ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 76

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

48e jaargang
22 maart 2005


Inhoud

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

 

Raad

 

*

Besluit van de Raad van 24 januari 2005 betreffende de sluiting van een Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling inzake de voorlopige toepassing van het Protocol tot vaststelling, voor de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2007, van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Ivoorkust inzake de visserij voor de kust van Ivoorkust

1

Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling inzake de voorlopige toepassing van het Protocol tot vaststelling, voor de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2007, van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Ivoorkust inzake de visserij voor de kust van Ivoorkust

3

 

 

Besluiten aangenomen krachtens titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie

 

*

Kaderbesluit 2005/214/JBZ van de Raad van 24 februari 2005 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties

16

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Raad

22.3.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 76/1


BESLUIT VAN DE RAAD

van 24 januari 2005

betreffende de sluiting van een Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling inzake de voorlopige toepassing van het Protocol tot vaststelling, voor de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2007, van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Ivoorkust inzake de visserij voor de kust van Ivoorkust

(2005/213/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37, juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Ivoorkust inzake de visserij voor de kust van Ivoorkust (1) voeren de overeenkomstsluitende partijen, voordat de geldigheidsduur van het aan de overeenkomst gehechte protocol afloopt, onderhandelingen om in onderlinge overeenstemming de inhoud van het protocol voor de volgende periode te bepalen en, in voorkomend geval, te bepalen welke wijzigingen of aanvullingen in de bijlage moeten worden aangebracht.

(2)

De partijen hebben van 9 tot en met 13 november 2003 in Abidjan onderhandeld over een nieuw protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie. Dit protocol voor de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2007 is op 3 maart 2004 in Brussel geparafeerd.

(3)

Op grond van dit protocol krijgen de vissers van de Gemeenschap voor de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2007 vangstmogelijkheden toegewezen in de wateren onder de soevereiniteit of de jurisdictie van Ivoorkust.

(4)

Om een onderbreking van de visserijactiviteit van de vaartuigen van de Gemeenschap te voorkomen, moet het betrokken protocol zo spoedig mogelijk worden toegepast. Daarom hebben de twee partijen een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling geparafeerd die voorziet in de voorlopige toepassing van het geparafeerde protocol vanaf de dag volgende op die waarop het geldende protocol afloopt. Deze overeenkomst moet worden goedgekeurd.

(5)

Er moet worden bepaald hoe de vangstmogelijkheden over de lidstaten moeten worden verdeeld, uitgaande van de traditionele verdeling van de vangstmogelijkheden in het kader van de visserijovereenkomst.

(6)

De overeenkomst in de vorm van een briefwisseling dient te worden goedgekeurd, onder voorbehoud van sluiting door de Raad,

BESLUIT:

Artikel 1

De Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling inzake de voorlopige toepassing van het Protocol tot vaststelling, voor de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2007, van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van de Republiek Ivoorkust inzake de visserij voor de kust van Ivoorkust wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd.

De tekst van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling en die van het protocol zijn aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

1.   De in het protocol vastgestelde vangstmogelijkheden worden als volgt over de lidstaten verdeeld:

a)

demersale visserij:

Spanje: 1 300 brt (brutoregisterton) per maand gemiddeld op jaarbasis;

b)

tonijnvisserij:

i)

vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen:

Frankrijk: 17 vaartuigen,

Spanje: 17 vaartuigen;

ii)

vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug:

Spanje: zes vaartuigen,

Portugal: vijf vaartuigen;

iii)

vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel:

Frankrijk: drie vaartuigen.

2.   Als met de vergunningsaanvragen van deze lidstaten niet alle in het protocol vastgestelde vangstmogelijkheden worden benut, kan de Commissie aanvragen van andere lidstaten in overweging nemen.

Artikel 3

De lidstaten waarvan vaartuigen in het kader van deze overeenkomst vissen, melden de Commissie de hoeveelheden van elk bestand die in de visserijzone van Ivoorkust zijn gevangen, overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 500/2001 van de Commissie van 14 maart 2001 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad wat betreft de controle op de vangsten van de vissersvaartuigen van de Gemeenschap in de wateren van derde landen en in volle zee (2).

Artikel 4

De voorzitter van de Raad is gemachtigd de personen aan te wijzen die bevoegd zijn de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling te ondertekenen teneinde daardoor de Gemeenschap te binden.

Gedaan te Brussel, 24 januari 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

F. BODEN


(1)  PB L 379 van 31.12.1990, blz. 3. Overeenkomst laatstelijk gewijzigd bij het Protocol tot vaststelling, voor de periode van 1 juli 2000 tot en met 30 juni 2003, van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie, zoals bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Ivoorkust inzake de visserij voor de kust van Ivoorkust (PB L 102 van 12.4.2001, blz. 3).

(2)  PB L 73 van 15.3.2001, blz. 8.


OVEREENKOMST IN DE VORM VAN EEN BRIEFWISSELING

inzake de voorlopige toepassing van het Protocol tot vaststelling, voor de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2007, van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Ivoorkust inzake de visserij voor de kust van Ivoorkust

Mijnheer,

Onder verwijzing naar het op 3 maart 2004 te Brussel geparafeerde protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie voor de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2007 heb ik de eer u mee te delen dat de regering van Ivoorkust bereid is dit protocol met ingang van 1 juli 2004 voorlopig toe te passen in afwachting van de inwerkingtreding overeenkomstig artikel 10 van dat protocol, op voorwaarde dat de Europese Gemeenschap bereid is hetzelfde te doen.

In dit geval moet de eerste tranche van de financiële compensatie die is vastgesteld in artikel 3 van het protocol, uiterlijk op 31 december 2004 worden betaald.

Ik moge u verzoeken mij te bevestigen dat de Europese Gemeenschap instemt met een dergelijke voorlopige toepassing.

Hoogachtend,

Voor de regering van Ivoorkust

Ik heb de eer u de ontvangst te bevestigen van uw brief van heden, die luidt als volgt:

„Onder verwijzing naar het op 3 maart 2004 te Brussel geparafeerde protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie voor de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2007 heb ik de eer u mee te delen dat de regering van Ivoorkust bereid is dit protocol met ingang van 1 juli 2004 voorlopig toe te passen in afwachting van de inwerkingtreding overeenkomstig artikel 10 van dat protocol, op voorwaarde dat de Europese Gemeenschap bereid is hetzelfde te doen.

In dit geval moet de eerste tranche van de financiële compensatie die is vastgesteld in artikel 3 van het protocol, uiterlijk op 31 december 2004 worden betaald.

Ik moge u verzoeken mij te bevestigen dat de Europese Gemeenschap instemt met een dergelijke voorlopige toepassing.”.

Ik heb de eer u te bevestigen dat de Europese Gemeenschap instemt met een dergelijke voorlopige toepassing.

Hoogachtend,

Namens de Raad van de Europese Unie

PROTOCOL

tot vaststelling, voor de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2007, van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Ivoorkust inzake de visserij voor de kust van ivoorkust

Artikel 1

1.   De krachtens artikel 2 van de overeenkomst verleende vangstmogelijkheden worden voor een periode van drie jaar, ingaande op 1 juli 2004, vastgesteld op:

a)

vriestrawlers voor de visserij op demersale soorten, en met name op schaaldieren in diep water, koppotigen en demersale vis: 1 300 brt (brutoregisterton) (1) per maand op jaarbasis;

b)

vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel: drie vaartuigen;

c)

vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug: elf vaartuigen;

d)

vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen: 34 vaartuigen.

2.   Op grond van artikel 4, lid 1, van de overeenkomst mogen vaartuigen die de vlag van een lidstaat van de Europese Gemeenschap voeren, slechts visserijactiviteiten beoefenen in de visserijzone van Ivoorkust indien daarvoor in het kader van dit protocol en overeenkomstig de bepalingen van de bijlage een vergunning is verleend.

Artikel 2

De in artikel 1 bedoelde vangstmogelijkheden kunnen op verzoek van de Europese Gemeenschap in onderling overleg worden verhoogd, voorzover de rationele exploitatie van de visbestanden van Ivoorkust daardoor niet in gevaar komt.

In dit geval wordt de in artikel 3, lid 1, bedoelde financiële tegenprestatie evenredig verhoogd pro rata temporis.

Artikel 3

1.   De financiële tegenprestatie voor de in artikel 1 bedoelde vangstmogelijkheden en de steun voor het in artikel 4 bedoelde sectorale beleid wordt vastgesteld op 1 065 000 EUR per jaar.

2.   Voor de tonijnvisserij heeft deze financiële tegenprestatie betrekking op een vangst van 9 000 t per jaar in de wateren van Ivoorkust. Als de vaartuigen van de Gemeenschap in de visserijzone van Ivoorkust een grotere hoeveelheid vangen, wordt dit bedrag dienovereenkomstig verhoogd. Het totaalbedrag van de door de Gemeenschap betaalde financiële tegenprestatie mag evenwel niet meer bedragen dan tweemaal het in lid 1 genoemde bedrag.

3.   De jaarlijkse financiële tegenprestatie wordt betaald uiterlijk op 31 december van elk jaar waarin het protocol van toepassing is. Voor de besteding van deze financiële tegenprestatie is uitsluitend de regering van Ivoorkust bevoegd, met inachtneming van artikel 4.

