ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 385

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

47e jaargang
29 december 2004


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

*

Verordening (EG) nr. 2252/2004 van de Raad van 13 december 2004 betreffende normen voor de veiligheidskenmerken van en biometrische gegevens in door de lidstaten afgegeven paspoorten en reisdocumenten

1

 

*

Verordening (EG) nr. 2253/2004 van de Commissie van 23 december 2004 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2237/77 met betrekking tot het bedrijfsformulier te gebruiken met het oog op de constatering van de inkomens in de landbouwbedrijven

7

 

*

Verordening (EG) nr. 2254/2004 van de Commissie van 27 december 2004 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen

20

 

*

Verordening (EG) nr. 2255/2004 van de Commissie van 27 december 2004 betreffende het in artikel 16 van Verordening (EG) nr. 800/1999 bedoelde bewijs dat de douaneformaliteiten voor de invoer van suiker in een derde land zijn vervuld

22

 

*

Verordening (EG) nr. 2256/2004 van de Commissie van 14 oktober 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 747/2001 van de Raad betreffende communautaire tariefcontingenten voor bepaalde producten van oorsprong uit Egypte, Malta en Cyprus en de referentiehoeveelheden voor bepaalde producten van oorsprong uit Malta en Cyprus

24

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Raad

 

*

2004/911/EG:
Besluit van de Raad van 2 juni 2004 betreffende de ondertekening en de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, en van het bijbehorende Memorandum van overeenstemming

28

Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling

30

Memorandum van overeenstemming

43

 

*

2004/912/EG:
Besluit van de Raad van 25 oktober 2004 betreffende de sluiting van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de datum van toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling

50

Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de datum van toepassing van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling

51

 

 

Commissie

 

*

2004/913/EG:
Aanbeveling van de Commissie van 14 december 2004 ter bevordering van de toepassing van een passende regeling voor de beloning van bestuurders van beursgenoteerde ondernemingen
 ( 1 )

55

 

*

2004/914/EG:
Beschikking van de Commissie van 16 december 2004 tot wijziging van Beschikking 2003/858/EG ten aanzien van de invoer van levende vis afkomstig van aquacultuur en producten daarvan bestemd voor verdere verwerking of onmiddellijke menselijke consumptie (Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 4560)
 ( 1 )

60

 

*

2004/915/EG:
Beschikking van de Commissie van 27 december 2004 tot wijziging van Beschikking 2001/497/EG betreffende de invoering van alternatieve modelcontractbepalingen voor de doorgifte van persoonsgegevens naar derde landen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 5271)
 ( 1 )

74

 

 

Europese Centrale Bank

 

*

2004/916/EG:
Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 16 december 2004 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2004/13 betreffende beheersdiensten inzake in euro luidende reserves die het Eurosysteem verleent aan centrale banken van derde landen, aan derde landen en aan internationale organisaties (ECB/2004/20)

85

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 1974/2004 van de Commissie van 29 oktober 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 795/2004 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften inzake rechstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers ( PB L 345 van 20.11.2004 )

87

 

 

Rectificatie van het proces-verbaal van verbetering van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 ( PB L 317 van 15.12.2000 )

88

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

29.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 385/1


VERORDENING (EG) Nr. 2252/2004 VAN DE RAAD

van 13 december 2004

betreffende normen voor de veiligheidskenmerken van en biometrische gegevens in door de lidstaten afgegeven paspoorten en reisdocumenten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 62, lid 2, onder a),

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Raad van Thessaloniki van 19 en 20 juni 2003 heeft bevestigd dat in de Europese Unie een coherente aanpak nodig is inzake het gebruik van biometrische identificatiemiddelen of biometrische gegevens in documenten voor onderdanen van derde landen, paspoorten voor EU-burgers en informatiesystemen (VIS en SIS II).

(2)

Bij een resolutie van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 17 oktober 2000 zijn minimumveiligheidsnormen voor paspoorten vastgesteld (3). Deze resolutie dient nu door een communautaire maatregel te worden geactualiseerd om te komen tot betere geharmoniseerde veiligheidsnormen voor paspoorten en reisdocumenten ter bescherming tegen vervalsing. Tegelijkertijd moeten er biometrische identificatiemiddelen in het paspoort worden opgenomen, zodat een betrouwbaar verband kan worden gelegd tussen de rechtmatige houder en het document.

(3)

Met de harmonisatie van de veiligheidskenmerken en de integratie van biometrische identificatiemiddelen wordt, met het oog op toekomstige ontwikkelingen op Europees niveau, een belangrijke stap gezet naar het gebruik van nieuwe elementen die het reisdocument veiliger maken en een betrouwbaarder verband tot stand brengen tussen de houder en het paspoort of reisdocument, hetgeen in belangrijke mate bijdraagt tot de bescherming ervan tegen frauduleus gebruik. Er moet rekening worden gehouden met de specificaties van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO), met name die welke zijn opgenomen in document nr. 9303 betreffende machineleesbare reisdocumenten.

(4)

Deze verordening gaat alleen over de harmonisatie van de veiligheidskenmerken, waaronder biometrische identificatiemiddelen, voor de paspoorten en reisdocumenten van de lidstaten. De aanwijzing van de autoriteiten en organisaties die toegang hebben tot de in het opslagmedium opgeslagen gegevens is een zaak van de nationale wetgeving, onder voorbehoud van bepalingen van het communautaire recht, het recht van de Europese Unie of van internationale overeenkomsten terzake.

(5)

Deze verordening behelst slechts de niet-geheime specificaties; deze dienen te worden aangevuld met bijkomende specificaties die geheim moeten blijven teneinde namaak en vervalsing te voorkomen. Dergelijke aanvullende technische specificaties moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (4).

(6)

De Commissie dient te worden bijgestaan door het comité dat is ingesteld bij artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1683/95 van de Raad van 29 mei 1995 betreffende de invoering van een uniform visummodel (5).

(7)

Om te waarborgen dat de bedoelde informatie niet toegankelijk wordt voor meer personen dan noodzakelijk is, is het eveneens van wezenlijk belang dat elke lidstaat niet meer dan één organisatie aanwijst die verantwoordelijk is voor het aanmaken van paspoorten en reisdocumenten, waarbij het de lidstaten vrijstaat indien nodig van organisatie te veranderen; elke lidstaat dient om veiligheidsredenen de naam van de gekozen organisatie aan de Commissie en aan de andere lidstaten mee te delen.

(8)

Op de persoonsgegevens die in verband met paspoorten en reisdocumenten moeten worden verwerkt, is Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (6) van toepassing. Er moet op worden toegezien dat in het paspoort geen andere informatie wordt opgenomen dan die welke wordt genoemd in deze verordening, in de bijlage bij deze verordening of in het reisdocument.

(9)

Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel is het voor het bereiken van de fundamentele doelstelling, namelijk de invoering van gemeenschappelijke veiligheidsnormen en interoperabele biometrische identificatiemiddelen, noodzakelijk en passend dat voorschriften worden vastgesteld voor alle lidstaten die de Schengenuitvoeringsovereenkomst van 14 juni 1985 (7) toepassen. Overeenkomstig artikel 5, derde alinea, van het Verdrag gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken.

(10)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van de verordening en is deze derhalve niet bindend voor, noch van toepassing op Denemarken. Aangezien deze verordening evenwel tot doel heeft het Schengenacquis te ontwikkelen krachtens de bepalingen van titel IV van het derde deel van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 5 van genoemd protocol binnen zes maanden nadat de Raad de verordening heeft vastgesteld, of het deze al dan niet in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

(11)

Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (8); het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening en is hierdoor niet gebonden, noch onderworpen aan de toepassing ervan.

(12)

Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (9). Ierland neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening en is hierdoor niet gebonden, noch onderworpen aan de toepassing ervan.

(13)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis zoals bedoeld in de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (10), vallend onder artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst (11).

(14)

Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis zoals bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (12), vallend onder artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG van de Raad, in samenhang met artikel 4, lid 1, van de besluiten van de Raad van 25 oktober 2004 inzake de ondertekening namens de Europese Unie, inzake de onderteking namens de Europese Gemeenschap, en inzake de voorlopige toepassing van enkele bepalingen van die overeenkomst (13),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Door de lidstaten afgegeven paspoorten en reisdocumenten voldoen aan de in de bijlage vervatte minimumveiligheidsnormen.

2.   Voor deze paspoorten en reisdocumenten wordt een opslagmedium gebruikt dat een gezichtsopname bevat. De lidstaten nemen ook vingerafdrukken in een interoperabel formaat op. De gegevens worden beveiligd en het opslagmedium heeft voldoende capaciteit en is voldoende geschikt om de integriteit, de authenticiteit en de vertrouwelijkheid van de gegevens te garanderen.

3.   Deze verordening is van toepassing op door de lidstaten afgegeven paspoorten en reisdocumenten. Zij is niet van toepassing op door de lidstaten aan hun onderdanen afgegeven identiteitskaarten of op tijdelijke paspoorten en reisdocumenten die een geldigheidsduur van 12 maanden of minder hebben.

Artikel 2

Volgens de in artikel 5, lid 2, bedoelde procedure worden aanvullende technische specificaties voor het paspoort vastgesteld voor:

a)

aanvullende veiligheidskenmerken en -vereisten, met inbegrip van hogere normen ter voorkoming van vervalsing en namaak;

b)

technische specificaties betreffende het medium voor de opslag van de biometrische gegevens en de veiligheid ervan, zoals het voorkomen van ongeoorloofde toegang;

c)

kwaliteitseisen en gemeenschappelijke normen inzake gezichtsopname en vingerafdrukken.

Artikel 3

1.   In overeenstemming met de procedure bedoeld in artikel 5, lid 2, kan worden besloten dat de in artikel 2 bedoelde specificaties geheim zijn en niet bekend worden gemaakt. Zij worden in dat geval uitsluitend verstrekt aan de door de lidstaten aangewezen organisaties die verantwoordelijk zijn voor het drukken en aan door een lidstaat of de Commissie naar behoren gemachtigde personen.

2.   Elke lidstaat wijst één organisatie aan die voor het drukken van paspoorten en reisdocumenten verantwoordelijk is. De lidstaat deelt de naam van die organisatie mee aan de Commissie en aan de andere lidstaten. Twee of meer lidstaten kunnen daartoe een zelfde organisatie aanwijzen. Elke lidstaat is gerechtigd om van organisatie te veranderen. Hij stelt de Commissie en de andere lidstaten daarvan op de hoogte.

Artikel 4

1.   Onverminderd de bepalingen betreffende de gegevensbescherming hebben de personen aan wie een paspoort of reisdocument wordt afgegeven, het recht de daarin vermelde persoonsgegevens te verifiëren en zo nodig te verzoeken dat deze worden gerectificeerd dan wel geschrapt.

2.   Een paspoort of reisdocument bevat geen andere machineleesbare informatie dan die welke wordt genoemd in deze verordening of in de bijlage bij deze verordening dan wel door de lidstaat van afgifte overeenkomstig zijn nationale wetgeving in het paspoort wordt vermeld.

3.   Voor de toepassing van deze verordening mogen de biometrische kenmerken in paspoorten en reisdocumenten alleen worden gebruikt voor het verifiëren van:

a)

de authenticiteit van het document;

b)

de identiteit van de houder door middel van direct beschikbare vergelijkbare kenmerken wanneer het overleggen van een paspoort of andere reisdocumenten wettelijk vereist is.

Artikel 5

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1683/95 ingestelde comité.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op twee maanden.

3.   Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 6

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De lidstaten passen deze verordening toe:

a)

wat betreft de gezichtsopname: uiterlijk 18 maanden

b)

wat betreft de vingerafdrukken: uiterlijk 36 maanden

na de aanneming van de in artikel 2 bedoelde maatregelen. Reeds afgegeven paspoorten en reisdocumenten blijven evenwel geldig.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Gedaan te Brussel, 13 december 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

B. R. BOT


(1)  PB C 98 van 23.4.2004, blz. 39.

(2)  Advies uitgebracht op 2 december 2004 (nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad).

(3)  PB C 310 van 28.10.2000, blz. 1.

(4)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(5)  PB L 164 van 14.7.1995, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(6)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(7)  PB L 239 van 22.9.2000, blz. 19. Conventie laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 871/2004 (PB L 162 van 30.4.2004, blz. 29).

(8)  PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43.

(9)  PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.

(10)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

(11)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31.

(12)  Document 13054/04 van de Raad: zie http://register.consilium.eu.int

(13)  Documenten 13464/04 en 13466/04 van de Raad: zie http://register.consilium.eu.int


BIJLAGE

MINIMUMVEILIGHEIDSNORMEN VOOR DOOR DE LIDSTATEN AFGEGEVEN PASPOORTEN EN REISDOCUMENTEN

Inleiding

In deze bijlage wordt het minimumveiligheidsniveau vastgesteld dat vereist is voor paspoorten en reisdocumenten van de lidstaten. De bepalingen van de bijlage hebben in eerste instantie betrekking op de pagina met persoonsgegevens. De generieke veiligheidskenmerken gelden ook voor de andere delen van de paspoorten.

De pagina met persoonsgegevens kan uit verschillende basismaterialen bestaan. In de bijlage wordt het minimumveiligheidsniveau aangegeven voor het specifieke materiaal dat wordt gebruikt.

1.   Materiaal

Het papier dat gebruikt wordt voor de delen van het paspoort of reisdocument waarop persoonsgegevens of andere gegevens worden vermeld, dient te voldoen aan de volgende minimumvereisten:

geen optische witmakers,

tweetonig watermerk,

veiligheidsreagenten tegen chemische radering,

veiligheidsvezels (deels zichtbaar en deels fluorescerend onder UV-belichting, of onzichtbaar en fluorescerend in tenminste twee kleuren),

onder UV-belichting fluorescerende planchetten strekken tot aanbeveling (verplicht voor stickers),

het gebruik van een veiligheidsdraad strekt tot aanbeveling.

Indien de pagina met persoonsgegevens als sticker is uitgevoerd, is een watermerk in het daarvoor gebruikte papier niet vereist. In het papier van de schutbladen van het paspoort is evenmin een watermerk vereist. Op de schutbladen is het gebruik van veiligheidsreagenten uitsluitend vereist indien daarop gegevens worden vermeld.

Binddraad moet worden beveiligd zodat het niet kan worden vervangen.

Indien een voor de vermelding van persoonsgegevens in het paspoort ingevoegde kaart geheel uit synthetisch basismateriaal bestaat, kunnen de voor paspoortpapier bruikbare echtheidskenmerken doorgaans niet worden aangebracht. Bij gebruik van stickers en kaarten moeten de ontbrekende echtheidskenmerken worden gecompenseerd door druktechnische maatregelen, door een antikopieerbeveiliging, of door een in de punten 3, 4 of 5 beschreven techniek, die verder gaan dan de hiernavolgende minimumnormen.

2.   Pagina met persoonsgegevens

Het paspoort bevat een machineleesbare pagina met persoonsgegevens die beantwoordt aan de specificaties inzake machineleesbare paspoorten in ICAO-document nr. 9303 betreffende machineleesbare paspoorten (deel 1); de wijze van afgifte daarvan moet met die specificaties stroken.

De afbeelding van de houder wordt eveneens op de pagina met persoonsgegevens aangebracht en mag niet worden gekleefd, maar dient in het materiaal van deze pagina te worden geïntegreerd met behulp van een in punt 5 beschreven personaliseringstechniek.

De persoonsgegevens moeten worden aangebracht op de pagina achter de titelpagina van het paspoort. Op de schutbladen van het paspoort mogen niet langer persoonsgegevens worden aangebracht.

De grafische vormgeving (lay-out) van de pagina met persoonsgegevens moet van die van de overige paspoortpagina's onderscheiden kunnen worden.

3.   Druktechnieken

De volgende druktechnieken worden gebruikt:

A.

Ondergrondbedrukking:

tweekleurige guilloches of gelijkwaardige structuren,

iriseffect, zo mogelijk fluorescerend,

onder UV-belichting fluorescerende opdruk,

motieven die een efficiënte bescherming bieden tegen namaak en tegen vervalsing (vooral op de pagina met persoonsgegevens), naar keuze met microprint,

op paspoortpagina's van papier en op stickers moet inkt met reagenten worden gebruikt,

indien het papier van het paspoort goed beveiligd is tegen pogingen tot vervalsing, is het gebruik van inkt met reagenten facultatief.

B.

Formulierendruk:

Met geïntegreerde microprint (indien niet reeds in de ondergrondbedrukking aanwezig).

C.

Nummering:

Op alle pagina's in het paspoort moet een uniek documentnummer worden gedrukt (zo mogelijk met een speciaal type cijfers c.q. letters en met onder UV-belichting fluorescerende inkt), of geperforeerd of, bij paspoortkaarten, geïntegreerd met gebruikmaking van dezelfde techniek als voor de persoonsgegevens. Aanbevolen wordt ervoor te zorgen dat het unieke documentnummer bij paspoortkaarten aan beide zijden van het document zichtbaar is. Wanneer voor de vermelding van persoonsgegevens een sticker wordt gebruikt, moet het unieke documentnummer worden gedrukt met fluorescerende inkt en is een speciaal type cijfers of letters verplicht.

Wanneer voor de vermelding van de persoonsgegevens een sticker of een niet-gelamineerde houderpagina wordt gebruikt, wordt daarop bovendien plaatdruk met latent beeldeffect, microprint, inkt met optisch variabele eigenschappen en een DOVID (diffractive optically variable image device) gebruikt. Op paspoortkaarten die geheel uit synthetisch basismateriaal bestaan, worden eveneens aanvullende optisch variabele veiligheidskenmerken gebruikt, en wel minstens door het gebruik van een DOVID of gelijkwaardige procédé.

4.   Beveiliging tegen kopiëren

Op de pagina met persoonsgegevens wordt een optisch variabel kenmerk (OVD) of ander gelijkwaardig kenmerk gebruikt dat hetzelfde niveau van identificatie en beveiliging biedt als het kenmerk dat momenteel in het uniforme visummodel wordt gebruikt; dit kenmerk dient de vorm aan te nemen van diffractieve structuren die naar gelang van de invalshoek variëren (DOVID), geïntegreerd in de warm of anderszins gelamineerde (zo dun mogelijke) folie of toegepast als OVD-overlay, dan wel op een sticker of niet-gelamineerde houderpagina, als gemetalliseerd of gedeeltelijk gedemetalliseerd OVD (met plaatdruk bedrukt) of een gelijkwaardig kenmerk.

Het OVD moet in het document worden geïntegreerd als onderdeel van een gelaagde structuur die een doeltreffende bescherming biedt tegen namaak en vervalsing. In een papieren document moet het OVD over een zo groot mogelijke oppervlakte worden geïntegreerd in de warm of anderszins gelamineerde (zo dun mogelijke) folie of toegepast als OVD-folie, zoals beschreven in punt 5. In een document uit synthetisch basismateriaal moet het OVD over een zo groot mogelijke oppervlakte in de gelaagde structuur van de kaart worden geïntegreerd.

Voor een synthetische kaart die wordt gepersonaliseerd door middel van lasergravure met daarin opgenomen een optisch variabel met laser geïntegreerd kenmerk, moet het diffractieve OVD, ten minste in de vorm van een gepositioneerd en gemetalliseerd of transparant DOVID, worden gebruikt om een betere bescherming tegen reproductie te bieden.

Indien een pagina met persoonsgegevens bestaat uit synthetisch basismateriaal met een papieren kern, moet het diffractieve OVD, ten minste in de vorm van een gepositioneerd en gemetalliseerd of transparant DOVID, worden gebruikt om een betere bescherming tegen reproductie te bieden.

5.   Personaliseringstechniek

Om te verzekeren dat de in het paspoort vermelde gegevens voldoende zijn beveiligd tegen namaak of vervalsing, worden de persoonsgegevens, waartoe de afbeelding van de houder, diens handtekening en de belangrijkste afgiftegegevens behoren, geïntegreerd in het basismateriaal van het document. Traditionele methodes om foto’s te bevestigen worden niet meer gebruikt.

De volgende personaliseringstechnieken kunnen worden gebruikt:

laserdruk,

thermotransferprocédé,

inktjetdruk,

fotografisch procédé,

lasergravure, waarbij de kaartlagen met de veiligheidskenmerken doeltreffend worden gepenetreerd.

Om ervoor te zorgen dat de persoonsgegevens afdoende beveiligd zijn tegen pogingen tot vervalsing, wordt bij laserdruk-, thermotransfer- en fotografische personaliseringstechnieken een warm of anderszins gelamineerde (zo dun mogelijke) folie met een antikopieerbeveiliging gebruikt.

De reisdocumenten van de EU-lidstaten moeten machineleesbaar zijn. De pagina met persoonsgegevens moet volgens ICAO-document nr. 9303, deel 1, worden opgemaakt en de wijze van invullen moet voldoen aan de in dat document opgenomen voorschriften voor machineleesbare documenten.


29.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 385/7


VERORDENING (EG) Nr. 2253/2004 VAN DE COMMISSIE

van 23 december 2004

tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2237/77 met betrekking tot het bedrijfsformulier te gebruiken met het oog op de constatering van de inkomens in de landbouwbedrijven

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening nr. 79/65/EEG van de Raad van 15 juni 1965 tot oprichting van een boekhoudkundig informatienet betreffende de inkomens en de bedrijfseconomische positie van de landbouwbedrijven in de Europese Economische Gemeenschap (1), en met name op artikel 7, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EEG) nr. 2237/77 van de Commissie (2) is de inhoud van het te gebruiken bedrijfsformulier vastgesteld.

(2)

Bij de bepaling van de gegevens die voor opneming in het bedrijfsformulier dienen te worden verzameld, moet rekening worden gehouden met de ontwikkeling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De wijze waarop subsidies aan de landbouwers in de Gemeenschap worden betaald, ondergaat ingrijpende veranderingen door de aanneming van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2000 (3). In het bedrijfsformulier moet met die veranderingen rekening worden gehouden om goed op de hoogte te blijven van de ontwikkeling van de inkomens in de landbouw en om te beschikken over voldoende basisgegevens voor bedrijfseconomische analyses met betrekking tot de landbouwbedrijven.

(3)

Het bedrijfsformulier moet worden aangepast in verband met de toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije.

(4)

Verordening (EEG) nr. 2237/77 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

Omdat sommige van de betrokken veranderingen gelden vanaf het jaar 2004, dient te worden bepaald dat de wijzigingen van het bedrijfsformulier van toepassing zijn met ingang van het boekjaar 2004.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Gemeenschappelijk Comité van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I en II bij Verordening (EEG) nr. 2237/77 worden gewijzigd overeenkomstig bijlage I, respectievelijk bijlage II bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van het boekjaar 2004, dat begint op een datum in de periode van 1 januari tot en met 1 juli 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 december 2004.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB 109 van 23.6.1965, blz. 1859/65. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 660/2004 (PB L 104 van 8.4.2004, blz. 97).

(2)  PB L 263 van 17.10.1977, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1837/2001 (PB L 255 van 24.9.2001, blz. 1).

(3)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 864/2004 (PB L 161 van 30.4.2004, blz. 48).


BIJLAGE I

Bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2237/77 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In tabel A (ALGEMENE INLICHTINGEN OVER HET BEDRIJF) worden de regels over de rubrieken 1 en 2 vervangen door:

„Nummer en benaming van de rubrieken

Volgnummer

1.   

Bedrijfsnummer

Streek

1

Onderdeel van de streek

2

Volgnummer van het bedrijf

3

Ongebruikt

4-5

2.   

Informatie over de records voor computerverwerking

Aantal groepen van 10 gegevens

6

2bis.Informatie over het bureau voor bedrijfsboekhouding

 

Ongebruikt

7-16

Nummer van het bureau voor bedrijfsboekhouding (facultatief)

17”

2)

Tabel M wordt vervangen door:

„M.   RECHTSTREEKSE BETALINGEN OP BASIS VAN AREAAL OF DIERLIJKE PRODUCTIE — op grond van de Verordeningen (EG) nr. 1251/1999 (1), (EG) nr. 1254/1999 (2) en (EG) nr. 1782/2003 (3) van de Raad (rubrieken 600 t/m 680 en 700 t/m 772)

Product of groep van producten (rubriek)

 

 

Aantal basiseenheden voor de betalingen

Totale steun

Referentiehoeveelheid

 

 

 

 

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

(7)

(8)

(9)

(10)

xxx

Ongebruikt

Ongebruikt

 

 

 

Ongebruikt”


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 1.

(2)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21.

(3)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1.


BIJLAGE II

Bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 2237/77 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De toelichting op rubriek 107 wordt vervangen door:

„107.   BTW-regeling

De BTW-regeling waaronder het bedrijf valt (volgnummer 400), wordt aangegeven met het desbetreffende codenummer uit de volgende lijst:

 

Volgnummer 400

Code

BELGIË

Normale regeling, verplicht

1

Normale regeling, op aanvraag

2

Landbouwregeling

3

TSJECHIË

Geregistreerd

1

DENEMARKEN

Moms (= normaal)

1

DUITSLAND

Pauschalierender Betrieb

1

Optierender Betrieb

2

Getränke erzeugender Betrieb

3

Betrieb mit Kleinumsatz

4

ESTLAND

Normale regeling

1

Bijzondere regeling

2

GRIEKENLAND

Normale regeling

1

Landbouwregeling

2

SPANJE

Normale regeling

1

Vereenvoudigde regeling

2

Landbouwregeling

3

FRANKRIJK

TVA sur option avec autorisation pour animaux vivants

2

Remboursement forfaitaire

3

IERLAND

Agricultural

1

Registered (= normaal)

2

ITALIË

Regime esonerato

1

Regime speciale agricolo

2

Regime normale

3

CYPRUS

Normale regeling

1

Landbouwregeling

2

BTW niet toegepast

3

LETLAND

Normale regeling

1

Landbouwregeling

2

LITOUWEN

Normale regeling

1

BTW niet toegepast

2

LUXEMBURG

Régime normal obligatoire

1

Régime normal sur option

2

Régime forfaitaire de l'agriculture

3

HONGARIJE

Normale regeling

1

Landbouwregeling

2

MALTA

Normale regeling

1

NEDERLAND

Algemene regeling, verplicht

1

Algemene regeling, op aanvraag

2

Landbouwregeling

3

OOSTENRIJK

Pauschalierender Betrieb

1

Optierender Betrieb

2

POLEN

Normale regeling

1

Landbouwregeling

2

PORTUGAL

Landbouwregeling

1

Normale regeling

2

SLOVENIË

Normale regeling

1

Landbouwregeling

2

SLOWAKIJE

Geregistreerd

1

Vrijgesteld

2

FINLAND

Normale regeling

1

ZWEDEN

Normale regeling

1

VERENIGD KONINKRIJK

Exempt

1

Registered

2

Onderverdeling van de BTW-regeling (alleen voor Spanje, Frankrijk, Italië, Hongarije en Polen)

 

Volgnummer 401

SPANJE

 

Als voor het bedrijf twee BTW-regelingen van toepassing zijn, dan hier de code van de minst belangrijke regeling (zie codes voor volgnummer 400) vermelden

FRANKRIJK

Sans TVA obligatoire sur activités connexes

0

Avec TVA obligatoire sur activités connexes

1

ITALIË

BTW-regeling voor boerderijtoerisme („agriturismo”) als nevenactiviteit

 

Regime speciale agriturismo

1

Regime normale agriturismo

2

HONGARIJE

 

Als voor het bedrijf twee BTW-regelingen van toepassing zijn, dan hier de code van de minst belangrijke regeling (zie codes voor volgnummer 400) vermelden

POLEN

 

Als voor het bedrijf twee BTW-regelingen van toepassing zijn, dan hier de code van de minst belangrijke regeling (zie codes voor volgnummer 400) vermelden”

2)

De toelichting op rubriek 113 wordt vervangen door:

‘113.   Waarvan: specificatie van het bedrag van rubriek 112

1.

