ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 24

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

48e jaargang
27 januari 2005


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

 

Verordening (EG) nr. 114/2005 van de Commissie van 26 januari 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 115/2005 van de Commissie van 26 januari 2005 inzake een openbare inschrijving voor de vaststelling van de restitutie bij uitvoer van zachte tarwe naar bepaalde derde landen

3

 

*

Verordening (EG, Euratom) nr. 116/2005 van de Commissie van 26 januari 2005 betreffende de behandeling van BTW-teruggaven aan niet-belastingplichtigen en aan belastingplichtigen voor vrijgestelde handelingen bij de toepassing van Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 van de Raad betreffende de harmonisatie van het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen

6

 

*

Verordening (EG) nr. 117/2005 van de Commissie van 26 januari 2005 tot instelling van communautair toezicht op de invoer van bepaald schoeisel van oorsprong uit bepaalde derde landen

8

 

*

Verordening (EG) nr. 118/2005 van de Commissie van 26 januari 2005 tot wijziging van bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 en tot vaststelling, overeenkomstig die verordening, van begrotingsmaxima voor een gedeeltelijke of facultatieve uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling en van jaarlijkse totaalbedragen voor de regeling inzake één enkele areaalbetaling

15

 

 

Verordening (EG) nr. 119/2005 van de Commissie van 26 januari 2005 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van olijfolie

22

 

 

Verordening (EG) nr. 120/2005 van de Commissie van 26 januari 2005 tot vaststelling van de mate waarin invoercertificaataanvragen die in januari 2005 in het kader van bij Verordening (EG) nr. 2535/2001 geopende tariefcontingenten voor bepaalde zuivelproducten zijn ingediend, kunnen worden geaccepteerd

24

 

*

Verordening (EG) nr. 121/2005 van de Commissie van 25 januari 2005 houdende vaststelling van eenheidswaarden voor de bepaling van de douanewaarde van bepaalde aan bederf onderhevige goederen

27

 

*

Richtlijn 2005/6/EG van de Commissie van 26 januari 2005 tot wijziging van Richtlijn 71/250/EEG, wat betreft de weergave en interpretatie van de krachtens Richtlijn 2002/32/EG vereiste analyseresultaten ( 1 )

33

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Commissie

 

*

2005/56/EG:Besluit van de Commissie van 14 januari 2005 tot oprichting van het Uitvoerend Agentschap Onderwijs, audiovisuele media en cultuur, voor het beheer van de communautaire maatregelen op het gebied van onderwijs, audiovisuele media en cultuur — overeenkomstig Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad

35

 

*

2005/57/EG:Aanbeveling van de Commissie van 21 januari 2005 betreffende de aanbieding van huurlijnen in de Europese Unie (Deel 1 — Hoofdleveringsvoorwaarden voor wholesalehuurlijnen) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 103)

39

 

*

2005/58/EG:Beschikking van de Commissie van 26 januari 2005 tot wijziging van Beschikking 2003/135/EG wat betreft de beëindiging van de uitroeiings- en vaccinatieprogramma’s in de deelstaten Niedersachsen en Nordrhein-Westfalen en het uitroeiingsprogramma in de deelstaat Saarland (Duitsland) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 119)  ( 1 )

45

 

*

2005/59/EG:Beschikking van de Commissie van 26 januari 2005 tot goedkeuring van de programma's voor de uitroeiing van klassieke varkenspest bij wilde varkens en de noodvaccinatie van deze varkens in Slowakije (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 127)  ( 1 )

46

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Besluit 2004/783/EG van de Raad van 15 november 2004 houdende benoeming van vier Italiaanse leden en drie Italiaanse plaatsvervangers in het Comité van de Regio's (PB L 346 van 23.11.2004)

48

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

27.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 24/1


VERORDENING (EG) Nr. 114/2005 VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2005

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 27 januari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1947/2002 (PB L 299 van 1.11.2002, blz. 17).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 26 januari 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

101,1

204

77,1

212

157,6

608

118,9

624

163,5

999

123,6

0707 00 05

052

140,5

999

140,5

0709 90 70

052

182,8

204

169,7

999

176,3

0805 10 20

052

43,6

204

39,2

212

53,5

220

42,9

421

38,1

448

38,3

624

71,7

999

46,8

0805 20 10

204

56,8

999

56,8

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

052

67,9

204

86,8

400

78,5

464

55,5

624

69,1

662

40,0

999

66,3

0805 50 10

052

63,6

999

63,6

0808 10 80

400

103,2

404

83,2

720

72,1

999

86,2

0808 20 50

388

68,3

400

88,1

720

39,5

999

65,3


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


27.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 24/3


VERORDENING (EG) Nr. 115/2005 VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2005

inzake een openbare inschrijving voor de vaststelling van de restitutie bij uitvoer van zachte tarwe naar bepaalde derde landen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In het licht van de huidige marktsituatie voor granen is het dienstig voor zachte tarwe een openbare inschrijving te houden voor de vaststelling van de restitutie bij uitvoer overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (2).

(2)

De uitvoeringsbepalingen inzake de procedure voor een openbare inschrijving ten aanzien van de vaststelling van de restitutie bij uitvoer zijn opgenomen in Verordening (EG) nr. 1501/95. Inschrijving houdt onder andere de verplichting in een aanvraag om een uitvoercertificaat in te dienen en een zekerheid te stellen. Het bedrag van deze zekerheid dient te worden vastgesteld.

(3)

De specifieke geldigheidsduur van de in het kader van deze inschrijving afgegeven certificaten moet worden bepaald. Deze geldigheidsduur moet zijn afgestemd op de behoeften van de wereldmarkt voor het verkoopseizoen 2004/2005.

(4)

Om alle gegadigden een gelijke behandeling te waarborgen, moet de geldigheidsduur van de afgegeven certificaten gelijk zijn.

(5)

Om wederinvoer te voorkomen, mag uitvoer in het kader van deze inschrijving alleen geschieden naar bepaalde derde landen.

(6)

Ter wille van het goede verloop van een inschrijvingsprocedure voor de uitvoer, dienen een minimumhoeveelheid, alsmede de termijn waarbinnen en de vorm waarin de bij de bevoegde diensten ingediende offertes moeten worden doorgegeven, te worden vastgesteld.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een openbare inschrijving gehouden voor de vaststelling van de restitutie bij uitvoer overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1501/95.

2.   De inschrijving heeft betrekking op zachte tarwe voor uitvoer naar bestemmingen met uitzondering van Albanië, Bulgarije, Kroatië, Bosnië-Herzegovina, Servië en Montenegro (3), Liechtenstein, Roemenië en Zwitserland.

3.   De inschrijving wordt gehouden tot en met 23 juni 2005. Tot die tijd worden wekelijks deelinschrijvingen gehouden en de hoeveelheden en de data voor het indienen van de offertes daarvoor worden in het bericht van inschrijving vastgesteld.

In afwijking van artikel 4, lid 4, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1501/95 verstrijkt de termijn voor het indienen van de offertes voor de eerste deelinschrijving op 3 februari 2005.

Artikel 2

Een offerte is slechts geldig indien zij ten minste 1 000 t betreft.

Artikel 3

De in artikel 5, lid 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 1501/95 bedoelde zekerheid bedraagt 12 EUR per ton.

Artikel 4

1.   In afwijking van artikel 23, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie (4) worden de overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1501/95 afgegeven uitvoercertificaten, voor de bepaling van de geldigheidsduur ervan, geacht te zijn afgegeven op de dag van de indiening van de offerte.

2.   De in het kader van de in deze verordening bedoelde openbare inschrijving afgegeven uitvoercertificaten zijn geldig vanaf de dag van afgifte in de zin van lid 1 tot het einde van de vierde daaropvolgende maand.

Artikel 5

De lidstaten doen de ingediende offertes uiterlijk anderhalf uur na het verstrijken van de wekelijkse termijn voor het indienen van de offertes, die in het bericht van inschrijving is vermeld, aan de Commissie toekomen met gebruikmaking van een formulier volgens het in de bijlage vastgestelde model.

Indien geen offertes zijn ingediend, stellen de lidstaten de Commissie daarvan eveneens binnen de in de voorgaande alinea genoemde termijn in kennis.

De termijnen voor het indienen van de offertes hebben betrekking op de Belgische tijd.

Artikel 6

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).

(3)  Met inbegrip van Kosovo, zoals gedefinieerd in Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 10 juni 1999.

(4)  PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1.


BIJLAGE

Formulier (1)

OPENBARE INSCHRIJVING VOOR DE VASTSTELLING VAN DE RESTITUTIE BIJ UITVOER VAN ZACHTE TARWE NAAR BEPAALDE DERDE LANDEN

(Verordening (EG) nr. 115/2005)

(Einde van de termijn voor het indienen van offertes)

1

2

3

Volgnummer van de inschrijvers

Hoeveelheid in ton

Bedrag van de uitvoerrestitutie

(in EUR/t)

1

 

 

2

 

 

3

 

 

enz.

 

 

E-mailadres voor het toezenden van inlichtingen: agri-c1-revente-marche-eu@cec.eu.int


(1)  Toe te zenden aan DG AGRI (C/1).


27.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 24/6


VERORDENING (EG, Euratom) Nr. 116/2005 VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2005

betreffende de behandeling van BTW-teruggaven aan niet-belastingplichtigen en aan belastingplichtigen voor vrijgestelde handelingen bij de toepassing van Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 van de Raad betreffende de harmonisatie van het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

Gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 van de Raad van 15 juli 2003 betreffende de harmonisatie van het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen („BNI-verordening”) (1), en met name op artikel 5, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 2, lid 7, van Besluit 2000/597/EG, Euratom van de Raad van 29 september 2000 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (2) bepaalt dat het bruto nationaal product tegen marktprijzen (BNP) dient te worden beschouwd als gelijk aan het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen (BNI), zoals bepaald door de Commissie krachtens het Europees systeem van rekeningen (ESR). Het ESR van 1995 (ESR 95), dat in de plaats is gekomen van twee vroegere systemen van respectievelijk 1970 en 1979, werd vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (3), en werd beschreven in de bijlage daarbij. Het BNI, zoals het in het ESR 95 wordt gebruikt, is met ingang van het begrotingsjaar 2002 in de plaats gekomen van het BNP als criterium voor de eigen middelen.

(2)

Bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 worden de procedures voor de indiening van BNI-gegevens door de lidstaten en de procedures en het toezicht op de berekening van het BNI vastgesteld en wordt het BNI-comité opgericht.

(3)

Het ESR 95 specificeert niet uitdrukkelijk de behandeling van BTW-teruggaven aan niet-belastingplichtigen en aan belastingplichtigen voor vrijgestelde handelingen.

(4)

Voor de definitie van het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen (BNI) overeenkomstig artikel 1 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 is het nodig de behandeling van BTW-teruggaven aan niet-belastingplichtigen en aan belastingplichtigen voor vrijgestelde handelingen te verduidelijken.

(5)

In de Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (4), worden de begrippen belastingplichtige, niet-belastingplichtige en vrijgestelde handelingen omschreven.

(6)

Voor de tenuitvoerlegging van Richtlijn 89/130/EEG, Euratom van de Raad van 13 februari 1989 betreffende de harmonisatie van de opstelling van het bruto nationaal product tegen marktprijzen (5) verduidelijkt Beschikking 1999/622/EG, Euratom van de Commissie (6) de behandeling van BTW-teruggaven aan niet-belastingplichtige eenheden en aan belastingplichtige eenheden voor vrijgestelde handelingen. De overeenkomstige verduidelijking moet nu worden verstrekt met betrekking tot het BNI.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het BNI-comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Bij het opstellen van de aggregaten van de nationale rekeningen voor de toepassing van Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 worden teruggaven van op aankopen betaalde BTW die worden gedaan aan niet-belastingplichtigen of aan belastingplichtigen voor vrijgestelde handelingen, in het ESR 95 behandeld als overige inkomensoverdrachten (D7) of kapitaaloverdrachten (D9), en niet alsof het aftrekbare BTW zou betreffen.

2.   In lid 1 heeft de term „belastingplichtige” de betekenis die eraan wordt gegeven in artikel 4 van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG, en worden onder het begrip vrijgestelde handelingen verstaan de in artikel 13 van die richtlijn vermelde handelingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2005.

Voor de Commissie

Joaquín ALMUNIA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 181 van 19.7.2003, blz. 1.

(2)  PB L 253 van 7.10.2000, blz. 42.

(3)  PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1267/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 180 van 18.7.2003, blz. 1).

(4)  PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/66/EG van de Raad (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 35).

(5)  PB L 49 van 21.2.1989, blz. 26. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(6)  PB L 245 van 17.9.1999, blz. 51.


27.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 24/8


VERORDENING (EG) Nr. 117/2005 VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2005

tot instelling van communautair toezicht op de invoer van bepaald schoeisel van oorsprong uit bepaalde derde landen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3285/94 van de Raad van 22 december 1994 betreffende een gemeenschappelijke invoerregeling en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 518/94 (1), en met name op artikel 11, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het contingentstelsel voor schoeisel van Verordening (EG) nr. 427/2003 van de Raad van 3 maart 2003 over een productspecifiek vrijwaringsmechanisme in de overgangsperiode voor producten uit de Volksrepubliek China en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 519/94 betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen (2), is op 1 januari 2005 verlopen.

