ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 21

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

48e jaargang
25 januari 2005


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

 

Verordening (EG) nr. 108/2005 van de Commissie van 24 januari 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 109/2005 van de Commissie van 24 januari 2005 betreffende de definitie van het economische gebied van de lidstaten voor de toepassing van Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 van de Raad betreffende de harmonisatie van het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen

3

 

*

Verordening (EG) nr. 110/2005 van de Commissie van 24 januari 2005 betreffende de toekenning van de compenserende vergoeding aan de producentenorganisaties voor in de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2003 aan de verwerkende industrie geleverde tonijn

5

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Europees Parlement

 

*

2005/46/EG, Euratom:Besluit van het Europees Parlement van 11 januari 2005 houdende benoeming van de Europese Ombudsman

8

 

 

Raad

 

*

2005/47/EG:Besluit van de Raad van 22 december 2004 tot wijziging van Besluit 2000/24/EG in het licht van de uitbreiding van de Europese Unie en het Europese nabuurschapsbeleid

9

 

*

2005/48/EG:Besluit van de Raad van 22 december 2004 tot verlening van een garantie van de Gemeenschap aan de Europese Investeringsbank voor verliezen op leningen voor bepaalde projecten in Rusland, Oekraïne, Moldavië en Wit-Rusland

11

 

*

2005/49/EG, Euratom:Besluit van de Raad van 18 januari 2005 betreffende de werkwijze van het comité bedoeld in artikel 3, lid 3, van bijlage I van het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie

13

 

 

Commissie

 

*

2005/50/EG:Beschikking van de Commissie van 17 januari 2005 inzake de harmonisatie van de 24 GHz-radiospectrumband voor in de tijd beperkt gebruik door kortbereikradarapparatuur voor motorvoertuigen in de Gemeenschap (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 34)  ( 1 )

15

 

*

2005/51/EG:Beschikking van de Commissie van 21 januari 2005 tot machtiging van de lidstaten om met het oog op reiniging tijdelijk afwijkingen van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad toe te staan voor de invoer van grond verontreinigd door bestrijdingsmiddelen of persistente organische verontreinigende stoffen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 92)

21

 

 

Bij de algemene begroting van de Europese Unie te voegen documenten

 

*

2005/52/EG, Euratom:Tweede gewijzigde begroting van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMEA) voor 2004

25

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

25.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 21/1


VERORDENING (EG) Nr. 108/2005 VAN DE COMMISSIE

van 24 januari 2005

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 25 januari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 januari 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1947/2002 (PB L 299 van 1.11.2002, blz. 17).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 24 januari 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

102,8

204

84,6

212

169,4

248

157,0

608

118,9

624

221,4

999

142,4

0707 00 05

052

148,4

220

229,0

999

188,7

0709 90 70

052

165,8

204

169,4

999

167,6

0805 10 20

052

53,0

204

49,6

212

51,8

220

46,5

448

34,2

999

47,0

0805 20 10

204

64,4

999

64,4

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

052

67,9

204

88,7

400

78,4

464

142,4

624

69,6

999

89,4

0805 50 10

052

53,1

999

53,1

0808 10 80

400

110,5

404

91,2

720

77,6

999

93,1

0808 20 50

388

94,4

400

85,6

720

59,5

999

79,8


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


25.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 21/3


VERORDENING (EG) nr. 109/2005 VAN DE COMMISSIE

van 24 januari 2005

betreffende de definitie van het economische gebied van de lidstaten voor de toepassing van Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 van de Raad betreffende de harmonisatie van het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

Gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 van de Raad van 15 juli 2003 betreffende de harmonisatie van het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen („BNI-verordening”) (1), en met name op artikel 5, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 2, lid 7, van Besluit 2000/597/EG, Euratom van de Raad van 29 september 2000 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (2) bepaalt dat het bruto nationaal product tegen marktprijzen (BNP) dient te worden beschouwd als zijnde gelijk aan het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen (BNI), zoals bepaald door de Commissie krachtens het Europees Systeem van rekeningen (ESR). Het ESR van 1995 (ESR 95), dat in de plaats is gekomen van twee vroegere systemen van respectievelijk 1970 en 1979, werd vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (3) en werd beschreven in de bijlage daarbij. Het BNI, zoals het in het ESR 95 wordt gebruikt, is met ingang van het begrotingsjaar 2002 in de plaats gekomen van het BNP als criterium voor de eigen middelen.

(2)

Bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 worden de procedures voor de indiening van BNI-gegevens door de lidstaten en de procedures en het toezicht op de berekening van het BNI vastgesteld en wordt het BNI-comité opgericht.

(3)

Voor de definitie van het BNI overeenkomstig artikel 1 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 is het nodig de in het ESR 95 gebruikte definitie van economisch gebied te verduidelijken.

(4)

Voor de tenuitvoerlegging van artikel 1 van Richtlijn 89/130/EEG, Euratom van de Raad van 13 februari 1989 betreffende de harmonisatie van de opstelling van het bruto nationaal product tegen marktprijzen (4) wordt het economische gebied van de lidstaten bij Beschikking 91/450/EEG, Euratom van de Commissie (5) gedefinieerd. De overeenkomstige definitie moet nu worden gegeven met betrekking tot het BNI.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het BNI-comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de toepassing van Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 heeft de term „economisch gebied” de betekenis die eraan wordt gegeven in de punten 2.05 en 2.06 van bijlage A bij Verordening (EG) nr. 2223/96, terwijl de term „geografisch gebied”, zoals hij in die punten wordt gebruikt, zo wordt verstaan dat hij het grondgebied van de lidstaten omvat zoals vermeld in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 januari 2005.

Voor de Commissie

Joaquín ALMUNIA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 181 van 19.7.2003, blz. 1.

(2)  PB L 253 van 7.10.2000, blz. 42.

(3)  PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1267/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 180 van 18.7.2003, blz. 1).

(4)  PB L 49 van 21.2.1989, blz. 26. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(5)  PB L 240 van 29.8.1991, blz. 36. Beschikking gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.


BIJLAGE

Grondgebied van de lidstaten:

het grondgebied van het Koninkrijk België,

het grondgebied van de Tsjechische Republiek,

het grondgebied van het Koninkrijk Denemarken, behalve de Faeröer en Groenland,

het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland,

het grondgebied van de Republiek Estland,

het grondgebied van de Helleense Republiek,

het grondgebied van het Koninkrijk Spanje,

het grondgebied van de Franse Republiek, met uitzondering van de landen en gebieden overzee waarover zij soevereiniteit uitoefent, zoals gedefinieerd in bijlage II bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

het grondgebied van Ierland,

het grondgebied van de Italiaanse Republiek,

het grondgebied van de Republiek Cyprus,

het grondgebied van de Republiek Letland,

het grondgebied van de Republiek Litouwen,

het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg,

het grondgebied van de de Republiek Hongarije,

het grondgebied van de Republiek Malta,

het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden, met uitzondering van de landen en gebieden overzee waarover het soevereiniteit uitoefent, zoals gedefinieerd in bijlage II bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

het grondgebied van de Republiek Oostenrijk,

het grondgebied van de Republiek Polen,

het grondgebied van de Portugese Republiek,

het grondgebied van de Republiek Slovenië,

het grondgebied van de Slowaakse Republiek,

het grondgebied van de Republiek Finland,

het grondgebied van het Koninkrijk Zweden,

het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.


25.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 21/5


VERORDENING (EG) Nr. 110/2005 VAN DE COMMISSIE

van 24 januari 2005

betreffende de toekenning van de compenserende vergoeding aan de producentenorganisaties voor in de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2003 aan de verwerkende industrie geleverde tonijn

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (1), en met name op artikel 27, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De in artikel 27 van Verordening (EG) nr. 104/2000 bedoelde compenserende vergoeding wordt op bepaalde voorwaarden aan de organisaties van tonijnproducenten uit de Gemeenschap toegekend voor de hoeveelheden tonijn die aan de verwerkende industrie werden geleverd in het kalenderkwartaal waarop de prijsconstateringen betrekking hadden, wanneer zowel de driemaandelijkse gemiddelde verkoopprijs op de interne markt als de invoerprijs, in voorkomend geval vermeerderd met de compenserende heffing die erop was toegepast, lager was dan 87 % van de communautaire productieprijs voor het betrokken product.