Categorieën van dieren (rubrieken 22 tot en met 50), exclusief de subsidies voor runderen die onder de hierna genoemde codes 700 en 770 vallen.

2.

Producten (rubrieken 120 tot en met 313 en subrubrieken), exclusief de areaalbetalingen die onder de hierna genoemde code 600 vallen, en exclusief de betalingen die onder de hierna genoemde codes 670 en 680 vallen.

3.

In de volgende lijst vermelde specifieke codes:

Code 600 betreft het totaalbedrag van de areaalbetalingen op grond van de Verordeningen (EG) nr. 1251/1999 en (EG) nr. 1782/2003, inclusief areaalbetalingen voor braaklegging en voor energiegewassen. Dit totaalbedrag moet ook in tabel M worden vermeld, samen met de specificatie ervan.

Code 670 betreft de steun in het kader van de bedrijfstoeslagregeling op grond van Verordening (EG) nr. 1782/2003. Dit totaalbedrag moet ook in tabel M worden vermeld, samen met de specificatie ervan.

Code 680 betreft de steun in het kader van de regeling inzake een enkele areaalbetaling op grond van Verordening (EG) nr. 1782/2003. Dit totaalbedrag moet ook in tabel M worden vermeld.

Code 700 betreft het totaalbedrag van de rechtstreekse betalingen in het kader van de gemeenschappelijke marktordening voor rundvlees op grond van de Verordeningen (EG) nr. 1254/1999 en (EG) nr. 1782/2003. Dit totaalbedrag moet ook in tabel M worden vermeld, samen met de specificatie ervan.

Code 770 betreft de melkpremie en de extra betalingen op grond van Verordening (EG) nr. 1782/2003. Dit totaalbedrag moet ook in tabel M worden vermeld, samen met de specificatie ervan.

Code 800 betreft de rechtstreekse steunverlening voor landbouwproductiemethoden die zijn ontworpen met het oog op milieubescherming, natuurbeheer of verbetering van het dierenwelzijn.

Code 810 betreft de compenserende betalingen aan landbouwers die in gebieden met specifieke beperkingen op milieugebied zijn onderworpen aan beperkende maatregelen in de landbouw.

Code 820 betreft de compenserende vergoedingen in probleemgebieden.

Code 830 betreft de steun om landbouwers te helpen bij de aanpassing aan veeleisende normen die zijn gebaseerd op communautaire regelgeving.

Code 835 betreft de steun als bijdrage in de kosten die zijn gemoeid met het gebruik van bedrijfsadviseringsdiensten.

Code 840 betreft de steun voor landbouwproductiemethoden om de kwaliteit van de landbouwproducten te verbeteren.

Code 900 betreft de steun die wordt toegekend voor de bebossing van landbouwgrond.

Code 910 betreft de overige steun voor de bosbouw.

Code 951 betreft de niet in de bovenstaande codes begrepen premies en subsidies voor dierlijke productie.

Code 952 betreft de niet in de bovenstaande codes begrepen premies en subsidies voor gewassen.

Code 953 betreft de niet in de bovenstaande codes begrepen premies en subsidies voor plattelandsontwikkeling.

Code 955 betreft de extra steun op grond van Verordening (EG) nr. 1782/2003.

Code 998 omvat de betalingen bij rampen in de vorm van vergoedingen door overheden wegens het verlies van productie of van productiemiddelen. Schadeloosstellingen in het kader van particuliere verzekeringen, waarvoor de premies in tabel F worden opgenomen, worden in rubriek 181 van tabel K (Overige opbrengsten en ontvangsten) geboekt.

Code 999 omvat de premies en subsidies van buitengewone aard (bijv. agromonetaire compensatie). Deze betalingen worden op kasbasis (ontvangen bedragen) geboekt gezien de buitengewone aard ervan.

De codes 1052 en 2052 betreffen de vergoedingen voor de beëindiging van de melkproductie. Jaarlijkse betalingen worden geboekt met code 1052, betalingen ineens met code 2052.

–Code 950 moet worden gebruikt voor algemene subsidies die niet aan enige activiteit kunnen worden toegerekend (= niet onder welke ook van de bovenstaande codes vallen).”.

3)

In de toelichting op tabel K worden de titel en de eerste drie alinea’s vervangen door:

„K.   PRODUCTIE (uitgezonderd dieren)

Sommige productrubrieken zijn onderverdeeld in subrubrieken. In dergelijke gevallen dienen de kolommen 4 tot en met 10 zowel voor de subrubrieken als voor de overkoepelende rubriek te worden ingevuld. De overkoepelende rubriek bevat dan de som van de subrubrieken.

Afzonderlijke boekingen moeten worden verricht voor gewassen die overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. 1251/1999 en (EG) nr. 1782/2003 op braakgelegde grond worden geteeld. Ook indien hetzelfde gewas deels met en deels zonder irrigatie wordt geteeld, zijn afzonderlijke boekingen vereist.

Gegevens betreffende gewassen die op stam zijn gekocht, worden in de desbetreffende rubriek vermeld met uitzondering van de oppervlakte, die niet hoeft te worden ingevuld. Hetzelfde geldt voor gewassen die afkomstig zijn van grond die incidenteel voor minder dan één jaar is gehuurd.”.

4)

De toelichting op rubriek 146 wordt vervangen door:

„146.

Braakland: land dat gedurende het gehele boekjaar geen oogst heeft opgeleverd. Grond die is braakgelegd om te voldoen aan de Verordeningen (EG) nr. 1251/1999 en (EG) nr. 1782/2003 en niet is beteeld, moet hier eveneens worden aangegeven. Dit omvat mede de braakgelegde grond met plantendek. Braakgelegde grond die in overeenstemming met de Verordeningen (EG) nr. 1251/1999 en (EG) nr. 1782/2003 is beteeld met toegestane niet voor voeding of vervoedering bestemde gewassen, moet worden aangegeven in de rubriek voor het desbetreffende gewas met teeltwijzecode 8 of 9.”.

5)

In het onderdeel KOLOMMEN VAN TABEL K van de toelichting op tabel K wordt de tekst over kolom 2 (teeltwijze) en kolom 3 (ontbrekend gegeven) vervangen door:

„Teeltwijze (kolom 2)

De volgende teeltwijzen en overeenkomstige codes worden onderscheiden:

Code 0

:

Dit codenummer wordt gebruikt voor dierlijke producten, verwerkte producten, producten in voorraad en bijproducten.

A.   Teelten in volle grond (met inbegrip van groenten, meloenen en aardbeien in vruchtwisseling met landbouwgewassen; exclusief teelten op overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1251/1999 of Verordening (EG) nr. 1782/2003 braakgelegde grond).

Code 1

:

Niet-geïrrigeerde hoofdgewassen

De hoofdgewassen omvatten:

gewassen als enige teelt, d.w.z. gewassen die tijdens het boekjaar als enige op een bepaalde oppervlakte worden verbouwd,

gemengde gewassen: gewassen die gelijktijdig worden gezaaid, verzorgd en geoogst en waarvan de opbrengst een mengsel is,

van de tijdens het boekjaar op een bepaalde oppervlakte na elkaar verbouwde gewassen, dat gewas dat de grond het langst in beslag neemt.

Code 2

:

Niet-geïrrigeerde tussengewassen

Tussengewassen zijn gewassen die gedurende een bepaalde periode gelijktijdig op eenzelfde perceel voorkomen en gewoonlijk ieder afzonderlijk tijdens het boekjaar een oogst opleveren. De totale desbetreffende oppervlakte wordt aan elk van deze gewassen toegerekend in verhouding tot de werkelijk benutte oppervlakte.

Code 3

:

Niet-geïrrigeerde voor- en nagewassen

Van de tijdens het boekjaar op een bepaalde oppervlakte na elkaar verbouwde gewassen worden die gewassen die niet als hoofdgewas zijn beschouwd, als voor- en nagewas aangeduid.

Code 6

:

Geïrrigeerde hoofd- of tussengewassen

Code 7

:

Geïrrigeerde voor- en nagewassen

Een gewas wordt geacht te worden geïrrigeerd indien het normaal gesproken op kunstmatige wijze van water wordt voorzien.

Deze laatste twee teeltwijzen moeten worden vermeld indien het betrokken gegeven beschikbaar is in de boekhouding.

B.   Intensieve groenteteelt en bloementeelt in open grond

Code 4

:

Groenten, meloenen en aardbeien in intensieve teelt in open grond (zie rubriek 137) en bloemen en sierplanten in open grond (zie rubriek 140).

C.   Teelten onder beschutting

Code 5

:

Groenten, meloenen en aardbeien onder beschutting (zie rubriek 138), bloemen en sierplanten (éénjarig of blijvend) onder beschutting (zie rubriek 141) en blijvende teelten onder beschutting (zie rubriek 156). In voorkomend geval eveneens de rubrieken 143, 285 en 157.

D.   Teelten op overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1251/1999 of Verordening (EG) nr. 1782/2003 braakgelegde grond

Code 8

:

Niet-geïrrigeerde gewassen op braakgelegde grond

Code 9

:

Geïrrigeerde gewassen op braakgelegde grond

E.   Energiegewassen

Code 10

:

Energiegewassen (artikelen 88 tot en met 92 van Verordening (EG) nr. 1782/2003).

Ontbrekend gegeven (kolom 3)

Code 0

:

Als geen enkel gegeven ontbreekt, wordt codenummer 0 vermeld.

Code 1

:

In deze kolom wordt codenummer 1 vermeld als de oppervlakte van een gewas niet wordt aangegeven (zie kolom 4), bijvoorbeeld in het geval van de verkoop van producten van marktbare gewassen die op stam zijn gekocht of afkomstig zijn van grond welke incidenteel voor een kortere duur dan één jaar is gehuurd, en in het geval van verwerkte producten die zijn verkregen uit gekochte dierlijke of plantaardige producten.

Code 2

:

In deze kolom wordt codenummer 2 aangegeven als het gaat om gewassen op contract waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de fysieke productie (zie kolom 5) te vermelden.

Code 3

:

In deze kolom wordt codenummer 3 aangegeven als het gaat om niet op contract geteelde gewassen waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de fysieke productie te vermelden.

Code 4

:

In het geval dat oppervlakte en fysieke productie ontbreken, wordt codenummer 4 vermeld.

Code 8

:

Voor productcode 146 wordt codenummer 8 ingevuld indien het bouwland betreft dat is braakgelegd om aan Verordening (EG) nr. 1251/1999 of Verordening (EG) nr. 1782/2003 te voldoen en dat (afgezien van een eventueel plantendek) niet is beteeld.”.

6)

De toelichting op tabel L wordt vervangen door:

„L.   QUOTA EN ANDERE RECHTEN

In kolom 9 moet altijd de hoeveelheid ter beschikking staand quotum worden vermeld.

Ook quota die oorspronkelijk kosteloos zijn verkregen, moeten met hun huidige marktwaarde worden vermeld, indien zij los van de betrokken grond kunnen worden verhandeld. Quota die niet los kunnen worden verhandeld van de grond waaraan zij zijn gekoppeld, worden uitsluitend in tabel G geboekt.

Sommige in te vullen gegevens zijn tegelijk ook, afzonderlijk of als deel van een groter geheel, begrepen in andere rubrieken in de tabellen F, G en/of K.

De volgende rubrieken dienen te worden gebruikt:

401.

Melk

402.

Zoogkoeienpremies

404.

Ooien- en geitenpremies

421.

Suikerbieten

422.

Tabak

423.

Zetmeelaardappelen

441.

Ammoniak

442.

Organische mest

470.

Toeslagrechten in het kader van de bedrijfstoeslagregeling (facultatief)

499.

Overige

KOLOMMEN VAN TABEL L

Quotum of ander recht (kolom 1)

Rubriek waaronder het quotum of recht valt

Aard van de gegevens (kolom 2)

Code 1

:

Met de activa verband houdende boekingen: aan- en verkopen

Code 2

:

Met het inkomen verband houdende boekingen: leasing of huur/verhuur van quota

(kolom 3). Ongebruikt

Kosten (kolom 4)

Met code 1 in kolom 2:

 

Met aankopen van het quotum of recht gemoeid bedrag.

Met code 2 in kolom 2:

 

Bedrag aan leasing- of huurkosten voor het quotum of recht. Ook begrepen in de betaalde pacht die wordt vermeld in rubriek 85 (Betaalde pacht) van tabel F.

Ontvangsten (kolom 5)

Met code 1 in kolom 2:

 

Bedrag aan opbrengsten van verkopen van het quotum of recht.

Met code 2 in kolom 2:

 

Bedrag van ontvangsten uit leasing of verhuur van het quotum of recht. Ook begrepen in rubriek 181 (Andere opbrengsten en ontvangsten) van tabel K.

Begininventaris (kolom 6)

Met code 1 in kolom 2:

 

De waarde op de begininventaris (huidige marktwaarde) van de hoeveelheden die het bedrijfshoofd in eigendom heeft, ongeacht of deze hoeveelheden oorspronkelijk kosteloos zijn verkregen dan wel zijn aangekocht, moet worden ingevuld indien de quota los van de betrokken grond kunnen worden verhandeld.

Met code 2 in kolom 2:

 

Niet van toepassing.

Afschrijving (kolom 7)

Eventuele afschrijvingen op quota en andere rechten mogen in deze kolom worden ingevuld. Zij mogen echter niet worden opgenomen in tabel G (volgnummer 340).

Eindinventaris (kolom 8)

Met code 1 in kolom 2:

 

De waarde op de eindinventaris (huidige marktwaarde) van de hoeveelheden die het bedrijfshoofd in eigendom heeft, ongeacht of deze hoeveelheden oorspronkelijk kosteloos zijn verkregen dan wel zijn aangekocht, moet worden ingevuld indien de quota los van de betrokken grond kunnen worden verhandeld.

Met code 2 in kolom 2:

 

Niet van toepassing.

Hoeveelheid (kolom 9)

De volgende eenheden moeten worden gebruikt:

voor de rubrieken 401 en 421 tot en met 442: 100 kg,

voor de rubrieken 402 en 404: het aantal basiseenheden voor de premies,

voor rubriek 470: het aantal toeslagrechten,

voor rubriek 499: de hoeveelheid wordt niet vermeld.

Belastingen, extra heffing (kolom 10)

Slechts éénmaal invullen, namelijk op een regel waarin kolom 2 code 2 is vermeld.

Rubriek 401: extra melkheffing die verschuldigd is voor de productie van het boekjaar, zo niet het betaalde bedrag. Vul 0 in als er een quotum is maar geen betaling.”.

7)

De toelichting op tabel M wordt vervangen door:

„M.   RECHTSTREEKSE BETALINGEN OP BASIS VAN AREAAL OF DIERLIJKE PRODUCTIE – op grond van de Verordeningen (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999 en (EG) nr. 1782/2003 (rubrieken 600 tot en met 680 en 700 tot en met 772) (1)

600.

Areaalbetalingen op grond van de Verordeningen (EG) nr. 1251/1999 en (EG) nr. 1782/2003

Het totaalbedrag van deze areaalbetalingen moet ook in tabel J worden geboekt met de code 600. Het omvat mede de areaalbetalingen voor braaklegging en de steun voor energiegewassen.

Specificatie van rubriek 600:

Alleen indien het betrokken geïrrigeerde bouwland in het nationale regioplan apart wordt behandeld, moeten de rubrieken 621 tot en met 638 worden ingevuld. De desbetreffende oppervlakten en bedragen worden dan in de rubrieken 601 tot en met 618 buiten beschouwing gelaten. Voorziet het nationale regioplan niet in een dergelijke aparte behandeling, dan wordt dit geïrrigeerde bouwland meegenomen in de rubrieken 601 tot en met 618.

601.

Areaalbetalingen voor niet-geïrrigeerde grond

Som van de rubrieken 602 tot en met 618.

De onderscheiden subrubrieken moeten worden ingevuld, althans voorzover de lidstaat in zijn regioplan voor elke categorie gewassen een (ten aanzien van de referentieopbrengst, het eenheidsbedrag van de steun, de totale in aanmerking komende oppervlakte) aparte betalingsregeling heeft opgenomen.

602.

Areaalbetalingen voor granen

603.

Areaalbetalingen voor oliehoudende zaden

604.

Areaalbetalingen voor eiwithoudende gewassen

605.

Areaalbetalingen voor kuilgranen

606.

Areaalbetalingen voor korrelmaïs

607.

Areaalbetalingen voor snijmaïs

608.

Toeslag op de areaalbetalingen voor durumtarwe in de traditionele productiegebieden of specifiek steunbedrag voor durumtarwe als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1251/1999 en Verordening (EG) nr. 1782/2003

609.

Areaalbetalingen voor andere akkerbouwgewassen

611.

Areaalbetalingen voor kuilgras

612.

Areaalbetalingen voor vezelvlas

613.

Areaalbetalingen voor vezelhennep

614.

Premie voor eiwithoudende gewassen (indien niet begrepen in rubriek 604)

618.

Specifieke kwaliteitspremie voor durumtarwe (indien niet begrepen in rubriek 608)

621.

Areaalbetalingen voor geïrrigeerde grond

Som van de rubrieken 622 tot en met 638.

De onderscheiden subrubrieken moeten worden ingevuld, althans voorzover de lidstaat in zijn regioplan voor elke categorie gewassen een (ten aanzien van de referentieopbrengst, het eenheidsbedrag van de steun, de totale in aanmerking komende oppervlakte) aparte betalingsregeling heeft opgenomen.

622.

Areaalbetalingen voor geïrrigeerde granen

623.

Areaalbetalingen voor geïrrigeerde oliehoudende zaden

624.

Areaalbetalingen voor geïrrigeerde eiwithoudende gewassen

625.

Areaalbetalingen voor geïrrigeerde kuilgranen

626.

Areaalbetalingen voor geïrrigeerde korrelmaïs

627.

Areaalbetalingen voor geïrrigeerde snijmaïs

628.

Voor geïrrigeerde durumtarwe toegekende toeslag op de areaalbetalingen voor durumtarwe in de traditionele productiegebieden of voor geïrrigeerde durumtarwe toegekend specifiek steunbedrag als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1251/1999 en Verordening (EG) nr. 1782/2003

629.

Areaalbetalingen voor andere geïrrigeerde akkerbouwgewassen

632.

Areaalbetalingen voor geïrrigeerd vezelvlas

633.

Areaalbetalingen voor geïrrigeerde vezelhennep

634.

Voor geïrrigeerde eiwithoudende gewassen toegekende premie voor eiwithoudende gewassen (indien niet begrepen in rubriek 624)

638.

Voor geïrrigeerde durumtarwe toegekende specifieke kwaliteitspremie voor durumtarwe (indien niet begrepen in rubriek 628)

650.

Areaalbetalingen voor braaklegging

655.

Steun voor energiegewassen

670.

Bedrijfstoeslagregeling zoals ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1782/2003

Het totaalbedrag van de steun op grond van de bedrijfstoeslagregeling moet ook in tabel J worden geboekt met de code 670.

Specificatie van rubriek 670 (facultatief):

671.

Steun op grond van de bedrijfstoeslagregeling (uitgezonderd de in de rubrieken 672 tot en met 674 bedoelde steun); omvat mede de steun voor grasland/blijvend grasland indien deze niet is gedifferentieerd

672.

Steun op grond van de bedrijfstoeslagregeling voor grasland/blijvend grasland

673.

Steun voor braaklegging in het kader van de bedrijfstoeslagregeling

674.

Op speciale toeslagrechten gebaseerde steun in het kader van de bedrijfstoeslagregeling

680.

Regeling inzake een enkele areaalbetaling zoals ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1782/2003

Het totaalbedrag van de steun op grond van de regeling inzake een enkele areaalbetaling moet ook in tabel J worden geboekt met de code 680.

700.

Rechtstreekse betalingen voor de rundvleesproductie op grond van de Verordeningen (EG) nr. 1254/1999 en (EG) nr. 1782/2003

Het totaalbedrag van deze rechtstreekse betalingen voor rundvlees moet ook in tabel J worden geboekt met de code 700.

In de onderstaande tabel zijn rubrieken voor alle soorten rechtstreekse betalingen voor rundvlees op grond van de Verordeningen (EG) nr. 1254/1999 en (EG) nr. 1782/2003 opgenomen, maar in sommige gevallen is vermelding van het “aantal basiseenheden” en/of de “totale steun” facultatief. Bij de extra betalingen waarin Verordening (EG) nr. 1254/1999 voorziet, is het belangrijk om dubbeltellingen te voorkomen. Daarom:

mag de aanvulling op de zoogkoeienpremie slechts in rubriek 764 worden opgenomen indien dit niet reeds is gebeurd in rubriek 731;

mag de aanvulling op de slachtpremie slechts in rubriek 762 worden opgenomen indien dit niet reeds is gebeurd in rubriek 742;

mogen de extra betalingen voor mannelijke runderen slechts in rubriek 763 worden opgenomen indien dit niet reeds is gebeurd in de rubrieken 710 tot en met 715.

Rubriek

Aantal basis-eenheden voor de betalingen

Totale steun

700

Totaal betalingen voor rundvlees

(som van de rubrieken 710, 720, 730, 740, 750 en 760)

Verplicht

710

Speciale premie

(som van de rubrieken 711 en 715)

Verplicht

Verplicht

711

Speciale premie voor stieren

Verplicht

Verplicht

715

Speciale premie voor ossen

Verplicht

Verplicht

720

Seizoencorrectiepremie

Verplicht

Verplicht

730

Zoogkoeienpremie

(som van de rubrieken 731 en 735)

Verplicht

731

Zoogkoeienpremie voor zoogkoeien en vaarzen, totaal

(of som van de rubrieken 732 en 733)

Verplicht

Verplicht

732

Zoogkoeienpremie voor zoogkoeien

Facultatief

Facultatief

733

Zoogkoeienpremie voor vaarzen

Facultatief

Facultatief

735

Zoogkoeienpremie : aanvullende nationale premie

Verplicht

Verplicht

740

Slachtpremie

(som van de rubrieken 741 en 742)

Verplicht

741

Slachtpremie : 1 tot en met 7 maanden

Facultatief

Verplicht

742

Slachtpremie : 8 maanden en meer

Verplicht

Verplicht

750

Extensiveringsbedrag, totaal

(of som van de rubrieken 751 en 753)

Verplicht

Verplicht

751

Extensiveringsbedrag voor mannelijke runderen en zoogkoeien

Facultatief

Facultatief

753

Extensiveringsbedrag voor melkkoeien

Facultatief

Facultatief

760

Extra betalingen (nationaal totaalbedrag)

(som van de rubrieken 761 en 769)

Verplicht

761

Veebetalingen, totaal

(of som van de rubrieken 762, 763, 764, 765 en 766)

Verplicht

762

Aanvulling op de slachtpremie voor runderen van 8 maanden en meer

Facultatief

Facultatief

763

Mannelijke runderen

Facultatief

Facultatief

764

Aanvulling op de zoogkoeienpremie

Facultatief

Facultatief

765

Melkkoeien

Facultatief

Facultatief

766

Vaarzen

Facultatief

Facultatief

769

Areaalbetalingen

Facultatief

Verplicht

770.

Melkpremie, inclusief extra betalingen, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1782/2003

Rubriek

Aantal basiseenheden voor de betalingen

Totale steun

770.

Melkpremie en extra betalingen

Verplicht

Verplicht

771.

Melkpremie

Facultatief

Facultatief

772.

Extra betalingen

Facultatief

Facultatief

KOLOMMEN VAN TABEL M

Product of groep van producten (kolom 1)

(kolommen 2 en 3) Ongebruikt

Aantal basiseenheden voor de betalingen (kolom 4)

Voor de rubrieken 600 tot en met 655, 680 en 769 moet de oppervlakte in aren waarvoor de steun is toegekend, worden aangegeven. Voor de rubrieken 710 tot en met 766 moet het aantal betaalde eenheidsbedragen van de steun worden vermeld. Voor de rubrieken 670 tot en met 674 moet het aantal geactiveerde toeslagrechten worden ingevuld. Voor de rubrieken 770 tot en met 772 moet de individuele referentiehoeveelheid (in 100 kg) worden vermeld.

Totale steun (kolom 5)

Totaal aan steun die in het boekjaar is ontvangen of waarop in het boekjaar een recht is ontstaan.

Referentiehoeveelheid (kolom 6)

Voor de rubrieken 602 tot en met 613, 622 tot en met 633 en 650 dient te worden aangegeven welke referentieopbrengst (in kg/ha) is gebruikt voor de berekening van de te ontvangen betalingen. Indien dit gegeven niet beschikbaar is in de boekhouding van het bedrijf, kan het verbindingsorgaan het met behulp van de regionale gegevens invullen op basis van de ligging van het bedrijf.

(kolommen 7 tot en met 10). Ongebruikt.”.

(1)  In voorkomend geval kunnen deze codes ook worden gebruikt voor de aanvullende nationale rechtstreekse betalingen in Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Polen en Slowakije"



29.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 385/20


VERORDENING (EG) Nr. 2254/2004 VAN DE COMMISSIE

van 27 december 2004

tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name op artikel 13, tweede streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De geharmoniseerde voorschriften voor biologische dierlijke productie zijn nog steeds van tamelijk recente datum en bij de huidige ontwikkeling in deze sector vertoont het aanbod van biologisch opgefokte dieren op de markt nog steeds onvoldoende biologische variatie. Bijgevolg blijft het noodzakelijk om de ontwikkeling van de biologische dierlijke productie te vergemakkelijken.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 2277/2003 van de Commissie (2), waarbij de bijlagen I en II bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 zijn gewijzigd, is de overgangsperiode gedurende welke conventionele dieren mogen worden opgenomen in het biologische landbouwsysteem, verlengd tot en met 31 december 2004. Met name voor de productie van pluimvee, die een aantal stadia omvat waarbij verschillende gespecialiseerde sectoren zijn betrokken, is deze verlenging echter onvoldoende gebleken.

(3)

Daardoor blijft er een noodzaak om dieren te gebruiken die niet biologisch zijn opgefokt. De bepalingen betreffende de herkomst van de dieren moeten dienovereenkomstig worden aangepast.

