ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 326

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

47e jaargang
29 oktober 2004


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

 

Verordening (EG) nr. 1866/2004 van de Commissie van 28 oktober 2004 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

 

Verordening (EG) nr. 1867/2004 van de Commissie van 28 oktober 2004 tot vaststelling, voor de sector suiker, van de vanaf 29 oktober 2004 geldende representatieve prijzen en de bedragen van de aanvullende invoerrechten voor melasse

3

 

 

Verordening (EG) nr. 1868/2004 van de Commissie van 28 oktober 2004 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van witte en ruwe suiker in onveranderde vorm

5

 

 

Verordening (EG) nr. 1869/2004 van de Commissie van 28 oktober 2004 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer in ongewijzigde staat voor stropen en bepaalde andere producten van de suikersector

7

 

 

Verordening (EG) nr. 1870/2004 van de Commissie van 28 oktober 2004 tot vaststelling van het maximumbedrag van de restitutie bij uitvoer naar bepaalde derde landen van witte suiker voor de 11e deelinschrijving in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1327/2004

10

 

 

Verordening (EG) nr. 1871/2004 van de Commissie van 28 oktober 2004 tot vaststelling van de maximumuitvoerrestitutie voor boter in het kader van de permanente inschrijving van Verordening (EG) nr. 581/2004

11

 

 

Verordening (EG) nr. 1872/2004 van de Commissie van 28 oktober 2004 tot vaststelling van de maximumuitvoerrestitutie voor mageremelkpoeder in het kader van de permanente inschrijving van Verordening (EG) nr. 582/2004

13

 

 

Verordening (EG) nr. 1873/2004 van de Commissie van 28 oktober 2004 houdende vaststelling van de restituties welke van toepassing zijn op bepaalde zuivelproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen

14

 

*

Verordening (EG) nr. 1874/2004 van de Commissie van 28 oktober 2004 tot wijziging van de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot hun toepassingsdrempels inzake procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten ( 1 )

17

 

*

Verordening (EG) nr. 1875/2004 van de Commissie van 28 oktober 2004 tot wijziging van bijlagen II en III bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong wat betreft natriumsalicylaat en fenvaleraat ( 1 )

19

 

*

Verordening (EG) nr. 1876/2004 van de Commissie van 28 oktober 2004 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 953/2003 van de Raad ter voorkoming van verlegging van het handelsverkeer in bepaalde belangrijke geneesmiddelen naar de Europese Unie

22

 

*

Verordening (EG) nr. 1877/2004 van de Commissie van 28 oktober 2004 tot wijziging van bijlage IIIB bij Verordening (EG) nr. 517/94 ten aanzien van de contingenten voor Servië en Montenegro

25

 

*

Verordening (EG) nr. 1878/2004 van de Commissie van 28 oktober 2004 houdende afwijking van Verordening nr. 136/66/EEG van de Raad en van Verordening (EEG) nr. 2261/84 van de Raad ten aanzien van de vaststelling van de opbrengsten aan olijven en aan olijfolie in Cyprus, Malta en Slovenië

27

 

 

Verordening (EG) nr. 1879/2004 van de Commissie van 28 oktober 2004 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van op basis van granen en rijst verwerkte producten

28

 

 

Verordening (EG) nr. 1880/2004 van de Commissie van 28 oktober 2004 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor rijst en breukrijst en schorsing van de afgifte van de uitvoercertificaten

31

 

 

Verordening (EG) nr. 1881/2004 van de Commissie van 28 oktober 2004 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor mengvoeders op basis van granen

34

 

 

Verordening (EG) nr. 1882/2004 van de Commissie van 28 oktober 2004 houdende vaststelling van de restituties die worden toegepast voor bepaalde producten van de sector granen en de sector rijst, uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage I bij het Verdrag vermelde goederen

36

 

 

Verordening (EG) nr. 1883/2004 van de Commissie van 28 oktober 2004 houdende vaststelling van de restituties die worden toegepast voor bepaalde producten van de sector suiker die worden uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage I van het Verdrag vermelde goederen

40

 

 

Verordening (EG) nr. 1884/2004 van de Commissie van 28 oktober 2004 tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van gerst in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1757/2004

43

 

 

Verordening (EG) nr. 1885/2004 van de Commissie van 28 oktober 2004 tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van haver in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1565/2004

44

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Raad

 

*

2004/740/EG:Besluit van de Raad van 4 oktober 2004 betreffende richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten

45

 

*

2004/741/EG:Aanbeveling van de Raad van 14 oktober 2004 over de uitvoering van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten

47

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

29.10.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 326/1


VERORDENING (EG) Nr. 1866/2004 VAN DE COMMISSIE

van 28 oktober 2004

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 oktober 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 oktober 2004.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1947/2002 (PB L 299 van 1.11.2002, blz. 17).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 28 oktober 2004 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

53,1

204

48,2

999

50,7

0707 00 05

052

129,6

999

129,6

0709 90 70

052

97,2

204

41,2

388

34,1

628

48,8

999

55,3

0805 50 10

052

56,4

388

48,3

524

67,5

528

53,4

999

56,4

0806 10 10

052

89,0

400

197,7

999

143,4

0808 10 20, 0808 10 50, 0808 10 90

388

109,3

400

100,7

404

80,1

442

61,0

512

106,6

720

99,6

800

205,7

804

106,5

999

108,7

0808 20 50

052

103,7

720

75,4

999

89,6


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


29.10.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 326/3


VERORDENING (EG) Nr. 1867/2004 VAN DE COMMISSIE

van 28 oktober 2004

tot vaststelling, voor de sector suiker, van de vanaf 29 oktober 2004 geldende representatieve prijzen en de bedragen van de aanvullende invoerrechten voor melasse

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 24, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 1422/95 van de Commissie van 23 juni 1995 tot vaststelling, voor de sector suiker, van de uitvoeringsbepalingen voor de invoer van melasse en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 785/68 (2) is bepaald dat de cif-invoerprijs voor melasse, vastgesteld overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 785/68 van de Commissie (3), als „representatieve prijs” wordt aangemerkt. Deze prijs geldt voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 785/68.

(2)

Voor de vaststelling van de representatieve prijs moet rekening worden gehouden met alle in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 785/68 genoemde inlichtingen, behalve in de in artikel 4 van die verordening genoemde gevallen. In voorkomend geval, mag deze vaststelling plaatsvinden overeenkomstig de in artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 785/68 aangegeven werkwijze.

(3)

Voor andere kwaliteiten dan de standaardkwaliteit moeten de prijzen naar gelang van de kwaliteit van de aangeboden melasse overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 785/68 worden verhoogd of verlaagd.

(4)

Op grond van artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 785/68 kan een representatieve prijs bij uitzondering voor een beperkte tijd ongewijzigd gehandhaafd worden wanneer de Commissie geen kennis meer heeft kunnen nemen van de aanbiedingsprijs waarvan is uitgegaan voor de vorige vaststelling van de representatieve prijs, en wanneer de beschikbare aanbiedingsprijzen die niet voldoende representatief lijken te zijn voor de werkelijke markttendens, plotseling aanzienlijke wijzigingen van de representatieve prijs teweeg zouden brengen.

(5)

De representatieve prijzen en de aanvullende invoerrechten voor de betrokken producten moeten worden vastgesteld overeenkomstig artikel 1, lid 2, en artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1422/95.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De representatieve prijzen en de aanvullende invoerrechten voor de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1422/95 bedoelde producten worden vastgesteld in de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 oktober 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 oktober 2004.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw


(1)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).

(2)  PB L 141 van 24.6.1995, blz. 12. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 79/2003 (PB L 13 van 18.1.2003, blz. 4).

(3)  PB L 145 van 27.6.1968, blz. 12. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1422/1995 (PB L 141 van 24.6.1995, blz. 12).


BIJLAGE

Vaststelling, voor de sector suiker, van de representatieve prijzen en de aanvullende invoerrechten voor melasse van toepassing vanaf 29 oktober 2004

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

Toe te passen recht bij invoer als gevolg van schorsing van de invoerrechten, als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1422/95, per 100 kg netto van het betrokken product (1)

1703 10 00 (2)

8,52

0

1703 90 00 (2)

9,77

0


(1)  Dit bedrag vervangt, overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1422/95, het voor deze producten vastgestelde bedrag van het recht van het gemeenschappelijk douanetarief.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in artikel 1 van de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 785/68.


29.10.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 326/5


VERORDENING (EG) Nr. 1868/2004 VAN DE COMMISSIE

van 28 oktober 2004

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van witte en ruwe suiker in onveranderde vorm

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), inzonderheid op artikel 27, lid 5, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 27 van Verordening (EG) nr. 1260/2001 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor de in artikel 1, lid 1, onder a), van die verordening genoemde producten en de prijzen voor deze producten in de Gemeenschap overbrugd worden door een restitutie bij de uitvoer.

(2)

Krachtens Verordening (EG) nr. 1260/2001 moeten de restituties voor witte suiker en ruwe suiker, welke niet gedenatureerd en in onveranderde vorm uitgevoerd zijn, vastgesteld worden rekening houdend met de toestand op de markt van de Gemeenschap en op de wereldmarkt voor suiker, en vooral met de in artikel 28 van genoemde verordening bedoelde prijs- en kostenelementen. Volgens dit artikel moet eveneens met het economische aspect van de voorgenomen uitvoertransactie rekening worden gehouden.

(3)

Voor ruwe suiker moet de restitutie vastgesteld worden voor de standaardkwaliteit die bepaald is in bijlage I, punt II, van Verordening (EG) nr. 1260/2001. Deze restitutie werd bovendien vastgesteld overeenkomstig artikel 28, lid 4, van deze verordening. Kandijsuiker werd omschreven in Verordening (EG) nr. 2135/95 van de Commissie van 7 september 1995 inzake uitvoeringsbepalingen voor de toekenning van uitvoerrestituties in de sector suiker (2). Het aldus berekende restitutiebedrag voor gearomatiseerde suiker en suiker waaraan kleurstoffen zijn toegevoegd, moet gelden voor de hoeveelheid sacharose in de betreffende suiker en bijgevolg worden vastgesteld per percent sacharosegehalte.

(4)

In bijzondere gevallen kan het bedrag van de restitutie worden vastgesteld bij besluiten van verschillende aard.

(5)

De restitutie moet elke twee weken worden vastgesteld. De restitutie kan tussentijds gewijzigd worden.

(6)

Krachtens artikel 27, lid 5, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 kan de restitutie voor de in artikel 1 van deze verordening genoemde producten naar bestemming variëren indien dat vanwege de situatie op de wereldmarkt of de specifieke vereisten van bepaalde markten noodzakelijk is.

(7)

De aanzienlijke en snelle toename van de preferentiële invoer van suiker uit de westelijke Balkanlanden sedert begin 2001 en de uitvoer van suiker uit de Gemeenschap naar die landen lijken grotendeels kunstmatig te zijn.

(8)

Ter voorkoming van misbruiken waarbij producten van de suikersector waarvoor een uitvoerrestitutie is toegekend, weer in de Gemeenschap worden ingevoerd, mag voor geen van de westelijke Balkanlanden een restitutie worden vastgesteld voor de in deze verordening bedoelde producten.

(9)

Op grond van bovenstaande overwegingen en van de huidige situatie van de suikermarkt, en met name van de noteringen of prijzen van suiker in de Gemeenschap en op de wereldmarkt, dienen de restituties op een passend niveau te worden vastgesteld.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties bij de uitvoer in onveranderde vorm van de in artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 1260/2001 genoemde producten, welke niet gedenatureerd zijn, worden vastgesteld overeenkomstig de bedragen aangegeven in de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 oktober 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 oktober 2004.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).

(2)  PB L 214 van 8.9.1995, blz. 16.


BIJLAGE

RESTITUTIES BIJ UITVOER VAN WITTE SUIKER EN RUWE SUIKER IN ONVERANDERDE VORM VAN TOEPASSING VAN AF 29 OKTOBER 2004

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Restitutiebedrag

1701 11 90 9100

S00

EUR/100 kg

39,56 (1)

1701 11 90 9910

S00

EUR/100 kg

39,56 (1)

1701 12 90 9100

S00

EUR/100 kg

39,56 (1)

1701 12 90 9910

S00

EUR/100 kg

39,56 (1)

1701 91 00 9000

S00

EUR/1 % saccharose × 100 kg nettogewicht product

0,4300

1701 99 10 9100

S00

EUR/100 kg

43,00

1701 99 10 9910

S00

EUR/100 kg

43,00

1701 99 10 9950

S00

EUR/100 kg

43,00

1701 99 90 9100

S00

EUR/1 % saccharose × 100 kg nettogewicht product

0,4300

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).

