ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 389

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

47e jaargang
30 december 2004


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

*

Verordening (EG) nr. 2257/2004 van de Raad van 20 december 2004 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3906/89, Verordening (EG) nr. 1267/1999, Verordening (EG) nr. 1268/1999 en Verordening (EG) nr. 2666/2000, teneinde rekening te houden met de status van Kroatië als kandidaat-lidstaat

1

 

*

Verordening (EG) nr. 2258/2004 van de Commissie van 28 december 2004 tot vaststelling, voor het visseizoen 2005, van de ophoudprijzen en de verkoopprijzen van de Gemeenschap voor de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad genoemde visserijproducten

5

 

*

Verordening (EG) nr. 2259/2004 van de Commissie van 28 december 2004 tot vaststelling van de communautaire verkoopprijzen voor de in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad genoemde visserijproducten voor het visseizoen 2005

13

 

*

Verordening (EG) nr. 2260/2004 van de Commissie van 28 december 2004 tot vaststelling van de referentieprijzen voor bepaalde visserijproducten voor het visseizoen 2005

15

 

*

Verordening (EG) nr. 2261/2004 van de Commissie van 28 december 2004 tot vaststelling van het bedrag van de steun voor verkoopuitstel en van de forfaitaire premie voor bepaalde visserijproducten in het visseizoen 2005

19

 

*

Verordening (EG) nr. 2262/2004 van de Commissie van 28 december 2004 tot vaststelling van het bedrag van de steun voor particuliere opslag van bepaalde visserijproducten in het visseizoen 2005

21

 

*

Verordening (EG) nr. 2263/2004 van de Commissie van 28 december 2004 betreffende de vaststelling van de forfaitaire waarde van de in het visseizoen 2005 uit de markt genomen visserijproducten die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de financiële vergoeding en het hierop betrekking hebbende voorschot

22

 

 

Verordening (EG) nr. 2264/2004 van de Commissie van 29 december 2004 tot vaststelling van de productierestitutie voor in de chemische industrie gebruikte witte suiker voor de periode van 1 tot en met 31 januari 2005

24

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Raad

 

*

2004/917/EG:Beschikking van de Raad van 5 juli 2004 betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Griekenland

25

 

*

2004/918/EG:Beschikking van de Raad van 5 juli 2004 betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Hongarije

27

 

*

2004/919/EG:Besluit van de Raad van 22 december 2004 betreffende de aanpak van voertuigcriminaliteit met grensoverschrijdende implicaties

28

 

 

Commissie

 

*

2004/920/EG:Beschikking van de Commissie van 20 december 2004 inzake een afwijking van bepaalde voorschriften van Richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad in het geval van de Azoren (Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 4880)

31

 

*

2004/921/EG:Besluit van de Commissie van 27 december 2004 met betrekking tot de financiering door de Gemeenschap van een Eurobarometer-enquête naar de opvattingen van consumenten over het welzijn van landbouwhuisdieren

33

 

*

2004/922/EG:Beschikking van de Commissie van 29 december 2004 tot wijziging van de Beschikkingen 2003/746/EG en 2003/848/EG wat betreft de herverdeling van de financiële bijdrage van de Gemeenschap aan bepaalde lidstaten voor hun TSE-uitroeiings- en -bewakingsprogramma’s voor 2004 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 5396)

34

 

*

2004/923/EG:Beschikking van de Commissie van 29 december 2004 tot wijziging van de Beschikkingen 2003/743/EG en 2003/849/EG wat betreft de herverdeling van de financiële bijdrage van de Gemeenschap aan bepaalde lidstaten voor hun programma’s voor de uitroeiing en bewaking van dierziekten en voor controles ter voorkoming van zoönoses voor 2004 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 5397)  ( 1 )

37

 

 

Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie

 

*

Besluit 2004/924/GBVB van de Raad van 22 november 2004 over de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Georgië betreffende de status en de activiteiten van de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Georgië, Eujust Themis

41

Overeenkomst tussen de Europese Unie en Georgië betreffende de status en de activiteiten van de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Georgië, EUJUST THEMIS

42

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

30.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 389/1


VERORDENING (EG) Nr. 2257/2004 VAN DE RAAD

van 20 december 2004

tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3906/89, Verordening (EG) nr. 1267/1999, Verordening (EG) nr. 1268/1999 en Verordening (EG) nr. 2666/2000, teneinde rekening te houden met de status van Kroatië als kandidaat-lidstaat

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 181A, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Raad heeft op zijn bijeenkomst van 17 en 18 juni 2004 in Brussel besloten dat Kroatië een kandidaat-lidstaat is en de Commissie verzocht een pretoetredingsstrategie voor Kroatië uit te werken, met inbegrip van de nodige financiële instrumenten.

(2)

Teneinde pretoetredingssteun aan Kroatië te verlenen dient dat land onder het toepassingsgebied te vallen van Verordening (EEG) nr. 3906/89 van de Raad van 18 december 1989 betreffende economische hulp aan bepaalde landen van Midden- en Oost-Europa (Phare) (1) Verordening (EG) nr. 1267/1999 van de Raad tot instelling van een pretoetredingsinstrument voor structuurbeleid (ISPA) (2) en Verordening (EG) nr. 1268/1999 van de Raad van 21 juni 1999 inzake steunverlening door de Gemeenschap voor pretoetredingsmaatregelen op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling in de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa gedurende de pretoetredingsperiode (SAPARD) (3).

(3)

In Titel III van de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten en de Republiek Kroatië, die op 29 oktober 2001 is ondertekend, wordt bepaald dat Kroatië de regionale samenwerking in de Westelijke Balkan actief dient te bevorderen.

(4)

De regionale dimensie van de communautaire bijstand aan de Westelijke Balkan krijgt bijzondere aandacht in Verordening (EG) nr. 2666/2000 van de Raad van 5 december 2000 betreffende de steun aan Albanië, Bosnië-Herzegovina, Kroatië, de Federale Republiek Joegoslavië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (CARDS) (4) die tot doel heeft de regionale samenwerking te bevorderen, en Kroatië dient in aanmerking te blijven komen voor projecten en programma’s met een regionale dimensie.

(5)

Besluit 2004/648/EG van de Raad bepaalt de beginselen, prioriteiten en voorwaarden die in het Europees Partnerschap met Kroatië zijn opgenomen (5).

(6)

Het Memorandum van overeenstemming over de ontwikkeling van het basisnetwerk voor regionaal vervoer in Zuidoost-Europa zou de selectie van prioritaire maatregelen voor de ontwikkeling van een pan-Europees vervoernetwerk tijdens de pretoetredingsperiode moeten vergemakkelijken.

(7)

De inwerkingtreding van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (6) (Reglement) vereist bepaalde aanpassingen van de verordeningen teneinde de terminologie en de huidige praktijken in overeenstemming met bovengenoemde verordening te brengen.

(8)

Hoewel de nieuwe lidstaten niet in deze verordening worden vermeld, voorziet artikel 33 van de Toetredingsakte van 2003 de toepassing van Verordening (EG) nr. 3906/89 en Verordening (EG) nr. 1267/1999 op deze lidstaten tijdens een overgangsperiode.

(9)

De Commissie heeft Verordening (EG) nr. 1419/2004 (7) en Verordening (EG) nr. 447/2004 (8) goedgekeurd, die de rechtsgrondslag vormen voor de financiering van maatregelen uit hoofde van SAPARD op grond van betalingsverplichtingen die op de datum van toetreding nog niet waren verstreken. Besluiten van de Commissie die nog nodig zouden zijn tot die betalingsverplichtingen volledig ten uitvoer zijn gelegd en die niet op de twee bovengenoemde verordeningen kunnen worden gebaseerd, kunnen nog steeds op Verordening (EG) nr. 1268/1999 worden gebaseerd, aangezien die vóór de wijziging van die verordening door de onderhavige verordening van kracht was.

(10)

De Verordeningen (EEG) nr. 3906/89, (EG) nr. 1267/1999, (EG) nr. 1268/1999 en (EG) nr. 2666/2000 moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 3906/89 van de Raad wordt als volgt gewijzigd:

1)

artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   Voor kandidaat-lidstaten die een toetredingspartnerschap met de Europese Unie hebben gesloten wordt de financiering uit hoofde van het PHARE-programma toegespitst op de belangrijkste prioriteiten voor de overname van het communautair acquis, d.w.z. de opbouw van de bestuurlijke en institutionele capaciteit van de kandidaat-lidstaten en investeringen, met uitzondering van de categorie investeringen die overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. 1267/1999 van de Raad van 21 juni 1999 tot instelling van een pretoetredingsinstrument voor structuurbeleid (9) en (EG) nr. 1268/1999 van de Raad van 21 juni 1999 inzake steunverlening door de Gemeenschap voor pretoetredingsmaatregelen op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling in de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa gedurende de pretoetredingsperiode (10) worden gefinancierd, mits aan de voorwaarden voor de financiering van maatregelen op grond van die twee verordeningen is voldaan. De financiële middelen van PHARE kunnen ook worden aangewend voor maatregelen op het gebied van milieu, vervoer, landbouw en plattelandsontwikkeling die een bijkomend maar onontbeerlijk deel van geïntegreerde programma’s voor industriële wederopbouw of regionale ontwikkeling vormen.”;

b)

De volgende leden worden toegevoegd:

„4.   De bijstand kan worden aangewend voor de financiering van de deelname van de begunstigde landen op grond van deze verordening aan regionale, grensoverschrijdende en waar passend transnationale en interregionale samenwerking onder die landen en tussen die landen en de lidstaten van de EU.

5.   Waar passend kan de steun ook worden aangewend voor de financiering van de deelname van een begunstigd land aan regionale programma’s op grond van andere juridische instrumenten.”;

2)

Aan artikel 8 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Binnen de beperkingen vastgesteld in artikel 54 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (11) mag de Commisie besluiten overheidstaken en met name taken tot uitvoering van de begroting toe te vertrouwen aan de in artikel 54, lid 2, van die verordening bedoelde organen. De in artikel 54, lid 2, sub c), van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 bedoelde organen mogen overheidstaken uitvoeren indien zij een erkende internationale reputatie genieten, voldoen aan internationaal erkende beheers- en controlesystemen en onder toezicht van een overheidsinstantie staan.”;

3)

de lijst in de bijlage wordt vervangen door onderstaande lijst:

 

„Bulgarije

 

Kroatië

 

Roemenië”.

Artikel 2

Verordening (EG) nr. 1267/1999 wordt als volgt gewijzigd:

1)

in artikel 1 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   Hierbij wordt het pretoetredingsinstrument voor structuurbeleid, hierna ISPA genoemd, ingesteld.

ISPA verleent overeenkomstig de bepalingen van deze verordening bijstand om Bulgarije, Kroatië en Roemenië, hierna de „begunstigde landen” genoemd, te helpen zich op het gebied van de economische en sociale cohesie en meer in het bijzonder het milieu- en vervoerbeleid op toetreding tot de Europese Unie voor te bereiden.”;

2)

aan artikel 3 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„In afwijking van het bovenstaande wordt de communautaire bijstand aan Kroatië toegekend gedurende de periode 2005-2006.”;

3)

aan artikel 4 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„In afwijking van de eerste en de tweede zin van dit artikel wordt de toewijzing uit dit instrument voor Kroatië voor 2005 en 2006 door de Commissie vastgesteld aan de hand van een evaluatie van de bestuurlijke absorptiecapaciteit en de toetredingsgerichte investeringsbehoeften van dit begunstigde land.”;

4)

In artikel 9, lid 1, onder a), worden de woorden „vanaf 1 januari 2000 en in elk geval uiterlijk op 1 januari 2002” geschrapt.

Artikel 3

Verordening (EG) nr. 1268/1999 wordt als volgt gewijzigd:

1)

in artikel 1 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   Bij deze verordening wordt het kader vastgesteld voor de communautaire steunverlening voor duurzame landbouw en duurzame plattelandsontwikkeling gedurende de pretoetredingsperiode aan Bulgarije, Kroatië en Roemenië. De verordening blijft ook van toepassing voor de beëindiging van alle programma’s die op grond ervan in Tsjechië, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Slowakije en Slovenië vóór hun toetreding tot de Europese Unie zijn opgestart.”;

2)

aan artikel 4, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„In afwijking van de eerste alinea bestrijkt het plan voor Kroatië, onder de in die alinea vastgestelde voorwaarden, een periode van ten hoogste twee jaar die in het jaar 2005 begint.”;

3)

aan artikel 5, lid 1, wordt de volgende zin toegevoegd:

„Het programma betreffende Kroatië wordt evenwel niet aan een beoordeling halverwege de looptijd onderworpen.”;

4)

artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   De bijstand van de Gemeenschap uit hoofde van deze verordening wordt toegekend over de periode 2000-2006, met uitzondering van de bijstand van de Gemeenschap aan Kroatië, die over de periode 2005-2006 wordt toegekend. De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten vastgesteld.”;

b)

Aan lid 3 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Voor Kroatië wordt de jaarlijkse financiële toewijzing evenwel afzonderlijk vastgesteld.”;

5)

artikel 11 wordt vervangen door:

„Artikel 11

De Commissie wijst de beschikbare financiële middelen toe aan de kandidaat-lidstaten, ter uitvoering van artikel 7, lid 2. Binnen drie maanden na de goedkeuring van het besluit om een land bijstand op grond van deze verordening te verlenen, deelt de Commissie haar besluit over de indicatieve financiële toewijzing tijdens de lopende financiële vooruitzichten aan die kandidaat-lidstaat mede.”.

Artikel 4

Verordening (EG) nr. 2666/2000 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 1, lid 1, wordt het volgende toegevoegd:

„Vanaf 2005 komt Kroatië als begunstigd land uitsluitend in aanmerking voor projecten en programma’s met een regionale dimensie als genoemd in artikel 2, lid 2. In afwijking van de voorgaande zin blijft Kroatië in aanmerking komen voor projecten en programma’s op grond van Besluit 1999/311/EG.”;

2)

artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   De Commissie voert de communautaire bijstand uit overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (12).”;

b)

het volgende lid 2bis wordt ingevoegd:

„2bis.   Binnen de beperkingen vastgesteld in artikel 54 van Verordening (EG) nr. 1605/2002 mag de Commissie besluiten overheidstaken en met name taken tot uitvoering van de begroting toe te vertrouwen aan de in artikel 54, lid 2, van die verordening bedoelde organen. De in artikel 54, lid 2, sub c), van die verordening bedoelde organen mogen overheidstaken uitvoeren indien zij een internationaal erkende reputatie genieten, voldoen aan internationaal erkende beheers- en controlesystemen en onder toezicht van een overheidsinstantie staan.”.