Artikel 4

1.   De partijen stellen doelstellingen vast voor een duurzaam beheer van de visbestanden van Ivoorkust. De in artikel 3, lid 1, vastgestelde financiële tegenprestatie is bestemd voor de financiering van maatregelen voor de verwezenlijking van deze doelstellingen, die ter indicatie en volgens de onderstaande verdeling zijn vastgesteld in het meerjarige sectorale programma van de regering van Ivoorkust:

a)

financiering van wetenschappelijke programma’s, waaronder een campagne met een trawler door een onderzoeksschip, om de kennis over de visbestanden en de biologische situatie in de visserijzones van Ivoorkust te vergroten: 200 000 EUR;

b)

steun voor het toezicht, de controle en de bewaking van de visserij, onder meer de tenuitvoerlegging van een satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen (VMS), vóór het einde van het tweede jaar van de looptijd van dit protocol: 280 000 EUR;

c)

verbetering van de visserijstatistieken: 100 000 EUR;

d)

steun aan het voor visserij bevoegde ministerie (Ministère de la production animale et des ressources halieutique de la Côte d'Ivoire) voor het opzetten en uitvoeren van beleid en strategieën voor de ontwikkeling van de visserij: 485 000 EUR.

2.   Gedurende het eerste jaar van de looptijd van het protocol worden de maatregelen zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, alsmede de jaarlijkse bedragen die daaraan worden toegewezen, in overeenstemming met het meerjarige sectorale programma vastgesteld door het voor visserij bevoegde ministerie. Dit programma wordt uiterlijk op 1 oktober 2004 ingediend bij de delegatie van de Commissie van de Europese Gemeenschappen in Ivoorkust en moet worden goedgekeurd door de Gemengde Commissie zoals bedoeld in artikel 10 van de overeenkomst.

Met ingang van het tweede jaar van de looptijd van het protocol dient het voor visserij bevoegde ministerie uiterlijk op 1 oktober 2005 en 1 oktober 2006 een gedetailleerd verslag inzake de tenuitvoerlegging van het programma en de behaalde resultaten in bij de delegatie van de Commissie van de Europese Gemeenschappen in Ivoorkust.

De twee partijen kunnen in onderling overleg besluiten de in artikel 4, lid 1, bedoelde maatregelen en de daarmee samenhangende bedragen te wijzigen.

Nadat de Gemengde Commissie voor het eerste jaar van de looptijd van het protocol het meerjarige sectorale programma en voor de twee daaropvolgende jaren het uitvoeringsverslag heeft goedgekeurd, worden de jaarlijkse bedragen elk jaar uiterlijk op 31 december overgemaakt op de door het voor visserij bevoegde ministerie meegedeelde en door de Commissie van de Europese Gemeenschappen goedgekeurde bankrekening.

De Gemengde Commissie komt uiterlijk vier maanden na de datum waarop het protocol verjaart, dat wil zeggen uiterlijk op 1 november van elk jaar dat het protocol van toepassing is, bijeen.

De Commissie van de Europese Gemeenschappen kan het voor visserij bevoegde ministerie vragen om aanvullende inlichtingen te verstrekken over de resultaten van de uitvoeringsverslagen.

Artikel 5

Als de Europese Gemeenschap een van haar in de artikelen 3 en 4 bedoelde financiële verplichtingen niet nakomt, kan de Republiek Ivoorkust de uitvoering van haar verplichtingen op grond van de visserijovereenkomst schorsen.

Artikel 6

Indien de uitoefening van de visserijactiviteiten in de visserijzone van Ivoorkust als gevolg van ernstige omstandigheden, natuurverschijnselen daaronder niet begrepen, onmogelijk is, kan de Europese Gemeenschap na overleg met de andere partij de betaling van de financiële tegenprestatie schorsen.

De betaling van de financiële tegenprestatie wordt hervat zodra de toestand opnieuw normaal is en nadat beide partijen na overleg hebben bevestigd dat de situatie hervatting van de visserijactiviteiten weer toelaat.

De geldigheidsduur van de op grond van artikel 4 van de overeenkomst aan de vaartuigen van de Gemeenschap verleende vergunningen wordt verlengd voor een periode gelijk aan de duur van de opschorting van de visserijactiviteiten.

Artikel 7

De bijlage bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Ivoorkust inzake de visserij voor de kust van Ivoorkust wordt vervangen door de bijlage bij dit protocol.

Artikel 8

De Commissie van de Europese Gemeenschappen en de autoriteiten van Ivoorkust nemen alle nodige maatregelen om de toestand van de visbestanden te evalueren.

Daartoe wordt een gezamenlijk Wetenschappelijk Comité opgericht dat op gezette tijden en ten minste eenmaal per jaar bijeenkomt. Dit comité bestaat uit wetenschappers die in onderling overleg door de partijen worden gekozen.

Op basis van de conclusies van het Wetenschappelijk Comité en met inachtneming van de beste wetenschappelijke adviezen die beschikbaar zijn, plegen de partijen overleg in het kader van de in artikel 10 van de overeenkomst bedoelde Gemengde Commissie, teneinde eventueel in onderling overleg de vangstmogelijkheden en de voorwaarden voor de visserij aan te passen.

Artikel 9

De verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) inzake de fundamentele principes en rechten op het werk is van rechtswege van toepassing op zeelieden die zijn aangemonsterd op vaartuigen van de Europese Gemeenschap. Het gaat daarbij met name om de vrijheid van vereniging en de effectieve erkenning van het recht op collectieve onderhandeling, alsmede de bestrijding van discriminatie op het gebied van werk en beroep.

De arbeidsovereenkomsten van de lokale zeelieden, waarvan de ondertekenende partijen een exemplaar ontvangen, worden gesloten tussen de vertegenwoordiger(s) van de reders en de zeelieden en/of hun vakverenigingen of vertegenwoordigers, in samenwerking met de bevoegde plaatselijke autoriteiten. Die overeenkomsten garanderen de zeelieden de aansluiting bij de socialezekerheidsregeling die op hen van toepassing is, met inbegrip van een overlijdens-, ziekte- en ongevallenverzekering. De bezoldiging van de plaatselijke zeelieden mag niet lager zijn dan die welke wordt toegepast voor de bemanningen in de staat die de visserijovereenkomst heeft gesloten, en mag in geen geval lager zijn dan de normen waarin de IAO voorziet.

Wanneer de werkgever een plaatselijke onderneming is, moet de arbeidsovereenkomst de naam van de reder en de vlaggenstaat vermelden.

Voorts garandeert de reder iedere aangemonsterde plaatselijke zeeman levens- en werkomstandigheden aan boord die vergelijkbaar zijn met die van de zeelieden uit de Europese Gemeenschap.

Artikel 10

Dit protocol treedt in werking op de datum van ondertekening.

Het is van toepassing met ingang van 1 juli 2004.


(1)  Zoals gedefinieerd bij Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad (PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59).

BIJLAGE

TOT VASTSTELLING VAN DE VOORWAARDEN VOOR DE UITOEFENING VAN DE VISSERIJ IN DE VISSERIJZONE VAN IVOORKUST DOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP

A.   Formaliteiten voor het aanvragen en de afgifte van vergunningen

De bevoegde autoriteiten van de Gemeenschap dienen via de delegatie van de Commissie van de Europese Gemeenschappen in Ivoorkust bij het voor visserij bevoegde ministerie van Ivoorkust (Ministère de la production animale et des ressources halieutique de la Côte d'Ivoire) een aanvraag in voor elk vaartuig waarmee men in het kader van de overeenkomst de visserij wenst uit te oefenen.

De aanvragen worden ingediend op het daartoe door Ivoorkust verstrekte formulier, waarvan een model als aanhangsel 1 is bijgevoegd.

Elke aanvraag voor een vergunning dient vergezeld te gaan van het bewijs dat de voor de geldigheidsduur van de vergunning verschuldigde visrechten zijn betaald.

In de bedoelde visrechten zijn alle nationale en plaatselijke belastingen begrepen, met uitzondering van de kosten voor dienstverlening en de havenrechten.

Het voor visserij bevoegde ministerie van Ivoorkust deelt vóór de inwerkingtreding van de overeenkomst alle gegevens mee over de voor de betaling van de rechten te gebruiken bankrekeningen.

De vergunning wordt afgegeven op naam van een bepaald vaartuig en is niet overdraagbaar.

Op verzoek van de Commissie van de Europese Gemeenschappen wordt de vergunning in geval van overmacht evenwel vervangen door een nieuwe vergunning voor een ander vaartuig met soortgelijke kenmerken als het te vervangen vaartuig. De reder van het te vervangen vaartuig zendt de geannuleerde vergunning via de delegatie van de Commissie van de Europese Gemeenschappen in Ivoorkust terug aan het voor visserij bevoegde ministerie van Ivoorkust.

Op de nieuwe vergunning worden vermeld:

de datum van afgifte;

dat deze vergunning in de plaats komt van de vergunning voor een ander vaartuig en dat de vergunning van het vorige vaartuig wordt geannuleerd.

In dat geval zijn geen visrechten zoals bedoeld in artikel 4, lid 2, van de overeenkomst verschuldigd voor het resterende deel van de geldigheidstermijn.

1.

De vergunningen worden binnen 30 dagen na ontvangst van de aanvraag door het voor visserij bevoegde ministerie van Ivoorkust afgegeven aan de delegatie van de Commissie van de Europese Gemeenschappen in Ivoorkust.

2.

Het origineel van de vergunning moet steeds aan boord zijn en op ieder verzoek aan de bevoegde autoriteiten van Ivoorkust worden voorgelegd.

Zodra het van de Commissie van de Europese Gemeenschappen het bericht heeft ontvangen dat het voorschot is betaald, plaatst het voor visserij bevoegde ministerie van Ivoorkust de vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel of de zegen en die voor de visserij met de drijvende beug evenwel op een aan de controlediensten van Ivoorkust meegedeelde lijst van vaartuigen die het recht hebben om te vissen. Bovendien kan, in afwachting van de ontvangst van het origineel van de vergunning, een kopie van de reeds opgestelde vergunning (per fax) worden afgegeven om aan boord te worden bewaard.