(2)

Uit het onderzoek van de situatie op de interne markt is gebleken dat in de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2003 de in artikel 27 van Verordening (EG) nr. 104/2000 bedoelde driemaandelijkse gemiddelde verkoopprijs en invoerprijs voor geelvintonijn (Thunnus albacares) met een gewicht van meer dan 10 kg per stuk lager waren dan 87 % van de geldende communautaire productieprijs die is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2346/2002 van de Raad (2).

(3)

Ter bepaling van het recht op de vergoeding dient te worden uitgegaan van de verkopen waarvoor in het betrokken kwartaal facturen zijn opgesteld en die in aanmerking zijn genomen voor de berekening van de maandelijkse gemiddelde verkoopprijs zoals bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2183/2001 van de Commissie (3).

(4)

De vergoeding zoals bedoeld in artikel 27, lid 2, van Verordening (EG) nr. 104/2000 mag in geen geval meer bedragen dan het verschil tussen de interventiedrempel en de gemiddelde verkoopprijs van het betrokken product op de interne markt, of dan een forfaitair bedrag dat gelijk is aan 12 % van die drempel.

(5)

De hoeveelheden waarvoor de in artikel 27, lid 1, van Verordening (EG) nr. 104/2000 bedoelde vergoeding mag worden toegekend, mogen in geen geval groter zijn dan de in lid 3 van dat artikel voor het betrokken kwartaal vastgestelde hoeveelheden.

(6)

Voor geelvintonijn (Thunnus albacares) met een gewicht van meer dan 10 kg per stuk zijn de hoeveelheden die in het betrokken kwartaal aan de op het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde verwerkende bedrijven zijn verkocht en geleverd, groter dan de hoeveelheden die in het overeenkomstige kwartaal van de laatste drie visseizoenen zijn verkocht en geleverd. Aangezien deze hoeveelheden het in artikel 27, lid 3, van Verordening (EG) nr. 104/2000 vastgestelde maximum overschrijden, moeten de totale hoeveelheden van die producten die voor vergoeding in aanmerking komen, worden begrensd.

(7)

De verdeling over de producentenorganisaties van de hoeveelheden die voor vergoeding in aanmerking komen, moet worden bepaald naar verhouding van hun productie in hetzelfde kwartaal van de visseizoenen 2000, 2001 en 2002, met inachtneming van de maxima die overeenkomstig artikel 27, lid 4, van Verordening (EG) nr. 104/2000 gelden voor de berekening van de aan elke producentenorganisatie toe te kennen vergoeding.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor visserijproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 27 van Verordening (EG) nr. 104/2000 bedoelde compenserende vergoeding wordt voor de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2003, met inachtneming van de volgende maxima, toegekend voor de volgende producten:

Product

Maximumbedrag van de vergoeding

(EUR/t)

Geelvintonijn (Thunnus albacares) met een gewicht van meer dan 10 kg per stuk

24

Artikel 2

1.   De totale hoeveelheid waarvoor deze compenserende vergoeding wordt toegekend, bedraagt:

voor geelvintonijn (Thunnus albacares) met een gewicht van meer dan 10 kg per stuk: 11 433,536 t.

2.   De totale hoeveelheid wordt over de betrokken producentenorganisaties verdeeld zoals is aangegeven in de bijlage.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 januari 2005.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22.

(2)  PB L 351 van 28.12.2002, blz. 3.

(3)  PB L 293 van 10.11.2001, blz. 11.


BIJLAGE

Overeenkomstig artikel 27, lid 4, van Verordening (EG) nr. 104/2000 berekende verdeling over de producentenorganisaties van de voor de compenserende vergoeding in aanmerking komende hoeveelheden tonijn voor de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2003, uitgesplitst per vergoedingspercentage

(t)

Geelvintonijn (Thunnus albacares) met een gewicht van meer dan 10 kg per stuk

Hoeveelheden met een vergoeding van 100 % (artikel 27, lid 4, eerste streepje)

Hoeveelheden met een vergoeding van 50 % (artikel 27, lid 4, tweede streepje)

Totale, voor vergoeding in aanmerking komende hoeveelheden (artikel 27, lid 4, eerste en tweede streepje)

Opagac

1 880,530

0

1 880,530

OPTUC

3 837,843

445,778

4 283,621

OP 42 (CAN.)

0

0

0

Orthongel

4 720,123

549,262

5 269,385

APASA

0

0

0

Madeira

0

0

0

Totaal EU

10 438,496

995,040

11 433,536


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Europees Parlement

25.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 21/8


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 11 januari 2005

houdende benoeming van de Europese Ombudsman

(2005/46/EG, Euratom)

HET EUROPEES PARLEMENT,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 21, tweede alinea, en artikel 195,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 107 D,

Gelet op Besluit 94/262/EGKS, EG, Euratom van het Europees Parlement van 9 maart 1994 inzake het statuut van de Europese Ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van zijn ambt (1), gewijzigd bij Besluit 2002/262/EG, EGKS, Euratom (2),

Gezien artikel 194 van zijn Reglement,

Gezien de oproep tot kandidaatstelling (3),

Gezien de uitslag van de stemmingen tijdens de vergadering van 11 januari 2005,

BESLUIT:

De heer Nikiforos DIAMANDOUROS wordt benoemd tot Europese Ombudsman.

Gedaan te Straatsburg, 11 januari 2005.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Josep BORRELL FONTELLES


(1)  PB L 113 van 4.5.1994, blz. 15.

(2)  PB L 92 van 9.4.2002, blz. 13.

(3)  PB C 213 van 25.8.2004, blz. 9.


Raad

25.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 21/9


BESLUIT VAN DE RAAD

van 22 december 2004

tot wijziging van Besluit 2000/24/EG in het licht van de uitbreiding van de Europese Unie en het Europese nabuurschapsbeleid

(2005/47/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 181 A,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De op 16 april 2003 ondertekende toetredingsverdragen zijn op 1 mei 2004 in werking getreden.

(2)

De Commissie concludeert in het verslag (1) dat ze heeft opgesteld overeenkomstig artikel 1, lid 1, vierde alinea, van Besluit 2000/24/EG van de Raad van 22 december 1999 tot verlening van een garantie van de Gemeenschap voor verliezen van de Europese Investeringsbank op leningen voor projecten buiten de Gemeenschap (Midden- en Oost-Europa, Middellandse-Zeegebied, Latijns-Amerika en Azië en de Republiek Zuid-Afrika) (2) dat enkele wijzigingen van dat besluit wenselijk zijn, met name met het oog op de uitbreiding van de Europese Unie.

(3)

De Europese Raad van Kopenhagen van 12-13 december 2002 heeft besloten pretoetredingssteun voor Turkije vanaf 2004 te financieren uit het begrotingsonderdeel pretoetredingssteun.

(4)

Uit de ervaring die de EIB sinds de goedkeuring van Besluit 2000/24/EG met de veranderende praktijk op het gebied van garanties voor investeringen heeft opgedaan, blijkt dat de dekking van politieke risico's door de communautaire garantie en van door de EIB gedragen commerciële risico's moet worden herzien.

(5)

In de risicodelingsregeling moet de begrotingsgarantie naast de politieke risico's van niet-overdracht van deviezen, onteigening, oorlog en binnenlandse onlusten ook dat van rechtsweigering na bepaalde vormen van contractbreuk door de overheid van het derde land of andere instanties dekken.

(6)

In de risicodelingsregeling moet de EIB commerciële risico's afdekken door middel van niet-soevereine garanties van derde partijen of door middel van andere waarborgen of onderpanden, en tevens steunen op de financiële soliditeit van de debiteur, volgens haar gebruikelijke criteria.

(7)

In de financiële vooruitzichten 2000-2006 bij het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure (3) is voor de leninggarantiereserve in de Gemeenschapsbegroting een plafond van 200 miljoen EUR (in prijzen van 1999) per jaar opgenomen.

