel 21 van genoemde richtlijn bedoelde deskundigen en volgens de daarin opgenomen procedure.

Indien de loshaven en de plaats van eerste opslag zich niet in dezelfde lidstaat bevinden, dienen de betrokken lidstaten regelingen te treffen betreffende de plaats waar de inspecties moeten worden verricht en betreffende de uitwisseling van informatie over de aankomst en de opslag van de zendingen.

2.   Deze inspecties omvatten:

a)

een onderzoek van elk fytosanitair certificaat;

b)

een identiteitscontrole waarbij de merktekens op elke stam en het aantal stammen met de gegevens op het bijbehorende fytosanitaire certificaat worden vergeleken;

c)

een in bijlage III beschreven kleurreactietest op een adequaat aantal willekeurig uit elke zending gekozen stammen.

3.   Indien uit de inspecties niet blijkt dat de zending volledig voldoet aan de in artikel 2, lid 1, aangegeven voorwaarden, wordt de gehele zending afgekeurd en van het grondgebied van de Gemeenschap verwijderd.

De Commissie en de verantwoordelijke officiële instanties van alle andere lidstaten worden onmiddellijk op de hoogte gesteld van de details van de betreffende zending.

Artikel 5

1.   De stammen mogen alleen worden opgeslagen op plaatsen die aan de verantwoordelijke officiële instanties van de betreffende lidstaat zijn gemeld en door die instanties zijn goedgekeurd, en waar passende voorzieningen voor natte opslag beschikbaar zijn voor de in lid 2 bedoelde periode.

2.   Ononderbroken natte opslag van de stammen is verplicht uiterlijk vanaf het tijdstip waarop de naburige eikopstanden beginnen te botten.

3.   De naburige eikopstanden worden geregeld op daarvoor geschikte tijdstippen door de verantwoordelijke officiële instanties op symptomen van Ceratocystis fagacearum (Bretz) Hunt gecontroleerd.

Wanneer daarbij symptomen van Ceratocystis fagacearum (Bretz) Hunt worden waargenomen, worden volgens daartoe geëigende methoden verdere officiële tests uitgevoerd om na te gaan of de schimmel al dan niet aanwezig is.

Indien de aanwezigheid van Ceratocystis fagacearum (Bretz) Hunt wordt bevestigd, wordt de Commissie daarvan onmiddellijk op de hoogte gesteld.

Artikel 6

1.   De stammen mogen slechts op aan de verantwoordelijke officiële instanties gemelde en door hen erkende bedrijven worden verwerkt.

2.   Bast en andere verwerkingsresten worden onverwijld op de plaats van verwerking vernietigd.

Artikel 7

1.   Elke invoer wordt door de importeur ruim van tevoren gemeld aan de verantwoordelijke officiële instanties van de lidstaat waar de eerste opslag zal geschieden, waarbij wordt aangegeven:

a)

het aantal stammen,

b)

het land van herkomst,

c)

de laadhaven,

d)

de loshaven(s),

e)

de opslagplaats(en),

f)

de plaats(en) waar de verwerking zal plaatsvinden.

2.   Wanneer een importeur de geplande invoer van een zending zoals bedoeld in punt 1 aanmeldt, wordt hij voordat die invoer plaatsvindt door de verantwoordelijke officiële instantie op de hoogte gesteld van de in deze beschikking vastgelegde voorwaarden.

3.   Kopieën van de in de leden 1 en 2 bedoelde informatie worden door de verantwoordelijke officiële instantie van de betrokken lidstaat aan de bevoegde autoriteit van de loshaven toegezonden.

Artikel 8

1.   De lidstaten kunnen voor stammen van de soort Quercus L. die als witte eik worden aangemerkt een uitzondering maken op de eis van begassing zoals bepaald in artikel 2, lid 1, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a)

de stammen maken deel uit van zendingen die uitsluitend bestaan uit stammen van soorten die tot de groep van de witte eiken behoren;

b)

de stammen worden geïdentificeerd overeenkomstig bijlage IV;

c)

de stammen verlaten de haven(s) van verzending niet eerder dan 15 oktober en bereiken de plaats van opslag niet later dan 30 april van het daaropvolgende jaar;

d)

de stammen worden in natte opslag bewaard;

e)

de stammen mogen niet worden binnengebracht in gebieden bezuiden 45° noorderbreedte en mogen ook niet door dergelijke gebieden worden vervoerd; Marseille mag evenwel als loshaven worden gebruikt mits de zending onverwijld naar gebieden benoorden 45° noorderbreedte wordt overgebracht;

f)

In plaats van de kleurreactietest ter controle van de begassing wordt voor stammen van witte eik bij de in artikel 4 bedoelde inspecties op een aselecte steekproef van ten minste 10 % van de stammen in elke zending een in bijlage IV omschreven identificatiekleurtest uitgevoerd.