De andere bestemmingen worden als volgt vastgesteld:

S00

:

alle bestemmingen (derde landen, andere gebieden, bevoorrading en met uitvoer uit de Gemeenschap gelijkgestelde bestemmingen) met uitzondering van Albanië, Kroatië, Bosnië-Herzegovina, Servië en Montenegro (met inbegrip van Kosovo, zoals gedefinieerd in Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 10 juni 1999) en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië; de uitzondering geldt niet voor suiker die verwerkt is in producten als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad (PB L 297 van 21.11.1996, blz. 29).


(1)  Dit bedrag geldt voor ruwe suiker met een rendement van 92 %. Indien het rendement van de geëxporteerde ruwe suiker afwijkt van 92 %, wordt het bedrag van de toe te passen restitutie berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 28, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1260/2001.


29.10.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 326/7


VERORDENING (EG) Nr. 1869/2004 VAN DE COMMISSIE

van 28 oktober 2004

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer in ongewijzigde staat voor stropen en bepaalde andere producten van de suikersector

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 27, lid 5, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 27 van Verordening (EG) nr. 1260/2001 bepaalt dat het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor de in artikel 1, lid 1, onder d), van genoemde verordening genoemde producten en de prijzen van de Gemeenschap overbrugd kan worden door een restitutie bij de uitvoer.

(2)

Volgens artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2135/95 van de Commissie van 7 september 1995 inzake uitvoeringsbepalingen voor de toekenning van uitvoerrestituties in de sector suiker (2) is de restitutie voor 100 kg van de in artikel 1, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 1260/2001 genoemde producten die worden uitgevoerd, gelijk aan het basisbedrag, vermenigvuldigd met het sacharosegehalte, in voorkomend geval verhoogd met het gehalte aan andere als sacharose berekende suikersoorten. Dit sacharosegehalte van het betrokken product wordt overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2135/95 vastgesteld.

(3)

Volgens artikel 30, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 moet het basisbedrag van de restitutie voor sorbose, uitgevoerd in ongewijzigde staat, gelijk zijn aan het basisbedrag van de restitutie, verminderd met een honderdste van de restitutie bij de productie die, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1265/2001 van de Commissie van 27 juni 2001 houdende vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad, wat de productierestitutie voor bepaalde in de chemische industrie gebruikte producten van de sector suiker betreft (3), geldt voor de in de bijlage bij deze laatste verordening vermelde producten.

(4)

Volgens artikel 30, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 moet het basisbedrag van de restitutie voor de overige in artikel 1, lid 1, onder d), van genoemde verordening bedoelde en in onveranderde vorm uitgevoerde producten gelijk zijn aan het honderdste deel van het bedrag dat wordt bepaald met inachtneming van enerzijds het verschil tussen de interventieprijs voor witte suiker die gedurende de maand waarvoor het basisbedrag wordt vastgesteld, geldt voor de niet-deficitaire gebieden van de Gemeenschap, en de voor witte suiker op de wereldmarkt geconstateerde noteringen of prijzen, en anderzijds de noodzaak om een evenwicht tot stand te brengen tussen het gebruik van basisproducten uit de Gemeenschap met het oog op de uitvoer van verwerkte producten naar derde landen en het gebruik van de tot het veredelingsverkeer toegelaten producten uit deze landen.

(5)

Volgens artikel 30, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 kan de toepassing van het basisbedrag beperkt worden tot bepaalde in artikel 1, lid 1, onder d), van genoemde verordening bedoelde producten.

(6)

Krachtens artikel 27 van Verordening (EG) nr. 1260/2001 kan een restitutie worden vastgesteld bij uitvoer in ongewijzigde staat van de in artikel 1, lid 1, onder f), g) en h), van die verordening genoemde producten. Het niveau van de restitutie moet worden vastgesteld voor 100 kg droge stof, waarbij rekening wordt gehouden met de restitutie bij uitvoer voor de producten van GN-code 1702 30 91, de restitutie bij uitvoer van de in artikel 1, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 1260/2001 bedoelde producten en met de economische aspecten van de betrokken uitvoer. Voor de onder f) en g) van voornoemd lid 1 bedoelde producten wordt de restitutie slechts toegekend voor producten die voldoen aan de voorwaarden welke zijn vastgesteld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2135/95 en wordt voor de onder h) bedoelde producten de restitutie alleen toegekend voor producten die voldoen aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2135/95.

(7)

De bovengenoemde restituties dienen maandelijks vastgesteld te worden. Zij kunnen tussentijds worden gewijzigd.

(8)

Krachtens artikel 27, lid 5, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 kunnen de situatie op de wereldmarkt of specifieke vereisten van bepaalde markten het noodzakelijk maken de restitutie voor de in artikel 1 van deze verordening genoemde producten te differentiëren naar gelang van hun bestemming.

(9)

De aanzienlijke en snelle toename van de preferentiële invoer van suiker van herkomst uit de westelijke Balkanlanden sinds het begin van 2001 en de uitvoer van suiker van de Gemeenschap naar die landen lijken een zeer kunstmatig verschijnsel te zijn.

(10)

Om eventuele misbruiken door wederinvoer in de Europese Unie van producten van de suikersector waarvoor een uitvoerrestitutie is verleend te voorkomen, is het dienstig voor de westelijke Balkanlanden als geheel geen restituties voor de in deze verordening bedoelde producten vast te stellen.

(11)

Gelet op deze feiten dienen de restituties voor de betrokken producten te worden vastgesteld op een passend niveau.

(12)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties bij uitvoer in ongewijzigde staat van de in artikel 1, lid 1, onder d), f), g) en h), van Verordening (EG) nr. 1260/2001 genoemde producten worden vastgesteld op de bedragen als aangegeven in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 oktober 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 oktober 2004.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 6).

(2)  PB L 214 van 8.9.1995, blz. 16.

(3)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 63.


BIJLAGE

RESTITUTIES BIJ UITVOER IN ONGEWIJZIGDE STAAT VOOR STROPEN EN BEPAALDE ANDERE PRODUCTEN VAN DE SUIKERSECTOR, VAN TOEPASSING MET INGANG VAN 29 OKTOBER 2004

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Restitutiebedrag

1702 40 10 9100

S00

EUR/100 kg droge stof

43,00 (1)

1702 60 10 9000

S00

EUR/100 kg droge stof

43,00 (1)

1702 60 80 9100

S00

EUR/100 kg droge stof

81,71 (2)

1702 60 95 9000

S00

EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct

0,4300 (3)

1702 90 30 9000

S00

EUR/100 kg droge stof

43,00 (1)

1702 90 60 9000

S00

EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct

0,4300 (3)

1702 90 71 9000

S00

EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct

0,4300 (3)

1702 90 99 9900

S00

EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct

0,4300 (3)  (4)

2106 90 30 9000

S00

EUR/100 kg droge stof

43,00 (1)

2106 90 59 9000

S00

EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct

0,4300 (3)

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).

De andere bestemmingen worden als volgt vastgesteld:

S00

:

alle bestemmingen (derde landen, andere gebieden, bevoorrading en met uitvoer uit de Gemeenschap gelijkgestelde bestemmingen) met uitzondering van Albanië, Kroatië, Bosnië-Herzegovina, Servië en Montenegro (met inbegrip van Kosovo, als omschreven in resolutie nr. 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 10 juni 1999) en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië; de uitzondering geldt niet voor suiker die verwerkt is in producten als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad (PB L 297 van 21.11.1996, blz. 29).


(1)  Alleen geldig voor de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2135/95 bedoelde producten.

(2)  Alleen geldig voor de in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2135/95 bedoelde producten.

(3)  Het basisbedrag is niet van toepassing op stropen met een zuiverheid van minder dan 85 % (Verordening (EG) nr. 2135/95). Het sacharosegehalte wordt overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2135/95 vastgesteld.

(4)  Het basisbedrag is niet van toepassing op het in de bijlage, punt 2, van Verordening (EEG) nr. 3513/92 van de Commissie (PB L 355 van 5.12.1992, blz. 12) bedoelde product.


29.10.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 326/10


VERORDENING (EG) Nr. 1870/2004 VAN DE COMMISSIE

van 28 oktober 2004

tot vaststelling van het maximumbedrag van de restitutie bij uitvoer naar bepaalde derde landen van witte suiker voor de 11e deelinschrijving in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1327/2004

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 27, lid 5, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Verordening (EG) nr. 1327/2004 van de Commissie van 19 juli 2004 inzake een permanente inschrijving voor het verkoopseizoen 2004/2005 voor de vaststelling van heffingen en/of restituties bij uitvoer van witte suiker (2) worden deelinschrijvingen gehouden voor de uitvoer naar bepaalde derde landen van deze suiker.

(2)

Overeenkomstig de bepalingen van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1327/2004, naar gelang van het geval, wordt een maximumbedrag van de restitutie bij uitvoer vastgesteld voor de betrokken deelinschrijving, waarbij met name rekening wordt gehouden met de situatie en de te verwachten ontwikkeling van de suikermarkt in de Gemeenschap en daarbuiten.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de 11e deelinschrijving voor witte suiker, gehouden krachtens Verordening (EG) nr. 1327/2004, wordt het maximumbedrag van de restitutie bij uitvoer vastgesteld op 46,144 EUR/100 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 oktober 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 oktober 2004.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).

(2)  PB L 246 van 20.7.2004, blz. 23. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1685/2004 (PB L 303 van 30.9.2004, blz. 21).


29.10.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 326/11


VERORDENING (EG) Nr. 1871/2004 VAN DE COMMISSIE

van 28 oktober 2004

tot vaststelling van de maximumuitvoerrestitutie voor boter in het kader van de permanente inschrijving van Verordening (EG) nr. 581/2004

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 31, lid 3, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 581/2004 van de Commissie van 26 maart 2004 tot opening van een permanente inschrijving voor de bepaling van de uitvoerrestituties voor bepaalde soorten boter (2) voorziet in een permanente inschrijving.

(2)

Krachtens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 580/2004 van de Commissie van 26 maart 2004 houdende een inschrijvingsprocedure tot vaststelling van de uitvoerrestituties voor bepaalde zuivelproducten (3) moet, na bestudering van de offertes die in het kader van de inschrijving zijn ingediend, een maximumuitvoerrestitutie worden vastgesteld voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 27 oktober 2004.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In het kader van de bij Verordening (EG) nr. 581/2004 geopende permanente inschrijving wordt voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 27 oktober 2004, de maximumuitvoerrestitutie toegepast op de in artikel 1, lid 1, van die verordening vermelde producten, zoals vermeld in de bijlage van deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 oktober 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 oktober 2004.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).

(2)  PB L 90 van 27.3.2004, blz. 64.

(3)  PB L 90 van 27.3.2004, blz. 58.


BIJLAGE

(EUR/100 kg)

Product

Productcodes

Maximumuitvoerrestitutie

Voor uitvoer naar de in artikel 1, lid 1, eerste streepje, van Verordening (EG) nr. 581/2004 vermelde bestemming

Voor uitvoer naar de in artikel 1, lid 1, tweede streepje, van Verordening (EG) nr. 581/2004 vermelde bestemmingen

Boter

ex ex 0405 10 19 9500

Boter

ex ex 0405 10 19 9700

132,00

139,00

Butteroil

ex ex 0405 90 10 9000

170,00


29.10.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 326/13


VERORDENING (EG) Nr. 1872/2004 VAN DE COMMISSIE

van 28 oktober 2004

tot vaststelling van de maximumuitvoerrestitutie voor mageremelkpoeder in het kader van de permanente inschrijving van Verordening (EG) nr. 582/2004

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 31, lid 3, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 582/2004 van de Commissie van 26 maart 2004 een permanente inschrijving voor de bepaling van de uitvoerrestituties voor mageremelkpoeder (2) voorziet in een permanente inschrijving.

