ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 362

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

47e jaargang
9 december 2004


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

 

Verordening (EG) nr. 2090/2004 van de Commissie van 8 december 2004 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 2091/2004 van de Commissie van 6 december 2004 inzake de stopzetting van de visserij op tong door vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren

3

 

*

Verordening (EG) nr. 2092/2004 van de Commissie van 8 december 2004 houdende nadere bepalingen voor de toepassing van een tariefcontingent voor de invoer van gedroogd rundvlees zonder been van oorsprong uit Zwitserland

4

 

 

Verordening (EG) nr. 2093/2004 van de Commissie van 8 december 2004 tot vaststelling van de voor de eerste helft van 2005 beschikbare hoeveelheid voor bepaalde producten in de sector melk en zuivelproducten in het kader van door de Gemeenschap geopende contingenten op basis van uitsluitend invoercertificaten

10

 

*

Verordening (EG) nr. 2094/2004 van de Commissie van 8 december 2004 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van een tariefcontingent van 10000 t op andere wijze bewerkte granen van haver van GN-code 11042298

12

 

*

Verordening (EG) nr. 2095/2004 van de Commissie van 8 december 2004 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 581/2004 tot opening van een permanente inschrijving voor de bepaling van de uitvoerrestituties voor bepaalde soorten boter en Verordening (EG) nr. 582/2004 tot opening van een permanente inschrijving voor de bepaling van de uitvoerrestituties voor mageremelkpoeder

14

 

*

Informatie over de toepassingsdatum van de punten 34 en 35 van Verordening (EG) nr. 422/2004 van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 40/94 inzake het Gemeenschapsmerk

16

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Commissie

 

*

2004/841/EG:Beschikking van de Commissie van 7 april 2004 in een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag betreffende zaak COMP/A.38284/D2 — Société Air France/Alitalia Linee Aeree Italiane SpA (Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 1307)

17

 

*

2004/842/EG:Beschikking van de Commissie van 1 december 2004 tot vaststelling van uitvoeringsregels volgens welke de lidstaten toestemming kunnen geven voor het in de handel brengen van zaai- of pootgoed van rassen waarvoor de opname in de nationale rassenlijst voor landbouw- of groentegewassen is aangevraagd (Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 4493)  ( 1 )

21

 

 

Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie

 

*

Besluit 2004/843/GBVB van de Raad van 26 juli 2004 betreffende de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling van gerubriceerde gegevens

28

Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling van gerubriceerde gegevens

29

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

9.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 362/1


VERORDENING (EG) Nr. 2090/2004 VAN DE COMMISSIE

van 8 december 2004

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 9 december 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 december 2004.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1947/2002 (PB L 299 van 1.11.2002, blz. 17).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 8 december 2004 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

109,5

204

94,4

999

102,0

0707 00 05

052

131,1

204

32,5

999

81,8

0709 90 70

052

103,1

204

71,7

999

87,4

0805 10 10, 0805 10 30, 0805 10 50

052

50,8

204

42,7

382

32,3

388

52,3

528

36,4

999

42,9

0805 20 10

204

59,0

999

59,0

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

052

69,4

204

46,4

464

161,3

624

95,2

720

30,2

999

80,5

0805 50 10

052

61,3

528

42,4

999

51,9

0808 10 20, 0808 10 50, 0808 10 90

052

116,3

388

150,4

400

88,3

404

115,5

512

105,2

720

63,4

804

109,0

999

106,9

0808 20 50

720

43,1

999

43,1


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


9.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 362/3


VERORDENING (EG) Nr. 2091/2004 VAN DE COMMISSIE

van 6 december 2004

inzake de stopzetting van de visserij op tong door vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 21, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 2287/2003 van de Raad van 19 december 2003 tot vaststelling, voor 2004, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (2) zijn voor 2004 quota vastgesteld voor tong.

(2)

Om te garanderen dat de bepalingen inzake de kwantitatieve beperking van de vangsten van een bestand waarvoor een quotum geldt, in acht worden genomen, moet de Commissie de datum vaststellen waarop de vangsten van de vaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, geacht worden het toegewezen quotum te hebben bereikt.

(3)

Volgens de aan de Commissie meegedeelde gegevens, hebben de hoeveelheden tong die in de wateren van de ICES-sector VII b, c zijn gevangen door vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren of die in Frankrijk zijn geregistreerd, het voor 2004 toegewezen quotum bereikt. Frankrijk heeft de vangst uit dit bestand verboden met ingang van 23 oktober 2004. Deze datum moet derhalve worden aangehouden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De hoeveelheden tong die in de wateren van de ICES-sector VII b, c zijn gevangen door vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren of die in Frankrijk zijn geregistreerd, worden geacht het voor 2004 aan Frankrijk toegewezen quotum te hebben bereikt.

De visserij op tong in de wateren van de ICES-sector VII b, c door vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren of die in Frankrijk zijn geregistreerd, alsmede het aan boord houden, het overladen en het lossen van vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen vanaf de datum waarop deze verordening van toepassing wordt, zijn verboden.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 23 oktober 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 december 2004.

Voor de Commissie

Jörgen HOLMQUIST

Directeur-generaal Visserij


(1)  PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1954/2003 (PB L 289 van 7.11.2003, blz. 1).

(2)  PB L 344 van 31.12.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1691/2004 (PB L 305 van 1.10.2004, blz. 3).


9.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 362/4


VERORDENING (EG) Nr. 2092/2004 VAN DE COMMISSIE

van 8 december 2004

houdende nadere bepalingen voor de toepassing van een tariefcontingent voor de invoer van gedroogd rundvlees zonder been van oorsprong uit Zwitserland

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1), en met name op artikel 32, lid 1, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten (hierna: „de overeenkomst” genoemd), die namens de Gemeenschap is goedgekeurd bij Besluit 2002/309/EG, Euratom van de Raad en de Commissie (2), voorziet in de invoer, vrij van douanerechten, van een jaarlijkse hoeveelheid van 1 200 t gedroogd rundvlees zonder been van GN-code ex 0210 20 90.

(2)

In verband met de BSE-crisis hebben de partijen in de gemeenschappelijke verklaring betreffende de vleessector, die is opgenomen in de slotakte bij de reeds genoemde overeenkomst (3), verklaard dat de Gemeenschap bij wijze van uitzondering een aan het ad-valoremrecht onderworpen en van het specifieke recht vrijgesteld autonoom jaarcontingent van 700 t netto moet openen voor gedroogd rundvlees, tot de invoerbeperkingen die door een aantal lidstaten aan Zwitserland zijn opgelegd, worden opgeheven. Bij Verordening (EG) nr. 2424/1999 van de Commissie van 15 november 1999 houdende nadere bepalingen voor de toepassing van een bij Verordening (EG) nr. 2249/1999 van de Raad vastgesteld tariefcontingent voor de invoer van gedroogd rundvlees zonder been (4) is voor meerdere jaren een tariefcontingent voor de invoer van gedroogd rundvlees zonder been van oorsprong uit Zwitserland geopend voor een hoeveelheid van 700 t per jaarperiode, die telkens loopt van 1 juli tot en met 30 juni van het daaropvolgende jaar.

(3)

Het Gemengd Landbouwcomité heeft in zijn derde vergadering op 4 december 2003 in Brussel geconcludeerd dat, na de vaststelling van Besluit nr. 2/2003 van het bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten opgerichte Gemengd Veterinair Comité van 25 november 2003 tot wijziging van de aanhangsels 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 11 van bijlage 11 bij de overeenkomst (5), en na de daaropvolgende opheffing door de lidstaten van de restrictieve maatregelen ten aanzien van Zwitserland, de in de overeenkomst vastgestelde concessies zo spoedig mogelijk dienden te worden toegepast. Omdat daarbij de toe te passen oorsprongsregels veranderen, waren beide partijen echter van mening dat de marktdeelnemers voldoende tijd moeten krijgen om zich aan te passen en om passende maatregelen te nemen met betrekking tot eventuele voorraden. Derhalve zijn de partijen overeengekomen de nieuwe concessies met ingang van 1 januari 2005 ten uitvoer te leggen.

(4)

Bijgevolg moeten voor een periode van meerdere jaren bepalingen worden vastgesteld die het mogelijk moeten maken om met ingang van 1 januari 2005 over te gaan tot de toepassing van een contingent voor de jaarlijkse invoer, vrij van douanerechten, van 1 200 t gedroogd rundvlees zonder been van GN code ex 0210 20 90, van oorsprong uit Zwitserland.

(5)

Om voor dit tariefcontingent in aanmerking te komen, moeten de producten van oorsprong uit Zwitserland zijn, overeenkomstig artikel 4 van de overeenkomst. De in aanmerking komende producten moeten precies worden gedefinieerd. Met het oog op de controle moet voor het in het kader van dit contingent ingevoerde vlees een echtheidscertificaat worden overgelegd waarin wordt verklaard dat het vlees volkomen beantwoordt aan de definitie. Het model voor deze certificaten en de voorwaarden voor het gebruik daarvan moeten worden vastgesteld.

(6)

De regeling moet worden beheerd door middel van invoercertificaten. Hiertoe moeten regels worden vastgesteld voor het indienen van de aanvragen en voor het verstrekken van informatie op de aanvragen en de certificaten, waarbij zo nodig moet worden afgeweken van Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie van 9 juni 2000 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (6) en van Verordening (EG) nr. 1445/95 van de Commissie van 26 juni 1995 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/80 (7).

(7)

Met het oog op een correct beheer van de invoer van de betrokken producten moet worden bepaald dat de invoercertificaten pas worden afgegeven na verificatie van met name de gegevens op de echtheidscertificaten.

(8)

Verordening (EG) nr. 2424/1999 dient te worden ingetrokken.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Hierbij wordt voor een periode van meerdere jaren een contingent vastgesteld voor de invoer, vrij van douanerechten, van gedroogd rundvlees zonder been van GN-code ex 0210 20 90, van oorsprong uit Zwitserland, voor een hoeveelheid van 1 200 t per jaarperiode, die telkens loopt van 1 januari tot en met 31 december (hierna „het contingent” genoemd).

Dit contingent heeft volgnummer 09.4202.