3.

Reders van trawlers die op grond van artikel 2 van de overeenkomst in de visserijzone van Ivoorkust mogen vissen, moeten het voor visserij bevoegde ministerie van Ivoorkust in kennis stellen van iedere verandering van de kenmerken van hun vaartuigen, zoals die in de vergunning zijn aangegeven op de datum van afgifte en zijn opgenomen in aanhangsel 1.

4.

Bij iedere verhoging van de brutoregistertonnage van een trawler moet een nieuwe vergunningsaanvraag worden ingediend.

B.   Voorschriften voor vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel of de zegen en voor vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug

1.

De vergunningen hebben een geldigheidsduur van een jaar. Zij kunnen worden verlengd.

2.

De rechten bedragen 25 EUR per ton in de exclusieve economische zone (EEZ) van Ivoorkust gevangen vis.

3.

De vergunningen voor vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel of de zegen en voor vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug worden afgegeven nadat een forfaitair voorschot is betaald van 375 EUR per jaar per vaartuig voor de tonijnvisserij met de hengel, 2 750 EUR per jaar per vaartuig voor de tonijnvisserij met de zegen en 1 000 EUR per jaar voor de visserij met de drijvende beug.

4.

De definitieve afrekening van de rechten die voor een bepaald visseizoen verschuldigd zijn, wordt aan het einde van elk kalenderjaar door de Commissie van de Europese Gemeenschappen opgemaakt aan de hand van de door de reders opgestelde vangstaangiften die zijn bevestigd door de voor de verificatie van de vangstgegevens bevoegde wetenschappelijke instellingen, zoals het Institut de recherche pour le développement (IRD), het Instituto Español de Oceanografia (IEO) en het Instituto Português de Investigacão Marítima (IPIMAR) enerzijds en het Centrum voor oceanologisch onderzoek van Ivoorkust anderzijds. Deze definitieve afrekening wordt terzelfder tijd aan de visserijdiensten van Ivoorkust en aan de reders toegezonden. Eventuele aanvullende rechten dienen uiterlijk 30 dagen na kennisgeving van de definitieve afrekening aan de bedoelde dienst van Ivoorkust te worden betaald.

Als het bedrag van de afrekening kleiner is dan het bedrag van het hierboven bedoelde voorschot, wordt het verschil evenwel niet terugbetaald.

5.

Een deel van de in het kader van dit artikel betaalde visrechten wordt besteed aan de ondersteuning en de ontwikkeling van de visserij.

De autoriteiten van Ivoorkust delen vóór de inwerkingtreding van de overeenkomst alle gegevens mee over de voor de betaling van de visrechten te gebruiken rekening van de Schatkist.

C.   Voorschriften voor vriestrawlers

1.

Vergunningen voor vriestrawlers hebben een geldigheidsduur van een jaar, zes maanden of drie maanden. Zij kunnen worden verlengd.

2.

De rechten voor vergunningen met een geldigheidsduur van een jaar bedragen 100 EUR/brt per vaartuig.

De rechten voor vergunningen met een geldigheidsduur van minder dan één jaar worden berekend pro rata temporis. Voor vergunningen van zes en drie maanden worden de rechten verhoogd met 3 %, respectievelijk 5 %.

D.   Vangstaangiften

1.

Voor de vaartuigen die in het kader van de overeenkomst mogen vissen in de visserijzone van Ivoorkust, moet via de delegatie van de Commissie van de Europese Gemeenschappen in Ivoorkust aan de voor visserij bevoegde diensten in Ivoorkust een vangstaangifte worden toegezonden, waarvan de delegatie van de Commissie een kopie krijgt; daarbij moeten de volgende regels in acht worden genomen:

a)

voor trawlers wordt gebruikgemaakt van een vangstaangifte volgens het hierbij gevoegde model (aanhangsel 2). Deze vangstaangiften worden per maand opgesteld en moeten ten minste ieder kwartaal worden ingediend;

b)

voor vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel of de zegen en voor vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug moet tijdens iedere periode waarin in de visserijzone van Ivoorkust wordt gevist, een visserijlogboek worden ingevuld volgens het model in aanhangsel 3 voor de vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug, en volgens het model in aanhangsel 4 voor de vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen of de hengel. Het formulier moet ook worden ingevuld als niets is gevangen.

Dit formulier wordt hetzij opgehaald in de haven door de bevoegde diensten van het Centrum voor oceanologisch onderzoek van Ivoorkust, hetzij aan deze diensten toegezonden binnen 45 dagen na elke periode waarin in de visserijzone van Ivoorkust is gevist.

Aan het in deel B, punt 4, genoemde voor visserij bevoegde ministerie wordt een kopie van deze documenten toegezonden.

Deze formulieren moeten goed leesbaar worden ingevuld en door de kapitein van het vaartuig worden ondertekend. Voorts moet de kapitein voor de perioden waarin de bovenbedoelde vaartuigen buiten de wateren van Ivoorkust verblijven, in het bovenbedoelde logboek de vermelding „Buiten de EEZ van Ivoorkust” aanbrengen.

2.

De autoriteiten van Ivoorkust behouden zich het recht voor om bij niet-naleving van deze bepalingen de vergunning voor het betrokken vaartuig te schorsen totdat deze formaliteit is vervuld. In een dergelijk geval wordt de delegatie van de Commissie van de Europese Gemeenschappen in Ivoorkust daarvan onverwijld in kennis gesteld.

E.   Aanvoer van de vangsten

De vaartuigen voor de tonijnvisserij en de vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug die hun vangsten in een haven van Ivoorkust aanvoeren, leveren hun bijvangsten zoveel mogelijk aan de plaatselijke handelaars, in het kader van vrije concurrentie en tegen de prijs die gangbaar is op de lokale markt.

Bovendien leveren de tonijnvissers uit de Europese Gemeenschap een bijdrage aan de voorziening van de tonijnconservenfabrieken van Ivoorkust. De vis wordt geleverd tegen een in overleg tussen de reders van de Europese Gemeenschap en de plaatselijke handelaars vastgestelde prijs die wordt berekend op basis van de gangbare prijzen op de wereldmarkt. De prijs wordt betaald in een convertibele valuta. Het programma voor de aanvoer moet in onderling overleg tussen de reders van de Europese Gemeenschap en de Ivoriaanse handelaars worden vastgesteld.

F.   Visserijzones

1.

Om de paaigebieden en de ambachtelijke visserij te beschermen is het voor vaartuigen van de Europese Gemeenschap waarvoor een vergunning is afgegeven, verboden de visserij zoals bedoeld in artikel 2 van de overeenkomst uit te oefenen in een gebied:

van 12 zeemijl, gemeten vanaf de kust, voor vriesvaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen, vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel en vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug,

van 6 zeemijl, gemeten vanaf de kust, voor vriestrawlers.

2.

Vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel en levend aas mogen evenwel in het vorenbedoelde verboden gebied op aas vissen, met dien verstande dat zij niet meer mogen vangen dan zij nodig hebben ter dekking van de eigen behoeften.

G.   Binnenvaren en verlaten van de zone

De betrokken vaartuigen moeten telkens binnen drie uur nadat zij de visserijzone zijn binnengevaren of die hebben verlaten, en om de drie dagen bij het vissen in de wateren van Ivoorkust rechtstreeks aan het voor visserij bevoegde ministerie van Ivoorkust hun positie melden en opgeven welke vangsten zij aan boord hebben; dit gebeurt bij voorrang per fax ((225-21) 35 04 09) en voor vaartuigen die niet over een fax beschikken, per radio of via internet (E-mail: dphcotedivoire@aviso.ci).

Het faxnummer en de radiofrequentie worden meegedeeld bij de afgifte van de visvergunning.

Het voor visserij bevoegde ministerie van Ivoorkust en de reders bewaren een kopie van de faxen of van de radioberichten totdat beide partijen de in deel B bedoelde definitieve afrekening van de rechten hebben goedgekeurd.

Vaartuigen die in de visserijzone van Ivoorkust vissen zonder het voor visserij bevoegde ministerie van Ivoorkust van hun aanwezigheid in kennis te hebben gesteld, worden beschouwd als vaartuigen zonder vergunning en onderhevig aan de in de wetgeving van Ivoorkust vastgestelde sancties.

H.   Maaswijdte

De maaswijdte (gestrekte mazen) bedraagt minimaal:

a)

40 mm voor vriestrawlers die vissen op schaaldieren in diep water;

b)

70 mm voor vriestrawlers die vissen op koppotigen;

c)

60 mm voor vriestrawlers die hun activiteit richten op de vangst van vis;

d)

voor de visserij op tonijn gelden de door de ICCAT aanbevolen normen.

I.   Aanmonstering van zeelieden

De reders van vaartuigen waarvoor visserijvergunningen in het kader van de overeenkomst worden verleend, dragen bij tot de praktische beroepsopleiding van onderdanen van Ivoorkust onder de hierna vastgestelde voorwaarden en binnen de volgende grenzen:

1.

Elke reder van trawlers verbindt zich tot het in dienst nemen van:

één matroos voor vaartuigen met een tonnage van minder dan 460 brt;

twee matrozen voor vaartuigen met een tonnage tussen 460 en 550 brt;

drie matrozen voor vaartuigen met een tonnage van meer dan 550 brt.