(2)

Krachtens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 580/2004 van de Commissie van 26 maart 2004 houdende een inschrijvingsprocedure tot vaststelling van de uitvoerrestituties voor bepaalde zuivelproducten (3) moet, na bestudering van de offertes die in het kader van de inschrijving zijn ingediend, een maximumuitvoerrestitutie worden vastgesteld voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 27 oktober 2004.

(3)

Het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In het kader van de bij Verordening (EG) nr. 582/2004 geopende permanente inschrijving wordt voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 27 oktober 2004, een maximaal restitutiebedrag van 31,00 EUR/100 kg toegepast op het product en de bestemmingen als vermeld in artikel 1, lid 1, van die verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 oktober 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 oktober 2004.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).

(2)  PB L 90 van 27.3.2004, blz. 67.

(3)  PB L 90 van 27.3.2004, blz. 58.


29.10.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 326/14


VERORDENING (EG) Nr. 1873/2004 VAN DE COMMISSIE

van 28 oktober 2004

houdende vaststelling van de restituties welke van toepassing zijn op bepaalde zuivelproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 15 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 31, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 31, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 kan het verschil tussen de prijzen in de internationale handel van de in artikel 1, onder a), b), c), d), e) en g), van deze verordening bedoelde producten en de prijzen in de Gemeenschap overbrugd worden door een restitutie bij de uitvoer.

(2)

In Verordening (EG) nr. 1520/2000 van de Commissie van 13 juli 2000 tot vaststelling van de gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen voor de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen (2), zijn die producten aangegeven waarvoor een restitutie dient te worden vastgesteld welke van toepassing is bij de uitvoer ervan in de vorm van goederen welke in bijlage II van Verordening (EG) nr. 1255/1999 zijn genoemd.

(3)

Overeenkomstig artikel 4, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1520/2000 moet de restitutie per 100 kg van elk van de betrokken basisproducten voor iedere maand worden vastgesteld.

(4)

Voor bepaalde melkproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen, bestaat evenwel het gevaar dat, indien vooraf hoge restituties worden vastgesteld, de verplichtingen die met betrekking tot deze restituties zijn aangegaan, op het spel worden gezet. Om dat gevaar te voorkomen, dienen passende voorzorgsmaatregelen te worden genomen, zonder evenwel contracten op lange termijn uit te sluiten. De vaststelling van specifieke restitutiebedragen voor het vooraf vaststellen van de restituties voor deze producten moet het mogelijk maken beide doelstellingen te verwezenlijken.

(5)

In artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1520/2000 is bepaald dat voor de vaststelling van de restitutie in voorkomend geval rekening moet worden gehouden met de restituties bij de productie en de steunmaatregelen of andere maatregelen van gelijke werking die voor de in bijlage A van Verordening (EG) nr. 1520/2000 vermelde basisproducten of de daarmee gelijkgestelde producten in alle lidstaten worden toegepast uit hoofde van de verordening houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de betrokken sector.

(6)

Overeenkomstig artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 wordt steun verleend aan in de Gemeenschap geproduceerde en tot caseïne verwerkte ondermelk, indien deze melk en de daarvan vervaardigde caseïne aan bepaalde eisen voldoen.

(7)

Verordening (EG) nr. 2571/97 van de Commissie van 15 december 1997 betreffende de verkoop tegen verlaagde prijs van boter en de toekenning van de steun voor room, boter en boterconcentraat bestemd voor de vervaardiging van banketbakkerswerk, consumptie-ijs en andere voedingsmiddelen (3) staat de levering van boter en room tegen verlaagde prijs toe aan de fabrikanten van bepaalde koopwaren.

(8)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1676/2004 van de Raad van 24 september 2004 tot vaststelling van autonome overgangsmaatregelen voor de invoer van bepaalde verwerkte landbouwproducten van oorsprong uit Bulgarije en de uitvoer van bepaalde verwerkte landbouwproducten naar Bulgarije (4) komen verwerkte landbouwproducten die niet zijn genoemd in bijlage I van het Verdrag en die naar Bulgarije worden uitgevoerd met ingang van 1 oktober 2004 niet in aanmerking voor uitvoerrestituties.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restitutiebedragen die van toepassing zijn op de basisproducten genoemd in bijlage A bij Verordening (EG) nr. 1520/2000 en bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 en die worden uitgevoerd in de vorm van in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1255/1999 genoemde goederen, worden vastgesteld zoals bepaald in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

In afwijking van artikel 1 en met ingang van 1 oktober 2004 zijn de in de bijlage vastgestelde restituties niet van toepassing op niet onder bijlage I bij het Verdrag vallende goederen die naar Bulgarije worden uitgevoerd.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op 29 oktober 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 oktober 2004.

Voor de Commissie

Olli REHN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).

(2)  PB L 177 van 15.7.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 886/2004 (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 14).

(3)  PB L 350 van 20.12.1997, blz. 3. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 921/2004 van de Commissie (PB L 163 van 30.4.2004, blz. 94).

(4)  PB L 301 van 28.9.2004, blz. 1.


BIJLAGE

Restituties welke van toepassing zijn vanaf 29 oktober 2004 op bepaalde zuivelproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het verdrag vallen

(EUR/100 kg)

GN-code

Omschrijving

Restituties

Bij vaststelling vooraf van de restituties

Overige gevallen

ex 0402 10 19

Melk in poeder, in korrels of in andere vaste vorm, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met een vetgehalte van minder dan 1,5 gewichtspercenten (PG 2):

 

 

a)

in geval van uitvoer van goederen van GN-code 3501

b)

in geval van uitvoer van andere goederen

29,00

29,00

ex 0402 21 19

Melk in poeder, in korrels of in andere vaste vorm, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met een vetgehalte van 26 gewichtspercenten (PG 3):

 

 

a)

bij uitvoer van producten, bevattende boter of room in de vorm van een aan PG 3 gelijkgesteld product, tegen verlaagde prijs krachtens Verordening (EG) nr. 2571/97

36,05

36,05

b)

in geval van uitvoer van andere goederen

70,00

70,00

ex 0405 10

Boter met een vetgehalte van 82 gewichtspercenten (PG 6):

 

 

a)

bij uitvoer van producten, bevattende boter of room tegen verlaagde prijs, vervaardigd overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 2571/97

46,00

46,00

b)

in geval van uitvoer van goederen behorende tot GN-code 2106 90 98, met een vetgehalte van 40 of meer gewichtspercenten

138,25

138,25

c)

in geval van uitvoer van andere goederen

131,00

131,00


29.10.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 326/17


VERORDENING (EG) Nr. 1874/2004 VAN DE COMMISSIE

van 28 oktober 2004

tot wijziging van de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot hun toepassingsdrempels inzake procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (1), en met name op artikel 69,

Gelet op Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (2), en met name op artikel 78,

Na raadpleging van het Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Besluit 94/800/EG van 22 december 1994 betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap voor wat betreft de onder haar bevoegdheid vallende aangelegenheden, van de uit de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguay-Ronde (1986-1994) voortvloeiende overeenkomsten (3) heeft de Raad de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten (hierna de „Overeenkomst” genoemd) goedgekeurd, die is opgenomen in bijlage 4 bij genoemd besluit. Volgens de Overeenkomst moeten de daarin opgenomen voorschriften worden nageleefd, zodra de waarde van de opdrachten bepaalde bedragen (hierna „drempels” genoemd) die in bijzondere trekkingsrechten zijn uitgedrukt, bereikt of overschrijdt.

(2)

De richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG hebben onder meer tot doel de aanbestedende instanties en aanbestedende diensten die de richtlijnen toepassen in staat te stellen, tegelijkertijd de verplichtingen uit de Overeenkomst na te leven. Daartoe moet de Commissie de in genoemde richtlijnen opgenomen drempels waarop de Overeenkomst betrekking heeft, controleren en zo nodig naar boven of naar beneden aanpassen, zodat zij overeenkomen met de tegenwaarde in euro, afgerond op het lagere duizendtal, van de door de Overeenkomst vastgestelde drempels. De drempelbedragen van de richtlijnen komen niet overeen met de voor de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2005 herberekende tegenwaarde van de drempels van de Overeenkomst (4). Zij moeten bijgevolg worden herzien.

(3)

Voorts zijn in de richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG, om het aantal na te leven drempels te verminderen, de niet uit de Overeenkomst voortvloeiende drempels aangepast aan de uit de Overeenkomst voortvloeiende drempels. Zij moeten derhalve eveneens worden herzien.

(4)

Deze wijzigingen laten de nationale uitvoeringsbepalingen van de richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG onverlet vanaf de drempels die lager zijn dan de in de richtlijnen genoemde drempels.

(5)

De richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG moeten bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 2004/17/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

a)

onder a) wordt „499 000 EUR” vervangen door „473 000 EUR”;

b)

onder b) wordt „6 242 000 EUR” vervangen door „5 923 000 EUR”;

2)

Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt „499 000 EUR” vervangen door „473 000 EUR”;

b)

in lid 2 wordt „499 000 EUR” vervangen door „473 000 EUR”;

Artikel 2

Richtlijn 2004/18/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

a)

onder a) wordt „162 000 EUR” vervangen door „154 000 EUR”;

b)

onder b) wordt „249 000 EUR” vervangen door „236 000 EUR”;

c)

onder c) wordt „6 242 000 EUR” vervangen door „5 923 000 EUR”;

2)

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

a)

onder a) wordt „6 242 000 EUR” vervangen door „5 923 000 EUR”;

b)

onder b) wordt „249 000 EUR” vervangen door „154 000 EUR”;

3)

In artikel 56 wordt „6 242 000 EUR” vervangen door „5 923 000 EUR”;

4)

In artikel 63, lid 1, eerste alinea, wordt „6 242 000 EUR” vervangen door „5 923 000 EUR”;

5)

Artikel 67, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

a)

onder a) wordt „162 000 EUR” vervangen door „154 000 EUR”;

b)

onder b) wordt „249 000 EUR” vervangen door „236 000 EUR”;

c)

onder c) wordt „249 000 EUR” vervangen door „236 000 EUR”.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 oktober 2004.

Voor de Commissie

Frederik BOLKESTEIN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 134 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  PB L 134 van 30.4.2004, blz. 114.

(3)  PB L 336 van 23.12.1994, blz. 1.

(4)  PB C 309 van 19.12.2003, blz. 14.


29.10.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 326/19


VERORDENING (EG) Nr. 1875/2004 VAN DE COMMISSIE

van 28 oktober 2004

tot wijziging van bijlagen II en III bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong wat betreft natriumsalicylaat en fenvaleraat

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad van 26 juni 1990 houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (1), en met name op artikel 3 en artikel 4, derde alinea,

Gezien de adviezen van het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling, die door het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik zijn opgesteld,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Alle farmacologisch werkzame substanties die in de Gemeenschap worden gebruikt in aan voedselproducerende dieren toegediende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik moeten volgens Verordening (EEG) nr. 2377/90 worden beoordeeld.

(2)

De substantie natriumsalicylaat is opgenomen in bijlage II voor alle voedselproducerende soorten behalve vis, maar uitsluitend voor uitwendig gebruik. Dit moet worden uitgebreid tot oraal gebruik bij runderen en varkens, met uitzondering van dieren die voor menselijke consumptie bestemde melk produceren.

(3)

De voorlopige maximumwaarde voor residuen voor fenvaleraat loopt op 1 juli 2004 af. Het is zinvol gebleken de uitkomsten van wetenschappelijke onderzoeken naar deze substantie af te wachten en derhalve moet de geldigheid van de voorlopige maximumwaarden voor residuen worden verlengd tot 1 juli 2006.

(4)

Verordening (EEG) nr. 2377/90 moet derhalve worden gewijzigd.

(5)

Er moet worden voorzien in een voldoende lange termijn alvorens deze verordening van kracht wordt, zodat de lidstaten, met het oog op deze verordening, eventueel de nodige aanpassingen kunnen aanbrengen in de reeds overeenkomstig Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (2) verleende vergunningen voor het op de markt brengen van de bedoelde geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlagen II en III bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 28 december 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 oktober 2004.

Voor de Commissie

Olli REHN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 1. Verordening zoals laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1851/2004 van de Commissie (PB L 323 van 26.10.2004, blz. 6).

(2)  PB L 311 van 28.11.2001, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/28/EG (PB L 136 van 30.4.2004, blz. 58).