2.   De voor de in lid 1 bedoelde producten geldende oorsprongsregels zijn de regels die zijn vastgesteld in artikel 4 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten.

3.   Voor de toepassing van deze verordening wordt onder „gedroogd vlees zonder been” verstaan: delen van het lendestuk van ten minste 18 maanden oude runderen, zonder zichtbaar intramusculair vet (3 tot 7 %) en met een pH van 5,4 tot 6,0; gezouten, gekruid, geperst, uitsluitend in verse, droge lucht gedroogd, met edelschimmel (waas van microscopische schimmel). Het eindproduct heeft een gewicht van 41 % tot 53 % van de grondstof vóór het zouten.

Artikel 2

1.   Bij invoer van het in artikel 1, lid 1, bedoelde vlees moet, wanneer het in het vrije verkeer wordt gebracht, een invoercertificaat worden overgelegd.

2.   Het originele, overeenkomstig artikel 3 opgestelde echtheidscertificaat en een afschrift ervan worden aan de bevoegde autoriteit voorgelegd op het ogenblik dat het eerste invoercertificaat met betrekking tot dit echtheidscertificaat wordt aangevraagd.

Het oorspronkelijke echtheidscertificaat blijft in het bezit van bovengenoemde autoriteit.

3.   Binnen de grenzen van de in het echtheidscertificaat vermelde hoeveelheid kan dit certificaat voor de afgifte van verschillende invoercertificaten worden gebruikt. In dat geval boekt de bevoegde autoriteit telkens de toegewezen hoeveelheden op het echtheidscertificaat af.

4.   De bevoegde autoriteit geeft het invoercertificaat pas af nadat zij zich ervan heeft vergewist dat de op het echtheidscertificaat aangegeven vermeldingen overeenstemmen met de van de Commissie in de desbetreffende wekelijkse mededelingen ontvangen informatie. Bij overeenstemming wordt het certificaat onmiddellijk afgegeven.

De bevoegde autoriteit mag evenwel, vóór ontvangst van de informatie van de Commissie, uitzonderlijk en op een naar behoren gemotiveerd verzoek van de aanvrager een invoercertificaat afgeven op basis van een daarop betrekking hebbend echtheidscertificaat. In dergelijke gevallen moet voor de invoercertificaten een zekerheid worden gesteld die overeenstemt met het volledige douanerecht van het gemeenschappelijke douanetarief. Nadat de lidstaten de gegevens met betrekking tot het certificaat hebben ontvangen, vervangen zij deze zekerheid door de in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1445/1995 bedoelde zekerheid.

5.   In vak 20 van de certificaataanvraag en van het certificaat wordt één van de in bijlage I opgenomen vermeldingen aangebracht.

Artikel 3

1.   Van de in artikel 2 bedoelde echtheidscertificaten worden volgens het model in bijlage II één origineel en twee afschriften opgesteld, die worden gedrukt en ingevuld in een van de officiële talen van de Gemeenschap. Ze mogen ook worden gedrukt en ingevuld in de officiële taal of in een van de officiële talen van het land van uitvoer.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin de invoercertificaataanvraag wordt ingediend, kunnen een vertaling van het certificaat verlangen.

2.   Het formaat van dit formulier is ca. 210 × 297 mm. Het papier moet ten minste 40 gram per m2 wegen. De kleur van het origineel is wit, die van het eerste afschrift rose en die van het tweede afschrift geel.

3.   Het origineel van het certificaat en de afschriften ervan worden met de schrijfmachine of met de hand ingevuld. Invulling met de hand moet met zwarte inkt in hoofdletters gebeuren.

4.   Elk certificaat draagt een individueel volgnummer, gevolgd door de naam van het land van afgifte.

Op de afschriften moeten hetzelfde volgnummer en dezelfde landnaam voorkomen als op het origineel.

5.   De in artikel 1, lid 3, vastgestelde definitie van gedroogd vlees zonder been moet duidelijk in het certificaat worden vermeld.

6.   Het certificaat is alleen geldig wanneer het naar behoren is geviseerd door een instantie van afgifte die is opgevoerd in de lijst van bijlage III.

Het certificaat is naar behoren geviseerd wanneer datum en plaats van afgifte zijn vermeld, het stempel van de instantie van afgifte is aangebracht en het is ondertekend door de daartoe gemachtigde persoon of personen.

Artikel 4

1.   Een instantie van afgifte kan alleen in de in bijlage III opgenomen lijst voorkomen als:

a)

zij als zodanig is erkend door het land van uitvoer;

b)

zij zich ertoe verbindt de in de certificaten vermelde gegevens te verifiëren;

c)

zij zich ertoe verbindt ten minste wekelijks de Commissie de informatie te verstrekken die nodig is voor de verificatie van de in de echtheidscertificaten vermelde gegevens, met name het certificaatnummer, de exporteur, de geadresseerde, het land van bestemming, het product, het nettogewicht en de datum van ondertekening.

2.   De Commissie herziet de lijst in bijlage III wanneer niet meer aan de in lid 1, onder a), vermelde voorwaarde is voldaan of wanneer de instantie van afgifte haar verplichtingen niet nakomt.

Artikel 5

De geldigheidsduur van de echtheids- en de invoercertificaten bedraagt drie maanden, te rekenen vanaf de respectieve data van afgifte. De geldigheid van de invoercertificaten verstrijkt evenwel uiterlijk op 31 december na de datum waarop ze zijn afgegeven.

Artikel 6

De bepalingen van Verordening (EG) nr. 1291/2000 en van Verordening (EG) nr. 1445/95 zijn van toepassing mits ook de bepalingen van deze verordening worden nageleefd.

Artikel 7

De autoriteiten van de landen van uitvoer verstrekken de Commissie specimens van de afdrukken van de stempels die door hun instanties van afgifte worden gebruikt, alsook de namen en de handtekeningen van de tot de ondertekening van de echtheidscertificaten gemachtigde personen. Indien achteraf wijzigingen aan de stempels worden aangebracht of andere personen tot ondertekening worden gemachtigd, wordt de Commissie daarvan onverwijld in kennis gesteld. De Commissie geeft deze informatie door aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.

Artikel 8

Verordening (EG) nr. 2424/1999 wordt ingetrokken.

Artikel 9

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 december 2004.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1899/2004 (PB L 328 van 30.10.2004, blz. 67).

(2)  PB L 114 van 30.4.2002, blz. 132.

(3)  PB L 114 van 30.4.2002, blz. 352.

(4)  PB L 294 van 16.11.1999, blz. 13. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1118/2004 (PB L 217 van 17.6.2004, blz. 10).

(5)  PB L 23 van 28.1.2004, blz. 27.

(6)  PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1 Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 636/2004 (PB L 100 van 6.4.2004, blz. 25).

(7)  PB L 143 van 27.6.1995, blz. 35. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1118/2004.


BIJLAGE I

In artikel 2, lid 5, bedoelde vermeldingen

—   Spaans: Carne de vacuno seca deshuesada — Reglamento (CE) no 2092/2004

—   Tsjechisch: Vykostěné sušené hovězí maso – směrnice (ES) č. 2092/2004

—   Deens: Tørret udbenet oksekød — forordning (EF) nr. 2092/2004

—   Duits: Entbeintes, getrocknetes Rindfleisch — Verordnung (EG) Nr. 2092/2004

—   Ests: Kuivatatud kondita veiseliha – määrus (EÜ) nr 2092/2004

—   Grieks: Αποξηραμένο βόειο κρέας χωρίς κόκαλα — Κανονισμός (ΕΚ) αριθ. 2092/2004

—   Engels: Dried boneless beef — Regulation (EC) No 2092/2004

—   Frans: Viande bovine séchée désossée — Règlement (CE) no 2092/2004

—   Italiaans: Carni bovine disossate ed essiccate — regolamento (CE) n. 2092/2004

—   Lets: Žāvēta atkaulota liellopu gaļa – Regula (EK) Nr. 2092/2004

—   Litouws: Džiovinta jautiena be kaulų – Reglamentas (EB) Nr. 2092/2004

—   Hongaars: Szárított, kicsontozott marhahús – 2092/2004/EK rendelet

—   Nederlands: Gedroogd rundvlees zonder been — Verordening (EG) nr. 2092/2004

—   Pools: Suszone mięso wołowe bez kości — Rozporządzenie (WE) nr 2092/2004

—   Portugees: Carne de bovino seca desossada — Regulamento (CE) n.o 2092/2004

—   Slowaaks: Vykostené, sušené hovädzie mäso – Nariadenie (ES) č. 2092/2004

—   Sloveens: Posušeno goveje meso brez kosti – Uredba (ES) št. 2092/2004

—   Fins: Kuivattua luutonta naudanlihaa – asetus (EY) N:o 2092/2004

—   Zweeds: Torkat benfritt nötkött – förordning (EG) nr 2092/2004


BIJLAGE II

Image


BIJLAGE III

Lijst van instanties in de landen van uitvoer, die gemachtigd zijn echtheidscertificaten af te geven

ZWITSERLAND:

Office vétérinaire federal/Bundesamt für Veterinärwesen/Ufficio federale di veterinaria


9.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 362/10


VERORDENING (EG) Nr. 2093/2004 VAN DE COMMISSIE

van 8 december 2004

tot vaststelling van de voor de eerste helft van 2005 beschikbare hoeveelheid voor bepaalde producten in de sector melk en zuivelproducten in het kader van door de Gemeenschap geopende contingenten op basis van uitsluitend invoercertificaten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 2535/2001 van de Commissie van 14 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad voor de invoerregeling voor melk en zuivelproducten en houdende opening van tariefcontingenten (2), en met name op artikel 16, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De beschikbare hoeveelheden voor de periode van 1 januari tot en met 30 juni 2005 voor de tweede helft van het invoerjaar in het kader van bepaalde in Verordening (EG) nr. 2535/2001 bedoelde tariefcontingenten, zijn aangegeven in de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 9 december 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 december 2004.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).

(2)  PB L 341 van 22.12.2001, blz. 29. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 810/2004 (PB L 149 van 30.4.2004, gewijzigd bij PB L 215 van 16.6.2004, blz. 104).