De reders van vaartuigen voor de tonijnvisserij en vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug verbinden zich ertoe matrozen uit Ivoorkust in dienst te nemen onder de hierna vastgestelde voorwaarden en binnen de volgende grenzen:

voor de vloot van vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel worden tijdens het seizoen waarin in de visserijzone van Ivoorkust wordt gevist, vier matrozen uit Ivoorkust aangemonsterd. Er hoeft evenwel nooit meer dan één matroos per vaartuig te worden aangemonsterd;

voor de vloot van vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen worden 30 matrozen uit Ivoorkust aangemonsterd;

voor de vloot van vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug worden tijdens het seizoen waarin in de visserijzone van Ivoorkust wordt gevist, vier matrozen uit Ivoorkust aangemonsterd. Er hoeft evenwel nooit meer dan één matroos per vaartuig te worden aangemonsterd.

Op verzoek van de reders kunnen nog meer vissers uit Ivoorkust worden aangemonsterd.

De reders nemen door het voor visserij bevoegde ministerie erkende beroepsmatrozen uit Ivoorkust in dienst.

2.

Het loon van de matrozen wordt, vóór de afgifte van de visserijvergunning, door de reders of hun vertegenwoordigers en het voor visserij bevoegde ministerie van Ivoorkust in onderling overleg vastgesteld; in het loon, dat voor rekening van de reders komt, moeten de kosten van de socialezekerheidsregeling zijn begrepen waaronder de zeevisser valt (o.a. levens-, ziekte- en ongevallenverzekering).

3.

Bij niet-nakoming van deze verplichting tot aanmonstering, moeten de reders van de trawlers, van de vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel, van de vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen en van de vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug zo spoedig mogelijk voor het visseizoen een forfaitair bedrag betalen dat overeenkomt met het loon van de niet-aangemonsterde zeelieden, op basis van het aantal dagen dat het vaartuig zich in de EEZ van Ivoorkust bevond.

Dit bedrag wordt besteed aan de opleiding van matrozen uit Ivoorkust en wordt overgemaakt op een door het voor visserij bevoegde ministerie van Ivoorkust op te geven rekening.

4.

Ieder vaartuig moet, als de kapitein daarmee instemt, een door het voor visserij bevoegde ministerie voorgestelde stagiair aan boord nemen. De levens- en werkomstandigheden van de stagiair aan boord zijn, voorzover mogelijk, identiek aan die van het personeel van dezelfde rang. Kost en inwoning zijn voor rekening van Ivoorkust.

J.   Wetenschappelijke waarnemers

Op verzoek van het voor visserij bevoegde ministerie van Ivoorkust nemen de vaartuigen die in de EEZ van Ivoorkust vissen, een wetenschappelijke waarnemer aan boord, die wordt behandeld als een officier. Ditzelfde geldt, voorzover mogelijk, ook wat zijn logies betreft. Hoelang de waarnemer aan boord dient te blijven, wordt vastgesteld door het voor visserij bevoegde ministerie, maar in het algemeen zal dit niet langer zijn dan nodig is voor de uitvoering van zijn taak. Tijdens zijn verblijf aan boord:

observeert hij de visserijactiviteiten van de vaartuigen,

controleert hij de positie van de vaartuigen die bij visserijactiviteiten betrokken zijn,

verricht hij bemonsteringsactiviteiten voor biologische doeleinden in het kader van wetenschappelijke programma's,

noteert hij gegevens over het gebruikte vistuig en

verifieert hij de in het logboek opgenomen gegevens over de vangsten in de visserijzone van Ivoorkust.

Hierbij:

zorgt de waarnemer ervoor dat zijn inscheping en zijn verblijf aan boord de visserijactiviteiten niet onderbreken of hinderen;

gaat hij zorgvuldig om met de goederen en de installaties aan boord van het vaartuig en bewaart hij geheimhouding over alle aan het vaartuig toebehorende documenten;

stelt hij een activiteitenverslag op, dat aan het voor visserij bevoegde ministerie van Ivoorkust wordt toegezonden, met kopie aan de delegatie van de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

De voorwaarden van het verblijf aan boord worden in onderling overleg vastgesteld door de reder of zijn vertegenwoordiger en het voor visserij bevoegde ministerie van Ivoorkust. De reders van de trawlers betalen het voor visserij bevoegde ministerie van Ivoorkust, tegelijk met de visrechten, een bedrag van 3 EUR per brt per jaar, pro rata temporis, per vaartuig dat vist in de wateren van Ivoorkust. Dit bedrag wordt overgemaakt op een door het voor visserij bevoegde ministerie van Ivoorkust opgegeven rekening. De reders van vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen of met de hengel en van vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug betalen de regering van Ivoorkust 10 EUR per dag voor elke aan boord genomen waarnemer. De kosten van inscheping en ontscheping van de waarnemer zijn ten laste van de reder als hij niet in staat is de waarnemer in een met het voor visserij bevoegde ministerie overeen te komen haven van Ivoorkust aan boord te nemen of aan land te zetten.

Als de waarnemer zich binnen twaalf uur na het afgesproken tijdstip nog niet op de afgesproken plaats heeft gemeld, is de reder automatisch ontheven van de verplichting hem aan boord te nemen.

Het salaris en de sociale lasten van de waarnemer zijn voor rekening van Ivoorkust.

K.   Inspectie en controle

Op verzoek van de autoriteiten van Ivoorkust laten de vissersvaartuigen van de Gemeenschap die hun activiteit uitoefenen in het kader van de overeenkomst, de ambtenaren van Ivoorkust aan wie de inspectie van en de controle op de visserijactiviteiten is opgedragen, aan boord komen en vergemakkelijken zij de uitoefening van hun taak.

Deze ambtenaren mogen niet langer aan boord blijven dan nodig is om hun taken te vervullen.

L.   Procedure in geval van aanhouding

1.

Telkens als een vissersvaartuig dat de vlag voert van een lidstaat van de Gemeenschap en de visserij uitoefent in het kader van dit protocol, in de EEZ van Ivoorkust wordt aangehouden, wordt de delegatie van de Commissie van de Europese Gemeenschappen in Ivoorkust daarvan binnen drie werkdagen in kennis gesteld. Terzelfder tijd ontvangt zij een beknopt verslag over de omstandigheden van en de redenen voor de aanhouding.

2.

Voordat enige maatregel ten aanzien van de kapitein of de bemanning van het vaartuig of ten aanzien van de lading en de uitrusting van het vaartuig, met uitzondering van maatregelen die tot doel hebben bewijsmateriaal in verband met de vermoedelijke overtreding veilig te stellen, wordt overwogen, wordt ten hoogste één werkdag na ontvangst van het vorenbedoelde bericht overleg gepleegd tussen de delegatie van de Commissie van de Europese Gemeenschappen in Ivoorkust, het voor visserij bevoegde ministerie en de controlediensten, eventueel in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van de betrokken lidstaat. Tijdens dit overleg verstrekken de partijen elkaar alle documenten of inlichtingen die de omstandigheden van de geconstateerde feiten kunnen helpen ophelderen. De reder of zijn vertegenwoordiger wordt in kennis gesteld van de uitkomst van dit overleg en van alle maatregelen die naar aanleiding van de aanhouding kunnen worden getroffen.

3.

Voordat een gerechtelijke procedure wordt ingeleid, wordt ernaar gestreefd de vermoedelijke overtreding via een minnelijke schikking af te handelen. De termijn voor de schikkingsprocedure bedraagt maximaal drie werkdagen nadat de delegatie van de Commissie van de Europese Gemeenschappen in kennis is gesteld.

4.

Als de zaak niet via een schikking kan worden afgehandeld en de kapitein voor een bevoegde rechterlijke instantie van Ivoorkust wordt vervolgd, wordt door de bevoegde autoriteit binnen twee werkdagen na de beëindiging van de schikkingsprocedure bepaald welke bankgarantie, waarvan het niveau redelijk moet zijn, moet worden verstrekt in afwachting van de uitspraak van de rechter. Deze bankgarantie wordt door de bevoegde autoriteit vrijgegeven zodra de kapitein van het betrokken vaartuig is vrijgesproken.

5.

Het vaartuig en de bemanning worden vrijgelaten:

ofwel meteen na afloop van de overlegvergadering, als de geconstateerde feiten zulks mogelijk maken,

ofwel onmiddellijk na de ontvangst van de betaling van de eventuele boete (bij een schikking),

ofwel onmiddellijk nadat de bankgarantie is gegeven (bij een gerechtelijke procedure).

6.

Als een van de partijen vindt dat de toepassing van de bovenbedoelde procedure een probleem of een geschil doet rijzen, kan zij om een spoedbijeenkomst verzoeken van de partijen bij het huidige protocol.

Aanhangsel 1

Image

Image

Aanhangsel 2

Image

Aanhangsel 3

Image

Aanhangsel 4

Image


Besluiten aangenomen krachtens titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie

22.3.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 76/16


KADERBESLUIT 2005/214/JBZ VAN DE RAAD

van 24 februari 2005

inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 31, onder a), en artikel 34, lid 2, onder b),

Gezien het initiatief van het Verenigd Koninkrijk, de Franse Republiek en het Koninkrijk Zweden (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Raad van Tampere van 15 en 16 oktober 1999 heeft het beginsel van wederzijdse erkenning onderschreven, dat de hoeksteen van de justitiële samenwerking binnen de Unie moet worden in zowel burgerlijke als strafzaken.

(2)

Het beginsel van wederzijdse erkenning moet worden toegepast op geldelijke sancties die door rechterlijke of bestuurlijke autoriteiten zijn opgelegd, zodat dergelijke sancties in een andere lidstaat dan die waar zij worden opgelegd, gemakkelijker ten uitvoer kunnen worden gelegd.

(3)

Op 29 november 2000 heeft de Raad, overeenkomstig de conclusies van Tampere, een programma van maatregelen goedgekeurd om uitvoering te geven aan het beginsel van wederzijdse erkenning van strafrechtelijke beslissingen (3), waarbij voorrang werd gegeven aan de aanneming van een instrument met het oog op de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de tenuitvoerlegging van geldelijke sancties (maatregel 18).