BIJLAGE

A.   De volgende substantie(s) wordt (worden) opgenomen in bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 2379/90

2.   Organische verbindingen

Farmacologisch werkzame substantie(s)

Diersoorten

Natriumsalicylaat

Runderen, varkens (1)

B.   De volgende substantie(s) wordt (worden) opgenomen in bijlage III bij Verordening (EEG) nr. 2377/90

2.   Antiparasitaire middelen

2.2.   Geneesmiddelen tegen ectoparasieten

2.2.3.   Pyrethroïden

Farmacologisch werkzame substantie(s)

Indicatorresidu

Diersoorten

Maximumwaarden voor residuen

Te onderzoeken weefsels

Fenvaleraat  (2)

Fenvaleraat (som van RR-, SS-, RS- en SR-isomeren)

Runderen

25 μg/kg

Spier

250 μg/kg

Vetweefsel

25 μg/kg

Lever

25 μg/kg

Nieren

40 μg/kg

Melk


(1)  Voor oraal gebruik, niet voor gebruik bij dieren die voor menselijke consumptie bestemde melk produceren.”

(2)  De voorlopige maximumwaarden voor residuen lopen af op 1 juli 2006.”


29.10.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 326/22


VERORDENING (EG) Nr. 1876/2004 VAN DE COMMISSIE

van 28 oktober 2004

tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 953/2003 van de Raad ter voorkoming van verlegging van het handelsverkeer in bepaalde belangrijke geneesmiddelen naar de Europese Unie

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 953/2003 van de Raad van 26 mei 2003 ter voorkoming van verlegging van het handelsverkeer in bepaalde belangrijke geneesmiddelen naar de Europese Unie (1), en met name op artikel 4, lid 8,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Commissie heeft met betrekking tot bepaalde farmaceutische producten aanvragen ontvangen op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 953/2003.

(2)

De Commissie heeft overeenkomstig de procedure van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 953/2003 bepaald dat de ontvangen aanvragen voldoen aan de in die verordening genoemde criteria.

(3)

De indieners van de aanvragen zijn door de Commissie op de hoogte gesteld van haar besluit om hun aanvragen te honoreren.

(4)

Daarom dienen de betrokken producten te worden toegevoegd aan bijlage I bij Verordening (EG) nr. 953/2003,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De producten en andere gegevens in de bijlage bij deze Verordening worden toegevoegd aan bijlage I bij Verordening (EG) nr. 953/2003 ter voorkoming van verlegging van het handelsverkeer in bepaalde belangrijke geneesmiddelen naar de Europese Unie.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 oktober 2004.

Voor de Commissie

Pascal LAMY

Lid van de Commissie


(1)  PB L 135 van 3.6.2003, blz. 5.


BIJLAGE

Product

Producent/exporteur

Land van bestemming

Kenmerken:

Datum van goedkeuring

GN/TARIC-code (1)

TRIZIVIR

750 mg × 60

GLAXO SMITH KLINE

GSK House

980 Great West Road

BRENTFORD, MIDDX

TW8 9GS

Verenigd Koninkrijk

Afghanistan

Angola

Armenië

Azerbeidzjan

Bangladesh

Benin

Bhutan

Botswana

Burkina Faso

Burundi

Cambodja

Kameroen

Kaapverdië

Centraal-Afrikaanse Republiek

Tsjaad

Comoren

Congo

Ivoorkust

Djibouti

DR Congo

Oost-Timor

Equatoriaal-Guinea

Eritrea

Ethiopië

Gambia

Ghana

Guinee

Guinee-Bissau

Haïti

Honduras

India

Indonesië

Kenia

Kiribati

DR Korea

Kirgizische Republiek

DVR Laos

Lesotho

Liberia

Madagaskar

Malawi

Malediven

Mali

Mauritanië

Moldavië

Mongolië

Mozambique

Myanmar

Namibië

Nepal

Nicaragua

Niger

Nigeria

Pakistan

Rwanda

Samoa

Sao Tomé en Principe

Senegal

Sierra Leone

Salomons-eilanden

Onderscheidende verpakking — Drietalige tekst

19.4.2004

3004 90 19

EPIVIR

150 mg × 60

GLAXO SMITH KLINE

GSK House

980 Great West Road

BRENTFORD, MIDDX

TW8 9GS

Verenigd Koninkrijk

Onderscheidende verpakking — Drietalige tekst

19.4.2004

3004 90 19

RETROVIR

250 mg × 40

GLAXO SMITH KLINE

GSK House

980 Great West Road

BRENTFORD, MIDDX

TW8 9GS

Verenigd Koninkrijk

Verpakking voor algemene uitvoer (blauw) — niet gebruikt in EU.

Verpakking voor Franse ziekenhuizen — Franstalige markten

19.4.2004

3004 90 19

RETROVIR

300 mg × 60

GLAXO SMITH KLINE

GSK House

980 Great West Road

BRENTFORD, MIDDX

TW8 9GS

Verenigd Koninkrijk

Verpakking voor algemene uitvoer (blauw) — niet gebruikt in EU.

Verpakking voor Franse ziekenhuizen — Franstalige markten

19.4.2004

3004 90 19

RETROVIR

100 mg × 100

GLAXO SMITH KLINE

GSK House

980 Great West Road

BRENTFORD, MIDDX

TW8 9GS

Verenigd Koninkrijk

Verpakking voor algemene uitvoer (blauw) — niet gebruikt in EU.

Verpakking voor Franse ziekenhuizen — Franstalige markten

19.4.2004

3004 90 19

COMBIVIR

300/150 mg × 60

GLAXO SMITH KLINE

GSK House

980 Great West Road

BRENTFORD, MIDDX

TW8 9GS

Verenigd Koninkrijk

Onderscheidende verpakking — Drietalige tekst

Fles (i.p.v. blisterverpakking) Tabletten met opdruk „A22”

19.4.2004

3004 90 19

EPIVIR ORAL SOLUTION

10 mg/ml 240 ml

GLAXO SMITH KLINE

GSK House

980 Great West Road

BRENTFORD, MIDDX

TW8 9GS

Verenigd Koninkrijk

Onderscheidende verpakking — Drietalige tekst

19.4.2004

3004 90 19

ZIAGEN

300 mg × 60

GLAXO SMITH KLINE

GSK House

980 Great West Road

BRENTFORD, MIDDX

TW8 9GS

Verenigd Koninkrijk

Somalië

Zuid-Afrika

Soedan

Swaziland

Tadzjikistan

Tanzania

Togo

Tuvalu

Oeganda

Vanuatu

Jemen

Zambia

Zimbabwe

Verpakking voor algemene uitvoer (blauw) — niet gebruikt in EU.

Verpakking voor Franse ziekenhuizen — Franstalige markten

20.9.2004

3004 90 19

RETROVIR ORAL SOLUTION

10 mg/ml

200 ml

GLAXO SMITH KLINE

GSK House

980 Great West Road

BRENTFORD, MIDDX

TW8 9GS

Verenigd Koninkrijk

Onderscheidende verpakking — Drietalige tekst

20.9.2004

3004 90 19


(1)  Indien van toepassing.”


29.10.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 326/25


VERORDENING (EG) Nr. 1877/2004 VAN DE COMMISSIE

van 28 oktober 2004

tot wijziging van bijlage IIIB bij Verordening (EG) nr. 517/94 ten aanzien van de contingenten voor Servië en Montenegro

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 517/94 van de Raad van 7 maart 1994 betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van textielproducten uit bepaalde derde landen, die niet vallen onder bilaterale overeenkomsten, protocollen of andere regelingen, noch onder een andere, bijzondere, communautaire regeling (1), en met name op artikel 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 517/94 (2) zijn de jaarlijkse kwantitatieve maxima voor bepaalde textielproducten van oorsprong uit Servië en Montenegro vastgesteld.

(2)

Servië en Montenegro bevindt zich momenteel in een kritieke fase van zijn hervormingsproces. Het is in dit stadium van belang de in deze staat ingezette politieke en economische hervormingen te ondersteunen en ervoor te zorgen dat het land in het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie op schema blijft.

(3)

Het verbeteren van de handelsmogelijkheden voor Servië en Montenegro in sectoren waarin het land comparatieve economische voordelen bezit, is van groot belang om de economische en politieke hervormingen van dat land en zijn verdere integratie in de Europese structuren te ondersteunen.

(4)

De voorgestelde toename maakt deel uit van een algemeen proces dat tot doel heeft de handelsbetrekkingen met Servië en Montenegro aan te halen, en waartoe ook de onderhandelingen over een textielovereenkomst met dat land met het oog op bilaterale liberalisering behoren.

(5)

Het is dan ook van belang de markttoegang te verbeteren, met name voor textiel, en de huidige contingenten voor invoer van textielproducten van oorsprong uit Servië en Montenegro te herzien. Deze verdere verbetering geeft zowel de algemene vooruitgang weer die tot dusver is geboekt bij de technische besprekingen ter voorbereiding van de onderhandelingen over een textielovereenkomst, als de goedgekeurde notulen die op 15 juni 2004 zijn ondertekend.

(6)

Verdere invoer in de EU van bepaalde categorieën textielproducten is momenteel niet meer mogelijk omdat de betrokken contingenten zijn opgebruikt. Servië en Montenegro heeft net als een aantal lidstaten verzocht om een verhoging van de contingenten.

(7)

Het is dienstig de contingenten voor Servië en Montenegro te verhogen om te kunnen voldoen aan nog in behandeling zijnde invoerverzoeken voor de categorieën 6, 7 en 15, en voor categorie 16, waar de kwantitatieve maxima nagenoeg zijn bereikt.

(8)

Bijgevolg moet Verordening (EG) nr. 517/94 dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Textielcomité als bedoeld in artikel 25 van Verordening (EG) nr. 517/94,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage IIIB bij Verordening (EG) nr. 517/94 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 oktober 2004.

Voor de Commissie

Pascal LAMY

Lid van de Commissie


(1)  PB L 67 van 10.3.1994, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2309/2003 van de Commissie (PB L 342 van 30.12.2003, blz. 21).

(2)  De Voormalige Federale Republiek Joegoslavië.


BIJLAGE

„BIJLAGE IIIB

Jaarlijkse kwantitatieve maxima van de Gemeenschap, zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, vierde streepje

Servië en Montenegro

Categorie

Eenheid

Hoeveelheid

1

ton

2 350

2

ton

2 853

2a

ton

645

3

ton

312

5

1 000 stuks

1 326

6

1 000 stuks

713

7

1 000 stuks

386

8

1 000 stuks

1 109

9

ton

292

15

1 000 stuks

552

16

1 000 stuks

279

67

ton

244”


29.10.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 326/27


VERORDENING (EG) Nr. 1878/2004 VAN DE COMMISSIE

van 28 oktober 2004

houdende afwijking van Verordening nr. 136/66/EEG van de Raad en van Verordening (EEG) nr. 2261/84 van de Raad ten aanzien van de vaststelling van de opbrengsten aan olijven en aan olijfolie in Cyprus, Malta en Slovenië

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op het Verdrag betreffende de toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije,

Gelet op de Akte van toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije, en met name op artikel 41, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 18 van Verordening (EEG) nr. 2261/84 van de Raad van 17 juli 1984 houdende algemene voorschriften inzake de toekenning van de productiesteun voor olijfolie en de steun aan de producentenorganisaties (1) is bepaald dat de opbrengsten aan olijven en aan olijfolie zoals bedoeld in artikel 5, lid 7, van Verordening nr. 136/66/EEG van de Raad van 22 september 1966 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten (2) per homogeen productiegebied moeten worden vastgesteld op basis van de door de producerende lidstaten verstrekte gegevens.

(2)

Voor Cyprus, Malta en Slovenië zouden de statistische resultaten wegens de geringe productie van die landen moeten worden verkregen op basis van een kleine steekproef zonder regionale uitsplitsing, zodat zij op nationaal niveau niet nauwkeurig genoeg zouden kunnen zijn. De daaruit resulterende gegevens zouden bijgevolg een vertekend beeld geven en onbruikbaar zijn voor controledoeleinden.