(4)

De bepalingen betreffende de herkomst van voor de eierproductie bestemde jonge hennen kunnen wel reeds worden aangescherpt, maar voor deze dieren bestaan nog geen geharmoniseerde productienormen. Totdat dergelijke normen zijn vastgesteld, dient te worden toegestaan dat niet biologisch opgefokte voor de eierproductie bestemde jonge hennen van ten hoogste 18 weken in een biologische productie-eenheid worden binnengebracht indien geen biologisch opgefokte jonge hennen verkrijgbaar zijn en aan bepaalde voorwaarden is voldaan voordat deze dieren in het biologische landbouwsysteem worden opgenomen.

(5)

Bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

Omdat spoed is geboden wegens het feit dat de geldigheidsduur van sommige bepalingen betreffende de herkomst van de dieren op 31 december 2004 verstrijkt, dient de onderhavige verordening in werking te treden op de dag na haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 2092/91 ingestelde Comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 december 2004.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 198 van 22.7.1991, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1481/2004 van de Commissie (PB L 272 van 20.8.2004, blz. 11).

(2)  PB L 336 van 23.12.2003, blz. 68.


BIJLAGE

Deel B van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 wordt als volgt gewijzigd:

a)

In punt 3.4 worden het eerste en het tweede streepje vervangen door:

„—

voor de eierproductie bestemde jonge hennen en voor de vleesproductie bestemd pluimvee moeten jonger zijn dan drie dagen;”.

b)

Punt 3.5 wordt vervangen door:

„3.5.

Deze afwijking moet door de controle-instantie of -organisatie vooraf zijn toegestaan.”.

c)

Punt 3.6 wordt vervangen door:

„3.6.

Als derde afwijking wordt, indien geen biologisch opgefokte dieren verkrijgbaar zijn, door de controle-instantie of -organisatie in de volgende gevallen toestemming verleend voor de vernieuwing of aanvulling van de veestapel of het bestand:

a)

grote sterfte onder de dieren als gevolg van gezondheidsproblemen of een ramp;

b)

voor de eierproductie bestemde jonge hennen en voor de vleesproductie bestemd pluimvee die jonger zijn dan drie dagen;

c)

biggen voor de fokkerij, die overeenkomstig de voorschriften van deze verordening moeten zijn opgefokt zodra zij waren gespeend, en minder dan 35 kg moeten wegen.

Het onder c) bedoelde geval wordt toegestaan voor een overgangsperiode die op 31 juli 2006 verstrijkt.”.

d)

Punt 3.7 wordt vervangen door:

„3.7.

In afwijking van het bepaalde in de punten 3.4 en 3.6 mogen niet biologisch opgefokte voor de eierproductie bestemde jonge hennen van ten hoogste 18 weken in een biologische productie-eenheid worden binnengebracht indien geen biologisch opgefokte jonge hennen verkrijgbaar zijn en wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

de bevoegde autoriteit heeft daarvoor vooraf toestemming verleend en

met ingang van 31 december 2005 moet het bepaalde in de punten 4 (Voeders) en 5 (Preventie van ziekten en diergeneeskundige behandeling) van deze bijlage I worden toegepast voor niet biologisch opgefokte jonge hennen die bestemd zijn voor opneming in een biologische productie-eenheid.”.


29.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 385/22


VERORDENING (EG) Nr. 2255/2004 VAN DE COMMISSIE

van 27 december 2004

betreffende het in artikel 16 van Verordening (EG) nr. 800/1999 bedoelde bewijs dat de douaneformaliteiten voor de invoer van suiker in een derde land zijn vervuld

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 27, lid 11, eerste alinea, tweede streepje, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 27, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 is bepaald dat de restitutie bij de uitvoer van producten van de sector suiker kan variëren naar gelang van de bestemming indien dat vanwege de situatie op de wereldmarkt of de specifieke vereisten van bepaalde markten noodzakelijk is.

(2)

Artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1327/2004 van de Commissie van 19 juli 2004 betreffende een permanente inschrijving voor het verkoopseizoen 2004/2005 voor de vaststelling van heffingen en/of restituties bij uitvoer van witte suiker (2) voorziet in een dergelijke differentiatie door uitsluiting van bepaalde bestemmingen. Bij de, naar gelang van het geval tweewekelijkse of maandelijkse, vaststelling van de restitutie bij de uitvoer van witte suiker, ruwe suiker in ongewijzigde staat, stropen en bepaalde andere producten van de sector suiker overeenkomstig de artikelen 28 en 30 van Verordening (EG) nr. 1260/2001 worden bepaalde bestemmingen uitgesloten.

(3)

In artikel 27, lid 11, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 is bepaald dat de restitutie wordt uitbetaald wanneer het bewijs wordt geleverd dat de producten uit de Gemeenschap zijn uitgevoerd en, in het geval van een gedifferentieerde restitutie, de op het certificaat aangegeven bestemming of een andere bestemming waarvoor een restitutie is vastgesteld, hebben bereikt.

(4)

In artikel 16 van Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie van 15 april 1999 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten (3) worden de verschillende documenten genoemd die, in geval van differentiatie van de restitutie naar bestemming, kunnen dienen als bewijs dat de douaneformaliteiten bij invoer in een derde land zijn vervuld. Volgens dat artikel kan de Commissie bepalen dat in nader vast te stellen bijzondere gevallen het in dat artikel bedoelde bewijs door overlegging van een bijzonder document of anderszins kan worden geleverd.

(5)

In de sector suiker komen uitvoertransacties normaliter tot stand via op de termijnmarkt te Londen gesloten FOB-contracten. Hierdoor nemen de kopers in dat FOB-stadium alle contractverplichtingen, inclusief het leveren van het bewijs dat de douaneformaliteiten zijn vervuld, over zonder rechtstreeks de begunstigde te zijn van de restitutie waarop dat bewijs recht geeft. Het verkrijgen van dat bewijs voor alle uitgevoerde hoeveelheden kan in sommige landen gepaard gaan met belangrijke administratieve moeilijkheden, wat de uitbetaling van de restitutie voor alle daadwerkelijk uitgevoerde hoeveelheden aanzienlijk kan vertragen of onmogelijk kan maken.

(6)

Om de impact op het evenwicht op de suikermarkt te beperken, is in Verordening (EG) nr. 40/2004 van de Commissie van 9 januari 2004 betreffende het in artikel 16 van Verordening (EG) nr. 800/1999 bedoelde bewijs dat de douaneformaliteiten voor de invoer van suiker in een derde land zijn vervuld (4), bepaald dat alternatieve bewijzen van de invoer in een derde land mogen worden overgelegd, en vastgesteld welke alternatieve bewijzen de nodige garanties bieden om het betrokken product als ingevoerd in het derde land te beschouwen.

(7)

Aangezien de toepassingsperiode van Verordening (EG) nr. 40/2004 op 31 december 2004 verstrijkt en de administratieve problemen en de gevolgen van die problemen voor de markt aanhouden, moet worden bepaald welke alternatieve bewijzen van de aankomst ter bestemming mogen worden overgelegd voor de uitvoertransacties die met ingang van 1 januari 2005 plaatsvinden.

(8)

Aangezien het om een afwijkende maatregel gaat, dient de geldigheidsduur ervan te worden beperkt.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Voor de overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EG) nr. 1260/2001 verrichte exporten waarvoor de exporteur de in artikel 16, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 800/1999 bedoelde bewijzen niet kan leveren, wordt in afwijking van dat artikel 16 het product als ingevoerd in een derde land beschouwd wanneer de volgende drie documenten worden overgelegd:

a)

een kopie van het vervoersdocument;

b)

een verklaring van lossing van het product, afgegeven door een officiële dienst van het betrokken derde land of door een in het land van bestemming gevestigde officiële dienst van een lidstaat of door een op internationaal niveau in controle en toezicht gespecialiseerde firma die overeenkomstig artikel 16 bis tot en met artikel 16 septies, van Verordening (EG) nr. 800/1999 is erkend, waaruit blijkt dat het product de plaats van lossing heeft verlaten of althans dat het product voorzover de dienst of firma die de verklaring afgeeft bekend is, niet opnieuw is verladen met het oog op wederuitvoer;

c)

een door een in de Gemeenschap gevestigde erkende tussenpersoon afgegeven bankdocument waaruit blijkt dat het bedrag voor de betrokken uitvoer is gecrediteerd op de rekening die de exporteur bij deze tussenpersoon heeft lopen, of het betalingsbewijs.

2.   Met het oog op de toepassing van artikel 20 van Verordening (EG) nr. 800/1999 houden de lidstaten rekening met het bepaalde in lid 1 van het onderhavige artikel.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2005.

Zij is van toepassing tot en met 31 december 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 december 2004.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).

(2)  PB L 246 van 20.7.2004, blz. 23. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1685/2004 (PB L 303 van 30.9.2004, blz. 21).

(3)  PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 671/2004 (PB L 105 van 14.4.2004, blz. 5).

(4)  PB L 6 van 10.1.2004, blz. 17. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 778/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 62).


29.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 385/24


VERORDENING (EG) Nr. 2256/2004 VAN DE COMMISSIE

van 14 oktober 2004

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 747/2001 van de Raad betreffende communautaire tariefcontingenten voor bepaalde producten van oorsprong uit Egypte, Malta en Cyprus en de referentiehoeveelheden voor bepaalde producten van oorsprong uit Malta en Cyprus

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond (1), inzonderheid op artikel 57, lid 2,

Gelet op Verordening (EG) nr. 747/2001 van de Raad van 9 april 2001 betreffende de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten en referentiehoeveelheden voor producten die voor preferenties in aanmerking komen op grond van overeenkomsten met bepaalde landen in het Middellandse-Zeegebied en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1981/94 en (EG) nr. 934/95 (2), inzonderheid op artikel 5, lid 1, onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij zijn Besluit nr. 2004/664/EG van 24 september 2004 (3) heeft de Raad toestemming gegeven voor ondertekening en voorzien in voorlopige toepassing vanaf 1 mei 2004 van een protocol bij de Europees-mediterrane overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Arabische Republiek Egypte anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Hongarije, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie.

(2)

Dit protocol voorziet in een nieuw tariefcontingent en in wijzigingen in de bestaande tariefcontingenten zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 747/2001.

(3)

Met het oog op de implementatie van het nieuwe tariefcontingent en de wijzigingen in de bestaande tariefcontingenten moet Verordening (EG) nr. 747/2001 worden gewijzigd.

(4)

Voor het jaar 2004 moeten de hoeveelheden van het nieuwe tariefcontingent en de verhoging van de hoeveelheden van de bestaande tariefcontingenten worden berekend naar rata van de basishoeveelheden die in het protocol zijn vastgesteld, rekening houdend met de vóór 1 mei 2004 verstreken periode.

(5)

Om het beheer van bepaalde bij Verordening (EG) nr. 747/2001 ingestelde tariefcontingenten te vergemakkelijken, moeten de hoeveelheden die in het kader van die contingenten zijn ingevoerd, worden afgeboekt op de tariefcontingenten die krachtens Verordening (EG) nr. 747/2001, zoals gewijzigd bij deze verordening, worden geopend.

(6)

Nu Malta en Cyprus tot de Europese Unie zijn toegetreden, moeten de tariefcontingenten en referentiehoeveelheden voor producten van oorsprong uit deze lidstaten, waarin in Verordening (EG) nr. 747/2001 is voorzien, komen te vervallen. De verwijzingen naar die contingenten en referentiehoeveelheden moeten daarom worden geschrapt.

(7)

Aangezien het protocol bij de Europees-mediterrane overeenkomst EU-Egypte vanaf 1 mei 2004 voorlopig van toepassing is, moet deze verordening met ingang van dezelfde datum gelden en zo spoedig mogelijk in werking treden.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité Douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 747/2001 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 wordt vervangen door de volgende tekst:

„Artikel 1

Tariefconcessies in het kader van communautaire tariefcontingenten of referentiehoeveelheden

De in de bijlagen I tot en met IX bij deze verordening vermelde producten van oorsprong uit Algerije, Marokko, Tunesië, Egypte, Jordanië, Syrië, Libanon, Israël, de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook en Turkije genieten, wanneer zij in de Gemeenschap in het vrije verkeer worden gebracht, vrijstelling of verlaging van douanerechten binnen de grenzen van de communautaire tariefcontingenten of in het kader van de referentiehoeveelheden, gedurende de perioden en overeenkomstig de voorwaarden als bepaald in deze verordening.”.

2)

Artikel 3, lid 2, wordt geschrapt.

3)

Bijlage IV wordt gewijzigd in overeenstemming met de aan deze verordening gehechte bijlage.

4)

De bijlagen X en XI worden geschrapt.

Artikel 2

De hoeveelheden die op grond van Verordening (EG) nr. 747/2001 in de Gemeenschap in het vrije verkeer zijn gebracht sinds het begin van de contingentsperioden die op 1 mei 2004 nog steeds open zijn in het kader van de tariefcontingenten met volgnummers 09.1707, 09.1710, 09.1711, 09.1719, 09.1721 en 09.1772, worden bij de inwerkingtreding van deze verordening in aanmerking genomen en afgeboekt op de tariefcontingenten die in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 747/2001, zoals gewijzigd bij deze verordening, zijn vastgesteld.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 mei 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 oktober 2004.

Voor de Commissie

Frederik BOLKESTEIN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 236 van 23.9.2003, blz. 33.

(2)  PB L 109 van 19.4.2001, blz. 2. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 54/2004 van de Commissie (PB L 7 van 13.1.2004, blz. 30).

(3)  PB L 303 van 30.9.2004, blz. 28.


BIJLAGE

De tabel in bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:

a)

de volgende nieuwe regel wordt ingevoegd:

„09.1779

ex 0701 90 50

Nieuwe aardappelen, vers of gekoeld

van 1.5. t/m 30.6.2004

1 166,66

Vrijstelling”

van 1.4. t/m 30.6.2005 en voor iedere periode daarna van 1.4 t/m 30.6

1 750

b)

de regels voor de tariefcontingenten met de volgnummers 09.1710, 09.1719, 09.1707, 09.1711, 09.1721, 09.1725 en 09.1772 worden respectievelijk door de volgende regels vervangen:

„09.1710

0703 10

Uien en sjalotten, vers of gekoeld

van 1.2. t/m 15.6.2004

15 000 + verhoging van 313,64 t nettogewicht van 1.5. t/m 15.6.2004

Vrijstelling

voor iedere periode daarna van 1.1 t/m 15.6

16 150 (1)

09.1719

0712

Gedroogde groenten, ook indien in stukken of in schijven gesneden, dan wel fijngemaakt of in poedervorm, doch niet op andere wijze bereid

van 1.1. t/m 31.12.2004

16 000 + verhoging van 366,67 t nettogewicht van 1.5. t/m 31.12.2004

Vrijstelling

voor iedere periode daarna van 1.1 t/m 31.12

16 550 (2)

09.1707

0805 10

Sinaasappelen, vers of gedroogd

van 1.1. t/m 30.6.2004

25 000 + verhoging van 1 336,67 t nettogewicht van 1.5. t/m 30.6.2004

Vrijstelling (2)

van 1.7.2004 t/m 30.6.2005

63 020

van 1.7.2005 t/m 30.6.2006 en voor iedere periode daarna van 1.7 t/m 30.6

68 020

 

 

waarvan:

 

waarvan:

 

09.1711

0805 10 10

0805 10 30

0805 10 50

Sinaasappelen, andere dan pomeransen (bittere oranjeappelen), vers

van 1.1. t/m 31.5.2004

25 000 + verhoging van 1 336,67 t nettogewicht van 1.5. t/m 31.5.2004 (5)

Vrijstelling (6)

van 1.12.2004 t/m 31.5.2005 en voor iedere periode daarna van 1.12 t/m 31.5

34 000 (5)

09.1721

0807 19 00

Andere meloenen, vers

van 1.1. t/m 31.5.2004

666,667 + verhoging van 23,33 t nettogewicht van 1.5. t/m 31.5.2004

Vrijstelling

voor iedere periode daarna van 15.10 t/m 31.5

1 175 (4)

09.1725

0810 10 00

Aardbeien, vers

van 1.1. t/m 31.3.2004

250

Vrijstelling

van 1.10.2004 t/m 31.3.2005

1 205

van 1.10.2005 t/m 31.3.2006 en voor iedere periode daarna van 1.10 t/m 31.3

1 705

09.1772

2009

Ongegiste vruchtensappen (met inbegrip van druivenmost) en groentesappen, zonder toegevoegde alcohol, met of zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

van 1.1. t/m 31.12.2004

1 000 + verhoging van 33,33 t nettogewicht van 1.5. t/m 31.12.2004

Vrijstelling (2)

voor iedere periode daarna van 1.1 t/m 31.12

1 050 (3)


(1)  Vanaf 1 januari 2005 wordt de omvang van dit contingent jaarlijks verhoogd met 3 % van het volume van het voorafgaande jaar. De eerste verhoging wordt toegepast op het volume van 16 150 ton nettogewicht.

(2)  Vanaf 1 januari 2005 wordt de omvang van dit contingent jaarlijks verhoogd met 3 % van het volume van het voorafgaande jaar. De eerste verhoging wordt toegepast op het volume van 16 550 ton nettogewicht.

(3)  Vanaf 1 januari 2005 wordt de omvang van dit contingent jaarlijks verhoogd met 3 % van het volume van het voorafgaande jaar. De eerste verhoging wordt toegepast op het volume van 1 050 ton nettogewicht.

(4)  Vanaf 15 oktober 2004 wordt de omvang van dit contingent jaarlijks verhoogd met 3 % van het volume van de voorafgaande contingentsperiode. De eerste verhoging wordt toegepast op het volume van 1 175 ton nettogewicht.


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Raad

29.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 385/28


BESLUIT VAN DE RAAD

van 2 juni 2004

betreffende de ondertekening en de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, en van het bijbehorende Memorandum van overeenstemming

(2004/911/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 94 in samenhang met artikel 300, lid 2, eerste alinea, artikel 300, lid 3, eerste alinea, en artikel 300, lid 4,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 16 oktober 2001 heeft de Raad de Commissie gemachtigd onderhandelingen te voeren met de Zwitserse Bondsstaat over een passende overeenkomst om te verzekeren dat de Zwitserse Bondsstaat maatregelen aanneemt van gelijke strekking als die welke binnen de Gemeenschap zullen worden toegepast met het oog op effectieve belastingheffing op inkomsten uit spaargelden.

(2)

Toepassing van de bepalingen van Richtlijn 2003/48/EG (2) is afhankelijk van toepassing door de Zwitserse Bondsstaat van maatregelen van gelijke strekking als die welke in die richtlijn zijn vervat, overeenkomstig een door de Zwitserse Bondsstaat en de Europese Gemeenschap te sluiten overeenkomst.

(3)

De Gemeenschap heeft besloten het verzoek van de Zwitserse Bondsstaat in te willigen om in de overeenkomst bepalingen op te nemen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in de oorspronkelijke versies van Richtlijn 90/435/EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten (3), en van Richtlijn 2003/49/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty’s tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten (4).

(4)

De overeenkomst en het Memorandum van overeenstemming dienen namens de Gemeenschap te worden ondertekend en goedgekeurd;

(5)

Er moet worden voorzien in een eenvoudige en snelle procedure voor de aanpassing van de bijlagen I en II van de overeenkomst,

BESLUIT:

Artikel 1

De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, en het bijbehorende Memorandum van overeenstemming worden goedgekeurd namens de Europese Gemeenschap.

De tekst van de overeenkomst en het bijbehorende memorandum van overeenstemming zijn aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De Commissie wordt gemachtigd namens de Gemeenschap wijzigingen goed te keuren in de bijlage bij de overeenkomst die ervoor zorgen dat deze overeenstemmen met de gegevens betreffende bevoegde autoriteiten die voortvloeien uit de in artikel 5, onder a), van Richtlijn 2003/48/EG bedoelde kennisgevingen en met de gegevens in de bijlage bij die richtlijn.

Artikel 3

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de personen aan te wijzen die bevoegd zijn de Overeenkomst, het bijbehorende Memorandum van Overeenstemming en de in artikel 22, lid 2, van de Overeenkomst en in het Memorandum van overeenstemming bedoelde briefwisseling namens de Gemeenschap te ondertekenen.

Artikel 4

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd namens de Gemeenschap de akte van kennisgeving neder te leggen, bedoeld in artikel 17, lid 1, van de Overeenkomst (5).

Artikel 5

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 2 juni 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

C. McCREEVY


(1)  Advies uitgebracht op 30 maart 2004 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 157 van 26.6.2003, blz. 38.

(3)  PB L 225 van 20.8.1990, blz. 6.

(4)  PB L 157 van 26.6.2003, blz. 49.

(5)  De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst zal door het secretariaat-generaal van de Raad worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


OVEREENKOMST

tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling

DE EUROPESE GEMEENSCHAP, hierna „Gemeenschap” te noemen,

en

DE ZWITSERSE BONDSSTAAT, hierna „Zwitserland” te noemen,

dan wel „Overeenkomstsluitende partij” of „Overeenkomstsluitende partijen”,

HEBBEN BESLOTEN DE VOLGENDE OVEREENKOMST TE SLUITEN:

Artikel 1

Inhouding door Zwitserse uitbetalende instanties

1.   Op rentebetalingen die door een op het grondgebied van Zwitserland gevestigde uitbetalende instantie worden verricht ten gunste van uiteindelijk gerechtigden in de zin van artikel 4 die hun woonplaats hebben in een lidstaat van de Europese Unie, hierna „lidstaat” te noemen, dient overeenkomstig lid 2 en artikel 2 hieronder een bedrag te worden ingehouden. Het tarief van de inhouding bedraagt 15 % gedurende de eerste drie jaar vanaf de datum van toepassing van deze overeenkomst, 20 % gedurende de daaropvolgende periode van drie jaar en 3 % na afloop van die periode.

2.   De inhouding geldt niet voor rentebetalingen op schuldvorderingen die worden uitgegeven door debiteuren die hun woonplaats hebben in Zwitserland of die betrekking hebben op vaste inrichtingen in Zwitserland van personen die niet hun woonplaats hebben in Zwitserland. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder de term „vaste inrichting” hetzelfde verstaan als in de betreffende overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting tussen Zwitserland en de staat waar de debiteur zijn woonplaats heeft. Indien een dergelijke overeenkomst niet voorhanden is, wordt onder de term „vaste inrichting” verstaan een vaste bedrijfsinrichting met behulp waarvan de werkzaamheden van een debiteur geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.

3.   Indien Zwitserland het tarief van de vervroegde heffing op rentebetalingen uit Zwitserse bron aan personen die hun woonplaats hebben in lidstaten echter verlaagt tot onder 35 %, dient Zwitserland op dergelijke rentebetalingen een bedrag in te houden. Het tarief van die inhouding dient overeen te komen met het verschil tussen het tarief van de in lid 1 bedoelde inhouding en het nieuwe tarief van de vervroegde heffing. Het tarief mag echter niet meer bedragen dan het in lid 1 bedoelde tarief.

Indien Zwitserland het toepassingsgebied van de wet inzake de vervroegde heffing op rentebetalingen aan personen die hun woonplaats hebben in lidstaten, beperkt, dient op rentebetalingen die hierdoor worden uitgesloten van de vervroegde heffing, een bedrag te worden ingehouden dat overeenkomt met de in lid 1 bedoelde tarieven.

4.   Lid 2 is niet van toepassing op rente die wordt uitgekeerd door Zwitserse beleggingsfondsen die op het moment van inwerkingtreding van deze overeenkomst of op een latere datum zijn vrijgesteld van de Zwitserse vervroegde heffing op de betalingen die zij verrichten ten gunste van personen die hun woonplaats hebben in een lidstaat.

5.   Zwitserland dient de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de taken die vereist zijn in het kader van de implementatie van deze overeenkomst, worden verricht door de uitbetalende instanties die gevestigd zijn op het grondgebied van Zwitserland, en dient met name te voorzien in bepalingen met betrekking tot procedures en sancties.

Artikel 2

Vrijwillige verstrekking van gegevens

1.   Zwitserland dient te voorzien in een procedure die de uiteindelijk gerechtigde als gedefinieerd in artikel 4 de mogelijkheid biedt de in artikel 1 genoemde inhouding te vermijden door zijn uitbetalende instantie in Zwitserland expliciet te machtigen de rentebetalingen ter kennis te brengen van de bevoegde autoriteit van die staat. Die machtiging betreft alle rentebetalingen welke door die uitbetalende instantie worden verricht ten gunste van de uiteindelijk gerechtigde.

2.   De minimale gegevens die door de uitbetalende instantie dienen te worden verstrekt ingeval van expliciete machtiging door de uiteindelijk gerechtigde zijn:

a)

de identiteit en woonplaats van de uiteindelijk gerechtigde, die zijn vastgesteld in overeenstemming met artikel 5;

b)

de naam en het adres van de uitbetalende instantie;

c)

het rekeningnummer van de uiteindelijk gerechtigde of, indien dit niet bestaat, de identificatie van de schuldvordering die aanleiding geeft tot de rente, en

d)

het in overeenstemming met artikel 3 berekende bedrag van de rentebetaling.

3.   De Zwitserse bevoegde autoriteit brengt de in lid 2 bedoelde gegevens ter kennis van de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de uiteindelijk gerechtigde zijn woonplaats heeft. De verstrekking van deze gegevens geschiedt automatisch en tenminste éénmaal per jaar, binnen een termijn van zes maanden volgend op de beëindiging van het belastingjaar in Zwitserland, voor alle rentebetalingen gedaan gedurende dat jaar.

4.   Indien de uiteindelijk gerechtigde opteert voor deze procedure van vrijwillige verstrekking van gegevens of zijn inkomsten uit rente uitgekeerd door een Zwitserse uitbetalende instantie anderszins meldt aan de belastingautoriteiten in de lidstaat waar hij woont, dient over die inkomsten uit rente belasting te worden betaald in die lidstaat en gelden daarvoor dezelfde tarieven als die welke worden toegepast op soortgelijke inkomsten in die staat.

Artikel 3

Grondslag voor de inhouding

1.   De uitbetalende instantie verricht de inhouding, overeenkomstig artikel 1, lid 1, op de volgende wijze:

a)

in het geval van een rentebetaling in de zin van artikel 7, lid 1, onder a): op het brutobedrag van de uitbetaalde of bijgeschreven rente;

b)

in het geval van een rentebetaling in de zin van artikel 7, lid 1, onder b) of d): op het bedrag van de in genoemd lid, onder b) of d), bedoelde rente of inkomsten;

c)

in het geval van een rentebetaling in de zin van artikel 7, lid 1, onder c): op het bedrag van de in dat lid, onder c), bedoelde rente.

2.   Voor de toepassing van lid 1 wordt de inhouding in mindering gebracht naar rata van de periode dat de uiteindelijk gerechtigde houder van de schuldvordering is. Indien de uitbetalende instantie de duur van die periode niet kan vaststellen op basis van de informatie waarover zij beschikt, dient ervan uit te worden gegaan dat de uiteindelijk gerechtigde gedurende de gehele periode dat de schuldvordering heeft bestaan, de houder ervan is geweest, tenzij de uiteindelijk gerechtigde de datum van verkrijging van de schuldvordering aantoont.