(8)

Door nauwe samenwerking tussen de EIB en de Commissie moet worden gezorgd voor consistentie en synergie met de geografische samenwerkingsprogramma's van de Europese Unie en moet er voorts voor worden gezorgd dat de leningen van de EIB de beleidsmaatregelen van de Europese Unie voor deze regio's aanvullen en versterken.

(9)

Besluit 2000/24/EG moet dienovereenkomstig worden gewijzigd,

BESLUIT:

Artikel 1

Besluit 2000/24/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

Lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

i)

De eerste alinea wordt vervangen door:

„De Gemeenschap verleent de Europese Investeringsbank (EIB) een globale garantie voor alle betalingen die de EIB niet ontvangt, maar die verschuldigd zijn wegens kredieten die volgens haar gebruikelijke criteria en ter ondersteuning van de doelstellingen van het buitenlands beleid van de Gemeenschap zijn verleend voor investeringsprojecten in de zuidoostelijke buurlanden, het Middellandse-Zeegebied, Azië en Latijns-Amerika, en de Republiek Zuid-Afrika.”;

ii)

De tweede zin van de tweede alinea en de derde alinea worden vervangen door:

„Het totale plafond voor de verleende kredieten is 19 460 miljoen EUR, verdeeld als volgt:

zuidoostelijke buurlanden:

9 185 miljoen EUR,

Middellandse-Zeegebied:

6 520 miljoen EUR,

Azië en Latijns-Amerika:

2 480 miljoen EUR,

Zuid-Afrika:

825 miljoen EUR,

speciaal actieprogramma ter ondersteuning van de consolidatie en verdieping van de douane-unie tussen de EG en Turkije:

450 miljoen EUR,

en kan uiterlijk tot en met 31 januari 2007 worden gebruikt. De al ondertekende kredieten worden van de regionale plafonds afgetrokken.”.

b)

Lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

i)

Het eerste streepje wordt vervangen door:

„—

zuidoostelijke buurlanden: Albanië, Bosnië-Herzegovina, Bulgarije, Kroatië, Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Roemenië, Servië en Montenegro, Turkije;”;

ii)

In het tweede streepje worden de woorden „Cyprus”, „Malta” en „Turkije” geschrapt.

2)

In artikel 2 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„De Commissie brengt uiterlijk op 31 juli 2006 verslag uit over de uitvoering van dit besluit.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn aanneming.

Gedaan te Brussel, 22 december 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

C. VEERMAN


(1)  COM(2003) 603.

(2)  PB L 9 van 13.1.2000, blz. 24. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2001/778/EG (PB L 292 van 9.11.2001, blz. 43).

(3)  PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.


25.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 21/11


BESLUIT VAN DE RAAD

van 22 december 2004

tot verlening van een garantie van de Gemeenschap aan de Europese Investeringsbank voor verliezen op leningen voor bepaalde projecten in Rusland, Oekraïne, Moldavië en Wit-Rusland

(2005/48/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 181A,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om het nabuurschapsbeleid van de Europese Unie te ondersteunen, wil de Raad de Europese Investeringsbank (EIB) in staat stellen leningen te verstrekken voor bepaalde projecten in Rusland en de westelijke Nieuwe Onafhankelijke Staten (WNOS), namelijk Belarus, Moldavië en Oekraïne.

(2)

Ter ondersteuning van het door de Europese Raad van Helsinki van december 1999 gelanceerde initiatief voor de Noordelijke Dimensie is Besluit 2001/777/EG van de Raad van 6 november 2001 tot verlening van een garantie van de Gemeenschap voor verliezen van de Europese Investeringsbank op buitengewone leningen, in het kader van de Noordelijke Dimensie verstrekt voor concrete milieuprojecten in het gebied rond de Oostzee in Rusland (2), aangenomen.

(3)

De EIB-leningen uit hoofde van Besluit 2001/777/EG naderen nu het plafond.

(4)

De Ecofin-Raad van 25 november 2003 heeft, luidens zijn conclusies, ingestemd met een extra toewijzing voor EIB-leningen aan Rusland en de WNOS als nadere uitwerking van Besluit 2001/777/EG voor projecten op gebieden waarop de EIB een comparatief voordeel heeft en er een onbeantwoorde vraag naar krediet is. De volgende gebieden worden beschouwd als gebieden waarop de EIB een comparatief voordeel heeft: milieu en vervoer-, telecommunicatie- en energie-infrastructuur op prioritaire trajecten van een trans-Europees netwerk (TEN) met grensoverschrijdende gevolgen voor een lidstaat.

(5)

Voor dit mandaat moet een passende conditionaliteit gelden die in overeenstemming is met de EU-overeenkomsten op hoog niveau over de politieke en macro-economische aspecten en met de overeenkomsten met andere internationale financiële instellingen over de sector- en projectspecifieke aspecten. Ook is een passende werkverdeling tussen de EIB en de Europese Bank voor wederopbouw en ontwikkeling (EBWO) nodig.

(6)

De EIB-leningen moeten ter ondersteuning van het communautaire beleid worden beheerd volgens de gebruikelijke criteria en procedures van de EIB, waaronder passende controlemaatregelen, en volgens de regels en procedures in verband met het toezicht door de Rekenkamer en het OLAF. De EIB en de Commissie moeten regelmatig overleg plegen om de prioriteiten en activiteiten in de landen in kwestie te coördineren en de vooruitgang ten aanzien van de desbetreffende communautaire beleidsdoelstellingen te meten.

(7)

Met dit besluit zal rekening worden gehouden bij de algehele evaluatie in december 2006 van het algemene mandaat van de EIB voor het verstrekken van leningen voor projecten buiten de Gemeenschap,

BESLUIT:

Artikel 1

Doel

De Gemeenschap verleent de Europese Investeringsbank (hierna ”EIB” te noemen) een garantie voor alle gevallen waarin de EIB betalingen niet ontvangt die haar verschuldigd zijn uit hoofde van leningen welke, ter ondersteuning van de desbetreffende externe beleidsdoelstellingen van de Gemeenschap, volgens de gebruikelijke criteria zijn verleend voor investeringsprojecten in Rusland en in de westelijke Nieuwe Onafhankelijke Staten, namelijk Belarus, Moldavië en Oekraïne.

Artikel 2

In aanmerking komende projecten

In aanmerking komen projecten die van significant belang zijn voor de Europese Unie in de volgende sectoren:

milieu;

vervoer-, telecommunicatie- en energie-infrastructuur op prioritaire trajecten van een trans-Europees netwerk (TEN) met grensoverschrijdende gevolgen voor een lidstaat.

Artikel 3

Plafond en voorwaarden

1.   Het algemene plafond van de opengestelde leningen bedraagt 500 miljoen EUR.

2.   De EIB komt in aanmerking voor een uitzonderlijke garantie van de Gemeenschap van 100 %, die het volledige bedrag dekt van de uit hoofde van onderhavig besluit opengestelde leningen en alle aanverwante sommen.

3.   Voor projecten die worden gefinancierd met door de garantie te dekken leningen gelden de volgende criteria:

a)

in aanmerking komen overeenkomstig artikel 2;

b)

de EIB werkt samen en, waar passend, cofinanciert met andere internationale financiële instellingen met het oog op een redelijke risicospreiding en passende projectconditionaliteit.

De EIB zorgt voor een passende verdeling van het werk met de EBWO, overeenkomstig de onderling overeengekomen regelingen, en brengt overeenkomstig artikel 5 verslag uit. Meer bepaald trekt de EIB lering uit de ervaring die de EBWO in Rusland en de WNOS heeft opgedaan.

Artikel 4

In aanmerking komende landen

Een land komt, zolang het plafond niet wordt overschreden, in aanmerking voor leningen zodra het voldoet aan de passende conditionaliteit in overeenstemming met overeenkomsten op hoog niveau over politieke en macro-economische aspecten tussen de Europese Unie en het betrokken land. De Commissie bepaalt wanneer dit het geval is en stelt de EIB daarvan in kennis.

Artikel 5

Verslaglegging

De Commissie brengt jaarlijks verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de leningen die op grond van onderhavig besluit werden toegestaan en verstrekt tegelijkertijd een beoordeling van de uitvoering van onderhavig besluit en van de coördinatie tussen de internationale financiële instellingen die bij de projecten betrokken zijn.