(3)  PB L 250 van 24.7.2004, blz. 3. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1503/2004 (PB L 275 van 25.8.2004, blz. 14).


BIJLAGE I.A

Contingentnummer

Hoeveelheid (t)

09.4590

66 691,0

09.4591

5 300,0

09.4592

18 380,8

09.4593

5 200,0

09.4594

19 140,0

09.4595

7 500,0

09.4596

16 309,8

09.4599

6 470,3


BIJLAGE I.B

5.   Producten van oorsprong uit Roemenië

Contingentnummer

Hoevelheid (t)

09.4758

1 400,0


6.   Producten van oorsprong uit Bulgarije

Contingentnummer

Hoevelheid (t)

09.4660

3 555,8

09.4675

500,0


BIJLAGE I.F

Producten van oorsprong uit Zwïtzerland

Contingentnummer

Hoeveelheid (t)

09.4155

1 100,0

09.4156

4 548,7


BIJLAGE I.H

Producten van oorsprong uit Noorwegen

Contingentnummer

Hoeveelheid (t)

09.4781

2 425,0

09.4782

266,5


9.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 362/12


VERORDENING (EG) Nr. 2094/2004 VAN DE COMMISSIE

van 8 december 2004

houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van een tariefcontingent van 10 000 t op andere wijze bewerkte granen van haver van GN-code 1104 22 98

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 12, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Met het oog op de nakoming van haar internationale verbintenissen stelt de Gemeenschap met ingang van 1 januari 1996 voor elk verkoopseizoen een tariefcontingent vast voor de invoer tegen nulrecht van op andere wijze bewerkte granen van haver van GN-code 1104 22 98.

(2)

Tot en met het verkoopseizoen 2004/2005 wordt dit contingent beheerd bij Verordening (EG) nr. 2369/96 van de Commissie van 12 december 1996 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van een tariefcontingent voor op andere wijze bewerkte granen van haver van GN-code 1104 22 98 (2). Deze verordening voorziet in een beheer door middel van invoercertificaten, waarbij de aanvragen maandelijks worden ingediend.

(3)

Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (3) voorziet in voorschriften inzake het beheer van de tariefcontingenten die bepalen dat de chronologische volgorde van de data van de douaneaangiften moet worden gevolgd, en inzake het toezicht op preferentiële invoer.

(4)

Met het oog op vereenvoudiging, en gelet op de geringe omvang van het tariefcontingent voor op andere wijze bewerkte granen van haver van GN-code 1104 22 98, is het dienstig om vanaf het verkoopseizoen 2005/2006 de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 2454/93 op het beheer van dit contingent toe te passen en Verordening (EG) nr. 2369/96 in te trekken. Om administratieve redenen is het nodig het betrokken contingent een nieuw volgnummer te geven.

(5)

Artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 voorziet in een afwijking van de verplichting tot overlegging van een invoercertificaat voor producten die niet van grote invloed zijn op het aanbod op de graanmarkt. De Gemeenschap importeert jaarlijks gemiddeld 6 000 t op andere wijze bewerkte granen van haver van GN-code 1104 22 98. Het betreft een beperkte hoeveelheid zeer specifieke producten voor industrieel gebruik die niet van invloed zijn op de graanmarkt. De in artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde uitzondering op de verplichting tot overlegging van een invoercertificaat mag dus worden toegepast.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het tariefcontingent in de bijlage wordt met ingang van 1 juli 2005 geopend voor elk verkoopseizoen van 1 juli tot en met 30 juni.

Artikel 2

Het in artikel 1 bedoelde tariefcontingent wordt door de Commissie beheerd overeenkomstig de artikelen 308 bis tot en met 308 quater van Verordening (EEG) nr. 2454/93.

Artikel 3

Bij de invoer van granen van haver in het kader van het in artikel 1 bedoelde tariefcontingent hoeft geen invoercertificaat te worden overgelegd.

Artikel 4

Verordening (EG) nr. 2369/96 wordt ingetrokken.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 december 2004.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 323 van 13.12.1996, blz. 8. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).

(3)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2286/2003 (PB L 343 van 31.12.2003, blz. 1).


BIJLAGE

Tariefcontingent voor een contingentperiode van 1 juli tot en met 30 juni

Volgnummer

GN-code

Omschrijving van de producten (1)

Omvang van het contingent in nettogewicht

(ton)

Contingentrecht

Oorsprong

09.0043

1104 22 98

Op andere wijze bewerkte granen van haver

10 000

0

Alle derde landen (erga omnes)


(1)  Onverminderd de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, wordt de tekst van de omschrijving geacht slechts als aanwijzing te gelden. De preferentiële regeling wordt in het kader van deze bijlage bepaald door de draagwijdte van de GN-codes zoals deze bij de vaststelling van de onderhavige verordening bestaan.


9.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 362/14


VERORDENING (EG) Nr. 2095/2004 VAN DE COMMISSIE

van 8 december 2004

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 581/2004 tot opening van een permanente inschrijving voor de bepaling van de uitvoerrestituties voor bepaalde soorten boter en Verordening (EG) nr. 582/2004 tot opening van een permanente inschrijving voor de bepaling van de uitvoerrestituties voor mageremelkpoeder

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 31, lid 3, onder b), en lid 14,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 581/2004 van de Commissie (2) en artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 582/2004 van de Commissie (3) wordt voor bepaalde bestemmingen geen uitvoerrestitutie toegekend. Als gevolg van de toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije tot de Europese Unie moeten de verwijzingen naar deze landen worden geschrapt.

(2)

In het aanvullend protocol bij de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Bulgarije, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Hongarije, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie (4) is bepaald dat Bulgarije een nieuw tariefcontingent opent voor de invoer van melkpoeder van oorsprong uit de Gemeenschap. De toegang tot dit contingent is beperkt tot producten waarvoor geen uitvoersubsidies worden toegekend. Om speculatie te voorkomen en met het oog op de naleving van de voorwaarden van die concessie, die wellicht in werking treedt vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van de uitvoercertificaten zoals bedoeld in artikel 8, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 580/2004 van de Commissie van 26 maart 2004 houdende een inschrijvingsprocedure tot vaststelling van de uitvoerrestituties voor bepaalde zuivelproducten (5), dient Bulgarije te worden uitgesloten van de bestemmingen die in aanmerking komen voor een uitvoerrestitutie in het kader van de permanente inschrijving voor mageremelkpoeder uit hoofde van die verordening.

(3)

De Verordeningen (EG) nr. 581/2004 en (EG) nr. 582/2004 moeten dienovereenkomstig worden aangepast.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 1 van Verordening (EG) nr. 581/2004, lid 1, wordt vervangen door:

”1.   Een permanente inschrijving wordt geopend voor de bepaling van de uitvoerrestitutie voor de volgende in sector 9 van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (6) bedoelde soorten boter:

a)

natuurlijke boter in blokken met een nettogewicht van ten minste 20 kg van de productcodes ex ex 0405 10 19 9500 enex ex0405 10 19 9700,

b)

butteroil in recipiënten met een netto-inhoud van ten minste 190 kg van productcode ex ex 0405 90 10 9000.

De in de eerste alinea bedoelde producten zijn bestemd voor uitvoer naar de volgende bestemmingen:

Rusland (bestemmingscode 075),

alle overige bestemmingen met uitzondering van Andorra, Gibraltar, de Verenigde Staten van Amerika en Vaticaanstad.”.

Artikel 2

Artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 582/2004 wordt vervangen door:

”1.   Een permanente inschrijving wordt geopend voor de bepaling van de uitvoerrestitutie voor in sector 9 van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (7) bedoeld mageremelkpoeder in zakken met een netto-inhoud van ten minste 25 kg en met niet meer dan 0,5 gewichtspercenten toegevoegde melkvreemde bestanddelen van productcode ex ex 0402 10 19 9000, bestemd voor uitvoer naar alle bestemmingen met uitzondering van Andorra, Bulgarije, Gibraltar, de Verenigde Staten van Amerika en Vaticaanstad.”.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 december 2004.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).

(2)  PB L 90 van 27.3.2004, blz. 64. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 810/2004 (PB L 149 van 30.4.2004, blz. 138).

(3)  PB L 90 van 27.3.2004, blz. 67. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 810/2004.

(4)  Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.

(5)  PB L 90 van 27.3.2004, blz. 58.

(6)  PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1.

(7)  PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1.


9.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 362/16


Informatie over de toepassingsdatum van de punten 34 en 35 van Verordening (EG) nr. 422/2004 van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 40/94 inzake het Gemeenschapsmerk

De punten 34 en 35 van artikel 1 van Verordening (EG) nr. 422/2004 van de Raad van 19 februari 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 40/94 inzake het Gemeenschapsmerk worden van toepassing op de dag van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 2082/2004 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EG) nr. 216/96 van de Commissie van 5 februari 1996 houdende het Reglement voor de procesvoering bij de kamers van beroep van het Harmonisatiebureau voor de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (1).


(1)  PB L 360 van 7.12.2004, blz. 8.


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Commissie

9.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 362/17


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 7 april 2004

in een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag betreffende zaak COMP/A.38284/D2

Société Air France/Alitalia Linee Aeree Italiane SpA (1)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 1307)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(2004/841/EG)

Op 7 april 2004 gaf de Commissie een beschikking waarbij een individuele ontheffing uit hoofde van artikel 81, lid 3, van het Verdrag wordt verleend voor een samenwerkingsovereenkomst tussen Air France en Alitalia. Een publieke versie van de beschikking is beschikbaar in het Engels, het Frans en het Duits (slechts de Engelse tekst is authentiek) op de website van DG COMP: http://europa.eu.int/comm/competition/index_nl.html

1.   SAMENVATTING VAN DE PROCEDURE

(1)

Op 12 november 2001 meldden Air France (AF) en Alitalia (AZ) de Commissie een aantal samenwerkingsovereenkomsten aan; zij verzochten om een negatieve verklaring op grond van artikel 3, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 3975/87 van de Raad en/of een vrijstelling op grond van artikel 5 van deze verordening (2).