3.   Belastingen en inhoudingen op dezelfde rentebetaling andere dan de inhouding waarin deze overeenkomst voorziet, dienen te worden verrekend met het in overeenstemming met dit artikel berekende bedrag van de inhouding.

4.   De leden 1, 2 en 3 doen geen afbreuk aan het bepaalde in artikel 1, lid 2.

Artikel 4

Definitie van uiteindelijk gerechtigde

1.   Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder „uiteindelijk gerechtigde” verstaan elke natuurlijke persoon die een rentebetaling ontvangt, of ten gunste van wie een rentebetaling wordt bewerkstelligd, tenzij deze aantoont dat de rentebetaling niet te zijner gunste is ontvangen of bewerkstelligd. Een natuurlijke persoon wordt niet geacht de uiteindelijk gerechtigde te zijn indien:

a)

hij handelt als uitbetalende instantie in de zin van artikel 6, of

b)

hij handelt namens een rechtspersoon, een beleggingsfonds of een vergelijkbare of daarmee gelijkgestelde instelling voor collectieve belegging in effecten, of

c)

hij handelt namens een andere natuurlijke persoon die de uiteindelijk gerechtigde is en hij aan de uitbetalende instantie de identiteit van die uiteindelijk gerechtigde bekendmaakt, alsmede de lidstaat waar deze zijn woonplaats heeft.

2.   Indien de uitbetalende instantie beschikt over gegevens die doen vermoeden dat de natuurlijke persoon die een rentebetaling ontvangt of ten gunste van wie een rentebetaling wordt bewerkstelligd, niet de uiteindelijk gerechtigde is, moet zij redelijke maatregelen nemen om de identiteit van de uiteindelijk gerechtigde vast te stellen. Indien de uitbetalende instantie de uiteindelijk gerechtigde niet kan identificeren, behandelt zij de natuurlijke persoon in kwestie als de uiteindelijk gerechtigde.

Artikel 5

Identiteit en woonplaats van de uiteindelijk gerechtigde

Om de identiteit en de woonplaats van de uiteindelijk gerechtigde, als gedefinieerd in artikel 4, te bepalen, houdt de uitbetalende instantie gegevens bij met betrekking tot diens naam, voornaam, adres en woonplaats in overeenstemming met de Zwitserse wettelijke bepalingen ter bestrijding van het witwassen van geld. Voor contractuele betrekkingen die zijn aangegaan, of voor transacties die, bij ontstentenis van contractuele betrekkingen, zijn verricht op of na 1 januari 2004, wordt voor natuurlijke personen die een paspoort of een officieel identiteitsdocument overleggen dat is afgegeven door een lidstaat, en die verklaren dat zij hun woonplaats hebben in een andere staat dan een lidstaat of Zwitserland, de woonplaats vastgesteld door middel van de fiscalewoonplaatsverklaring die is afgegeven door de bevoegde autoriteit van de staat waarin die natuurlijke persoon verklaart zijn woonplaats te hebben. Indien een dergelijke verklaring niet wordt overgelegd, wordt de lidstaat die het paspoort of ander officieel identiteitsdocument heeft afgegeven, geacht de woonstaat te zijn.

Artikel 6

Definitie van uitbetalende instantie

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder „uitbetalende instantie” in Zwitserland verstaan banken volgens de Zwitserse bankwetgeving, effectenmakelaars volgens de Federale wet op effectenbeurzen en effectenhandel, natuurlijke personen en rechtspersonen die hun woonplaats hebben of gevestigd zijn in Zwitserland, personenvennootschappen en vaste inrichtingen van buitenlandse vennootschappen, die, zelfs als dit slechts sporadisch geschiedt, activa van derde partijen accepteren, in bezit hebben, daarmee investeringen verrichten of die overmaken, of die tijdens hun werkzaamheden rente uitbetalen of een rentebetaling bewerkstelligen.

Artikel 7

Definitie van rentebetaling

1.   Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder „rentebetaling” verstaan:

a)

rente, uitbetaald of bijgeschreven op een rekening, die is terug te voeren op enigerlei schuldvordering, met inbegrip van rente, uitbetaald op fiduciaire deposito's door Zwitserse uitbetalende instanties ten gunste van uiteindelijk gerechtigden, als gedefinieerd in artikel 4, al dan niet gedekt door hypotheek of voorzien van een winstdelingsclausule, en met name de opbrengsten van overheidspapier en obligatieleningen, inclusief daaraan gehechte premies en prijzen, maar met uitsluiting van leningen tussen particulieren die niet handelen in het kader van hun beroepswerkzaamheden. Boetes voor te late betaling worden niet als rentebetaling aangemerkt;

b)

rente die is aangegroeid of gekapitaliseerd op het moment van de verkoop, terugbetaling of aflossing van de onder a) bedoelde schuldvorderingen;

c)

inkomsten uit rentebetalingen, hetzij rechtstreeks, hetzij via een entiteit als bedoeld in artikel 4, lid 2, van Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, hierna de „Richtlijn” genoemd, uitgekeerd door

i)

instellingen voor collectieve belegging (icbe's) die zijn gevestigd in een lidstaat,

ii)

entiteiten die zijn gevestigd in een lidstaat, die kiezen voor een behandeling als bedoeld in artikel 4, lid 3, van de richtlijn en de uitbetalende instantie daarvan op de hoogte brengen,

iii)

instellingen voor collectieve belegging (icbe's) die buiten het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen zijn gevestigd,

iv)

Zwitserse beleggingsfondsen die op het moment van inwerkingtreding van deze overeenkomst of op een latere datum zijn vrijgesteld van de Zwitserse vervroegde heffing op hun betalingen aan natuurlijke personen die hun woonplaats hebben in een lidstaat;

d)

inkomsten die zijn gerealiseerd bij de verkoop, terugbetaling of aflossing van aandelen of bewijzen van deelneming in de volgende instellingen en entiteiten, indien deze rechtstreeks of onrechtstreeks via andere hierna bedoelde instellingen voor collectieve belegging of entiteiten meer dan 40 % van hun vermogen beleggen in de onder a) bedoelde schuldvorderingen:

i)

instellingen voor collectieve belegging (icbe's) die zijn gevestigd in een lidstaat,

ii)

entiteiten die zijn gevestigd in een lidstaat, die kiezen voor een behandeling als bedoeld in artikel 4, lid 3, van de richtlijn en de uitbetalende instantie daarvan op de hoogte brengen,

iii)

instellingen voor collectieve belegging (icbe's) die buiten het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen zijn gevestigd,

iv)

Zwitserse beleggingsfondsen die op het moment van inwerkingtreding van deze overeenkomst of op een latere datum zijn vrijgesteld van de Zwitserse vervroegde heffing op hun betalingen aan natuurlijke personen die hun woonplaats hebben in een lidstaat.

2.   Wat betreft lid 1, onder c), wordt, indien een uitbetalende instantie geen informatie heeft over het deel van de inkomsten dat voortkomt uit rentebetalingen, het volledige bedrag aan inkomsten als rentebetaling aangemerkt.

3.   Wat betreft lid 1, onder d), wordt, indien een uitbetalende instantie geen informatie heeft over het percentage van het vermogen dat is belegd in schuldvorderingen of in aandelen of bewijzen van deelneming als omschreven onder dat punt, dat percentage geacht meer dan 40 % te bedragen. Indien zij het bedrag van de door de uiteindelijk gerechtigde gerealiseerde inkomsten niet kan bepalen, worden de inkomsten geacht de opbrengst van de verkoop, aflossing of terugbetaling van de aandelen of bewijzen van deelneming te zijn.

4.   Inkomsten met betrekking tot instellingen of entiteiten die maximaal 15 % van hun vermogen hebben belegd in schuldvorderingen in de zin van lid 1, onder a), worden niet aangemerkt als rentebetaling overeenkomstig lid 1, onder c) en d).

5.   Het percentage bedoeld in lid 1, onder d), en lid 3 bedraagt vanaf 1 januari 2011 25 %.

6.   De in lid 1, onder d), en lid 4 bedoelde percentages worden bepaald aan de hand van de beleggingspolitiek, zoals die in het fondsreglement of de statuten van de betrokken instellingen of entiteiten is neergelegd en, bij ontstentenis daarvan, op basis van de feitelijke samenstelling van de beleggingsportefeuille van de betrokken instellingen of entiteiten.

Artikel 8

Verdeling van belastingopbrengsten

1.   Zwitserland behoudt 25 % van de opbrengsten als gevolg van de inhouding op grond van deze overeenkomst en draagt 75 % van de opbrengsten over aan de woonstaat van de uiteindelijk gerechtigde.

2.   Die overdrachten vinden elk jaar in één verrichting per lidstaat plaats, uiterlijk binnen een periode van zes maanden volgend op het eind van het belastingjaar in Zwitserland.

Artikel 9

Voorkoming van dubbele belasting

1.   Indien rente die de uiteindelijk gerechtigde heeft ontvangen, door een uitbetalende instantie in Zwitserland is onderworpen aan inhouding, kent de fiscale woonstaat van de uiteindelijk gerechtigde hem een belastingverrekening toe die gelijk is aan het bedrag van de inhouding. Indien dit bedrag hoger is dan het totaalbedrag van de rente waarop krachtens het nationale recht belasting verschuldigd is, restitueert de fiscale woonstaat het bedrag dat te veel is ingehouden aan de uiteindelijk gerechtigde.

2.   Indien rente die de uiteindelijk gerechtigde heeft ontvangen onderworpen is geweest aan andere belastingen en inhoudingen dan die waarin deze overeenkomst voorziet, en de lidstaat waar de fiscale woonstaat is gevestigd naar nationaal recht of op grond van overeenkomsten tot het vermijden van dubbele belasting voor dergelijke heffingen en inhoudingen belastingverrekening toekent, worden dergelijke andere belastingen en inhoudingen verrekend alvorens de procedure van lid 1 wordt toegepast. De lidstaat waar de fiscale woonplaats is gevestigd aanvaardt verklaringen afgegeven door Zwitserse uitbetalende instanties als bewijs van de belasting of inhouding, met dien verstande dat de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de fiscale woonstaat is gevestigd de Zwitserse bevoegde autoriteit kan verzoeken de in de door de Zwitserse uitbetalende instanties afgegeven verklaringen vervatte informatie te verifiëren.

3.   De fiscale woonstaat van de uiteindelijk gerechtigde kan de belastingverrekeningsregeling bedoeld in de leden 1 en 2 hierboven vervangen door restitutie van de in artikel 1 bedoelde inhouding.

Artikel 10

Uitwisseling van inlichtingen

1.   De bevoegde autoriteiten van Zwitserland en iedere lidstaat wisselen gegevens uit over gedragingen die worden beschouwd als belastingfraude overeenkomstig de wetgeving van de staat aan welke het verzoek is gericht, of soortgelijke inbreuken met betrekking tot de onder deze overeenkomst vallende inkomsten. Onder „soortgelijke inbreuken” worden uitsluitend overtredingen verstaan met dezelfde graad van onrechtmatigheid als het geval is voor belastingfraude overeenkomstig de wetgeving van de staat aan welke het verzoek is gericht. In antwoord op een zorgvuldig gemotiveerd verzoek verstrekt de staat aan welke het verzoek is gericht, gegevens met betrekking tot de aangelegenheden waarnaar de verzoekende staat een onderzoek instelt, of mogelijk wenst in te stellen, op administratieve, civielrechtelijke of strafrechtelijke basis. Onverminderd het toepassingsgebied van de uitwisseling van inlichtingen als gedefinieerd in dit lid, worden gegevens uitgewisseld volgens de procedures die zijn vastgesteld in de overeenkomsten tot het vermijden van dubbele belasting tussen Zwitserland en de lidstaten, en op de daarin genoemde wijze vertrouwelijk behandeld.

2.   Bij het bepalen of gegevens in antwoord op een verzoek kunnen worden verstrekt, dient de staat aan welke het verzoek is gericht, de regels betreffende verjaring toe te passen overeenkomstig de wetgeving van de verzoekende staat in plaats van de regels betreffende verjaring van de staat aan welke het verzoek is gericht.

3.   De staat aan welke het verzoek is gericht, dient de gegevens te verstrekken indien de verzoekende staat een redelijk vermoeden heeft dat de gedragingen belastingfraude vormen of soortgelijke inbreuken betreffen. Het vermoeden van de verzoekende staat dat de gedragingen belastingfraude vormen of soortgelijke inbreuken betreffen, kan zijn gebaseerd op:

a)

documenten, al dan niet geauthentiseerd, omvattende, maar niet daartoe beperkt, bescheiden van het bedrijf, boeken, of bankrekeninginformatie;

b)

getuigenverklaringen van de belastingplichtige;

c)

gegevens van een informant of een andere derde persoon, die onafhankelijk zijn gecontroleerd of waarvan kan worden aangenomen dat die betrouwbaar zijn, of

d)

indirect bewijs.

4.   Zwitserland opent bilaterale onderhandelingen met elk van de lidstaten om de individuele categorieën te definiëren van gevallen vallende onder „soortgelijke inbreuken” overeenkomstig de belastingprocedure die door deze staten wordt toegepast.

Artikel 11

Bevoegde autoriteiten

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder „bevoegde autoriteiten” verstaan de in bijlage I genoemde autoriteiten.

Artikel 12

Overleg

Indien de bevoegde Zwitserse autoriteit en een of meer van de andere in artikel 11 genoemde bevoegde autoriteiten het niet eens zijn over de interpretatie of toepassing van deze overeenkomst, trachten zij in onderling overleg tot een oplossing te komen. Zij brengen de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten op de hoogte van de resultaten van hun overleg. Met betrekking tot interpretatievraagstukken kan de Commissie op verzoek van een van de bevoegde autoriteiten deelnemen aan het overleg.

Artikel 13

Toetsing

1.   De overeenkomstsluitende partijen plegen tenminste eenmaal in de drie jaar, of op verzoek van een van de overeenkomstsluitende partijen, overleg met het oog op de bestudering en, voor zover de overeenkomstsluitende partijen zulks nodig achten, de verbetering van de technische werking van de overeenkomst en de evaluatie van internationale ontwikkelingen. Het overleg wordt gehouden binnen een maand na het verzoek of, in dringende gevallen, zo spoedig mogelijk.

2.   Op basis van een dergelijke evaluatie kunnen de overeenkomstsluitende partijen overleg plegen om te bestuderen op welke punten deze overeenkomst moet worden aangepast, rekening houdende met internationale ontwikkelingen.

3.   Zodra er voldoende ervaring is opgedaan met de volledige implementatie van artikel 1, lid 1, plegen de overeenkomstsluitende partijen overleg om te bestuderen op welke punten de overeenkomst moet worden aangepast, rekening houdende met internationale ontwikkelingen.

4.   Met het oog op het in de leden 1, 2 en 3 bedoelde overleg stelt elke overeenkomstsluitende partij de andere overeenkomstsluitende partij op de hoogte van mogelijke ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de goede werking van deze overeenkomst. Dit omvat mede relevante overeenkomsten tussen een der overeenkomstsluitende partijen en een derde staat.

Artikel 14

Verband met bilaterale overeenkomsten tot het vermijden van dubbele belasting

De bepalingen van de overeenkomsten tot het vermijden van dubbele belasting tussen Zwitserland en de lidstaten vormen geen hinderpaal voor de heffing van de inhouding waarin deze overeenkomst voorziet.

Artikel 15

Uitkering van dividenden, rente en royalty’s tussen ondernemingen

1.   Onverminderd de toepassing van binnenlandse of op een overeenkomst gebaseerde bepalingen ter voorkoming van fraude of misbruik in Zwitserland en de lidstaten, is uitkering van dividenden door dochterondernemingen aan moedermaatschappijen niet onderworpen aan belasting in de bronstaat indien:

de moedermaatschappij gedurende ten minste twee jaar een directe deelneming van minimaal 25 % heeft in het kapitaal van de dochteronderneming, en;

de fiscale woonstaat van de ene vennootschap een lidstaat is en de fiscale woonstaat van de andere vennootschap Zwitserland, en;

de fiscale woonstaat van geen van beide vennootschappen een derde staat is krachtens een overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting met die derde staat, en;

beide vennootschappen vennootschapsbelasting betalen zonder te zijn vrijgesteld, en beide vennootschappen kapitaalvennootschappen (1) zijn.

Estland mag echter, zolang het inkomstenbelasting blijft heffen op uitgekeerde winsten zonder niet uitgekeerde winsten te belasten, en uiterlijk tot en met 31 december 2008, die belasting blijven toepassen op uitgekeerde winsten door Estse dochterondernemingen aan hun in Zwitserland gevestigde moedermaatschappijen.

2.   Onverminderd de toepassing van binnenlandse of op een overeenkomst gebaseerde bepalingen ter voorkoming van fraude of misbruik in Zwitserland en de lidstaten, is uitkering van rente en royalty’s tussen gelieerde ondernemingen of hun permanente vestigingen niet onderworpen aan belasting in de bronstaat indien:

dergelijke vennootschappen gedurende ten minste twee jaar zijn gelieerd door een directe deelneming van minimaal 25 % in het kapitaal of beide vennootschappen worden gecontroleerd door een derde vennootschap die gedurende ten minste twee jaar een directe deelneming van minimaal 25 % heeft in zowel het kapitaal van de eerste vennootschap als het kapitaal van de tweede vennootschap, en;

de fiscale woonstaat van de ene vennootschap of vaste inrichting een lidstaat is en de fiscale woonstaat van de andere vennootschap Zwitserland is of de andere vaste inrichting aldaar is gevestigd, en;

de fiscale woonstaat van geen van beide vennootschappen een derde staat is krachtens een overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting met die derde staat, en geen van de vaste inrichtingen in die derde staat is gevestigd, en;

alle vennootschappen aan de vennootschapsbelasting onderworpen zijn zonder ervan, inzonderheid wat betreft uitkeringen van rente en royalty’s, te zijn vrijgesteld en alle vennootschappen kapitaalvennootschappen (1) zijn.

Indien Richtlijn 2003/49/EEG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling voor uitkeringen van rente en royalty’s tussen gelieerde ondernemingen uit verschillende lidstaten echter voorziet in een overgangsperiode voor een bepaalde lidstaat, dient die staat slechts na het verstrijken van die periode te voorzien in de hierboven genoemde bepalingen inzake uitkering van rente en royalty’s.

3.   Bestaande overeenkomsten tot het vermijden van dubbele belasting tussen Zwitserland en de lidstaten, die op het moment van goedkeuring van deze Overeenkomst voorzien in een gunstigere belastingbehandeling van uitkeringen van dividenden, rente en royalty’s, blijven onverlet.

Artikel 16

Overgangsbepalingen voor verhandelbare schuldinstrumenten (2)

1.   Vanaf de toepassingsdatum van deze overeenkomst en zolang ten minste één lidstaat soortgelijke bepalingen toepast, maar uiterlijk tot 31 december 2010, worden binnenlandse en internationale obligaties en andere verhandelbare schuldinstrumenten die voor het eerst zijn uitgegeven vóór 1 maart 2001 of waarvan de oorspronkelijke fondsreglementen vóór die datum zijn goedgekeurd door de bevoegde autoriteiten van de uitgevende staat, niet aangemerkt als schuldvorderingen in de zin van artikel 7, lid 1, onder a), op voorwaarde dat op of na 1 maart 2002 geen vervolgemissies van dergelijke verhandelbare schuldinstrumenten plaatsvinden.

Zolang echter ten minste één lidstaat soortgelijke bepalingen toepast, blijven de bepalingen van dit artikel ook na 31 december 2010 gelden voor dergelijke verhandelbare schuldinstrumenten:

die clausules inzake „gross-up” en vroegtijdige aflossing bevatten en

waarvoor geldt dat de uitbetalende instantie, als gedefinieerd in artikel 6, is gevestigd in Zwitserland en

waarvoor geldt dat die uitbetalende instantie de rente rechtsreeks betaalt aan, of een rentebetaling bewerkstelligt ten gunste van, een uiteindelijk gerechtigde die zijn woonplaats heeft in een lidstaat.

Indien en vanaf het moment dat soortgelijke bepalingen door geen enkele lidstaat meer worden toegepast, zijn de bepalingen van dit artikel nog slechts van toepassing op verhandelbare schuldinstrumenten:

die clausules inzake „gross-up” en vroegtijdige aflossing bevatten en

waarvoor geldt dat de uitbetalende instantie van de emittent gevestigd is in Zwitserland en

waarvoor geldt dat die uitbetalende instantie de rente rechtsreeks betaalt aan, of een rentebetaling bewerkstelligt ten gunste van, een uiteindelijk gerechtigde die zijn woonplaats heeft in een lidstaat.

Indien op of na 1 maart 2002 een vervolgemissie plaatsvindt van een van de vorenvermelde verhandelbare schuldinstrumenten door een overheidsinstantie of een gelijkgestelde entiteit die als overheidsinstantie optreedt of waarvan de rol erkend is bij internationaal verdrag (genoemd in bijlage II bij deze overeenkomst), wordt de emissie van een dergelijk instrument, bestaande uit de oorspronkelijke emissie en de vervolgemissie, in haar geheel beschouwd als een schuldvordering in de zin van artikel 7, lid 1, onder a).

Indien op of na 1 maart 2002 een vervolgemissie plaatsvindt van een van de vorenvermelde verhandelbare schuldinstrumenten door een andere emittent dan die bedoeld in de vierde alinea, wordt die emissie beschouwd als een schuldvordering in de zin van artikel 7, lid 1, onder a).

2.   Dit artikel vormt geen belet voor Zwitserland en de lidstaten om overeenkomstig hun nationale wetgeving belasting te heffen op inkomsten uit de in lid 1 genoemde schuldinstrumenten.

Artikel 17

Ondertekening, inwerkingtreding en geldigheidsduur

1.   Deze overeenkomst dient door de overeenkomstsluitende partijen volgens hun eigen procedures te worden bekrachtigd of goedgekeurd. De overeenkomstsluitende partijen zullen elkaar in kennis stellen van de voltooiing van deze procedures. De overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de laatste kennisgeving.

2.   Op voorwaarde dat zij voldoen aan de constitutionele eisen voor Zwitserland en de vereisten van het Gemeenschapsrecht inzake de sluiting van internationale overeenkomsten en onverminderd artikel 18, dienen Zwitserland en, voor zover van toepassing, de Gemeenschap deze overeenkomst effectief te implementeren en toe te passen vanaf 1 januari 2005 en elkaar daarvan in kennis te stellen.

3.   Deze overeenkomst blijft van kracht totdat zij door een overeenkomstsluitende partij wordt beëindigd.

4.   Iedere overeenkomstsluitende partij kan deze overeenkomst beëindigen door de andere overeenkomstsluitende partij daarvan in kennis te stellen. In dat geval eindigt de geldigheid van de overeenkomst twaalf maanden na een dergelijke kennisgeving.

Artikel 18

Toepassing en schorsing van de toepassing

1.   De toepassing van deze overeenkomst is afhankelijk van de goedkeuring en implementatie door de afhankelijke of geassocieerde gebieden van de lidstaten genoemd in het verslag van de Raad (Economische en Financiële Vraagstukken) aan de Europese Raad van Santa Maria da Feira van 19 en 20 juni 2000, alsmede door, respectievelijk, de Verenigde Staten van Amerika, Andorra, Liechtenstein, Monaco en San Marino, van dezelfde of gelijkwaardige maatregelen als die vervat in de richtlijn of deze overeenkomst, met uitzondering van artikel 15 van deze overeenkomst, en welke voorzien in dezelfde implementatiedata.

2.   De overeenkomstsluitende partijen besluiten, in onderling overleg, ten minste zes maanden voor de in artikel 17, lid 2, bedoelde datum of aan de in lid 1 genoemde voorwaarde wordt voldaan met betrekking tot de datum van inwerkingtreding van de betreffende maatregelen in de betrokken derde staten en afhankelijke of geassocieerde gebieden. Indien de overeenkomstsluitende partijen besluiten dat niet aan de voorwaarde wordt voldaan, stellen zij, in onderling overleg, een nieuwe datum vast voor de toepassing van artikel 17, lid 2.

3.   Onverminderd de leden 1 en 2, is artikel 15, wat Spanje betreft, vanaf de inwerkingtreding van een bilaterale overeenkomst tussen Spanje en Zwitserland inzake de uitwisseling van informatie op verzoek voor administratieve, strafrechtelijke of civielrechtelijke gevallen van belastingfraude, overeenkomstig de wetgeving van de staat aan welke het verzoek is gericht, of soortgelijke aangelegenheden, van toepassing op inkomsten die niet onder deze overeenkomst vallen, maar wel onder verdragen of overeenkomsten tussen Spanje en Zwitserland tot het vermijden van dubbele belasting op inkomsten en vermogen.

4.   De toepassing van deze overeenkomst of gedeelten daarvan kan met onmiddellijke ingang door een van de overeenkomstsluitende partijen worden geschorst door kennisgeving aan de andere partij, indien de richtlijn of een gedeelte van de richtlijn overeenkomstig het gemeenschapsrecht, hetzij tijdelijk, hetzij permanent niet langer van toepassing is of in het geval dat een lidstaat de toepassing van de betreffende uitvoeringsbepalingen schorst.

5.   Elke overeenkomstsluitende partij kan de toepassing van deze overeenkomst schorsen door kennisgeving aan de andere overeenkomstsluitende partij, indien een van de in lid 1 bedoelde derde staten of gebieden besluit de in dat lid bedoelde maatregelen niet langer toe te passen. De schorsing van de toepassing geschiedt op zijn vroegst twee maanden na de kennisgeving. De maatregelen zijn opnieuw van kracht zodra de schorsing van de overeenkomst wordt opgeheven.

Artikel 19

Vorderingen en eindafrekening

1.   Indien deze overeenkomst wordt beëindigd of de toepassing geheel of gedeeltelijk wordt geschorst, blijven de vorderingen van individuele personen overeenkomstig artikel 9 onverlet.

2.   Zwitserland stelt in een dergelijk geval aan het eind van de toepassingsduur van deze overeenkomst een eindafrekening op en verricht een eindbetaling aan de lidstaten.

Artikel 20

Territoriale werkingssfeer

Deze overeenkomst is van toepassing, enerzijds, op ieder grondgebied waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is, onder de in dat verdrag neergelegde voorwaarden, en, anderzijds, op het grondgebied van Zwitserland.

Artikel 21

Bijlagen

1.   De bijlagen maken deel uit van deze overeenkomst.

2.   De lijst van de bevoegde autoriteiten die in bijlage I is opgenomen, kan bij eenvoudige kennisgeving aan de andere overeenkomstsluitende partij worden gewijzigd door Zwitserland voor wat de in punt a) van genoemde bijlage bedoelde autoriteit betreft, en door de Gemeenschap voor wat de overige autoriteiten betreft.

De lijst van de gelijkgestelde entiteiten die in bijlage II is opgenomen, kan in onderling overleg worden gewijzigd.

Artikel 22

Talen

1.   De onderhavige Overeenkomst is opgesteld in tweevoud in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estische, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

2.   De versie van de onderhavige Overeenkomst in de Maltese taal wordt op basis van een briefwisseling authentiek verklaard door de overeenkomstsluitende partijen. Zij zal gelijkelijk authentiek zijn, op dezelfde wijze als de in lid 1 genoemde talen.