De informatie omvat een beoordeling van de bijdrage die de uit hoofde van dit besluit verstrekte leningen hebben geleverd tot de desbetreffende externe beleidsdoelstellingen van de Gemeenschap.

Voor de doeleinden zoals genoemd in de eerste en de tweede alinea verschaft de EIB de Commissie de nodige informatie.

Artikel 6

Geldigheidsduur

De garantie dekt leningen waarover uiterlijk op 31 januari 2007 een overeenkomst wordt ondertekend.

Indien de door de EIB verstrekte leningen op die datum niet het in artikel 3, lid 1, genoemde algemene plafond hebben bereikt, wordt de geldigheidsduur automatisch met zes maanden verlengd.

Artikel 7

Slotbepalingen

1.   Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn aanneming.

2.   De EIB en de Commissie stellen de voorwaarden vast waartegen de garantie wordt verleend.

Gedaan te Brussel, 22 december 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

C. VEERMAN


(1)  Advies uitgebracht op 14 december 2004 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 292 van 9.11.2001, blz. 41.


25.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 21/13


BESLUIT VAN DE RAAD

van 18 januari 2005

betreffende de werkwijze van het comité bedoeld in artikel 3, lid 3, van bijlage I van het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie

(2005/49/EG, Euratom)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

Gelet op het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie, gewijzigd bij Besluit 2004/752/EG, Euratom van de Raad van 2 november 2004 tot instelling van een Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (1), met name op artikel 3, lid 3, van bijlage I,

Gezien de aanbeveling van de president van het Hof van Justitie van 2 december 2004,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 3, lid 3, van bijlage I van het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie voorziet in de oprichting van een comité dat bestaat uit zeven leden die voormalige leden van het Hof van Justitie of van het Gerecht van eerste aanleg zijn, of personen die bekendstaan als kundige rechtsgeleerden.

(2)

Krachtens het genoemde lid 3 wordt de werkwijze van dit comité door de Raad bepaald, bij gekwalificeerde meerderheid van stemmen en op aanbeveling van de president van het Hof van Justitie. Aan deze bepaling moet uitvoering worden gegeven,

BESLUIT:

Artikel 1

De werkwijze van het comité bedoeld in artikel 3, lid 3, van bijlage I van het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie is geregeld in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 18 januari 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

J.-C. JUNCKER


(1)  PB L 333 van 9.11.2004, blz. 7.


BIJLAGE

Werkwijze van het comité bedoeld in artikel 3, lid 3, van bijlage I van het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie

1.

Het comité bestaat uit zeven leden die voormalige leden van het Hof van Justitie of van het Gerecht van eerste aanleg zijn, of personen die bekendstaan als kundige rechtsgeleerden.

2.

De leden worden aangewezen voor een termijn van vier jaar. Na afloop van deze termijn kunnen zij opnieuw worden aangewezen.

3.

Het comité wordt voorgezeten door een van de leden, dat daartoe door de Raad wordt aangewezen.

4.

Het secretariaat-generaal van de Raad voert het secretariaat van het comité. Het verstrekt de administratieve ondersteuning voor de werkzaamheden van het comité, ook terzake van de vertaling van stukken.

5.

Het comité houdt geldig zitting indien ten minste vijf leden aanwezig zijn.

Het comité beslist met gewone meerderheid van stemmen. In geval van staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

6.

De leden van het comité die zich voor de uitoefening van hun ambt buiten hun woonplaats moeten begeven, genieten vergoeding van hun kosten en een vergoeding overeenkomstig artikel 6 van Verordening nr. 422/67/EEG, nr. 5/67/Euratom van de Raad van 25 juli 1967 tot vaststelling van de geldelijke regeling voor de voorzitter en de leden van de Commissie, de president, de rechters en de griffier van, alsmede de advocaten-generaal bij het Hof van Justitie en de president, de leden en de griffier van het Gerecht van eerste aanleg (1).

De desbetreffende uitgaven komen ten laste van de Raad.


(1)  PB 187 van 8.8.1967, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1292/2004 (PB L 243 van 15.7.2004, blz. 23).


Commissie

25.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 21/15


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 17 januari 2005

inzake de harmonisatie van de 24 GHz-radiospectrumband voor in de tijd beperkt gebruik door kortbereikradarapparatuur voor motorvoertuigen in de Gemeenschap

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 34)

(Voor de EER relevante tekst)

(2005/50/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking nr. 676/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een regelgevingskader voor het radiospectrumbeleid in de Europese Gemeenschap (Radiospectrumbeschikking) (1), en met name op artikel 4, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 2 juni 2003„Europees actieprogramma voor verkeersveiligheid — Terugdringing van het aantal verkeersslachtoffers in de Europese Unie met de helft in de periode tot 2010: een gedeelde verantwoordelijkheid” (2) voorziet in een coherente benadering van de verkeersveiligheid in de Europese Unie. Voorts heeft de Commissie in haar mededeling aan de Raad en het Europees Parlement van 15 september 2003, „Informatie- en communicatietechnologie voor veilige en intelligente voertuigen” (3) aangekondigd voornemens te zijn de verkeersveiligheid in Europa te verbeteren, het zogenaamde eSafety-initiatief, door gebruik te maken van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën en intelligente verkeersveiligheidssystemen, zoals kortbereikradarapparatuur voor motorvoertuigen. Ook heeft de Raad in zijn conclusies van 5 december 2003 met betrekking tot de verkeersveiligheid (4) het verzoek gedaan de verkeersveiligheid te verbeteren door de bevordering van nieuwe technologieën zoals elektronische veiligheidssystemen.

(2)

De snelle en gecoördineerde ontwikkeling en introductie van kortbereikradar voor motorvoertuigen in de Gemeenschap vereisen dat voor deze toepassing in de Gemeenschap onverwijld en op stabiele basis een geharmoniseerde radiofrequentieband beschikbaar is, zodat de industrie het vertrouwen krijgt dat nodig is om de noodzakelijke investeringen te doen.

(3)

Met het oog op een dergelijke harmonisatie heeft de Commissie op 5 augustus 2003 de Europese Conferentie van PTT-administraties (CEPT) uit hoofde van artikel 4, lid 2, van Beschikking nr. 676/2002/EG een mandaat gegeven voor de harmonisatie van radiospectrum en ter bevordering van de gecoördineerde introductie van kortbereikradar voor motorvoertuigen.

(4)

Naar aanleiding van dat mandaat heeft de CEPT vastgesteld dat de 79 GHz-band de meest geschikte band is voor de ontwikkeling en introductie van kortbereikradar voor motorvoertuigen op lange termijn en uiterlijk januari 2005 ter beschikking moet staan. De Commissie heeft derhalve Beschikking 2004/545/EG van 8 juli 2004 inzake de harmonisatie van het radiospectrum in de 79 GHz-band voor gebruik door kortbereikradarapparatuur voor motorvoertuigen in de Gemeenschap (5) aangenomen.

(5)

De kortbereikradartechnologie in de 79 GHz-band is evenwel nog in ontwikkeling en op kosteneffectieve basis niet onmiddellijk beschikbaar, hoewel ervan wordt uitgegaan dat de industrie de ontwikkeling van deze technologie zal promoten om deze zo vroeg mogelijk beschikbaar te maken.

(6)

In haar rapport van 9 juli 2004 aan de Commissie krachtens het mandaat van 5 augustus 2003 heeft de CEPT vastgesteld dat de 24 GHz-band een tijdelijke oplossing is die vroege introductie van kortbereikradar voor motorvoertuigen in de Gemeenschap mogelijk zou maken teneinde te voldoen aan de doelstellingen van het eSafety-initiatief, aangezien de technologie als voldoende ontwikkeld wordt beschouwd om gebruikt te worden in die band. De lidstaten moeten derhalve op basis van hun specifieke nationale radiospectrumsituatie de nodige maatregelen nemen om op geharmoniseerde basis voldoende radiospectrum beschikbaar te stellen in de 24 GHz-band (21,65-26,65 GHz) en daarbij bestaande diensten in deze band te beschermen tegen schadelijke interferentie.