Artikel 5

Met het oog op de tenuitvoerlegging van de pretoetredingsinstrumenten en van Verordening (EG) nr. 1266/1999 van de Raad van 21 juni 1999 betreffende de coördinatie van de bijstand aan de kandidaat-lidstaten in het kader van de pretoetredingsstrategie (13) wordt iedere verwijzing naar het toetredingspartnerschap (14) en de Europaovereenkomst, voor wat Kroatië betreft, gelezen als een verwijzing naar het Europees Partnerschap (15) en de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst.

Artikel 6

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op de dag van de publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, op 20 december 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

P. VAN GEEL


(1)  PB L 375 van 23.12.1989, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 769/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 1).

(2)  PB L 161 van 26.6.1999, blz. 73. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 769/2004.

(3)  PB L 161 van 26.6.1999, blz. 87. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 769/2004.

(4)  PB L 306 van 7.12.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2415/2001 (PB L 327 van 12.12.2001, blz. 3).

(5)  PB L 297 van 22.9.2004, blz. 19.

(6)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(7)  PB L 258 van 5.8.2004, blz. 11.

(8)  PB L 72 van 11.3.2004, blz. 64.

(9)  PB L 161 van 26.6.1999, blz. 73. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 769/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 1).

(10)  PB L 161 van 26.6.1999, blz. 87. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 769/2004.

(11)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(12)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(13)  PB L 161 van 26.6.1999, blz. 68.

(14)  PB L 85 van 20.3.1998, blz. 1.

(15)  PB L 86 van 23.3.2004, blz. 1.


30.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 389/5


VERORDENING (EG) Nr. 2258/2004 VAN DE COMMISSIE

van 28 december 2004

tot vaststelling, voor het visseizoen 2005, van de ophoudprijzen en de verkoopprijzen van de Gemeenschap voor de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad genoemde visserijproducten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (1), en met name op artikel 20, lid 3, en artikel 22,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 104/2000 is bepaald dat de communautaire ophoudprijzen en de communautaire verkoopprijzen voor elk van de in bijlage I bij die verordening genoemde producten naar gelang van versheid, grootte of gewicht en aanbiedingsvorm van het product worden vastgesteld door de aanpassingscoëfficiënt voor de betrokken productklasse toe te passen op een bedrag dat ten hoogste 90 % van de oriëntatieprijs bedraagt.

(2)

In de aanvoergebieden die zeer ver van de voornaamste verbruikscentra van de Gemeenschap zijn gelegen, kunnen aanpassingscoëfficiënten op de ophoudprijs worden toegepast. De oriëntatieprijzen voor het visseizoen 2005 zijn voor alle betrokken producten vastgesteld bij verordening van de Raad (2).

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor visserijproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De aanpassingscoëfficiënten die voor het visseizoen 2005 moeten worden gebruikt voor de berekening van de communautaire ophoudprijzen en communautaire verkoopprijzen voor de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 104/2000 vermelde producten zijn vastgesteld in bijlage I.

Artikel 2

De communautaire ophoudprijzen en communautaire verkoopprijzen voor het visseizoen 2005 en de producten waarop zij betrekking hebben, zijn vastgesteld in bijlage II.

Artikel 3

De ophoudprijzen voor het visseizoen 2005 voor ver van de voornaamste verbruikscentra van de Gemeenschap gelegen aanvoergebieden en de producten waarop deze prijzen van toepassing zijn, zijn vastgesteld in bijlage III.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 december 2004.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22.

(2)  Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.


BIJLAGE I

Handelskenmerken van sommige producten van bijlage I, onder A, B en C, van Verordening (EG) nr. 104/2000

Vissoort

Grootte (1)

Aanpassingscoëfficiënten

Ontdaan van ingewanden (1)

In gehele staat (1)

Extra, A (1)

Extra, A (1)

Haring van de soort Clupea harengus

1

0,00

0,47

2

0,00

0,72

3

0,00

0,68

4a

0,00

0,43

4b

0,00

0,43

4c

0,00

0,90

5

0,00

0,80

6

0,00

0,40

7a

0,00

0,40

7b

0,00

0,36

8

0,00

0,30

Sardines van de soort Sardina pilchardus

1

0,00

0,51

2

0,00

0,64

3

0,00

0,72

4

0,00

0,47

Doornhaai (Squalus acanthias)

1

0,60

0,60

2

0,51

0,51

3

0,28

0,28

Hondshaai (Scyliorhinus spp.)

1

0,64

0,60

2

0,64

0,56

3

0,44

0,36

Noorse schelvis (Sebastes spp.)

1

0,00

0,81

2

0,00

0,81

3

0,00

0,68

Kabeljauw van de soort Gadus morhua

1

0,72

0,52

2

0,72

0,52

3

0,68

0,40

4

0,54

0,30

5

0,38

0,22

Koolvis (Pollachius virens)

1

0,72

0,56

2

0,72

0,56

3

0,71

0,55

4

0,61

0,30

Schelvis (Melanogrammus aeglefinus)

1

0,72

0,56

2

0,72

0,56

3

0,62

0,43

4

0,52

0,36

Wijting (Merlangius merlangus)

1

0,66

0,50

2

0,64

0,48

3

0,60

0,44

4

0,41

0,30

Leng (Molva spp.)

1

0,68

0,56

2

0,66

0,54

3

0,60

0,48

Makreel van de soort Scomber scombrus

1

0,00

0,72

2

0,00

0,71

3

0,00

0,69


Vissoort

Grootte (2)

Aanpassingscoëfficiënten

Ontdaan van ingewanden (2)

In gehele staat (2)

Extra, A (2)

Extra, A (2)

Makreel van de soort Scomber japonicus

1

0,00

0,77

2

0,00

0,77

3

0,00

0,63

4

0,00

0,47

Ansjovis (Engraulis spp.)

1

0,00

0,68

2

0,00

0,72

3

0,00

0,60

4

0,00

0,25

Schol (Pleuronectes platessa)

1

0,75

0,41

2

0,75

0,41

3

0,72

0,41

4

0,52

0,34

Heek van de soort Merluccius merluccius

1

0,90

0,71

2

0,68

0,53

3

0,68

0,52

4

0,56

0,43

5

0,52

0,41

Schartong (Lepidorhombus spp.)

1

0,68

0,64

2

0,60

0,56

3

0,54

0,49

4

0,34

0,29

Schar (Limanda limanda)

1

0,71

0,58

2

0,54

0,42

Bot (Platichthys flesus)

1

0,66

0,58

2

0,50

0,42

Witte tonijn (Thunnus alalunga)

1

0,90

0,81

2

0,90

0,77

Inktvissen (Sepia officinalis y Rossia macrosoma)

1

0,00

0,64

2

0,00

0,64

3

0,00

0,40


Vissoort

Grootte (3)

Aanpassingscoëfficiënten

 

In gehele staat of ontdaan van ingewanden (3)

Zonder kop (3)

Extra, A (3)

Extra, A (3)

Zeeduivel (Lophius spp.)

1

0,61

0,77

 

2

0,78

0,72

 

3

0,78

0,68

 

4

0,65

0,60

 

5

0,36

0,43

 

 

 

Alle presentaties

 

Extra, A (3)

Garnalen van de soort Crangon crangon

1

0,59

 

2

0,27

 

 

 

In water gekookt

Vers of gekoeld

 

Extra, A (3)

Extra, A (3)

Noorse garnaal (Pandalus borealis)

1

0,77

0,68

 

2

0,27

 

 

 

In gehele staat (3)

 

Noordzeekrab (Cancer pagurus)

1

0,72

 

2

0,54

 

 

 

In gehele staat (3)

Staarten ( (3)

E' (3)

Extra, A (3)

Extra, A (3)

Langoestine (Nephrops norvegicus)

1

0,86

0,86

0,81

2

0,86

0,59

0,68

3

0,77

0,59

0,50

4

0,50

0,41

0,41

 

 

Ontdaan van ingewanden (3)

In gehele staat (3)

 

Extra, A (3)

Extra, A (3)

Tong (Solea spp.)

1

0,75

0,58

 

2

0,75

0,58

 

3

0,71

0,54

 

4

0,58

0,42

 

5

0,50

0,33

 


(1)  De klassen van versheid, grootte en presentatie zijn die welke zijn bepaald op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 104/2000.

(2)  De klassen van versheid, grootte en presentatie zijn die welke zijn bepaald op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 104/2000.

(3)  De klassen van versheid, grootte en presentatie zijn die welke zijn bepaald op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 104/2000.


BIJLAGE II

Gemeenschappelijke ophoud- en verkoopprijs voor de producten van bijlage I, onder A, B en C, van Verordening (EG) nr. 104/2000

Vissoort

Grootte (1)

Ophoudprijs in EUR/t

Ontdaan van ingewanden, met kop (1)

In gehele staat (1)

Extra, A (1)

Extra, A (1)

Haring van de soort Clupea harengus

1

0

122

2

0

187

3

0

177

4a

0

112

4b

0

112

4c

0

234

5

0

208

6

0

104

7a

0

104

7b

0

94

8

0

78

Sardines van de soort Sardina pilchardus

1

0

299

2

0

376

3

0

423

4

0

276

Doornhaai (Squalus acanthias)

1

661

661

2

562

562

3

308

308

Hondshaai (Scyliorhinus spp.)

1

486

455

2

486

425

3

334

273

Noorse schelvis (Sebastes spp.)

1

0

934

2

0

934

3

0

784

Kabeljauw van de soort Gadus morhua

1

1 163

840

2

1 163

840

3

1 098

646

4

872

485

5

614

355

Koolvis (Pollachius virens)

1

541

421

2

541

421

3

533

413

4

458

225

Schelvis (Melanogrammus aeglefinus)

1

708

550

2

708

550

3

609

423

4

511

354

Wijting (Merlangius merlangus)

1

618

469

2

600

450

3

562

412

4

384

281

Leng (Molva spp.)

1

813

670

2

789

646

3

718

574

Makreel van de soort Scomber scombrus

1

0

226

2

0

223

3

0

217

Makreel van de soort Scomber japonicus

1

0

233

2

0

233

3

0

191

4

0

142

Ansjovis (Engraulis spp.)

1

0

864

2

0

914

3

0

762

4

0

318

Schol

(Pleuronectes platessa)

— 1 januari tot en met 30 april 2005

1

809

442

2

809

442

3

777

442

4

561

367

— 1 mei tot en met 31 december 2005

1

1 124

615

2

1 124

615

3

1 079

615

4

779

510

Heek van de soort Merluccius merluccius

1

3 358

2 649

2

2 537

1 977

3

2 537

1 940

4

2 089

1 604

5

1 940

1 530

Schartong (Lepidorhombus spp.)

1

1 669

1 571

2

1 472

1 374

3

1 325

1 202

4

834

712

Schar (Limanda limanda)

1

623

509

2

474

368

Bot (Platichthys flesus)

1

350

307

2

265

223

Witte tonijn (Thunnus alalunga)

1

2 264

1 816

2

2 264

1 726

Inktvissen (Sepia officinalis en Rossia macrosoma)

1

0

1 037

2

0

1 037

3

0

648

 

 

Geheel of ontdaan van ingewanden, met kop (1)

Zonder kop (1)

Extra, A (1)

Extra, A (1)

Zeeduivel (Lophius spp.)

1

1 740

4 519

2

2 225

4 226

3

2 225

3 991

4

1 854

3 521

5

1 027

2 524

 

 

Alle presentaties

Extra, A (1)

Garnalen van de soort Crangon crangon

1

1 425

2

652

 

 

In water gekookt

Vers of gekoeld

Extra, A (1)

Extra, A (1)

Noorse garnaal (Pandalus borealis)

1

4 863

1 092

2

1 705


Vissoort

Grootte (1)

Verkoopprijs in EUR/t

 

In gehele staat (1)

 

Noordzeekrab (Cancer pagurus)

1

1 253

 

 

2

940

 

 

 

 

In gehele staat (1)

Staarten (1)

E' (1)

Extra, A (1)

Extra, A (1)

Langoestine (Nephrops norvegicus)

1

4 613

4 613

3 449

2

4 613

3 165

2 895

3

4 130

3 165

2 129

4

2 682

2 199

1 746

 

 

Ontdaan van ingewanden, met kop (1)

In gehele staat (1)

 

Extra, A (1)

Extra, A (1)

Tong (Solea spp.)

1

4 960

3 836

 

2

4 960

3 836

 

3

4 695

3 571

 

4

3 836

2 777

 

5

3 307

2 182

 


(1)  De klassen van versheid, grootte en presentatie zijn die welke zijn bepaald op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 104/2000.


BIJLAGE III

Vissoort

Lossingsgebieden

Coëfficiënt

Grootte (1)

Ophoudprijs in EUR/t

Ontdaan van ingewanden (1)

In gehele staat (1)

Extra, A (1)

Extra, A (1)

Haring van de soort Clupea harengus

Kustgebieden en eilanden van Ierland

0,90

1

0

110

2

0

168

3

0

159

4a

0

101

Kustgebieden van het oosten van Engeland, van Berwick tot Dover.

Kustgebieden van Schotland van Portpatrick tot Eyemouth, alsmede de westelijk en noordelijk van deze gebieden gelegen eilanden.

Kustgebieden van het graafschap Down (Noord-Ierland)

0,90

1

0

110

2

0

168

3

0

159

4a

0

101

Makreel van de soort Scomber scombrus

Kustgebieden en eilanden van Ierland

0,96

1

0

217

2

0

214

3

0

208

Kustgebieden en eilanden van de graafschappen Cornwall en Devon in het Verenigd Koninkrijk

0,95

1

0

215

2

0

212

3

0

206

Heek van de soort Merluccius merluccius

Kustgebieden van Troon in het zuidwesten van Schotland tot Wick in het noordoosten van Schotland, alsmede de westelijk en noordelijk van deze gebieden gelegen eilanden

0,75

1

2 518

1 987

2

1 903

1 483

3

1 903

1 455

4

1 567

1 203

5

1 455

1 147

Witte tonijn (Thunnus alalunga)

Azoren en Madeira

0,48

1

1 086

872

2

1 086

829

Sardines van de soort Sardina pilchardus

Canarische Eilanden

0,48

1

0

144

2

0

180

3

0

203

4

0

132

Kustgebieden en eilanden van de graafschappen Cornwall en Devon in het Verenigd Koninkrijk

0,74

1

0

222

2

0

278

3

0

313

4

0

204

De Atlantische kustgebieden van Portugal

0,93

2

0

349

0,81

3

0

342


(1)  De klassen van versheid, grootte en presentatie zijn die welke zijn bepaald op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 104/2000.