EN FE DE LO CUAL, los plenipotenciarios abajo firmantes suscriben el presente Acuerdo.

NA DŮKAZ ČEHOŽ připojili níže podepsaní zplnomocnění zástupci k této smlouvě své podpisy.

TIL BEKRÆFTELSE HERAF har undertegnede befuldmægtigede underskrevet denne aftale.

ZU URKUND DESSEN haben die unterzeichneten Bevollmächtigten ihre Unterschriften unter dieses Abkommen gesetzt.

SELLE KINNITUSEKS on täievolilised esindajad käesolevale lepingule alla kirjutanud.

ΣΕ ΠΙΣΤΩΣΗ ΤΩΝ ΑΝΩΤΕΡΩ, οι υπογράφοντες πληρεξούσιοι έθεσαν την υπογραφή τους κάτω από την παρούσα συμφωνία.

IN WITNESS WHEREOF, the undersigned Plenipotentiaries have hereunto set their hands.

EN FOI DE QUOI, les plénipotentiaires soussignés ont apposé leurs signatures au bas du présent accord.

IN FEDE DI CHE, i plenipotenziari sottoscritti hanno apposto la propria firma in calce al presente accordo.

TO APLIECINOT, attiecīgi pilnvarotas personas ir parakstījušas šo nolīgumu.

TAI PALIUDYDAMI, šį Susitarimą pasirašė toliau nurodyti įgaliotieji atstovai.

FENTIEK HITELÉÜL e megállapodást az alulírott meghatalmazottak alább kézjegyükkel látták el.

B'XIEHDA TA' DAN, il-Plenipotenzjari hawn taħt iffirmati ffirmaw dan il-Ftehim.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder deze overeenkomst hebben geplaatst.

W DOWÓD CZEGO, niżej podpisani pełnomocnicy złożyli swoje podpisy.

EM FÉ DO QUE, os plenipotenciários abaixo assinados apuserem as suas assinaturas no final do presente Acordo.

NA DÔKAZ ČOHO dolupodpísaní splnomocnení zástupcovia podpísali túto dohodu.

V POTRDITEV TEGA so spodaj podpisani pooblaščenci podpisali ta sporazum.

TÄMÄN VAKUUDEKSI allamainitut täysivaltaiset edustajat ovat allekirjoittaneet tämän sopimuksen.

TILL BEVIS HÄRPÅ har undertecknade befullmäktigade undertecknat detta avtal.

Hecho en Luxemburgo, el veintiseis de octubre del dos mil cuatro.

V Lucemburku dne dvacátého šestého října dva tisíce čtyři.

Udfærdiget i Luxembourg den seksogtyvende oktober to tusind og fire.

Geschehen zu Luxemburg am sechsundzwanzigsten Oktober zweitausendundvier.

Kahe tuhande neljanda aasta oktoobrikuu kahekümme kuuendal päeval Luxembourgis.

Έγινε στο Λουξεμβούργο, στις είκοσι έξι Οκτωβρίου δύο χιλιάδες τέσσερα.

Done at Luxembourg on the twenty-sixth day of October in the year two thousand and four.

Fait à Luxembourg, le vingt-six octobre deux mille quatre.

Fatto a Lussembourgo, addì ventisei ottobre duemilaquattro.

Luksemburgā, divi tūkstoši ceturtā gada divdesmit sestajā oktobrī.

Priimta du tūkstančiai ketvirtų metų spalio dvidešimt šeštą dieną Liuksemburge.

Kelt Luxembourgban, a kettőezer negyedik év október huszonhatodik napján.

Magħmula fil-Lussemburgu fis-sitta u għoxrin jum ta' Ottubru tas-sena elfejn u erbgħa.

Gedaan te Luxemburg, de zesentwintigste oktober tweeduizendvier.

Sporządzono w Luksemburgu w dniu dwudziestym szóstym października roku dwutysięcznego czwartego.

Feito em Luxemburgo, em vinte e seis de Outubro de dois mil e quatro.

V Luxemburgu dvadsiateho šiesteho októbra dvetisícštyri.

V Luxembourgu, dne šestindvajsetega oktobra leta dva tisoč štiri.

Tehty Luxemburgissa kahdentenakymmenentenäkuudentena päivänä lokakuuta vuonna kaksituhattaneljä.

Som skedde i Luxemburg den tjugosjätte oktober tjugohundrafyra.

Por la Comunidad Europea

Za Evropské společenství

For Det Europæiske Fællesskab

Für die Europäische Gemeinschaft

Euroopa Ühenduse nimel

Για την Ευρωπαϊκή Κοινότητα

For the European Community

Pour la Communauté européenne

Per la Comunità europea

Eiropas Kopienas vārdā

Europos bendrijos vardu

az Európai Közösség részéről

Għall-Komunità Ewropea

Voor de Europese Gemeenschap

W imieniu Wspólnoty Europejskiej

Pela Comunidade Europeia

Za Európske spoločenstvo

za Evropsko skupnost

Euroopan yhteisön puolesta

På Europeiska gemenskapens vägnar

Image

Für die Schweizerische Eidgenossenschaft

Pour la Confédération suisse

Per la Confederazione svizzera

Image


(1)  Voor wat betreft Zwitserland, omvat het begrip „kapitaalvennootschappen”:

société anonyme/Aktiengesellschaft/società anonima;

société à responsabilité limitée/Gesellschaft mit beschränkter Haftung/società a responsabilità limitata;

société en commandite par actions/Kommanditaktiengesellschaft/società in accomandita per azioni.

(2)  Evenals in de richtlijn zijn deze overgangsbepalingen ook van toepassing op verhandelbare schuldinstrumenten die eigendom zijn van beleggingsfondsen.

BIJLAGE I

LIJST VAN BEVOEGDE AUTORITEITEN

Voor de toepassing van deze overeenkomst zijn de volgende instanties „bevoegde autoriteiten”:

a)

in Zwitserland, Le Directeur de l'Administration fédérale des contributions/Der Direktor der Eidgenössischen Steuerverwaltung/il direttore dell'Amministrazione federale delle contribuzioni, of diens gevolmachtigde of tussenpersoon,

b)

in het Koninkrijk België: De Minister van Financiën/Le Ministre des Finances of een gemachtigd vertegenwoordiger,

c)

in de Tsjechische Republiek: Ministr financí of een gemachtigd vertegenwoordiger,

d)

in het Koninkrijk Denemarken: Skatteministeren of een gemachtigd vertegenwoordiger,

e)

in de Bondsrepubliek Duitsland: Der Bundesminister der Finanzen of een gemachtigd vertegenwoordiger,

f)

in Estland: Rahandusminister of een machtigd vertegenwoordiger,

g)

in de Helleense Republiek: Ο Υπουργός των Οικονομικών of een gemachtigd vertegenwoordiger,

h)

in het Koninkrijk Spanje: El Ministro de Hacienda of een gemachtigd vertegenwoordiger,

i)

in de Franse Republiek: Le Ministre chargé du budget of een gemachtigd vertegenwoordiger,

j)

in Ierland: The Revenue Commissioners of hun gemachtigd vertegenwoordiger,

k)

in de Italiaanse Republiek: Il Capo del Dipartimento per le Politiche Fiscali of een gemachtigd vertegenwoordiger,

l)

in Cyprus: Υπουργός Οικονομικών of een gemachtigd vertegenwoordiger,

m)

in Letland: Finanšu ministrs of een gemachtigd vertegenwoordiger,

n)

in Litouwen: Finansų ministras of een gemachtigd vertegenwoordiger,

o)

in het Groothertogdom Luxemburg: Le Ministre des Finances of een gemachtigd vertegenwoordiger; echter voor de toepassing van artikel 10 is de bevoegde autoriteit le Procureur Général d'État Luxembourgeois,

p)

in Hongarije: A pénzügyminiszter of een gemachtigd vertegenwoordiger,

q)

op Malta: Il-Ministru responsabbli għall-Finanzi of een gemachtigd vertegenwoordiger,

r)

in het Koninkrijk der Nederlanden: De Minister van Financiën of een gemachtigd vertegenwoordiger,

s)

in de Republiek Oostenrijk: Der Bundesminister für Finanzen of een gemachtigd vertegenwoordiger,

t)

in Polen: Minister Finansów of een gemachtigd vertegenwoordiger,

u)

in de Portugese Republiek: O Ministro das Finanças of een gemachtigd vertegenwoordiger,

v)

in Slovenië: Minister za finance of een gemachtigd vertegenwoordiger,

w)

in Slowakije: Minister financií of een gemachtigd vertegenwoordiger,

x)

in de Republiek Finland: Valtiovarainministeriö/Finansministeriet of een gemachtigd vertegenwoordiger,

y)

in het Koninkrijk Zweden: Chefen för Finansdepartementet of een gemachtigd vertegenwoordiger,

z)

in het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en in de Europese gebiedsdelen voor de buitenlandse betrekkingen waarvan het Verenigd Koninkrijk verantwoordelijk is: de Commissioners of Inland Revenue of hun gemachtigd vertegenwoordiger en de bevoegde autoriteit in Gibraltar, die door het Verenigd Koninkrijk wordt aangewezen overeenkomstig het Akkoord met betrekking tot de autoriteiten van Gibraltar in de context van EU- en EG-instrumenten en daarmee verband houdende verdragen welke zijn aangemeld bij de lidstaten en instellingen van de Europese Unie van 19 april 2000, waarvan het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie Zwitserland een kopie zal doen toekomen, en dat van toepassing zal zijn op deze overeenkomst.

BIJLAGE II

LIJST VAN GELIJKGESTELDE ENTITEITEN

Voor de toepassing van artikel 16 van deze overeenkomst, worden de volgende entiteiten beschouwd als „gelijkgestelde entiteit die als overheidsinstantie optreedt of waarvan de rol erkend is bij internationaal verdrag”:

ENTITEITEN IN DE EUROPESE UNIE:

 

België

Vlaams Gewest

Région wallonne (Waals Gewest)

Brussels Hoofdstedelijk Gewest/Région de Bruxelles Capitale

Communauté française (Franse Gemeenschap)

Vlaamse Gemeenschap

Deutschsprachige Gemeinschaft (Duitstalige Gemeenschap)

 

Spanje

Xunta de Galicia (regering van de Autonome Gemeenschap van Galicië)

Junta de Andalucía (regering van de Autonome Gemeenschap van Andalusië)

Junta de Extremadura (regering van de Autonome Gemeenschap van Extremadura)

Junta de Castilla-La Mancha (regering van de Autonome Gemeenschap van Castilië-La Mancha)

Junta de Castilla-León (regering van de Autonome Gemeenschap van Castilië-León)

Gobierno Foral de Navarra (regering van de Autonome Gemeenschap van Navarra)

Govern de les Illes Balears (regering van de Autonome Gemeenschap van de Balearen)

Generalitat de Catalunya (regering van de Autonome Gemeenschap van Catalonië)

Generalitat de Valencia (regering van de Autonome Gemeenschap van Valencia)

Diputación General de Aragón (regering van de Autonome Gemeenschap van Aragón)

Gobierno de las Islas Canarias (regering van de Autonome Gemeenschap van de Canarische Eilanden)

Gobierno de Murcia (regering van de Autonome Gemeenschap van Murcia)

Gobierno de Madrid (regering van de Autonome Gemeenschap van Madrid)

Gobierno de la Comunidad Autónoma del País Vasco/Euzkadi (regering van de Autonome Gemeenschap van Baskenland)

Diputación Foral de Guipúzcoa (Provincieraad van Guipúzcoa)

Diputación Foral de Vizcaya/Bizkaia (Provincieraad van Biskaje)

Diputación Foral de Alava (Provincieraad van Alava)

Ayuntamiento de Madrid (Gemeente Madrid)

Ayuntamiento de Barcelona (Gemeente Barcelona)

Cabildo Insular de Gran Canaria (Eilandraad van Gran Canaria)

Cabildo Insular de Tenerife (Eilandraad van Tenerife)

Instituto de Crédito Oficial (Officiële Kredietinstelling)

Instituto Catalán de Finanzas (Catalaans Instituut voor Financiën)

Instituto Valenciano de Finanzas (Valenciaans Instituut voor Financiën)

 

Griekenland

Οργανισμός Τηλεπικοινωνιών Ελλάδος (Griekse Organisatie voor Telecommunicatie)

Οργανισμός Σιδηροδρόμων Ελλάδος (Organisatie van de Griekse Spoorwegen)

Δημόσια Επιχειρήση Ηλεκτρισμού (Openbaar Elektriciteitsbedrijf)

 

Frankrijk

La Caisse d'amortissement de la dette sociale (CADES) (Fonds voor de aflossing van de sociale schuld)

L'Agence française de développement (AFD) (Frans Agentschap voor Ontwikkeling)

Réseau Ferré de France (RFF) (Spoorwegennet van Frankrijk)

Caisse Nationale des Autoroutes (CNA) (Nationaal Autosnelwegenfonds)

Assistance publique Hôpitaux de Paris (APHP) (Openbare Bijstand Parijse Ziekenhuizen)

Charbonnages de France (CDF) (Franse Steenkoolwinning)

Entreprise minière et chimique (EMC) (Mijnbouw- en chemiebedrijf)

 

Italië

Regio’s

Provincies

Gemeenten

Cassa Depositi e Prestiti (Deposito- en Consignatiefonds)

 

Letland

Pašvaldības (lokale overheden)

 

Polen

gminy (gemeenten)

powiaty (districten)

województwa (provincies)

związki gmin (verbanden van gemeenten)

powiatów (verbanden van districten)

województw (verbanden van provincies)

miasto stołeczne Warszawa (hoofdstad Warschau)

Agencja Restrukturyzacji i Modernizacji Rolnictwa (Agentschap voor herstructurering en Modernisering van de landbouw)

Agencja Nieruchomości Rolnych (Agentschap voor agrarische eigendom)

 

Portugal

Região Autónoma da Madeira (Autonome Regio Madeira)

Região Autónoma dos Açores (Autonome Regio der Azoren)

Gemeenten

 

Slowakije

mestá a obce (gemeenten)

Železnice Slovenskej republiky (Slowaakse Spoorwegen)

Štátny fond cestného hospodárstva (Nationaal Fonds voor Wegenbeheer)

Slovenské elektrárne (Slowaakse elektriciteitscentrales)

Vodohospodárska výstavba (Watermaatschappij)

INTERNATIONALE ENTITEITEN:

 

Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling

 

Europese Investeringsbank

 

Aziatische Ontwikkelingsbank

 

Afrikaanse Ontwikkelingsbank

 

Wereldbank/IBRD/IMF

 

Internationale Financieringsmaatschappij

 

Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank

 

Fonds voor sociale ontwikkeling van de Raad van Europa

 

Euratom

 

Europese Gemeenschap

 

Corporación Andina de Fomento (CAF) (Andes-Ontwikkelingsmaatschappij)

 

Eurofima

 

Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal

 

Noordse Investeringsbank

 

Caribische Ontwikkelingsbank

Het bepaalde in artikel 16 laat internationale verplichtingen die de overeenkomstsluitende partijen mogelijk ten overstaan van voornoemde internationale entiteiten zijn aangegaan, onverlet.

ENTITEITEN IN DERDE STATEN:

De entiteiten die aan de volgende criteria voldoen:

1)

De entiteit wordt ondubbelzinnig geacht, overeenkomstig de nationale criteria, een publieke entiteit te zijn.

2)

De publieke entiteit is een niet-commerciële producent die een cluster van activiteiten beheert en financiert, waarbij hij voornamelijk niet-commerciële goederen en diensten levert, die bestemd zijn voor het algemeen nut en die effectief worden gecontroleerd door de centrale overheid.

3)

De publieke entiteit is een grote en regelmatige emittent van schuldinstrumenten.

4)

De betrokken staat is in staat te waarborgen dat de publieke entiteit niet tot vroegtijdige aflossing zal overgaan in het geval van „gross-up”-clausules.


MEMORANDUM VAN OVEREENSTEMMING

tussen de Europese Gemeenschap, het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Federale Republiek Duitsland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Ierse Republiek, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Portugese Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, en de Zwitserse Bondsstaat

DE EUROPESE GEMEENSCHAP,

HET KONINKRIJK BELGIË,

HET KONINKRIJK DENEMARKEN,

DE FEDERALE REPUBLIEK DUITSLAND,

DE HELLEENSE REPUBLIEK,

HET KONINKRIJK SPANJE,

DE FRANSE REPUBLIEK,

DE IERSE REPUBLIEK,

DE ITALIAANSE REPUBLIEK,

HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG,

HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN,

DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,

DE PORTUGESE REPUBLIEK,

DE REPUBLIEK FINLAND,

HET KONINKRIJK ZWEDEN,

HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,

en

DE ZWITSERSE BONDSSTAAT, hierna „Zwitserland” te noemen,

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT OMTRENT HETGEEN VOLGT:

1.   INLEIDING

Zwitserland en de Gemeenschap staan op het punt een overeenkomst te sluiten die voorziet in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling (hierna „de richtlijn” te noemen). Dit Memorandum van overeenstemming is een aanvulling op die overeenkomst.

2.   ADMINISTRATIEVE BIJSTAND BIJ BELASTINGFRAUDE EN SOORTGELIJKE AANGELEGENHEDEN

Zodra de overeenkomst is ondertekend, gaan Zwitserland en elke lidstaat van de Europese Unie bilaterale onderhandelingen aan teneinde:

in hun respectieve overeenkomsten ter vermijding van dubbele belastingheffing op inkomsten en kapitaal bepalingen op te nemen inzake administratieve bijstand in de vorm van uitwisseling van informatie op verzoek voor alle administratieve, strafrechtelijke of civielrechtelijke gevallen van belastingfraude volgens de wetgeving van de staat aan welke het verzoek is gericht, of soortgelijke aangelegenheden met betrekking tot bepaalde inkomsten die niet onder de overeenkomst vallen, maar wel onder hun respectieve verdragen.

de individuele categorieën te definiëren van gevallen vallende onder „soortgelijke inbreuken” overeenkomstig de belastingprocedure die door deze staten wordt toegepast.

3.   ONDERHANDELINGEN OM TE VOORZIEN IN MAATREGELEN VAN GELIJKE STREKKING MET ANDERE DERDE STATEN

Tijdens de overgangsperiode waarin bij de richtlijn wordt voorzien, opent de Gemeenschap besprekingen met andere belangrijke financiële centra, teneinde de goedkeuring te stimuleren door die rechtsgebieden van maatregelen van gelijke strekking als die welke door de Gemeenschap worden toegepast.

4.   INTENTIEVERKLARING

De ondertekenaars van dit Memorandum van overeenstemming verklaren dat naar hun inzicht de in punt 1 bedoelde overeenkomst en dit Memorandum een aanvaardbare en evenwichtige regeling uitmaken waarvan mag worden aangenomen dat die de belangen van de partijen waarborgt. Zij zullen de overeengekomen maatregelen derhalve in goed vertrouwen implementeren en deze regeling niet zonder geldige reden unilateraal ondermijnen.

Indien er enig substantieel verschil wordt bemerkt tussen het toepassingsgebied van de op 3 juni 2003 goedgekeurde richtlijn en dat van de overeenkomst, met name met betrekking tot artikel 1, lid 2, en artikel 6 van de overeenkomst, gaan de overeenkomstsluitende partijen zonder verwijl besprekingen aan overeenkomstig artikel 13, lid 1, van de overeenkomst, teneinde ervoor te zorgen dat de gelijke strekking van de maatregelen waarin de overeenkomst voorziet, wordt gehandhaafd.

Ondertekend te Luxembourg op 26 oktober 2004 en opgesteld in tweevoud in de de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estische, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

2. De versie van de onderhavige Overeenkomst in de Maltese taal wordt op basis van een briefwisseling authentiek verklaard door de ondertekenende partijen. Zij zal gelijkelijk authentiek zijn, op dezelfde wijze als de in lid 1 genoemde talen.

Pour le Royaume de Belgique

Voor het Koninkrijk België

Für das Königreich Belgien

Image

Za Českou republiku

Image

På Kongeriget Danmarks vegne

Image

Für die Bundesrepublik Deutschland

Image

Eesti Vabariigi nimel

Image

Για την Ελληνική Δημοκρατία

Image

Por el Reino de España

Image

Pour la République française

Image

Thar cheann Na hÉireann

For Ireland

Image

Per la Repubblica italiana

Image

Για την Κυπριακή Δημοκρατία

Image

Latvijas Republikas vārdā

Image

Lietuvos Respublikos vardu

Image

Pour le Grand-Duché de Luxembourg

Image

A Magyar Köztársaság részéről

Image

Għar-Republikka ta' Malta

Image

Voor het Koninkrijk der Nederlanden

Image

Für die Republik Österreich

Image

W imieniu Rzeczypospolitej Polskiej

Image

Pela República Portuguesa

Image

Za Republiko Slovenijo

Image

Za Slovenskú republiku

Image

Suomen tasavallan puolesta

För Republiken Finland

Image

För Konungariket Sverige

Image

For the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland

Image

Por la Comunidad Europea

Za Evropské společenství

For Det Europæiske Fællesskab

Für die Europäische Gemeinschaft

Euroopa Ühenduse nimel

Για την Ευρωπαϊκή Κοινότητα

For the European Community

Pour la Communauté européenne

Per la Comunità europea

Eiropas Kopienas vārdā

Europos bendrijos vardu

az Európai Közösség részéről

Għall-Komunità Ewropea

Voor de Europese Gemeenschap

W imieniu Wspólnoty Europejskiej

Pela Comunidade Europeia

Za Európske spoločenstvo

za Evropsko skupnost

Euroopan yhteisön puolesta

På Europeiska gemenskapens vägnar

Image

Für die Schweizerische Eidgenossenschaft

Pour la Confédération suisse

Per la Confederazione svizzera

Image


29.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 385/50


BESLUIT VAN DE RAAD

van 25 oktober 2004

betreffende de sluiting van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de datum van toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling

(2004/912/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 94 juncto artikel 300, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 17, lid 2, van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling bepaalt dat, behoudens de daarin neergelegde voorwaarden, Zwitserland en, voorzover van toepassing, de Gemeenschap deze overeenkomst effectief dienen te implementeren en toe te passen vanaf 1 januari 2005.

(2)

Overeenkomstig artikel 18, lid 1, is de toepassing van de overeenkomst afhankelijk van de goedkeuring en implementatie door bepaalde afhankelijke of geassocieerde gebieden van de lidstaten alsmede door respectievelijk de Verenigde Staten van Amerika, Andorra, Liechtenstein, Monaco en San Marino, van dezelfde of gelijkwaardige maatregelen als die vervat in de richtlijn of de overeenkomst. Krachtens artikel 18, lid 2, dienen de overeenkomstsluitende partijen in onderling overleg een nieuwe datum voor de toepassing van artikel 17, lid 2, vast te stellen indien zij niet ten minste zes maanden vóór de in artikel 17, lid 2, bedoelde datum (1 januari 2005) besluiten dat aan de voorwaarde wordt voldaan.

(3)

Niet alle betrokken derde landen zullen in staat zijn de in artikel 18 bedoelde maatregelen tegen 1 januari 2005 te implementeren. Zwitserland zal deze overeenkomst pas vanaf 1 juli 2005 kunnen implementeren en toepassen, zulks op voorwaarde dat tegen die datum aan de Zwitserse constitutionele eisen is voldaan. Het ziet ernaar uit dat ook elk van de in artikel 18, lid 1, van de overeenkomst genoemde derde landen en afhankelijke of geassocieerde gebieden tegen 1 juli 2005 aan de in dat lid gestelde voorwaarden zal kunnen voldoen.

(4)

Overeenkomstig artikel 18, lid 2, van de overeenkomst dient derhalve 1 juli 2005 te worden vastgesteld als nieuwe datum voor de toepassing van artikel 17, lid 2, van de overeenkomst.

(5)

De overeenkomst in de vorm van een briefwisseling, waarbij wordt voorzien in een nieuwe datum voor de toepassing van de Overeenkomst betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, dient te worden goedgekeurd,

BESLUIT:

Artikel 1

De Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de datum van toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling wordt namens de Europese Gemeenschap goedgekeurd.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad is gemachtigd de personen aan te wijzen die bevoegd zijn de overeenkomst te ondertekenen teneinde daardoor de Gemeenschap te binden.

Gedaan te Luxemburg, 25 oktober 2004.

Voor de Raad

De Voorzitter

R. VERDONK


OVEREENKOMST

in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de datum van toepassing van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling

Mijnheer,

Ik heb de eer te verwijzen naar de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling. De overeenkomst, die door de overeenkomstsluitende partijen volgens hun eigen procedures zal worden bekrachtigd of goedgekeurd, zal worden toegepast vanaf een datum die wordt vastgesteld volgens de procedure van artikel 18, lid 2, van de overeenkomst.

Artikel 18, lid 2, bepaalt dat de overeenkomstsluitende partijen in onderling overleg ten minste zes maanden voor de in artikel 17, lid 2, van de overeenkomst bedoelde datum (1 januari 2005) besluiten of aan de in artikel 18, lid 1, van de overeenkomst genoemde voorwaarde wordt voldaan, en dat zij, indien zij besluiten dat niet aan de voorwaarde wordt voldaan, in onderling overleg een nieuwe datum vaststellen voor de toepassing van de overeenkomst.

Artikel 18, lid 1, bepaalt dat de toepassing van de overeenkomst afhankelijk is van de goedkeuring en implementatie door de afhankelijke of geassocieerde gebieden van de lidstaten genoemd in het verslag van de Raad (Economische en Financiële Vraagstukken) aan de Europese Raad van Santa Maria da Feira van 19 en 20 juni 2000, alsmede door, respectievelijk, de Verenigde Staten van Amerika, Andorra, Liechtenstein, Monaco en San Marino, van dezelfde of gelijkwaardige maatregelen als die vervat in de richtlijn of de overeenkomst, met uitzondering van artikel 15 van de overeenkomst, en welke voorzien in dezelfde implementatiedata.

Op basis van de onderhandelingen tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat heb ik begrepen dat in overeenstemming met artikel 17, lid 2, van de overeenkomst de Zwitserse Bondsstaat de overeenkomst pas met ingang van 1 juli 2005 zal kunnen toepassen, mits op dat tijdstip aan de constitutionele eisen van Zwitserland is voldaan.

Ik verzoek u te bevestigen dat u kunt instemmen met 1 juli 2005 als nieuwe datum voor de toepassing van de overeenkomst als bepaald in artikel 18, lid 2, van de overeenkomst en dat de Zwitserse regering alles in het werk zal stellen opdat deze datum wordt gerespecteerd. Ik verzoek u tevens te bevestigen dat de Zwitserse Bondsstaat op basis van de tijdens de onderhandelingen van 21 juni 2004 verstrekte informatie, onverminderd onderstaande alinea, accepteert dat aan de voorwaarden van artikel 18, lid 1, zal worden voldaan.