(3)

Als Cyprus, Malta en Slovenië de methode voor het schatten van de opbrengsten alleen voor het verkoopseizoen 2004/2005 zouden moeten toepassen, zou dit voor hen een zware administratieve taak betekenen die hoe dan ook een onbevredigend resultaat zou opleveren, en dus is het, om hun dit te besparen, raadzaam om in afwijking van artikel 5, lid 7, van Verordening nr. 136/66/EEG en van artikel 18 van Verordening (EEG) nr. 2261/84 voor deze lidstaten geen opbrengsten aan olijven en aan olijfolie voor het genoemde verkoopseizoen vast te stellen.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor oliën en vetten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het verkoopseizoen 2004/2005 gelden artikel 5, lid 7, van Verordening nr. 136/66/EEG en artikel 18 van Verordening (EEG) nr. 2261/84 niet voor Cyprus, Malta en Slovenië.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 oktober 2004.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 208 van 3.8.1984, blz. 3. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1639/98 (PB L 210 van 28.7.1998, blz. 38).

(2)  PB 172 van 30.9.1966, blz. 3025/66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 865/2004 (PB L 161 van 30.4.2004, blz. 97).


29.10.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 326/28


VERORDENING (EG) Nr. 1879/2004 VAN DE COMMISSIE

van 28 oktober 2004

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van op basis van granen en rijst verwerkte producten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), inzonderheid op artikel 13, lid 3,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3072/95 van de Raad van 22 december 1995 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (2), inzonderheid op artikel 13, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 en artikel 13 van Verordening (EG) nr. 3072/95 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor de in artikel 1 van deze verordeningen genoemde producten en de prijzen van deze producten in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij de uitvoer.

(2)

Krachtens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 3072/95 moeten de restituties worden vastgesteld met inachtneming van de bestaande situatie en de vooruitzichten voor de ontwikkeling, enerzijds van de beschikbare hoeveelheden granen, rijst en breukrijst, evenals van hun prijzen op de markt van de Gemeenschap, en anderzijds van de prijzen van granen, rijst en breukrijst en de producten in de sector granen op de wereldmarkt. Krachtens deze artikelen moeten ook waarborgen worden geschapen dat op de graan- en rijstmarkten een evenwichtige toestand heerst en een natuurlijke ontwikkeling op het gebied van de prijzen en de handel plaatsvindt en moet bovendien rekening worden gehouden met het economische aspect van de bedoelde uitvoer en de noodzaak verstoringen op de markt van de Gemeenschap te vermijden.

(3)

Verordening (EG) nr. 1518/95 van de Commissie (3) betreffende de regeling voor de invoer en de uitvoer van op basis van granen en rijst verwerkte producten heeft in artikel 4 de specifieke criteria vastgesteld waarmee rekening moet worden gehouden voor de berekening van de restitutie voor deze producten.

(4)

Het is wenselijk de aan bepaalde verwerkte producten toe te kennen restitutie, al naar gelang van het product, hoger of lager vast te stellen volgens het asgehalte, het gehalte aan ruwe celstof, het gehalte aan doppen, het eiwitgehalte, het vetgehalte of het zetmeelgehalte, daar deze gehaltes van bijzondere betekenis zijn voor de hoeveelheid basisproduct die werkelijk voor de vervaardiging van het verwerkte product is gebruikt.

(5)

Ten aanzien van maniokwortel en andere tropische wortels en knollen en het daarvan vervaardigde meel behoeft het economische aspect van de uitvoeren die zouden kunnen worden overwogen, in het bijzonder gezien de aard en de herkomst van deze producten, op het ogenblik geen vaststelling van een restitutie bij uitvoer. Voor bepaalde verwerkte producten is het, gezien het geringe aandeel van de Gemeenschap aan de wereldhandel, op het ogenblik niet noodzakelijk een restitutie bij uitvoer vast te stellen.

(6)

De situatie op de wereldmarkt of de specifieke eisen van bepaalde markten voor zekere producten kunnen een differentiatie van de restitutie, naar gelang van de bestemming, nodig maken.

(7)

De restitutie moet eenmaal per maand worden vastgesteld. Zij kan in de tussentijd worden gewijzigd.

(8)

Bepaalde verwerkte producten op basis van maïs kunnen een warmtebehandeling ondergaan, waardoor een restitutie zou kunnen worden uitgekeerd die niet overeenstemt met de kwaliteit van het product. Duidelijk moet worden aangegeven dat deze producten, die voorgegelatineerd zetmeel bevatten, niet in aanmerking komen voor uitvoerrestituties.

(9)

Het Comité van beheer voor granen heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties bij uitvoer van de in artikel 1, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 1784/2003 en in artikel 1, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 3072/95 bedoelde producten, waarop Verordening (EG) nr. 1518/95 van toepassing is, worden vastgesteld in overeenstemming met de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 oktober 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 oktober 2004.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 329 van 30.12.1995, blz. 18. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 411/2002 van de Commissie (PB L 62 van 5.3.2002, blz. 27).

(3)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 55. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2993/95 (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 25).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 28 oktober 2004 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van op basis van granen en rijst verwerkte producten

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Bedrag van de restitutie

1102 20 10 9200 (1)

C10

EUR/t

43,13

1102 20 10 9400 (1)

C10

EUR/t

36,97

1102 20 90 9200 (1)

C10

EUR/t

36,97

1102 90 10 9100

C11

EUR/t

0,00

1102 90 10 9900

C11

EUR/t

0,00

1102 90 30 9100

C11

EUR/t

0,00

1103 19 40 9100

C10

EUR/t

0,00

1103 13 10 9100 (1)

C10

EUR/t

55,46

1103 13 10 9300 (1)

C10

EUR/t

43,13

1103 13 10 9500 (1)

C10

EUR/t

36,97

1103 13 90 9100 (1)

C10

EUR/t

36,97

1103 19 10 9000

C10

EUR/t

0,00

1103 19 30 9100

C10

EUR/t

0,00

1103 20 60 9000

C12

EUR/t

0,00

1103 20 20 9000

C11

EUR/t

0,00

1104 19 69 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 12 90 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 12 90 9300

C10

EUR/t

0,00

1104 19 10 9000

C10

EUR/t

0,00

1104 19 50 9110

C10

EUR/t

49,30

1104 19 50 9130

C10

EUR/t

40,05

1104 29 01 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 29 03 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 29 05 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 29 05 9300

C10

EUR/t

0,00

1104 22 20 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 22 30 9100

C10

EUR/t

0,00

1104 23 10 9100

C10

EUR/t

46,22

1104 23 10 9300

C10

EUR/t

35,43

1104 29 11 9000

C10

EUR/t

0,00

1104 29 51 9000

C10

EUR/t

0,00

1104 29 55 9000

C10

EUR/t

0,00

1104 30 10 9000

C10

EUR/t

0,00

1104 30 90 9000

C10

EUR/t

7,70

1107 10 11 9000

C13

EUR/t

0,00

1107 10 91 9000

C13

EUR/t

0,00

1108 11 00 9200

C10

EUR/t

0,00

1108 11 00 9300

C10

EUR/t

0,00

1108 12 00 9200

C10

EUR/t

49,30

1108 12 00 9300

C10

EUR/t

49,30

1108 13 00 9200

C10

EUR/t

49,30

1108 13 00 9300

C10

EUR/t

49,30

1108 19 10 9200

C10

EUR/t

0,00

1108 19 10 9300

C10

EUR/t

0,00

1109 00 00 9100

C10

EUR/t

0,00

1702 30 51 9000 (2)

C10

EUR/t

48,29

1702 30 59 9000 (2)

C10

EUR/t

36,97

1702 30 91 9000

C10

EUR/t

48,29

1702 30 99 9000

C10

EUR/t

36,97

1702 40 90 9000

C10

EUR/t

36,97

1702 90 50 9100

C10

EUR/t

48,29

1702 90 50 9900

C10

EUR/t

36,97

1702 90 75 9000

C10

EUR/t

50,61

1702 90 79 9000

C10

EUR/t

35,12

2106 90 55 9000

C10

EUR/t

36,97

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).

De andere bestemmingen zijn als volgt gedefinieerd:

C10

:

Alle bestemmingen

C11

:

Alle bestemmingen, uitgezonderd Bulgarije

C12

:

Alle bestemmingen, uitgezonderd Roemenië

C13

:

Alle bestemmingen, uitgezonderd Bulgarije en Roemenië


(1)  Er worden geen restituties toegekend voor producten die een warmtebehandeling hebben ondergaan waardoor het zetmeel is voorgegelatineerd.

(2)  De restituties worden toegekend overeenkomstig de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 2730/75 van de Raad (PB L 281 van 1.11.1975, blz. 20).

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).

De andere bestemmingen zijn als volgt gedefinieerd:

C10

:

Alle bestemmingen

C11

:

Alle bestemmingen, uitgezonderd Bulgarije

C12

:

Alle bestemmingen, uitgezonderd Roemenië

C13

:

Alle bestemmingen, uitgezonderd Bulgarije en Roemenië


29.10.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 326/31


VERORDENING (EG) Nr. 1880/2004 VAN DE COMMISSIE

van 28 oktober 2004

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor rijst en breukrijst en schorsing van de afgifte van de uitvoercertificaten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (1), inzonderheid op artikel 14, lid 3, en artikel 19,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1785/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt van de in artikel 1 van die verordening bedoelde producten en de prijzen van deze producten in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer.

(2)

Krachtens artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1785/2003 moeten de restituties worden vastgesteld met inachtneming van de situatie en de vooruitzichten terzake van de beschikbare hoeveelheid rijst en breukrijst en van de prijzen hiervan op de markt van de Gemeenschap enerzijds en van de prijzen van rijst en breukrijst op de wereldmarkt anderzijds. Volgens dit artikel is het eveneens noodzakelijk om op de rijstmarkt voor een evenwichtige situatie en een natuurlijke ontwikkeling van de prijzen en het handelsverkeer zorg te dragen en bovendien rekening te houden met het economische aspect van de voorgenomen uitvoer, met de wenselijkheid om verstoringen op de markt van de Gemeenschap te vermijden en met de limieten die voortvloeien uit overeenkomstig artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten.

(3)

Bij Verordening (EEG) nr. 1361/76 van de Commissie (2)is vastgesteld welke de maximumhoeveelheid breukrijst is die rijst, waarvoor de restitutie bij uitvoer is vastgesteld, mag bevatten, terwijl daarbij tevens het percentage is bepaald van de op deze restitutie toe te passen vermindering, voor het geval dat de hoeveelheid breukrijst welke de uitgevoerde rijst bevat deze maximumhoeveelheid overschrijdt.

(4)

Aangezien de permanente openbare inschrijvingen voor de vaststelling van restituties bij uitvoer van rijst voor het lopende verkoopseizoen zijn beëindigd, is er niet langer aanleiding om voor dit product gewone restituties vast te stellen. Bij de vaststelling van de restituties dient daarmee rekening te worden gehouden.

(5)

In artikel 14, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1785/2003 zijn de specifieke criteria bepaald waarmee bij de berekening van de restitutie bij uitvoer van rijst en breukrijst rekening moet worden gehouden.

(6)

De situatie op de wereldmarkt en de specifieke eisen van sommige markten kunnen een differentiatie van de restitutie voor sommige producten al naar gelang van hun bestemming noodzakelijk maken.

(7)

Teneinde rekening te houden met de bestaande vraag naar verpakte, langkorrelige rijst op bepaalde markten, moet worden voorzien in de vaststelling van een specifieke restitutie voor dat product.

(8)

De restitutie moet minstens eenmaal per maand worden vastgesteld; de restitutie kan tussentijds worden gewijzigd.

(9)

De toepassing van deze regels op de huidige situatie van de rijstmarkt, en met name op de noteringen of prijzen van rijst en breukrijst in de Gemeenschap en op de wereldmarkt, voert tot het vaststellen van de bedragen van de restitutie, zoals vermeld in de bijlage van deze verordening.

(10)

In het kader van het beheer van de volumebeperkingen die voortvloeien uit de WTO-verbintenissen van de Gemeenschap, dient de afgifte van uitvoercertificaten met restitutie te worden geschorst.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties bij uitvoer van de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1785/2003 genoemde producten in ongewijzigde staat worden, met uitzondering van de in lid 1, onder c), van dat artikel genoemde producten, op de in de bijlage aangegeven bedragen vastgesteld.

Artikel 2

De afgifte van uitvoercertificaten met vaststelling vooraf van de restitutie wordt geschorst.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op 29 oktober 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 oktober 2004.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96.

(2)  PB L 154 van 15.6.1976, blz. 11.