(2)

Op 7 december 2004 is de Commissie door enkele lidstaten erop gewezen dat het passend zou zijn toezichtmaatregelen voor schoeisel te treffen op grond van Verordening (EG) nr. 3285/94.

(3)

De communautaire schoenenindustrie bestaat voornamelijk uit kleine en middelgrote ondernemingen, die grotendeels gevestigd zijn in gebieden waar weinig andere werkgelegenheid is. Daarom lijdt de bedrijfstak gemakkelijk schade door concurrentie van laaggeprijsde invoer, met name uit China.

(4)

Als antwoord op deze invoerconcurrentie heeft de communautaire schoenenindustrie de afgelopen jaren een omvangrijke herstructurering ondergaan door zich op producten in de hogere marktsegmenten te richten; dit zijn tevens de producten waarvoor een contingent gold. Deze producten vertegenwoordigen circa 85 % van de productie van schoeisel in de Gemeenschap. Deze herstructurering hield een sterke afname van de capaciteit en het aantal arbeidskrachten in. Ondanks deze inspanningen verliest de communautaire schoenenindustrie nog steeds productie en marktaandeel vanwege de invoer van goedkoop buitenlands schoeisel.

(5)

In de periode 2000-2003 is de invoer van schoeisel uit de Volksrepubliek China die niet aan contingenten gebonden was, sterk toegenomen, zowel in absolute zin als wat betreft het communautaire marktaandeel. De prijzen hiervan waren aanzienlijk lager dan de prijzen van in de Gemeenschap geproduceerde gelijksoortige producten. De gemiddelde toename van de invoer bedroeg 59 % tussen 2000 en 2003 en het gemiddelde prijsverschil was 21 %.

(6)

Aangezien de heersende marktvoorwaarden voor alle soorten schoeisel gelijk zijn, kan aangenomen worden dat de recente liberalisering ertoe zal leiden dat de invoer van schoeisel aanzienlijk zal toenemen. Op grond van de recente ontwikkeling van de invoer van schoeisel zou het opheffen van de invoerbeperkingen in 2005 kunnen leiden tot een verdubbeling van de invoer op korte termijn. De Gemeenschap zou daardoor 6 % van haar marktaandeel en 17 000 arbeidsplaatsen verliezen. Daarom kan aangenomen worden dat de producenten in de Gemeenschap schade dreigen te lijden in de zin van artikel 11 van Verordening (EG) nr. 3285/94.

(7)

Deze verwachte gevolgen zijn zo substantieel dat het in het belang van de Gemeenschap is dat de invoer van bepaald schoeisel uit China onder voorafgaand communautair toezicht wordt geplaatst, teneinde statistische gegevens te kunnen verzamelen aan de hand waarvan de ontwikkeling van de invoer snel geanalyseerd kan worden. Het betrokken schoeisel, voornamelijk van gemiddelde tot hoge kwaliteit, wordt nog steeds in aanzienlijke hoeveelheden in de Gemeenschap geproduceerd en mag daarom als een gevoelig product worden beschouwd. Voorafgaand toezicht door middel van een automatische regeling voor invoervergunningen die loopt tot en met 31 januari 2006 zou snel een duidelijk beeld geven van de vroege gevolgen van de opheffing van de invoerbeperkingen, terwijl met systemen om achteraf de gevolgen in kaart te brengen pas na lange tijd bruikbare gegevens kunnen worden verkregen.

(8)

Om een algemeen beeld te krijgen van de ontwikkeling van de invoer van schoeisel, is het ook passend om een systeem voor toezicht achteraf op grond van douanegegevens in te stellen, voor alle soorten schoeisel van allerlei herkomst. Hieronder valt ook schoeisel dat onder voorafgaand toezicht zal komen te staan. Zodra het systeem voor toezicht achteraf volledig operationeel is, kan het voorafgaande toezicht beëindigd worden, echter uiterlijk op 31 januari 2006.

(9)

Alle communautaire importeurs vervullen sinds de voltooiing van de interne markt dezelfde formaliteiten, ongeacht de plaats waar de goederen worden ingeklaard.

(10)

Om de gegevensverzameling te vergemakkelijken, zouden de producten die onder voorafgaand toezicht staan pas in het vrije verkeer mogen worden gebracht als een toezichtdocument is overgelegd dat aan uniforme criteria voldoet. Dit document moet op aanvraag van de importeur door de autoriteiten van de lidstaten binnen een bepaalde termijn worden gewaarmerkt, hetgeen echter niet betekent dat de importeur hierdoor het recht verkrijgt de goederen in te voeren. Het document kan derhalve slechts geldig zijn zolang de invoerregels niet worden gewijzigd; het dient in de gehele Gemeenschap geldig te zijn.

(11)

Om transparantie te verzekeren, dienen de lidstaten en de Commissie de door middel van communautair toezicht verkregen informatie zo volledig mogelijk uit te wisselen.

(12)

De nationale autoriteiten dienen de toezichtdocumenten af te geven onder de op communautair niveau vastgestelde voorwaarden.

(13)

Het is wenselijk dat deze verordening in werking treedt op de dag van haar publicatie, zodat de gegevens zo spoedig mogelijk verzameld kunnen worden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

VOORAFGAAND TOEZICHT

Artikel 1

Het in de Gemeenschap in het vrije verkeer brengen van schoeisel van oorsprong uit de Volksrepubliek China, zoals weergegeven in bijlage I, wordt onder voorafgaand communautair toezicht geplaatst, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 3285/94.

Artikel 2

1.   De in artikel 1 bedoelde producten kunnen pas in de Gemeenschap in het vrije verkeer worden gebracht nadat daarvoor een toezichtdocument is overgelegd dat door de bevoegde autoriteiten van een lidstaat is afgegeven.

2.   Het in lid 1 bedoelde toezichtdocument wordt automatisch en voor elke gevraagde hoeveelheid kosteloos afgegeven door een bevoegde instantie in een lidstaat, binnen vijf werkdagen nadat een importeur in de Gemeenschap, ongeacht diens plaats van vestiging in de Gemeenschap, hiertoe een aanvraag heeft ingediend. De aanvraag wordt geacht uiterlijk drie werkdagen nadat deze is ingediend door de bevoegde nationale autoriteit te zijn ontvangen, tenzij anders wordt aangetoond.

3.   Een door een van de in bijlage II vermelde autoriteiten afgegeven toezichtdocument is geldig in de gehele Gemeenschap.

4.   Het toezichtdocument wordt opgemaakt door middel van een formulier dat overeenstemt met het model in bijlage I van Verordening (EG) nr. 3258/94.

In de aanvraag van de importeur dienen de volgende gegevens te worden vermeld:

a)

de naam en het volledige adres van de aanvrager (met inbegrip van telefoon- en faxnummer, en indien van toepassing het door de bevoegde nationale autoriteit gebruikte identificatienummer) en, indien deze BTW-plichtig is, diens BTW-nummer;

b)

indien van toepassing de naam en het volledige adres van de aangever of de vertegenwoordiger van de aanvrager (met inbegrip van telefoon- en faxnummers);

c)

de volledige naam en het volledige adres van de exporteur;

d)

een nauwkeurige omschrijving van de goederen, met inbegrip van:

i)

de handelsnaam;

ii)

de Taric-code(s);

iii)

het land van oorsprong (namelijk de Volksrepubliek China);

iv)

het land van verzending van de goederen;

e)

de hoeveelheid goederen, uitgedrukt in paren schoeisel;

f)

per post van de gecombineerde nomenclatuur de cif-waarde van de goederen in EUR aan de grens van de Gemeenschap;

g)

de voorziene periode en plaats van inklaring;

h)

de vermelding of de aanvraag betrekking heeft op een partij waarvoor reeds eerder een aanvraag is ingediend;

i)

de volgende verklaring, door de aanvrager gedateerd en ondertekend en voorzien van zijn naam in blokletters: „Ondergetekende verklaart dat hij de inlichtingen in deze aanvraag naar beste weten en te goeder trouw heeft verstrekt, en dat hij in de Gemeenschap is gevestigd.”. De importeur dient tevens een kopie over te leggen van het koopcontract en de pro-forma-factuur. Wanneer daarom wordt verzocht, met name wanneer de goederen niet rechtstreeks in China zijn aangekocht, dient de importeur een door de desbetreffende fabrikant afgegeven productiecertificaat over te leggen.

5.   De geldigheidsduur van het invoerdocument wordt vastgesteld op zes maanden. De geldigheidsduur van ongebruikte of gedeeltelijk gebruikte toezichtdocumenten kan met dezelfde termijn worden verlengd.

6.   De importeur zendt de toezichtdocumenten na afloop van de geldigheidsduur terug aan de autoriteit door wie zij zijn afgegeven.

7.   De bevoegde autoriteiten kunnen toestaan dat aangiften of verzoeken, met inachtneming van de door hen vast te stellen voorwaarden, langs elektronische weg worden verzonden of afgedrukt. Alle documenten en bewijsstukken dienen echter voor de bevoegde autoriteiten beschikbaar te zijn.

8.   Het toezichtdocument kan langs elektronische weg worden afgegeven, mits de betrokken douanekantoren via een computernetwerk tot dit document toegang hebben.

Artikel 3

1.   Indien wordt vastgesteld dat de prijs per eenheid waartegen de transactie wordt uitgevoerd minder dan 5 % hoger of minder dan 5 % lager is dan de in het toezichtdocument vermelde prijs, of wordt vastgesteld dat de totale waarde of hoeveelheid van de voor invoer aangebrachte goederen de in het toezichtdocument vermelde waarde of hoeveelheid met minder dan 5 % overschrijdt, vormt dit geen belemmering voor het in het vrije verkeer brengen van de betrokken goederen.

2.   Aanvragen voor toezichtdocumenten en de toezichtdocumenten zelf zijn vertrouwelijk. Uitsluitend de bevoegde autoriteiten en de aanvrager hebben inzage in deze stukken.

Artikel 4

1.   De lidstaten verstrekken de Commissie de volgende informatie:

a)

zo regelmatig mogelijk, uiterlijk op de laatste dag van iedere maand, zo recent mogelijke gegevens over de hoeveelheid goederen en de waarde daarvan in EUR waarvoor toezichtdocumenten zijn afgegeven;

b)

binnen zes weken na het einde van iedere maand gegevens over de invoer gedurende die maand, overeenkomstig artikel 32 van Verordening (EG) nr. 1917/2000 van de Commissie (3).

In de mededelingen van de lidstaten wordt een onderverdeling naar product en code van de gecombineerde nomenclatuur (GN-code) gegeven.

2.   De lidstaten maken melding van alle door hen vastgestelde onregelmatigheden of fraudegevallen en, in voorkomend geval, de redenen waarom zij afgifte van een toezichtdocument hebben geweigerd.

HOOFDSTUK 2

TOEZICHT ACHTERAF

Artikel 5

1.   De in bijlage III vermelde producten zijn onderworpen aan een systeem voor statistisch toezicht achteraf.

2.   Nadat de bedoelde producten in het vrije verkeer zijn gebracht, brengen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten zo mogelijk wekelijks, maar ten minste aan het einde van elke maand, de Commissie op de hoogte van de totale ingevoerde hoeveelheid (in paren schoeisel) en de waarde daarvan (waarde van de goederen in EUR aan de grens van de Gemeenschap), met vermelding van de GN-code en met gebruikmaking van de eenheden en waar passend aanvullende eenheden, die in die code gebruikt worden. De invoer wordt volgens de gebruikelijke statistische methoden gerubriceerd.

HOOFDSTUK 3

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 6

Kennisgevingen in verband met deze verordening worden gedaan aan de Commissie en worden langs elektronische weg verzonden via het speciaal daarvoor opgezette geïntegreerde netwerk, tenzij het om dwingende technische redenen noodzakelijk is tijdelijk andere communicatiemiddelen te gebruiken.

Artikel 7

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De bepalingen in hoofdstuk 1 zijn van toepassing van 1 februari 2005 tot uiterlijk 31 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2005.

Voor de Commissie

Peter MANDELSON

Lid van de Commissie


(1)  PB L 349 van 31.12.1994, blz. 53. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2474/2000 (PB L 286 van 11.11.2000, blz. 1).

(2)  PB L 65 van 8.3.2003, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1985/2003 (PB L 295 van 13.11.2003, blz. 43).

(3)  PB L 229 van 9.9.2000, blz. 4. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1669/2001 (PB L 224 van 21.8.2001, blz. 3).