(4)

Dit kaderbesluit dient zich uit te strekken tot geldelijke sancties die ten aanzien van inbreuken op de verkeerswetgeving worden opgelegd.

(5)

Dit kaderbesluit eerbiedigt de grondrechten en voldoet aan de beginselen die worden erkend bij artikel 6 van het Verdrag en zijn weergegeven in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (4), met name in hoofdstuk VI. Niets in dit kaderbesluit verhindert dat de tenuitvoerlegging van een beslissing kan worden geweigerd, indien er objectieve redenen bestaan om aan te nemen dat de geldelijke sanctie is opgelegd met het oog op vervolging of bestraffing van die persoon op grond van zijn geslacht, ras, godsdienst, etnische afstamming, nationaliteit, taal, politieke overtuiging of seksuele geaardheid of dat de positie van die persoon kan worden aangetast om een van deze redenen.

(6)

Dit kaderbesluit laat de toepassing door de lidstaten van hun grondwettelijke bepalingen betreffende het recht op een eerlijke rechtsgang, de vrijheid van vereniging, de vrijheid van drukpers en de vrijheid van meningsuiting in andere media onverlet,

HEEFT HET VOLGENDE KADERBESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

In dit kaderbesluit wordt verstaan onder:

a)

beslissing: een onherroepelijke beslissing waarbij een geldelijke sanctie wordt opgelegd aan een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, indien de beslissing is gegeven door:

i)

een rechter van de beslissingsstaat ten aanzien van een naar het recht van de beslissingsstaat strafbaar feit;

ii)

een andere autoriteit van de beslissingsstaat dan een rechter, ten aanzien van een naar het recht van de beslissingsstaat strafbaar feit, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad de zaak te doen behandelen door een met name in strafzaken bevoegde rechter;

iii)

een andere autoriteit van de beslissingsstaat dan een rechter ten aanzien van een feit dat naar het nationale recht van de beslissingsstaat wordt bestraft als inbreuk op de rechtsvoorschriften, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad de zaak te doen behandelen door een met name in strafzaken bevoegde rechter;

iv)

een met name in strafzaken bevoegde rechter, indien de beslissing is gegeven met betrekking tot een onder iii) bedoelde beslissing;

b)

geldelijke sanctie: de verplichting tot betaling van

i)

een geldsom die in geval van veroordeling wegens een strafbaar feit bij beslissing is opgelegd;

ii)

een schadevergoeding die bij dezelfde beslissing is toegewezen aan het slachtoffer, indien het slachtoffer niet als burgerlijke partij aan de procedure kan deelnemen en de rechter zijn rechtsmacht in strafzaken uitoefent;

iii)

een geldsom voor de kosten van de rechterlijke of bestuursrechtelijke procedure die tot de beslissing leidt;

iv)

een geldsom ten behoeve van een overheidsfonds of een organisatie voor slachtofferhulp die bij dezelfde beslissing is opgelegd.

Onder „geldelijke sanctie” vallen niet:

beslissingen tot confiscatie van hulpmiddelen of opbrengsten van strafbare feiten;

civielrechtelijke beslissingen die voortvloeien uit een vordering tot schadevergoeding of tot teruggave en die uitvoerbaar zijn overeenkomstig Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (5);

c)

beslissingsstaat: de lidstaat waar een beslissing in de zin van dit kaderbesluit is gegeven;

d)

tenuitvoerleggingsstaat: de lidstaat waaraan de beslissing met het oog op tenuitvoerlegging is toegezonden.

Artikel 2

Vaststelling van de bevoegde autoriteiten

1.   Iedere lidstaat deelt het secretariaat-generaal van de Raad mee welke autoriteit of autoriteiten volgens zijn nationaal recht bevoegd zijn overeenkomstig dit kaderbesluit, wanneer die lidstaat de beslissingsstaat dan wel de tenuitvoerleggingsstaat is.

2.   Niettegenstaande artikel 4 kan iedere lidstaat, indien zijn interne organisatie zulks vereist, een of meer centrale autoriteiten aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor het administratief toezenden en in ontvangst nemen van de beslissingen en die de bevoegde autoriteiten bijstaan.

3.   Het secretariaat-generaal van de Raad stelt de ontvangen informatie ter beschikking van alle lidstaten en van de Commissie.

Artikel 3

Grondrechten

Dit kaderbesluit heeft niet tot gevolg dat de verplichting tot eerbiediging van de grondrechten en de fundamentele rechtsbeginselen, zoals neergelegd in artikel 6 van het Verdrag, wordt aangetast.

Artikel 4

Toezending van beslissingen en inschakeling van de centrale autoriteit

1.   Een beslissing, vergezeld van het in dit artikel bedoelde certificaat, kan worden toegezonden aan de bevoegde autoriteit van een lidstaat waar de natuurlijke persoon of rechtspersoon tegen wie de beslissing is gegeven, eigendom heeft of inkomsten geniet, gewoonlijk verblijf houdt of, in geval van een rechtspersoon, zijn statutaire zetel heeft.

2.   Het certificaat, waarvan het model in de bijlage staat, wordt ondertekend door de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat, die verklaart dat de inhoud juist is.

3.   De bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat zendt de beslissing of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan, vergezeld van het certificaat, rechtstreeks toe aan de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat op een zodanige wijze dat zij schriftelijk worden vastgelegd en de tenuitvoerleggingsstaat de echtheid daarvan kan vaststellen. Aan de tenuitvoerleggingsstaat wordt op zijn verzoek het origineel van de beslissing of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan en het origineel van het certificaat toegezonden. Ook alle ambtelijke mededelingen worden rechtstreeks door deze bevoegde autoriteiten uitgewisseld.

4.   De beslissingsstaat zendt een beslissing slechts aan één tenuitvoerleggingsstaat per keer toe.

5.   Indien de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat onbekend is met de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat, wint zij, onder meer langs de contactpunten van het Europees justitieel netwerk (6), de nodige inlichtingen in bij de tenuitvoerleggingsstaat.

6.   Wanneer de autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat die een beslissing ontvangt niet bevoegd is om deze beslissing te erkennen en de voor de tenuitvoerlegging vereiste maatregelen te nemen, zendt zij de beslissing ambtshalve aan de bevoegde autoriteit toe en stelt zij de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat hiervan in kennis.

7.   Het Verenigd Koninkrijk en Ierland kunnen een verklaring afleggen dat de beslissing, vergezeld van het certificaat, moet worden toegezonden door tussenkomst van hun in die verklaring genoemde centrale autoriteit of autoriteiten. Deze lidstaten kunnen te allen tijde het toepassingsgebied van die verklaring door een nieuwe verklaring beperken, teneinde de toepassing van lid 3 te verruimen. Zij moeten zulks doen wanneer de bepalingen inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken van de Schengenuitvoeringsovereenkomst te hunnen aanzien in werking treden. Iedere verklaring wordt neergelegd bij het secretariaat-generaal van de Raad en aan de Commissie meegedeeld.

Artikel 5

Toepassingsgebied

1.   Tot erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen kunnen leiden, overeenkomstig dit kaderbesluit en zonder toetsing van de dubbele strafbaarheid, de navolgende in de beslissingsstaat strafbare feiten, zoals omschreven in het recht van die staat:

deelneming aan een criminele organisatie,

terrorisme,

mensenhandel,

seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie,

illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen,

illegale handel in wapens, munitie en explosieven,

corruptie,

fraude, met inbegrip van fraude waardoor de financiële belangen van de Gemeenschap worden geschaad in de zin van de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen,

witwassen van opbrengsten van misdrijven,

valsemunterij, met inbegrip van namaak van de euro,

cybercriminaliteit,

milieumisdrijven, met inbegrip van de illegale handel in bedreigde diersoorten en de illegale handel in bedreigde planten- en boomsoorten,

hulp aan illegale binnenkomst en illegaal verblijf,

moord en doodslag, zware mishandeling,

illegale handel in menselijke organen en weefsels,

ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling,

racisme en vreemdelingenhaat,

georganiseerde of gewapende diefstal,

illegale handel in cultuurgoederen, waaronder antiquiteiten en kunstvoorwerpen,

oplichting,

racketeering en afpersing,

namaak van producten en productpiraterij,

vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten,

vervalsing van betaalmiddelen,

illegale handel in hormonale stoffen en andere groeibevorderaars,

illegale handel in nucleaire en radioactieve stoffen,

handel in gestolen voertuigen,

verkrachting,

brandstichting,

misdrijven die onder de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof vallen,

kaping van vliegtuigen/schepen,

sabotage,

gedragingen in strijd met de verkeersregels, met inbegrip van overtredingen van de rij- en rusttijdenwetgeving en van de wetgeving inzake gevaarlijke goederen,

smokkel van goederen,

inbreuken op de intellectuele-eigendomsrechten,

bedreigingen en daden van geweld jegens personen, met inbegrip van geweld tijdens sportevenementen,

opzettelijke vernieling,

diefstal,

strafbare feiten die door de beslissingsstaat worden vastgesteld en die onder uitvoeringsverplichtingen vallen welke voortkomen uit instrumenten op grond van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap of titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

2.   De Raad kan te allen tijde, met eenparigheid van stemmen en na raadpleging van het Europees Parlement overeenkomstig artikel 39, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, besluiten andere categorieën van strafbare feiten aan de lijst van lid 1 toe te voegen.

De Raad overweegt in het licht van het hem overeenkomstig artikel 20, lid 5, voorgelegde verslag of de lijst moet worden uitgebreid of gewijzigd. De Raad zal dit onderwerp nader onderzoeken op basis van een verslag over de praktische toepassing van het kaderbesluit dat binnen vijf jaar na de in artikel 20, lid 1, vermelde datum door de Commissie wordt opgesteld.