(2)

Op 8 mei 2002 werd een samenvatting van de aangemelde overeenkomsten bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, waarbij belanghebbende derde partijen werd verzocht hun opmerkingen binnen 30 dagen toe te zenden in overeenstemming met artikel 5, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 3975/87 (3). Naar aanleiding van deze bekendmaking hebben verscheidene luchtvaartmaatschappijen verklaard belangstelling te hebben voor de betrokken routes, mits toetredingsdrempels afdoende uit de weg worden geruimd.

(3)

Op 1 juli 2002 deelde de Commissie de partijen in een brief mee dat zij ernstige twijfels had en dat hun samenwerkingsovereenkomsten in de toenmalige vorm niet konden worden goedgekeurd.

(4)

Op grond van de door de Commissie geuite bedenkingen en na intensief overleg stelden de partijen verbintenissen voor die verschenen in het Publicatieblad van 9 december 2003 in het kader van een bekendmaking overeenkomstig artikel 16, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 3975/87 (4) om eventuele belanghebbenden de gelegenheid te geven opmerkingen te maken. Gezien de ontvangen opmerkingen, aanvaardden de partijen hun verbintenissen aan te passen.

(5)

Gelet op het feit dat er verscheidene nieuwkomers op de betrokken markten zijn, zijn de aangepaste verbintenissen bevredigend uit het oogpunt van het mededingingsbeleid. De Commissie besliste de samenwerkingsovereenkomsten van de partijen vrij te stellen voor een periode van zes jaar, mits zij deze verbintenissen nakomen.

2.   DE SAMENWERKINGSOVEREENKOMST

(6)

De partijen willen via hun samenwerking een verregaande, langlopende strategische bilaterale alliantie opzetten, met de volgende hoofddoelstellingen:

uitbouw van een Europees multi-hubsysteem dat gebaseerd is op de hubs van de partijen op de luchthavens Charles de Gaulle (Parijs), Fiumicino (Rome) en Malpensa (Milaan), om zodoende hun wereldwijde netwerken op elkaar aan te sluiten;

coördinatie van de activiteiten van de partijen op het gebied van passagiersvervoer, met onder meer intensief gebruik van codesharing, coördinatie van hun netwerk voor lijnvluchten voor passagiers, verkopen, inkomstenbeheer, wederzijdse erkenning van de respectieve frequent flyer-programma's, marketingcoördinatie en gedeeld gebruik van lounges;

samenwerking op andere terreinen, zoals cargoactiviteiten, passagiersafhandeling, onderhoud, aankoop, catering, informatietechnologie, vlootuitbouw en -aanschaf, opleiding van bemanning, en winst- en verliesrekeningen.

(7)

Aangezien de doelstelling van de alliantie tussen Air France en Alitalia erin bestaat een multi-hubsysteem uit te bouwen om hun wereldwijde netwerken op elkaar aan te sluiten, zal de samenwerking nauwer zijn op de „bundel”-Frankrijk/Italië, die alle routes omvat tussen Frankrijk en Italië die door Air France en/of Alitalia worden aangevlogen, met uitzondering van binnenlandse of internationale vluchten voor af- of aanvoer. Voor de bundel-Frankrijk/Italië hebben de partijen, naast de hierboven beschreven algemene coördinatie van hun activiteiten op het gebied van passagiersvervoer, afspraken gemaakt over frequenties en het delen van hun capaciteit en hun inkomsten.

3.   BEOORDELING

(8)

De activiteiten waarop de overeenkomst invloed heeft, is het geregeld luchtvervoer van personen en goederen en de grondafhandelingsdiensten. De ontwerpbeschikking heeft enkel betrekking op het eerste samenwerkingsgebied, met name het geregeld luchtvervoer van personen. Het luchtvervoer van goederen wordt uitgesloten van het werkingsgebied van de ontwerpbeschikking, daar de partijen er nog over onderhandelen in welke mate zij op dat gebied zullen samenwerken. De ontwerpbeschikking heeft evenmin betrekking op de grondafhandelingsdiensten, want deze vallen niet onder Verordening nr. 3975/87 (5).

(9)

De Commissie erkent dat de alliantie in het algemeen bijdraagt tot het verbeteren van de productie en distributie van vervoersdiensten en tot het bevorderen van technische en economische vooruitgang. De samenwerkingsovereenkomst zal wellicht gunstige gevolgen hebben, doordat een ruimer wereldwijd netwerk wordt opgericht dat de klanten een betere dienstverlening zou bieden door een hoger aantal al dan niet rechtstreekse vluchten. Hoewel een grotere luchtvaartmaatschappij niet noodzakelijk minder kosten heeft door constante schaalvoordelen, kan worden bespaard door een toename van het verkeer binnen het hele netwerk, een betere planning van de frequenties, een betere bezettingsgraad, enzovoort.

(10)

Enkel indien de partijen moeten blijven afrekenen met voldoende concurrentiedruk op de markten waar deze concurrentie wordt beperkt door de alliantie, zal de consument een billijk deel van de verwachte kostenbesparing ontvangen in de vorm van verminderde prijzen.

(11)

Uit de toetsing van de Commissie aan artikel 81 blijkt dat er een risico is dat de alliantie concurrentie uit de weg ruimt bij een aanzienlijk deel van het luchtvervoer van personen voor zeven stedenparen van herkomst en bestemming (6), met name Parijs–Milaan, Parijs–Rome, Parijs–Venetië, Parijs–Florence, Parijs–Napels en Milaan–Lyon. Vóór het ontstaan van de alliantie waren Air France en Alitalia de twee belangrijkste maatschappijen op de betrokken, elkaar overlappende markten, en voerden een harde concurrentie. Op het moment van de aanmelding hadden zij zeer hoge marktaandelen op deze zeven routes. Dat geldt zowel voor passagiers die vooral geïnteresseerd zijn in snelheid en flexibiliteit, als voor prijsbewuste reizigers (7).

(12)

De over de hele lijn sterke marktpositie van de partijen wordt bovendien beschermd tegen mogelijke nieuwkomers door aanzienlijke toetredingsdrempels, bijvoorbeeld in verband met de schaarste aan slots op de betrokken luchthavens, het aantal vluchten van de partijen, hun hoge marktaandeel bij tijdsbewuste passagiers en het samenvoegen van hun frequent flyer-programma's.

(13)

De samenwerkingsovereenkomst kan derhalve enkel worden aanvaard mits afdoende maatregelen worden genomen om de bestaande toetredingsdrempels voor nieuwkomers weg te nemen en ervoor te zorgen dat de betrokken consumenten een billijk deel van de voordelen van deze samenwerking ontvangen.

4.   VERBINTENISSEN

(14)

Op grond van de ernstige bedenkingen die de Commissie heeft geuit in haar brief, hebben de partijen verbintenissen voorgesteld, die op 9 december 2003 werden gepubliceerd om belanghebbenden de gelegenheid te geven opmerkingen te maken. Verscheidene luchtvaartmaatschappijen en het Britse Office of Fair Trading hebben opmerkingen gemaakt. Gezien deze opmerkingen aanvaardden de partijen hun verbintenissen aan te passen. In het bijzonder werden de voorwaarden voor de spreiding van het aantal slots op de luchthaven Charles de Gaulle te Parijs aanzienlijk gewijzigd en werd de beperking van het aantal vrij te geven slots op de luchthaven Orly opgeheven. De belangrijkste beginselen van deze verbintenissen worden hieronder samengevat.

(15)

Om het tekort aan slots op oververzadigde luchthavens op te lossen, wordt de partijen verzocht een aantal slots beschikbaar te stellen voor concurrenten, zodat nieuwe diensten kunnen worden geboden op de zeven routes waar de Commissie mededingingsbezwaren heeft geconstateerd. In de bijlage bij de beschikking wordt per route aangegeven wat het maximale aantal slots is dat de partijen moeten vrijgeven.

(16)

Op grond van het grondig onderzoek van de Frans-Italiaanse markt door de Commissie en na de analyse van de opmerkingen van derde partijen naar aanleiding van de publicatie van de bekendmaking overeenkomstig artikel 16, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 3975/87, wordt het aantal slots dat de partijen aanvaard hebben, vrij te maken op elk van de betrokken routes, voldoende geacht om een daadwerkelijke concurrentie van maatschappijen met basisdiensten (point-to-point carriers) op deze routes mogelijk te maken. Deze corrigerende maatregelen moeten ervoor zorgen dat concurrenten vervoer kunnen aanbieden tussen twee steden en in het bijzonder dat zij met de partijen concurreren voor het vervoer van passagiers die belang hechten aan snelheid en flexibiliteit.

(17)

Aangezien het doelmatiger is om frequenties toe te voegen aan een bestaande dienst dan om een nieuwe dienst uit het niets te laten beginnen, en passagiers die belang hechten aan flexibiliteit, een voldoende aantal dagelijkse vluchten nodig hebben, zullen de slots bij voorkeur ter beschikking worden gesteld van de onderneming die in totaal de hoogste vluchtfrequentie op de route zal hebben (inclusief haar huidige diensten).

(18)

Uit het onderzoek van de Frans-Italiaanse markt door de Commissie blijkt dat de Parijse luchthavens Charles de Gaulle (CDG) en Orly (ORY) substitueerbaar zijn wat betreft de vraag van passagiers naar vervoersdiensten tussen twee steden op de betrokken routes. Hetzelfde geldt voor de luchthavens Linate en Malpensa te Milaan.

(19)

De toepassing van het proportionaliteitsbeginsel zou normaal inhouden dat de partijen mogen kiezen op welke luchthaven zij slots vrijgeven, mits dit voldoende is om de mededingingsbezwaren weg te nemen. In dit geval is de Commissie evenwel van oordeel dat de voorgestelde maatregelen pas de gewenste gevolgen hebben indien in Parijs ook op Orly onder bepaalde voorwaarden slots worden vrijgegeven aan concurrenten die reeds vluchten aanbieden op de betrokken routes vanuit deze luchthaven, zodat zij hun aantal vluchten kunnen opvoeren. Daarom is in de verbintenissen bepaald dat een concurrent in aanmerking komt voor slots op Orly indien hij reeds vluchten exploiteert op een betrokken route vanuit Orly en indien al zijn regelmatige vluchten die Parijs aandoen, in deze luchthaven landen en opstijgen.