BIJLAGE I

AAN VOORAFGAAND TOEZICHT ONDERWORPEN PRODUCTEN (2005)

 

6402 99

 

6403 51

 

6403 59

 

6403 91

 

6403 99

 

6404 19 10

met uitzondering van

 

6402 99 10 10

 

6402 99 91 10

 

6402 99 93 10

 

6402 99 96 10

 

6402 99 98 11

 

6403 91 11 10

 

6403 91 13 10

 

6403 91 16 10

 

6403 91 18 10

 

6403 91 91 10

 

6403 91 93 10

 

6403 91 96 10

 

6403 91 98 10

 

6403 99 91 10

 

6403 99 93 11 + 19

 

6403 99 96 11 + 19

 

6403 99 98 11 + 19


BIJLAGE II

BEVOEGDE NATIONALE AUTORITEITEN

 

BELGIQUE/BELGIË

Service public fédéral de l’économie, des PME, des classes moyennes et de l’énergie

Administration du potentiel économique

Politiques d'accès aux marchés, Services «Licences»

Rue Général Leman 60

B-1040 Bruxelles

Télécopieur (32-2) 230 83 22

Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand & Energie

Bestuur Economisch Potentieel

Markttoegangsbeleid, Dienst Vergunningen

Generaal Lemanstraat 60

B-1040 Brussel

Fax: (32-2) 230 83 22

 

ČESKÁ REPUBLIKA

Ministerstvo průmyslu a obchodu

Licenční správa

Na Františku 32

CZ-110 15 Praha 1

Fax: +420 224 21 21 33

 

DANMARK

Erhvervs- og Boligstyrelsen

Økonomi- og Erhvervsministeriet

Vejlsøvej 29

DK-8600 Silkeborg

Fax (45) 35 46 64 01

 

DEUTSCHLAND

Bundesamt für Wirtschaft und Ausfuhrkontrolle (BAFA)

Frankfurter Straße 29—35

D-65760 Eschborn 1

Fax: +49-61-969 42 26

 

EESTI

Majandus- ja Kommunikatsiooniministeerium

Harju 11

EE-15072 Tallinn

Fax: +372-631 3660

 

ΕΛΛΑΔΑ

Υπουργείο Οικονομίας και Οικονομικών

Διεύθυνση Διεθνών Οικονομικών Ροών

Κορνάρου 1

GR-105 63 Αθήνα

Φαξ: (30-210) 32 86 094

 

ESPAÑA

Ministerio de Economía

Secretaría General de Comercio Exterior

Subdirección General de Productos Industriales

Paseo de la Castellana 162

E-28046 Madrid

Fax: (34) 913 49 38 31

 

FRANCE

Ministère de l’économie, des finances et de l’industrie

DIGITIP

Sous-direction «Textile — Habillement — Cuir»

Bureau «Textile-Importations»

Le Bervil

12, rue Villiot

F-75572 Paris Cedex 12

Télécopieur (33-1) 53 44 91 81

 

IRELAND

Department of Enterprise, Trade and Employment

Import/Export Licensing, Block C

Earlsfort Centre

Hatch Street

Dublin 2

Ireland

Fax: (353-1) 631 25 62

 

ITALIA

Ministero delle Attività produttive

Direzione generale per la Politica commerciale e per la gestione del regime degli scambi

Viale America 341

I-00144 Roma

Fax (39-06) 59 93 22 35/59 93 26 36

 

ΚΥΠΡΟΣ

Υπουργείο Εμπορίου, Βιομηχανίας και Τουρισμού Υπηρεσία Εμπορίου

Μονάδα Έκδοσης Αδειών Εισαγωγής/Εξαγωγής

Οδός Ανδρέα Αραούζου 6

CY-1421 Λευκωσία

Φαξ: (357-22) 37 51 20

 

LATVIJA

Latvijas Republikas Ekonomikas ministrija

Brīvības iela 55

LV-1519 Rīga

Fax: +371-728 08 82

 

LIETUVA

Lietuvos Respublikos ūkio ministerija

Prekybos departamentas

Gedimino pr. 38/2

LT-01104 Vilnius

Fax: (370-5) 26 23 974

 

LUXEMBOURG

Ministère des affaires étrangères

Office des licences

BP 113

L-2011 Luxembourg

Télécopieur (352) 46 61 38

 

MAGYARORSZÁG

Magyar Kereskedelmi Engedélyezési Hivatal

Margit krt. 85.

H-1024 Budapest

Fax: (36-1) 336 73 02

 

MALTA

Diviżjoni għall-Kummerċ

Servizzi Kummerċjali

Lascaris

MT-Valletta CMR02

Fax: +356 2569 0299

 

NEDERLAND

Belastingdienst/Douane centrale dienst voor in- en uitvoer

Postbus 30003, Engelse Kamp 2

9700 RD Groningen

Nederland

Fax: (31-50) 523 23 41

 

ÖSTERREICH

Bundesministerium für Wirtschaft und Arbeit

Außenwirtschaftsadministration

Abteilung C2/2

Stubenring 1

A-1011 Wien

Fax: +43-1-711 00/83 86

 

POLSKA

Ministerstwo Gospodarki, Pracy i Polityki Społecznej

pl. Trzech Krzyży 3/5

PL-00-507 Warszawa

Fax: (48-22) 693 40 21/693 40 22

 

PORTUGAL

Ministério das Finanças

Direcção-Geral das Alfândegas e dos Impostos

Especiais sobre o Consumo

Rua Terreiro do Trigo

Edifício da Alfândega de Lisboa

P-1140-060 Lisboa

Fax: (351-21) 881 42 61

 

SLOVENIJA

Ministrstvo za gospodarstvo

Področje za ekonomske odnose s tujino

Kotnikova 5

SI-1000 Ljubljana

Fax: (386-1) 478 36 11

 

SLOVENSKÁ REPUBLIKA

Ministerstvo hospodárstva SR

Odbor licencií

Mierová 19

SK-827 15 Bratislava 212

Fax: (421-2) 43 42 39 19

 

SUOMI/FINLAND

Tullihallitus

PL 512

FI-00101 Helsinki

Fax: (358-20) 492 28 52

Tullstyrelsen

PB 512

FI-00101 Helsingfors

Fax: (358-20) 492 28 52

 

SVERIGE

Kommerskollegium

Box 6803

S-113 86 Stockholm

Fax: (46-8) 30 67 59

 

UNITED KINGDOM

Department of Trade and Industry

Import Licensing Branch

Queensway House — West Precinct

Billingham TS23 2NF

United Kingdom

Fax: (44-1642) 36 42 69


BIJLAGE III

AAN TOEZICHT ACHTERAF ONDERWORPEN PRODUCTEN

 

6401 91

 

6401 92

 

6401 99

 

6402 19

 

6402 20

 

6402 91

 

6402 99

 

6403 12

 

6403 19

 

6403 20

 

6403 30

 

6403 40

 

6403 51

 

6403 59

 

6403 91

 

6403 99

 

6404 11

 

6404 19

 

6404 20

 

6405 10

 

6405 20

 

6405 90

 

6404 19 10

 

6402 99 10 10

 

6402 99 91 10

 

6402 99 93 10

 

6402 99 96 10

 

6402 99 98 11

 

6403 91 11 10

 

6403 91 13 10

 

6403 91 16 10

 

6403 91 18 10

 

6403 91 91 10

 

6403 91 93 10

 

6403 91 96 10

 

6403 91 98 10

 

6403 99 91 10

 

6403 99 93 11 + 19

 

6403 99 96 11 + 19

 

6403 99 98 11 + 19


27.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 24/15


VERORDENING (EG) Nr. 118/2005 VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2005

tot wijziging van bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 en tot vaststelling, overeenkomstig die verordening, van begrotingsmaxima voor een gedeeltelijke of facultatieve uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling en van jaarlijkse totaalbedragen voor de regeling inzake één enkele areaalbetaling

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (1), en met name op artikel 64, lid 2, artikel 70, lid 2, artikel 71, lid 2, 143ter, lid 3, en artikel 145, onder i),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De bedragen in bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 moeten worden herzien voor de lidstaten die gebruikmaken van de bij artikel 62 van die verordening geboden mogelijkheid, en voorts ook in het licht van de verstrekte informatie zoals bedoeld in artikel 145, onder i), van die verordening.

(2)

Voor de lidstaten die in 2005 de bij titel III van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde bedrijfstoeslagregeling toepassen, moeten voor 2005 de eventuele begrotingsmaxima voor de in de artikelen 66 tot en met 69 van die verordening bedoelde betalingen worden vastgesteld.

(3)

Voor de lidstaten die in 2005 gebruikmaken van de bij artikel 70 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 geboden mogelijkheid, moeten voor 2005 de begrotingsmaxima worden vastgesteld die gelden voor de van de bedrijfstoeslagregeling uitgesloten rechtstreekse betalingen.

(4)

Voor de lidstaten die gebruikmaken van de overgangsperiode waarin artikel 71 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 voorziet, moeten voor 2005 de begrotingsmaxima worden vastgesteld die gelden voor de in bijlage VI bij die verordening genoemde rechtstreekse betalingen.

(5)

Duidelijkheidshalve dienen de begrotingsmaxima te worden bekendgemaakt die in 2005 voor de bedrijfstoeslagregeling zullen gelden nadat op de maxima in de herziene bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 de maxima in mindering zijn gebracht die zijn vastgesteld voor de in de artikelen 66 tot en met 70 van die verordening bedoelde betalingen.

(6)

Voor de in 2004 tot de Gemeenschap toegetreden lidstaten die in 2005 de bij titel IVbis van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde regeling inzake één enkele areaalbetaling toepassen, moeten overeenkomstig artikel 143ter, lid 3, van die verordening de jaarlijkse totaalbedragen voor 2005 worden vastgesteld.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 wordt vervangen door de tekst in bijlage I bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

1.   De in artikel 64, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde begrotingsmaxima worden voor 2005 vastgesteld in de bijlagen II en III bij de onderhavige verordening.

2.   De in artikel 71, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde begrotingsmaxima worden voor 2005 vastgesteld in bijlage IV bij de onderhavige verordening.

3.   De begrotingsmaxima voor de bedrijfstoeslagregeling worden voor 2005 vastgesteld in bijlage V bij de onderhavige verordening.

4.   De in artikel 143ter, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde jaarlijkse totaalbedragen worden voor 2005 vastgesteld in bijlage VI bij de onderhavige verordening.

Artikel 3

De lidstaten die hebben gekozen voor de regionale uitvoering waarin artikel 58 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 voorziet, delen de uiterlijk op 31 december van het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling vastgestelde regionale maxima uiterlijk op 1 maart van het daaropvolgende jaar aan de Commissie mee.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2217/2004 (PB L 375 van 23.12.2004, blz. 1).


BIJLAGE I

„BIJLAGE VIII

NATIONALE MAXIMA ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 41

(1000 EUR)

 

2005

2006

2007, 2008 en 2009

2010 en verdere jaren

België

411 053

530 573

530 053

530 053

Denemarken

943 369

996 165

996 000

996 000

Duitsland

5 148 003

5 492 201

5 492 000

5 496 000

Griekenland

838 289

1 701 289

1 723 289

1 761 289

Spanje

3 266 092

4 065 063

4 263 063

4 275 063

Frankrijk

7 199 000

7 231 000

8 091 000

8 099 000

Ierland

1 260 142

1 322 305

1 322 080

1 322 080

Italië

2 539 000

3 464 517

3 464 000

3 497 000

Luxemburg

33 414

36 602

37 051

37 051

Nederland

386 586

386 586

779 586

779 586

Oostenrijk

613 000

614 000

712 000

712 000

Portugal

452 000

493 000

559 000

561 000

Finland

467 000

467 000

552 000

552 000

Zweden

637 388

650 108

729 000

729 000

Verenigd Koninkrijk

3 697 528

3 870 420

3 870 473

3 870 473”


BIJLAGE II

BEGROTINGSMAXIMA VOOR OP GROND VAN DE ARTIKELEN 65 TOT EN MET 69 VAN VERORDENING (EG) Nr. 1782/2003 TE VERLENEN RECHTSTREEKSE BETALINGEN

Kalenderjaar 2005

(1000 EUR)

 

België

Denemarken

Duitsland

Italië

Oostenrijk

Portugal

Zweden

Verenigd Koninkrijk

 

Vlaanderen

Schotland

Zoogkoeienpremie

77 565

 

 

 

 

70 578

79 031

 

 

Aanvullende zoogkoeienpremie

19 389

 

 

 

 

99

9 503

 

 

Speciale premie voor mannelijke runderen

 

 

33 085

 

 

 

 

37 446

 

Slachtpremie, volwassen runderen

 

 

 

 

 

17 348

8 657

 

 

Slachtpremie, kalveren

 

6 384

 

 

 

5 085

946

 

 

Ooien- en geitenpremie

 

 

855

 

 

 

21 892

 

 

Aanvullende ooien- en geitenpremie

 

 

 

 

 

 

7 184

 

 

Hop

 

 

 

2 277

 

27

 

 

 

Artikel 69

 

 

 

 

 

 

 

2 869

 

Artikel 69, akkerbouwgewassen

 

 

 

 

142 491

 

1 885

 

 

Artikel 69, rijst

 

 

 

 

 

 

150

 

 

Artikel 69, rundvlees

 

 

 

 

28 674

 

1 684

 

29 800

Artikel 69, schapen en geiten

 

 

 

 

8 665

 

616

 

 


BIJLAGE III

BEGROTINGSMAXIMA VOOR OP GROND VAN ARTIKEL 70 VAN VERORDENING (EG) Nr. 1782/2003 TE VERLENEN RECHTSTREEKSE BETALINGEN

Kalenderjaar 2005

(× 1000 EUR)

 

België

Italië

Portugal

Artikel 70, lid 1, onder a)

Productiesteun voor zaaizaad

1 397 (1)

13 321

272

Artikel 70, lid 1, onder b)

Betalingen voor akkerbouwgewassen

 

 

1 871


(1)  De steun voor Triticum spelta L. (100 %) en de steun voor Linum usitatissimum L. (vezelvlas) (100 %) worden van de bedrijfstoeslagregeling uitgesloten.