Ik accepteer dat Zwitserland er slechts toe gehouden is de bepalingen van de overeenkomst met ingang van 1 juli 2005 toe te passen als alle EU-lidstaten en elk van de in artikel 18, lid 1, van de overeenkomst genoemde landen en gebieden vanaf diezelfde datum de in de overeenkomst genoemde belastingmaatregelen ter zake van spaargelden toepassen. Dezelfde voorwaarde geldt eveneens ten aanzien van iedere EU-lidstaat.

Hoogachtend,

Hecho en Luxemburgo, el

V Lucemburku dne

Udfærdiget i Luxembourg, den

Geschehen zu Luxemburg am

Luxembourg,

Έγινε στις Λουξεμβούργο, στις

Done at Luxembourg,

Fait à Luxembourg, le

Fatto a Lussembourgo, addì

Luksemburgā,

Priimta Liuksemburge,

Kelt Luxembourgban,

Magħmul fil-Lussemburgu,

Gedaan te Luxemburg,

Sporzÿdzono w Luksemburgu, dnia

Feito em Luxemburgo,

V Luxemburgu

V Luxembourgu,

Tehty Luxemburgissa

Utfärdat i Luxemburg den

Image

Por la Comunidad Europea

Za Evropské společenství

For Det Europæiske Fællesskab

Für die Europäische Gemeinschaft

Euroopa Ühenduse nimel

Για την Ευρωπαϊκή Κοινότητα

For the European Community

Pour la Communauté européenne

Per la Comunità europea

Eiropas Kopienas vārdā

Europos bendrijos vardu

az Európai Közösség részéről

Għall-Komunità Ewropea

Voor de Europese Gemeenschap

W imieniu Wspólnoty Europejskiej

Pela Comunidade Europeia

Za Európske spoločenstvo

za Evropsko skupnost

Euroopan yhteisön puolesta

På Europeiska gemenskapens vägnar

Image

Mijnheer,

Ik heb de eer u de ontvangst te bevestigen van uw brief van heden, welke als volgt luidt:

„Mijnheer,

Ik heb de eer te verwijzen naar de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling. De overeenkomst, die door de overeenkomstsluitende partijen volgens hun eigen procedures zal worden bekrachtigd of goedgekeurd, zal worden toegepast vanaf een datum die wordt vastgesteld volgens de procedure van artikel 18, lid 2, van de overeenkomst.

Artikel 18, lid 2, bepaalt dat de overeenkomstsluitende partijen in onderling overleg ten minste zes maanden voor de in artikel 17, lid 2, van de overeenkomst bedoelde datum (1 januari 2005) besluiten of aan de in artikel 18, lid 1, van de overeenkomst genoemde voorwaarde wordt voldaan, en dat zij, indien zij besluiten dat niet aan de voorwaarde wordt voldaan, in onderling overleg een nieuwe datum vaststellen voor de toepassing van de overeenkomst.

Artikel 18, lid 1, bepaalt dat de toepassing van de overeenkomst afhankelijk is van de goedkeuring en implementatie door de afhankelijke of geassocieerde gebieden van de lidstaten genoemd in het verslag van de Raad (Economische en Financiële Vraagstukken) aan de Europese Raad van Santa Maria da Feira van 19 en 20 juni 2000, alsmede door, respectievelijk, de Verenigde Staten van Amerika, Andorra, Liechtenstein, Monaco en San Marino, van dezelfde of gelijkwaardige maatregelen als die vervat in de richtlijn of de overeenkomst, met uitzondering van artikel 15 van de overeenkomst, en welke voorzien in dezelfde implementatiedata.

Op basis van de onderhandelingen tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat heb ik begrepen dat in overeenstemming met artikel 17, lid 2, van de overeenkomst de Zwitserse Bondsstaat de overeenkomst pas met ingang van 1 juli 2005 zal kunnen toepassen, mits op dat tijdstip aan de constitutionele eisen van Zwitserland is voldaan.

Ik verzoek u te bevestigen dat u kunt instemmen met 1 juli 2005 als nieuwe datum voor de toepassing van de overeenkomst als bepaald in artikel 18, lid 2, van de overeenkomst en dat de Zwitserse regering alles in het werk zal stellen opdat deze datum wordt gerespecteerd. Ik verzoek u tevens te bevestigen dat de Zwitserse Bondsstaat op basis van de tijdens de onderhandelingen van 21 juni 2004 verstrekte informatie, onverminderd onderstaande alinea, accepteert dat aan de voorwaarden van artikel 18, lid 1, zal worden voldaan.

Ik accepteer dat Zwitserland er slechts toe gehouden is de bepalingen van de overeenkomst met ingang van 1 juli 2005 toe te passen als alle EU-lidstaten en elk van de in artikel 18, lid 1, van de overeenkomst genoemde landen en gebieden vanaf diezelfde datum de in de overeenkomst genoemde belastingmaatregelen ter zake van spaargelden toepassen. Dezelfde voorwaarde geldt eveneens ten aanzien van iedere EU-lidstaat.

Hoogachtend,”.

Op basis van de onderhandelingen tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat kan ik bevestigen dat de Zwitserse Bondsstaat akkoord gaat met de nieuwe toepassingsdatum overeenkomstig de overeenkomst van 1 juli 2005, mits op dat tijdstip aan de constitutionele eisen van Zwitserland is voldaan.

Ik bevestig dat de Zwitserse regering alles in het werk zal stellen opdat deze datum wordt gerespecteerd. Behoudens technische controle door onze diensten van de tijdens de onderhandelingen van 21 juni 2004 verstrekte informatie welke ik zal bevestigen vóór de ondertekening van de overeenkomst op basis van de gefinaliseerde versie van de passende overeenkomsten, accepteert de Zwitserse Bondsstaat dat aan de voorwaarden van artikel 18, lid 1, zal worden voldaan, behoudens onderstaande alinea.

Ik accepteer dat Zwitserland er slechts toe gehouden is de bepalingen van de overeenkomst met ingang van 1 juli 2005 toe te passen als alle EU-lidstaten en elk van de in artikel 18, lid 1, van de overeenkomst genoemde landen en gebieden vanaf diezelfde datum de in de overeenkomst genoemde belastingmaatregelen ter zake van spaargelden toepassen. Dezelfde voorwaarde geldt eveneens ten aanzien van iedere EU-lidstaat.

Hoogachtend,

Geschehen zu Luxemburg am

Fait à Luxembourg, le

Fatto a Lussembourgo, addì

Hecho en Luxemburgo, el

V Lucemburku dne

Udfærdiget i Luxembourg, den

Luxembourg,

Έγινε στις Λουξεμβούργο, στις

Done at Luxembourg,

Luksemburgā,

Priimta Liuksemburge,

Kelt Luxembourgban,

Magħmul fil-Lussemburgu,

Gedaan te Luxemburg,

Sporzÿdzono w Luksemburgu, dnia

Feito em Luxemburgo,

V Luxemburgu

V Luxembourgu,

Tehty Luxemburgissa

Utfärdat i Luxemburg den

Image

Für die Schweizerische Eidgenossenschaft

Pour la Confédération suisse

Per la Confederazione svizzera

Image


Commissie

29.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 385/55


AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

van 14 december 2004

ter bevordering van de toepassing van een passende regeling voor de beloning van bestuurders van beursgenoteerde ondernemingen

(Voor de EER relevante tekst)

(2004/913/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 211, tweede streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In mei 2003 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de Mededeling „Modernisering van het vennootschapsrecht en verbetering van de corporate governance in de Europese Unie - Een actieplan” (1). De mededeling bevat een reeks voorstellen tot versterking van de rechten van de aandeelhouder en tot modernisering van de raad van bestuur. Zo wordt een initiatief aangekondigd ter bevordering van een regeling voor de beloning van bestuurders in de lidstaten.

(2)

De vorm, structuur en hoogte van de beloning van bestuurders zijn een zaak van de ondernemingen en hun aandeelhouders. Aldus kunnen immers bestuurders worden aangetrokken en vastgehouden die over de vereiste kwalificaties beschikken om een onderneming goed te leiden. Wel vormt de beloning een van de belangrijkste terreinen waarop de leden van het dagelijks bestuur te maken kunnen krijgen met belangenconflicten en waarop rekening moet worden gehouden met de belangen van de aandeelhouders. Daarom zouden beloningssystemen onderworpen moeten zijn aan een adequate bestuurscontrole die weer op voldoende informatierechten berust. In dit verband is het van belang om ten volle rekening te houden met de diversiteit van de systemen van corporate governance binnen de Gemeenschap. Deze vormen immers een afspiegeling van de uiteenlopende opvattingen in de lidstaten over de rol van ondernemingen en van organen die verantwoordelijk zijn voor het beloningsbeleid zoals dit in het algemeen ten aanzien van bestuurders wordt gevoerd, en voor de beloning van de individuele bestuurders.

(3)

De openbaarmaking van accurate en actuele informatie door uitgevende instellingen van effecten wekt een duurzaam vertrouwen bij beleggers en vormt een belangrijk instrument om een deugdelijke corporate governance in de gehele Gemeenschap te bevorderen. Daartoe is het van belang dat beursgenoteerde ondernemingen zorgen voor voldoende transparantie ten opzichte van de belegger, zodat deze een gefundeerd oordeel kan formuleren.

(4)

Bij de implementatie van deze aanbeveling zouden de lidstaten rekening moeten houden met de bijzondere kenmerken van instellingen voor collectieve belegging (ICBE's) die als onderneming zijn opgezet, en zouden zij moeten voorkomen dat onnodig onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende soorten ICBE's. Voor ICBE's in de zin van Richtlijn 85/611/EEG van de Raad van 20 december 1985 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (ICBE's) (2) voorziet die richtlijn al in een specifieke governanceregeling. Om evenwel te voorkomen dat de als onderneming opgezette ICBE's die niet aan harmonisatie in communautair verband onderworpen zijn, ongelijk worden behandeld, zouden de lidstaten in aanmerking moeten nemen of, en in hoeverre voor deze niet-geharmoniseerde ICBE's een gelijkwaardige governanceregeling geldt.

(5)

Aandeelhouders zouden een duidelijk en uitvoerig overzicht moeten krijgen van het beloningsbeleid van de onderneming. Dit zou hen de mogelijkheid bieden om zich een oordeel te vormen over de beloningsstrategie van de onderneming, waarbij tevens de verantwoordingsplicht van de onderneming tegenover de aandeelhouder wordt aangescherpt. In dit verband wordt ook gedacht aan informatie over vergoedingen. De onderneming zou echter niet moeten worden gedwongen commercieel gevoelige informatie prijs te geven die afbreuk zou kunnen doen aan haar strategische positie.

(6)

Voorts zou voor voldoende transparantie moeten worden gezorgd bij het contractbeleid ten aanzien van bestuurders. Zo zou informatie openbaar gemaakt moeten worden over de contractueel vastgelegde opzegtermijnen en ontslagvergoedingen, zaken die rechtstreeks samenhangen met de beloning van bestuurders.

(7)

Om de aandeelhouders een effectief instrument in handen te geven om op basis van een uitgebreide informatieverstrekking hun mening naar voren te brengen en hen in de gelegenheid te stellen een discussie over het beloningsbeleid aan te gaan zonder dat daarvoor een voorstel voor een besluit hoeft te worden ingediend, zou dit beleid altijd expliciet als onderwerp op de agenda van de jaarlijkse algemene aandeelhoudersvergadering moeten staan.

(8)

Met het oog op de aanscherping van de verantwoordingsplicht zou het beloningsbeleid in stemming moeten worden gebracht op de jaarlijkse algemene aandeelhoudersvergadering. Daarbij zou het om een raadgevende stem kunnen gaan, zodat niet wordt getornd aan de rechten van de organen die verantwoordelijk zijn voor de beloning van bestuurders. Een raadgevende stem brengt geen verplichtingen mee in die zin dat de contractuele rechten van de bestuurders of het beloningsbeleid moeten worden aangepast.

(9)

Aan aandeelhouders zou ook informatie moeten worden verstrekt op basis waarvan zij individuele bestuurders kunnen aanspreken op de beloning die zij ontvangen of hebben ontvangen. Daarom is openbaarmaking van de beloning die de individuele bestuurders als lid van het dagelijks bestuur of van een ander orgaan of als commissaris in het afgelopen boekjaar hebben ontvangen voor de aandeelhouder van belang om de beloning te kunnen afzetten tegen de algehele prestaties van de onderneming.

(10)

Variabele regelingen waarbij bestuurders een beloning ontvangen in de vorm van aandelen, aandelenopties dan wel andere rechten op aandelen of op een beloning die afhangt van de aandelenkoers, en ingrijpende aanpassingen van dergelijke regelingen zouden vooraf door de jaarlijkse algemene aandeelhoudersvergadering moeten worden goedgekeurd. Deze goedkeuring zou echter alleen moeten gelden voor de beloningsregeling en voor de voorschriften die worden gevolgd om in het kader van deze regeling de individuele beloning vast te stellen, en dus niet voor de individuele beloning die bestuurders op grond van de regeling ontvangen.

(11)

Gezien het belang dat aan de beloningskwestie wordt gehecht, zou gecontroleerd moeten worden in hoeverre aan deze aanbeveling gevolg wordt gegeven. Wanneer dat in onvoldoende mate het geval is, zouden verdere maatregelen moeten worden overwogen,

BEVEELT AAN:

Afdeling I

toepassingsgebied en definities

1.   Toepassingsgebied

1.1.

De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een beursgenoteerde onderneming met statutaire zetel op hun grondgebied aan deze aanbeveling gevolg geeft. Zij houden daarbij evenwel rekening met de bijzondere kenmerken van instellingen voor collectieve belegging (ICBE's) die zijn opgezet als onderneming en onder Richtlijn 85/611/EEG vallen, alsook met de bijzondere kenmerken van als onderneming opgezette ICBE's waarop die richtlijn niet van toepassing is en die alleen tot doel hebben bij beleggers aangetrokken gelden te beleggen in een breed scala aan activa, en die geen juridische of bestuurlijke zeggenschap nastreven over enigerlei uitgevende instelling van de betrokken effecten.

1.2.

Ook nemen de lidstaten alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een beursgenoteerde onderneming waarvan de statutaire zetel niet in een van de lidstaten is gelegen, maar die wel een hoofdnotering heeft op een gereglementeerde markt op hun grondgebied, aan deze aanbeveling gevolg geeft.

1.3.

De lidstaten zorgen ervoor dat deze aanbeveling ook van toepassing is op de beloning van iemand die aan het roer staat van een beursgenoteerde onderneming, maar geen deel uitmaakt van een bestuursorgaan, leidinggevend orgaan of toezichthoudend orgaan van deze onderneming.

2.   Definities

2.1.

Onder „bestuurder” wordt verstaan: een lid van een bestuursorgaan, leidinggevend orgaan of toezichthoudend orgaan van een beursgenoteerde onderneming.

2.2.

Onder „beursgenoteerde onderneming” wordt verstaan: een onderneming waarvan de effecten in een of meer lidstaten zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in de zin van Richtlijn 2004/39/EG.

Afdeling II

Beloningsbeleid

3.   Openbaarmaking van het beloningsbeleid ten aanzien van bestuurders

3.1.

Elke beursgenoteerde onderneming maakt in een zogenoemde „beloningsverklaring” haar beloningsbeleid openbaar. Deze verklaring maakt deel uit van een afzonderlijk beloningsverslag en/of wordt opgenomen in de jaarrekening en het jaarverslag of in de toelichting op de jaarrekening van de onderneming. De beloningsverklaring wordt ook op de website van de onderneming geplaatst.

3.2.

In de beloningsverklaring wordt met name informatie verstrekt over het beloningsbeleid dat de onderneming in het volgende boekjaar en eventueel in de jaren daarna ten aanzien van haar bestuurders gaat voeren. Ook bevat de verklaring een overzicht van de wijze waarop het beloningsbeleid in het afgelopen boekjaar ten uitvoer is gelegd. Wanneer een beursgenoteerde onderneming haar beloningsbeleid in vergelijking met het vorige boekjaar ingrijpend aanpast, dient dit in het bijzonder tot uitdrukking te komen.

3.3.

De beloningsverklaring bevat in ieder geval:

a)

een toelichting op het relatieve gewicht van de variabele en niet-variabele componenten waaruit de beloning van de bestuurders bestaat;

b)

voldoende informatie over de prestatiecriteria op basis waarvan aandelenopties, aandelen of andere variabele beloningscomponenten worden toegekend;

c)

voldoende informatie over de relatie tussen beloning en prestaties;

d)

de voornaamste parameters en de beweegredenen voor een eventuele jaarlijkse bonusregeling en voor eventuele andere niet-geldelijke vergoedingen;

e)

een beschrijving van de voornaamste kenmerken van aanvullende pensioen- en vervroegde-uittredingsregelingen voor bestuurders.

In de beloningsverklaring hoeft evenwel geen commercieel gevoelige informatie te worden prijsgegeven.

3.4.

De beloningsverklaring bevat ook een samenvatting van en een toelichting op het door de beursgenoteerde onderneming gevoerde contractbeleid ten aanzien van met het dagelijks bestuur belaste bestuurders. Daarin wordt onder meer informatie verstrekt over de duur van de contracten met de met het dagelijks bestuur belaste bestuurders en over de in hun contracten vastgelegde opzegtermijnen en ontslagregelingen of uitkeringen bij voortijdige beëindiging.

3.5.

Voorts wordt informatie verstrekt over de wijze waarop het beloningsbeleid ten aanzien van bestuurders van een beursgenoteerde onderneming is uitgewerkt en vastgesteld. Daarbij wordt in voorkomend geval ook stilgestaan bij het mandaat en de samenstelling van de beloningscommissie, aan de namen van de externe consultants op wie een beroep is gedaan bij de vaststelling van het beloningsbeleid en aan de rol van de jaarlijkse algemene aandeelhoudersvergadering.

4.   Stemrecht van aandeelhouders

4.1.

Onverminderd de rol en de organisatie van de organen die verantwoordelijk zijn voor de vaststelling van de beloning van bestuurders, worden het beloningsbeleid en elke wezenlijke aanpassing ervan expliciet op de agenda van de jaarlijkse algemene aandeelhoudersvergadering gezet.

4.2.

Onverminderd de rol en de organisatie van de organen die verantwoordelijk zijn voor de vaststelling van de beloning van bestuurders, wordt de beloningsverklaring op de jaarlijkse algemene aandeelhoudersvergadering in stemming gebracht. Daarbij kan het om een bindende dan wel raadgevende stem gaan.

De lidstaten kunnen echter bepalen dat een dergelijke stemming alleen zal worden gehouden als de op de jaarlijkse algemene aandeelhoudersvergadering aanwezige of vertegenwoordigde aandeelhouders die om een stemming verzoeken, ten minste goed zijn voor 25 procent van het totale aantal stemmen. Dit laatste doet evenwel geen afbreuk aan het recht van aandeelhouders om in het kader van nationale voorschriften een ontwerpbesluit in te dienen.

4.3.

Een beursgenoteerde onderneming stelt aandeelhouders die recht hebben op een uitnodiging voor de jaarlijkse aandeelhoudersvergadering, ervan in kennis dat het voornemen bestaat dat op deze vergadering een voorstel voor een besluit over de beloningsverklaring in stemming wordt gebracht.

Afdeling III

Beloning van individuele bestuurders

5.   Openbaarmaking van de beloning van individuele bestuurders

5.1.

In de jaarrekening dan wel in de toelichting daarop of, indien van toepassing, in het beloningsverslag wordt gedetailleerde informatie verstrekt over de totale beloning en andere vergoedingen die over het desbetreffende boekjaar aan individuele bestuurders zijn toegekend.

5.2.

De jaarrekening dan wel de toelichting daarop of, indien van toepassing, het beloningsverslag bevat voor elke persoon die op enig moment in het desbetreffende boekjaar als bestuurder van de beursgenoteerde onderneming werkzaam is geweest, in ieder geval de in de punten 5.3 tot en met 5.6 genoemde gegevens.

5.3.

Over de beloning en/of de emolumenten worden de volgende gegevens verstrekt:

a)

het totale bedrag aan salaris dat aan de bestuurder is betaald of verschuldigd is voor de in het desbetreffende boekjaar verleende diensten, inclusief de door de jaarlijkse algemene aandeelhoudersvergadering vastgestelde presentiegelden, indien van toepassing;

b)

de van een andere, tot dezelfde groep behorende onderneming ontvangen beloning en vergoedingen;

c)

de beloning in de vorm van een winstdeling en/of een bonus en de redenen waarom deze is toegekend;

d)

voorzover dit wettelijk is toegestaan, een materiële of aanzienlijke aanvullende beloning van bestuurders voor speciale diensten die niet tot hun normale takenpakket behoren;

e)

de beloning die een voormalige met het dagelijks bestuur belaste bestuurder heeft ontvangen of nog moet ontvangen in verband met de beëindiging van diens werkzaamheden in het desbetreffende boekjaar;

f)

de totale geraamde waarde van alle als beloning aangemerkte niet-geldelijke vergoedingen die niet onder a) tot en met e) vallen.

5.4.

Over aandelen en/of rechten op aandelenopties en/of andere incentiveregelingen waarmee aandelen gemoeid zijn, worden de volgende gegevens verstrekt:

a)

het aantal aandelenopties of aandelen dat de onderneming in het desbetreffende boekjaar heeft toegekend en de daarvoor geldende voorwaarden;

b)

het aantal aandelenopties dat in het desbetreffende boekjaar is uitgeoefend, voor elk daarvan het aantal aandelen dat ermee gemoeid is, en de uitoefenprijs of de waarde van het belang in de incentiveregeling waarmee aandelen zijn gemoeid, aan het einde van het boekjaar;

c)

het aantal aan het einde van het boekjaar niet uitgeoefende aandelenopties, de uitoefenprijs ervan, de uitoefendatum en de belangrijkste voorwaarden voor uitoefening van de rechten;

d)

eventuele aanpassingen in de loop van het boekjaar van de voorwaarden die verbonden zijn aan bestaande aandelenopties.

5.5.

Over aanvullende pensioenregelingen worden de volgende gegevens verstrekt:

a)

bij een toegezegde-pensioenregeling: veranderingen in de in het kader van de regeling opgebouwde rechten van de bestuurder tijdens het desbetreffende boekjaar;

b)

bij een toegezegde-bijdragenregeling: de precieze premies die de beursgenoteerde onderneming in het desbetreffende boekjaar heeft betaald of verschuldigd is met betrekking tot de bestuurder.

5.6.

Wanneer een beursgenoteerde onderneming, een dochteronderneming ervan of een onderneming die in de geconsolideerde jaarrekening van deze onderneming wordt opgenomen, betalingen in de vorm van leningen, voorschotten of garanties heeft verricht aan iemand die op enig moment in het desbetreffende boekjaar als bestuurder in de beursgenoteerde onderneming werkzaam is geweest (voorzover zulks door de nationale wetgeving of de statuten van de onderneming wordt toegestaan), wordt voor elke bestuurder afzonderlijk vermeld hoeveel deze heeft ontvangen, hoe hoog het nog uitstaande bedrag is en wat het rentetarief is.

Afdeling IV

Beloning op basis van aandelen

6.   Goedkeuring van de aandeelhouders

6.1.

Regelingen waarbij bestuurders een beloning ontvangen in de vorm van aandelen, aandelenopties of andere rechten op aandelen of op een beloning die afhankelijk is van de aandelenkoers, worden vooraf via een voorstel voor een besluit op de jaarlijkse algemene aandeelhoudersvergadering goedgekeurd. Deze goedkeuring heeft alleen betrekking op de regeling zelf en dus niet op de toekenning aan individuele bestuurders van dergelijke vergoedingen op basis van aandelen in het kader van deze regeling.

6.2.

De jaarlijkse algemene aandeelhoudersvergadering hecht haar goedkeuring aan:

a)

de toekenning van vergoedingen aan bestuurders op basis van aandelen, met inbegrip van aandelenopties;

b)

het maximale aantal dat kan worden toegekend en de voornaamste toekenningsvoorwaarden;

c)

de termijn waarbinnen opties mogen worden uitgeoefend;

d)

de voorwaarden waaronder de uitoefenprijs van de opties later kan worden aangepast, zo dit van toepassing is en wettelijk toegestaan is;

e)

alle andere incentiveregelingen voor de lange termijn waarvoor bestuurders in aanmerking komen en die niet tegen vergelijkbare voorwaarden worden aangeboden aan de overige werknemers.

6.3.

De jaarlijkse algemene aandeelhoudersvergadering stelt ook een termijn vast waarbinnen het orgaan dat verantwoordelijk is voor de beloning van bestuurders dit soort vergoedingen aan een individuele bestuurder mag toekennen.

6.4.

Ingrijpende aanpassingen van de regelingsvoorwaarden worden pas definitief nadat de jaarlijkse algemene aandeelhoudersvergadering via een voorstel voor een besluit haar goedkeuring daaraan heeft gehecht. In dat geval worden de aandeelhouders volledig geïnformeerd over de voorgestelde aanpassingen en de gevolgen ervan.

6.5.

Bij de nationale wetgeving of de statuten van de onderneming toegestane kortingsregelingen waarbij opties worden verleend om aandelen te verkrijgen tegen een prijs onder de marktwaarde van het aandeel op de dag waarop de uitoefenprijs wordt vastgesteld, of onder het gemiddelde van de marktwaarden over een aantal dagen voorafgaande aan de dag waarop de uitoefenprijs wordt vastgesteld, behoeven ook de goedkeuring van de aandeelhouders.

6.6.

De punten 6.1 tot en met 6.4 zijn niet van toepassing op regelingen waaraan alle werknemers van de beursgenoteerde onderneming of een van haar dochterondernemingen onder vergelijkbare voorwaarden mogen deelnemen en waaraan de jaarlijkse algemene aandeelhoudersvergadering haar goedkeuring heeft gehecht.

Afdeling V

Informatie en slotbepalingen

7.   Informatie

7.1.

Vóór de jaarlijkse algemene aandeelhoudersvergadering waarop, met inachtneming van de nationale wetgeving en/of de statuten van de beursgenoteerde onderneming, het in punt 6.1 bedoelde ontwerpbesluit wordt ingediend, wordt aan de aandeelhouder een bericht toegezonden waarin het voorstel voor een besluit wordt aangekondigd.

Dit bericht bevat in ieder geval een volledige weergave van de beloningsregelingen waarmee aandelen gemoeid zijn, of een beschrijving van de belangrijkste voorwaarden ervan, alsmede de namen van de deelnemers aan de regelingen. Ook wordt daarin aangegeven hoe de desbetreffende regelingen zich verhouden tot het algemene beloningsbeleid ten aanzien van bestuurders.

Het ontwerpbesluit bevat een duidelijke verwijzing naar de regeling zelf dan wel naar de samenvatting van de belangrijkste voorwaarden ervan.

7.2.

De aandeelhouder wordt ook geïnformeerd over de wijze waarop de onderneming de aandelen denkt te leveren die zij nodig heeft om aan haar verplichtingen in het kader van de incentiveregelingen te voldoen. Met name wordt aangegeven of zij de noodzakelijke aandelen op de markt inkoopt, deze in portefeuille houdt of dat zij nieuwe aandelen zal uitgeven.