(20)

Om dezelfde redenen is in de verbintenissen bepaald dat de partijen op de luchthaven van Milaan-Linate enkel slots mogen vrijgeven aan concurrenten die reeds vluchten uitvoeren op een betrokken route vanuit Linate en een hogere frequentie op deze route wensen.

(21)

Naast het vrijgeven van slots, zijn er nog andere maatregelen die erop gericht zijn de in de ontwerpbeschikking vermelde extra toetredingsdrempels voor nieuwkomers uit de weg te ruimen.

(22)

Sommige hiervan zullen de uitwisselbaarheid van de vluchten van de partijen en die van de concurrenten op de betrokken routes vanuit het standpunt van de klant bevorderen en zullen nieuwkomers helpen om voldoende passagiers te krijgen om vluchten op deze routes te beginnen. Met name is bepaald dat de partijen nieuwkomers zullen moeten toelaten om deel te nemen aan hun frequent flyer-programma’s, indien zij dit wensen. Een andere verbintenis heeft betrekking op interlining- en speciale pro-rata-overeenkomsten en zal het passagiers mogelijk maken op een bepaalde reis met één ticket heen te vliegen met de partijen en terug te keren met een concurrent of omgekeerd.

(23)

De partijen hebben zich er ook toe verbonden om intermodale passagiersovereenkomsten te begunstigen, waarbij zij luchtvervoersdiensten leveren als onderdeel van een reisroute die ook vervoer over land of ter zee omvat; hierdoor moet de consument meer keuzemogelijkheden en betere multimodale transportdiensten krijgen. Zo zouden tijdsbewuste klanten tegen aantrekkelijke voorwaarden een heenreis per trein kunnen combineren met een retourvlucht.

(24)

Tot slot houden de verbintenissen in dat de partijen tijdens de beginperiode hun frequenties bevriezen (regeling inzake frequentieverhogingen) om ervoor te zorgen dat nieuwkomers niet te snel uit de markt worden geduwd.

5.   CONCLUSIE

(25)

Gezien het hierboven vermelde, zijn de door de partijen aangegane verbintenissen voldoende om de mededingingsbezwaren op de in het onderzoek vastgestelde markten weg te nemen door de komst van derde partijen toe te staan en te begunstigen.

(26)

Daarom heeft de Commissie besloten dat krachtens artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag en mits de partijen de in de bijlage opgesomde verbintenissen nakomen, artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag niet van toepassing is op de samenwerkingsovereenkomst tussen Air France en Alitalia, die op 12 november 2001 is aangemeld bij de Commissie voor de periode van 12 november 2001 tot 11 november 2007.


(1)  Verslag van de raadgevend auditor gepubliceerd in PB C 305 van 9.12.2004.

(2)  Verordening (EEG) nr. 3975/87 van de Raad van 14 december 1987 tot vaststelling van de wijze van toepassing van de mededingingsregels op ondernemingen in de sector luchtvervoer (PB L 374 van 31.12.1987, blz. 1). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1/2003 (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).

(3)  PB C 111 van 8.5.2002, blz. 7.

(4)  PB C 297 van 9.12.2003, blz. 10.

(5)  Deze beschikking doet derhalve geen afbreuk aan eventuele latere beoordeling van deze aspecten van mededingingsoogpunt in het kader van artikel 81 van het Verdrag.

(6)  Om bij luchtvervoer de relevante markt af te bakenen, heeft de Commissie een benadering ontwikkeld met paren van een punt van herkomst en een punt van bestemming (stedenparen). Met deze benadering moet iedere combinatie van een punt van herkomst en een punt van bestemming worden beschouwd als een afzonderlijke markt vanuit het oogpunt van de consument.

(7)  Er is een uitzondering voor deze tweede categorie van passagiers, namelijk het stedenpaar Milaan–Lyon vanwege de bestaande concurrentiedruk van andere vormen van vervoer (spoorweg).


9.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 362/21


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 1 december 2004

tot vaststelling van uitvoeringsregels volgens welke de lidstaten toestemming kunnen geven voor het in de handel brengen van zaai- of pootgoed van rassen waarvoor de opname in de nationale rassenlijst voor landbouw- of groentegewassen is aangevraagd

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 4493)

(Voor de EER relevante tekst)

(2004/842/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 66/401/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen (1), en met name op artikel 4 bis, lid 2,

Gelet op Richtlijn 66/402/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen (2), en met name op artikel 4 bis, lid 2,

Gelet op Richtlijn 2002/54/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van bietenzaad (3), en met name op artikel 6, lid 2,

Gelet op Richtlijn 2002/55/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van groentezaad (4), en met name op artikel 23, lid 2,

Gelet op Richtlijn 2002/56/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen (5), en met name op artikel 6, lid 2,

Gelet op Richtlijn 2002/57/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen (6), en met name op artikel 6, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 2002/54/EG, 2002/56/EG en 2002/57/EG kunnen de lidstaten producenten van zaai- of pootgoed van landbouwgewassen toestemming geven voor het in de handel brengen van zaai- of pootgoed van een ras waarvoor de opname in de nationale rassenlijst zoals bedoeld in Richtlijn 2002/53/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen (7), is aangevraagd.

(2)

Krachtens Richtlijn 2002/55/EG kunnen de lidstaten kwekers van groentezaad of hun vertegenwoordigers toestemming geven voor het in de handel brengen van zaad van een ras waarvoor bij ten minste één lidstaat de opname in de nationale rassenlijst zoals bedoeld in die richtlijn is aangevraagd.

(3)

Om de lidstaten in staat te stellen deze toestemming te geven, moeten uitvoeringsregels voor die richtlijnen worden vastgesteld, met name wat betreft de doeleinden waarvoor en de voorwaarden waaronder deze toestemming mag worden gegeven, de etikettering van het verpakte zaai- of pootgoed en, voor landbouwgewassen, de hoeveelheid zaai- of pootgoed. Als het ras afkomstig is van een genetisch gemodificeerd organisme moet het in de handel brengen van dit organisme overeenkomstig de communautaire voorschriften zijn toegestaan.

(4)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

HOOFDSTUK I

Algemene bepaling

Artikel 1

Onderwerp

Deze beschikking dient om vast te stellen volgens welke regels een lidstaat toestemming kan geven voor het in de handel brengen van:

a)

zaai- of pootgoed van rassen van landbouwgewassen waarvoor bij die lidstaat de opname in de nationale rassenlijst zoals bedoeld in artikel 1, lid 2, van Richtlijn 2002/53/EG is aangevraagd, behoudens hoofdstuk II van deze beschikking;

b)

zaad van groenterassen waarvoor bij ten minste één lidstaat de opname in de nationale rassenlijst zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, van Richtlijn 2002/55/EG is aangevraagd en waarvoor specifieke technische gegevens zijn verstrekt, behoudens hoofdstuk III van deze beschikking.

HOOFDSTUK II

Landbouwgewassen

Artikel 2

Toestemming voor het in de handel brengen

1.   Voor landbouwgewassen die onder de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 2002/54/EG, 2002/56/EG en 2002/57/EG vallen, kan elke lidstaat daar gevestigde producenten toestemming geven voor het in de handel brengen van zaai- of pootgoed van een ras waarvoor de opname in de nationale rassenlijst voor landbouwgewassen (de „nationale rassenlijst”) bij die lidstaat is aangevraagd, behoudens de artikelen 3 tot en met 18 van deze beschikking.

2.   De lidstaten zien erop toe dat degenen aan wie overeenkomstig deze beschikking toestemming is gegeven, alle aan die toestemming verbonden voorwaarden en beperkingen naleven.

Artikel 3

Aanvragen

1.   Om de toestemming kan worden verzocht door degene die een geldige aanvraag tot opname van het ras in de rassenlijst van de lidstaat in kwestie heeft ingediend (hierna de „aanvrager” genoemd, waaronder ook de officieel gemachtigde vertegenwoordiger van die persoon wordt begrepen).

2.   De aanvrager verstrekt:

a)

informatie over de geplande proeven;

b)

de namen van de lidstaten waarin deze proeven moeten worden uitgevoerd;

c)

een beschrijving van het ras;

d)

informatie over de instandhouding van het ras.

Artikel 4

Doel

Er wordt alleen toestemming gegeven voor proeven op landbouwbedrijven om gegevens over de teelt of het gebruik van het ras te verzamelen.

Artikel 5

Technische voorwaarden

1.   Voor zaad van groenvoedergewassen gelden de voorwaarden in de bijlagen I en II bij Richtlijn 66/401/EEG voor:

a)

gecertificeerd zaad (alle rassen behalve Pisum sativum en Vicia faba);

b)

„gecertificeerd zaad, tweede generatie” (Pisum sativum, Vicia faba).

2.   Voor zaaigranen gelden de voorwaarden in de bijlagen I en II bij Richtlijn 66/402/EEG voor:

a)

gecertificeerd zaad (Phalaris canariensis, behalve hybriden, Secale cereale, Sorghum bicolor, Sorghum sudanense, Zea mays en hybriden van Avena sativa, Hordeum vulgare, Oryza sativa, Triticum aestivum, Triticum durum, Triticum spelta en x Triticosecale, behalve zelfbestuivende rassen);

b)

„gecertificeerd zaad, tweede generatie” (Avena sativa, Hordeum vulgare, Oryza sativa, Triticum aestivum, Triticum durum, Triticum spelta en zelfbestuivende rassen van x Triticosecale, telkens behalve hybriden).

3.   Voor bietenzaad gelden de voorwaarden in bijlage I bij Richtlijn 2002/54/EG voor gecertificeerd zaad.

4.   Voor pootaardappelen gelden de voorwaarden in de bijlagen I en II bij Richtlijn 2002/56/EG voor gecertificeerd pootgoed.

5.   Voor zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen gelden de voorwaarden in de bijlagen I en II bij Richtlijn 2002/57/EG voor:

a)

gecertificeerd zaad (alle soorten behalve Linum usitatissimum);

b)

„gecertificeerd zaad, tweede en derde generatie” (Linum usitatissimum).

Artikel 6

Onderzoek

1.   De naleving van de in artikel 5 bedoelde voorwaarden wordt gecontroleerd aan de hand van:

a)

een officieel onderzoek (voor pootaardappelen);

b)

een officieel of onder officieel toezicht staand onderzoek (in de andere gevallen).