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 28 oktober 2004 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor rijst en breukrijst en schorsing van de afgifte van de uitvoercertificaten

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Bedrag van de restitutie (1)

1006 20 11 9000

R01

EUR/t

0

1006 20 13 9000

R01

EUR/t

0

1006 20 15 9000

R01

EUR/t

0

1006 20 17 9000

 

1006 20 92 9000

R01

EUR/t

0

1006 20 94 9000

R01

EUR/t

0

1006 20 96 9000

R01

EUR/t

0

1006 20 98 9000

 

1006 30 21 9000

R01

EUR/t

0

1006 30 23 9000

R01

EUR/t

0

1006 30 25 9000

R01

EUR/t

0

1006 30 27 9000

 

1006 30 42 9000

R01

EUR/t

0

1006 30 44 9000

R01

EUR/t

0

1006 30 46 9000

R01

EUR/t

0

1006 30 48 9000

 

1006 30 61 9100

R01

EUR/t

0

R02

EUR/t

0

R03

EUR/t

0

066

EUR/t

0

A97

EUR/t

0

021 en 023

EUR/t

0

1006 30 61 9900

R01

EUR/t

0

A97

EUR/t

0

066

EUR/t

0

1006 30 63 9100

R01

EUR/t

0

R02

EUR/t

0

R03

EUR/t

0

066

EUR/t

0

A97

EUR/t

0

021 en 023

EUR/t

0

1006 30 63 9900

R01

EUR/t

0

066

EUR/t

0

A97

EUR/t

0

1006 30 65 9100

R01

EUR/t

0

R02

EUR/t

0

R03

EUR/t

0

066

EUR/t

0

A97

EUR/t

0

021 en 023

EUR/t

0

1006 30 65 9900

R01

EUR/t

0

066

EUR/t

0

A97

EUR/t

0

1006 30 67 9100

021 en 023

EUR/t

0

066

EUR/t

0

1006 30 67 9900

066

EUR/t

0

1006 30 92 9100

R01

EUR/t

0

R02

EUR/t

0

R03

EUR/t

0

066

EUR/t

0

A97

EUR/t

0

021 en 023

EUR/t

0

1006 30 92 9900

R01

EUR/t

0

A97

EUR/t

0

066

EUR/t

0

1006 30 94 9100

R01

EUR/t

0

R02

EUR/t

0

R03

EUR/t

0

066

EUR/t

0

A97

EUR/t

0

021 en 023

EUR/t

0

1006 30 94 9900

R01

EUR/t

0

A97

EUR/t

0

066

EUR/t

0

1006 30 96 9100

R01

EUR/t

0

R02

EUR/t

0

R03

EUR/t

0

066

EUR/t

0

A97

EUR/t

0

021 en 023

EUR/t

0

1006 30 96 9900

R01

EUR/t

0

A97

EUR/t

0

066

EUR/t

0

1006 30 98 9100

021 en 023

EUR/t

0

1006 30 98 9900

 

1006 40 00 9000

 

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).

De andere bestemmingen worden als volgt vastgesteld:

R01

Zwitserland, Liechtenstein en het gebied van de gemeenten Livigno en Campione d'Italia.

R02

Marokko, Algerije, Tunesië, Egypte, Israël, Libanon, Libië, Syrië, Voormalige Spaanse Sahara, Jordanië, Irak, Iran, Jemen, Koeweit, Verenigde Arabische Emiraten, Oman, Bahrein, Qatar, Saoedi-Arabië, Eritrea, Westelijke Jordaanoever/Gazastrook, Noorwegen, Faeröer, IJsland, Rusland, Belarus, Bosnië-Herzegovina, Kroatië, Servië en Montenegro, Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Albanië, Bulgarije, Georgië, Armenië, Azerbeidzjan, Moldavië, Oekraïne, Kazachstan, Turkmenistan, Oezbekistan, Tadzjikistan, Kirgizië.

R03

Colombia, Ecuador, Peru, Bolivia, Chili, Argentinië, Uruguay, Paraguay, Brazilië, Venezuela, Canada, Mexico, Guatemala, Honduras, El Salvador, Nicaragua, Costa Rica, Panama, Cuba, Bermuda, Zuid-Afrika, Australië, Nieuw-Zeeland, Hongkong SAR, Singapore, A40 met uitzondering van de Nederlandse Antillen, Aruba, Turks- en Caicoseilanden, A11 met uitzondering van Suriname, Guyana en Madagaskar.


(1)  De in artikel 8, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1342/2003 van de Commissie (PB L 189 van 29.7.2003, blz. 12) bepaalde procedure is van toepassing voor de in het kader van deze verordening aangevraagde certificaten voor de volgende hoeveelheden en bestemmingen:

bestemming R01

0 t;

totaal van de bestemmingen R02 en R03

0 t;

bestemmingen 021 en 023

0 t;

bestemming 066

0 t;

bestemmingen A97

0 t.

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).

De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).

De andere bestemmingen worden als volgt vastgesteld:

R01

Zwitserland, Liechtenstein en het gebied van de gemeenten Livigno en Campione d'Italia.

R02

Marokko, Algerije, Tunesië, Egypte, Israël, Libanon, Libië, Syrië, Voormalige Spaanse Sahara, Jordanië, Irak, Iran, Jemen, Koeweit, Verenigde Arabische Emiraten, Oman, Bahrein, Qatar, Saoedi-Arabië, Eritrea, Westelijke Jordaanoever/Gazastrook, Noorwegen, Faeröer, IJsland, Rusland, Belarus, Bosnië-Herzegovina, Kroatië, Servië en Montenegro, Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Albanië, Bulgarije, Georgië, Armenië, Azerbeidzjan, Moldavië, Oekraïne, Kazachstan, Turkmenistan, Oezbekistan, Tadzjikistan, Kirgizië.

R03

Colombia, Ecuador, Peru, Bolivia, Chili, Argentinië, Uruguay, Paraguay, Brazilië, Venezuela, Canada, Mexico, Guatemala, Honduras, El Salvador, Nicaragua, Costa Rica, Panama, Cuba, Bermuda, Zuid-Afrika, Australië, Nieuw-Zeeland, Hongkong SAR, Singapore, A40 met uitzondering van de Nederlandse Antillen, Aruba, Turks- en Caicoseilanden, A11 met uitzondering van Suriname, Guyana en Madagaskar.


29.10.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 326/34


VERORDENING (EG) Nr. 1881/2004 VAN DE COMMISSIE

van 28 oktober 2004

tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor mengvoeders op basis van granen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor de in artikel 1 van die verordening genoemde producten en de prijzen van deze producten in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij de uitvoer.

(2)

Verordening (EG) nr. 1517/95 van de Commissie van 29 juni 1995 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad ten aanzien van de invoer- en uitvoerregeling voor mengvoeders op basis van granen en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1162/95 houdende bijzondere uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer- en uitvoercertificaten in de sector granen en rijst (2) heeft in artikel 2 de specifieke criteria vastgesteld waarmee rekening moet worden gehouden voor de berekening van de restitutie voor deze producten.

(3)

Bij de berekening moet ook rekening worden gehouden met het gehalte aan graanproducten. Gemakshalve zou de restitutie moeten worden betaald voor twee categorieën „graanproducten”, namelijk voor maïs, de meest gebruikte component van uitgevoerde mengvoeders, en maïsproducten, en voor „andere granen”, dat wil zeggen voor restitutie in aanmerking komende graanproducten, andere dan maïs en maïsproducten. Een restitutie zou moeten worden toegekend voor de hoeveelheid graanproducten in het mengvoeder.

(4)

Anderzijds moet het bedrag van de restitutie eveneens rekening houden met de afzetmogelijkheden en verkoopvoorwaarden voor de betrokken producten op de wereldmarkt, het belang dat men erbij heeft om verstoringen op de markt van de Gemeenschap te voorkomen en het economisch aspect van de uitvoer.

(5)

Op grond van de huidige situatie op de markt voor granen, en met name de vooruitzichten inzake de voorziening, moeten de uitvoerrestituties worden geschrapt.

(6)

Het Comité van beheer voor granen heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties bij uitvoer voor de in Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde mengvoeders waarop Verordening (EG) nr. 1517/95 van toepassing is, worden overeenkomstig de bijlage bij deze verordening vastgesteld.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 oktober 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 oktober 2004.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 51.


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 28 oktober 2004 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor mengvoeders op basis van granen

Productcodes van de producten die in aanmerking komen voor een restitutie bij uitvoer:

 

2309 10 11 9000,

 

2309 10 13 9000,

 

2309 10 31 9000,

 

2309 10 33 9000,

 

2309 10 51 9000,

 

2309 10 53 9000,

 

2309 90 31 9000,

 

2309 90 33 9000,

 

2309 90 41 9000,

 

2309 90 43 9000,

 

2309 90 51 9000,

 

2309 90 53 9000.


Graanproducten

Bestemming

Meeteenheid

Bedrag van de restitutie

Maïs en maïsproducten

GN-codes 0709 90 60, 0712 90 19, 1005, 1102 20, 1103 13, 1103 29 40, 1104 19 50, 1104 23, 1904 10 10

C10

EUR/t

0,00

Graanproducten, met uitzondering van maïs en maïsproducten

C10

EUR/t

0,00

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.

C10

:

Alle bestemmingen.


29.10.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 326/36


VERORDENING (EG) Nr. 1882/2004 VAN DE COMMISSIE

van 28 oktober 2004

houdende vaststelling van de restituties die worden toegepast voor bepaalde producten van de sector granen en de sector rijst, uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage I bij het Verdrag vermelde goederen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (2), en met name op artikel 14, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 13, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 en artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1785/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor de in artikel 1 van deze beide verordeningen bedoelde producten enerzijds en de prijzen in de Gemeenschap anderzijds door een restitutie bij de uitvoer worden overbrugd.

(2)

In Verordening (EG) nr. 1520/2000 van de Commissie van 13 juli 2000 tot vaststelling van de gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen voor de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen (3), is omschreven voor welke van die producten een restitutie dient te worden vastgesteld bij uitvoer in de vorm van goederen, bedoeld naar gelang van het geval in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1784/2003 of bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1785/2003.

(3)

Overeenkomstig artikel 4, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1520/2000 moet de restitutie per 100 kg van elk van de betrokken basisproducten voor iedere maand worden vastgesteld.

(4)

De naleving van de verplichtingen die zijn aangegaan met betrekking tot de restitutie die kan worden toegekend bij uitvoer van landbouwproducten die zijn verwerkt in niet onder bijlage I bij het Verdrag vallende goederen, kan in het gedrang komen door de vaststelling vooraf van hoge restituties. In deze situatie moeten derhalve vrijwaringsmaatregelen worden genomen zonder dat daardoor de sluiting van langetermijncontracten wordt verhinderd. De vaststelling van een specifieke restitutie voor de voorfixatie van restituties is een maatregel die aan deze verschillende doelstellingen beantwoordt.

(5)

Rekening houdend met de regeling tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika met betrekking tot de uitvoer van deegwaren uit de Gemeenschap naar de Verenigde Staten, goedgekeurd bij Besluit 87/482/EEG van de Raad (4), dient de restitutie voor goederen van de GN-codes 1902 11 00 en 1902 19 naar gelang van de bestemming te worden gedifferentieerd.

(6)

Overeenkomstig artikel 4, leden 3 en 5, van Verordening (EG) nr. 1520/2000, moet een verlaagde restitutievoet worden vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met het bedrag van de restitutie bij de productie, dat krachtens Verordening (EEG) nr. 1722/93 van de Commissie (5) van toepassing is op het verwerkte basisproduct, en dat geldig is tijdens de veronderstelde periode van de vervaardiging van de goederen.

(7)

Alcoholhoudende dranken worden geacht minder gevoelig te zijn voor de prijs van de granen die voor de vervaardiging ervan worden gebruikt. In Protocol 19 van het Verdrag betreffende de toetreding van het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken wordt evenwel bepaald dat de noodzakelijke maatregelen moeten worden vastgesteld om het gebruik van granen uit de Gemeenschap voor de vervaardiging van alcoholhoudende dranken uit granen te vergemakkelijken. Daarom moet de restitutie die wordt toegepast op granen die in de vorm van alcoholhoudende dranken worden uitgevoerd, worden aangepast.