3.   Ten aanzien van andere dan de in lid 1 genoemde strafbare feiten kan de tenuitvoerleggingsstaat de erkenning en tenuitvoerlegging van een beslissing afhankelijk stellen van de voorwaarde dat de beslissing betrekking heeft op een naar het recht van de tenuitvoerleggingsstaat strafbaar feit, ongeacht de bestanddelen of de kwalificatie hiervan.

Artikel 6

Erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen

De bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat erkent de overeenkomstig artikel 4 toegezonden beslissing zonder verdere formaliteiten en neemt onverwijld alle nodige maatregelen tot tenuitvoerlegging ervan, tenzij zij beslist zich te beroepen op een van de in artikel 7 genoemde gronden tot weigering van de erkenning of tenuitvoerlegging.

Artikel 7

Gronden tot weigering van de erkenning of tenuitvoerlegging

1.   De bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat kan weigeren de beslissing te erkennen of ten uitvoer te leggen, indien het in artikel 4 bedoelde certificaat niet wordt overgelegd, onvolledig is of kennelijk niet overeenstemt met de beslissing.

2.   De bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat kan tevens weigeren de beslissing te erkennen of ten uitvoer te leggen, indien vaststaat dat:

a)

voor dezelfde feiten tegen de veroordeelde een beslissing is gegeven in de tenuitvoerleggingsstaat, of in een andere staat dan de beslissings- en de tenuitvoerleggingsstaat, en, in het laatste geval, deze beslissing ten uitvoer is gelegd;

b)

in een van de gevallen bedoeld in artikel 5, lid 3, de beslissing betrekking heeft op feiten die naar het recht van de tenuitvoerleggingsstaat niet strafbaar zijn;

c)

de tenuitvoerlegging van de beslissing naar het recht van de tenuitvoerleggingsstaat verjaard is en de beslissing betrekking heeft op feiten die naar het recht van die staat onder zijn rechtsmacht vallen;

d)

de beslissing betrekking heeft op feiten die:

i)

naar het recht van de tenuitvoerleggingsstaat worden geacht geheel of gedeeltelijk gepleegd te zijn op het grondgebied van de tenuitvoerleggingsstaat of op een plaats die als zodanig wordt beschouwd, of

ii)

buiten het grondgebied van de beslissingsstaat gepleegd zijn en dezelfde feiten volgens het recht van de tenuitvoerleggingsstaat niet vervolgd kunnen worden wanneer ze buiten zijn grondgebied gepleegd zijn;

e)

het recht van de tenuitvoerleggingsstaat voorziet in een immuniteit die tenuitvoerlegging van de beslissing onmogelijk maakt;

f)

de beslissing gegeven is tegen een natuurlijke persoon die naar het recht van de tenuitvoerleggingsstaat vanwege zijn leeftijd nog niet strafrechtelijk verantwoordelijk gesteld kon worden voor de feiten waarvoor de beslissing gegeven werd;

g)

volgens het in artikel 4 bedoelde certificaat de betrokkene:

i)

in het geval van een schriftelijke procedure, niet in overeenstemming met het recht van de beslissingsstaat persoonlijk of door toedoen van een naar het nationale recht bevoegde vertegenwoordiger in kennis is gesteld van zijn recht om de zaak te betwisten, alsmede van de termijnen voor dat rechtsmiddel, of

ii)

niet persoonlijk verschenen is, tenzij het certificaat aangeeft dat hij:

persoonlijk of door toedoen van een naar het nationale recht bevoegde vertegenwoordiger, in overeenstemming met het recht van de beslissingsstaat in kennis is gesteld van de procedure, of

te kennen heeft gegeven dat hij de zaak niet betwist;

h)

de geldelijke sanctie minder bedraagt dan 70 EUR of het equivalent van dat bedrag.

3.   In de gevallen bedoeld in lid 1 en lid 2, onder c) en g), raadpleegt de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat, voordat zij besluit een beslissing geheel of gedeeltelijk niet te erkennen of niet ten uitvoer te leggen, de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat, indien nodig met het verzoek om onverwijld alle noodzakelijke gegevens te verstrekken.

Artikel 8

Vaststelling van het te betalen bedrag

1.   Indien vaststaat dat de beslissing betrekking heeft op feiten die niet op het grondgebied van de beslissingsstaat zijn gepleegd, kan de tenuitvoerleggingsstaat besluiten het bedrag van de sanctie te beperken tot het maximum dat door zijn nationale recht op feiten van dezelfde aard wordt gesteld, voorzover de feiten onder zijn rechtsmacht vallen.

2.   Indien nodig wordt het bedrag van de sanctie door de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat omgerekend in de valuta van de tenuitvoerleggingsstaat, tegen de op het tijdstip van de uitspraak geldende wisselkoers.

Artikel 9

De op de tenuitvoerlegging toepasselijke wet

1.   Onverminderd lid 3 en artikel 10 wordt de tenuitvoerlegging van de beslissing beheerst door de wet van de tenuitvoerleggingsstaat, op dezelfde wijze als een geldelijke sanctie die door de tenuitvoerleggingsstaat wordt opgelegd. De autoriteiten van de tenuitvoerleggingsstaat zijn bij uitsluiting bevoegd de procedures betreffende de tenuitvoerlegging en alle daarop betrekking hebbende maatregelen te bepalen, met inbegrip van de gronden tot beëindiging van de tenuitvoerlegging.

2.   Indien de veroordeelde bewijs kan overleggen van gehele of gedeeltelijke betaling in een staat, raadpleegt de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat op de in artikel 7, lid 3, bepaalde wijze de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat. Delen van de sanctie die op enigerlei wijze reeds in een andere staat zijn geïnd, worden voor de tenuitvoerlegging in de tenuitvoerleggingsstaat volledig in mindering gebracht op het bedrag van de sanctie.

3.   Een geldelijke sanctie tegen een rechtspersoon wordt ten uitvoer gelegd, zelfs indien de tenuitvoerleggingsstaat het beginsel van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen niet erkent.

Artikel 10

Vervangende hechtenis of andere vervangende sanctie

Indien het onmogelijk is een beslissing geheel of gedeeltelijk ten uitvoer te leggen, kan de tenuitvoerleggingsstaat vervangende sancties, waaronder vrijheidsstraffen, toepassen in de gevallen waarin zijn recht daarin voorziet en de beslissingsstaat in het in artikel 4 bedoelde certificaat heeft ingestemd met de toepassing van die vervangende sancties. De hoogte van de vervangende sanctie wordt bepaald overeenkomstig de wet van de tenuitvoerleggingsstaat, maar mag het maximumniveau dat in het door de beslissingsstaat toegezonden certificaat is bepaald niet overschrijden.

Artikel 11

Amnestie, gratie en herziening

1.   Zowel de beslissingsstaat als de tenuitvoerleggingsstaat kunnen amnestie en gratie verlenen.

2.   Onverminderd artikel 10 kan alleen de beslissingsstaat beschikken op een verzoek tot herziening van de beslissing.

Artikel 12

Beëindiging van de tenuitvoerlegging

1.   De bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat stelt de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat onverwijld in kennis van iedere beslissing of maatregel waardoor de beslissing niet meer uitvoerbaar is of om een andere reden aan de tenuitvoerleggingsstaat onttrokken wordt.

2.   De tenuitvoerleggingsstaat beëindigt de tenuitvoerlegging van de beslissing zodra hij door de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat in kennis is gesteld van die beslissing of maatregel.

Artikel 13

Bestemming van de gelden van de tenuitvoerlegging van beslissingen

De gelden die verkregen zijn uit de tenuitvoerlegging van beslissingen vallen toe aan de tenuitvoerleggingsstaat, tenzij anders overeengekomen tussen de beslissingsstaat en de tenuitvoerleggingsstaat, met name in de in artikel 1, letter b), onder ii), bedoelde gevallen.

Artikel 14

Informatie van de tenuitvoerleggingsstaat

De bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat stelt de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat onverwijld, op een zodanige wijze dat de kennisgeving schriftelijk kan worden vastgelegd, in kennis:

a)

van de toezending van de beslissing aan de bevoegde autoriteit, overeenkomstig artikel 4, lid 6;

b)

van iedere weigering van erkenning of tenuitvoerlegging, overeenkomstig artikel 7 of artikel 20, lid 3, met opgave van de redenen voor die weigering;

c)

van de gehele of gedeeltelijke weigering van tenuitvoerlegging op de in artikel 8, artikel 9, leden 1 en 2, of artikel 11, lid 1, bedoelde gronden;

d)

van de tenuitvoerlegging van de beslissing zodra de tenuitvoerlegging is voltooid;

e)

van de toepassing van vervangende sancties overeenkomstig artikel 10.

Artikel 15

Gevolgen van de toezending van een beslissing

1.   Behoudens lid 2 mag de beslissingsstaat niet overgaan tot de tenuitvoerlegging van een krachtens artikel 4 toegezonden beslissing.

2.   Het recht tot tenuitvoerlegging van de beslissing komt weer toe aan de beslissingsstaat:

a)

zodra deze van de tenuitvoerleggingsstaat bericht ontvangt dat de beslissing geheel of gedeeltelijk niet ten uitvoer is gelegd, of niet erkend of ten uitvoer gelegd is in geval van artikel 7, behoudens artikel 7, lid 2, onder a), in geval van artikel 11, lid 1, en in het geval van artikel 20, lid 3, of

b)

wanneer de beslissingsstaat de tenuitvoerleggingsstaat ervan in kennis heeft gesteld dat de beslissing aan de tenuitvoerleggingsstaat is onttrokken overeenkomstig artikel 12.