30.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 389/13


VERORDENING (EG) Nr. 2259/2004 VAN DE COMMISSIE

van 28 december 2004

tot vaststelling van de communautaire verkoopprijzen voor de in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad genoemde visserijproducten voor het visseizoen 2005

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (1), en met name op artikel 25, leden 1 en 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Voor elk van de in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 104/2000 genoemde producten wordt vóór het begin van het visseizoen een communautaire verkoopprijs vastgesteld die ten minste 70 % en ten hoogste 90 % van de oriëntatieprijs bedraagt.

(2)

Voor alle betrokken producten zijn de oriëntatieprijzen voor het visseizoen 2005 vastgesteld bij verordening van de Raad (2).

(3)

De marktprijzen variëren aanzienlijk volgens de soorten en de commerciële aanbiedingsvormen van de producten, in het bijzonder voor pijlinktvis en heek.

(4)

Derhalve dienen, met het oog op de bepaling van het niveau waarop kan worden overgegaan tot toepassing van de in artikel 25, lid 2, van Verordening (EG) nr. 104/2000 bedoelde interventiemaatregel, aanpassingscoëfficiënten te worden vastgesteld voor de verschillende soorten en aanbiedingsvormen van de in de Gemeenschap aangevoerde bevroren producten.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor visserijproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD

Artikel 1

De communautaire verkoopprijzen voor de in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 104/2000 genoemde producten en de betrokken aanbiedingsvormen en aanpassingscoëfficiënten die gelden voor het visseizoen 2005, zijn vermeld in de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 december 2004.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22.

(2)  Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.


BIJLAGE

VERKOOPPRIJZEN EN AANPASSINGSCOËFFICIËNTEN

Soort

Aanbiedingsvorm

Aanpassingscoëfficiënt

Interventieniveau

Verkoopprijs

(EUR/t)

Zwarte heilbot (Reinhardtius hippoglossoides)

Geheel of gestript, met of zonder kop

1,0

0,85

1 663

Heek (Merluccius spp.)

Geheel of gestript, met of zonder kop

1,0

0,85

1 053

Afzonderlijke filets

 

 

 

met huid

1,0

0,85

1 274

zonder huid

1,1

0,85

1 402

Zeebrasem (Dendex dentex en Pagellus spp.)

Geheel of gestript, met of zonder kop

1,0

0,85

1 362

Zwaardvis (Xiphias gladius)

Geheel of gestript, met of zonder kop

1,0

0,85

3 416

Garnalen Penaeidae

Bevroren

 

 

 

a)

Parapenaeus Longirostris

 

1,0

0,85

3 396

b)

Andere Penaeidae

 

1,0

0,85

6 852

Inktvissen (Sepia officinalis, Rossia macrosoma en Sepiola rondeletti)

Bevroren

1,0

0,85

1 654

Pijlinktvissen (Loligo spp.)

a)

Loligo patagonica

Geheel, niet schoongemaakt

1,00

0,85

993

Schoongemaakt

1,20

0,85

1 191

b)

Loligo vulgaris

Geheel, niet schoongemaakt

2,50

0,85

2 482

Schoongemaakt

2,90

0,85

2 879

Achtarmige inktvissen (Octopus spp.)

Bevroren

1,00

0,85

1 819

Illex argentinus

Geheel, niet schoongemaakt

1,00

0,80

689

Tube

1,70

0,80

1 171

Commerciële aanbiedingsvormen

:

Geheel, niet schoongemaakt

:

Vis die geen enkele behandeling heeft ondergaan.

:

Schoongemaakt

:

Product dat ten minste van de ingewanden is ontdaan.

:

Tube

:

Pijlinktvis die ten minste van de ingewanden en de kop is ontdaan.


30.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 389/15


VERORDENING (EG) Nr. 2260/2004 VAN DE COMMISSIE

van 28 december 2004

tot vaststelling van de referentieprijzen voor bepaalde visserijproducten voor het visseizoen 2005

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (1), en met name op artikel 29, leden 1 en 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 104/2000 is bepaald dat jaarlijks per productklasse voor de hele Gemeenschap geldende referentieprijzen kunnen worden vastgesteld voor producten waarvoor een schorsing van de douanerechten geldt op grond van artikel 28, lid 1, van genoemde verordening. Dit geldt ook voor producten waarvoor een referentieprijs in acht moet worden genomen hetzij in het kader van een regeling inzake verlaging van douanetarieven die is geconsolideerd in de WTO, hetzij in het kader van een andere preferentiële regeling.

(2)

Voor de in bijlage I, punten A en B, van Verordening (EG) nr. 104/2000 genoemde producten is de referentieprijs gelijk aan de overeenkomstig artikel 20, lid 1, van genoemde verordening vastgestelde ophoudprijs.

(3)

De communautaire ophoudprijzen voor de betrokken producten zijn voor het visseizoen 2005 vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2258/2004 van de Commissie (2).

(4)

De referentieprijs voor andere producten dan die welke zijn genoemd in bijlage I en bijlage II bij Verordening (EG) nr. 104/2000 wordt met name bepaald op basis van het gewogen gemiddelde van de douanewaarden die op de invoermarkten of in de invoerhavens van de lidstaten zijn geconstateerd tijdens de drie jaren voorafgaande aan de datum waarop de referentieprijs wordt vastgesteld.

(5)

Het lijkt niet nodig referentieprijzen vast te stellen voor alle soorten die vallen onder de criteria van Verordening (EG) nr. 104/2000, en met name niet voor die soorten waarvan de omvang van de invoer uit derde landen niet significant is.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor visserijproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De referentieprijzen voor de in artikel 29 van Verordening (EG) nr. 104/2000 bedoelde visserijproducten voor het visseizoen 2005 worden vastgesteld als aangegeven in de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 december 2004.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22.

(2)  Zie bladzijde 5 van dit Publicatieblad.


BIJLAGE (1)

1.   Referentieprijzen voor in artikel 29, lid 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 104/2000 bedoelde producten

Vissoort

Grootte (2)

Referentieprijs (in EUR/t)

Ontdaan van ingewanden, met kop (2)

In gehele staat (2)

Aanvullende Taric-code

Extra, A (2)

Aanvullende Taric-code

Extra, A (2)

Haring van de soort Clupea harengus

ex 0302 40 00

1

 

F011

122

2

F012

187

3

F013

177

4a

F016

112

4b

F017

112

4c

F018

234

5

F015

208

6

F019

104

7a

F025

104

7b

F026

94

8

F027

78

Noorse schelvis (Sebastes spp.)

ex 0302 69 31 en ex 0302 69 33

1

 

F067

934

2

F068

934

3

F069

784

Kabeljauw van de soort Gadus morhua

ex 0302 50 10

1

F073

1 163

F083

840

2

F074

1 163

F084

840

3

F075

1 098

F085

646

4

F076

872

F086

485

5

F077

614

F087

355

 

 

In water gekookt

Vers of gekoeld

Aanvullende Taric-code

Extra, A (2)

Aanvullende Taric-code

Extra, A (2)

Noorse garnaal (Pandalus borealis)

ex 0306 23 10

1

F317

4 863

F321

1 092

2

F318

1 705

2.   Referentieprijzen voor in artikel 29, lid 3, onder d), van Verordening (EG) nr. 104/2000 bedoelde visserijproducten

Product

Aanvullende Taric-code

Aanbiedingsvorm

Referentieprijs (in EUR/t)

1.   

Noorse schelvis

 

 

In gehele staat:

 

ex 0303 79 35

ex 0303 79 37

F411

met of zonder kop

932

ex 0304 20 35

ex 0304 20 37

 

Filets:

 

F412

met graten („standard”)

1 915

F413

zonder graten

2 096

F414

blokken in onmiddellijke verpakkingen met een inhoud van niet meer dan 4 kg

2 240

2.   

Kabeljauw (Gadus morhua, Gadus ogac et Gadus macrocephalus) en vis van de soort Boreogadus saida

ex 0303 60 11, ex 0303 60 19, ex 0303 60 90, ex 0303 79 41

F416

In gehele staat, met of zonder kop

1 084

ex 0304 20 29

 

Filets:

 

F417

„interleaved” of industriële blokken met graten („standard”)

2 428

F418

„interleaved” of industriële blokken zonder graten

2 691

F419

enkele of „fully interleaved” filets, met huid

2 602

F420

enkele of „fully interleaved” filets, zonder huid

3 003

F421

blokken in onmiddellijke verpakkingen met een inhoud van niet meer dan 4 kg

2 932

ex 0304 90 38

F422

Stukken en ander visvlees, met uitzondering van geagglomereerde visblokken

1 392

3.   

Koolvis (Pollachius virens)

ex 0304 20 31

 

Filets:

 

F424

„interleaved” of industriële blokken met graten („standard”)

1 488

F425

„interleaved” of industriële blokken zonder graten

1 639

F426

enkele of „fully interleaved” filets, met huid

1 476

F427

enkele of „fully interleaved” filets, zonder huid

1 681

F428

blokken in onmiddellijke verpakkingen met een inhoud van niet meer dan 4 kg

1 751

ex 0304 90 38

F429

Stukken en ander visvlees, met uitzondering van geagglomereerde visblokken

967

4.   

Schelvis

ex 0304 20 33

 

Filets:

 

F431

„interleaved” of industriële blokken met graten („standard”)

2 264

F432

„interleaved” of industriële blokken zonder graten

2 659

F433

enkele of „fully interleaved” filets, met huid

2 512

F434

enkele of „fully interleaved” filets, zonder huid

2 738

F435

blokken in onmiddellijke verpakkingen met een inhoud van niet meer dan 4 kg

2 960

5.   

Alaska koolvis

 

 

Filets:

 

ex 0304 20 85

F441

„interleaved” of industriële blokken met graten („standard”)

1 147

F442

„interleaved” of industriële blokken zonder graten

1 298

6.   

Haring

 

 

Vlinders

 

ex 0304 10 97

ex 0304 90 22

F450

met een gewicht van meer dan 80 gram per stuk

505

F450

met een gewicht van meer dan 80 gram per stuk

455


(1)  Voor alle andere klassen dan die welke expliciet zijn genoemd bij de punten 1 en 2 van de bijlage moet als aanvullende Taric-code worden opgegeven:„F499: Andere”.

(2)  De klassen van versheid, grootte en aanbiedingsvorm zijn die welke zijn gedefinieerd op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 104/2000.


30.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 389/19


VERORDENING (EG) Nr. 2261/2004 VAN DE COMMISSIE

van 28 december 2004

tot vaststelling van het bedrag van de steun voor verkoopuitstel en van de forfaitaire premie voor bepaalde visserijproducten in het visseizoen 2005

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 2814/2000 van de Commissie van 21 december 2000 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad wat betreft de toekenning van steun voor verkoopuitstel van bepaalde visserijproducten (2), en met name op artikel 5,

Gelet op Verordening (EG) nr. 939/2001 van de Commissie van 14 mei 2001 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad met betrekking tot de toekenning van forfaitaire steun voor bepaalde visserijproducten (3), en met name op artikel 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 104/2000 is bepaald dat steun wordt toegekend voor het uit de markt nemen van hoeveelheden van bepaalde verse producten die ofwel worden be- of verwerkt met het oog op kwaliteitsstabilisatie of opslag, ofwel tot conserven worden verwerkt.

(2)

De steun moet voor de producentenorganisaties een voldoende stimulans vormen om uit de markt genomen producten te be- of verwerken of te conserveren, en aldus vernietiging ervan te voorkomen.

(3)

Het bedrag van de steun moet zodanig worden vastgesteld dat het evenwicht op de markt van de betrokken producten niet wordt verstoord en dat de concurrentieverhoudingen niet worden scheefgetrokken.

(4)

Het bedrag van de steun mag niet hoger zijn dan de gedurende het visseizoen dat aan het betrokken visseizoen voorafgaat, in de Gemeenschap geconstateerde technische en financieringskosten van de verrichtingen die noodzakelijk zijn voor kwaliteitsstabilisatie en opslag.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor visserijproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het visseizoen 2004 worden de bedragen van de steun voor verkoopuitstel zoals bedoeld in artikel 23 van Verordening (EG) nr. 104/2000 en die van de forfaitaire premie zoals bedoeld in artikel 24, lid 4, van die verordening vastgesteld als aangegeven in de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 december 2004.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22.

(2)  PB L 326 van 22.12.2000, blz. 34.

(3)  PB L 132 van 15.5.2001, blz. 10.


BIJLAGE

1.   Bedrag van de steun voor verkoopuitstel voor de producten in bijlage I, delen A en B, en voor tong (Solea spp.) van bijlage I, deel C, van Verordening (EG) nr. 104/2000

Soorten behandelingen of verwerkingen zoals bedoeld in artikel 23 van Verordening (EG) nr. 104/2000

Bedrag van de steun

(EUR/t)

1

2

I.   

Invriezen en opslag van de producten, in gehele staat, ontdaan van ingewanden, met kop of in moten gesneden:

sardines van de soort Sardina pilchardus

330

andere soorten

270

II.

Fileren, invriezen en opslag

350

III.

Zouten en/of drogen en opslag van de producten, in gehele staat, ontdaan van ingewanden, met kop, in moten gesneden of gefileerd

260

IV.

Marineren en opslag

240

2.   Bedrag van de steun voor verkoopuitstel voor de overige producten in bijlage I, deel C, van Verordening (EG) nr. 104/2000

Soorten behandelingen of verwerkingen zoals bedoeld in artikel 23 van Verordening (EG) nr. 104/2000

Producten

Bedrag van de steun

(EUR/t)

1

2

3

I.

Invriezen en opslag

Langoestines

(Nephrops norvegicus)

300

Langoestinestaarten

(Nephrops norvegicus)

225

II.

Verwijdering van de kop, invriezen en opslag

Langoestines

(Nephrops norvegicus)

280

III.

Koken, invriezen en opslag

Langoestines

(Nephrops norvegicus)

300

Noordzeekrabben

(Cancer pagurus)

225

IV.

Pasteuriseren en opslag

Noordzeekrabben

(Cancer pagurus)

360

V.

Bewaring in bassins of kooien

Noordzeekrabben

(Cancer pagurus)

210

3.   Bedrag van de forfaitaire premie voor de producten in bijlage IV van Verordening (EG) nr. 104/2000

Soorten behandelingen of verwerkingen

Bedrag van de steun

(EUR/t)

I.