2.   Voor de controle op de naleving van de voorwaarden wat de rasechtheid en raszuiverheid betreft, wordt uitgegaan van de door de aanvrager verstrekte rasbeschrijving of, waar van toepassing, de voorlopige rasbeschrijving op basis van de resultaten van het officiële onderzoek naar de onderscheidbaarheid, bestendigheid en homogeniteit van het ras zoals bedoeld in artikel 7 van Richtlijn 2002/53/EG.

3.   Het onderzoek wordt uitgevoerd volgens gangbare internationale methoden, voorzover die bestaan.

4.   Voor het onderzoek worden officieel, onder officieel toezicht of (voor pootaardappelen) officieel volgens daartoe geëigende methoden monsters genomen.

5.   Deze monsters worden genomen van homogene partijen.

6.   Het maximumgewicht per partij en het minimumgewicht per monster zijn bepaald in:

a)

bijlage III bij Richtlijn 66/401/EEG (voedergewassen);

b)

bijlage III bij Richtlijn 66/402/EEG (graangewassen);

c)

bijlage II bij Richtlijn 2002/54/EG (bieten);

d)

bijlage III bij Richtlijn 2002/57/EG (oliehoudende planten en vezelgewassen).

Artikel 7

Hoeveelheid

De hoeveelheid waarvoor per ras toestemming wordt gegeven, bedraagt ten hoogste het volgende percentage van het zaai- of pootgoed van dezelfde soort die jaarlijks wordt gebruikt in de lidstaten waarvoor het bestemd is:

a)

voor durumtarwe: 0,05 %;

b)

voor voedererwten, veldbonen, haver, gerst en tarwe: 0,3 %;

c)

voor alle andere gewassen: 0,1 %.

Als de hoeveelheid echter niet volstaat om 10 ha te bezaaien in elke lidstaat waarvoor het zaai- of pootgoed bestemd is, kan de voor 10 ha nodige hoeveelheid worden toegestaan.

Artikel 8

Verpakking en verzegeling

Zaai- of pootgoed wordt alleen in de handel gebracht in gesloten, verzegelde verpakkingen of containers. Deze verpakkingen of containers worden officieel of onder officieel toezicht zo verzegeld dat ze niet kunnen worden geopend zonder het zegel te beschadigen of op het in artikel 9 bedoelde officiële etiket of de verpakking sporen achter te laten. De verzegeling omvat ten minste ofwel het officiële etiket, ofwel een officieel zegel.

Pootaardappelen worden verpakt in een nieuwe verpakking of schone container.

Artikel 9

Etikettering

1.   Het verpakte zaai- of pootgoed draagt een officieel etiket in een officiële taal van de Gemeenschap.

2.   Het in lid 1 bedoelde etiket vermeldt:

a)

de instantie en de lidstaat die het certificaat hebben afgegeven (of de afgekorte namen daarvan);

b)

het partijnummer;

c)

de maand en het jaar van de verzegeling van de verpakking;

d)

de soort;

e)

de rasbenaming waaronder het zaai- of pootgoed in de handel wordt gebracht (referentie van de kweker, voorgestelde benaming of goedgekeurde benaming) en in voorkomend geval het officiële nummer van de aanvraag tot opname van het ras in de rassenlijst;

f)

de tekst „nog niet in de officiële lijst opgenomen ras”;

g)

de vermelding „alleen voor proeven”;

h)

waar van toepassing de tekst „genetisch gemodificeerd ras”;

i)

de maat (alleen voor pootaardappelen);

j)

het opgegeven netto- of brutogewicht of het opgegeven aantal zuivere zaden of, waar van toepassing, kluwens;

k)

wanneer het gewicht vermeld is en pesticidenkorrels, omhullingen of andere vaste toevoegingsmiddelen worden gebruikt, de aard daarvan en het gewichtsaandeel (bij benadering) van de zuivere zaden of kluwens.

3.   Het in lid 1 bedoelde etiket is oranje.

Artikel 10

Chemische behandeling

Elke chemische behandeling wordt vermeld op het officiële etiket zoals bedoeld in artikel 9, op een etiket van de leverancier en op de verpakking, of erin, of op de container.

Artikel 11

Duur

Onverminderd de artikelen 13 en 14 is een overeenkomstig deze beschikking gegeven toestemming ten hoogste één jaar geldig en kan ze overeenkomstig artikel 12 worden verlengd.

Artikel 12

Verlenging

1.   Onverminderd de artikelen 13 en 14 kan de in artikel 2 bedoelde toestemming telkens met maximaal één jaar worden verlengd.

2.   Bij de aanvraag worden de volgende documenten gevoegd:

a)

een verwijzing naar de oorspronkelijke toestemming;

b)

alle beschikbare aanvullende informatie over de beschrijving, de instandhouding en/of de teelt of het gebruik van het ras volgens de oorspronkelijke toestemming;

c)

gegevens waaruit blijkt dat de beoordeling voor de opname van het ras in de rassenlijst nog loopt; voorzover de lidstaat nog geen toegang heeft tot deze gegevens.

Artikel 13

Einde van de geldigheid

De toestemming vervalt zodra de aanvraag tot opname in de nationale rassenlijst wordt ingetrokken of geweigerd of het ras in de rassenlijst wordt opgenomen.

Artikel 14

Vrijwaring

Ook als overeenkomstig artikel 2 toestemming is verleend, kan een lidstaat het gebruik van het ras op zijn hele grondgebied of een deel daarvan verbieden of passende voorwaarden vaststellen voor de teelt van het ras en, in het onder c) beschreven geval, voor het gebruik van de producten uit die teelt:

a)

als vaststaat dat de teelt van het ras de gezondheid van andere geteelde rassen of soorten kan schaden, of

b)

als uit officiële veldproeven in deze lidstaat blijkt dat het ras nergens op zijn grondgebied de resultaten oplevert die worden verkregen met een vergelijkbaar ras dat op zijn grondgebied is toegelaten, of als algemeen bekend is dat het ras wegens zijn aard of rijpheidsklasse nergens op zijn grondgebied voor de teelt geschikt is, of

c)

als er goede redenen zijn om aan te nemen dat het ras een gevaar voor de menselijke gezondheid of het milieu inhoudt.

Artikel 15

Verplichte rapportering

1.   De lidstaat die toestemming heeft gegeven, kan verlangen van degene die de toestemming heeft gekregen dat hij verslag uitbrengt over:

a)

de proeven op landbouwbedrijven om gegevens over de teelt of het gebruik van het ras te verzamelen;

b)

de hoeveelheid zaai- of pootgoed die in de handel is gebracht in de periode waarvoor de toestemming geldig was en de lidstaat waarvoor het bestemd was.

2.   De in lid 1, onder b), bedoelde gegevens worden vertrouwelijk behandeld.

Artikel 16

Controle op de instandhouding

De lidstaat die toestemming geeft, kan de instandhouding van het ras controleren.

Als het ras in stand wordt gehouden in een andere lidstaat dan de lidstaat die toestemming geeft, verlenen de lidstaten elkaar administratieve bijstand voor de controles.

Een lidstaat kan instandhouding in een derde land accepteren mits overeenkomstig artikel 22, lid 1, onder b), van Richtlijn 2002/53/EG is bepaald dat de daar verrichte controles op de instandhouding dezelfde waarborgen bieden als door de lidstaten verrichte controles.

Artikel 17

Kennisgeving

De lidstaten stellen elkaar en de Commissie in kennis van:

a)

elke toestemmingsaanvraag, zodra die wordt ontvangen, en elke weigering van een aanvraag, en

b)

de verlening, verlenging of intrekking van een toestemming.

Artikel 18

Uitwisseling van informatie

De lidstaten bevorderen via de bestaande elektronische systemen de uitwisseling van informatie over de aanvragen tot opname van een ras in de nationale rassenlijst en de toestemmingen voor zaai- of pootgoed van nog niet opgenomen rassen.

Artikel 19

Bekendmaking van een rassenlijst

De Commissie kan op basis van de informatie van de lidstaten een lijst bekendmaken van rassen waarvoor toestemming is gegeven.

HOOFDSTUK III

Groentegewassen

Artikel 20

Toestemming voor het in de handel brengen

1.   Voor groentegewassen die onder Richtlijn 2002/55/EG vallen, kan elke lidstaat daar gevestigde kwekers toestemming geven voor het in de handel brengen van zaad van een ras waarvoor in ten minste één lidstaat de opname in de nationale rassenlijst voor groentegewassen (de „nationale rassenlijst”) is aangevraagd en waarvoor aan deze lidstaten specifieke technische gegevens zijn verstrekt, behoudens de artikelen 21 tot en met 37 van deze beschikking.

2.   De lidstaten zien erop toe dat degenen aan wie overeenkomstig deze beschikking toestemming is gegeven, alle aan die toestemming verbonden voorwaarden en beperkingen naleven.

Artikel 21

Aanvragen

1.   Om de toestemming kan worden verzocht door degene die een geldige aanvraag tot opname van de rassen in kwestie in de rassenlijst van ten minste één lidstaat heeft ingediend (hierna de „aanvrager” genoemd, waaronder ook de officieel gemachtigde vertegenwoordiger van die persoon wordt begrepen).

2.   De aanvrager verstrekt:

a)

een beschrijving van het ras;

b)

informatie over de instandhouding van het ras.

Artikel 22

Doel

Er wordt alleen toestemming gegeven om via de teelt praktische kennis te verzamelen.

Artikel 23

Technische voorwaarden

Voor groentezaad gelden de voorwaarden in bijlage II bij Richtlijn 2002/55/EG.

Artikel 24

Onderzoek

1.   Groentezaad wordt onderworpen aan een steekproefsgewijze officiële controle achteraf op rasechtheid en raszuiverheid op basis van de door de aanvrager verstrekte beschrijving van het ras of, indien beschikbaar, de voorlopige beschrijving op basis van de resultaten van het officiële onderzoek van de onderscheidbaarheid, bestendigheid en homogeniteit van het ras zoals bedoeld in artikel 7 van Richtlijn 2002/55/EG.