BIJLAGE IV

BEGROTINGSMAXIMA VOOR OP GROND VAN ARTIKEL 71 VAN VERORDENING (EG) Nr. 1782/2003 TE VERLENEN RECHTSTREEKSE BETALINGEN

Kalenderjaar 2005

(1000 EUR)

 

Griekenland

Finland

Frankrijk (1)

Malta

Nederland

Slovenië

Spanje (1)

Areaalbetalingen voor akkerbouwgewassen 63 EUR/t

297 389

278 100

5 075 810

174

174 186

12 467

1 621 440

Areaalbetalingen voor akkerbouwgewassen 63 EUR/t, POSEI

 

 

 

 

 

 

23

Specifieke regionale steun voor akkerbouwgewassen 24 EUR/t

 

80 700

 

 

 

 

 

Toeslag voor durumtarwe (291 EUR/ha) en specifiek steunbedrag voor durumtarwe in niet-traditionele productiegebieden (46 EUR/ha)

179 500

 

62 828

 

 

 

171 822

Steun voor zaaddragende leguminosen

2 100

 

1 370

 

 

 

60 518

Steun voor zaaddragende leguminosen, POSEI

 

 

 

 

 

 

1

Steun voor zaaizaad

1 400

2 900

15 826

29

10 400

35

10 347

Zoogkoeienpremie

25 700

9 300

734 908

26

10 900

5 183

279 830

Aanvullende zoogkoeienpremie

3 100

600

1 137

3

 

626

28 937

Speciale premie voor mannelijke runderen

29 900

40 700

379 025

201

20 400

5 813

147 721

Slachtpremie, volwassen runderen

8 000

27 600

233 620

144

62 200

3 867

142 954

Slachtpremie, kalveren

 

100

69 748

 

40 300

538

602

Extensiveringsbedrag in de sector rundvlees

17 600

16 780

277 228

 

900

5 360

153 486

Extra betalingen aan rundvleesproducenten

3 800

6 100

90 586

19

23 900

889

31 699

Ooien- en geitenpremie

180 300

1 200

133 716

53

13 800

520

366 997

Aanvullende ooien- en geitenpremie

63 200

400

40 208

18

300

178

111 589

Extra betalingen aan schapen- en geitenhouders

8 800

100

7 083

3

700

26

18 655

Betalingen aan zetmeelaardappelproducenten (44,216 EUR/t)

 

2 400

11 157

 

21 800

 

 

Areaalsteun voor rijst (102 EUR/t)

15 400

 

10 770

 

 

 

67 991

Areaalsteun voor rijst (102 EUR/t), Franse overzeese departementen

 

 

3 053

 

 

 

 

Inkomenssteun voor gedroogde voedergewassen

1 100

20

41 224

 

6 800

 

44 075

Aanvullende premies in de sectoren rund- en schapenvlees op de Egeïsche eilanden

1 000

 

 

 

 

 

 

Areaalsteun voor hop

 

 

398

 

 

298

375


(1)  Afgetrokken is de steun die overeenstemt met de premies die in de referentiejaren 2000-2002 in de ultraperifere regio’s zijn betaald in sectoren van de dierlijke productie.


BIJLAGE V

BEGROTINGSMAXIMA VOOR DE BEDRIJFSTOESLAGREGELING IN DE RESPECTIEVE LIDSTATEN EN REGIO’S

Kalenderjaar 2005

(1000 EUR)

Lidstaat en eventueel regio

 

BELGIË (3)

 

Vlaanderen

 

Wallonië

306 318

DENEMARKEN

909 429

DUITSLAND (3)

 

Baden-Württemberg

 

Beieren

 

Brandenburg en Berlijn

 

Hessen

 

Nedersaksen en Bremen

 

Mecklenburg-Voorpommeren

 

Noord-Rijnland-Westfalen

 

Rijnland-Palts

 

Saarland

 

Saksen

 

Saksen-Anhalt

 

Sleeswijk-Holstein en Hamburg

 

Thüringen

5 145 726

IERLAND

1 260 142

ITALIË

2 345 849

LUXEMBURG

33 414

OOSTENRIJK

519 863

PORTUGAL (1)  (2)

302 562

ZWEDEN (3)

 

Regio 1

 

Regio 2

 

Regio 3

 

Regio 4

 

Regio 5

597 073

VERENIGD KONINKRIJK (3)

 

Engeland 1

 

Engeland 2

 

Engeland 3

 

Schotland

 

Wales

 

Noord-Ierland

3 667 728


(1)  Afgetrokken is de steun die overeenstemt met de premies die in de referentiejaren 2000-2002 in de ultraperifere regio’s zijn betaald in sectoren van de dierlijke productie.

(2)  10 000 zoogkoeienpremies en aanvullende zoogkoeienpremies die overeenkomstig artikel 147, punt 3), onder b), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 zijn overgedragen aan de Azoren, zijn afgetrokken.

(3)  Deze maxima moeten worden uitgesplitst in de overeenkomstig artikel 3 van de onderhavige verordening meegedeelde regionale maxima.


BIJLAGE VI

JAARLIJKSE MAXIMUMBEDRAGEN VOOR DE REGELING INZAKE ÉÉN ENKELE AREAALBETALING

Kalenderjaar 2005

(1000 EUR)

Lidstaat

 

Tsjechië

249 296

Estland

27 908

Hongarije

375 431

Letland

38 995

Litouwen

104 346

Polen

823 166

Slowakije

106 959

Cyprus

14 274


27.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 24/22


VERORDENING (EG) Nr. 119/2005 VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2005

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van olijfolie

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening nr. 136/66/EEG van de Raad van 22 september 1966 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten (1), en met name op artikel 3, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 3 van Verordening nr. 136/66/EEG, wanneer de prijs in de Gemeenschap hoger is dan de prijsnoteringen op de wereldmarkt, kan het verschil tussen deze prijzen worden overbrugd door een restitutie bij de uitvoer van olijfolie naar derde landen.

(2)

De regelen betreffende de vaststelling en de toekenning van de restitutie bij uitvoer van olijfolie zijn vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 616/72 van de Commissie (2).

(3)

De restitutie moet overeenkomstig artikel 3, lid 3, van Verordening nr. 136/66/EEG voor de gehele Gemeenschap gelijk zijn.

(4)

Overeenkomstig artikel 3, lid 4, van Verordening nr. 136/66/EEG moet de restitutie voor olijfolie worden vastgesteld met inachtneming van de situatie en de verwachte ontwikkeling van de olijfolieprijzen en de beschikbare hoeveelheden op de markt van de Gemeenschap en van de olijfolieprijzen op de wereldmarkt. Ingeval de situatie op de wereldmarkt het niet mogelijk maakt de gunstigste noteringen voor olijfolie te bepalen, kan evenwel rekening worden gehouden met de wereldmarktprijs van de voornaamste concurrerende plantaardige oliën en met het gedurende een representatieve periode geconstateerde verschil tussen deze prijs en die van olijfolie. Het restitutiebedrag mag niet hoger zijn dan het verschil tussen de prijs voor olijfolie in de Gemeenschap en die op de wereldmarkt, in voorkomend geval aangepast teneinde rekening te houden met de kosten voor de uitvoer van de producten op de wereldmarkt.

(5)

Overeenkomstig artikel 3, lid 3, derde alinea, onder b), van Verordening nr. 136/66/EEG, kan worden beslist om de restitutie bij openbare inschrijving vast te stellen. De openbare inschrijving heeft betrekking op het bedrag van de restitutie en kan worden beperkt tot sommige landen van bestemming, bepaalde hoeveelheden, kwaliteiten en aanbiedingsvormen.

(6)

Overeenkomstig artikel 3, lid 3, tweede alinea, van Verordening nr. 136/66/EEG kan de restitutie voor olijfolie echter verschillend worden vastgesteld naar gelang van de bestemming, wanneer de situatie op de wereldmarkt of de bijzondere eisen van bepaalde markten zulks noodzakelijk maken.

(7)

De restitutie moet ten minste eenmaal per maand worden vastgesteld. Zij kan indien nodig tussentijds worden gewijzigd.

(8)

De toepassing van deze regelen op de huidige marktsituatie in de sector olijfolie, en met name op de prijzen van dit product in de Gemeenschap, alsmede op de markten van derde landen brengt met zich dat de restitutie moet worden bepaald op de in de bijlage genoemde bedragen.

(9)

Het Comité van beheer voor oliën en vetten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties bij de uitvoer van de in artikel 1, lid 2, onder c), van Verordening nr. 136/66/EEG bedoelde producten worden vastgesteld op de in de bijlage aangegeven bedragen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 27 januari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB 172 van 30.9.1966, blz. 3025/66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 865/2004 (PB L 161 van 30.4.2004, blz. 97).

(2)  PB L 78 van 31.3.1972, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2962/77 (PB L 348 van 30.12.1977, blz. 53).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 26 januari 2005 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van olijfolie

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Restitutiebedrag

1509 10 90 9100

A00

EUR/100 kg

0,00

1509 10 90 9900

A00

EUR/100 kg

0,00

1509 90 00 9100

A00

EUR/100 kg

0,00

1509 90 00 9900

A00

EUR/100 kg

0,00

1510 00 90 9100

A00

EUR/100 kg

0,00

1510 00 90 9900

A00

EUR/100 kg

0,00

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).


27.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 24/24


VERORDENING (EG) Nr. 120/2005 VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2005

tot vaststelling van de mate waarin invoercertificaataanvragen die in januari 2005 in het kader van bij Verordening (EG) nr. 2535/2001 geopende tariefcontingenten voor bepaalde zuivelproducten zijn ingediend, kunnen worden geaccepteerd

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 2535/2001 van de Commissie van 14 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad voor de invoerregeling voor melk en zuivelproducten en houdende opening van tariefcontingenten (2), en met name op artikel 16, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Op de hoeveelheden waarvoor in de periode van 1 tot en met 10 januari 2005 invoercertificaataanvragen worden ingediend voor producten van de in de deel I.A, deel I.B, punten 5 en 6, en de delen I.C, I.D, I.E, I.F, I.G en I.H van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2535/2001 bedoelde contingenten, worden de in de bijlage bij deze verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten toegepast.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 27 januari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).

(2)  PB L 341 van 22.12.2001, blz. 29. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 748/2004 (PB L 118 van 23.4.2004, blz. 3).


BIJLAGE I.A

Contingentnummer

Toewijzingscoëfficiënt

09.4590

1,0000

09.4599

1,0000

09.4591

09.4592

09.4593

09.4594

1,0000

09.4595

0,0080

09.4596

1,0000


BIJLAGE I.B

5.   Producten van oorsprong uit Roemenië

Contingentnummer

Toewijzingscoëfficiënt

09.4758

0,2690


6.   Producten van oorsprong uit Bulgarije

Contingentnummer

Toewijzingscoëfficiënt

09.4660

0,8697

09.4675


BIJLAGE I.C

Producten van oorsprong uit ACS

Contingentnummer

Toewijzingscoëfficiënt

09.4026

09.4027


BIJLAGE I.D

Producten van oorsprong uit Turkije

Contingentnummer

Toewijzingscoëfficiënt

09.4101


BIJLAGE I.E

Producten van oorsprong uit Zuid-Afrika

Contingentnummer

Toewijzingscoëfficiënt

09.4151


BIJLAGE I.F

Producten van oorsprong uit Zwïtzerland

Contingentnummer

Toewijzingscoëfficiënt

09.4155

0,4280

09.4156

1,0000


BIJLAGE I.G

Producten van oorsprong mit Jordanië

Contingentnummer

Toewijzingscoëfficiënt

09.4159


BIJLAGE I.H

Producten van oorsprong uit Noorwegen

Contingentnummer

Toewijzingscoëfficiënt

09.4781

1,0000

09.4782

0,8883


27.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 24/27


VERORDENING (EG) Nr. 121/2005 VAN DE COMMISSIE

van 25 januari 2005

houdende vaststelling van eenheidswaarden voor de bepaling van de douanewaarde van bepaalde aan bederf onderhevige goederen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (1),

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (2) houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92, inzonderheid op artikel 173, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In de artikelen 173 tot en met 177 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 is bepaald dat de Commissie periodieke eenheidswaarden vaststelt voor de producten die zijn omschreven in de in bijlage 26 van genoemde verordening opgenomen klasse-indeling.