Invriezen en opslag van de producten, in gehele staat, ontdaan van ingewanden, met kop of versneden

270

II.

Fileren, invriezen en opslag

350


30.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 389/21


VERORDENING (EG) Nr. 2262/2004 VAN DE COMMISSIE

van 28 december 2004

tot vaststelling van het bedrag van de steun voor particuliere opslag van bepaalde visserijproducten in het visseizoen 2005

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 2813/2000 van de Commissie van 21 december 2000 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad wat betreft de toekenning van steun voor particuliere opslag van bepaalde visserijproducten (2), en met name op artikel 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het bedrag van de steun mag niet hoger zijn dan de gedurende het visseizoen dat aan het betrokken visseizoen voorafgaat in de Gemeenschap geconstateerde technische en financieringskosten.

(2)

Het is dienstig om de steun voor particuliere opslag ineens toe te kennen, teneinde niet aan te zetten tot langdurige opslag, de betalingstermijnen te verkorten en de controletaken te verlichten.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor visserijproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het visseizoen 2005 wordt het bedrag van de steun voor particuliere opslag van de in bijlage II van Verordening (EG) nr. 104/2000 vermelde producten als volgt vastgesteld:

eerste maand:

200 EUR/t,

tweede maand:

0 EUR/t.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 december 2004.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22.

(2)  PB L 326 van 22.12.2000, blz. 30.


30.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 389/22


VERORDENING (EG) Nr. 2263/2004 VAN DE COMMISSIE

van 28 december 2004

betreffende de vaststelling van de forfaitaire waarde van de in het visseizoen 2005 uit de markt genomen visserijproducten die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de financiële vergoeding en het hierop betrekking hebbende voorschot

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (1), en met name op artikel 21, leden 5 en 8,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 104/2000 voorziet in de toekenning van een financiële vergoeding aan de producentenorganisaties die onder bepaalde voorwaarden in bijlage I, onder A en B, van genoemde verordening bedoelde producten uit de markt nemen. Op de waarde van deze financiële vergoeding moet de forfaitair vastgestelde waarde van de producten die worden bestemd voor andere doeleinden dan menselijke consumptie in mindering worden gebracht.

(2)

In Verordening (EG) nr. 2493/2001 van de Commissie van 19 december 2001 betreffende de afzet van bepaalde uit de markt genomen visserijproducten (2) zijn de mogelijkheden vastgesteld waarvan gebruik kan worden gemaakt voor de afzet van de uit de markt genomen producten. Het is noodzakelijk de waarde van de genoemde producten voor elk van deze mogelijkheden forfaitair vast te stellen met inachtneming van de gemiddelde ontvangsten die in de verschillende lidstaten bij een dergelijke afzet kunnen worden verkregen.

(3)

Krachtens artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2509/2000 van de Commissie van 15 november 2000 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad wat betreft de toekenning van de financiële vergoeding voor het uit de markt nemen van bepaalde visserijproducten (3), gelden bijzondere bepalingen inhoudende dat als een producentenorganisatie of een van haar leden haar of zijn producten te koop aanbiedt in een andere lidstaat dan die waar de organisatie is erkend, de met de uitkering van de financiële vergoeding belaste instantie op de hoogte wordt gebracht van de betrokken transacties. Bovenbedoelde instantie is de instantie van de lidstaat waar de producentenorganisatie is erkend. Derhalve moet de in die lidstaat geldende forfaitaire waarde in mindering worden gebracht.

(4)

Dezelfde berekeningsmethode moet ook worden toegepast voor het voorschot op de financiële vergoeding als bedoeld in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2509/2000.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor visserijproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De forfaitaire waarde voor de berekening van de financiële vergoeding en het hierop betrekking hebbende voorschot voor de door de producentenorganisaties uit de markt genomen en voor andere doeleinden dan menselijke consumptie gebruikte visserijproducten, als bedoeld in artikel 21, lid 5, van Verordening (EG) nr. 104/2000, wordt voor het visseizoen 2005 vastgesteld zoals in de bijlage is aangegeven.

Artikel 2

De forfaitaire waarde waarmee het bedrag van de financiële vergoeding en het hierop betrekking hebbende voorschot kan worden verminderd, is de waarde die wordt toegepast in de lidstaat waar de producentenorganisatie is erkend.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 december 2004.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22.

(2)  PB L 337 van 20.12.2001, blz. 20.

(3)  PB L 289 van 16.11.2000, blz. 11.


BIJLAGE

Forfaitaire waarden

Bestemming van de uit de markt genomen producten

In EUR/t

1)   

Gebruik na verwerking tot meel (diervoeding):

a)   

Haring van de soort Clupea harengus en makreel van de soorten Scomber scombrus en Scomber japonicus:

Denemarken en Zweden

70

Verenigd Koninkrijk

50

andere lidstaten

17

Frankrijk

1

b)   

Garnalen van de soort Crangon crangon en Noorse garnaal (Pandalus borealis):

Denemarken en Zweden

0

andere lidstaten

10

c)   

Andere producten:

Denemarken

40

Zweden, Portugal en Ierland

17

Verenigd Koninkrijk

28

andere lidstaten

1

2)   

Gebruik in verse staat of na verduurzaming (diervoeding)

a)   

sardines van de soort Sardina pilchardus en ansjovis (Engraulis spp.)

alle lidstaten

8

b)   

andere producten:

Zweden

0

Frankrijk

30

andere lidstaten

38

3)   

Gebruik als aas

Frankrijk

50

andere lidstaten

10

4)

Gebruik voor andere dan voederdoeleinden

0


30.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 389/24


VERORDENING (EG) Nr. 2264/2004 VAN DE COMMISSIE

van 29 december 2004

tot vaststelling van de productierestitutie voor in de chemische industrie gebruikte witte suiker voor de periode van 1 tot en met 31 januari 2005

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 7, lid 5, vijfde streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 kan worden besloten om restituties bij de productie te verlenen voor de in artikel 1, lid 1, onder a) en f), genoemde producten, voor de onder d) van dat lid genoemde stropen, en voor chemisch zuivere fructose (levulose) van GN-code 1702 50 00 als tussenproduct, die zich in een van de in artikel 23, lid 2, van het Verdrag bedoelde situaties bevinden en worden gebruikt bij de vervaardiging van bepaalde producten van de chemische industrie.

(2)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1265/2001 van de Commissie van 27 juni 2001 houdende vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad, wat de productierestitutie voor bepaalde in de chemische industrie gebruikte producten van de sector suiker betreft (2) worden deze restituties bepaald op basis van de voor witte suiker vastgestelde restitutie.

(3)

In artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1265/2001 is bepaald dat de productierestitutie voor witte suiker maandelijks wordt vastgesteld voor perioden die op de eerste van iedere maand beginnen.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1265/2001 bedoelde productierestitutie voor witte suiker wordt voor de periode van 1 tot en met 31 januari 2005 vastgesteld op 38,829 EUR/100 kg nettogewicht.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 december 2004.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).

(2)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 63.


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Raad

30.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 389/25


BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 5 juli 2004

betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Griekenland

(2004/917/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 104, lid 6,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Gezien de opmerkingen van Griekenland,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 104 van het verdrag dienen de lidstaten buitensporige tekorten te vermijden.

(2)

Het stabiliteits- en groeipact is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke openbare financiën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een tot werkgelegenheidsschepping leidende sterke duurzame groei te verbeteren.

(3)

De buitensporigtekortprocedure van artikel 104 voorziet in een beschikking betreffende het bestaan van een buitensporig tekort. Het aan het verdrag gehechte protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten bevat nadere bepalingen betreffende de toepassing van de buitensporigtekortprocedure. Verordening (EG) nr. 3605/93 van de Raad van 22 november 1993 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten (1) bevat gedetailleerde regels en definities voor de toepassing van de bepalingen van genoemd protocol.

(4)

Volgens artikel 104, lid 5, van het Verdrag moet de Commissie advies uitbrengen aan de Raad indien zij van oordeel is dat er in een lidstaat een buitensporig tekort bestaat of kan ontstaan. De Commissie heeft op 24 juni 2004 een dergelijk advies over Griekenland aan de Raad uitgebracht. Na onderzoek van alle relevante factoren waarmee in haar verslag op grond van artikel 104, lid 3, rekening is gehouden en gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité overeenkomstig artikel 104, lid 4, kwam de Commissie in haar advies van 24 juni 2004 tot de conclusie dat er in Griekenland een buitensporig tekort bestaat.

(5)

In artikel 104, lid 6, van het Verdrag wordt bepaald dat de Raad rekening moet houden met de opmerkingen die de betrokken lidstaat eventueel wenst te maken, alvorens, na een algehele evaluatie te hebben gemaakt, te besluiten of er al dan niet een buitensporig tekort bestaat.

(6)

De algehele evaluatie leidt tot de volgende conclusies. In 2003 bedroeg het overheidstekort in Griekenland 3,2 % van het BBP. Het feit dat er zich in 2003 een overschrijding van de in het verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het BBP heeft voorgedaan, werd niet veroorzaakt door een buiten de macht van de Griekse autoriteiten vallende ongewone gebeurtenis in de zin van het stabiliteits- en groeipact, en was evenmin het gevolg van een ernstige economische neergang. De overschrijding vond daarentegen plaats in een klimaat dat gekenmerkt werd door een krachtige economische groei van 4,2 % in 2003 en een positieve output gap van ongeveer 1,5 % van het BBP. Het werkelijk voor 2003 geboekte overheidstekort steekt schril af bij het in het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van december 2002 vermelde streefcijfer voor het tekort van 0,9 % van het BBP. Volgens de Commissie is de ernstige ontsporing toe te schrijven aan uitzonderlijke factoren (uitgavenoverschrijdingen ten gevolge van de voorbereiding van de Olympische Spelen en de uitkering van schadevergoedingen voor door het weer veroorzaakte schade), hoger dan geplande lopende uitgaven (sociale overdrachten en lonen in de overheidssector) en tegenvallende ontvangsten (BTW, inkomstenbelastingen en de herindeling van een betaling van de Postspaarbank aan de staat als een financiële transactie).

(7)

In haar voorjaarsprognoses 2004, die gebaseerd zijn op de veronderstelling dat het beleid ongewijzigd blijft en op het eind maart meegedeelde tekortcijfer van 2,95 % van het BBP voor 2003, voorspelt de Commissie dat het overheidstekort in Griekenland in 2004 zal uitkomen op 3,2 % van het BBP.

(8)

De schuldquote beliep in 2003 103 % van het BBP en lag daarmee ver boven de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60 %. Bovendien voorspelt de Commissie in haar voorjaarsprognoses 2004 dat de schuldquote in 2004 slechts licht zal dalen tot 102,8 % van het BBP. Zij blijft daarmee boven de 98,3 % van het BBP die op 4 mei 2004 door de Griekse autoriteiten werd meegedeeld. Het hoge niveau van de overheidsschuld en het langzame dalingstempo ervan zijn zorgwekkend, vooral in een periode van hoge nominale groei en een positieve en toenemende output gap.

(9)

Momenteel bestaat nog steeds onzekerheid omtrent de kwaliteit van de gegevens over de openbare financiën. Het op 4 mei gerapporteerde tekortcijfer voor 2003 van 3,2 % van het BBP steekt schril af bij het begin maart meegedeelde cijfer van 1,7 % van het BBP, dat aan het einde van dezelfde maand werd bijgesteld tot 2,95 % van het BBP, nadat de nieuwe regering het initiatief had genomen om tot een grondige controle van de openbare financiën over te gaan. Aangezien er rond de onderliggende gegevens nog een aantal vragen open blijven, hebben de Griekse autoriteiten toegezegd de meeste hangende problemen zo spoedig mogelijk op te lossen in nauwe samenwerking met Eurostat. Hoewel Eurostat de op 4 mei verstrekte gegevens heeft gevalideerd, zijn er bovendien sterke aanwijzingen dat er in september 2004, wanneer de gebruikelijke rapportage plaatsvindt, wederom sprake zal zijn van aanmerkelijke herzieningen voor 2003 en eerdere jaren. Wat de tekortcijfers betreft, zal het bijna zeker gaan om bijstellingen in opwaartse zin. Daarenboven wordt verwacht dat deze herzieningen een opwaarts effect zullen sorteren op het tekortcijfer voor 2004,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uit een algehele evaluatie volgt dat er in Griekenland een buitensporig tekort bestaat.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de Helleense Republiek.

Gedaan te Brussel, 5 juli 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

G. ZALM


(1)  PB L 332 van 31.12.1993, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 351/2002 van de Commissie (PB L 55 van 26.2.2002, blz. 23).


30.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 389/27


BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 5 juli 2004

betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Hongarije

(2004/918/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 104, lid 6,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Gezien de opmerkingen van Hongarije,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 104 van het verdrag dienen de lidstaten buitensporige tekorten te vermijden. Dit geldt ook voor lidstaten met een derogatie, wat het geval is voor alle landen die op 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden.

(2)

Het stabiliteits- en groeipact is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke openbare financiën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een tot werkgelegenheidsschepping leidende sterke duurzame groei te verbeteren.

(3)

De buitensporigtekortprocedure van artikel 104 voorziet in een beschikking betreffende het bestaan van een buitensporig tekort en het aan het verdrag gehechte protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten bevat nadere bepalingen betreffende de toepassing van de buitensporigtekortprocedure. Verordening (EG) nr. 3605/93 van de Raad van 22 november 1993 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten (1), bevat gedetailleerde regels en definities voor de toepassing van de bepalingen van genoemd protocol.

(4)

Volgens artikel 104, lid 5, van het verdrag moet de Commissie advies uitbrengen aan de Raad indien zij van oordeel is dat er in een lidstaat een buitensporig tekort bestaat of kan ontstaan. Na onderzoek van alle relevante factoren waarmee in haar verslag op grond van artikel 104, lid 3, rekening is gehouden en gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité overeenkomstig artikel 104, lid 4, kwam de Commissie in haar advies van 24 juni 2004 tot de conclusie dat er in Hongarije een buitensporig tekort bestaat.

(5)

In artikel 104, lid 6, van het verdrag wordt bepaald dat de Raad rekening moet houden met de opmerkingen die de betrokken lidstaat eventueel wenst te maken, alvorens, na een algehele evaluatie te hebben gemaakt, te besluiten of er al dan niet een buitensporig tekort bestaat.