2.   De monsters worden genomen van homogene partijen.

3.   Het maximumgewicht per partij en het minimumgewicht per monster zijn bepaald in bijlage III bij Richtlijn 2002/55/EG.

Artikel 25

Genetisch gemodificeerde rassen

Voor genetisch gemodificeerde rassen wordt alleen toestemming gegeven als alle passende maatregelen zijn genomen om negatieve gevolgen voor de menselijke gezondheid en het milieu te voorkomen. Het genetisch gemodificeerde materiaal moet zijn toegelaten overeenkomstig Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad (8) of overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003.

Artikel 26

Leveranciers

Degene die het etiket of de gedrukte of gestempelde vermelding op de verpakking aanbrengt:

a)

stelt de lidstaat in kennis van de begin- en einddatum van zijn werkzaamheden;

b)

bewaart de gegevens over elke partij zaad en houdt deze ten minste drie jaar ter beschikking van de lidstaten;

c)

neemt monsters van elke voor de handel bestemde partij en houdt deze ten minste twee jaar ter beschikking van de lidstaten.

De activiteiten onder b) en c) kunnen steekproefsgewijs officieel worden gecontroleerd.

Artikel 27

Verpakking en verzegeling

Groentezaad wordt alleen in de handel gebracht in gesloten, verzegelde verpakkingen. Deze worden zo verzegeld dat ze niet kunnen worden geopend zonder het zegel te beschadigen of op het in artikel 28 bedoelde officiële etiket of de verpakking sporen achter te laten.

Artikel 28

Etikettering

1.   Het verpakte zaad draagt een etiket van de leverancier of een gedrukte of gestempelde tekst in een officiële taal van de Gemeenschap.

2.   Het in lid 1 bedoelde etiket vermeldt:

a)

het partijnummer;

b)

de maand en het jaar van de verzegeling;

c)

de soort;

d)

de rasbenaming waaronder het zaad in de handel wordt gebracht (referentie van de kweker, voorgestelde benaming of goedgekeurde benaming) en in voorkomend geval het officiële nummer van de aanvraag tot opname van het ras in de rassenlijst;

e)

de tekst „nog niet in de officiële lijst opgenomen ras”;

f)

waar van toepassing de tekst „genetisch gemodificeerd ras”;

g)

het opgegeven netto- of brutogewicht of het opgegeven aantal zuivere zaden of, waar van toepassing, kluwens;

h)

wanneer het gewicht vermeld is en pesticidenkorrels, omhullingen of andere vaste toevoegingsmiddelen worden gebruikt, de aard daarvan en het gewichtsaandeel (bij benadering) van de zuivere zaden of kluwens.

3.   Het in lid 1 bedoelde etiket is oranje.

Artikel 29

Chemische behandeling

Elke chemische behandeling wordt vermeld op het etiket zoals bedoeld in artikel 28, en op of in de verpakking.

Artikel 30

Duur

Onverminderd de artikelen 32 en 33 is een overeenkomstig deze beschikking gegeven toestemming ten hoogste één jaar geldig en kan ze overeenkomstig artikel 31 worden verlengd.

Artikel 31

Verlenging

1.   Onverminderd de artikelen 32 en 33 kan de in artikel 20 bedoelde toestemming maximaal tweemaal met telkens ten hoogste één jaar worden verlengd.

2.   Bij de aanvraag worden de volgende documenten gevoegd:

a)

een verwijzing naar de oorspronkelijke toestemming;

b)

alle aanvullende informatie over de beschrijving, de instandhouding en/of de kennis die is opgedaan bij de teelt van het ras volgens de oorspronkelijke toestemming;

c)

gegevens waaruit blijkt dat de beoordeling voor de opname in de rassenlijst nog loopt, voorzover de lidstaat nog geen toegang heeft tot deze gegevens.

Artikel 32

Einde van de geldigheid

De toestemming vervalt zodra de aanvraag tot opname in de nationale rassenlijst wordt ingetrokken of geweigerd of het ras in de rassenlijst wordt opgenomen.

Artikel 33

Vrijwaring

Ook als overeenkomstig artikel 20 toestemming is gegeven, kan een lidstaat worden gemachtigd het gebruik van het ras op zijn hele grondgebied of een deel daarvan te verbieden of passende voorwaarden vast te stellen voor de teelt van het ras en, in het onder b) beschreven geval, voor het gebruik van de producten uit die teelt:

a)

als vaststaat dat de teelt van het ras de gezondheid van andere geteelde rassen of soorten kan schaden, of

b)

als er goede redenen zijn om aan te nemen dat het ras een gevaar voor de menselijke gezondheid of het milieu inhoudt.

Artikel 34

Verplichte rapportering

1.   De lidstaat die toestemming heeft gegeven, kan verlangen van degene die de toestemming heeft gekregen dat hij verslag uitbrengt over:

a)

de via de teelt verkregen praktische kennis;

b)

de hoeveelheid zaad die in de handel is gebracht in de periode waarvoor de toestemming geldig was en de lidstaat waarvoor het bestemd was.

2.   De in lid 1, onder b), bedoelde gegevens worden vertrouwelijk behandeld.

Artikel 35

Controle op de instandhouding

De lidstaat die toestemming geeft, kan de instandhouding van het ras controleren.

Als het ras in stand wordt gehouden in een andere lidstaat dan de lidstaat die toestemming geeft, verlenen de lidstaten elkaar administratieve bijstand voor de controles.

Een lidstaat kan instandhouding in een derde land accepteren mits overeenkomstig artikel 37, lid 1, onder b), van Richtlijn 2002/55/EG is bepaald dat de daar verrichte controles op de instandhouding dezelfde waarborgen bieden als door de lidstaten verrichte controles.

Artikel 36

Kennisgeving

De lidstaten stellen elkaar en de Commissie in kennis van:

a)

elke toestemmingsaanvraag, zodra die wordt ontvangen, en elke weigering van een aanvraag, en

b)

de verlening, verlenging of intrekking van een toestemming.

Artikel 37

Uitwisseling van informatie

De lidstaten bevorderen via de bestaande elektronische systemen de uitwisseling van informatie over de aanvragen tot opname van een ras in de nationale rassenlijst en de toestemmingen voor zaad van nog niet opgenomen rassen.

Artikel 38

Bekendmaking van een rassenlijst

De Commissie kan op basis van de informatie van de lidstaten een lijst bekendmaken van rassen waarvoor toestemming is gegeven.

HOOFDSTUK IV

Artikel 39

Adressaten

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 1 december 2004.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB 125 van 11.7.1966, blz. 2298/66. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/55/EG van de Commissie (PB L 114 van 21.4.2004, blz. 18).

(2)  PB 125 van 11.7.1966, blz. 2309/66. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/61/EG (PB L 165 van 3.7.2003, blz. 23).

(3)  PB L 193 van 20.7.2002, blz. 12. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2003/61/EG.

(4)  PB L 193 van 20.7.2002, blz. 33. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1).

(5)  PB L 193 van 20.7.2002, blz. 60. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/61/EG.

(6)  PB L 193 van 20.7.2002, blz. 74. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/61/EG.

(7)  PB L 193 van 20.7.2002, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1829/2003.

(8)  PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1830/2003 (PB L 268 van 18.10.2003, blz. 24).


Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie

9.12.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 362/28


BESLUIT 2004/843/GBVB VAN DE RAAD

van 26 juli 2004

betreffende de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling van gerubriceerde gegevens

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op de artikelen 24 en 38,

Gelet op de aanbeveling van het voorzitterschap,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Tijdens zijn zitting van 27 en 28 november 2003 heeft de Raad besloten het voorzitterschap, bijgestaan door de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger, te machtigen om overeenkomstig de artikelen 24 en 38 van het Verdrag betreffende de Europese Unie onderhandelingen aan te gaan met bepaalde derde staten, met het oog op de sluiting van een overeenkomst tussen de Europese Unie en elk van deze staten inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling van gerubriceerde gegevens.

(2)

Ingevolge de machtiging om onderhandelingen aan te gaan, heeft het voorzitterschap, bijgestaan door de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger, overeenstemming bereikt over een overeenkomst met het Koninkrijk Noorwegen inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling van gerubriceerde gegevens.

(3)

Die overeenkomst dient te worden goedgekeurd,

BESLUIT:

Artikel 1

De overeenkomst tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling van gerubriceerde gegevens wordt namens de Europese Unie goedgekeurd.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad is gemachtigd de persoon aan te wijzen die bevoegd is de overeenkomst te ondertekenen teneinde daardoor de Europese Unie te binden.

Artikel 3

Dit besluit wordt van kracht op de datum van zijn aanneming.

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 26 juli 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

B. R. BOT


OVEREENKOMST

tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling van gerubriceerde gegevens

HET KONINKRIJK NOORWEGEN,

enerzijds, en

DE EUROPESE UNIE,

hierna „de EU” genoemd, vertegenwoordigd door het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie,

anderzijds,

hierna „de partijen” genoemd,

OVERWEGENDE dat het Koninkrijk Noorwegen en de EU zich beide ten doel stellen, hun eigen veiligheid op alle mogelijke manieren te versterken en hun burgers een hoog niveau van veiligheid in een veilige ruimte te bieden;

OVERWEGENDE dat het Koninkrijk Noorwegen en de EU het erover eens zijn dat onderling overleg en onderlinge samenwerking over beveiligingsaangelegenheden van gemeenschappelijk belang geboden zijn;

OVERWEGENDE dat er in dit verband een voortdurende behoefte bestaat aan uitwisseling van gerubriceerde gegevens tussen het Koninkrijk Noorwegen en de EU;

ERKENNENDE dat volledig en doeltreffend overleg plegen en samenwerken inzage van gerubriceerde gegevens van het Koninkrijk Noorwegen en van de Europese Unie nodig kan maken, alsmede uitwisseling van gerubriceerde gegevens tussen het Koninkrijk Noorwegen en de EU;

ZICH ERVAN BEWUST zijnde dat een dergelijke inzage en uitwisseling van gerubriceerde gegevens passende beveiligingsmaatregelen vergen,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Met het oog op de verwezenlijking van de doelstelling om de veiligheid van elk van beide partijen op alle mogelijke manieren te versterken, is deze overeenkomst van toepassing op gerubriceerde gegevens in enigerlei vorm die door de ene partij aan de andere partij worden geleverd of die tussen partijen worden uitgewisseld.