(2)

De toepassing van de regels en maatstaven bepaald in voornoemde artikelen op de gegevens die overeenkomstig het bepaalde in artikel 173, lid 2, van voornoemde verordening aan de Commissie zijn medegedeeld, leidt ertoe voor de betrokken producten de eenheidswaarden vast te stellen die zijn vermeld in de bijlage bij de onderhavige verordening,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De eenheidswaarden bedoeld in artikel 173, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 worden vastgesteld zoals in de in de bijlage opgenomen lijst vermeld.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 28 januari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 januari 2005.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vice-voorzitter


(1)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2700/2000 (PB L 311 van 12.12.2000, blz. 17).

(2)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2286/2003 van de Commissie (PB L 343 van 31.12.2003, blz. 1).


BIJLAGE

Rubriek

Omschrijving

Bedrag van de eenheidswaarden/100 kg netto

Soort, variëteit, GN-code

EUR

LTL

SEK

CYP

LVL

GBP

CZK

MTL

DKK

PLN

EEK

SIT

HUF

SKK

1.10

Nieuwe aardappelen (primeurs)

0701 90 50

39,44

22,96

1 197,96

293,51

617,13

9 727,48

136,18

27,46

17,02

160,78

9 456,91

1 524,81

357,22

27,42

 

 

 

 

1.30

Uien (andere dan plantuitjes)

0703 10 19

112,40

65,42

3 413,85

836,43

1 758,64

27 720,60

388,09

78,25

48,49

458,17

26 949,55

4 345,29

1 017,98

78,15

 

 

 

 

1.40

Knoflook

0703 20 00

104,82

61,01

3 183,83

780,07

1 640,14

25 852,82

361,94

72,98

45,22

427,30

25 133,72

4 052,51

949,39

72,88

 

 

 

 

1.50

Prei

ex 0703 90 00

59,06

34,37

1 793,78

439,49

924,06

14 565,55

203,92

41,12

25,48

240,74

14 160,41

2 283,19

534,89

41,06

 

 

 

 

1.60

Bloemkool

0704 10 00

1.80

Witte kool en rode kool

0704 90 10

48,40

28,17

1 470,05

360,18

757,30

11 936,89

167,12

33,70

20,88

197,29

11 604,87

1 871,14

438,36

33,65

 

 

 

 

1.90

Broccoli (Brassica oleracea L. convar. botrytis (L.) Alef var. italica Plenck)

ex 0704 90 90

61,43

35,67

1 861,51

457,03

961,17

15 270,27

212,11

42,80

26,59

251,32

14 729,07

2 371,69

554,70

43,17

 

 

 

 

1.100

Chinese kool

ex 0704 90 90

81,72

47,56

2 482,08

608,14

1 278,64

20 154,60

282,16

56,89

35,25

333,12

19 594,00

3 159,30

740,14

56,82

 

 

 

 

1.110

Kropsla

0705 11 00

1.130

Wortelen

ex 0706 10 00

26,74

15,56

812,17

198,99

418,39

6 594,89

92,33

18,62

11,54

109,00

6 411,45

1 033,77

242,18

18,59

 

 

 

 

1.140

Radijs

ex 0706 90 90

65,19

37,94

1 979,94

485,11

1 019,96

16 077,19

225,08

45,38

28,12

265,72

15 630,01

2 520,15

590,40

45,32

 

 

 

 

1.160

Erwten (Pisum sativum), peultjes daaronder begrepen

0708 10 00

290,43

169,03

8 821,12

2 161,27

4 544,18

71 627,84

1 002,78

202,19

125,29

1 183,86

69 635,51

11 227,88

2 630,39

201,93

 

 

 

 

1.170

Bonen:

 

 

 

 

 

 

1.170.1

Bonen (Vigna spp., Phaseolus spp.)

ex 0708 20 00

189,88

110,51

5 767,20

1 413,02

2 970,97

46 829,93

655,62

132,19

81,91

774,00

45 527,36

7 340,73

1 719,74

132,02

 

 

 

 

1.170.2

Bonen (Phaseolus spp., vulgaris var. Compressus Savi)

ex 0708 20 00

414,36

241,16

12 585,36

3 083,54

6 483,33

102 193,61

1 430,70

288,48

178,75

1 689,06

99 351,10

16 019,16

3 752,86

288,10

 

 

 

 

1.180

Tuinbonen

ex 0708 90 00

1.190

Artisjokken

0709 10 00

1.200

Asperges:

 

 

 

 

 

 

1.200.1

Groene

ex 0709 20 00

247,19

143,86

7 507,77

1 839,48

3 867,62

60 963,41

853,48

172,09

106,64

1 007,60

59 267,72

9 556,20

2 238,76

171,87

 

 

 

 

1.200.2

Andere

ex 0709 20 00

337,07

196,18

10 237,91

2 508,39

5 274,04

83 132,26

1 163,84

234,67

145,41

1 374,01

80 819,95

13 031,23

3 052,87

234,37

 

 

 

 

1.210

Aubergines

0709 30 00

148,47

86,41

4 509,44

1 104,86

2 323,03

36 616,81

512,63

103,36

64,05

605,20

35 598,32

5 739,80

1 344,68

103,23

 

 

 

 

1.220

Bleekselderij (Apium graveolens L., var. dulce (Mill.) Pers.)

ex 0709 40 00

96,51

56,17

2 931,32

718,20

1 510,06

23 802,43

333,23

67,19

41,63

393,41

23 140,37

3 731,10

874,10

67,10

 

 

 

 

1.230

Cantharellen

0709 59 10

926,44

539,19

28 138,76

6 894,29

14 495,64

228 487,90

3 198,81

644,99

399,67

3 776,45

222 132,52

35 816,17

8 390,77

644,15

 

 

 

 

1.240

Niet-scherp smakende pepers

0709 60 10

149,31

86,90

4 534,93

1 111,11

2 336,16

36 823,83

515,53

103,95

64,41

608,62

35 799,58

5 772,25

1 352,28

103,81

 

 

 

 

1.250

Venkel

0709 90 50

1.270

Bataten (zoete aardappelen), geheel, vers (bestemd voor menselijke consumptie)

0714 20 10

99,03

57,64

3 007,87

736,96

1 549,50

24 424,04

341,93

68,95

42,72

403,68

23 744,69

3 828,54

896,92

68,86

 

 

 

 

2.10

Kastanjes (Castanea spp.), vers

ex 0802 40 00

2.30

Ananassen, vers

ex 0804 30 00

82,05

47,76

2 492,24

610,62

1 283,87

20 237,08

283,32

57,13

35,40

334,48

19 674,18

3 172,22

743,17

57,05

 

 

 

 

2.40

Avocaten, vers

ex 0804 40 00

106,24

61,83

3 226,85

790,61

1 662,31

26 202,19

366,83

73,96

45,83

433,07

25 473,38

4 107,27

962,22

73,87

 

 

 

 

2.50

Guaves en manga's, vers

ex 0804 50

2.60

Sinaasappelen, andere dan pomeransen (bittere oranjeappelen), vers:

 

 

 

 

 

 

2.60.1

Bloedsinaasappelen en halfbloedsinaasappelen

0805 10 10

 

 

 

 

2.60.2

Navels, navelines, navelates, salustiana's, verna's, valencia lates, maltaises, shamoutis, ovalis, trovita, hamlins

0805 10 30

 

 

 

 

2.60.3

Andere

0805 10 50

 

 

 

 

2.70

Mandarijnen (tangerines en satsuma's daaronder begrepen), vers; clementines, wilkings en dergelijke kruisingen van citrusvruchten, vers:

 

 

 

 

 

 

2.70.1

Clementines

ex 0805 20 10

 

 

 

 

2.70.2

Montreales en satsuma's

ex 0805 20 30

 

 

 

 

2.70.3

Mandarijnen en wilkings

ex 0805 20 50

 

 

 

 

2.70.4

Tangerines en andere

ex 0805 20 70

ex 0805 20 90

 

 

 

 

2.85

Lemmetjes (Citrus aurantifolia, Citrus latifolia), vers

0805 50 90

94,25

54,86

2 862,77

701,41

1 474,75

23 245,84

325,44

65,62

40,66

384,21

22 599,26

3 643,86

853,66

65,53

 

 

 

 

2.90

Pompelmoezen en pomelo's of grapefruit, vers:

 

 

 

 

 

 

2.90.1

Witte

ex 0805 40 00

52,12

30,33

1 583,08

387,87

815,52

12 854,65

179,96

36,29

22,49

212,46

12 497,10

2 015,01

472,06

36,24

 

 

 

 

2.90.2

Roze

ex 0805 40 00

79,32

46,16

2 409,07

590,25

1 241,03

19 561,73

273,86

55,22

34,22

323,32

19 017,62

3 066,36

718,37

55,15

 

 

 

 

2.100

Druiven voor tafelgebruik

0806 10 10

193,59

112,67

5 879,80

1 440,61

3 028,97

47 744,21

668,42

134,77

83,51

789,12

46 416,21

7 484,05

1 753,31

134,60

 

 

 

 

2.110

Watermeloenen

0807 11 00

45,85

26,68

1 392,60

341,20

717,40

11 307,99

158,31

31,92

19,78

186,90

10 993,45

1 772,56

415,26

31,88

 

 

 

 

2.120

Andere meloenen:

 

 

 

 

 

 

2.120.1

Amarillo, Cuper, Honey Dew (daaronder begrepen Cantalene), Onteniente, Piel de Sapo (daaronder begrepen Verde Liso), Rochet, Tendral, Futuro

ex 0807 19 00

53,13

30,92

1 613,68

395,37

831,29

13 103,18

183,44

36,99

22,92

216,57

12 738,72

2 053,96

481,19

36,94

 

 

 

 

2.120.2

Andere

ex 0807 19 00

97,41

56,69

2 958,59

724,88

1 524,11

24 023,86

336,33

67,82

42,02

397,07

23 355,64

3 765,81

882,23

67,73

 

 

 

 

2.140

Peren:

 

 

 

 

 

 

2.140.1

Peren — Nashi (Pyrus pyrifolia),

Peren — Ya (Pyrus bretscheideri)

ex 0808 20 50

 

 

 

 

2.140.2

Andere

ex 0808 20 50

 

 

 

 

2.150

Abrikozen

0809 10 00

129,37

75,29

3 929,33

962,73

2 024,19

31 906,35

446,69

90,07

55,81

527,35

31 018,88

5 001,42

1 171,70

89,95

 

 

 

 

2.160

Kersen

0809 20 95

0809 20 05

433,09

252,06

13 154,14

3 222,90

6 776,33

106 812,15

1 495,36

301,51

186,83

1 765,39

103 841,17

16 743,13

3 922,47

301,13

 

 

 

 

2.170

Perziken

0809 30 90

146,12

85,04

4 438,23

1 087,41

2 286,35

36 038,64

504,54

101,73

63,04

595,65

35 036,22

5 649,17

1 323,45

101,60

 

 

 

 

2.180

Nectarines

ex 0809 30 10

98,67

57,43

2 996,99

734,29

1 543,89

24 335,65

340,70

68,70

42,57

402,22

23 658,75

3 814,69

893,68

68,61

 

 

 

 

2.190

Pruimen

0809 40 05

123,71

72,00

3 757,53

920,63

1 935,68

30 511,29

427,16

86,13

53,37

504,29

29 662,62

4 782,74

1 120,47

86,02

 

 

 

 

2.200

Aardbeien

0810 10 00

281,66

163,92

8 554,79

2 096,01

4 406,99

69 465,24

972,51

196,09

121,51

1 148,12

67 533,07

10 888,89

2 550,97

195,84

 

 

 

 

2.205

Frambozen

0810 20 10

304,95

177,48

9 262,25

2 269,35

4 771,43

75 209,82

1 052,93

212,31

131,56

1 243,07

73 117,86

11 789,37

2 761,93

212,03

 

 

 

 

2.210

Blauwe bosbessen (vruchten van de Vaccinium myrtillus)

0810 40 30

1 224,69

712,77

37 197,51

9 113,78

19 162,23

302 045,29

4 228,61

852,63

528,33

4 992,20

293 643,92

47 346,52

11 092,02

851,53

 

 

 

 

2.220

Kiwi's (Actinidia chinensis Planch.)

0810 50 00

149,96

87,28

4 554,74

1 115,96

2 346,36

36 984,63

517,78

104,40

64,69

611,28

35 955,91

5 797,45

1 358,19

104,27

 

 

 

 

2.230

Granaatappels

ex 0810 90 95

165,58

96,37

5 029,16

1 232,20

2 590,76

40 837,00

571,71

115,28

71,43

674,95

39 701,12

6 401,32

1 499,66

115,13

 

 

 

 

2.240

Kaki-appels (daaronder begrepen sharonvrucht)

ex 0810 90 95

99,09

57,67

3 009,68

737,40

1 550,43

24 438,69

342,14

68,99

42,75

403,92

23 758,93

3 830,84

897,46

68,90

 

 

 

 

2.250

Litchis

ex 0810 90


27.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 24/33


RICHTLIJN 2005/6/EG VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2005

tot wijziging van Richtlijn 71/250/EEG, wat betreft de weergave en interpretatie van de krachtens Richtlijn 2002/32/EG vereiste analyseresultaten

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 70/373/EEG van de Raad van 20 juli 1970 betreffende de invoering van gemeenschappelijke bemonsterings- en analysemethoden voor de officiële controle van veevoeders (1), en met name op artikel 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 71/250/EEG van de Commissie van 15 juni 1971 betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke analysemethoden voor de officiële controle van veevoeders (2) bevat bepalingen voor de weergave van de resultaten.