(7)

Volgens voetnoot 5.340 van het radioreglement van de Internationale Telecommunicatie-Unie (ITU) zijn alle uitzendingen in de 23,6-24,0 GHz-band verboden teneinde het gebruik op primaire basis van deze band door de passieve radioastronomie-, aardexploratiesatelliet- en ruimteonderzoeksdiensten te beschermen. Dit verbod is gerechtvaardigd wegens het feit dat schadelijke interferentie voor deze diensten door uitzendingen in de band ontoelaatbaar is.

(8)

Voetnoot 5.340 is onderworpen aan nationale uitvoering en kan worden toegepast in samenhang met artikel 4.4 van het radioreglement, ingevolge waarvan aan een station geen frequentie mag worden toegewezen in afwijking van het radioreglement, behalve op de uitdrukkelijke voorwaarde dat een dergelijk station bij gebruikmaking van een dergelijke frequentietoewijzing geen schadelijke interferentie veroorzaakt voor een station dat opereert in overeenstemming met de bepalingen van de ITU-regels. Derhalve heeft de CEPT er in haar rapport aan de Commissie op gewezen dat voetnoot 5.340 overheidsinstanties niet strikt belet gebruik te maken van onder de voetnoot vallende banden, mits zij geen diensten van andere overheidsinstanties beïnvloeden noch proberen in het kader van de ITU internationale erkenning te verkrijgen van een dergelijk gebruik.

(9)

De 23,6-24,0 GHz-frequentieband is van primair belang voor de wetenschappelijke en meteorologische gemeenschappen om het waterdampgehalte te meten, essentieel bij temperatuurmetingen voor de aardexploratiesatellietdienst. Met name speelt deze frequentie een belangrijke rol in het Global Monitoring for Environment and Security (GMES)-initiatief, dat de realisatie van een operationeel Europees waarschuwingssysteem beoogt. De 22,21-24,00 GHz-frequentieband is ook nodig voor het meten van spectraallijnen van ammoniak en water en continuumwaarnemingen voor de radioastronomiedienst.

(10)

De 21,2-23,6 GHz- en 24,5-26,5 GHz-banden zijn in het ITU-radioreglement op primaire basis toegewezen aan de vaste dienst en worden door vaste verbindingen extensief gebruikt om te voldoen aan de infrastructuurbehoefte van bestaande 2G- en 3G-mobiele netwerken en om vaste draadloze breedbandnetwerken te ontwikkelen.

(11)

Op basis van studies betreffende de compatibiliteit van kortbereikradar voor motorvoertuigen en vaste diensten, aardexploratiesatellietdiensten en radioastronomiediensten heeft de CEPT geconcludeerd dat een ongelimiteerde introductie van kortbereikradarsystemen voor motorvoertuigen in de 24 GHz-band tot onaanvaardbare schadelijke interferentie zal leiden voor bestaande radiotoepassingen in deze band. Gezien het ITU-radioreglement en het belang van deze diensten kan kortbereikradar voor motorvoertuigen in de 24 GHz-band enkel worden ingevoerd op voorwaarde dat deze diensten in de band voldoende worden beschermd. In dit verband is het, hoewel het signaal van kortbereikradarapparatuur voor motorvoertuigen in het grootste deel van het 24 GHz-frequentiebereik uitermate zwak is, belangrijk rekening te houden met het cumulatieve effect van het gebruik van veel apparaten die individueel mogelijk geen schadelijke interferentie veroorzaken.

(12)

Volgens de CEPT zouden bestaande toepassingen in of in de buurt van de 24 GHz-band in toenemende mate nadeel ondervinden van significante niveaus van schadelijke interferentie indien een bepaald penetratieniveau van voertuigen die voor kortbereikradar van de 24 GHz-band gebruikmaken, zou worden overschreden. De CEPT heeft met name geconcludeerd dat gedeeld gebruik door aardexploratiesatellietdiensten en kortbereikradar voor motorvoertuigen op tijdelijke basis enkel doenbaar zou zijn indien het aantal met 24 GHz-kortbereikradar uitgeruste voertuigen op elke nationale markt tot 7,0 % beperkt zou blijven. Terwijl dit percentage is berekend op basis van Earth Exploration Satellite Service (EESS)-pixels, worden de nationale markten gebruikt als berekeningsreferentie voor de drempel, aangezien dit de meest effectieve manier is om deze monitoring uit te voeren.

(13)

Verder wordt in het CEPT-rapport geconcludeerd dat, om de beschermingseisen van de vaste dienst in stand te houden, gedeeld gebruik met kortbereikradar voor motorvoertuigen op tijdelijke basis enkel doenbaar zou zijn indien het aantal met kortbereikradar uitgeruste voertuigen binnen het ontvangstveld van een vastedienstontvanger tot minder dan 10 % beperkt zou blijven.

(14)

Op basis van de door de CEPT uitgevoerde werkzaamheden wordt derhalve aangenomen dat geen schadelijke interferentie voor andere gebruikers van de band wordt veroorzaakt voorzover het totale aantal met 24 GHz-kortbereikradar uitgeruste geregistreerde, op de markt gebrachte of in dienst gestelde voertuigen niet meer bedraagt dan 7 % van het totale aantal in elke lidstaat in het verkeer zijnde voertuigen.

(15)

Momenteel wordt niet verwacht dat deze drempel zal worden bereikt vóór de referentiedatum van 30 juni 2013.

(16)

Verschillende lidstaten gebruiken de 24 GHz-band eveneens voor radarsnelheidscontroles die bijdragen tot de verkeersveiligheid. In navolging van compatibiliteitsstudies tussen kortbereikradarsystemen en een aantal van deze radarcontroletoestellen, werkzaam in Europa, heeft de CEPT besloten dat er compatibiliteit mogelijk is onder bepaalde voorwaarden, hoofdzakelijk door de centerfrequenties van beide systemen met minstens 25 MHz te ontkoppelen, en dat het risico op schadelijke interferentie klein is en geen valse snelheidsmetingen zal veroorzaken. Fabrikanten van voertuigen die gebruikmaken van kortbereikradarsystemen, hebben zich bereid verklaard om verder de nodige stappen te ondernemen om het risico op interferentie bij radarsnelheidscontrolesystemen te minimaliseren.

(17)

Sommige lidstaten zullen in de toekomst gebruikmaken van de 21,4–22.0 GHz-band voor de Broadcast Satellite Service (omroepsatellietdienst) in de richting ruimte-aarde. Naar aanleiding van compatibiliteitsstudies hebben relevante nationale overheidsinstanties geconcludeerd dat geen compatibiliteitsproblemen bestaan indien de uitzendingen van kortbereikradar voor motorvoertuigen beperkt worden tot -61,3 dBm/MHz voor frequenties beneden 22 GHz.

(18)

De genoemde aannames en voorzorgsmaatregelen moeten door de Commissie met hulp van de lidstaten voortdurend op hun objectiviteit en evenredigheid worden getoetst teneinde op basis van concrete feiten te beoordelen of op een van de nationale markten de drempel van 7 % vóór de referentiedatum wordt overschreden, of door het overschrijden van de drempel van 7 % op een van de nationale markten op korte termijn voor andere gebruikers van de band schadelijke interferentie is veroorzaakt of kan worden veroorzaakt, dan wel of zelfs onder de drempel schadelijke interferentie is veroorzaakt voor andere gebruikers van de band.

(19)

Derhalve kunnen, als gevolg van informatie die beschikbaar komt als onderdeel van het evaluatieproces, wijzigingen van deze beschikking noodzakelijk blijken, met name om ervoor te zorgen dat geen schadelijke interferentie wordt veroorzaakt voor andere gebruikers van de band.

(20)

Dienovereenkomstig kan niet worden verwacht dat de 24 GHz-band tot de referentiedatum voor kortbereikradar voor motorvoertuigen beschikbaar zal blijven indien te eniger tijd mocht komen vast te staan dat een van de genoemde aannames ongegrond was.

(21)

Teneinde het toezicht op het gebruik van de 24 GHz-band en het evaluatieproces effectiever te maken, kunnen de lidstaten besluiten voor in verband met het evaluatieproces vereiste informatie een directer beroep te doen op de fabrikanten en invoerders.