(6)

De algehele evaluatie leidt tot de volgende conclusies. In 2003 bedroeg het overheidstekort in Hongarije 5,9 % van het BBP en overschreed daarmee de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het BBP. Het feit dat het overheidstekort de referentiewaarde van 3 % van het BBP overschreed, werd niet veroorzaakt door een buiten de macht van de Hongaarse autoriteiten vallende ongewone gebeurtenis, en was evenmin het gevolg van een ernstige economische neergang, in de zin van het stabiliteits- en groeipact. Het overheidstekort zal in 2004 waarschijnlijk wederom boven de 3 % van het BBP uitkomen. In haar voorjaarprognoses 2004 voorspelt de Commissie met name dat het tekort in 2004 4,9 % van het BBP zal bedragen, terwijl in het convergentieprogramma van Hongarije het tekort wordt geraamd op 4,6 % van het BBP. De schuldquote, die in 2003 59 % bedroeg, zal in 2004 waarschijnlijk wederom juist onder de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60 % uitkomen,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uit een algehele evaluatie volgt dat er in Hongarije een buitensporig tekort bestaat.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de Republiek Hongarije.

Gedaan te Brussel, 5 juli 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

G. ZALM


(1)  PB L 332 van 31.12.1993, blz 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 351/2002 van de Commissie (PB L 55 van 26.2.2002, blz. 23).


30.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 389/28


BESLUIT VAN DE RAAD

van 22 december 2004

betreffende de aanpak van voertuigcriminaliteit met grensoverschrijdende implicaties

(2004/919/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag van de Europese Unie, met name op artikel 30, lid 1, onder a), en op artikel 34, lid 2, onder c),

Gezien het initiatief van het Koninkrijk der Nederlanden,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Jaarlijks worden naar schatting 1,2 miljoen personenauto’s in de lidstaten van de Europese Unie gestolen.

(2)

Met deze diefstallen is een aanzienlijke schade gemoeid, ten minste 15 miljard euro per jaar.

(3)

Een groot deel van deze voertuigen, naar schatting 30-40 %, wordt door de georganiseerde misdaad gestolen, omgebouwd en geëxporteerd naar andere staten binnen en buiten de Europese Unie.

(4)

Naast materiële schade wordt hierdoor ook ernstige schade aangericht aan het rechtsgevoel en het gevoel van veiligheid van burgers. Voertuigcriminaliteit kan gepaard gaan met ernstige vormen van geweld.

(5)

Daarmee wordt het bereiken van de doelstelling van artikel 29 van het Verdrag, om de burgers een hoog niveau van zekerheid te verschaffen in een gebied van vrijheid, veiligheid en recht, bemoeilijkt.

(6)

De Raad heeft op 27 mei 1999 een resolutie aangenomen inzake de bestrijding van de internationale criminaliteit die zich via routes verspreidt (1).

(7)

Voertuigcriminaliteit kan bovendien internationaal een relatie hebben met andere vormen van criminaliteit zoals handel in verdovende middelen, vuurwapens en mensenhandel.

(8)

De aanpak van voertuigcriminaliteit is de zaak van de wetshandhavingsdiensten van de lidstaten. Een gezamenlijke evenredige aanpak waarbij — waar mogelijk en nodig — de lidstaten en de wetshandhavingsautoriteiten van de lidstaten samenwerken, is evenwel nodig om grensoverschrijdende aspecten van deze misdaadvorm aan te pakken.

(9)

Met name is de samenwerking tussen de wetshandhavingsautoriteiten en de registrerende voertuigautoriteiten van belang, alsmede de informatievoorziening naar de relevante partijen.

(10)

De samenwerking met EUROPOL is eveneens van belang, aangezien EUROPOL kan voorzien in analyses en rapportages terzake.

(11)

De Europese Politieacademie (CEPOL) biedt de politiediensten in de lidstaten via het elektronisch European Police Learning Net (EPLN) op het gebied van voertuigcriminaliteit een bibliotheekfunctie voor het naslaan van informatie en expertise. Daarnaast biedt EPLN de mogelijkheid kennis en ervaringen uit te wisselen via de discussiefunctie.

(12)

Uitbreiding van het aantal lidstaten dat toetreedt tot het multilaterale Verdrag EUCARIS zal de bestrijding van voertuigcriminaliteit versterken.

(13)

Een aantal specifieke maatregelen zal genomen moeten worden teneinde de voertuigcriminaliteit met een internationale dimensie effectief te kunnen bestrijden,

BESLUIT:

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van dit besluit gelden de volgende definities:

1)

„voertuig”: ieder motorvoertuig, aanhanger of caravan als gedefinieerd in de bepalingen met betrekking tot het Schengeninformatiesysteem (SIS).

2)

„Nationale bevoegde autoriteiten”: door de lidstaten voor de toepassing van dit besluit aangewezen nationale autoriteiten, die waar passend politie, douane, grenswachters en justitiële autoriteiten kunnen omvatten.

Artikel 2

Doelstelling

1.   Doelstelling van dit besluit is te komen tot een betere samenwerking binnen de Europese Unie om grensoverschrijdende voertuigcriminaliteit te voorkomen en te bestrijden.

2.   Bijzondere aandacht wordt besteed aan de relatie van autodiefstal en illegale autohandel met vormen van georganiseerde criminaliteit zoals handel in verdovende middelen, vuurwapens en mensenhandel.

Artikel 3

Samenwerking tussen bevoegde nationale autoriteiten

1.   De lidstaten nemen in overeenstemming met het nationale recht de nodige maatregelen, bijvoorbeeld door middel van samenwerkingsafspraken, om de onderlinge samenwerking tussen de nationale bevoegde autoriteiten met het oog op bestrijding van grensoverschrijdende voertuigcriminaliteit te versterken.

2.   Specifieke aandacht zal worden besteed aan samenwerking inzake exportcontrole, waarbij rekening wordt gehouden met de onderscheiden bevoegdheden in de lidstaten.

Artikel 4

Samenwerking tussen bevoegde autoriteiten en private sector

1.   De lidstaten nemen waar nodig maatregelen voor periodiek overleg tussen de nationale bevoegde autoriteiten, overeenkomstig het nationale recht; bij dit overleg kunnen vertegenwoordigers van de private sector (zoals houders van private registers van vermiste auto’s, het assurantiewezen en de autobranche) betrokken worden om te komen tot coördinatie van informatie en afstemming van ieders werkzaamheden op dit terrein.

2.   In overeenstemming met het nationale recht vergemakkelijken de lidstaten de procedures voor een snelle repatriëring van een door de nationale bevoegde autoriteiten na inbeslagname vrijgegeven voertuig.

Artikel 5

Contactpunten voertuigcriminaliteit

1.   De lidstaten wijzen uiterlijk 30 maart 2005, een contactpunt binnen de wetshandhavingautoriteiten aan voor de aanpak van grensoverschrijdende voertuigcriminaliteit.

2.   De lidstaten machtigen de contactpunten om op basis van de bestaande toepasselijke wetgeving ervaringen, deskundigheid en algemene en technische informatie op het gebied van voertuigcriminaliteit uit te wisselen. De uitwisseling van informatie omvat methodes en beste praktijken inzake preventie van voertuigcriminaliteit, maar omvat geen uitwisseling van persoonsgegevens.

3.   Informatie betreffende de aangewezen nationale contactpunten, inclusief latere wijzigingen, wordt meegedeeld aan het secretariaat-generaal van de Raad, dat de informatie in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendmaakt.

Artikel 6

Signalering van gestolen voertuigen en voertuigregistratiebewijzen

1.   De bevoegde autoriteiten in de lidstaten dragen na aangifte van diefstal van een voertuig in overeenstemming met het nationale recht zorg voor een onmiddellijke gestolen-voertuigensignalering in het SIS en — indien mogelijk — in de Stolen Motor Vehicle gegevensbank van Interpol.

2.   Een signalering in het opsporingsregister wordt in overeenstemming met het nationale recht door de signalerende lidstaat onmiddellijk ingetrokken zodra de reden voor de signalering van het voertuig komt te vervallen.

3.   De bevoegde autoriteiten in de lidstaten dragen na de aangifte van een diefstal van voertuigregistratiebewijzen zorg voor onmiddellijke signalering daarvan in het SIS, overeenkomstig het nationale recht.

Artikel 7

Registratie

1.   Iedere lidstaat draagt er zorg voor dat zijn bevoegde autoriteiten de nodige maatregelen nemen om misbruik en diefstal van voertuigregistratiedocumenten te voorkomen.

2.   De wetshandhavingsautoriteiten delen de nationale registrerende voertuigautoriteiten mee of een voertuig waarvoor de registratieprocedure loopt, als gestolen te boek staat. De toegang tot gegevensbanken in dit verband vindt plaats met inachtneming van de bepalingen van het Gemeenschapsrecht.

Artikel 8

Voorkoming misbruik voertuigregistratiebewijs

1.   Ter voorkoming van misbruik van voertuigregistratiebewijzen draagt elke lidstaat er in overeenstemming met het nationale recht zorg voor dat zijn bevoegde autoriteiten de nodige maatregelen treffen om het registratiebewijs van de eigenaar of houder van het voertuig in te vorderen nadat het voertuig ernstige schade heeft opgelopen bij een aanrijding (total loss).

2.   Invordering in overeenstemming met het nationale recht vindt bovendien plaats wanneer bij controle door de wetshandhavingdienst het vermoeden ontstaat dat een inbreuk is gemaakt op de voertuigidentiteitskenmerken, zoals het voertuigidentificatienummer.

3.   Het voertuigregistratiebewijs wordt alleen na keuring en gunstige verificatie van de identiteit van het voertuig en in overeenstemming met het nationale recht teruggegeven.

Artikel 9

Europol

Elke lidstaat draagt er zorg voor dat zijn wetshandhavingsautoriteiten Europol binnen de grenzen van het mandaat en de taakomschrijving van Europol waar nodig informeren over daders van voertuigcriminaliteit.

Artikel 10

Deskundigheidsbevordering en opleiding

De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat de nationale instellingen die bevoegd zijn voor de opleiding van de betrokken wetshandhavingsautoriteiten waar nodig in samenwerking met de Europese Politieacademie (CEPOL), in hun curriculum de specialistische training op het gebied van het voorkomen en opsporen van autodiefstal bevorderen. Die training kan een inbreng van Europol omvatten die strookt met zijn bevoegdheid.

Artikel 11

Bijeenkomst contactpunten en jaarrapportage aan de Raad

De contactpunten voertuigcriminaliteit komen onder leiding van de lidstaat die het voorzitterschap van de Raad bekleedt minimaal een keer per jaar bijeen. Europol wordt uitgenodigd daarin te participeren. Het voorzitterschap brengt rapport uit aan de Raad over de voortgang met betrekking tot de ter zake dienende praktische samenwerking tussen wetshandhavingsautoriteiten.

Artikel 12

Evaluatie

De Raad evalueert de uitvoering van dit besluit uiterlijk 30 december 2007.

Artikel 13

Datum waarop het besluit van kracht wordt

Dit besluit wordt van kracht op de dag van bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Voor de lidstaten waar de bepalingen van het Schengenacquis met betrekking tot het SIS nog niet in werking zijn getreden, worden de in dit besluit vervatte verplichtingen met betrekking tot het SIS van kracht op de datum waarop deze bepalingen van toepassing worden, als bepaald in een daartoe overeenkomstig de toepasselijke procedures vastgestelde besluit van de Raad.

Gedaan te Brussel, 22 december 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

C. VEERMAN


(1)  PB C 162 van 9.6.1999, blz. 1.


Commissie

30.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 389/31


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 20 december 2004

inzake een afwijking van bepaalde voorschriften van Richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad in het geval van de Azoren

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 4880)

(Slechts de tekst in de Portugese taal is authentiek)

(2004/920/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van Richtlijn 96/92/EG (1), inzonderheid op artikel 26, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 26, lid 1, van Richtlijn 2003/54/EG bepaalt dat lidstaten die na de inwerkingtreding van deze richtlijn kunnen aantonen dat zich wezenlijke beheersproblemen voordoen voor hun kleine geïsoleerde netten, om afwijkingen kunnen vragen van de desbetreffende bepalingen van de hoofdstukken IV, V, VI en VII, alsmede, voor geïsoleerde microsystemen, hoofdstuk III met het oog op het aanpassen, verbeteren en vergroten van de bestaande capaciteit. De Commissie kan hun die afwijkingen toestaan.

(2)

Portugal legde de Commissie op 29 juni 2004 een verzoek voor om, wat de Azoren betreft, voor onbepaalde tijd te worden ontheven van de verplichting te voldoen aan het bepaalde in de hoofdstukken III, IV, V, VI, VII uit hoofde van artikel 26, lid 1, van Richtlijn 2003/54/EG.

(3)

De Azoren gelden als een „geïsoleerd micronet” zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 27, van Richtlijn 2003/54/EG.

(4)

De bijzondere kenmerken van de Azoren, namelijk hun afgelegen ligging, insulaire karakter, geringe landoppervlakte, moeilijke topografie en klimaat hebben erkenning gevonden in artikel 299, lid 2, van het EG-Verdrag.

(5)

De aan het Portugese verzoek gehechte documenten tonen genoegzaam aan dat een op concurrentie gebaseerde elektriciteitsmarkt een onmogelijk te bereiken of onpraktische doelstelling is, gezien het zeer lage productieniveau en het feit dat de eilanden ook van elkaar geïsoleerd zijn. In een dermate klein systeem is het dikwijls niet mogelijk meer dan één opwekkingsfaciliteit per eiland te hebben, hetgeen de aanwezigheid van concurrerende stroomleveranciers zeer onwaarschijnlijk maakt. De geringe omvang van de markt is nauwelijks bevorderlijk voor vergunningsaanvragen of inschrijvingen op aanbestedingen. Bovendien ontbreekt het aan een hoogspanningstransmissiesysteem en verliezen de vereisten van de richtlijn betreffende scheidingsvoorschriften inzake distributiesystemen, bij afwezigheid van concurrentie in het productieproces, hun wettige grond. Dezelfde overwegingen gelden voor de toegang van derden tot het systeem.

(6)

De Commissie heeft het Portugese verzoek op zijn gegrondheid beoordeeld en heeft zich ervan vergewist dat de afwijking en de voorwaarden voor de toepassing hiervan de verwezenlijking van de doelstellingen van de richtlijn niet in de weg zullen staan.

(7)

Wel moet rekening worden gehouden met mogelijke technologische ontwikkelingen op de middellange en lange termijn die aanzienlijke veranderingen teweeg kunnen brengen.

(8)

De Commissie heeft alle lidstaten geraadpleegd zoals voorgeschreven in artikel 26, lid 1, van Richtlijn 2003/54/EG,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Een afwijking van de desbetreffende bepalingen van de hoofdstukken IV, V, VI en VII, alsmede van hoofdstuk III met het oog op het aanpassen, verbeteren en vergroten van de bestaande capaciteit wordt toegestaan aan de Portugese Republiek voor de negen eilanden die tezamen de Azoren vormen.