(2)

Voor een geharmoniseerde tenuitvoerlegging van Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 mei 2002 inzake ongewenste stoffen in diervoeding (3) in alle lidstaten is het van groot belang dat de analyseresultaten op uniforme wijze weergegeven en geinterpreteerd worden.

(3)

Richtlijn 71/250/EG moet dus dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 71/250/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 1 wordt na de tweede alinea de volgende alinea toegevoegd:

„Voor ongewenste stoffen in de zin van Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad (4), met inbegrip van dioxinen en dioxineachtige PCB's, geldt deel 1, hoofdstuk C, punt 3, van de bijlage bij deze richtlijn.”.

2)

De bijlage wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk twaalf maanden na de inwerkingtreding aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie die bepalingen onverwijld mede, alsmede een transponeringstabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 170 van 3.8.1970, blz. 2. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36).

(2)  PB L 155 van 12.7.1971, blz. 13. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 1999/27/EG (PB L 118 van 6.5.1999, blz. 36).

(3)  PB L 140 van 30.5.2002, blz. 10. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/100/EG van de Commissie (PB L 285 van 1.11.2003, blz. 33).

(4)  PB L 140 van 30.5.2002, blz. 10.


BIJLAGE

Aan deel 1, Algemene bepalingen betreffende analysemethoden voor diervoeders, hoofdstuk C, Toepassing van analysemethoden en weergave van de resultaten, van de bijlage bij Richtlijn 71/250/EEG, wordt het volgende punt 3 toegevoegd:

„3.

Voor ongewenste stoffen in de zin van Richtlijn 2002/32/EG, met inbegrip van dioxinen en dioxineachtige PCB's, wordt een product dat bedoeld is voor het voederen van dieren als niet in overeenstemming met het vastgestelde maximumgehalte beschouwd als het resultaat van de analyse dat maximumgehalte overschrijdt, met inachtneming van de uitgebreide meetonzekerheid en de correctie voor de terugvinding. Aan de hand van de gemeten concentratie, gecorrigeerd voor de terugvinding en na aftrek van de uitgebreide meetonzekerheid, wordt nagegaan of aan het maximumgehalte wordt voldaan. Dit geldt alleen als de meetonzekerheid en de correctie voor de terugvinding voor de gebruikte analysemethode kunnen worden bepaald (dus bijvoorbeeld niet voor microscopisch onderzoek).

Het analyseresultaat wordt als volgt weergegeven (voorzover de meetonzekerheid en het terugvindingspercentage voor de gebruikte analysemethode kunnen worden bepaald):

a)

al dan niet gecorrigeerd voor de terugvinding, waarbij de wijze van weergeven en het terugvindingspercentage moeten worden vermeld;

b)

als „x ± U”, waarbij x het analyseresultaat is en U de uitgebreide meetonzekerheid, met een dekkingsfactor 2, zodat een betrouwbaarheidsniveau van ongeveer 95 % wordt verkregen.”.


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Commissie

27.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 24/35


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 14 januari 2005

tot oprichting van het Uitvoerend Agentschap Onderwijs, audiovisuele media en cultuur, voor het beheer van de communautaire maatregelen op het gebied van onderwijs, audiovisuele media en cultuur — overeenkomstig Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad

(Slechts de tekst in de Duitse, de Franse en de Engelse taal is authentiek)

(2005/56/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad van 19 december 2002 tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma's worden gedelegeerd (1), en met name op artikel 3, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 58/2003 verleent de Commissie de bevoegdheid om tot de oprichting van uitvoerende agentschappen te besluiten overeenkomstig het bij die verordening vastgestelde statuut en om aan deze agentschappen bepaalde taken voor het beheer van één of meer communautaire programma's te delegeren; dit besluit laat de reikwijdte van de verordening onverlet.

(2)

De oprichting van een uitvoerend agentschap is bedoeld om de Commissie in staat te stellen zich op haar prioritaire activiteiten en taken te concentreren, die niet kunnen worden uitbesteed, zonder dat zij evenwel de zeggenschap, de controle en de eindverantwoordelijkheid over de door de uitvoerende agentschappen beheerde activiteiten verliest.

(3)

Het beheer van bepaalde gecentraliseerde onderdelen van een aantal programma's op het gebied van onderwijs, audiovisuele media en cultuur behelst de uitvoering van projecten met een technisch karakter, waartoe geen besluitvorming van politieke aard noodzakelijk is, en vergt een grote technische en financiële deskundigheid gedurende de gehele projectcyclus.

(4)

Het delegeren van taken in verband met de uitvoering van programma’s aan een uitvoerend agentschap kan plaatsvinden door de programmeringsfases en de goedkeuring van de financieringsbesluiten, die door de Commissie uitgevoerd dienen te worden, duidelijk te scheiden van de uitvoering van de projecten, waarmee het uitvoerend agentschap wordt belast.

(5)

De oprichting van het uitvoerend agentschap brengt geen verandering in het delegeren van het beheer van bepaalde fases van de in de diverse programma's vastgelegde maatregelen door de Raad aan de Commissie, noch in dat van beheerstaken met betrekking tot bepaalde programma's aan nationale agentschappen.

(6)

Uit een hiertoe uitgevoerde kosten-batenanalyse blijkt dat de inzet van een uitvoerend agentschap voor het beheer van bepaalde gecentraliseerde onderdelen van programma’s op het terrein van onderwijs, audiovisuele media en cultuur zowel vanuit financieel als niet-financieel opzicht de gunstigste optie is.

(7)

De bij dit besluit genomen maatregelen stemmen overeen met het advies van het comité voor de uitvoerende agentschappen,

(8)

Verordening (EG) nr. 1653/2004 van de Commissie (2) legt een model vast voor het financieel reglement van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 58/2003 opgerichte uitvoerende agentschappen,

BESLUIT:

Artikel 1

Oprichting van het agentschap

1.   Er wordt een uitvoerend agentschap (hierna „het agentschap” genoemd) voor het beheer van de communautaire maatregelen op het gebied van onderwijs, audiovisuele media en cultuur opgericht, waarvan het statuut is vastgelegd in Verordening (EG) nr. 58/2003.

2.   De benaming van het agentschap is „Uitvoerend Agentschap Onderwijs, audiovisuele media en cultuur”.

Artikel 2

Vestigingsplaats

De vestigingsplaats van het agentschap is Brussel.

Artikel 3

Duur

1.   Het agentschap wordt opgericht voor de periode die begint op 1 januari 2005 en eindigt op 31 december 2008.

2.   In 2006 verricht de Commissie een evaluatie van het functioneren van het agentschap, met inbegrip van de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 58/2003 bedoelde kosten-batenanalyse, met het oog op de eventuele herziening of verlenging van de taken van het agentschap in het kader van de nieuwe generatie programma’s op het terrein van onderwijs, audiovisuele media en cultuur.

Artikel 4

Doelstellingen en taken

1.   Het agentschap is verantwoordelijk voor het beheer van bepaalde onderdelen van de volgende communautaire programma’s:

a)

de tweede fase van het communautaire actieprogramma op onderwijsgebied „Socrates”, goedgekeurd bij Besluit nr. 253/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad (3);

b)

de tweede fase van het communautaire actieprogramma inzake beroepsopleiding „Leonardo da Vinci”, goedgekeurd bij Besluit 1999/382/EG van de Raad (4);

c)

het communautaire actieprogramma „Jeugd”, goedgekeurd bij Besluit nr. 1031/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad (5);

d)

het programma „Cultuur 2000”, goedgekeurd bij Besluit nr. 508/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad (6);

e)

het programma ter aanmoediging van de ontwikkeling, distributie en promotie van Europese audiovisuele werken (Media Plus — Ontwikkeling, distributie en promotie) (2001-2005), goedgekeurd bij Besluit 2000/821/EG van de Raad (7);

f)

het opleidingsprogramma voor vakmensen van de Europese audiovisuele programma-industrie (Media-opleiding) (2001-2005), goedgekeurd bij Besluit nr. 163/2001/EG van het Europees Parlement en de Raad (8);

g)

het programma voor de verhoging van de kwaliteit van het hoger onderwijs en de bevordering van het interculturele begrip door middel van samenwerking met derde landen (Erasmus Mundus), goedgekeurd bij Besluit nr. 2317/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad (9);

h)

het meerjarenprogramma (2004-2006) voor de doeltreffende integratie van informatie- en communicatietechnologie (ICT) in de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels in Europa (eLearning-programma), goedgekeurd bij Besluit nr. 2318/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad (10);

i)

het communautaire actieprogramma ter bevordering van actief Europees burgerschap („civic participation”), goedgekeurd bij Besluit 2004/100/EG van de Raad (11);

j)

het communautaire actieprogramma ter ondersteuning van organisaties die op Europees niveau actief zijn op het terrein van jeugdzaken, goedgekeurd bij Besluit nr. 790/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (12);

k)

het communautaire actieprogramma ter bevordering van op Europees niveau actieve organisaties en ter ondersteuning van gerichte activiteiten op het gebied van onderwijs en opleiding, goedgekeurd bij Besluit nr. 791/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (13);

l)

het communautaire actieprogramma ter ondersteuning van organisaties die op Europees niveau op cultuurgebied actief zijn, goedgekeurd bij Besluit nr. 792/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (14);

m)

de projecten op het gebied van het hoger onderwijs die in het kader van Verordening (EEG) nr. 443/92 van de Raad (15) goedgekeurde bepalingen betreffende hulp voor economische samenwerking met de ontwikkelingslanden in Azië gefinancierd kunnen worden.

2.   Het agentschap is verantwoordelijk voor de volgende taken ten behoeve van het beheer van de onderdelen van de in artikel 1 vermelde communautaire programma’s:

a)

het beheer van de gehele levenscyclus van projecten in het kader van de uitvoering van de aan het agentschap toevertrouwde communautaire programma’s aan de hand van het jaarlijkse werkprogramma, dat als financieringsbesluit ten aanzien van subsidies en overheidsopdrachten op het gebied van onderwijs, audiovisuele media en cultuur dient en door de Commissie goedgekeurd is, of aan de hand van de door de Commissie goedgekeurde specifieke financieringsbesluiten, alsook het verrichten van met het oog hierop noodzakelijke controles op basis van de daartoe vereiste beslissingen indien de Commissie het daartoe machtiging heeft verleend;

b)

het vaststellen van besluiten tot uitvoering van de begroting van de ontvangsten en uitgaven en het uitvoeren van alle maatregelen die voor het beheer van de communautaire programma’s vereist zijn, met name in verband met subsidies en overheidsopdrachten, indien de Commissie het daartoe machtiging heeft verleend;

c)

het verzamelen, analyseren en aan de Commissie doorgeven van alle gegevens die nodig zijn om de uitvoering van de communautaire programma's te sturen.

3.   Het agentschap kan na advies van het bij artikel 24 van Verordening (EG) nr. 58/2003 ingestelde comité voor de uitvoerende agentschappen door de Commissie worden gemachtigd soortgelijke taken in het kader van niet in lid 1 genoemde communautaire programma’s op het gebied van onderwijs, audiovisuele media en cultuur in de zin van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 58/2003 uit te voeren.

4.   In het besluit van de Commissie tot het verlenen van delegatie zijn alle aan het agentschap toevertrouwde taken nauwkeurig omschreven; het wordt aangepast wanneer extra taken aan het agentschap worden toevertrouwd. Dit besluit wordt ter informatie toegezonden aan het comité voor de uitvoerende agentschappen.

Artikel 5

Organisatiestructuur

1.   Het agentschap wordt bestuurd door een directiecomité en een directeur, die door de Commissie worden benoemd.

2.   De leden van het directiecomité worden benoemd voor twee jaar.

3.   De directeur van het agentschap wordt benoemd voor vier jaar.

Artikel 6

Subsidie

Het agentschap ontvangt een in de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen opgenomen subsidie, die afkomstig is van de middelen die zijn toegewezen ten behoeve van de in artikel 4, lid 1, genoemde programma's en – voorzover van toepassing – andere communautaire programma's, met de uitvoering waarvan het agentschap krachtens artikel 4, lid 3, belast is.

Artikel 7

Controle en verslag over de uitvoering

Het agentschap is onderworpen aan de controle van de Commissie en brengt regelmatig verslag uit over de uitvoering van de programma's waarmee het is belast, op de wijze en met de frequentie die in het delegatiebesluit is vermeld.

Artikel 8

Uitvoering van de huishoudelijke begroting

Het agentschap voert zijn huishoudelijke begroting uit overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1653/2004.

Gedaan te Brussel, 14 januari 2005.

Voor de Commissie

Viviane REDING

Lid van de Commissie


(1)  PB L 11 van 16.1.2003, blz. 1.