(22)

Zoals door de CEPT gerapporteerd, zou gedeeld gebruik tussen kortbereikradar voor motorvoertuigen en de radioastronomiedienst binnen de 22,21-24,00 GHz-band voor deze laatste dienst kunnen leiden tot schadelijke interferentie indien met kortbereikradar uitgeruste voertuigen ongehinderd binnen een bepaalde afstand van elk radioastronomiestation zouden mogen opereren. Derhalve moeten, mede gelet op het feit dat Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit (6) vereist dat radioapparatuur zodanig moet zijn gebouwd dat schadelijke interferentie wordt vermeden en kortbereikradarsystemen voor motorvoertuigen die in de 22,21-24,00 GHz-band werken, gedeactiveerd worden wanneer zij zich binnen deze gebieden bewegen. De relevante radioastronomiestations en desbetreffende uitsluitingszones moeten door de nationale overheidsinstanties worden gedefinieerd en verantwoord.

(23)

Teneinde effectief en betrouwbaar te zijn kan een dergelijke deactivering het best automatisch plaatsvinden. Echter, om een vroege implementatie van kortbereikradar voor motorvoertuigen in de 24 GHz-band mogelijk te maken, kan een beperkt aantal zenders met manuele deactiveringsfunctie worden toegelaten; met dergelijke beperkte introductie wordt verwacht dat de waarschijnlijkheid van schadelijke interferentie voor de radioastronomiedienst laag blijft.

(24)

De tijdelijke invoering van kortbereikradar voor motorvoertuigen in de 24 GHz-band heeft een exceptioneel karakter en moet niet worden beschouwd als een precedent voor mogelijke invoering van andere toepassingen in de banden waarop voetnoot 5.340 van het radioreglement van de ITU van toepassing is, zij het voor tijdelijk of voor permanent gebruik. Bovendien moet kortbereikradar voor motorvoertuigen niet worden beschouwd als een safety-of-life-dienst (dienst ter beveiliging van mensenlevens) in de zin van het ITU-radioreglement en moet deze op interferentievrije en onbeschermde basis werken. Voorts moet kortbereikradar voor motorvoertuigen niet de toekomstige ontwikkeling in het gebruik van de 24 GHz-band van toepassingen die beschermd worden door voetnoot 5.340, inperken.

(25)

Het op de markt brengen en de werking van 24 GHz-kortbereikradarapparatuur voor voertuigonafhankelijk gebruik of inbouw in voertuigen die al op de markt zijn, zouden niet verenigbaar zijn met de doelstelling van vermijding van schadelijke interferentie voor bestaande radiotoepassingen in deze band, aangezien een en ander zou kunnen leiden tot ongecontroleerde proliferatie van dergelijke apparatuur. Het is juist gemakkelijker het gebruik te controleren van kortbereikradarsystemen voor voertuigen in de 24 GHz-band wanneer deze uitsluitend als onderdeel van een complex geïntegreerd geheel van elektrische uitrusting, voertuigontwerp en softwaresysteem origineel in nieuwe voertuigen of ter vervanging van origineel in het voertuig gemonteerde kortbereikradarappartuur worden ingebouwd.

(26)

Deze beschikking is van toepassing rekening houdend met en onverminderd Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (7) en Richtlijn 1999/5/EG.

(27)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Radiospectrumcomité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Het doel van deze beschikking is de harmonisatie van de voorwaarden betreffende de beschikbaarheid en het efficiënte gebruik van de 24 GHz-band van het radiospectrum ten behoeve van kortbereikradarapparatuur voor motorvoertuigen.

Artikel 2

In deze beschikking wordt verstaan onder:

1.

„24 GHz-band van het radiospectrum”: de 24,15 +/- 2,50 GHz frequentieband;

2.

„kortbereikradarapparatuur voor motorvoertuigen”: in motorvoertuigen aangebrachte apparatuur waarmee radartoepassingen worden gerealiseerd ter vermindering van de gevolgen van botsingen en ter verhoging van de verkeersveiligheid;

3.

„in de Gemeenschap in dienst gestelde kortbereikradarapparatuur voor motorvoertuigen”: kortbereikradarapparatuur voor motorvoertuigen die origineel is geïnstalleerd of origineel geïnstalleerde kortbereikradarapparatuur voor motorvoertuigen vervangt in een voertuig dat in de Gemeenschap is of zal worden geregistreerd, op de markt gebracht of in dienst gesteld;

4.

„op interferentievrije en onbeschermde basis”: het feit dat er geen schadelijke interferentie voor andere gebruikers van de band mag worden veroorzaakt en er geen aanspraak kan worden gemaakt op bescherming tegen schadelijke interferentie die door andere systemen of diensten in dezelfde band wordt veroorzaakt;

5.

„referentiedatum”: 30 juni 2013;

6.

„overgangsdatum”: 30 juni 2007;

7.

„voertuig”: elk voertuig zoals gedefinieerd bij artikel 2 van Richtlijn 70/156/EG;

8.

„deactivering”: de beëindiging van uitzendingen door kortbereikradarapparatuur voor motorvoertuigen;

9.

„uitsluitingszone”: het gebied rond een radioastronomiestation gedefinieerd door een straal gelijk aan een specifieke afstand vanaf het station;

10.

„activiteitscyclus”: ratio van de tijd gedurende eender welke periode van een uur, tijdens dewelke het toestel actief uitzendt.

Artikel 3

De 24 GHz-band van het radiospectrum wordt zo spoedig mogelijk en uiterlijk op 1 juli 2005 op interferentievrije en onbeschermde basis aangewezen en beschikbaar gesteld voor in de Gemeenschap in dienst gestelde kortbereikradarapparatuur voor motorvoertuigen die voldoet aan de voorwaarden in artikel 4 en artikel 6.

De 24 GHz-band van het radiospectrum blijft aldus beschikbaar tot de referentiedatum, in overeenstemming met artikel 5.

Na die datum is de 24 GHz-band van het radiospectrum niet langer beschikbaar voor in enig voertuig gemonteerde kortbereikradarapparatuur behalve voorzover die apparatuur origineel was geïnstalleerd of origineel geïnstalleerde apparatuur vervangt in een vóór die datum in de Gemeenschap geregistreerd, op de markt gebracht, of in dienst gesteld voertuig.

Artikel 4

De 24 GHz-band van het radiospectrum wordt beschikbaar gesteld voor het ultrabreedbanddeel van kortbereikradarapparatuur voor motorvoertuigen met een maximale gemiddelde vermogensdichtheid van -41,3 dBm/MHz effectief isotroop uitgestraald vermogen (e.i.r.p.) en een piekvermogensdichtheid van 0 dBm/50MHz e.i.r.p., behalve voor frequenties onder 22 GHz waar de maximale gemiddelde vermogensdichtheid tot -61,3 dBm/MHz e.i.r.p. beperkt zal blijven.

De 24,05-24,25 GHz-band van het radiospectrum wordt toegewezen aan de smalbandzendmodus/component, die kan bestaan uit een ongemoduleerde draaggolf, met een maximaal piekvermogen van 20 dBm e.i.r.p. en een activiteitscyclus beperkt tot 10 % voor piekuitzendingen hoger dan -10 dBm e.i.r.p..

Uitzendingen binnen de 23,6-24,0 GHz-band van het radiospectrum die 30o of meer boven het horizontale vlak verschijnen, worden bij vóór 2010 op de markt gebrachte kortbereikradarapparatuur met ten minste 25 dB en daarna met ten minste 30 dB gedempt.