3.   De autoriteit van de beslissingsstaat die na de toezending van een beslissing overeenkomstig artikel 4 een geldsom ontvangt welke door de veroordeelde met betrekking tot de beslissing vrijwillig is betaald, stelt de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat onverwijld daarvan in kennis. Artikel 9, lid 2, is van toepassing.

Artikel 16

Talen

1.   Het certificaat, waarvan het model in de bijlage gaat, moet worden vertaald in de officiële taal of één der officiële talen van de tenuitvoerleggingsstaat. Iedere lidstaat kan bij de aanneming van dit kaderbesluit of later in een bij het secretariaat-generaal van de Raad neer te leggen verklaring meedelen dat hij een vertaling in één of meer andere officiële talen van de instellingen van de Europese Unie aanvaardt.

2.   De tenuitvoerlegging van de beslissing kan worden opgeschort gedurende de tijd die nodig is om voor rekening van de tenuitvoerleggingsstaat de vertaling van de beslissing te verkrijgen.

Artikel 17

Kosten

De lidstaten vragen van elkaar geen vergoeding van de kosten die voortvloeien uit de toepassing van dit kaderbesluit.

Artikel 18

Verhouding tot andere overeenkomsten en regelingen

Dit kaderbesluit laat de toepassing van bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen tussen lidstaten onverlet, voorzover zulke overeenkomsten of regelingen verder reiken dan de voorschriften van dit kaderbesluit en ertoe bijdragen de procedures voor de tenuitvoerlegging van geldelijke sancties verder te vereenvoudigen of te vergemakkelijken.

Artikel 19

Territoriale toepassing

Dit kaderbesluit is van toepassing op Gilbraltar.

Artikel 20

Uitvoering

1.   De lidstaten treffen de noodzakelijke maatregelen om uiterlijk op 22 maart 2007 aan dit kaderbesluit te voldoen.

2.   Iedere lidstaat kan de toepassing van dit kaderbesluit voor een periode van ten hoogste vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit kaderbesluit, beperken:

a)

tot beslissingen bedoeld in artikel 1, letter a), onder i) en iv), en/of

b)

inzake rechtspersonen, tot beslissingen die betrekking hebben op feiten waarvoor een Europees instrument de toepassing van het beginsel van de aansprakelijkheid van rechtspersonen voorschrijft.

Iedere lidstaat die van dit lid gebruik wil maken, stelt bij de aanneming van dit kaderbesluit de secretaris-generaal van de Raad in kennis van een daartoe strekkende verklaring. De verklaring wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

3.   Iedere lidstaat kan zich verzetten tegen de erkenning en tenuitvoerlegging van een beslissing, indien het in artikel 4 bedoelde certificaat doet vermoeden dat de grondrechten of de fundamentele rechtsbeginselen, zoals neergelegd in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, niet zijn geëerbiedigd. De in artikel 7, lid 3, bedoelde procedure is dan van toepassing.

4.   Iedere lidstaat kan het wederkerigheidsbeginsel toepassen jegens een andere lidstaat die gebruik maakt van lid 2.

5.   De lidstaten delen het secretariaat-generaal van de Raad en de Commissie de tekst mee van de voorschriften waarmee zij hun verplichtingen uit hoofde van dit kaderbesluit in hun nationale recht omzetten. De Raad zal uiterlijk op 22 maart 2008, aan de hand van een verslag dat de Commissie op grond van deze gegevens opstelt, nagaan in hoeverre de lidstaten aan dit kaderbesluit hebben voldaan.

6.   Het secretariaat-generaal van de Raad stelt de lidstaten en de Commissie in kennis van de overeenkomstig artikel 4, lid 7, en artikel 16 afgelegde verklaringen.

7.   Onverminderd artikel 35, lid 7, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, kan een lidstaat die herhaaldelijk problemen ondervindt met of een gebrek aan inzet constateert bij een andere lidstaat inzake de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen, waarvoor geen oplossing door bilateraal overleg is gevonden, de Raad hiervan in kennis stellen met het oog op evaluatie van de toepassing van dit kaderbesluit op het niveau van de lidstaten.

8.   Iedere lidstaat die gedurende een kalenderjaar gebruikgemaakt heeft van lid 3, stelt de Raad en de Commissie bij het begin van het volgende kalenderjaar in kennis van gevallen waarin de in die bepaling genoemde gronden tot weigering van de erkenning of tenuitvoerlegging van een beslissing zijn toegepast.

9.   Binnen zeven jaar na de datum van inwerkingtreding van dit kaderbesluit stelt de Commissie aan de hand van de ontvangen informatie een verslag op, vergezeld van initiatieven die zij passend acht. Op basis van het verslag bestudeert de Raad dit artikel nogmaals om te bezien of lid 3 wordt gehandhaafd of vervangen door een meer specifieke bepaling.

Artikel 21

Inwerkingtreding

Dit kaderbesluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 24 februari 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

N. SCHMIT


(1)  PB C 278 van 2.10.2001, blz. 4.

(2)  PB C 271 E van 7.11.2002, blz. 423.

(3)  PB C 12 van 15.1.2001, blz. 10.

(4)  PB C 364 van 18.12.2000, blz. 1.

(5)  PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2245/2004 van de Commissie (PB L 381 van 28.12.2004, blz. 10).

(6)  Gemeenschappelijk Optreden 98/428/JBZ van 29 juni 1998, door de Raad aangenomen op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, tot oprichting van een Europees justitieel netwerk (PB L 191 van 7.7.1998, blz. 4).


BIJLAGE

CERTIFICAAT

bedoeld in artikel 4 van Kaderbesluit 2005/214/JBZ van de Raad inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties

a)

*

Beslissingsstaat:

*

Tenuitvoerleggingsstaat:

b)

Autoriteit die de beslissing tot het opleggen van de geldelijke sanctie heeft gegeven:

 

Officiële naam:

 

Adres:

 

 

Dossiernummer […]:

 

Tel. (landnummer) (netnummer):

 

Fax (landnummer) (netnummer):

 

E-mailadres (indien beschikbaar):

 

Talen waarin kan worden gecommuniceerd met de autoriteit die de beslissing heeft gegeven:

 

 

Adresgegevens van de persoon (personen) die benaderd moet(en) worden indien er aanvullende informatie nodig is met het oog op de tenuitvoerlegging van de beslissing of, indien van toepassing, met het oog op het overmaken aan de beslissingsstaat van de gelden van de tenuitvoerlegging (naam, titel/rang, telefoon, fax en, indien beschikbaar, e-mailadres):

 

 

c)

Autoriteit die bevoegd is voor de tenuitvoerlegging van de beslissing tot het opleggen van de geldelijke sanctie in de beslissingsstaat (indien dat een andere is dan de onder b) genoemde autoriteit):

 

Officiële naam:

 

 

Adres:

 

 

Tel. (landnummer) (netnummer):

 

Fax (landnummer) (netnummer):

 

E-mailadres (indien beschikbaar):

 

Talen waarin kan worden gecommuniceerd met de autoriteit die bevoegd is voor de tenuitvoerlegging:

 

Adresgegevens van de persoon (personen) die benaderd moet(en) worden indien er aanvullende informatie nodig is met het oog op de tenuitvoerlegging van de beslissing of, indien van toepassing, met het oog op het overmaken aan de beslissingsstaat van de gelden van de tenuitvoerlegging (naam, titel/rang, telefoon, fax en, indien beschikbaar, e-mailadres):

 

 

d)

Indien een centrale autoriteit belast is met de administratieve toezending van beslissingen tot het opleggen van een geldelijke sanctie in de beslissingsstaat:

 

Naam van de centrale autoriteit:

 

 

Contactpersoon, indien van toepassing (titel/rang en naam):

 

 

Adres:

 

 

Dossiernummer:

 

Tel. (landnummer) (netnummer):

 

Fax (landnummer) (netnummer):

 

E-mailadres (indien beschikbaar):

e)

Autoriteit(en) waarmee contact kan worden opgenomen (als punt c) en/of punt d) zijn/is ingevuld):

Onder b) genoemde autoriteit

Kan gecontacteerd worden voor vragen omtrent:

Onder c) genoemde autoriteit

Kan gecontacteerd worden voor vragen omtrent:

Onder d) genoemde autoriteit

Kan gecontacteerd worden voor vragen omtrent:

f)

Gegevens betreffende de natuurlijke of rechtspersoon aan wie de geldelijke sanctie is opgelegd:

1.   Voor een natuurlijke persoon

Naam:

Voornaam of voornamen:

Meisjesnaam, indien van toepassing:

Bijnamen, indien van toepassing:

Geslacht:

Nationaliteit:

Identiteitskaartnummer of socialezekerheidsnummer (indien beschikbaar):

Geboortedatum:

Geboorteplaats:

Laatste bekende adres:

Taal of talen die de persoon begrijpt (indien bekend):

 

a)

Indien de beslissing wordt toegezonden aan de tenuitvoerleggingsstaat omdat de persoon tegen wie de beslissing is genomen, gewoonlijk verblijf houdt in de tenuitvoerleggingsstaat, de volgende informatie toevoegen:

Gewone verblijfplaats in de tenuitvoerleggingsstaat:

b)

Indien de beslissing wordt toegezonden aan de tenuitvoerleggingsstaat omdat de persoon tegen wie de beslissing is genomen, eigendommen heeft in de tenuitvoerleggingsstaat, de volgende informatie toevoegen:

Precieze beschrijving van de eigendom van de persoon:

Locatie van de eigendom van de persoon:

c)

Indien de beslissing wordt toegezonden aan de tenuitvoerleggingsstaat omdat de persoon tegen wie de beslissing is genomen, inkomsten heeft in de tenuitvoerleggingsstaat, de volgende informatie toevoegen:

Beschrijving van de inkomstenbron(nen) van de persoon:

Locatie van de inkomstenbron(nen) van de persoon:

2.   Voor een rechtspersoon:

Naam:

Rechtsvorm:

Registratienummer (indien beschikbaar) (1):

Statutaire zetel (indien beschikbaar) (1):

Adres van de rechtspersoon:

a)

Indien de beslissing wordt toegezonden aan de tenuitvoerleggingsstaat omdat de rechtspersoon waartegen de beslissing is genomen, eigendommen heeft in de tenuitvoerleggingsstaat, de volgende informatie toevoegen:

Beschrijving van de eigendom van de rechtspersoon:

Locatie van de eigendom van de rechtspersoon:

 

b)

Indien de beslissing wordt toegezonden aan de tenuitvoerleggingsstaat omdat de rechtspersoon waartegen de beslissing is genomen, inkomsten heeft in de tenuitvoerleggingsstaat, de volgende informatie toevoegen:

Beschrijving van de inkomstenbron(nen) van de rechtspersoon:

Locatie van de inkomstenbron(nen) van de rechtspersoon:

 

g)

De beslissing tot het opleggen van een geldelijke sanctie:

1.