(2)  PB L 297 van 22.9.2004, blz. 6.

(3)  PB L 28 van 3.2.2000, blz. 1. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 885/2004 van de Raad (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 1).

(4)  PB L 146 van 11.6.1999, blz. 33. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(5)  PB L 117 van 18.5.2000, blz. 1. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 885/2004.

(6)  PB L 63 van 10.3.2000, blz. 1. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 885/2004.

(7)  PB L 336 van 30.12.2000, blz. 82. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 885/2004.

(8)  PB L 26 van 27.1.2001, blz. 1. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 885/2004.

(9)  PB L 345 van 31.12.2003, blz. 1.

(10)  PB L 345 van 31.12.2003, blz. 9.

(11)  PB L 30 van 4.2.2004, blz. 6.

(12)  PB L 138 van 30.4.2004, blz. 24.

(13)  PB L 138 van 30.4.2004, blz. 31.

(14)  PB L 138 van 30.4.2004, blz. 40.

(15)  PB L 52 van 27.2.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36).


27.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 24/39


AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

van 21 januari 2005

betreffende de aanbieding van huurlijnen in de Europese Unie (Deel 1 — Hoofdleveringsvoorwaarden voor wholesalehuurlijnen)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 103)

(2005/57/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Kaderrichtlijn) (1), en met name op artikel 19, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De gebruikers in de Gemeenschap hebben behoefte aan concurrerende aanbieding van huurlijnen en toegang tot datadiensten met een hoge transmissiesnelheid zodat met name het midden- en kleinbedrijf in Europa kan profiteren van de mogelijkheden die worden geboden door de snelle ontwikkeling van het internet en de elektronische handel.

(2)

De concurrerende aanbieding van huurlijnen is opgekomen sinds de liberalisering van de telecommunicatie-infrastructuur op 1 januari 1996, maar is hoofdzakelijk beperkt tot langeafstandsconnecties met een hoge capaciteit; de huurlijnmarkten zullen worden geëvalueerd zoals hieronder uiteengezet.

(3)

Sommige organisaties die huurlijndiensten exploiteren, waren verplicht deze diensten aan te bieden op grond van de beginselen van niet-discriminatie in overeenstemming met Richtlijn 97/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1997 inzake interconnectie op telecommunicatiegebied, wat betreft de waarborging van de universele dienst en van de interoperabiliteit door toepassing van de beginselen van Open Network Provision (ONP) (2) en Richtlijn 92/44/EEG van de Raad van 5 juni 1992 betreffende de toepassing van Open Network Provision (ONP) op huurlijnen (3); deze richtlijnen zijn ingetrokken bij artikel 26 van de kaderrichtlijn met ingang van 24 juli 2003.

(4)

De verplichtingen blijven echter van kracht overeenkomstig artikel 27 van de kaderrichtlijn en artikel 16 van Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Universeledienstrichtlijn) (4). In overeenstemming met artikel 16, lid 1, van de universeledienstrichtlijn en artikel 7 van Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de toegang tot en interconnectie van elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (Toegangsrichtlijn) (5), worden de vroegere verplichtingen gehandhaafd totdat de relevante markten zijn geëvalueerd in overeenstemming met artikel 16 van de kaderrichtlijn en artikel 16, lid 3, van de universeledienstrichtlijn.

(5)

In overeenstemming met artikel 16, lid 4, van de kaderrichtlijn gaat, wanneer een nationale regelgevende instantie (NRI) vaststelt dat een relevante markt niet daadwerkelijk concurrerend is, zij na welke ondernemingen een aanmerkelijke marktmacht hebben en legt zij de ondernemingen in kwestie passende specifieke wettelijke verplichtingen op of handhaaft of wijzigt zij deze verplichtingen wanneer zij reeds bestaan. In overeenstemming met artikel 18, lid 1, van de universeledienstrichtlijn gaat, indien een NRI vaststelt dat op de markt voor het minimumpakket van huurlijnen geen sprake is van daadwerkelijke mededinging, zij na welke ondernemingen aanmerkelijke marktmacht hebben en legt zij verplichtingen op ten aanzien van de aanbieding van het minimumpakket en de desbetreffende voorwaarden. In overeenstemming met artikel 5, lid 1, van de toegangsrichtlijn bevorderen, en waar nodig waarborgen de NRI's passende toegang en interconnectie, en kunnen zij daartoe verplichtingen opleggen.

(6)

De Commissie heeft op 11 februari 2003 Aanbeveling 2003/311/EG (6) betreffende relevante producten- en dienstenmarkten aangenomen die de relevante markten binnen de elektronische-communicatiesector vaststelt welke de NRI's moeten analyseren. De lijst omvat wholesale terminerende segmenten van huurlijnen en wholesale trunksegmenten van huurlijnen. Deze markten omvatten de aanbieding van de in deze aanbeveling behandelde diensten, namelijk de aanbieding van wholesalehuurlijnen en huurlijndeelcircuits.

(7)

De markt van wholesale terminerende segmenten van huurlijnen en voor voldoende lijnlengtes ook de markt voor wholesale trunksegmenten van huurlijnen zoals bedoeld in Aanbeveling 2003/311/EG omvatten de aanbieding van wholesalehuurlijnen en huurlijndeelcircuits; de NRI beslist wat een terminerend segment uitmaakt afhankelijk van de voor de desbetreffende markt specifieke netwerktopologie.

(8)

Het minimumpakket van huurlijndiensten zoals bedoeld in de aanbeveling betreffende de relevante markten omvat de aanbieding van 64 kbit/s, 2 Mbit/s niet-gestructureerde en 2 Mbit/s gestructureerde huurlijnen. Het minimumpakket van huurlijnen is gedefinieerd in Besluit 2003/548/EG van de Commissie van 24 juli 2003 inzake het minimumpakket van huurlijnen met geharmoniseerde kenmerken en de bijbehorende normen als bedoeld in artikel 18 van de universeledienstrichtlijn (7).

(9)

Uit door de lidstaten verstrekte informatie blijkt dat er problemen zijn met de lengte en verscheidenheid van leveringstijden voor retail- en wholesalehuurlijnen en huurlijndeelcircuits, dit onverminderd de evaluatie door de NRI's van de relevante markten in overeenstemming met artikel 16 van de kaderrichtlijn en artikel 16, lid 3, van de universeledienstrichtlijn.

(10)

Daar waar, in overeenstemming met artikel 10 van de toegangsrichtlijn en artikel 18 en bijlage VII van de universeledienstrichtlijn, NRI's verplichtingen inzake niet-discriminatie opleggen voor de aanbieding van bepaalde huurlijndiensten, is het beginsel van niet-discriminatie van toepassing op alle relevante aspecten van de aangeboden diensten zoals bestelling, migratie, levering, kwaliteit, reparatietijd, rapportage en geldboetes; bij huurlijncontracten is het het meest aangewezen deze aspecten te regelen via een dienstniveau-overeenkomst; in plaats van geldboetes kan in de overeenkomst worden voorzien in compensatie voor nalatigheid in het voldoen aan contractuele eisen voorzover dit meer aangewezen zou zijn met betrekking tot de wettelijke context in een lidstaat.

(11)

Met name moeten in de dienstniveau-overeenkomsten contractuele leveringstermijnen worden opgenomen om te verzekeren dat de termijnen voor de levering van wholesalehuurlijnen door dergelijke exploitanten dezelfde zijn als die welke zij hanteren voor hun eigen diensten en dus voldoende onder de leveringstermijnen liggen die op de retailmarkten worden waargenomen.

(12)

De publicatie van beste-huidige-praktijk-cijfers voor de algemene leveringstermijnen van huurlijnen zal de NRI's erbij helpen te verzekeren dat de contractuele leveringstermijnen die gelden voor wholesalehuurlijnen en huurlijndeelcircuits in het bijzonder welke door aan een niet-discriminatieverplichting onderworpen exploitanten aangeboden worden andere concurrerende exploitanten in de retailmarkten voor huurlijnen niet beletten soortgelijke leveringstermijnen aan hun klanten aan te bieden. De contractuele leveringstermijnen voor wholesalehuurlijnen moeten derhalve concurrerende exploitanten in retailmarkten minstens in staat stellen om te voldoen aan de beste-huidige-praktijk-leveringstermijnen van de aangewezen exploitanten die huurlijnen in deze retailmarkten aanbieden. Retail-leveringstermijnen die langer zijn dan de beste-huidige-praktijk-leveringstermijnen kunnen resulteren in belemmeringen voor de ontwikkeling van de interne markt voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten; in overeenstemming met artikel 8, lid 3, onder a), van de kaderrichtlijn dienen de NRI's bij te dragen aan de opheffing van dergelijke belemmeringen. De beste-huidige-praktijk-leveringstermijnen van de aangewezen exploitanten in de retailmarkten omvatten de retail-leveringsprocessen van de aangewezen exploitanten; aldus zouden de overeenkomstige wholesaleleveringstermijnen korter zijn.

(13)

Overeenkomstig artikel 18 en bijlage VII van de universeledienstrichtlijn moeten de NRI's verzekeren dat de standaardleveringstermijn voor het minimumpakket van huurlijnen dat door de aangewezen ondernemingen wordt aangeboden, wordt bekendgemaakt; teneinde deze aanbeveling te evalueren moet de Commissie misschien eveneens over gegevens over huurlijnen kunnen beschikken die niet onder het minimumpakket vallen.

(14)

De Commissie evalueert deze aanbeveling uiterlijk 31 december 2005 teneinde rekening te houden met veranderende technologieën en met de markten.

(15)

Het Comité voor communicatie heeft zijn advies uitgebracht in overeenstemming met artikel 22, lid 2, van de kaderrichtlijn,

BEVEELT AAN:

1.

Bij het opleggen of instandhouden van een verplichting inzake niet-discriminatie op grond van artikel 10 van de toegangsrichtlijn of artikel 18 en bijlage VII van Richtlijn 2002/22/EG (de „universeledienstrichtlijn”) met betrekking tot exploitanten die huurlijndiensten aanbieden (hierna de „aangewezen exploitanten” genoemd) moeten de nationale regelgevende instanties:

a)

verzekeren dat de contracten afdwingbare overeenkomsten (hierna de „dienstniveau-overeenkomsten” genoemd) omvatten die voorzien in alle relevante aspecten van de aangeboden wholesalehuurlijndiensten zoals bestelling, migratie, levering, kwaliteit, reparatietijd, rapportage en afschrikkende geldboetes;

b)

verzekeren dat de contractuele leveringstermijnen voor wholesalehuurlijnen in deze dienstniveau-overeenkomsten zo kort mogelijk zijn voor elke categorie van lijnen. De contractuele leveringstermijnen op het wholesaleniveau zouden in ieder geval korter moeten zijn dan de beste-huidige-praktijk-leveringstermijnen van de aangewezen exploitanten in de retailmarkten. De beste-huidige-praktijk-leveringstijden van de aangewezen exploitanten in de retailmarkten voor 64 kbit/s, 2 Mbit/s niet-gestructureerd, 2 Mbit/s gestructureerd en 34 Mbit/s gestructureerd worden opgegeven in de bijlage.

De methodologie die wordt gebruikt om de beste-huidige-praktijk-cijfers te berekenen die worden opgegeven in de bijlage wordt geschikt geacht om rekening te houden met erkende verschillen in netwerkstructuren en leveringsprocedures tussen de verschillende aangewezen exploitanten in de verschillende lidstaten;

c)

met name verzekeren dat de geldboetes die zijn opgenomen in de contracten zoals bedoeld onder a) van toepassing zijn in gevallen van vertraagde levering van lijnen en bestaan uit een gespecificeerd bedrag voor elke dag vertraging voor elke bestelde lijn; het contract dient ook te bepalen dat het bedrag niet verschuldigd is in die omstandigheden waar en voorzover de aangewezen exploitant het bewijs levert dat de oorzaak van de vertraging niet bij hem ligt;

d)

verzekeren dat de informatie die nodig is om een evaluatie voor te bereiden van deze aanbeveling verstrekt wordt in overeenstemming met artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2002/21/EG (de „kaderrichtlijn”) en deze informatie rapporteren aan de Commissie in overeenstemming met artikel 5, lid 2, van de kaderrichtlijn.

2.

Deze aanbeveling is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 21 januari 2005.

Voor de Commissie

Viviane REDING

Lid van de Commissie


(1)  PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33.

(2)  PB L 199 van 26.7.1997, blz. 32. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/61/EG (PB L 268 van 3.10.1998, blz. 37).

(3)  PB L 165 van 19.6.1992, blz. 27. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 98/80/EG van de Commissie (PB L 14 van 20.1.1998, blz. 27).

(4)  PB L 108 van 24.4.2002, blz. 51.

(5)  PB L 108 van 24.4.2002, blz. 7.

(6)  PB L 114 van 8.5.2003, blz. 45.

(7)  PB L 186 van 25.7.2003, blz. 43.