Artikel 5

1.   De voortgezette beschikbaarheid van de 24 GHz-band van het radiospectrum voor kortbereikradartoepassingen voor motorvoertuigen wordt aan actief en nauwlettend toezicht onderworpen om ervoor te zorgen dat er geen schadelijke interferentie wordt veroorzaakt voor andere gebruikers van de band, met name door tijdig:

a)

het totale aantal geregistreerde, op de markt gebrachte of in dienst gestelde met 24 GHz-kortbereikradar uitgeruste voertuigen in elke lidstaat te controleren en na te gaan of dit aantal niet meer bedraagt dan 7 % van het totale aantal in elke lidstaat in het verkeer zijnde voertuigen;

b)

te controleren of door de lidstaten of fabrikanten en importeurs betreffende het aantal met 24 GHz-kortbereikradar uitgeruste voertuigen adequate informatie beschikbaar is gesteld met het oog op een effectief toezicht op het gebruik van de 24 GHz-band door kortbereikradarapparatuur voor motorvoertuigen;

c)

te controleren of het individuele of cumulatieve gebruik van 24 GHz-kortbereikradar voor motorvoertuigen op korte termijn in ten minste één lidstaat schadelijke interferentie veroorzaakt of kan veroorzaken voor andere gebruikers in de 24 GHz-band of in aangrenzende banden en of de in a) bedoelde drempel al dan niet is bereikt;

d)

te controleren of de referentiedatum nog steeds adequaat is.

2.   Naast het evaluatieproces in lid 1 wordt uiterlijk op 31 december 2009 een fundamentele evaluatie uitgevoerd om na te gaan of de initiële aannames betreffende de werking van kortbereikradar voor motorvoertuigen in de 24 GHz-band nog steeds relevant zijn en om na te gaan of de kortbereikradartechnologie voor motorvoertuigen in de 79 GHz-band zich dusdanig ontwikkelt dat kortbereikradartoepassingen voor motorvoertuigen in deze band van het radiospectrum gemakkelijk verkrijgbaar zullen zijn op 1 juli 2013.

3.   De fundamentele evaluatie kan in gang worden gezet door een gemotiveerd verzoek van een lid van het Radiospectrumcomité of op initiatief van de Commissie.

4.   De lidstaten helpen de Commissie bij het uitvoeren van de in de leden 1 en 2 bedoelde evaluaties door ervoor te zorgen dat de nodige informatie, met name de informatie bedoeld in de bijlage, tijdig wordt verzameld en aan de Commissie wordt verstrekt.

Artikel 6

1.   In voertuigen gemonteerde kortbereikradarapparatuur voor motorvoertuigen mag enkel in werking zijn wanneer het voertuig actief is.

2.   In de Gemeenschap in dienst gestelde kortbereikradarapparatuur voor motorvoertuigen dient de bescherming te waarborgen van de radioastronomiestations in de radiospectrumband 22,21-24,00 GHz via automatische deactivering in een gedefinieerde uitsluitingszone of via een andere methode die equivalente bescherming biedt voor deze stations zonder tussenkomst van de bestuurder.

3.   In afwijking van lid 2 is manuele deactivering toegestaan voor kortbereikradarapparatuur voor motorvoertuigen in de 24 GHz-band van het radiospectrum die vóór de overgangsdatum in de Gemeenschap in dienst is gesteld.

Artikel 7

Elke lidstaat bepaalt welke relevante nationale radioastronomiestations op zijn grondgebied moeten worden beschermd ingevolge artikel 6, lid 2, en de kenmerken van de uitsluitingszones betreffende elk station. Deze informatie, voorzien van de nodige toelichting, wordt aan de Commissie genotificeerd binnen zes maanden na vaststelling van deze beschikking, en bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 8

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 17 januari 2005.

Voor de Commissie

Viviane REDING

Lid van de Commissie


(1)  PB L 108 van 24.4.2002, blz. 1.

(2)  COM(2003) 311.

(3)  COM(2003) 542.

(4)  Conclusies van de Raad van de Europese Unie met betrekking tot de verkeersveiligheid (15058/03 TRANS 307).

(5)  PB L 241 van 13.7.2004, blz. 66.

(6)  PB L 91 van 7.4.1999, blz. 10. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(7)  PB L 42 van 23.2.1970, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/104/EG van de Commissie (PB L 337 van 13.11.2004, blz. 13).


BIJLAGE

Vereiste informatie met het oog op het toezicht op het gebruik van de 24 GHz-radiospectrumband door kortbereikradar voor motorvoertuigen

Deze bijlage bepaalt welke gegevens vereist zijn voor het vaststellen van de penetratiegraad van met kortbereikradar uitgeruste motorvoertuigen in elke lidstaat van de Europese Unie in overeenstemming met artikel 5. Deze gegevens zullen worden gebruikt om te berekenen welk percentage van het totale aantal in elke lidstaat in het verkeer zijnde voertuigen is uitgerust met kortbereikradar die gebruikmaakt van de 24 GHz-band.

De volgende gegevens worden verzameld op jaarbasis:

1.

Het aantal met kortbereikradar die gebruikmaakt van de 24 GHz-band, uitgeruste voertuigen dat gedurende het referentiejaar in de Gemeenschap is geproduceerd en/of op de markt is gebracht en/of voor het eerst is geregistreerd.

2.

Het aantal met kortbereikradar die gebruikmaakt van de 24 GHz-band, uitgeruste voertuigen dat gedurende het referentiejaar van buiten de Gemeenschap is geïmporteerd.

3.

Het totale aantal voertuigen in het verkeer gedurende het referentiejaar.

Alle gegevens moeten vergezeld gaan van een onzekerheidsanalyse.

Naast de bovenbedoelde gegevens wordt tijdig inzage gegeven in alle andere relevante informatie die de Commissie kan helpen bij het houden van adequaat toezicht op het voortgezette gebruik van de 24 GHz-band door kortbereikradarapparatuur voor motorvoertuigen, inclusief informatie betreffende:

huidige en toekomstige markttrends, zowel binnen als buiten de Gemeenschap;

verkoop op de secundaire markt en montage achteraf van apparatuur;

de stand van ontwikkeling van alternatieve technologieën en toepassingen, met name kortbereikradar voor motorvoertuigen in de 79 GHz-band overeenkomstig Beschikking 2004/545/EG.


25.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 21/21


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 21 januari 2005

tot machtiging van de lidstaten om met het oog op reiniging tijdelijk afwijkingen van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad toe te staan voor de invoer van grond verontreinigd door bestrijdingsmiddelen of persistente organische verontreinigende stoffen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 92)

(2005/51/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name op artikel 15, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Richtlijn 2000/29/EG mag grond, van oorsprong uit bepaalde derde landen, in principe niet in de Gemeenschap worden binnengebracht.

(2)

De Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) beheert een programma voor de preventie en verwijdering van verouderde en ongewenste bestrijdingsmiddelen om ontwikkelingslanden bij te staan bij het identificeren en verwijderen van voorraden verouderde bestrijdingsmiddelen en grond die door lekken met deze producten verontreinigd is. Bovendien hebben twee internationaal juridisch bindende instrumenten betrekking op de productie, het gebruik en de vrijkoming van persistente organische verontreinigende stoffen en op het veilige beheer van afval dat deze stoffen bevat om de volksgezondheid en het milieu tegen deze stoffen te beschermen. Aangezien ontwikkelingslanden en landen met een overgangseconomie niet altijd over adequate voorzieningen beschikken om die voorraden en verontreinigde grond veilig te vernietigen of op te werken, kan de grond in het kader van internationale overeenkomsten en programma’s naar een behandelingsinstallatie worden getransporteerd met het oog op verwerking of vernietiging.

(3)

Volgens het bovengenoemde programma moet de grond worden verpakt en geëtiketteerd overeenkomstig de Internationale Code voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over zee (IMDG-code), uitsluitend in door de Verenigde Naties goedgekeurde containers. Bij het vervoer moet worden voldaan aan de IMDG-code en Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap (2).

(4)

Volgens de Commissie is er geen risico op verspreiding van voor planten of plantaardige producten schadelijke organismen wanneer de grond wordt behandeld in speciale verbrandingsinstallaties voor gevaarlijk afval die in overeenstemming zijn met Richtlijn 2000/76/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 december 2000 betreffende de verbranding van afval (3), op een zodanige wijze dat de bestrijdingsmiddelen of persistente organische verontreinigende stoffen erin vernietigd of onomkeerbaar omgezet worden.

(5)

De lidstaten moeten derhalve worden gemachtigd om voor een beperkte periode en mits aan een aantal specifieke voorwaarden wordt voldaan, afwijkingen toe te staan zodat dergelijke verontreinigde grond kan worden ingevoerd.