In afwijking van punt c) kan de gewasbeschermingsorganisatie of plantenziektekundige dienst van de lidstaat van opslag toestaan dat zendingen na 30 april van het jaar na dat van verzending gelost en nat opgeslagen worden, indien de aankomst in de loshaven vertraagd is door onvoorzienbare omstandigheden.

2.   Lid 1 is niet van toepassing op Griekenland, Spanje, Italië, Cyprus, Malta en Portugal.

Artikel 9

De lidstaten delen de Commissie en de andere lidstaten de tekst mee van de bepalingen die zij goedkeuren op basis van de in artikel 1 genoemde machtiging.

Artikel 10

Lidstaten die gebruik hebben gemaakt van de uitzondering waarin deze beschikking voorziet, brengen uiterlijk op 30 juni 2007 verslag uit aan de Commissie over de werking ervan. Dit verslag dient gegevens over de geïmporteerde hoeveelheden te bevatten.

Zo nodig wordt uiterlijk op 30 juni 2009 een vergelijkbaar verslag ingediend.

Artikel 11

Deze beschikking vervalt op 31 december 2010.

Artikel 12

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 29 april 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/16/EG van de Commissie (PB L 57 van 3.3.2005, blz. 19).


BIJLAGE I

VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE BEGASSING EN GERELATEERDE IDENTIFICATIE ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 2, LID 1

1.

De stammen moeten op een ondoorlatende ondergrond en onder een gasdicht zeil op zodanige wijze en tot zodanige hoogte worden opgestapeld dat het gas ertussen kan circuleren.

2.

Onverminderd enige andere exportvoorschriften van de officiële gewasbeschermingsorganisatie van de Verenigde Staten van Amerika, de Animal and Plant Health Inspection Service (APHIS), dient de stapel begast te worden met pure methylbromide in een minimumdosering van 240 g/m3 van het totale volume onder de afdekking, gedurende 72 uur en bij een temperatuur van de stammen van ten minste + 5 °C. Na 24 uur behandeling dient een aanvullende dosis gas te worden toegediend om bovengenoemde concentratie opnieuw te bereiken; gedurende de hele behandeling moet de temperatuur van de stammen op ten minste +5 °C worden gehandhaafd. Op grond van wetenschappelijk onderzoek en volgens de in artikel 18, lid 2, van Richtlijn 2000/29/EG vastgestelde procedure kan worden besloten dat andere methoden moeten of mogen worden toegepast.

3.

De in de punten 1 en 2 beschreven begassing moet worden uitgevoerd door officieel erkende begassers die over de nodige voorzieningen en daarvoor gekwalificeerd personeel beschikken.

Het personeel moet uitvoerig worden geïnformeerd over de wijze waarop de stammen moeten worden begast.

De lijsten van de erkende begassers, en de daarin aangebrachte wijzigingen, worden aan de Commissie meegedeeld. De Commissie behoudt zich het recht voor bepaalde erkende begassers niet langer te accepteren in het kader van deze beschikking. De plaatsen waar de erkende begassers de begassing uitvoeren, dienen bij voorkeur gelegen te zijn in de havens van verzending naar de Gemeenschap, maar de betrokken officiële gewasbeschermingsorganisatie kan toestaan dat de begassing op daarvoor geselecteerde plaatsen in het binnenland plaatsvindt.

4.

Op het grootste zaagvlak van iedere stam van de stapel wordt een niet verwijderbare identificatiecode (cijfers en/of letters) van de begaste partij aangebracht. De identificatiecode van een begaste partij wordt slechts aan één verzender toegekend. Deze code mag niet zijn gebruikt voor stammen van andere partijen. De erkende begassers houden een register bij van de toegekende identificatiecodes.

5.

De ambtenaren van de betrokken officiële gewasbeschermingsorganisatie of van daarmee samenwerkende diensten van een staat/provincie houden op de plaatsen waar de begassing wordt uitgevoerd, rechtstreeks toezicht op iedere begassing en op de in punt 4 bedoelde identificatie, teneinde te garanderen dat aan de in de punten 1, 2, 3 en 4 genoemde eisen wordt voldaan.

6.

Het op grond van artikel 13, lid 1, onder b), van Richtlijn 2000/29/EG vereiste officiële fytosanitaire certificaat wordt na begassing afgegeven door de betrokken officiële gewasbeschermingsorganisatie. Dit certificaat is gebaseerd op de in punt 5 bedoelde maatregelen en op het in artikel 6 van genoemde richtlijn bedoelde onderzoek met betrekking tot de in artikel 6, lid 1, onder a), van die richtlijn en in deze bijlage vastgestelde voorwaarden.