Artikel 2

De Portugese regelgever op energiegebied zal de ontwikkelingen in de elektriciteitssector van de Azoren volgen en de Commissie verslag uitbrengen over enigerlei beduidende veranderingen in de sector die een herevaluatie van de toegestane afwijking noodzakelijk zouden kunnen maken. Een eerste verslag wordt ingediend vier jaar na de datum van deze beschikking en een tweede negen jaar na die datum.

Artikel 3

Deze afwijking is geldig voor onbepaalde tijd. Zij kan door de Commissie worden geherevalueerd indien zich in de elektriciteitssector van de Azoren beduidende veranderingen voordoen.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de Portugese Republiek.

Gedaan te Brussel, 20 december 2004.

Voor de Commissie

Andris PIEBALGS

Lid van de Commissie


(1)  PL L 176 van 15.7.2003, blz. 37. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/85/EG van de Raad (PB L 236 van 7.7.2004, blz. 10).


30.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 389/33


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 27 december 2004

met betrekking tot de financiering door de Gemeenschap van een Eurobarometer-enquête naar de opvattingen van consumenten over het welzijn van landbouwhuisdieren

(2004/921/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name op artikel 17,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uit hoofde van Beschikking 90/424/EEG dient de Gemeenschap een financiële bijdrage te verlenen voor de tenuitvoerlegging van een voorlichtingsbeleid op het gebied van de dierenbescherming.

(2)

In het kader van dit voorlichtingsbeleid moeten onder andere studies worden gemaakt voor de voor te bereiden en uit te werken wetgeving op het gebied van de dierenbescherming.

(3)

Uitvoering van een opinieonderzoek naar de opvattingen van consumenten over het welzijn van landbouwhuisdieren maakt deel uit van dit voorlichtingsbeleid op het gebied van de dierenbescherming. De benodigde financiële middelen voor dit opinieonderzoek van de Gemeenschap moeten dan ook worden gereserveerd en uitbetaald indien het geplande opinieonderzoek op doeltreffende wijze ten uitvoer is gebracht.

(4)

Het opinieonderzoek zal plaatsvinden in het kader van de specifieke Eurobarometer-enquêtes. De Europese Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Commissie van de Europese Gemeenschappen, heeft hiertoe een kaderovereenkomst (2), gesloten met het uit Taylor Nelson Sofres PLC en EOS Gallup Europe bestaande consortium TNS Opinion and Survey, vertegenwoordigd door het coördinatiecentrum European Omnibus Survey „EOS Gallup Europe”.

(5)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid.

BESLUIT:

Enig artikel

Hierbij wordt goedkeuring gegeven voor een met maximaal 200 000 EUR uit begrotingspost 17 04 02 van de Europese Unie te financieren opinieonderzoek naar de opvattingen van consumenten over het welzijn van landbouwhuisdieren. Het opinieonderzoek in de vorm van een specifieke Eurobarometer-enquête zal worden uitgevoerd in het bestek van een kaderovereenkomst die de Europese Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Commissie van de Europese Gemeenschappen, heeft gesloten met het uit Taylor Nelson Sofres PLC en EOS Gallup Europe bestaande consortium TNS Opinion and Survey, vertegenwoordigd door het coördinatiecentrum European Omnibus Survey „EOS Gallup Europe”.

Gedaan te Brussel, 27 december 2004.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/99/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 325 van 12.12.2003, blz. 31).

(2)  Overeenkomst nr. PRESS-B-1/2003-25/B1 van 24.8.2004.


30.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 389/34


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 29 december 2004

tot wijziging van de Beschikkingen 2003/746/EG en 2003/848/EG wat betreft de herverdeling van de financiële bijdrage van de Gemeenschap aan bepaalde lidstaten voor hun TSE-uitroeiings- en -bewakingsprogramma’s voor 2004

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 5396)

(2004/922/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name op artikel 24, leden 5 en 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 2003/746/EG van de Commissie van 14 oktober 2003 betreffende de lijst van programma’s voor de uitroeiing en de bewaking van bepaalde TSE’s waaraan in 2004 een financiële bijdrage van de Gemeenschap kan worden verleend (2) bevat de lijst van door de lidstaten bij de Commissie ingediende programma’s voor de bewaking van overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE’s) waarvoor in 2004 een financiële bijdrage van de Gemeenschap kan worden verleend. Ook het voorgestelde percentage en de maximumbedragen voor de verschillende programma’s zijn bij die beschikking vastgesteld.

(2)

Bij Beschikking 2003/848/EG van de Commissie van 28 november 2003 tot goedkeuring van de TSE-uitroeiings- en –bewakingsprogramma’s voor 2004 van de lidstaten en een aantal toetredende lidstaten en tot vaststelling van de financiële bijdrage van de Gemeenschap (3) zijn de programma’s van Beschikking 2003/746/EG goedgekeurd en de maximumbedragen van de financiële bijdrage van de Gemeenschap vastgesteld.

(3)

Beschikking 2003/848/EG bepaalt dat de lidstaten elke maand bij de Commissie een voortgangsverslag moeten indienen. Uit bestudering van die verslagen blijkt dat sommige lidstaten het voor 2004 aan hen toegewezen bedrag niet in zijn geheel zullen besteden, terwijl andere het toegewezen bedrag zullen overschrijden.

(4)

Derhalve dient de financiële bijdrage van de Gemeenschap aan bepaalde programma’s te worden bijgesteld. Bedragen moeten worden overgeheveld van programma’s van lidstaten die het hun toegewezen bedrag niet volledig benutten, naar lidstaten die meer uitgeven dan dat bedrag. De overhevelingen moeten gebeuren op basis van de meest recente gegevens betreffende de werkelijk door de betrokken lidstaten gedane uitgaven.

(5)

De Beschikkingen 2003/746/EG en 2003/848/EG moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Beschikking 2003/746/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage van de onderhavige beschikking.

Artikel 2

Beschikking 2003/848/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 4, lid 2, wordt „745 000 EUR” vervangen door „383 000 EUR”;

2)

In artikel 6, lid 2, wordt „21 733 000 EUR” vervangen door „24 735 000 EUR”;

3)

In artikel 8, lid 2, wordt „6 283 000 EUR” vervangen door „6 401 000 EUR”;

4)

In artikel 10, lid 2, wordt „4 028 000 EUR” vervangen door „4 346 000 EUR”;

5)

In artikel 11, lid 2, wordt „1 675 000 EUR” vervangen door „1 789 000 EUR”;

6)

In artikel 12, lid 2, wordt „1 012 000 EUR” vervangen door „1 177 000 EUR”;

7)

In artikel 15, lid 2, wordt „7 726 000 EUR” vervangen door „4 269 000 EUR”;

8)

In artikel 17, lid 2, wordt „103 000 EUR” vervangen door „159 000 EUR”;

9)

In artikel 19, lid 2, wordt „353 000 EUR” vervangen door „399 000 EUR”;

10)

In artikel 21, lid 2, wordt „5 000 EUR” vervangen door „1 000 EUR”;

11)

In artikel 22, lid 2, wordt „755 000 EUR” vervangen door „927 000 EUR”;

12)

In artikel 24, lid 2, wordt „435 000 EUR” vervangen door „573 000 EUR”;

13)

In artikel 25, lid 2, wordt „1 160 000 EUR” vervangen door „3 014 000 EUR”;

14)

In artikel 26, lid 2, wordt „490 000 EUR” vervangen door „1 006 000 EUR”;

15)

In artikel 27, lid 2, wordt „3 210 000 EUR” vervangen door „671 000 EUR”;

16)

In artikel 28, lid 2, wordt „675 000 EUR” vervangen door „704 000 EUR”;

17)

In artikel 29, lid 2, wordt „30 000 EUR” vervangen door „5 000 EUR”;

18)

In artikel 30, lid 2, wordt „255 000 EUR” vervangen door „275 000 EUR”;

19)

In artikel 31, lid 2, wordt „5 000 EUR” vervangen door „3 000 EUR”;

20)

In artikel 32, lid 2, wordt „5 000 EUR” vervangen door „34 000 EUR”;

21)

In artikel 33, lid 2, wordt „7 460 000 EUR” vervangen door „6 652 000 EUR”;

22)

In artikel 34, lid 2, wordt „740 000 EUR” vervangen door „1 360 000 EUR”.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 29 december 2004.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 224 van 18.9.1990, blz. 19. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

(2)  PB L 269 van 21.10.2003, blz. 24.

(3)  PB L 322 van 09.12.2003, blz. 11.


BIJLAGE

De bijlagen I en II bij Beschikking 2003/746/EG worden vervangen door:

BIJLAGE I

Lijst van programma’s voor de bewaking van TSE’s

Percentage en maximumbedrag van de financiële bijdrage van de Gemeenschap

Ziekte

Lidstaat

Percentage aankoop testkits

(in %)

Maximumbedrag

(in EUR)

TSE’s

België

100

3 351 000

Denemarken

100

2 351 000

Duitsland

100

15 611 000

Griekenland

100

383 000

Spanje

100

4 854 000

Frankrijk

100

24 735 000

Ierland

100

5 386 000

Italië

100

6 401 000

Luxemburg

100

158 000

Nederland

100

4 346 000

Oostenrijk

100

1 789 000

Portugal

100

1 177 000

Finland

100

1 060 000

Zweden

100

358 000

Verenigd Koninkrijk

100

4 269 000

 

Cyprus

100

144 000

 

Estland

100

159 000

 

Malta

100

37 000

 

Slovenië

100

399 000

Totaal

76 968 000

BIJLAGE II

Lijst van programma’s voor de uitroeiing van scrapie

Maximumbedrag van de financiële bijdrage van de Gemeenschap

Ziekte

Lidstaat

Percentage

Maximumbedrag

(in EUR)

Scrapie

Denemarken

50 % doden, 100 % genotypering

1 000

Duitsland

50 % doden, 100 % genotypering

927 000

Griekenland

50 % doden, 100 % genotypering

450 000

Spanje

50 % doden, 100 % genotypering

573 000

Frankrijk

50 % doden, 100 % genotypering

3 014 000

Ierland

50 % doden, 100 % genotypering

1 006 000

Italië

50 % doden, 100 % genotypering

671 000

Nederland

50 % doden, 100 % genotypering

704 000

Oostenrijk

50 % doden, 100 % genotypering

5 000

Portugal

50 % doden, 100 % genotypering

275 000

Finland

50 % doden, 100 % genotypering

3 000

Zweden

50 % doden, 100 % genotypering

34 000

Verenigd Koninkrijk

50 % doden, 100 % genotypering

6 652 000

 

Cyprus

50 % doden, 100 % genotypering

1 360 000

Totaal

15 675 000


30.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 389/37


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 29 december 2004

tot wijziging van de Beschikkingen 2003/743/EG en 2003/849/EG wat betreft de herverdeling van de financiële bijdrage van de Gemeenschap aan bepaalde lidstaten voor hun programma’s voor de uitroeiing en bewaking van dierziekten en voor controles ter voorkoming van zoönoses voor 2004

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 5397)

(Voor de EER relevante tekst)

(2004/923/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name op artikel 24, leden 5 en 6, en de artikelen 29 en 32,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 90/424/EEG voorziet in de mogelijkheid tot het verlenen van een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de programma’s van de lidstaten voor de uitroeiing en de bewaking van dierziekten en voor controles ter voorkoming van zoönoses.

(2)

Beschikking 2003/743/EG van de Commissie van 14 oktober 2003 betreffende de lijsten van programma's voor de uitroeiing en bewaking van dierziekten en van controleprogramma's ter voorkoming van zoönoses die in 2004 in aanmerking komen voor een financiële bijdrage van de Gemeenschap (2) stelt het voorgestelde percentage en het maximumbedrag van de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor elk door de lidstaten ingediende programma vast.

(3)

Beschikking 2003/849/EG van de Commissie van 28 november 2003 tot goedkeuring van de programma's voor de uitroeiing en de bewaking van bepaalde dierziekten en voor de preventie van zoönoses die de lidstaten voor 2004 hebben ingediend, en tot vaststelling van de financiële bijdrage van de Gemeenschap (3) stelt het maximumbedrag van de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor elk door de lidstaten ingediende programma vast.

(4)

De Commissie heeft de door de lidstaten ingediende verslagen over de uitgaven van de programma's bestudeerd. Daaruit blijkt dat sommige lidstaten het voor 2004 aan hen toegewezen bedrag niet in zijn geheel zullen besteden, terwijl andere lidstaten meer zullen uitgeven dan het toegewezen bedrag.

(5)

Derhalve dient de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor bepaalde programma's te worden bijgesteld. Bedragen moeten worden overgeheveld van programma's van lidstaten die het hun toegewezen bedrag niet volledig benutten naar lidstaten die meer uitgeven dan dat bedrag. De overhevelingen moeten gebeuren op basis van de meest recente gegevens betreffende de daadwerkelijk door de betrokken lidstaten gedane uitgaven.

(6)

De Beschikkingen 2003/743/EG en 2003/849/EG moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De bijlagen I en II bij Beschikking 2003/743/EG worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze beschikking.