De aard van de beslissing tot het opleggen van de geldelijke sanctie (kruis het overeenkomstige vak aan):

 i)

Beslissing van een rechter van de beslissingsstaat ten aanzien van een naar het recht van de beslissingsstaat strafbaar feit.

 ii)

Beslissing van een andere autoriteit van de beslissingsstaat dan een rechter, ten aanzien van een naar het recht van de beslissingsstaat strafbaar feit. Er wordt bevestigd dat de betrokkene de gelegenheid heeft gehad om de zaak te doen behandelen door een met name in strafzaken bevoegde rechter.

 iii)

Beslissing van een andere autoriteit van de beslissingsstaat dan een rechter, ten aanzien van feiten die naar het nationale recht van de beslissingsstaat worden bestraft als inbreuk op de rechtsvoorschriften. Er wordt bevestigd dat de betrokkene de gelegenheid heeft gehad om de zaak te doen behandelen door een met name in strafzaken bevoegde rechter.

 iv)

Beslissing van een met name in strafzaken bevoegde rechter betreffende een onder iii) bedoelde beslissing.

De beslissing is gegeven op (datum):

De beslissing is onherroepelijk geworden op (datum):

Referentienummer van de beslissing (indien beschikbaar):

De geldelijke sanctie is de verplichting tot betaling van (kruis het toepasselijke vak/de toepasselijke vakken aan en vermeld het bedrag/de bedragen en de munteenheid):

 i)

een geldsom die in geval van veroordeling wegens een strafbaar feit bij beslissing is opgelegd.

Bedrag:

 ii)

een schadevergoeding die bij dezelfde beslissing is toegewezen aan het slachtoffer, indien het slachtoffer niet als burgerlijke partij aan de procedure kan deelnemen en de rechter zijn rechtsmacht in strafzaken uitoefent.

Bedrag:

 iii)

een geldsom voor de kosten van de rechterlijke of bestuursrechtelijke procedure die tot de beslissing leidt.

Bedrag:

 iv)

een geldsom ten behoeve van een overheidsfonds of een organisatie voor slachtofferhulp die bij dezelfde beslissing is opgelegd.

Bedrag:

Het totaalbedrag van de geldelijke sanctie, onder vermelding van de munteenheid:

 

2.

Een samenvatting van de feiten en een beschrijving van de omstandigheden waarin het strafbare feit/de strafbare feiten is/zijn gepleegd, inclusief tijd en plaats:

     

Aard en kwalificatie van het strafbare feit/de strafbare feiten en toepasselijke wetsbepaling/toepasselijk wetboek op grond waarvan de beslissing is gegeven:

   

3.

Als het in punt 2 genoemde strafbare feit/de in punt 2 genoemde strafbare feiten één of meer van de volgende strafbare feiten vormen, bevestig dit door het overeenkomstige vak/de overeenkomstige vakken aan te kruisen:

deelneming aan een criminele organisatie;

terrorisme;

mensenhandel;

seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie;

illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen;

illegale handel in wapens, munitie en explosieven;

corruptie;

fraude, met inbegrip van fraude waardoor de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen worden geschaad in de zin van de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen;

witwassen van opbrengsten van misdrijven;

valsemunterij, met inbegrip van namaak van de euro;

cybercriminaliteit;

milieumisdrijven, met inbegrip van de illegale handel in bedreigde diersoorten en de illegale handel in bedreigde planten- en boomsoorten;

hulp aan illegale binnenkomst en illegaal verblijf;

moord en doodslag, zware mishandeling;

illegale handel in menselijke organen en weefsels;

ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling;

racisme en vreemdelingenhaat;

georganiseerde of gewapende diefstal;

illegale handel in cultuurgoederen, waaronder antiquiteiten en kunstvoorwerpen;

oplichting;

racketeering en afpersing;

namaak van producten en productpiraterij;

vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten;

vervalsing van betaalmiddelen;

illegale handel in hormonale stoffen en andere groeibevorderaars;

illegale handel in nucleaire en radioactieve stoffen;

handel in gestolen voertuigen;

verkrachting;

opzettelijke brandstichting;

misdrijven die onder de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof vallen;

kaping van vliegtuigen/schepen;

sabotage;

gedragingen in strijd met de verkeersregels, met inbegrip van overtredingen van de rij- en rusttijdenwetgeving en van de wetgeving inzake gevaarlijke goederen;

smokkel van goederen;

inbreuken op de intellectuele-eigendomsrechten;

bedreigingen en daden van geweld jegens personen, met inbegrip van geweld tijdens sportevenementen;

opzettelijke vernieling;

diefstal;

strafbare feiten die door de beslissingsstaat worden vastgesteld en die onder uitvoeringsverplichtingen vallen welke voortkomen uit instrumenten op grond van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap of titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

Wordt dit vakje aangekruist, geef dan precies aan op welke bepalingen van het krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap of het Verdrag betreffende de Europese Unie aangenomen instrument het strafbare feit betrekking heeft:

  

4.

Als het in punt 2 genoemde strafbare feit/de in punt 2 genoemde strafbare feiten niet onder punt 3 valt/vallen, geef dan een volledige beschrijving van het desbetreffende strafbare feit/de desbetreffende strafbare feiten:

   

h)

Status van de beslissing tot het opleggen van de geldelijke sanctie

1.

Bevestig dat (kruis aan):

 a)

de beslissing een onherroepelijke beslissing is;

 b)

voorzover bekend aan de autoriteit die het certificaat aflevert, in de tenuitvoerleggingsstaat tegen de veroordeelde geen beslissing is gegeven voor dezelfde feiten en dat geen dergelijke beslissing die is gegeven in een andere staat dan de beslissings- en de tenuitvoerleggingsstaat, ten uitvoer is gelegd.

2.

Vermeld of de zaak is behandeld volgens een schriftelijke procedure:

 a)

Neen, zij is niet volgens een schriftelijke procedure behandeld.

 b)

Ja, zij is volgens een schriftelijke procedure behandeld. Bevestigd wordt dat de betrokkene in overeenstemming met het recht van de beslissingsstaat persoonlijk of door toedoen van een naar het nationale recht bevoegde vertegenwoordiger in kennis is gesteld van zijn recht om de zaak te betwisten, alsmede van de termijnen voor dat rechtsmiddel.

3.

Vermeld of de betrokkene persoonlijk is verschenen tijdens de procedure:

 a)

Ja, hij is persoonlijk verschenen.

 b)

Neen, hij is niet persoonlijk verschenen. Bevestigd wordt dat:

de betrokkene in overeenstemming met het recht van de beslissingsstaat persoonlijk of door toedoen van een naar het nationale recht bevoegde vertegenwoordiger, in kennis is gesteld van de procedure,

of

de betrokkene te kennen heeft gegeven dat hij de zaak niet betwist.

4.

Gedeeltelijke betaling van de geldelijke sanctie

Indien een gedeelte van de geldelijke sanctie reeds in de beslissingsstaat of, met medeweten van de autoriteit die het certificaat heeft afgegeven, in een andere staat is voldaan, het betaalde bedrag vermelden:

 

i)

Vervangende sancties, waaronder vrijheidsstraffen

1.

Geef aan of de beslissingsstaat ermee instemt dat de tenuitvoerleggingsstaat vervangende sancties toepast indien het onmogelijk is om de beslissing tot het opleggen van de geldelijke sanctie geheel of gedeeltelijk ten uitvoer te leggen:

Ja.

Neen.

2.

Zo ja, geef aan welke sancties kunnen worden toegepast (aard en maximumniveau van de sancties):

Hechtenis. Maximumduur:

Gemeenschapsdienst (of gelijkwaardig). Maximumduur:

Andere sancties. Omschrijving:

 

j)

Andere voor de zaak relevante omstandigheden (facultatieve informatie):

  

k)

De tekst van de beslissing tot het opleggen van de geldelijke sanctie wordt aan het certificaat gehecht.

Handtekening van de autoriteit die het certificaat afgeeft en/of haar vertegenwoordiger die de juistheid van de inhoud van het certificaat bevestigt:

 

Naam:

Functie (titel/rang):

Datum:

Officieel stempel (indien beschikbaar):


(1)  Indien een beslissing wordt toegezonden aan de tenuitvoerleggingsstaat omdat de rechtspersoon waartegen de beslissing is genomen, zijn statutaire zetel in die staat heeft, moeten het registratienummer en de statutaire zetel worden vermeld.