(6)

De machtiging om af te wijken moet vervallen wanneer wordt geconstateerd dat de bij deze beschikking vastgestelde specifieke voorwaarden ontoereikend zijn om het binnenbrengen van schadelijke organismen in de Gemeenschap te voorkomen of dat zij niet in acht zijn genomen.

(7)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De lidstaten worden gemachtigd om voor grond van oorsprong uit bepaalde derde landen af te wijken van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG voor wat betreft het in deel A, punt 14, van bijlage III bij die richtlijn vastgestelde verbod en van artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG voor wat betreft de in deel A, rubriek I, punt 34, van bijlage IV bij die richtlijn vermelde bijzondere eisen.

De in de eerste alinea genoemde machtiging om af te wijken geldt, mits de in de bijlage vermelde specifieke voorwaarden in acht worden genomen, uitsluitend voor grond die tussen 1 maart 2005 en 28 februari 2007 in de Gemeenschap wordt binnengebracht en die bestemd is voor behandeling in speciale verbrandingsinstallaties voor gevaarlijk afval.

De machtiging geldt onverminderd eventuele verdere vergunningen of procedures die krachtens andere wetgeving vereist zijn.

Artikel 2

De lidstaten doen de Commissie en de andere lidstaten vóór 31 december van elk jaar van invoer voor iedere zending grond die voorafgaand aan deze datum en overeenkomstig deze beschikking is ingevoerd, de in punt 7 van de bijlage vereiste gegevens toekomen.

Artikel 3

De lidstaten stellen de Commissie en de overige lidstaten onverwijld in kennis van alle zendingen die op grond van deze beschikking op hun grondgebied worden binnengebracht en vervolgens niet aan deze beschikking blijken te voldoen.

Artikel 4

Deze beschikking kan worden ingetrokken als blijkt dat de in de bijlage genoemde voorwaarden niet toereikend zijn om de binnenkomst van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen te voorkomen.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 21 januari 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/102/EG van de Commissie (PB L 309 van 6.10.2004, blz. 9).

(2)  PB L 30 van 6.2.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2557/2001 van de Commissie (PB L 349 van 31.12.2001, blz. 1).

(3)  PB L 332 van 28.12.2000, blz. 91.


BIJLAGE

Specifieke voorwaarden waaraan grond van oorsprong uit derde landen moet voldoen om in aanmerking te komen voor de in artikel 1 van deze beschikking vastgestelde afwijking

1.

De grond is:

a)

grond verontreinigd met bestrijdingsmiddelen, die valt onder het programma van de FAO voor de preventie en verwijdering van verouderde en ongewenste bestrijdingsmiddelen of onder gelijksoortige multilaterale programma's, of grond verontreinigd met persistente organische verontreinigende stoffen opgenomen in het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen of in het Protocol bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand, inzake persistente organische verontreinigende stoffen;

b)

verpakt in afgesloten vaten of zakken overeenkomstig de IMDG-code en wordt in afgesloten transportcontainers vervoerd van de plaats van verpakking in het land van oorsprong naar de behandelingsinstallatie in de Gemeenschap, overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 259/93;

c)

bedoeld om in de Gemeenschap te worden behandeld in speciale verbrandingsinstallaties voor gevaarlijk afval die in overeenstemming zijn met Richtlijn 2000/76/EG.

2.

De grond gaat vergezeld van een fytosanitair certificaat dat in het land van oorsprong is afgegeven overeenkomstig artikel 13, lid 1, onder ii), van Richtlijn 2000/29/EG. In het certificaat wordt onder „Aanvullende verklaring” de volgende vermelding opgenomen: „Deze zending voldoet aan de in Beschikking 2005/51/EG vastgestelde voorwaarden”.

3.

Voordat de grond in de Gemeenschap wordt binnengebracht, wordt de importeur officieel in kennis gesteld van de voorwaarden vastgelegd in de punten 1 tot en met 7. De importeur deelt de gedetailleerde gegevens over elke in te voeren zending lang genoeg van tevoren mee aan de officiële instanties van de lidstaat van binnenkomst, met name wat betreft:

a)

de hoeveelheid en de oorsprong van de grond,

b)

de datum waarop de zending zal worden binnengebracht en de bevestiging van de plaats van binnenkomst in de Gemeenschap,

c)

de naam, het adres en de ligging van de in punt 5 bedoelde bedrijven waar de grond zal worden behandeld.

De importeur stelt de officiële instanties in kennis van elke wijziging van de hierboven bedoelde gegevens, zodra de nieuwe gegevens bekend zijn.

4.

De grond wordt binnengebracht via plaatsen van binnenkomst die op het grondgebied van een lidstaat liggen en door die lidstaat met het oog op deze afwijking zijn aangewezen; deze plaatsen van binnenkomst en de naam en het adres van de in Richtlijn 2000/29/EG bedoelde officiële instantie die verantwoordelijk is voor elke plaats van binnenkomst, worden lang genoeg van tevoren door de lidstaten aan de Commissie gemeld en worden desgevraagd meegedeeld aan de andere lidstaten. Het vervoer tussen de plaats van binnenkomst en de plaats van behandeling vindt rechtstreeks plaats. Als de grond in de Gemeenschap wordt binnengebracht in een andere lidstaat dan die welke gebruikmaakt van deze afwijking, melden de bovenbedoelde verantwoordelijke officiële instanties van de lidstaat waar de grond wordt binnengebracht, dit aan de verantwoordelijke officiële instanties van de lidstaten die van deze afwijking gebruikmaken, en werken zij met deze instanties samen om ervoor te zorgen dat deze beschikking wordt nageleefd.

5.

De behandeling van de grond mag uitsluitend plaatsvinden op bedrijven:

a)

waarvan naam, adres en ligging overeenkomstig punt 3 zijn meegedeeld aan de verantwoordelijke officiële instanties, en

b)

die officieel zijn geregistreerd en erkend in het kader van de toepassing van deze afwijking.

Wanneer het bedrijf zich bevindt in een andere lidstaat dan die welke van deze afwijking gebruikmaakt, stellen de bovenbedoelde verantwoordelijke officiële instanties van de lidstaat die van de afwijking gebruikmaakt, op het moment van ontvangst van de bovenbedoelde voorafgaande melding door de importeur, de bovenbedoelde verantwoordelijke officiële instanties van de lidstaat waar de grond zal worden behandeld, in kennis van de naam, het adres en de ligging van het bedrijf waar de grond zal worden behandeld.

6.

In de in punt 5 bedoelde bedrijven:

a)

wordt de grond met alle nodige voorzorgen behandeld als gevaarlijk afval;

b)

wordt de grond behandeld in speciale verbrandingsinstallaties voor gevaarlijk afval die in overeenstemming zijn met Richtlijn 2000/76/EG.

7.

De lidstaten die van deze afwijking gebruikmaken geven jaarlijks voor elke binnenkomst de in punt 3 bedoelde gegevens door aan de Commissie en de andere lidstaten.


Bij de algemene begroting van de Europese Unie te voegen documenten

25.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 21/25


Tweede gewijzigde begroting van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMEA) voor 2004

(2005/52/EG, Euratom)

Overeenkomstig artikel 26, lid 2, van het financieel reglement van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMEA), dat de raad van bestuur op 10 juni 2004 heeft vastgesteld, „(worden) de begroting en de gewijzigde begrotingen in hun definitief vastgestelde vorm (…) bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie”.

De tweede gewijzigde begroting van het EMEA voor het begrotingsjaar 2004 heeft de raad van bestuur op 16 december 2004 vastgesteld (MB/186896/2004).

LIJST VAN HET AANTAL AMBTEN

Categorie en rang

Tijdelijke ambten

2004

A*16

A*15

1

A*14

5

A*13

A*12

34

A*11

40

A*10

42

A*9

A*8

37

A*7

A*6

A*5

Totaal

159

B*11

B*10

6

B*9

B*8

10

B*7

14

B*6

12

B*5

9

B*4

B*3

Totaal

51

C*7

C*6

19

C*5

24

C*4

48

C*3

6

C*2

C*1

Totaal

97

D*5

D*4

2

D*3

5

D*2

Totaal

7

Totaal-generaal

314