Artikel 2

Beschikking 2003/849/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 1, lid 2,wordt „200 000 EUR” vervangen door „190 000 EUR”;

2)

In artikel 2, lid 2, wordt „650 000 EUR” vervangen door „700 000 EUR”;

3)

In artikel 3, lid 2, wordt „800 000 EUR” vervangen door „600 000 EUR”;

4)

In artikel 4, lid 2, wordt „70 000 EUR” vervangen door „80 000 EUR”;

5)

In artikel 5, lid 2, wordt „370 000 EUR” vervangen door „0 EUR”;

6)

In artikel 6, lid 2, wordt „1 800 000 EUR” vervangen door „1 695 000 EUR”;

7)

In artikel 7, lid 2, wordt „110 000 EUR” vervangen door „0 EUR”;

8)

In artikel 8, lid 2, wordt „400 000 EUR” vervangen door „410 000 EUR”;

9)

In artikel 9, lid 2, wordt „85 000 EUR” vervangen door „55 000 EUR”;

10)

In artikel 11, lid 2, wordt „4 000 000 EUR” vervangen door „4 150 000 EUR”;

11)

In artikel 12, lid 2, wordt „5 000 000 EUR” vervangen door „5 055 000 EUR”;

12)

In artikel 13, lid 2, wordt „1 500 000 EUR” vervangen door „1 545 000 EUR”;

13)

In artikel 15, lid 2, wordt „150 000 EUR” vervangen door „50 000 EUR”;

14)

In artikel 16, lid 2, wordt „1 800 000 EUR” vervangen door „2 000 000 EUR”;

15)

In artikel 17, lid 2, wordt „110 000 EUR” vervangen door „125 000 EUR”;

16)

In artikel 18, lid 2, wordt „2 000 000 EUR” vervangen door „2 700 000 EUR”;

17)

In artikel 20, lid 2, wordt „5 000 000 EUR” vervangen door „4 935 000 EUR”;

18)

In artikel 22, lid 2, wordt „1 200 000 EUR” vervangen door „1 900 000 EUR”;

19)

In artikel 24, lid 2, wordt „150 000 EUR” vervangen door „165 000 EUR”;

20)

In artikel 25, lid 2, wordt „400 000 EUR” vervangen door „540 000 EUR”;

21)

In artikel 26, lid 2, wordt „40 000 EUR” vervangen door „255 000 EUR”;

22)

In artikel 28, lid 2, wordt „100 000 EUR” vervangen door „110 000 EUR”;

23)

In artikel 30, lid 2, wordt „100 000 EUR” vervangen door „115 000 EUR”;

24)

In artikel 33, lid 2, wordt „725 000 EUR” vervangen door „195 000 EUR”;

25)

In artikel 35, lid 2, wordt „6 500 000 EUR” vervangen door „6 000 000 EUR”;

26)

In artikel 36, lid 2, wordt „300 000 EUR” vervangen door „395 000 EUR”;

27)

In artikel 37, lid 2, wordt „3 500 000 EUR” vervangen door „4 500 000 EUR”;

28)

In artikel 38, lid 2, wordt „17 000 EUR” vervangen door „2 000 EUR”;

29)

In artikel 39, lid 2, wordt „2 000 000 EUR” vervangen door „1 600 000 EUR”;

30)

In artikel 40, lid 2, wordt „70 000 EUR” vervangen door „0 EUR”;

31)

In artikel 41, lid 2, wordt „150 000 EUR” vervangen door „355 000 EUR”;

32)

In artikel 43, lid 2, wordt „700 000 EUR” vervangen door „1 205 000 EUR”;

33)

In artikel 44, lid 2, wordt „150 000 EUR” vervangen door „100 000 EUR”;

34)

In artikel 45, lid 2, wordt „260 000 EUR” vervangen door „210 000 EUR”;

35)

In artikel 46, lid 2, wordt „700 000 EUR” vervangen door „150 000 EUR”;

36)

In artikel 47, lid 2, wordt „90 000 EUR” vervangen door „100 000 EUR”;

37)

In artikel 48, lid 2, wordt „400 000 EUR” vervangen door „50 000 EUR”;

38)

In artikel 49, lid 2, wordt „400 000 EUR” vervangen door „200 000 EUR”;

39)

In artikel 50, lid 2, wordt „400 000 EUR” vervangen door „10 000 EUR”;

40)

In artikel 54, lid 2, wordt „75 000 EUR” vervangen door „95 000 EUR”;

41)

In artikel 55, lid 2, wordt „800 000 EUR” vervangen door „900 000 EUR”;

42)

In artikel 58, lid 2, wordt „30 000 EUR” vervangen door „25 000 EUR”;

43)

In artikel 60, lid 2, wordt „700 000 EUR” vervangen door „550 000 EUR”;

44)

In artikel 62, lid 2, wordt „100 000 EUR” vervangen door „160 000 EUR”;

45)

In artikel 63, lid 2, wordt „50 000 EUR” vervangen door „10 000 EUR”;

46)

In artikel 65, lid 2, wordt „5 000 EUR” vervangen door „0 EUR”;

47)

In artikel 67, lid 2, wordt „60 000 EUR” vervangen door „30 000 EUR”.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 29 december 2004.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

(2)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 77.

(3)  PB L 322 van 9.12.2003, blz. 16.


BIJLAGE

De bijlagen I en II bij Beschikking 2003/743/EG worden vervangen door:

BIJLAGE I

Lijst van de programma's voor de uitroeiing en bewaking van dierziekten

Voor de financiële bijdrage van de Gemeenschap voorgestelde percentages en bedragen

Ziekte

Lidstaat

Percentage

(%)

Voorgesteld bedrag

(EUR)

Afrikaanse/Klassieke varkenspest

Italië (Sardinië)

50

250 000

Ziekte van Aujeszky

België

50

550 000

Spanje

50

75 000

Hongarije

50

160 000

Ierland

50

10 000

Litouwen

50

50 000

Malta

50

0

Portugal

50

50 000

Slowakije

50

30 000

Bluetongue

Spanje

50

355 000

Frankrijk

50

225 000

Italië

50

1 205 000

Runderbrucellose

Cyprus

50

55 000

Griekenland

50

300 000

Spanje

50

4 150 000

Ierland

50

5 055 000

Italië

50

1 545 000

Litouwen

50

50 000

Polen

50

50 000

Portugal

50

2 000 000

Slovenië

50

125 000

Verenigd Koninkrijk (1)

50

2 700 000

Rundertuberculose

Griekenland

50

300 000

Spanje

50

4 935 000

Ierland

50

4 500 000

Italië

50

1 900 000

Litouwen

50

70 000

Polen

50

165 000

Portugal

50

540 000

Slovenië

50

255 000

Verenigd Koninkrijk (1)

50

2 000 000

Klassieke varkenspest

België

50

175 000

Tsjechië

50

95 000

Duitsland

50

900 000

Litouwen

50

20 000

Luxemburg

50

90 000

Slovenië

50

25 000

Slowakije

50

125 000

Enzoötische boviene leukose

Italië

50

110 000

Litouwen

50

100 000

Portugal

50

115 000

Slowakije

50

40 000

Verenigd Koninkrijk (1)

50

5 000

Schapen- en geitenbrucellose (B. melitensis)

Cyprus

50

195 000

Griekenland

50

1 000 000

Spanje

50

6 000 000

Frankrijk

50

395 000

Italië

50

4 500 000

Litouwen

50

2 000

Portugal

50

1 600 000

Slovenië

50

0

Heartwater, babesiose en anaplasmose (2)

Frankrijk (3)

50

250 000

Rabiës

Oostenrijk

50

190 000

Tsjechië

50

700 000

Duitsland

50

600 000

Finland

50

80 000

Letland

50

0

Polen

50

1 695 000

Slovenië

50

0

Slowakije

50

410 000

Vesiculaire varkensziekte

Klassieke varkenspest

Italië

50

400 000

Totaal

53 472 000

BIJLAGE II

Lijst van controleprogramma's ter voorkoming van zoönoses

Voor de financiële bijdrage van de Gemeenschap voorgestelde percentages en bedragen

Zoönose

Lidstaat

Percentage

(in %)

Voorgesteld bedrag

(EUR)

Salmonella

Oostenrijk

50

100 000

Denemarken

50

210 000

Frankrijk

50

150 000

Ierland

50

100 000

Litouwen

50

50 000

Nederland

50

200 000

Slowakije

50

10 000

Totaal

820 000


(1)  Verenigd Koninkrijk alleen wat Noord-Ierland betreft.

(2)  Heartwater, babesiose en anaplasmose, overgedragen door vectorinsecten in de Franse overzeese departementen.

(3)  Frankrijk alleen wat Guadeloupe, Martinique en Réunion betreft.


Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie

30.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 389/41


BESLUIT 2004/924/GBVB VAN DE RAAD

van 22 november 2004

over de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Georgië betreffende de status en de activiteiten van de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Georgië, Eujust Themis

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 24,

Gezien de aanbeveling van het voorzitterschap,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 28 juni 2004 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2004/523/GBVB van 28 juni 2004 inzake de rechtsstaatmissie van de Europese Unie voor Georgië, Eujust Themis (1) vastgesteld.

(2)

In artikel 7 van het gemeenschappelijk optreden staat: „Over de status van het Eujust Themis-personeel in Georgië, in voorkomend geval inclusief de voorrechten en immuniteiten en overige waarborgen die nodig zijn voor de uitvoering en de soepele werking van Eujust Themis, wordt overeenstemming bereikt volgens de procedure van artikel 24 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.”.

(3)

Ingevolge de machtiging die de Raad op 28 juni 2004 aan de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger, die het voorzitterschap bijstaat, heeft gegeven om namens de Raad onderhandelingen te openen, is de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid met de regering van Georgië tot een overeenkomst gekomen over de status en de activiteiten van Eujust Themis.

(4)

Onverminderd artikel 10, lid 4, van de overeenkomst, dient de aankoop van goederen en diensten door Eujust Themis te voldoen aan de beginselen van transparantie, evenredigheid, gelijke behandeling en non-discriminatie.

(5)

De overeenkomst dient te worden goedgekeurd,

BESLUIT:

Artikel 1

De Overeenkomst tussen de Europese Unie en Georgië betreffende de status en de activiteiten van de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Georgië, Eujust Themis, wordt namens de Europese Unie goedgekeurd.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon aan te wijzen die bevoegd is de overeenkomst te ondertekenen teneinde daardoor de Europese Unie te binden.

Artikel 3

Dit besluit wordt van kracht op de datum van zijn aanneming.

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 22 november 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

B. R. BOT


(1)  PB L 228 van 29.6.2004, blz. 21.


VERTALING

OVEREENKOMST

tussen de Europese Unie en Georgië betreffende de status en de activiteiten van de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Georgië, EUJUST THEMIS

DE EUROPESE UNIE, hierna „de EU” genoemd,

enerzijds, en

GEORGIË, hierna „het gastland” genoemd,

anderzijds,

samen hierna „de partijen” genoemd,

REKENING HOUDEND MET HET VOLGENDE:

(1)

de brief van eerste minister Zhvania van het gastland d.d. 3 juni 2004, betreffende een verzoek aan de EU om een rechtsstaatmissie te organiseren en betreffende de mogelijkheid van passende regelingen tussen de regering van het gastland en de EU,

(2)

het antwoord van de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger d.d. 30 juni 2004 waarbij het verzoek wordt aanvaard,

(3)

de vaststelling door de Raad van de Europese Unie op 28 juni 2004 van Gemeenschappelijk Optreden 2004/523/GBVB inzake de rechtsstaatmissie EUJUST THEMIS van de EU in het gastland,

(4)

de duur van EUJUST THEMIS, die naar verwachting twaalf maanden zal bedragen,

(5)

de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen het gastland en de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, die op 22 april 1996 is ondertekend en bepalingen bevat betreffende de samenwerking in aangelegenheden die verband houden met de democratie, de rechtsstaat, de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden,

(6)

het feit dat de voorrechten en immuniteiten in deze overeenkomst niet ten doel hebben individuele personen te bevoordelen, maar de doeltreffendheid van de EU-missie te verzekeren,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Werkingssfeer en definities

1.   De bepalingen van deze overeenkomst, alsmede alle eventueel door het gastland aangegane verplichtingen en alle eventuele voorrechten, immuniteiten, faciliteiten of concessies die aan EUJUST THEMIS of aan personeel van EUJUST THEMIS worden toegekend, zijn alleen van toepassing op het grondgebied van het gastland.

2.   In het kader van deze overeenkomst wordt verstaan onder:

a)

„EUJUST THEMIS”: de rechtsstaatmissie van de EU in het gastland die door de Raad van de Europese Unie is ingesteld bij Gemeenschappelijk Optreden 2004/523/GBVB d.d. 28 juni 2004, met inbegrip van haar componenten, hoofdkwartier en personeel die op het grondgebied van het gastland worden ingezet en toegewezen zijn aan EUJUST THEMIS;

b)

„hoofd van de missie”: het hoofd van de missie van EUJUST THEMIS, dat door de Raad van de Europese Unie is aangesteld;

c)

„personeel van EUJUST THEMIS”: het hoofd van de missie, het personeel dat door lidstaten en instellingen van de EU is gedetacheerd, alsmede internationaal personeel dat op contractbasis door EUJUST THEMIS is aangeworven met het oog op de voorbereiding, ondersteuning en uitvoering van de missie, commerciële contractanten en plaatselijk personeel uitgezonderd;

d)

„hoofdkwartier”: het hoofdkwartier van EUJUST THEMIS in Tbilisi;

e)

„zendende staat”: elke lidstaat van de EU die personeel detacheert bij EUJUST THEMIS;

f)

„terreinen en gebouwen”: alle gebouwen, faciliteiten en land die nodig zijn voor de activiteiten van EUJUST THEMIS alsmede voor de huisvesting van het personeel van EUJUST THEMIS.

Artikel 2

Algemene bepalingen

1.   EUJUST THEMIS en het personeel van EUJUST THEMIS eerbiedigen de wetten en regelgeving van het gastland en onthouden zich van enige actie of activiteit die onverenigbaar is met het onpartijdige en internationale karakter van hun taken of niet strookt met de bepalingen van deze overeenkomst.

2.   EUJUST THEMIS is autonoom in de uitvoering van haar taken in het kader van de huidige overeenkomst. Het gastland eerbiedigt het unitaire en internationale karakter van EUJUST THEMIS.

3.   Het hoofd van de missie stelt de regering van het gastland in kennis van de locatie van het hoofdkwartier.

4.   Het hoofd van de missie deelt de regering van het gastland regelmatig en tijdig het aantal, de namen en de nationaliteit van het op het grondgebied van het gastland gestationeerde personeel van EUJUST THEMIS mee via een aan het ministerie van Buitenlandse Zaken van het gastland toe te zenden kennisgevingslijst.

Artikel 3

Identificatie

1.   De personeelsleden van EUJUST THEMIS ontvangen, en worden geïdentificeerd aan de hand van, een identiteitskaart van EUJUST THEMIS die zij te allen tijde bij zich moeten dragen. De bevoegde autoriteiten van het gastland ontvangen een specimen van een identiteitskaart van EUJUST THEMIS.

2.   Het ministerie van Buitenlandse Zaken van het gastland verstrekt diplomatieke kaarten aan de personeelsleden van EUJUST THEMIS, in overeenstemming met hun status uit hoofde van artikel 6.

3.   EUJUST THEMIS mag op haar hoofdkwartier en elders, alleen of samen met de vlag van het gastland, de EU-vlag voeren, zulks overeenkomstig het besluit van het missiehoofd.

Artikel 4

Overschrijding van de grenzen, verplaatsingen en aanwezigheid op het grondgebied van het gastland

1.   Personeel, materieel en vervoermiddelen van EUJUST THEMIS overschrijden de grens van het gastland via een officiële grensdoorlaatpost of via de internationale luchtcorridors.