7.

Op het certificaat moeten niet alleen de in de rubriek „Bestrijdings- en/of ontsmettingsbehandeling” gevraagde gegevens worden vermeld, maar ook de botanische naam van het geslacht of de soort, het aantal stammen waaruit de zending bestaat en de in punt 4 bedoelde identificatiecode van de begaste partij.

In de rubriek „Aanvullende verklaring” moet in ieder geval de volgende vermelding worden aangebracht:

„Ondergetekende verklaart hierbij dat de zending stammen waarop dit certificaat betrekking heeft, begast is door .................... (erkend begasser) .................... te .................... (begassingsplaats) .................... overeenkomstig de bepalingen van bijlage I van Beschikking 2005/359/EG van de Commissie.”

8.

Bij stammen die via Canadese havens verzonden worden, kunnen alle of een deel van de in punt 1 tot en met 7 genoemde maatregelen die door de betrokken officiële gewasbeschermingsorganisatie genomen moeten worden, uitgevoerd worden door de Canadian Food Inspection Agency (CFIA).


BIJLAGE II

LOSHAVENS

1.

Amsterdam

2.

Antwerpen

3.

Arhus

4.

Bilbao

5.

Bremen

6.

Bremerhaven

7.

Kopenhagen

8.

Hamburg

9.

Klaipeda

10.

Larnaca

11.

Lauterborg

12.

Livorno

13.

Le Havre

14.

Lemesos

15.

Lissabon

16.

Marseille

17.

Marsaxlokk

18.

Muuga

19.

Napels

20.

Nordenham

21.

Porto

22.

Piraeus

23.

Ravenna

24.

Rostock

25.

Rotterdam

26.

Salerno

27.

Sines

28.

Stralsund

29.

Valencia

30.

Valletta

31.

Venetië

32.

Vigo

33.

Wismar

34.

Zeebrugge


BIJLAGE III

KLEURREACTIETEST

De in artikel 4, lid 2, onder c), bedoelde kleurreactietest wordt als volgt uitgevoerd:

 

Met een aanwasboor worden op plekken waar de bast onbeschadigd is en die zich ten minste 1 m van de uiteinden van de stam bevinden, monsters genomen over de hele dikte van het spint. De monsters worden ondergedompeld in een recent bereide (minder dan één dag oude) 1 %-oplossing van gedistilleerd water met 2,3,5-trifenyltetrazoliumchloride. Monsters die na drie dagen onderdompeling in de oplossing geen rode verkleuring laten zien, worden geacht goed te zijn begast.


BIJLAGE IV

IDENTIFICATIE VAN STAMMEN VAN WITTE EIK

1.

Ambtenaren van de betrokken bevoegde officiële instantie moeten voorzover mogelijk met behulp van visuele middelen of via een identificatiekleurtest zoals omschreven in punt 2 nagaan of elke stam als witte eik kan worden aangemerkt. Deze identificatiekleurtest moet op ten minste 10 % van de stammen van de zending worden uitgevoerd.

2.

Bij de identificatiekleurtest om na te gaan of de stammen als witte eik kunnen worden aangemerkt, wordt op een schone en drooggemaakte plek kernhout van ten minste 5 cm diameter een 10 %-natriumnitrietoplossing gespoten of met de kwast aangebracht. Binnen 20 tot 60 minuten na het aanbrengen van de oplossing wordt het resultaat van de test geëvalueerd. Bij temperaturen beneden 2,5 °C mag 20 % ethyleenglycol als antivriesmiddel aan de oplossing worden toegevoegd. Stammen die op de behandelde plek eerst roodbruin en daarna grijsblauw tot zwart worden, worden geacht stammen van witte eik te zijn.

3.

Iedere stam wordt onder toezicht van de betrokken officiële gewasbeschermingsorganisatie of van ambtenaren van een met die instantie samenwerkende staat of provincie gemerkt met de letters „WO” (White Oak).

4.

Het op grond van artikel 13, lid 1, onder b), van Richtlijn 2000/29/EG vereiste fytosanitaire certificaat wordt door de betrokken bevoegde officiële instantie afgegeven op grond van de in de punten 1, 2 en 3 aangegeven maatregelen. Op het certificaat worden de botanische benaming van het geslacht of de soort en het aantal stammen in de zending vermeld. Onder de rubriek „Aanvullende verklaring” wordt vermeld:

„Hierbij wordt verklaard dat onder dit certificaat uitsluitend stammen van de soort witte eik worden verzonden.”.