7.3.

Daarbij wordt ook een overzicht gegeven van de kosten die de onderneming in verband met de beoogde toepassing van de regeling moet maken.

7.4.

Deze informatie kan op de website van de onderneming geplaatst worden.

8.   Slotbepalingen

8.1.

De lidstaten wordt verzocht de nodige maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat deze aanbeveling uiterlijk vanaf 30 juni 2006 wordt toegepast, en de Commissie in kennis te stellen van de maatregelen die overeenkomstig deze aanbeveling zijn getroffen, zodat de Commissie de situatie nauwgezet kan volgen en op grond daarvan kan bepalen of verdere maatregelen noodzakelijk zijn..

8.2.

Deze aanbeveling is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 14 december 2004.

Voor de Commissie

Charlie McCREEVY

Lid van de Commissie


(1)  COM(2003) 284 definitief.

(2)  PB L 375 van 31.12.1985, blz. 3. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1).


29.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 385/60


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 16 december 2004

tot wijziging van Beschikking 2003/858/EG ten aanzien van de invoer van levende vis afkomstig van aquacultuur en producten daarvan bestemd voor verdere verwerking of onmiddellijke menselijke consumptie

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 4560)

(Voor de EER relevante tekst)

(2004/914/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/67/EEG van de Raad van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het in de handel brengen van aquacultuurdieren en aquacultuurproducten (1), en met name op artikel 20, lid 1, en artikel 21, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 2003/858/EG van de Commissie van 21 november 2003 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften en certificeringsvoorschriften voor de invoer van levende vis en van eieren en gameten daarvan bestemd voor de kweek, en van levende vis afkomstig van aquacultuur en producten daarvan bestemd voor menselijke consumptie (2) bevat specifieke veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer van levende vis en bepaalde producten afkomstig van aquacultuur in de Gemeenschap vanuit derde landen.

(2)

De definitie van „kweek” in Beschikking 2003/858/EG heeft geleid tot verschillende interpretaties met betrekking tot de werkingssfeer van de beschikking. Omwille van de duidelijkheid dient deze definitie dus gepreciseerd te worden.

(3)

De voorschriften van Richtlijn 91/493/EEG van de Raad van 22 juli 1991 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van visserijproducten (3) zijn ook van toepassing op levende vis die voor menselijke consumptie wordt ingevoerd. Omwille van de duidelijkheid dient artikel 4 van Beschikking 2003/858/EG dienovereenkomstig gewijzigd te worden.

(4)

De voorschriften voor voor verdere verwerking bestemde visproducten van Beschikking 2003/858/EG dienen alleen van toepassing te zijn op soorten die vatbaar zijn voor de ziekten die genoemd worden in lijst II van bijlage A bij Richtlijn 91/67/EEG, of voor ziekten die in de Gemeenschap als uitheems beschouwd worden. In de praktijk is gebleken dat artikel 5, lid 2, deze voorschriften niet duidelijk genoeg formuleert; dit artikel dient dus gewijzigd te worden met het oog op verduidelijking.

(5)

Verordening (EG) nr. 282/2004 van de Commissie van 18 februari 2004 betreffende de vaststelling van een document voor de aangifte en de veterinaire controle van uit derde landen afkomstige dieren die in de Gemeenschap worden binnengebracht (4) heeft Beschikking 92/527/EEG van de Commissie (5) vervangen. Indien levende vis bestemd is voor kweek of voor het aanvullen van bestanden, dient de controleprocedure van artikel 8 van Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (6) te worden aangewend en dient het Gemeenschappelijk veterinair document van binnenkomst als bedoeld in Verordening (EG) nr. 282/2004 dienovereenkomstig te worden ingevuld door de officiële dierenarts.

(6)

Beschikking 93/13/EG van de Commissie (7) is vervangen door Verordening (EG) nr. 136/2004 van de Commissie van 22 januari 2004 tot vaststelling van procedures voor de veterinaire controles in de grensinspectieposten van de Gemeenschap bij het binnenbrengen van producten uit derde landen (8). Indien bepaalde aquacultuurproducten bestemd zijn voor verdere verwerking in de Gemeenschap dient de controleprocedure van artikel 8 van Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (9) te worden aangewend en dient het Gemeenschappelijk veterinair document van binnenkomst als bedoeld in Verordening (EG) nr. 136/2004 dienovereenkomstig te worden ingevuld door de officiële dierenarts.

(7)

De certificeringsprocedures als aangegeven in artikel 7 van Beschikking 2003/858/EG dienen dienovereenkomstig gewijzigd te worden, en bijlage VI bij die beschikking dient te worden geschrapt.

(8)

Met het oog op de noodzakelijke vereenvoudiging en verduidelijking dienen de verklaringen op de modelcertificaten als vastgesteld in de bijlagen bij Beschikking 2003/858/EG geharmoniseerd te worden met die op de modelcertificaten die zijn vastgesteld uit hoofde van Richtlijn 91/493/EEG. De bijlagen II, III, IV en V bij Beschikking 2003/858/EG dienen dienovereenkomstig te worden aangepast.

(9)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Beschikking 2003/858/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

De tekst van artikel 2, lid 2, onder g), wordt vervangen door de volgende tekst:

„g)

„kweek”: het houden van waterdieren op een bedrijf.”.

2)

Artikel 4 komt te luiden als volgt:

„Artikel 4

Voorwaarden voor de invoer van levende vis afkomstig van aquacultuur voor menselijke consumptie

De lidstaten staan de invoer op hun grondgebied van levende vis afkomstig van aquacultuur en bestemd voor onmiddellijke menselijke consumptie of voor verdere verwerking vóór menselijke consumptie alleen toe indien:

a)

de vis afkomstig is uit derde landen die zijn goedgekeurd overeenkomstig artikel 11 van Richtlijn 91/493/EEG en voldoet aan de voorschriften inzake volksgezondheidscertificering van die richtlijn, en

b)

de zending voldoet aan de voorwaarden van artikel 3, lid 1, of

c)

de vis rechtstreeks naar een erkend invoercentrum wordt gezonden om geslacht en gestript te worden.”.

3)

De tekst van artikel 5, lid 2, wordt vervangen door de volgende tekst:

„2.   De lidstaten zien erop toe dat de verwerking van visproducten afkomstig van aquacultuur van soorten die gevoelig zijn voor EHN, ISA, VHS en IHN plaatsvindt in een erkend invoercentrum, tenzij:

a)

de vis voor verzending naar de Europese Gemeenschap gestript is, of

b)

de plaats van oorsprong in het derde land een gezondheidsstatus ten aanzien van EHN, ISA, VHS en IHN heeft die gelijkwaardig is aan die van de plaats waar de producten verwerkt zullen worden.”.

4)

Artikel 6 komt te luiden als volgt:

„Artikel 6

Voorwaarden voor de invoer van visproducten afkomstig van aquacultuur voor onmiddellijke menselijke consumptie

De lidstaten staan de invoer op hun grondgebied van visproducten afkomstig van aquacultuur en bestemd voor onmiddellijke menselijke consumptie alleen toe indien:

a)

de vis afkomstig is uit derde landen en inrichtingen die zijn goedgekeurd overeenkomstig artikel 11 van Richtlijn 91/493/EEG en voldoet aan de voorschriften inzake volksgezondheidscertificering van die richtlijn, en

b)

de zending bestaat uit visproducten die geschikt zijn voor wederverkoop aan restaurants of rechtstreeks aan de consument zonder verdere verwerking, en die geëtiketteerd zijn overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 91/493/EEG, en

c)

de zending voldoet aan de eisen als aangegeven in het diergezondheidscertificaat, opgesteld overeenkomstig het model in bijlage V, rekening houdende met de toelichting in bijlage III.”.

5)

Artikel 7 komt te luiden als volgt:

„Artikel 7

Controleprocedures

1.   Levende vis, eieren en gameten daarvan die worden ingevoerd voor de kweek, en levende vis afkomstig van aquacultuur bestemd voor aanvulling van het bestand van „put and take”-visbedrijven, worden onderworpen aan veterinaire controles in de grensinspectiepost in de lidstaat van binnenkomst, overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 91/496/EEG, en het Gemeenschappelijk veterinair document van binnenkomst als bedoeld in Verordening (EG) nr. 282/2004 wordt dienovereenkomstig ingevuld.

2.   Levende vis afkomstig van aquacultuur en producten daarvan die worden ingevoerd voor onmiddellijke menselijke consumptie, of voor verdere verwerking vóór menselijke consumptie, worden onderworpen aan veterinaire controles in de grensinspectiepost in de lidstaat van binnenkomst, overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 97/78/EG, en het Gemeenschappelijk veterinair document van binnenkomst als bedoeld in Verordening (EG) nr. 136/2004 wordt dienovereenkomstig ingevuld.”.

6)

Artikel 8 komt te luiden als volgt:

„Artikel 8

Voorkoming van verontreiniging van natuurlijke wateren

1.   De lidstaten zien erop toe dat ingevoerde levende vis afkomstig van aquacultuur, bestemd voor menselijke consumptie, op geen enkele wijze wordt binnengebracht in natuurlijke wateren op hun grondgebied.

2.   De lidstaten zien erop toe dat ingevoerde producten afkomstig van aquacultuur, bestemd voor menselijke consumptie, de natuurlijke wateren op hun grondgebied niet verontreinigen.

3.   De lidstaten zien erop toe dat het transportwater van ingevoerde zendingen de natuurlijke wateren op hun grondgebied niet verontreinigt.”.

7)

Bijlage II wordt vervangen door de tekst van bijlage I bij deze beschikking.

8)

Bijlage III wordt vervangen door de tekst van bijlage II bij deze beschikking.

9.

Bijlage IV wordt vervangen door de tekst van bijlage III bij deze beschikking.

10.

Bijlage V wordt vervangen door de tekst van bijlage IV bij deze beschikking.

11.

Bijlage VI wordt geschrapt.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 16 december 2004.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 46 van 19.2.1991, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

(2)  PB L 324 van 11.12.2003, blz. 37. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 2004/454/EG (PB L 156 van 30.4.2004, blz. 33).

(3)  PB L 268 van 24.9.1991, blz. 15. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003.

(4)  PB L 49 van 19.2.2004, blz. 11. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 585/2004 (PB L 91 van 30.3.2004, blz. 17).

(5)  PB L 332 van 18.11.1992, blz. 22.

(6)  PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden (PB L 236 van 23.9.2003, blz. 346).

(7)  PB L 9 van 15.1.1993, blz. 33.

(8)  PB L 21 van 28.1.2004, blz. 11.

(9)  PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1).


BIJLAGE I

„BIJLAGE II

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image


BIJLAGE II

„BIJLAGE III

TOELICHTING

a)

De bevoegde autoriteiten van het land van uitvoer stellen een certificaat op overeenkomstig het in bijlage II, IV of V bij deze beschikking vastgestelde model, met inachtneming van de bestemming van de vissen of producten en het doel waarvoor deze worden gebruikt na aankomst in de EG.

b)

Naar gelang van de status van de in de EG-lidstaat gelegen plaats van bestemming ten aanzien van virale hemorragische septikemie (VHS), infectieuze hematopoïetische necrose (IHN), voorjaarsviremie van de karper (SVC), bacterial kidney disease (BKD), infectieuze pancreatische necrose (IPN) en Gyrodactylus salaris (G. salaris) moeten de nodige specifieke aanvullende voorschriften worden opgenomen in het certificaat.

c)

Het originele exemplaar van elk certificaat bestaat uit één blad waarvan beide zijden worden gebruikt of, wanneer meer dan één blad vereist is, uit een formulier waarvan alle bladen één ondeelbaar geheel vormen.

Rechts bovenaan iedere bladzijde moet „origineel” worden vermeld, alsmede een specifiek, door de bevoegde instantie uitgegeven codenummer. Alle bladzijden van het certificaat moeten worden genummerd — (nummer bladzijde) van (totaal aantal bladzijden).

d)

Het origineel van het certificaat en de in het modelcertificaat genoemde etiketten moeten worden opgesteld in ten minste één van de officiële talen van de EG-lidstaat waar de controle in de grensinspectiepost zal worden uitgevoerd en van de EG-lidstaat van bestemming. Deze lidstaten kunnen evenwel toestaan dat in plaats van de eigen taal een andere communautaire taal wordt gebruikt, indien nodig vergezeld van een officiële vertaling.

e)

Een certificaat dat is afgegeven voor levende vis, of eieren of gameten daarvan, dient te worden ingevuld op de dag dat de zending wordt geladen voor uitvoer naar de EG. Het origineel dient te worden voorzien van een officieel stempel en van de handtekening van een door de bevoegde autoriteit aangewezen officiële inspecteur. Daarbij dient de bevoegde autoriteit van het land van uitvoer te verzekeren dat certificeringsbeginselen worden gevolgd die gelijkwaardig zijn aan de in Richtlijn 96/93/EG van de Raad vastgelegde beginsselen.

De kleur van de handtekening, en het stempel indien het niet in reliëf is aangebracht, moeten verschillen van die van de gedrukte tekst.

f)

Indien voor de identificatie van de bestanddelen van de zending extra bladen aan het certificaat worden gehecht, worden deze bladen beschouwd als deel uitmakend van het originele exemplaar en moeten op elke bladzijde de handtekening en het stempel van de certificerende officiële inspecteur worden aangebracht.

g)

Het originele exemplaar van het certificaat vergezelt de zending tot in de EG-grensinspectiepost.

h)

Een certificaat dat is afgegeven voor levende vis, of eieren of gameten daarvan, blijft 10 dagen na de datum van afgifte geldig. Bij vervoer per schip wordt de geldigheidsduur verlengd met de duur van de zeereis.

i)

De vissen, eieren en gameten daarvan mogen niet samen worden vervoerd met andere vissen, eieren of gameten daarvan, die niet bestemd zijn voor de Europese Gemeenschap of die een lagere gezondheidsstatus hebben. Verder mogen zij niet worden vervoerd onder enige andere omstandigheden die hun gezondheidsstatus aantasten.

j)

De eventuele aanwezigheid van ziekteverwekkers in het water is van belang voor de bepaling van de gezondheidsstatus van de levende vissen, eieren of gameten daarvan. De certificerende ambtenaren moeten daarom rekening houden met het volgende:

 

de „plaats van oorsprong” is de ligging van het bedrijf waar de vissen, eieren of gameten zijn gekweekt en de handelsafmetingen voor de onder dit certificaat vallende zending hebben bereikt.”


BIJLAGE III

„BIJLAGE IV

Image

Image


BIJLAGE IV

„BIJLAGE V

Image


29.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 385/74


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 27 december 2004

tot wijziging van Beschikking 2001/497/EG betreffende de invoering van alternatieve modelcontractbepalingen voor de doorgifte van persoonsgegevens naar derde landen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 5271)

(Voor de EER relevante tekst)

(2004/915/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (1), en met name op artikel 26, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Teneinde het gegevensverkeer vanuit de Gemeenschap te vergemakkelijken, is het wenselijk dat de voor de verwerking verantwoordelijken voor de wereldwijde doorgifte van gegevens over één stel regels inzake gegevensbescherming kunnen beschikken. Bij gebrek aan mondiale normen voor gegevensbescherming zijn modelcontractbepalingen een belangrijk instrument waarmee persoonsgegevens vanuit alle lidstaten volgens een gemeenschappelijk stel regels kunnen worden doorgegeven. In Beschikking 2001/497/EG van de Commissie van 15 juni 2001 betreffende modelcontractbepalingen voor de doorgifte van persoonsgegevens naar derde landen krachtens Richtlijn 95/46/EG (2) is daarom een stel modelcontractbepalingen vastgelegd waarmee passende garanties worden geboden voor de doorgifte van gegevens naar derde landen.

(2)

Sinds de goedkeuring van deze beschikking is veel ervaring opgedaan. Daarnaast heeft een coalitie van organisaties uit het bedrijfsleven (3) een stel alternatieve modelcontractbepalingen voorgesteld om te komen tot een zelfde niveau van persoonsgegevensbescherming als dat geboden door de modelcontractbepalingen van Beschikking 2001/497/EG, maar met gebruikmaking van andere mechanismen.

(3)

Aangezien het gebruik van modelcontractbepalingen voor de internationale doorgifte van gegevens vrijwillig is (er zijn volgens Richtlijn 95/46/EG immers nog diverse andere mogelijkheden voor de rechtmatige doorgifte van persoonsgegevens naar een derde land), moeten de gegevensexporteurs in de Gemeenschap en de gegevensimporteurs in een derde land de vrijheid hebben om te kiezen voor om het even welke reeks modelcontractbepalingen, of te opteren voor een andere wettelijke grondslag voor de doorgifte van gegevens. Aangezien echter elke reeks als geheel een model vormt, mogen de gegevensexporteurs deze reeks niet aanpassen en ook niet helemaal of gedeeltelijk met een andere op enigerlei wijze samenvoegen.

(4)

De modelcontractbepalingen die door het bedrijfsleven zijn voorgesteld beogen het gebruik van contractbepalingen door bedrijven aan te moedigen door mechanismen als meer flexibele auditvereisten en gedetailleerdere regels voor het recht van toegang.

(5)

Als alternatief voor het systeem van de hoofdelijke aansprakelijkheid waarin is voorzien bij Beschikking 2001/497/EG, biedt de hier voorgestelde reeks een aansprakelijkheidssysteem op basis van het beginsel van de „nodige zorgvuldigheid” („due diligence”-verplichtingen), waarbij de gegevensexporteur en de gegevensimporteur in geval van een inbreuk op hun contractuele verplichtingen aansprakelijk zijn jegens de betrokkenen; de gegevensexporteur is ook aansprakelijk indien hij geen redelijke inspanning doet om zich ervan te vergewissen dat de gegevensimporteur in staat is om aan zijn wettelijke verplichtingen volgens de contractbepalingen te voldoen („culpa in eligendo”); eventueel kan in dit geval de betrokkene een zaak aanspannen tegen de gegevensexporteur. De handhaving van bepaling I, punt b), van de nieuwe reeks modelcontractbepalingen is in dit verband van bijzonder belang, met name in verband met de mogelijkheid voor de gegevensexporteur om in de kantoren van de gegevensimporteur controles te verrichten of van de gegevensimporteur bewijzen te verlangen dat hij over voldoende financiële middelen beschikt om zijn verplichtingen na te komen.

(6)

Wat de uitoefening betreft van rechten in verband met het derdenbeding door de betrokkenen, is voorzien in een grotere betrokkenheid van de gegevensexporteur bij de behandeling van hun klachten, waarbij de gegevensexporteur verplicht is met de gegevensimporteur contact op te nemen en indien nodig hem te dwingen zich binnen de normale termijn van één maand aan het contract te houden. Indien de gegevensexporteur weigert de gegevensimporteur aan het contract te houden en de schending door de gegevensimporteur voortduurt, kan de betrokkene van de gegevensimporteur eisen dat hij de bepalingen naleeft en hem uiteindelijk in een lidstaat voor de rechtbank dagen. Het aanvaarden van deze jurisdictie en de bereidheid om een besluit van een bevoegde rechtbank of gegevensbeschermingsautoriteit na te leven, doen geen afbreuk aan andere procedurerechten van gegevensimporteurs uit derde landen, zoals het recht om in beroep te gaan.

(7)

Om echter te vermijden dat van deze extra flexibiliteit misbruik wordt gemaakt, moeten de gegevensbeschermingsautoriteiten de doorgifte van gegevens volgens de nieuwe reeks modelcontractbepalingen gemakkelijker kunnen opschorten of verbieden, wanneer de gegevensexporteur geen passende stappen wil ondernemen om de gegevensimporteur aan het contract te houden of deze laatste weigert te goeder trouw samen te werken met de bevoegde toezichthoudende gegevensbeschermingsautoriteiten.

(8)

Het gebruik van modelcontractbepalingen geschiedt onverminderd de toepassing van nationale voorschriften die zijn goedgekeurd krachtens Richtlijn 95/46/EG of Richtlijn 2002/58/EG (4) betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie), met name wat betreft de verzending van commerciële boodschappen aan EU-burgers.

(9)

Op deze basis kunnen de waarborgen van de voorgestelde modelcontractbepalingen als voldoende worden beschouwd overeenkomstig de bepaling van artikel 26, lid 2, van Richtlijn 95/46/EG.

(10)

Er is rekening gehouden met het advies (5) over het niveau van bescherming dat door de voorgestelde modelcontractbepalingen wordt geboden, dat is uitgebracht door de Groep voor de bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens, opgericht krachtens artikel 29 van Richtlijn 95/46/EG.

(11)

Het is aangewezen dat de Commissie drie jaar na de kennisgeving aan de lidstaten de toepassing van de wijzigingen op Beschikking 2001/497/EG evalueert.

(12)

Beschikking 2001/497/EG wordt dienovereenkomstig gewijzigd.

(13)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 31 van Richtlijn 95/46/EG ingestelde Comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Beschikking 2001/497/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

De volgende alinea wordt toegevoegd aan artikel 1:

„De voor de verwerking verantwoordelijken kunnen kiezen uit reeks I of II uit de bijlage. Zij mogen de bepalingen echter niet wijzigen en ook geen afzonderlijke bepalingen of reeksen bepalingen combineren.”

2)

In artikel 4 worden de leden 2 en 3 vervangen door de volgende tekst:

„2.   Indien de voor de verwerking verantwoordelijke passende garanties biedt op basis van de modelcontractbepalingen van reeks II in de bijlage, hebben de bevoegde gegevensbeschermingsautoriteiten, voor de toepassing van lid 1, op grond van hun bestaande bevoegdheid het recht de doorgifte van gegevens te verbieden of op te schorten in een van beide volgende gevallen:

a)

bij weigering van de gegevensimporteur om te goeder trouw samen te werken met de gegevensbeschermingsautoriteiten, of om te voldoen aan de in het contract duidelijk omschreven verplichtingen;

b)

bij weigering van de gegevensexporteur om passende maatregelen te treffen om de gegevensimporteur aan het contract te houden binnen de normale termijn van één maand na kennisgeving aan de gegevensexporteur door de bevoegde gegevensbeschermingsautoriteit.

Voor de toepassing van de eerste alinea houden weigering te kwader trouw of weigering door de gegevensimporteur om het contract na te leven niet die gevallen in waar de samenwerking of naleving in strijd zou zijn met op de gegevensimporteur toepasselijke vereisten van het nationale recht die niet verder gaan dan wat in een democratische samenleving op basis van een van de in artikel 13, lid 1, van Richtlijn 95/46/EG genoemde belangen noodzakelijk is, met name sancties waarin bij internationale en/of nationale instrumenten is voorzien, en vereisten inzake de aangifte van belastingen en de bestrijding van het witwassen van zwart geld.

Voor de toepassing van punt (a) van de eerste alinea kan samenwerking onder meer inhouden dat de gegevensimporteur zijn gegevensverwerkingssysteem openstelt voor controle of dat hij verplicht gehoor geeft aan het advies van de toezichthoudende gegevensbeschermingsautoriteit in de Gemeenschap.

3.   Het verbod of de opschorting overeenkomstig de leden 1 en 2 wordt opgeheven, zodra de redenen voor het verbod of de opschorting niet meer bestaan.

4.   Wanneer een lidstaat op grond van de leden 1, 2 en 3 maatregelen treft, stelt hij de Commissie onverwijld daarvan in kennis, waarna de Commissie de andere lidstaten hiervan op de hoogte brengt.”.

3)

In artikel 5 wordt de eerste zin vervangen door de volgende tekst:

„De Commissie evalueert de werking van deze beschikking op basis van de beschikbare informatie drie jaar na de kennisgeving ervan en van enige wijziging erop aan de lidstaten.”.

4)

De bijlage wordt als volgt gewijzigd:

1.

Na de titel worden de woorden „REEKS I” ingevoegd.

2.

De tekst in de bijlage bij deze beschikking wordt toegevoegd.

Artikel 2

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 1 april 2005.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 27 december 2004.

Voor de Commissie

Charlie McCREEVY

Lid van de Commissie


(1)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1883/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(2)  PB L 181 van 4.7.2001, blz. 19.

(3)  De Internationale Kamer van Koophandel (ICC), „Japan Business Council in Europe” (JBCE), „European Information and Communications Technology Association” (EICTA), het „EU-Committee” van de „American Chamber of Commerce In Belgium” (Amcham), de „Confederation of British Industry” (CBI), „International Communication Round Table” (ICRT) en de „Federation of European Direct Marketing Associations” (FEDMA).

(4)  PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37.

(5)  Advies nr. 8/2003, beschikbaar op het volgende adres: http://europa.eu.int/comm/privacy


BIJLAGE

REEKS II

Modelcontractbepalingen voor de doorgifte van persoonsgegevens uit de Gemeenschap naar derde landen (doorgifte van voor de verwerking verantwoordelijke naar voor de verwerking verantwoordelijke)

Contract inzake de doorgifte van gegevens

Tussen

_ (naam)

_ (adres en land van vestiging)

hierna de „gegevensexporteur”genoemd

en

_ (naam)

_(adres en land van vestiging)

hierna de„gegevensimporteur”genoemd

elk een „partij”, samen „de partijen”

Definities

Voor de toepassing van deze bepalingen:

a)

hebben de begrippen „persoonsgegevens”, „bijzondere categorieën gegevens/gevoelige gegevens”, „verwerken/verwerking”, „voor de verwerking verantwoordelijke”, „verwerker”, „betrokkene” en „toezichthoudende autoriteit/autoriteit” hier dezelfde betekenis als in Richtlijn 95/46/EG van 24 oktober 1995 (waarbij „de autoriteit” betekent: de bevoegde gegevensbeschermingsautoriteit op het grondgebied waar de gegevensexporteur is gevestigd);

b)

wordt onder „gegevensexporteur” verstaan: de voor de verwerking verantwoordelijke die de persoonsgegevens doorgeeft;

c)

wordt onder „gegevensimporteur” verstaan: de voor de verwerking verantwoordelijke die ermee instemt om overeenkomstig de voorwaarden van deze bepalingen persoonsgegevens voor verdere verwerking van de gegevensexporteur te ontvangen en die niet onderworpen is aan een systeem voor passende bescherming van een derde land;

d)

worden onder „bepalingen” deze contractbepalingen verstaan, die een afzonderlijk document zijn dat geen commerciële voorwaarden bevat die door de partijen in afzonderlijke commerciële overeenkomsten zijn vastgelegd.

De details van de doorgifte alsook de betrokken persoonsgegevens worden in bijlage B nader gespecificeerd; die bijlage is een vast onderdeel van de bepalingen.