(8)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1676/2004 van de Raad van 24 september 2004 tot vaststelling van autonome overgangsmaatregelen voor de invoer van bepaalde verwerkte landbouwproducten van oorsprong uit Bulgarije en de uitvoer van bepaalde verwerkte landbouwproducten naar Bulgarije (6) komen verwerkte landbouwproducten die niet zein genoemd in bijlage I het Verdrag en die naar Bulgarije worden uitgevoerd met ingang van 1 oktober 2004 niet in anmerking voot uitvoerrestituties.

(9)

Het Comité van beheer voor granen heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties die worden toegepast voor de in bijlage A bij Verordening (EG) nr. 1520/2000 genoemde basisproducten die tevens zijn bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 of artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1785/2003 en die worden uitgevoerd in de vorm van goederen vermeld in bijlage III van Verordening (EG) nr. 1784/2003, respectievelijk bijlage IV van Verordening (EG) nr. 1785/2003, worden vastgesteld zoals in de bijlage bij deze verordening is aangegeven.

Artikel 2

In afwijking van artikel 1 en met ingang van 1 oktober 2004 zijn de in de bijlage vastgestelde restituties niet van toepassing op niet onder bijlage I bij het Verdrag vallende goederen die naar Bulgarije worden uitgevoerd.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op 29 oktober 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 oktober 2004.

Voor de Commissie

Olli REHN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96.

(3)  PB L 177 van 15.7.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 886/2004 van de Commissie (PB L 163 van 1.5.2004, blz. 14).

(4)  PB L 275 van 29.9.1987, blz. 36.

(5)  PB L 159 van 1.7.1993, blz. 112. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1548/2004 (PB L 280 van 31.8.2004, blz. 11).

(6)  PB L 301 van 28.9.2004, blz. 1.


BIJLAGE

Restituties die worden toegepast vanaf 29 oktober 2004 voor bepaalde producten van de sector granen en de sector rijst, uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage I bij het Verdrag vermelde goederen

(EUR/100 kg)

GN-code

Omschrijving (1)

Restitutievoet per 100 kg basisproduct

Bij vaststelling vooraf van de restituties

Overige gevallen

1001 10 00

Harde tarwe:

 

 

– in geval van uitvoer van goederen van de GN-codes 1902 11 en 1902 19 naar de Verenigde Staten van Amerika

– in andere gevallen

1001 90 99

Zachte tarwe en mengkoren:

 

 

– in geval van uitvoer van goederen van de GN-codes 1902 11 en 1902 19 naar de Verenigde Staten van Amerika

– in andere gevallen:

 

 

– – in geval van toepassing van artikel 4, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1520/2000 (2)

– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (3)

– – in andere gevallen

1002 00 00

Rogge

1003 00 90

Gerst

 

 

– in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (3)

– in andere gevallen

1004 00 00

Haver

1005 90 00

Maïs, gebruikt in de vorm van:

 

 

– zetmeel:

 

 

– – in geval van toepassing van artikel 4, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1520/2000 (2)

3,081

3,081

– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (3)

– – in andere gevallen

3,081

3,081

– glucose, glucosestroop, maltodextrine, maltodextrinestroop van de GN-codes 1702 30 51, 1702 30 59, 1702 30 91, 1702 30 99, 1702 40 90, 1702 90 50, 1702 90 75, 1702 90 79, 2106 90 55 (4):

 

 

– – in geval van toepassing van artikel 4, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1520/2000 (2)

2,311

2,311

– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (3)

– – in andere gevallen

2,311

2,311

– in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (3)

– andere (als zodanig)

3,081

3,081

Aardappelzetmeel van GN-code 1108 13 00 gelijkgesteld aan een verwerkingsproduct van maïs:

 

 

– in geval van toepassing van artikel 4, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1520/2000 (2)

3,081

3,081

– in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (3)

– in andere gevallen

3,081

3,081

ex 1006 30

Volwitte rijst:

 

 

– rondkorrelig

– halflangkorrelig

– langkorrelig

1006 40 00

Breukrijst

1007 00 90

Graansorgho m.u.v. hybriden van graansorgho, bestemd voor zaaidoeleinden


(1)  Voor de landbouwproducten verkregen door verwerking van het basisproduct en/of gelijkgesteld, moeten de coëfficiënten vermeld in bijlage E bij Verordening (EG) nr. 1520/2000 van de Commissie (PB L 177 van 15.7.2000, blz. 1), worden gebruikt.

(2)  De betrokken goederen vallen onder GN-code 3505 10 50.

(3)  Goederen opgenomen in bijlage III van Verordening (EG) nr. 1784/2003 of bedoeld in artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 2825/93 (PB L 258 van 16.10.1993, blz. 6).

(4)  Voor stropen van de GN-codes 1702 30 99, 1702 40 90 en 1702 60 90, verkregen door het mengen van glucose- en fructosestropen, geeft alleen glucosestroop recht op uitvoerrestitutie.


29.10.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 326/40


VERORDENING (EG) Nr. 1883/2004 VAN DE COMMISSIE

van 28 oktober 2004

houdende vaststelling van de restituties die worden toegepast voor bepaalde producten van de sector suiker die worden uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage I van het Verdrag vermelde goederen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), inzonderheid op artikel 27, lid 5, onder a), en lid 15,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 27, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 kan het verschil tussen de prijzen van de in artikel 1, lid 1, onder a), c), d), f), g) en h), van die verordening vermelde producten in de internationale handel en de prijzen in de Gemeenschap worden overbrugd door een uitvoerrestitutie wanneer deze producten worden uitgevoerd in de vorm van goederen welke in bijlage V van die verordening worden genoemd. Bij Verordening (EG) nr. 1520/2000 van de Commissie van 13 juli 2000 tot vaststelling van de gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen voor de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen (2) zijn de producten aangegeven waarvoor een restitutie dient te worden vastgesteld bij uitvoer in de vorm van goederen, bedoeld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1260/2001.

(2)

Overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1520/2000 moet de restitutie per 100 kg van elk van de betrokken basisproducten voor iedere maand worden vastgesteld.

(3)

In artikel 27, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 is bepaald dat de restitutie bij uitvoer van een in een goed verwerkt product niet meer mag bedragen dan de restitutie voor ditzelfde product dat in onverwerkte toestand wordt uitgevoerd.

(4)

De bij deze verordening vastgestelde restituties kunnen vooraf worden vastgesteld, aangezien op dit moment niet bekend is hoe de markt zich de komende maanden zal ontwikkelen.

(5)

De naleving van de verplichtingen die zijn aangegaan met betrekking tot de restitutie die kan worden toegekend bij uitvoer van landbouwproducten die zijn verwerkt in niet onder bijlage I van het Verdrag vallende goederen, kan in het gedrang komen door de vaststelling vooraf van hoge restituties. In deze situatie moeten derhalve vrijwaringsmaatregelen worden genomen zonder dat daardoor de sluiting van langetermijncontracten wordt verhinderd. De vaststelling van een specifieke restitutie voor de voorfixatie van restituties is een maatregel die aan deze verschillende doelstellingen beantwoordt.

(6)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1676/2004 van de Raad van 24 september 2004 tot vaststelling van autonome overgangsmaatregelen voor de invoer van bepaalde verwerkte landbouwproducten van oorsprong uit Bulgarije en de uitvoer van bepaalde verwerkte landbouwproducten naar Bulgarije (3) komen verwerkte landbouwproducten die niet zijn genoemd in bijlage I van het Verdrag en die naar Bulgarije worden uitgevoerd met ingang van 1 oktober 2004 niet in aanmerking voor uitvoerrestituties.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties die van toepassing zijn op de in bijlage A van Verordening (EG) nr. 1520/2000 genoemde en in artikel 1, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 bedoelde basisproducten die worden uitgevoerd in de vorm van in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1260/2001 vermelde goederen, worden vastgesteld zoals is aangegeven in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

In afwijking van artikel 1 en met ingang van 1 oktober 2004 zijn de in de bijlage vastgestelde restituties niet van toepassing op niet onder bijlage I van het Verdrag vallende goederen die naar Bulgarije worden uitgevoerd.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op 29 oktober 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 oktober 2004.

Voor de Commissie

Olli REHN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).

(2)  PB L 177 van 15.7.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 740/2003 (PB L 106 van 29.4.2003, blz. 12).

(3)  PB L 301 van 28.9.2004, blz. 1.


BIJLAGE

Restituties die worden toegepast vanaf 29 oktober 2004 voor bepaalde producten van de sector suiker die worden uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage I van het Verdrag vermelde goederen

GN-code

Omschrijving

Restituties in EUR/100 kg

Bij vaststelling vooraf van de restituties

Overige gevallen

1701 99 10

Witte suiker

43,00

43,00


29.10.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 326/43


VERORDENING (EG) Nr. 1884/2004 VAN DE COMMISSIE

van 28 oktober 2004

tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van gerst in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1757/2004

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1757/2004 van de Commissie (2) is een openbare inschrijving voor de restitutie bij uitvoer van gerst naar bepaalde derde landen opengesteld.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (3) kan de Commissie, op grond van de meegedeelde offertes, besluiten een maximumrestitutie bij uitvoer vast te stellen, daarbij rekening houdend met de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 bedoelde criteria. In dat geval wordt gegund aan de inschrijver(s) wiens (wier) offerte niet hoger is dan de vastgestelde maximumrestitutie.

(3)

De toepassing van de bovenbedoelde criteria op de huidige marktsituatie leidt voor de betrokken graansoort tot de vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de offertes die op 22 tot en met 28 oktober 2004 in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1757/2004 werden meegedeeld, wordt de maximumrestitutie bij uitvoer van gerst vastgesteld op 18,80 EUR/t.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 oktober 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 oktober 2004.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 313 van 12.10.2004, blz. 10.

(3)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).


29.10.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 326/44


VERORDENING (EG) Nr. 1885/2004 VAN DE COMMISSIE

van 28 oktober 2004

tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van haver in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1565/2004

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 7,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (2), en met name op artikel 4,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1565/2004 van de Commissie van 3 september 2004 betreffende een bijzondere interventiemaatregel voor haver in Finland en Zweden voor het verkoopseizoen 2004-2005 voa het verkoopseizoen 2004-2005 (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Er is een openbare inschrijving voor de vaststelling van de restitutie bij uitvoer uit Finland en Zweden van in die landen geproduceerd haver naar alle derde landen, met uitzondering van Bulgarije, Noorwegen, Roemenië en Zwitserland, opengesteld bij Verordening (EG) nr. 1565/2004.

(2)

Het is, met name rekening houdend met de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 genoemde criteria, wenselijk een maximumrestitutie vast te stellen.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de offertes die van 22 tot en met 28 oktober 2004 in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 1565/2004 werden meegedeeld, wordt de maximumrestitutie bij uitvoer van haver vastgesteld op 31,95 EUR/t.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 oktober 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 oktober 2004.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1431/2003 (PB L 203 van 12.8.2003, blz. 16).

(3)  PB L 285 van 4.9.2004, blz. 3.


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Raad

29.10.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 326/45


BESLUIT VAN DE RAAD

van 4 oktober 2004

betreffende richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten

(2004/740/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 128, lid 2, daarvan,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Na raadpleging van het Europees Economisch en Sociaal Comité,

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Gezien het advies van het Werkgelegenheidscomité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese werkgelegenheidsstrategie speelt een centrale rol bij de uitvoering van de werkgelegenheids- en arbeidsmarktdoelstellingen van de strategie van Lissabon. Bij de hervorming van de Europese werkgelegenheidsstrategie in 2003 werd de nadruk gelegd op oriëntatie op de middellange termijn en op het belang van uitvoering van het volledige spectrum van in de werkgelegenheidsrichtsnoeren aanbevolen beleidsmaatregelen.

(2)

De werkgelegenheidsrichtsnoeren dienen slechts om de drie jaar volledig geanalyseerd en herzien te worden; in de tussenliggende jaren dienen aanpassingen strikt beperkt te blijven. De Europese taakgroep werkgelegenheid heeft krachtigere aanbevelingen aanbevolen, en een effectiever gebruik van „peer review”, in plaats van een proces van voortdurende verdere aanpassing van de richtsnoeren.