2.   Het gastland vergemakkelijkt het betreden en het verlaten van zijn grondgebied voor EUJUST THEMIS en het personeel van EUJUST THEMIS. Afgezien van de paspoortcontrole bij het betreden en het verlaten van het grondgebied van het gastland zijn personeelsleden van EUJUST THEMIS, die over een diplomatieke kaart beschikken, vrijgesteld van de paspoort-, visum- en immigratievoorschriften en van elke vorm van immigratiecontrole.

3.   Personeel van EUJUST THEMIS is vrijgesteld van de regelgeving van het gastland inzake de registratie van en het toezicht op vreemdelingen, maar kan geen permanent verblijfs- of woonrecht op het grondgebied van het gastland verwerven.

4.   Voor materieel en vervoermiddelen van EUJUST THEMIS die het grondgebied van het gastland binnenkomen, doorreizen of verlaten ter ondersteuning van de missie, verstrekt EUJUST THEMIS een certificaat van vrijstelling met een inventaris. Voor dit materieel en deze vervoermiddelen hoeven geen andere douanedocumenten te worden overgelegd. Een afschrift van het certificaat wordt toegezonden aan de bevoegde autoriteiten wanneer het grondgebied van het gastland wordt betreden of verlaten. Het model van het certificaat wordt door EUJUST THEMIS in overleg met de bevoegde autoriteiten van het gastland vastgesteld.

5.   Wat de vergunnings- of registratievoorschriften voor ter ondersteuning van de missie gebruikte voertuigen en luchtvaartuigen betreft, zullen, zo nodig, aanvullende regelingen zoals bedoeld in artikel 16 worden getroffen.

6.   Personeelsleden van EUJUST THEMIS mogen op het grondgebied van het gastland motorvoertuigen besturen op voorwaarde dat zij in het bezit zijn van een geldig nationaal rijbewijs. Het gastland aanvaardt aan EUJUST THEMIS afgegeven rijbewijzen of vergunningen zonder belasting of vergoeding als geldig.

7.   EUJUST THEMIS en het personeel van EUJUST THEMIS genieten samen met hun voertuigen, luchtvaartuigen of andere vervoermiddelen, uitrusting en voorraden vrij en onbeperkt verkeer op het hele grondgebied van het gastland, met inbegrip van het luchtruim. Zo nodig kunnen technische regelingen worden gesloten overeenkomstig artikel 16.

8.   Voor het doel van de missie kunnen personeelsleden van EUJUST THEMIS, en plaatselijk personeel van EUJUST THEMIS voor reizen in het kader van officiële taken, gebruikmaken van de wegen, bruggen en luchthavens zonder andere rechten, kosten, tolheffingen, belastingen of andere vergoedingen te moeten betalen dan die welke voor specifieke dienstverrichtingen verschuldigd zijn.

Artikel 5

Voorrechten en immuniteiten van EUJUST THEMIS

1.   EUJUST THEMIS krijgt een status die gelijkwaardig is aan die van een diplomatieke missie in het kader van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer van 18 april 1961, hierna het „Verdrag van Wenen” genoemd.

2.   EUJUST THEMIS, haar eigendommen, fondsen en bezittingen genieten immuniteit van de strafrechtelijke, civiele en administratieve jurisdictie van het gastland, overeenkomstig het Verdrag van Wenen.

3.   De terreinen en gebouwen van EUJUST THEMIS zijn onschendbaar. Ambtenaren van het gastland mogen deze alleen betreden met toestemming van het hoofd van de missie.

4.   De terreinen en gebouwen van EUJUST THEMIS, de inrichting daarvan, andere goederen die zich ter plaatse bevinden en de middelen van vervoer genieten immuniteit van onderzoek, vordering, beslaglegging of executoriale maatregelen.

5.   Het archief en de documenten van EUJUST THEMIS zijn te allen tijde onschendbaar.

6.   De briefwisseling van EUJUST THEMIS krijgt een status die gelijkwaardig is aan die van officiële briefwisseling uit hoofde van het Verdrag van Wenen.

7.   Het gastland laat alle voor EUJUST THEMIS bestemde goederen toe tot zijn grondgebied en verleent daarvoor vrijstelling van alle douanerechten, belastingen en aanverwante vergoedingen, met uitzondering van vergoedingen voor opslag, vervoer en soortgelijke diensten.

8.   Voor ingevoerde goederen en diensten en met betrekking tot haar terreinen en gebouwen, voorzover deze voor EUJUST THEMIS zijn bedoeld, geniet EUJUST THEMIS vrijstelling van alle nationale en gemeentelijke heffingen en belastingen en vergelijkbare vergoedingen. Voor op de binnenlandse markt aangekochte goederen of geleverde diensten, voorzover zij voor EUJUST THEMIS zijn bedoeld, geniet EUJUST THEMIS vrijstelling van alle nationale en gemeentelijke heffingen en belastingen, met inbegrip van BTW, en vergelijkbare vergoedingen ofwel krijgt zij deze door het gastland terugbetaald, zulks overeenkomstig de wetgeving van het gastland.

Artikel 6

Voorrechten en immuniteiten van het personeel van EUJUST THEMIS

1.   Personeelsleden van EUJUST THEMIS ontvangen voorrechten en immuniteiten die gelijkwaardig zijn aan die welke aan diplomatieke vertegenwoordigers worden toegekend uit hoofde van het Verdrag van Wenen; ten aanzien daarvan zijn de lidstaten van de EU als eerste bevoegd. Deze voorrechten en immuniteiten worden aan personeelsleden van EUJUST THEMIS toegekend voor de duur van hun missie, alsmede voor de periode daarna wat betreft de officiële handelingen die zij in het kader van de uitoefening van hun missie hebben verricht.

2.   De secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger van de EU heft, met de uitdrukkelijke instemming van de bevoegde autoriteit van de zendende staat, de immuniteit van personeelsleden van EUJUST THEMIS op wanneer die immuniteit de rechtsgang zou belemmeren en kan worden opgeheven zonder dat de belangen van de EU worden geschaad.

3.   Personeelsleden van EUJUST THEMIS mogen goederen voor persoonlijk gebruik zonder rechten of andere beperkingen invoeren en uitvoeren. Personeelsleden van EUJUST THEMIS mogen goederen voor persoonlijk gebruik zonder rechten of kwantitatieve beperkingen aankopen en uitvoeren; voor op de binnenlandse markt aangekochte goederen of geleverde diensten genieten personeelsleden van EUJUST THEMIS vrijstelling van BTW en belastingen, overeenkomstig de wetgeving van het gastland.

4.   Personeelsleden van EUJUST THEMIS zijn vrijgesteld van heffingen en belastingen in het gastland op de bezoldigingen en salarissen die zij op grond van hun dienstverband ontvangen. Wanneer de toepassing van een vorm van belasting afhangt van verblijf, worden perioden gedurende welke bij EUJUST THEMIS gedetacheerd personeel en op contractbasis door EUJUST THEMIS aangeworven internationaal personeel zich voor de uitoefening van hun taken in het gastland bevinden, niet beschouwd als perioden van verblijf.

Artikel 7

Plaatselijk personeel in dienst van EUJUST THEMIS

Plaatselijke personeelsleden die in dienst zijn van EUJUST THEMIS en onderdaan zijn van of permanent woonachtig zijn in het gastland, genieten een status die gelijkwaardig is aan de status die overeenkomstig het Verdrag van Wenen wordt genoten door plaatselijk personeel dat in het kader van diplomatieke missies in het gastland wordt tewerkgesteld.

Artikel 8

Veiligheid

1.   Het gastland draagt, met inzet van zijn eigen middelen, de volledige verantwoordelijkheid voor de veiligheid van het personeel van EUJUST THEMIS.

2.   Daartoe neemt het gastland alle nodige maatregelen voor de bescherming, veiligheid en beveiliging van EUJUST THEMIS en het personeel van EUJUST THEMIS. Eventuele specifieke bepalingen die door het gastland worden voorgesteld, worden, voordat zij worden uitgevoerd, overeengekomen met het hoofd van de missie. Het gastland autoriseert en steunt zonder kosten aan te rekenen de verrichtingen in verband met de medische evacuatie van personeelsleden van EUJUST THEMIS. Zo nodig worden aanvullende regelingen zoals bedoeld in artikel 16 getroffen.

Artikel 9

Samenwerking en toegang tot informatie

1.   Het gastland verleent volledige medewerking en steun aan EUJUST THEMIS en het personeel van EUJUST THEMIS.

2.   Indien daarom wordt verzocht en indien zulks nodig is voor de uitvoering van de taak van EUJUST THEMIS, biedt het gastland aan het personeel van EUJUST THEMIS toegang tot:

gebouwen, faciliteiten, locaties en officiële voertuigen waarover het gastland zijn gezag kan doen gelden;

documenten, materiaal en informatie die van belang zijn voor het mandaat van EUJUST THEMIS en waarover het gastland zijn gezag kan doen gelden.

Zo nodig worden aanvullende regelingen zoals bedoeld in artikel 16 getroffen.

3.   Het hoofd van de missie en het gastland plegen regelmatig overleg en nemen passende maatregelen met het oog op nauwe en wederkerige verbindingsactiviteiten op elk passend niveau.

Artikel 10

Steun van het gastland en leveringen

1.   Het gastland gaat ermee akkoord EUJUST THEMIS op haar verzoek bij te staan bij het vinden van geschikte terreinen en gebouwen.

2.   Indien nodig en voorzover beschikbaar, worden terreinen en gebouwen die eigendom zijn van het gastland kosteloos ter beschikking gesteld.

3.   Binnen de grenzen van zijn middelen en mogelijkheden levert het gastland bijstand en steun met het oog op de voorbereiding, de vaststelling, de uitvoering en de ondersteuning van de missie, met inbegrip van terreinen en gebouwen voor het controleren van deskundigen van EUJUST THEMIS, en uitrusting van laatstgenoemden.

4.   EUJUST THEMIS tracht om, rekening houdend met de behoeften van de missie, goederen, diensten en personeel voor de missie zoveel mogelijk ter plaatse aan te kopen of aan te werven

Artikel 11

Overleden personeelsleden van EUJUST THEMIS

1.   Het hoofd van de missie mag passende regelingen treffen of doen treffen voor de repatriëring van overleden personeelsleden van EUJUST THEMIS en hun persoonlijke bezittingen.

2.   Op overleden personeelsleden van EUJUST THEMIS wordt geen lijkschouwing verricht tenzij de betrokken zendende staat of, in geval van een internationaal personeelslid, de staat van diens nationaliteit daarmee instemt en er een vertegenwoordiger van EUJUST THEMIS en/of de betrokken staat aanwezig is.

Artikel 12

Communicatie

EUJUST THEMIS heeft het recht op onbeperkte communicatie via de radio (met inbegrip van satelliet-, mobiele en draagbare radio's), telefoon, telegraaf, fax of anderszins.

Artikel 13

Vorderingen in geval van overlijden, lichamelijk letsel, en schade aan of verlies van goederen

1.   De EU-lidstaten en instellingen van de EU zijn niet verplicht tot betaling van vorderingen die voortvloeien uit activiteiten in verband met verstoringen van de openbare orde, bescherming van de EU-missie of haar personeel of een uitvloeisel zijn van de uitvoering van de missie.

2.   Eventuele andere civielrechtelijke vorderingen, met inbegrip van vorderingen van plaatselijke personeelsleden van EUJUST THEMIS, waarbij de missie of een van haar leden partij is en waarvoor de rechtscolleges van het gastland vanwege een bepaling van deze overeenkomst niet bevoegd zijn, worden via de autoriteiten van het gastland voorgelegd aan het hoofd van de missie en behandeld op basis van de in artikel 16 bedoelde afzonderlijke regelingen waarbij procedures voor de behandeling en afhandeling van vorderingen worden vastgesteld. De afhandeling van vorderingen vindt plaats na voorafgaande instemming van de betrokken staat.

Artikel 14

Geschillen

1.   Alle vraagstukken in verband met de toepassing van deze overeenkomst worden besproken in een gemeenschappelijke coördinatiegroep. Die groep bestaat uit vertegenwoordigers van EUJUST THEMIS en de bevoegde autoriteiten van het gastland.

2.   Bij gebreke van een regeling worden geschillen met betrekking tot de uitlegging of de toepassing van deze overeenkomst langs diplomatieke weg opgelost tussen het gastland en vertegenwoordigers van de EU.

Artikel 15

Overige bepalingen

1.   Wanneer in deze overeenkomst wordt verwezen naar de immuniteiten, voorrechten en rechten van EUJUST THEMIS en het personeel van EUJUST THEMIS, is de regering van het gastland verantwoordelijk voor de uitvoering en handhaving van dergelijke immuniteiten, voorrechten en rechten via de bevoegde plaatselijke autoriteiten van het gastland.

2.   Niets in deze overeenkomst is bedoeld of mag worden geïnterpreteerd als een afwijking van rechten die eventueel uit hoofde van andere overeenkomsten voor een EU-lidstaat of een andere tot EUJUST THEMIS bijdragende staat of hun personeel gelden.

Artikel 16

Aanvullende regelingen

Het hoofd van de missie en de bestuurlijke autoriteiten van het gastland sluiten de aanvullende regelingen die nodig kunnen zijn voor de uitvoering van deze overeenkomst.

Artikel 17

Inwerkingtreding en beëindiging

1.   Deze overeenkomst treedt in werking na ontvangst van een schriftelijke kennisgeving van de partijen dat aan hun interne vereisten voor de inwerkingtreding is voldaan.

2.   Deze overeenkomst kan worden gewijzigd op basis van schriftelijke wederzijdse overeenstemming tussen de partijen. Dergelijke wijzigingen treden in werking na ontvangst van een schriftelijke kennisgeving van de partijen dat aan de interne vereisten voor de inwerkingtreding is voldaan.

3.   Deze overeenkomst blijft van kracht tot het definitieve vertrek van EUJUST THEMIS of al haar personeel.

4.   Deze overeenkomst kan worden opgezegd door schriftelijke kennisgeving aan de andere partij. De opzegging treedt in werking 60 dagen na de ontvangst van de kennisgeving van de opzegging door de andere partij.

5.   Beëindiging of opzegging van deze overeenkomst doet geen afbreuk aan de rechten of verplichtingen die voortvloeien uit de uitvoering van de overeenkomst vóór de beëindiging of opzegging ervan.

Gedaan te Tiflis, op 3 december 2004, in twee originele in het Engels gestelde exemplaren.

Voor de Europese Unie

Image

Voor Georgië

Image