I.   Verplichtingen van de gegevensexporteur

De gegevensexporteur garandeert en verbindt zich tot het volgende:

a)

De persoonsgegevens worden verzameld, verwerkt en doorgegeven overeenkomstig de wetgeving die van toepassing is op de gegevensexporteur.

b)

Er is een redelijke inspanning gedaan om vast te stellen dat de gegevensimporteur in staat is zijn wettelijke verplichtingen volgens deze bepalingen na te leven.

c)

De gegevensimporteur krijgt op verzoek kopieën van de relevante wetgeving inzake gegevensbescherming of verwijzingen daarnaar (indien relevant, en zonder juridisch advies) van het land waar de gegevensexporteur is gevestigd.

d)

Er wordt geantwoord op informatieverzoeken van de betrokkenen en van de autoriteit in verband met de verwerking van de persoonsgegevens door de gegevensimporteur, tenzij de partijen zijn overeengekomen dat de gegevensimporteur antwoordt; indien de gegevensimporteur hiertoe niet bereid of in staat is, antwoordt de gegevensexporteur binnen de mate van wat redelijkerwijs mogelijk is en verstrekt de informatie die redelijkerwijs beschikbaar is. Een antwoord wordt binnen een redelijke termijn gegeven.

e)

Op verzoek wordt een kopie van de bepalingen aan de betrokkenen ter beschikking gesteld in het kader van rechten in verband met het derdenbeding volgens bepaling III, tenzij de bepalingen vertrouwelijke informatie bevatten, die dan mag worden verwijderd. Indien gegevens worden verwijderd, stelt de gegevensexporteur de betrokkenen daarvan schriftelijk in kennis en wijst hij hen op het recht om deze verwijdering bij de autoriteit te melden. De gegevensexporteur verbindt zich er evenwel toe zich te richten naar een besluit van de autoriteit inzake de toegang tot de volledige tekst van de bepalingen voor de betrokkenen, mits de betrokkenen zich ertoe verbinden de vertrouwelijkheid van de verwijderde gegevens te respecteren. Indien nodig verstrekt de gegevensexporteur tevens een kopie van de bepalingen aan de autoriteit.

II.   Verplichtingen van de gegevensimporteur

De gegevensimporteur garandeert en verbindt zich tot het volgende:

a)

Er wordt voorzien in de nodige technische en organisatorische maatregelen om de persoonsgegevens te beschermen tegen vernietiging, hetzij per ongeluk, hetzij onrechtmatig, verlies, vervalsing, ongeoorloofde verspreiding of toegang, en die een passend beveiligingsniveau garanderen gelet op de risico's die de verwerking en de aard van de te beschermen gegevens met zich brengen.

b)

Er wordt in procedures voorzien om te garanderen dat elke derde partij die toegang krijgt tot de persoonsgegevens, met inbegrip van verwerkers, de vertrouwelijkheid en veiligheid ervan respecteert. Elke persoon die onder de verantwoordelijkheid van de gegevensimporteur handelt, met inbegrip van een verwerker, is verplicht de persoonsgegevens alleen volgens de instructies van de gegevensimporteur te verwerken. Deze bepaling is niet van toepassing op personen die bij wet of regelgeving geautoriseerd of verplicht zijn om toegang te hebben tot de persoonsgegevens.

c)

Er is geen reden om aan te nemen dat op het ogenblik dat deze bepalingen worden toegepast, enige lokale wetgeving van kracht is die een belangrijk negatief effect zou hebben op de garanties van deze bepalingen; indien het bestaan van dergelijke wetgeving bekend wordt, wordt de gegevensexporteur daarvan in kennis gesteld, die op zijn beurt indien nodig de autoriteit inlicht.

d)

De persoonsgegevens worden verwerkt voor de toepassingen als beschreven in bijlage B, en de gegevensimporteur de wettelijke bevoegdheid bezit om de in deze bepalingen genoemde garanties te verstrekken en verbintenissen na te komen.

e)

Aan de gegevensexporteur wordt mededeling gedaan over een contactpunt bij de gegevensimporteur dat bevoegd is om op zijn informatieverzoeken inzake de verwerking van persoonsgegevens te antwoorden; in verband met deze informatieverzoeken wordt te goeder trouw en binnen een redelijke termijn gezorgd voor een goede samenwerking met de gegevensexporteur, de betrokkene en de autoriteit. Wanneer de gegevensexporteur wettelijk wordt opgeheven, of indien de partijen zodanig overeenkomen , neemt de gegevensimporteur de verantwoordelijkheid over voor de naleving van bepaling I, onder e).

f)

Op verzoek van de gegevensexporteur wordt aan deze documentatie overgelegd waaruit blijkt dat er voldoende financiële middelen beschikbaar zijn voor de naleving van de in bepaling III opgesomde verantwoordelijkheden (eventueel inclusief verzekeringskosten).

g)

Op redelijk verzoek van de gegevensexporteur worden met het oog op controle, audit en/of certificering door de gegevensexporteur (of een door de gegevensexporteur gekozen en door de gegevensimporteur geaccepteerde groep onafhankelijke en onpartijdige inspecteurs of auditeurs) het gegevensverwerkingssysteem, de gegevensbestanden en de voor de verwerking noodzakelijke documentatie opengesteld om na te gaan of alle garanties en verbintenissen van deze bepalingen worden nageleefd; zulks met een redelijke aankondiging vooraf en tijdens gewone kantooruren. Dit verzoek moet eventueel door een regelgevende of toezichthoudende autoriteit in het land van de gegevensimporteur worden toegestaan of goedgekeurd; deze toestemming of goedkeuring wordt door de gegevensimporteur tijdig aangevraagd.

h)

De persoonsgegevens worden naar keuze van de gegevensimporteur overeenkomstig de volgende bepalingen verwerkt:

i)

de wetgeving inzake gegevensbescherming in het land van vestiging van de gegevensexporteur; of

ii)

de relevante bepalingen (1) van besluiten van de Commissie krachtens artikel 25, lid 6, van Richtlijn 95/46/EG, wanneer de gegevensimporteur de relevante bepalingen van een dergelijke toestemming of een dergelijk besluit naleeft en gevestigd is in een land waarop dergelijke toestemming of dergelijk besluit betrekking heeft, maar niet is gedekt door dergelijke toestemming of dergelijk besluit wat de doorgifte van persoonsgegevens betreft (2), of

iii)

de beginselen voor gegevensverwerking neergelegd in bijlage A.

Aanduiding door de gegevensimporteur van de gekozen optie:_

Initialen van de gegevensimporteur:_;

i)

De persoonsgegevens worden niet bekendgemaakt of doorgegeven aan een derde voor de verwerking verantwoordelijke buiten de Europese Economische Ruimte (EER), tenzij de gegevensexporteur over de doorgifte wordt ingelicht en

i)

de derde voor de verwerking verantwoordelijke de persoonsgegevens verwerkt overeenkomstig de bepalingen van een besluit van de Commissie waarin wordt vastgesteld dat een derde land passende bescherming biedt, of

ii)

de derde voor de verwerking verantwoordelijke deze bepalingen of een andere door een bevoegde autoriteit in de Europese Unie goedgekeurde overeenkomst inzake doorgifte van gegevens ondertekent, of

iii)

de betrokkenen de mogelijkheid is geboden zich te verzetten, na te zijn geïnformeerd van het doel van de doorgifte, de categorieën ontvangers en het feit dat de landen waarnaar de gegevens worden geëxporteerd er eventueel andere normen voor gegevensbescherming op na houden, of

iv)

de betrokkenen ondubbelzinnig hebben ingestemd met de verdere doorgifte van gevoelige gegevens.

III.   Aansprakelijkheid en de rechten van derde partijen

a)

Elke partij is aansprakelijk tegenover de andere partij voor schade die door niet-naleving van deze bepalingen wordt toegebracht. De aansprakelijkheid tussen de partijen blijft beperkt tot werkelijk opgelopen schade. Schadevergoedingen met een bestraffend karakter (d.w.z. schadevergoedingen bedoeld om een partij voor onacceptabele handelswijzen te bestraffen) zijn uitdrukkelijk uitgesloten. Elke partij is aansprakelijk tegenover de betrokkenen voor schade toegebracht door inbreuken op de rechten van derde partijen krachtens deze bepalingen. Dit heeft geen gevolgen voor de aansprakelijkheid van de gegevensexporteur krachtens diens eigen wetgeving inzake gegevensbescherming.

b)

De partijen stemmen ermee in dat een betrokkene in het kader van het derdenbeding het recht heeft om de toepassing van deze bepaling, alsook van de bepalingen I.b), I.d), I.e), II.a), II.c), II.d), II.e), II.h), II.i), III.a), V., VI.d), en VII tegenover de gegevensimporteur of -exporteur bij niet naleving van hun respectieve contractuele verplichtingen inzake zijn persoonsgegevens af te dwingen, en zij aanvaarden in dit verband de rechtsbevoegdheid van het land van vestiging van de gegevensexporteur. Bij klachten over niet-naleving door de gegevensimporteur moet de betrokkene eerst de gegevensexporteur verzoeken de nodige actie te ondernemen om zijn rechten tegenover de gegevensimporteur te doen gelden; indien dit niet binnen een redelijke termijn gebeurt (onder normale omstandigheden één maand), kan de betrokkene zijn rechten tegenover de gegevensimporteur direct doen gelden. De betrokkene heeft het recht rechtstreeks een zaak aan te spannen tegen een gegevensexporteur die niet voldoende inspanningen heeft gedaan om te bepalen of de gegevensimporteur aan zijn verplichtingen volgens deze bepalingen kan voldoen (waarbij de bewijslast bij de gegevensexporteur ligt).

IV.   Op de bepalingen toepasselijke wetgeving

Op deze bepalingen is de wetgeving van het land van vestiging van de gegevensexporteur van toepassing, met uitzondering van de wetten en regelingen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de gegevensimporteur volgens bepaling II, onder h), die alleen van toepassing is indien hiervoor in het kader van deze bepaling door de gegevensimporteur is geopteerd.

V.   Geschillenregeling met betrokkenen of de autoriteit

a)

Indien een geschil ontstaat of door een betrokkene of de autoriteit tegen één of beide partijen een eis wordt ingesteld inzake de verwerking van persoonsgegevens, lichten de partijen elkaar wederzijds in over dit geschil of deze eis en werken zij samen met het oog op een spoedige minnelijke schikking ervan.

b)

De partijen stemmen ermee in mee te werken met elke algemeen-beschikbare niet-bindende bemiddelingsprocedure die door een betrokkene of de autoriteit wordt ingeleid. Daarbij kunnen de partijen kiezen voor medewerking op afstand (bv. via telefoon of andere elektronische middelen). De partijen zeggen ook toe hun deelname aan andere vormen van arbitrage, bemiddeling of geschillenbeslechting die voor geschillen inzake gegevensbescherming zijn ontwikkeld, in overweging te nemen.

c)

Elke partij voegt zich naar een besluit van een bevoegde rechtbank in het land van vestiging van de gegevensexporteur of van de autoriteit, wanneer dit definitief is en ertegen geen beroep meer mogelijk is.

VI.   Beëindiging

a)

Indien de gegevensimporteur zijn verplichtingen krachtens deze bepalingen niet naleeft, kan de gegevensexporteur de doorgifte van persoonsgegevens aan de gegevensimporteur tijdelijk opschorten tot de inbreuk ongedaan is gemaakt of de overeenkomst beëindigd.

b)

Ingeval

i)

de doorgifte van persoonsgegevens aan de gegevensimporteur door de gegevensexporteur overeenkomstig punt a) voor een periode langer dan een maand tijdelijk is opgeschort;

ii)

de naleving van deze bepalingen door de gegevensimporteur een inbreuk zou vormen op de wettelijke of regelgevende verplichtingen in zijn land;

iii)

de gegevensimporteur in belangrijke en voortdurende mate in gebreke blijft ten aanzien van garanties of verbintenissen krachtens deze bepalingen;

iv)

een definitief en niet voor beroep vatbaar besluit van een bevoegde rechtbank in het land van vestiging van de gegevensexporteur of van de autoriteit vaststelt dat de gegevensimporteur of -exporteur deze bepalingen heeft overtreden; of

v)

een aanvraag is gedaan voor een akkoord of liquidatie met betrekking tot de gegevensimporteur, hetzij als individu of instelling, en deze aanvraag niet binnen de daartoe in de toepasselijke wetgeving vastgestelde termijn wordt afgewezen; een besluit tot liquidatie wordt genomen; een curator wordt aangesteld over de bezittingen; een faillissementsbeheerder wordt aangewezen, indien de gegevensimporteur een individuele persoon is; een vrijwillige schikking door het bedrijf wordt opgestart; of enige andere equivalente gerechtelijke maatregel wordt getroffen;

dan heeft de gegevensexporteur het recht een einde te stellen aan deze bepalingen, ongeacht enige andere rechten die hij tegenover de gegevensimporteur kan doen gelden, en wordt indien nodig de autoriteit hiervan op de hoogte gesteld. Ook in de gevallen bestreken door de bepalingen i), ii), of iv) hierboven, kan de gegevensimporteur aan deze bepalingen een einde stellen.

c)

Elke partij kan aan deze bepalingen een einde stellen indien i) door de Commissie een positieve vaststelling van gepastheid wordt uitgevaardigd krachtens artikel 25, lid 6, van Richtlijn 95/46/EG (of enige tekst die deze richtlijn vervangt) voor het land (of een deel daarvan) waarnaar de gegevens worden doorgegeven en waar zij door de gegevensimporteur worden verwerkt, of indien ii) Richtlijn 95/46/EG (of enige tekst die deze richtlijn vervangt) rechtstreeks van toepassing wordt in een land.

d)

De partijen stemmen ermee in dat de beëindiging van deze bepalingen, om het even wanneer, om het even in welke omstandigheden, en om het even om welke reden (behalve om de reden van bepaling VI.c), geen afbreuk doet aan de verplichtingen en/of voorwaarden waaraan de partijen krachtens deze bepalingen onderworpen zijn inzake de verwerking van doorgegeven persoonsgegevens.

VII.   Wijziging van deze bepalingen

De partijen mogen deze bepalingen niet wijzigen behalve ter actualisering van de informatie in bijlage B; in dat geval lichten zij de autoriteit daarvan indien nodig in. Dit hindert de partijen niet indien nodig aanvullende commerciële bepalingen toe te voegen.

VIII.   Beschrijving van de doorgifte

De details van de doorgifte en van de persoonsgegevens worden in bijlage B nader toegelicht. De partijen stemmen ermee in dat bijlage B vertrouwelijke bedrijfsinformatie kan bevatten die niet aan derde partijen wordt bekendgemaakt, behalve als dit bij wet of op verzoek van een bevoegd regelgevend of overheidsorgaan, of als vereist bij bepaling I.e), wordt verlangd. De partijen kunnen aanvullende bijlagen opstellen voor aanvullende doorgiften, die zo nodig bij de autoriteit worden ingediend. Een andere mogelijkheid is dat bijlage B wordt opgesteld voor meervoudige doorgiften.

Datum:_

_

_

voor de GEGEVENSIMPORTEUR

voor de GEGEVENSEXPORTEUR

BIJLAGE A

BEGINSELEN VOOR DE VERWERKING VAN GEGEVENS

1.

Beperking van het doel: Persoonsgegevens mogen alleen worden verwerkt en daarna gebruikt of verder doorgegeven voor de in bijlage B beschreven doeleinden, of indien de betrokkene daar achteraf toestemming toe geeft.

2.

Kwaliteit en evenredigheid van de gegevens: De persoonsgegevens moeten correct en zo nodig bijgewerkt zijn. De persoonsgegevens moeten toereikend, ter zake dienend en niet bovenmatig zijn, uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden doorgegeven of verder verwerkt.

3.

Transparantie: De betrokkenen moeten worden geïnformeerd om een correcte verwerking te waarborgen (zoals informatie over de doeleinden van de verwerking en doorgifte), tenzij deze informatie reeds door de gegevensexporteur is verstrekt.

4.

Veiligheid en vertrouwelijkheid: Er moeten door de voor de verwerking verantwoordelijke overeenkomstig de bij verwerking bestaande risico’s technische en organisatorische beveiligingsmaatregelen worden getroffen, zoals tegen vernietiging, hetzij per ongeluk, hetzij onrechtmatig, verlies, vervalsing, ongeoorloofde bekendmaking of toegang. Eenieder die onder het gezag van de voor de verwerking verantwoordelijke staat, met inbegrip van een verwerker, mag alleen volgens zijn instructies gegevens verwerken.

5.

Recht van toegang, rectificatie, uitwissing en verzet: Zoals bepaald in artikel 12 van Richtlijn 95/46/EG moet aan de betrokkenen, hetzij rechtstreeks of via een derde partij, de persoonlijke informatie worden verstrekt die door een organisatie over hen wordt bijgehouden; dit geldt niet voor duidelijk abusieve verzoeken (onredelijke termijnen, steeds herhaald, systematisch), of waaraan krachtens de wetgeving in het land van de gegevensexporteur niet tegemoetgekomen kan worden. Indien de autoriteit hier vooraf mee heeft ingestemd, hoeft de toegang ook niet te worden verleend indien daardoor de belangen van de gegevensimporteur of van andere met de gegevensimporteur samenwerkende organisaties ernstig zouden kunnen worden geschaad en indien deze belangen niet moeten wijken voor de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene. De bronnen van de persoonsgegevens hoeven niet te worden geïdentificeerd indien dit niet redelijkerwijs mogelijk is, of wanneer de rechten van andere personen erdoor zouden worden geschonden. De betrokkenen moeten hun persoongegevens kunnen rectificeren, aanvullen of wissen wanneer deze niet correct zijn of tegen deze beginselen in zijn verwerkt. Indien er dwingende redenen zijn om aan de gegrondheid van een verzoek te twijfelen, kan de organisatie verder bewijsmateriaal eisen alvorens over te gaan tot rectificatie, aanvulling of uitwissing. De rectificatie, wijziging of uitwissing hoeft niet te worden medegedeeld aan de derde partijen aan wie de gegevens zijn doorgegeven, indien dit een onevenredig grote inspanning vergt. De betrokkenen moeten ook in staat worden gesteld zich te verzetten tegen de verwerking van de eigen persoonsgegevens indien daar dwingende rechtmatige persoonlijke gronden toe bestaan. De bewijslast in geval van weigering ligt bij de gegevensimporteur, en de betrokkene kan de weigering steeds bij de autoriteit aanvechten.

6.

Gevoelige gegevens: De gegevensimporteur neemt de nodige aanvullende maatregelen (bv. i.v.m. beveiliging) om gevoelige gegevens overeenkomstig de verplichtingen van bepaling II te beschermen.

7.

Gegevens gebruikt voor marketingdoeleinden: Indien gegevens worden verwerkt met directe marketingdoeleinden, moeten er doeltreffende procedures bestaan om de betrokkene in staat te stellen op elk moment voor een „opt-out” te kiezen.

8.

Geautomatiseerde besluiten – Met„geautomatiseerde besluiten” wordt hier bedoeld: een besluit door de gegevensexporteur of –importeur dat wettelijke of andere significante gevolgen heeft voor de betrokkene en dat uitsluitend gebaseerd is op een automatische verwerking van de persoonsgegevens ter evaluatie van persoonlijke aspecten, zoals prestaties op het werk, kredietwaardigheid, betrouwbaarheid, gedrag, enz. De gegevensimporteur neemt geen geautomatiseerde besluiten in verband met de betrokkenen, behalve indien:

a)

i)

een dergelijk besluit door de gegevensimporteur wordt getroffen naar aanleiding van het aangaan of de uitvoering van een overeenkomst met de betrokkene, en

ii)

de betrokkene de gelegenheid krijgt de resultaten van een geautomatiseerd besluit te bespreken met een vertegenwoordiger van de partij die dit besluit trof, of anderszins bij deze partij bezwaar aan te tekenen.

of

b)

hierin is voorzien door de wetgeving van de gegevensexporteur.

BIJLAGE B

BESCHRIJVING VAN DE DOORGIFTE

(In te vullen door de partijen)

Image

COMMERCIËLE BEPALINGEN TER ILLUSTRATIE (OPTIONEEL)

Schadeloosstelling tussen gegevensexporteur en gegevensimporteur:

„De partijen vergoeden elkaar voor alle kosten, lasten, schade, uitgave of verlies die zij elkaar toebrengen ten gevolge van niet-naleving van enig voorschrift van deze bepalingen. Schadeloosstelling in deze zin is afhankelijk van a) de onverwijlde melding door de schadeloos te stellen partij(en) aan de schadeloosstellende partij(en) van een aanspraak, b) het feit dat de schadeloosstellende partij(en) als enige controle heeft/hebben op de verdediging tegen en de regeling van een dergelijke aanspraak, en c) voldoende samenwerking en steun van de schadeloos te stellen partij(en) aan de schadeloosstellende partij(en) bij de verdediging tegen een dergelijke aanspraak.”.

Geschillenregeling tussen de gegevensexporteur en de gegevensimporteur (de partijen kunnen natuurlijk opteren voor elke andere alternatieve geschillenregeling of gerechtelijke formule):

„Bij een geschil tussen de gegevensimporteur en de gegevensexporteur over een mogelijke inbreuk op enig voorschrift van deze bepalingen wordt dit geschil definitief beslecht door een of meer geschillenbeslechters volgens de arbitrageregels van de Internationale Kamer van Koophandel. De plaats van arbitrage is [ ]. Het aantal geschillenbeslechters is [ ].”.

Toewijzing van kosten:

„Elke partij vervult haar verplichtingen volgens deze bepalingen op eigen kosten.”.

Extra beëindigingsbepaling:

„Indien aan deze bepalingen een einde wordt gesteld, moet de gegevensimporteur alle persoonsgegevens en kopieën van persoonsgegevens die onder deze bepalingen vallen onverwijld aan de gegevensexporteur terugbezorgen of, naar keuze van de gegevensexporteur, zelf alle persoonsgegevens vernietigen en deze vernietiging voor de gegevensexporteur staven, tenzij de nationale wetgeving of de lokale regelgeving van de gegevensimporteur deze verbiedt persoonsgegevens geheel of gedeeltelijk te vernietigen of terug te bezorgen; in dit geval worden de gegevens vertrouwelijk bewaard en niet actief verwerkt voor enigerlei doel. De gegevensimporteur stemt er op verzoek van de gegevensexporteur mee in de gegevensexporteur of een door deze gekozen inspecteur tegen wie de gegevensinporteur geen redelijke bezwaren maakt, toegang te verlenen tot zijn vestiging om na te gaan of dit is gebeurd; zulks met een redelijke aankondiging vooraf en tijdens gewone kantooruren.”

”.

(1)  Met „relevante bepalingen” wordt bedoeld: de bepalingen van een toestemming of besluit behalve de bepalingen inzake handhaving van een toestemming of besluit (die geregeld worden door deze bepalingen).

(2)  De bepalingen van bijlage A.5 m.b.t. recht van toegang, rectificatie, uitwissing en verzet moeten in dit geval echter worden toegepast; zij hebben voorrang op alle eventuele vergelijkbare bepalingen van het gekozen besluit van de Commissie.


Europese Centrale Bank

29.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 385/85


RICHTSNOER VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 16 december 2004

tot wijziging van Richtsnoer ECB/2004/13 betreffende beheersdiensten inzake in euro luidende reserves die het Eurosysteem verleent aan centrale banken van derde landen, aan derde landen en aan internationale organisaties

(ECB/2004/20)

(2004/916/EG)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gelet op de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid op artikel 12.1, artikel 14.3 en artikel 23,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De klanten aan wie krachtens Richtsnoer ECB/2004/13 (1) reservebeheersdiensten van het Eurosysteem verleend kunnen worden, zijn derde landen, centrale banken of monetaire autoriteiten van derde landen, en internationale organisaties.

(2)

Gezien recente ontwikkelingen en na nader beraad, acht de Raad van bestuur het dienstig de definitie van klant te verruimen opdat deze ook de lidstaten, en hun nationale centrale banken (NCB's), die de euro niet hebben aangenomen, zou omvatten. Richtsnoer ECB/2004/13 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(3)

Overeenkomstig artikel 12.1. en artikel 14.3. van de statuten, vormen richtsnoeren van de ECB een integrerend onderdeel van de communautaire wetgeving,

HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtsnoer ECB/2004/13 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De titel wordt als volgt vervangen:

„Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 1 juli 2004 betreffende beheersdiensten inzake in euro luidende reserves die het Eurosysteem verleent aan buiten het eurogebied gelegen centrale banken en landen en aan internationale organisaties (ECB/2004/13)”.

2)

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

Het eerste gedachtenstreepje wordt als volgt vervangen:

„—

„alle soorten bancaire transacties”: omvat het verlenen van reservebeheersdiensten van het Eurosysteem aan buiten het eurogebied gelegen centrale banken en landen en aan internationale organisaties in verband met het beheer van de reserves van die centrale banken, landen en internationale organisaties,”;

b)

Het vierde gedachtenstreepje wordt als volgt vervangen:

„—

„klant”: enig buiten het eurogebied gelegen land (waaronder enige overheid of overheidsinstantie), enige buiten het eurogebied gelegen centrale bank of monetaire autoriteit, of enige internationale organisatie waaraan een lid van het Eurosysteem reservebeheersdiensten van het Eurosysteem verleent,”;

c)

Het laatste gedachtenstreepje wordt geschrapt.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Dit richtsnoer treedt op 22 december 2004 in werking.

Artikel 3

Geadresseerden

Dit richtsnoer is gericht tot de NCB's van de lidstaten die de euro hebben aangenomen.

Gedaan te Frankfurt am Main, 16 december 2004.

Voor de Raad van bestuur van de ECB

De President van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  Richtsnoer 2004/546/EG van de Europese Centrale Bank (PB L 241 van 13.7.2004, blz. 68)


Rectificaties

29.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 385/87


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 1974/2004 van de Commissie van 29 oktober 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 795/2004 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften inzake rechstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers

( Publicatieblad van de Europese Unie L 345 van 20 november 2004 )

Op bladzijde 91, artikel 2, tweede alinea:

in plaats van:

„behalve artikel 1, punt 21,”

te lezen:

„behalve artikel 1, punt 22,”.


29.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 385/88


Rectificatie van het proces-verbaal van verbetering van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000

( Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L 317 van 15 december 2000 )

Deze verbetering werd uitgevoerd bij proces-verbaal van verbetering dat op 28 juli 2004 te Brussel werd ondertekend en waarvan de Raad en het secretariaat van de ACS-Staten co-depositarissen zijn.

Op bladzijde 278, in bijlage VI: „LIJSTEN VAN DE MINST ONTWIKKELDE, DE NIET AAN ZEE GRENZENDE EN DE INSULAIRE ACS-STATEN”, dient artikel 5 te worden vervangen door:

„Artikel 5

De insulaire ACS-Staten zijn:

 

Antigua en Barbuda

 

Bahama's

 

Barbados

 

Kaapverdië

 

Comoren

 

Cookeilanden

 

Dominica

 

Dominicaanse Republiek

 

Fiji

 

Grenada

 

Haïti

 

Jamaica

 

Kiribati

 

Madagaskar

 

Marshalleilanden

 

Mauritius

 

Micronesië

 

Nauru

 

Niue

 

Palau

 

Papoea-Nieuw-Guinea

 

Saint Kitts en Nevis

 

Saint Lucia

 

Saint Vincent en de Grenadines

 

Samoa

 

Sao Tomé en Principe

 

Seychellen

 

Salomonseilanden

 

Tonga

 

Trinidad en Tobago

 

Tuvalu

 

Vanuatu”.