BIJLAGE

METHODOLOGIE EN GEGEVENS INZAKE HUURLIJNEN IN DE LIDSTATEN

Methodologie

De methodologie voor aanbevolen plafonds voor contractuele leveringstermijnen is gebaseerd op de op twee na laagste waarde die in de lidstaten werd waargenomen teneinde rekening te houden met verantwoorde verschillen in netwerkstructuren en leveringsprocedures in de verschillende lidstaten. Op basis van deze methodologie en de onderstaande data werden de volgende beste-huidige-praktijk-leveringstermijncijfers afgeleid voor door de aangewezen exploitanten aangeboden huurlijnen:

1)

voor 64 kbit/s huurlijnen: 18 kalenderdagen

2)

voor 2 Mbit/s huurlijnen niet-gestructureerd: 30 kalenderdagen

3)

voor 2 Mbit/s huurlijnen gestructureerd: 33 kalenderdagen

4)

voor 34 Mbit/s huurlijnen niet-gestructureerd 52 kalenderdagen.

Gegevens betreffende leveringstermijnen voor huurlijnen in de lidstaten

De Commissie heeft, in antwoord op de vragenlijst voor het huurlijnenrapport 2002, van de lidstaten gegevens verkregen betreffende de leveringstermijnen voor huurlijnen van exploitanten die door de NRI als exploitanten met aanmerkelijke marktmacht zijn aangemeld overeenkomstig artikel 11, lid 1 bis, van Richtlijn 92/44/EEG (1). De gegevens werden vóór september 2003 ontvangen. De gerapporteerde leveringstermijnen worden gedefinieerd als de periodes, gerekend vanaf de dag waarop de gebruiker een definitieve aanvraag voor een huurlijn heeft ingediend, waarbinnen 95 % van alle huurlijnen van hetzelfde type ter beschikking van de klanten is gesteld (2)  (3).

64 kbit/s huurlijnen

Image

2 Mbit/s niet-gestructureerde huurlijnen

Image

2 Mbit/s gestructureerde huurlijnen

Image

34 Mbit/s niet-gestructureerde huurlijnen

Image


(1)  Rapport 2001 beschikbaar op: http://europa.eu.int/information_society/topics/telecoms/implementation/leasedlines/doc/COCOM02-10%20final.pdf

(2)  Zie artikel 2, lid 3, van Richtlijn 97/51/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 295 van 29.10.1997, blz. 23).

(3)  Luxemburg heeft enkel halfjaarcijfers verschaft voor 2002. Hier worden de cijfers voor beide semesters getoond. In relevante gevallen is met het hoogste van de twee halfjaarcijfers rekening gehouden als bovengrens voor de cijfers van een volledig jaar teneinde beste-huidige-praktijk-cijfers af te leiden.

De voor Oostenrijk opgegeven data hebben betrekking op retail- en wholesalelijnen; de statistieken zijn in overeenstemming met de richtlijn (95 % van de leveringstermijnen), de gegevens omvatten ook bestellingen op locaties waar infrastructuur moet worden gebouwd; voor 2 Mbit/s wordt er geen onderscheid gemaakt tussen gestructureerde en niet-gestructurerde lijnen; voor 34 Mbit/s en 155 Mbit/s is de steekproef te klein voor betrouwbare statistieken; specifieke klantenvertraging, door klanten gevraagde wijzigingen betreffende de streefleverdatum (geen „leveringen naar best vermogen”) en betreffende projectbestellingen zijn uitgesloten; de leveringstermijnen worden berekend vanaf het tijdstip van aanvaarding van een ondertekend contract, indien geen andere datum (zie klantenvertragingen) is overeengekomen.


27.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 24/45


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2005

tot wijziging van Beschikking 2003/135/EG wat betreft de beëindiging van de uitroeiings- en vaccinatieprogramma’s in de deelstaten Niedersachsen en Nordrhein-Westfalen en het uitroeiingsprogramma in de deelstaat Saarland (Duitsland)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 119)

(Slechts de teksten in de Duitse en de Franse taal zijn authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2005/58/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2001/89/EG van de Raad van 23 oktober 2001 betreffende maatregelen van de Gemeenschap ter bestrijding van klassieke varkenspest (1), en met name op artikel 16, lid 1, en artikel 20, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Commisie heeft Beschikking 2003/135/EG van 27 februari 2003 inzake de goedkeuring van de programma's voor de uitroeiing van klassieke varkenspest bij wilde varkens en voor het uitvoeren van noodvaccinatie tegen klassieke varkenspest bij wilde varkens in Duitsland, namelijk in de deelstaten Niedersachsen, Nordrhein-Westfalen, Rheinland-Pfalz en Saarland (2) aangenomen als één van de maatregelen ter bestrijding van klassieke varkenspest.

(2)

De Commissie heeft Beschikking 2004/146/EG van 12 februari 2004 tot wijziging van Beschikking 2003/135/EG aangenomen wat betreft de beëindiging van het vaccinatieprogramma ter bestrijding van klassieke varkenspest bij wilde varkens in Saarland en de uitbreiding van het vaccinatieprogramma in Rheinland-Pfalz.

(3)

De Duitse autoriteiten hebben de Commissie geïnformeerd over de recente ontwikkeling van de ziekte bij wilde varkens in Niedersachsen, Nordrhein-Westfalen en Saarland. Uit deze informatie blijkt dat klassieke varkenspest bij wilde varkens met succes is uitgeroeid en dat de goedgekeurde uitroeiings- en vaccinatieprogramma’s in deze deelstaten niet meer hoeven te worden toegepast.

(4)

Beschikking 2003/135/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De bijlage bij Beschikking 2003/135/EG wordt als volgt gewijzigd:

a)

In punt 1:

worden de letters A, B en D geschrapt;

wordt „C. Rheinland-Pfalz” vervangen door „Rheinland-Pfalz”.

b)

In punt 2:

worden de letters A en B geschrapt;

wordt „C. Rheinland-Pfalz” vervangen door „Rheinland-Pfalz”.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 316 van 1.12.2001, blz. 5. Richtlijn gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(2)  PB L 53 van 28.2.2003, blz. 47. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 2004/146/EG (PB L 49 van 19.2.2004, blz. 42).


27.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 24/46


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2005

tot goedkeuring van de programma's voor de uitroeiing van klassieke varkenspest bij wilde varkens en de noodvaccinatie van deze varkens in Slowakije

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 127)

(Slechts de tekst in de Slowaakse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2005/59/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2001/89/EG van de Raad van 23 oktober 2001 betreffende maatregelen van de Gemeenschap ter bestrijding van klassieke varkenspest (1), en met name op artikel 16, lid 1, tweede alinea, en artikel 20, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In 2004 kwam klassieke varkenspest voor bij de populatie wilde varkens in bepaalde gebieden van Slowakije. Als reactie op de uitbraken van klassieke varkenspest heeft de Commissie de Beschikkingen 2004/375/EG (2), 2004/625/EG (3) en 2004/831/EG (4) tot wijziging van Beschikking 2003/526/EG van de Commissie van 18 juli 2003 tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met klassieke varkenspest in bepaalde lidstaten (5) goedgekeurd, waarin aanvullende maatregelen ter bestrijding van de ziekte zijn vastgelegd.

(2)

Slowakije heeft een intensief programma opgezet om toezicht te houden op klassieke varkenspest bij wilde varkens in het gehele land en met name in het besmette gebied. Dat programma loopt nog steeds.

(3)

Slowakije heeft daarom een programma ter goedkeuring voorgelegd om klassieke varkenspest bij wilde varkens uit te roeien in de DVFA's (districten ressorterend onder de raad voor diergeneeskunde en levensmiddelen) van Trnava (de districten Piešťany, Hlohovec en Trnava), Levice (het district Levice), Nitra (de districten Nitra en Zlaté Moravce), Topoľčany (het district Topoľčany), Nové Mesto nad Váhom (het district Nové Mesto nad Váhom), Trenčín (de districten Trenčín en Bánovce nad Bebravou) Prievidza (de districten Prievidza en Partizánske), Púchov (de districten Púchov en Ilava), Žiar nad Hronom (de districten Žiar nad Hronom, Žarnovica en Banská Štiavnica), Zvolen (de districten Zvolen en Detva), Banská Bystrica (de districten Banská Bystrica en Brezno), Lučenec (de districten Lučenec en Poltár), Krupina en Veľký Krtíš.

(4)

Slowakije heeft bovendien een programma voor noodvaccinaties ter goedkeuring voorgelegd, omdat het land van plan is de wilde varkens in de districten Trenčín, Bánovce nad Bebravou, Prievidza, Partizánske, Zvolen, Krupina, Detva, Veľký Krtíš, Lučenec en Poltár te vaccineren.

(5)

De Slowaakse autoriteiten staan het gebruik van een levend verdund vaccin tegen klassieke varkenspest (C-stam) toe om wilde varkens met behulp van oraal lokaas te immuniseren.

(6)

De door Slowakije ingediende programma's voor de uitroeiing van klassieke varkenspest bij wilde varkens en voor de noodvaccinatie van deze varkens in de aangegeven gebieden zijn onderzocht en in overeenstemming met Richtlijn 2001/89/EG bevonden.

(7)

Ter wille van de transparantie moet in deze beschikking worden vermeld in welke geografische gebieden de uitroeiings- en noodvaccinatieprogramma's zullen worden uitgevoerd.

(8)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Het door Slowakije ingediende programma voor de uitroeiing van klassieke varkenspest bij wilde varkens in het in punt 1 van de bijlage vermelde gebied wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Het door Slowakije ingediende programma voor de noodvaccinatie van wilde varkens in het in punt 2 van de bijlage vermelde gebied wordt goedgekeurd.

Artikel 3

Slowakije neemt onmiddellijk de nodige maatregelen om aan deze beschikking te voldoen en maakt deze maatregelen bekend. Slowakije stelt de Commissie hiervan onverwijld in kennis.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de Slowaakse Republiek.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 316 van 1.12.2001, blz. 5. Richtlijn gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(2)  PB L 118 van 23.4.2004, blz. 72.

(3)  PB L 280 van 31.8.2004, blz. 36.

(4)  PB L 359 van 4.12.2004, blz. 61.

(5)  PB L 183 van 22.7.2003, blz. 46. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2004/831/EG.


BIJLAGE

1)   Gebieden waar het uitroeiingsprogramma moet worden uitgevoerd

Het grondgebied van de DVFA's (districten ressorterend onder de raad voor diergeneeskunde en levensmiddelen) van Trnava (de districten Piešťany, Hlohovec en Trnava), Levice (het district Levice), Nitra (de districten Nitra en Zlaté Moravce), Topoľčany (het district Topoľčany), Nové Mesto nad Váhom (het district Nové Mesto nad Váhom), Trenčín (de districten Trenčín en Bánovce nad Bebravou) Prievidza (de districten Prievidza en Partizánske), Púchov (de districten Púchov en Ilava), Žiar nad Hronom (de districten Žiar nad Hronom, Žarnovica en Banská Štiavnica), Zvolen (de districten Zvolen en Detva), Banská Bystrica (de districten Banská Bystrica en Brezno), Lučenec (de districten Lučenec en Poltár), Krupina en Veľký Krtíš.

2)   Gebieden waar het noodvaccinatieprogramma moet worden uitgevoerd

Het grondgebied van de districten Trenčín, Bánovce nad Bebravou, Prievidza, Partizánske, Zvolen, Krupina, Detva, Veľký Krtíš, Lučenec en Poltár.


Rectificaties

27.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 24/48


Rectificatie van Besluit 2004/783/EG van de Raad van 15 november 2004 houdende benoeming van vier Italiaanse leden en drie Italiaanse plaatsvervangers in het Comité van de Regio's

( Publicatieblad van de Europese Unie L 346 van 23 november 2004 )

Op bladzijde 9:

a)

Titel van het besluit

in plaats van

:

te lezen

:

b)

Tweede overweging

in plaats van

:

„(2)

In het Comité van de Regio's zijn vier zetels van lid en drie zetels van plaatsvervanger vrijgekomen door het verstrijken van het mandaat van de heren Paolo AGOSTINACCHIO, Gianfranco LAMBERTI, Salvatore TATARELLA en Riccardo VENTRE, leden, en dat van de heren Gabriele BAGNASCO, Marcello MEROI en Roberto PELLA, plaatsvervangers, waarvan de Raad op 7 oktober 2004 in kennis is gesteld,”

te lezen

:

„(2)

In het Comité van de Regio's zijn drie zetels van lid en vier zetels van plaatsvervanger vrijgekomen door het verstrijken van het mandaat van de heren Paolo AGOSTINACCHIO, Gianfranco LAMBERTI en Riccardo VENTRE, leden, en dat van de heren Gabriele BAGNASCO, Marcello MEROI, Roberto PELLA en Salvatore TATARELLA, plaatsvervangers, waarvan de Raad op 7 oktober 2004 in kennis is gesteld,”.

Bladzijde 10, enig artikel

a)

Onder a): Punt 3 betreffende de heer Savino Antonio SANTARELLA wordt geschrapt.

b)

Onder b): Het volgende punt 4 toevoegen:

„4)

de heer Savino Antonio SANTARELLA

burgemeester van Candela

ter vervanging van de heer Salvatore TATARELLA”.