Artikel 2

In deze overeenkomst wordt onder gerubriceerde gegevens verstaan: alle gegevens (gedefinieerd als kennis welke in enigerlei vorm kan worden verstrekt) met betrekking waartoe is bepaald dat deze bescherming tegen ongeoorloofde openbaarmaking behoeven en die als zodanig gewaarmerkt zijn in een beveiligingsrubricering (hierna „gerubriceerde gegevens” genoemd).

Artikel 3

In deze overeenkomst wordt onder „EU” verstaan: de Raad van de Europese Unie (hierna „de Raad” genoemd), de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger en het secretariaat-generaal van de Raad, alsook de Commissie.

Artikel 4

De partijen:

a)

beschermen en beveiligen de geleverde of uitgewisselde gerubriceerde gegevens, bedoeld in deze overeenkomst;

b)

dragen er zorg voor dat de geleverde of uitgewisselde gerubriceerde gegevens, bedoeld in deze overeenkomst, de beveiligingsrubricering behouden die door de leverende partij daaraan is toegekend; conform de in de artikelen 11 en 12 bedoelde beveiligingsregelingen beschermt en beveiligt de ontvangende partij de gerubriceerde gegevens volgens hetgeen haar eigen beveiligingsregelingen voorschrijven met betrekking tot gegevens met een gelijkwaardige beveiligingsrubricering;

c)

gebruiken de gerubriceerde gegevens, bedoeld in deze overeenkomst, niet voor andere doeleinden dan die welke door de afzender zijn vastgesteld en waarvoor de gegevens zijn geleverd of uitgewisseld;

d)

maken de gerubriceerde gegevens, bedoeld in deze overeenkomst, niet zonder voorafgaande toestemming van de afzender openbaar aan derden of aan enige EU-instelling of -entititeit die niet in artikel 3 wordt genoemd.

Artikel 5

1.   Gerubriceerde gegevens kunnen met controle door de afzender door de ene partij (hierna de „leverende partij” genoemd) bekendgemaakt of vrijgegeven worden aan de andere partij (hierna „de ontvangende partij” genoemd).

2.   De ontvangende partij besluit, na toestemming van de leverende partij, tot bekendmaking of vrijgeving van de gerubriceerde gegevens aan andere ontvangers dan de partijen bij deze overeenkomst, zulks conform het beginsel van de controle door de afzender zoals omschreven in de beveiligingsregelingen.

3.   Bij de toepassing van de leden 1 en 2 is algemene vrijgeving niet mogelijk, tenzij tussen de partijen procedures inzake bepaalde categorieën van gegevens zijn opgesteld en overeengekomen welke beantwoorden aan hun operationele behoeften.

Artikel 6

Ieder van de partijen en de in artikel 3 bedoelde entiteiten van de partijen beschikken over een beveiligingsorganisatie en beveiligingsprogramma's die gebaseerd zijn op basisbeginselen en minimumnormen inzake beveiliging, welke in de volgens de artikelen 11 en 12 in te richten beveiligingssystemen van de partijen zullen worden toegepast, opdat er een gelijkwaardig beschermingsniveau geldt voor gerubriceerde gegevens zoals bedoeld in deze overeenkomst.

Artikel 7

1.   De partijen dragen er zorg voor dat personen die bij het vervullen van hun officiële werkzaamheden inzage dienen te hebben van in het kader van deze overeenkomst geleverde of uitgewisselde gerubriceerde gegevens of wier werkzaamheden of taken hen in staat stellen inzage daarvan te krijgen, naar behoren aan een beveiligingsonderzoek worden onderworpen voordat zij inzage krijgen van dergelijke gegevens.

2.   De procedures voor beveiligingsonderzoek zijn van dien aard, dat kan worden bepaald of een persoon, gelet op diens loyaliteit en betrouwbaarheid, inzage kan krijgen van gerubriceerde gegevens.

Artikel 8

De partijen verlenen elkaar bijstand op het gebied van beveiliging van gerubriceerde gegevens zoals bedoeld in deze overeenkomst en van beveiligingsaangelegenheden van gemeenschappelijk belang. De in artikel 11 genoemde autoriteiten voeren overleg over beveiligingsaangelegenheden en verrichten wederzijdse inspecties, teneinde de doeltreffendheid van de onder hun verantwoordelijkheid ressorterende en de in de artikelen 11 en 12 bedoelde beveiligingsregelingen na te gaan.

Artikel 9

1.   Voor het doel van deze overeenkomst

a)

wat betreft de EU,

dient de correspondentie aan de Raad te worden gericht, ten adresse van:

Raad van de Europese Unie

Hoofd postregistratie

Wetstraat 175

B-1048 Brussel;

de correspondentie wordt door het hoofd postregistratie van de Raad doorgestuurd aan de lidstaten en aan de Commissie, onverminderd lid 2;

b)

wat betreft het Koninkrijk Noorwegen,

dient de correspondentie te worden gericht aan het hoofd postregistratie van het ministerie van Buitenlandse Zaken van Noorwegen en te worden doorgestuurd via de missie van Noorwegen bij de Europese Unie, ten adresse van:

Missie van Noorwegen bij de Europese Unie

Postregistratie

Archimedesstraat 17

B-1000 Brussel.

2.   Bij wijze van uitzondering kan correspondentie van een partij waarvan slechts bepaalde daartoe bevoegde ambtenaren, organen of diensten van deze partij inzage mogen hebben, om operationele redenen gericht worden aan — en is deze uitsluitend ter inzage van — bepaalde daartoe bevoegde ambtenaren, organen of diensten van de andere partij, die daartoe als ontvangers zijn aangewezen, gelet op hun bevoegdheden en volgens het beginsel van kennisnemingsbehoefte. Wat de EU betreft, wordt doorzending van deze correspondentie verzorgd door het hoofd postregistratie van de Raad.

Artikel 10

Het Noorse ministerie van Defensie en de secretarissen-generaal van de Raad en de Commissie houden toezicht op de uitvoering van deze overeenkomst.

Artikel 11

Ter uitvoering van deze overeenkomst:

1)

is de Noorse nationale beveiligingsautoriteit die optreedt namens en onder het gezag van de regering van Noorwegen, belast met de ontwikkeling van regelingen voor de bescherming en beveiliging van gerubriceerde gegevens die in het kader van deze overeenkomst aan het Koninkrijk Noorwegen worden geleverd.

2)

Het Bureau beveiliging van het secretariaat-generaal van de Raad, dat onder leiding staat en handelt in naam van de secretaris-generaal van de Raad en dat optreedt namens en onder het gezag van de Raad, is belast met de ontwikkeling van regelingen voor de bescherming en beveiliging van gerubriceerde gegevens die in het kader van deze overeenkomst aan de EU worden geleverd.

3)

Het directoraat Beveiliging van de Commissie, dat optreedt namens en onder het gezag van de Commissie, is belast met de ontwikkeling van beveiligingsregelingen voor de bescherming van gerubriceerde gegevens die in het kader van deze overeenkomst binnen de Commissie en haar gebouwen worden geleverd en uitgewisseld.

Artikel 12

In de volgens artikel 11 door de drie betrokken bureaus in onderlinge overeenstemming op te stellen beveiligingsregelingen worden de normen voor de wederzijdse bescherming van de veiligheid van gerubriceerde gegevens zoals bedoeld in deze overeenkomst vastgelegd. Wat de EU betreft, worden deze normen ter goedkeuring voorgelegd aan het Beveiligingscomité.

Artikel 13

De in artikel 11 genoemde autoriteiten stellen procedures vast die toegepast worden indien bewezen is of vermoed wordt dat het vertrouwelijke karakter van de in deze overeenkomst bedoelde gerubriceerde gegevens is aangetast.

Artikel 14

Voordat de partijen elkaar gerubriceerde gegevens zoals bedoeld in deze overeenkomst leveren, dienen de in artikel 11 genoemde verantwoordelijke beveiligingsautoriteiten te besluiten dat de ontvangende partij in staat is de in deze overeenkomst bedoelde gegevens conform de in de artikelen 11 en 12 bedoelde regelingen te beschermen en te beveiligen.

Artikel 15

Deze overeenkomst verhindert de partijen op generlei wijze andere overeenkomsten betreffende de levering of uitwisseling van gerubriceerde gegevens zoals bedoeld in deze overeenkomst te sluiten, mits deze niet indruisen tegen het bepaalde in deze overeenkomst.

Artikel 16

Geschillen tussen de EU en het Koninkrijk Noorwegen die voortkomen uit de uitlegging of de toepassing van deze overeenkomst, worden in onderhandelingen tussen de partijen behandeld.

Artikel 17

1.   Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op die waarin de partijen elkaar kennis geven van de voltooiing van de daartoe vereiste interne procedures.

2.   Deze overeenkomst kan, op verzoek van een van beide partijen, ter overweging van mogelijke wijzigingen opnieuw in behandeling worden genomen.

3.   Wijzigingen van deze overeenkomst komen uitsluitend schriftelijk en in overeenstemming tussen de partijen tot stand. Zij treden in werking na wederzijdse kennisgeving zoals bedoeld in lid 1.

Artikel 18

Deze overeenkomst kan door een partij bij schriftelijke kennisgeving aan de andere partij worden opgezegd. Opzegging wordt van kracht zes maanden na de ontvangst van deze kennisgeving door de andere partij. Opzegging is niet van invloed op verplichtingen welke reeds voordien in het kader van deze overeenkomst zijn aangegaan. Inzonderheid blijven volgens deze overeenkomst geleverde of uitgewisselde gegevens onderworpen aan bescherming volgens het bepaalde in deze overeenkomst.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, respectievelijk de gevolmachtigde ondergetekenden, hun handtekening onder deze overeenkomst hebben gesteld.

Gedaan te Brussel, 22 november 2004 in twee exemplaren, beide in de Engelse taal.

Voor het Koninkrijk Noorwegen

Image

Voor de Europese Unie

Image