(3)

De conclusies van de Europese taakgroep werkgelegenheid en het onderzoek van de nationale actieplannen voor werkgelegenheid van de lidstaten, die allemaal in het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2003-2004 staan, tonen aan wat de prioriteiten zouden moeten zijn van de lidstaten en de sociale partners, namelijk het verbeteren van het vermogen van werknemers en ondernemingen om zich aan te passen aan de economische omstandigheden en aan de vraag op de arbeidsmarkt; het voor meer mensen aantrekkelijk maken om de arbeidsmarkt op te gaan en te blijven werken, en betaald werk voor iedereen tot een reële optie maken, onder meer door voor werkloze jongeren de toegang tot hun eerste baan te faciliteren en oudere werknemers aan te moedigen om op de arbeidsmarkt te blijven; meer en effectiever investeren in menselijk kapitaal en levenslang leren evenals in onderzoek en ontwikkeling, inclusief excellentieplatforms; en de effectieve uitvoering van hervormingen waarborgen door betere governance, zoals inspanningen die erop gericht zijn de democratische betrokkenheid te vergroten, burgers te overtuigen van de noodzaak van hervormingen en EU-financiering, in het bijzonder uit het ESF, nauwer te koppelen aan de uitvoering van de Europese werkgelegenheidsrichtsnoeren. Deze prioriteiten sluiten volledig aan bij de huidige richtsnoeren en kunnen in het kader daarvan worden nagestreefd.

(4)

Sedert de toetreding gelden de werkgelegenheidsrichtsnoeren ook voor de nieuwe lidstaten.

(5)

Behalve aan deze werkgelegenheidsrichtsnoeren dienen de lidstaten ook volledig uitvoering te geven aan de globale richtsnoeren voor het economische beleid, en ervoor te zorgen dat hun maatregelen volledig stroken met instandhouding van gezonde openbare financiën en macro-economische stabiliteit,

BESLUIT:

Enig artikel

De richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten als aangegeven in de bijlage bij het Besluit van de Raad van 22 juli 2003 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (3) blijven gehandhaafd en de lidstaten houden er in hun werkgelegenheidsbeleid rekening mee.

Gedaan te Luxemburg, 4 oktober 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

A. J. DE GEUS


(1)  Advies uitgebracht op 22 april 2004 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Advies uitgebracht op 29 september 2004 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  PB L 197 van 5.8.2003, blz. 13.


29.10.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 326/47


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 14 oktober 2004

over de uitvoering van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten

(2004/741/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 128, lid 4,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese werkgelegenheidsstrategie speelt een centrale rol bij de uitvoering van de werkgelegenheids- en arbeidsmarktdoelstellingen van de strategie van Lissabon. Voor een succesvolle uitvoering van de agenda van Lissabon is het noodzakelijk dat het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten op evenwichtige wijze de drie complementaire en elkaar wederzijds ondersteunende doelstellingen van volledige werkgelegenheid, kwaliteit van werk en productiviteit, en sociale samenhang en integratie, bevordert. De verwezenlijking van deze doelstellingen vereist verdere structurele hervormingen, die gericht dienen te zijn op tien specifieke kernprioriteiten en betere governance.

(2)

Bij de hervorming van de Europese werkgelegenheidsstrategie in 2003 werd de nadruk gelegd op oriëntatie op de middellange termijn en op het belang van uitvoering van het volledige spectrum van in de werkgelegenheidsrichtsnoeren aanbevolen beleidsmaatregelen. De werkgelegenheidsrichtsnoeren dienen daarom slechts om de drie jaar volledig geanalyseerd en herzien te worden; in de tussenliggende jaren dienen aanpassingen strikt beperkt te blijven.

(3)

De Raad heeft de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten in 2004 ongewijzigd goedgekeurd bij Besluit 2004/740/EG (1).

(4)

De Raad heeft op 22 juli 2003 een aanbeveling goedgekeurd over de uitvoering van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (2). Uit het onderzoek van de nationale actieplannen voor werkgelegenheid van de lidstaten in het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2003-2004 blijkt dat de lidstaten en de sociale partners slechts in beperkte mate gevolg hebben gegeven aan deze aanbevelingen van de Raad.

(5)

De Europese taakgroep Werkgelegenheid heeft aanbevolen dat de Europese Unie krachtiger geformuleerde aanbevelingen tot de lidstaten zou moeten richten. Prioriteit dient te worden verleend aan het verbeteren van het aanpassingsvermogen van werknemers en ondernemingen, het voor meer mensen aantrekkelijk maken om de arbeidsmarkt op te gaan en te blijven werken, en betaald werk voor iedereen tot een reële optie maken, meer en doelmatiger investeren in menselijk kapitaal en levenslang leren, en een effectieve uitvoering van hervormingen waarborgen door betere governance. De Raad en de Commissie hebben met deze analyse ingestemd en hebben de beleidsboodschappen van de taakgroep verwerkt in het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid.

(6)

De analyse van de uitvoering van de richtsnoeren en de aanbevelingen van de Raad voor 2003 in het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid, en de algemene en landspecifieke beleidsboodschappen in het verslag van de taakgroep Werkgelegenheid vormen de basis voor de formulering van de EU-aanbevelingen voor het nationale werkgelegenheidsbeleid in 2004.

(7)

Sedert de toetreding gelden de werkgelegenheidsrichtsnoeren ook voor de nieuwe lidstaten. Alle nieuwe lidstaten hebben in de afgelopen jaren verslag uitgebracht over de uitvoering van gezamenlijke beoordelingsdocumenten (Joint Assessment Papers, JAP’s) die naar de werkgelegenheidsrichtsnoeren verwijzen. Om de voortgaande herstructurering van hun economieën met succes voort te kunnen zetten, dienen de meeste nieuwe lidstaten, samen met de sociale partners, de modernisering van hun werkgelegenheidsbeleid voort te zetten. Een nieuw evenwicht tussen flexibiliteit en zekerheid, meer arbeidsparticipatie en meer investering in menselijk kapitaal door levenslang leren zijn essentieel, evenals de noodzaak om de gezondheidstoestand van de werkende bevolking te verbeteren. Sociaal partnerschap en significante verbeteringen van de administratieve capaciteiten van overheden zijn in de meeste nieuwe lidstaten nog steeds van cruciaal belang voor een volledige uitvoering en een efficiënt gebruik van de ondersteuning van het Europees Sociaal Fonds, dat een belangrijk instrument is voor het investeren in menselijk kapitaal en levenslang leren.

(8)

De specifiek tot bepaalde landen gerichte boodschappen in het verslag van de Europese taakgroep Werkgelegenheid sluiten volledig aan bij het onderzoek van de verslagen over de uitvoering van de JAP’s en kunnen dienen als richtsnoeren voor de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren in de nieuwe lidstaten,

BEVEELT AAN dat de lidstaten de specifiek op hen betrekking hebbende acties ondernemen die zijn opgenomen in de bijlage, welke de aanbeveling van de Raad van 22 juli 2003 vervangt.

Gedaan te Luxemburg, 14 oktober 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

P. VAN GEEL


(1)  Zie bladzijde 45 van dit Publicatieblad.

(2)  PB L 197 van 5.8.2003, blz. 22.


BIJLAGE

SPECIFIEKE AANBEVELINGEN EN PRIORITEITEN PER LAND

Het scheppen van meer en betere banen is het urgentste probleem dat moet worden aangepakt. De Europese Raad heeft tijdens zijn voorjaarsbijeenkomst benadrukt dat de lidstaten in het kader van een algemene werkgelegenheidsstrategie dringend aandacht dienen te besteden aan vier bijzondere structurele uitdagingen: flexibiliteit, het aantrekken van meer mensen voor de arbeidsmarkt, verbetering van de kwaliteit van werk en investeringen in menselijk kapitaal. Ook onderstreepte de Europese Raad dat steun voor en inzet ten behoeve van veranderingen niet een zaak van regeringen alleen is. Om deze steun te verwerven riep de Europese Raad de lidstaten op, partnerschappen voor hervorming tot stand te brengen waarbij de sociale partners, het maatschappelijke middenveld en de overheidsinstanties betrokken worden, een en ander in overeenstemming met nationale regelingen en tradities.

Uit de kernpunten van de Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken (EPSCO) die zijn goedkeuring hechtte aan de beoordeling van de taakgroep Werkgelegenheid, en uit de analyse in het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid van de uitvoering van de EU-richtsnoeren en de aanbevelingen van de Raad van 2003 blijkt dat alle lidstaten en de sociale partners onmiddellijke prioriteit dienen te geven aan:

het verbeteren van het aanpassingsvermogen van werknemers en ondernemingen, onder meer door bevordering van de flexibiliteit, gecombineerd met zekerheid op de arbeidsmarkt, modernisering en verbreding van het concept van werkzekerheid, het scheppen van zoveel mogelijk arbeidsplaatsen en verhoging van de productiviteit;

het voor meer mensen aantrekkelijk maken om de arbeidsmarkt op te gaan en te blijven werken: werken moet een reële optie voor iedereen worden, onder meer door het opzetten van omvattende strategieën voor actief ouder worden, verdere ontwikkeling van beleidsmaatregelen ter vergroting van arbeidsparticipatie, versterking van het actieve arbeidsmarktbeleid, met gepersonaliseerde diensten voor alle werkzoekenden, en het nastreven van een beleid dat gericht is op het „lonend maken van werk” door zowel financiële als niet-financiële stimulansen;

meer en doelmatiger investeren in menselijk kapitaal en levenslang leren, onder meer door deling van de kosten en de verantwoordelijkheden tussen overheid, bedrijven en individuele personen, verbreding van het opleidingsaanbod, met name voor degenen die de grootste behoefte daaraan hebben, zoals laaggeschoolde en oudere werknemers, en

het waarborgen dat hervormingen dankzij een betere governance doeltreffend worden uitgevoerd, onder meer door het opzetten van hervormingspartnerschappen voor de mobilisatie van de steun en de deelname van de sociale partners en diverse belanghebbenden, door, zo nodig, doelstellingen vast te stellen die de op Europees niveau vastgestelde doelstellingen weerspiegelen en zorgen voor een efficiënt gebruik van de overheidsmiddelen, door bevordering van de rol van de nationale actieplannen en door vergroting van de zichtbaarheid ervan, en door versterking van de rol van de specifieke aanbevelingen per land en ontwikkeling van effectiever wederzijds leren.

Hierna volgen, binnen dit kader, de specifieke aanbevelingen en prioriteiten per land:

SPECIFIEKE AANBEVELINGEN PER LAND

BELGIË

Ondanks positieve trends sinds 1997 blijft de arbeidsparticipatie in België aanzienlijk onder het EU-gemiddelde en ver onder de doelen van Lissabon. De arbeidsparticipatie van ouderen is één van de laagste in de EU-25. De arbeidsparticipatie van vreemdelingen is opvallend laag. Na een aantal jaren van gestage daling neemt de werkloosheid weer toe. De deelname van volwassenen aan onderwijs en opleiding stagneert.

Uit de beoordeling van de taakgroep Werkgelegenheid en de analyse in het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid van de uitvoering van de EU-richtsnoeren en de aanbevelingen van de Raad van 2003 blijkt dat België onmiddellijke prioriteit dient te geven aan het volgende.

 

Verbetering van het aanpassingsvermogen van werknemers en ondernemingen:

beter anticiperen op en begeleiden van herstructureringen van ondernemingen, met name bij collectieve ontslagen;

de indirecte arbeidskosten verder terugdringen, in het bijzonder voor de laagbetaalden, met inachtneming van de consolidering van de begroting;

de samenwerking tussen regionale arbeidsbemiddelingsdiensten verbeteren om mobiliteit tussen regio’s te stimuleren.

 

Meer mensen ertoe bewegen de arbeidsmarkt op te gaan en betaald werk tot een reële mogelijkheid voor iedereen maken:

belasting- en uitkeringsstelsels herzien om nog bestaande werkloosheidsvallen weg te nemen en passende prikkels te bieden voor het actief zoeken van werk, door de voorwaarden voor het in aanmerking komen voor uitkeringen aan te passen;

meer werkloze volwassenen, kansarme jongeren en immigranten betrekken bij de maatregelen die de arbeidsbemiddelingsdiensten beheren;

een brede strategie voor actief ouder worden bepalen, toegang tot bij- en nascholing, bevordering van flexibele regelingen op het werk, en ook oudere werklozen serieus aan werk proberen te helpen, met inbegrip van een resolute afbouw van regelingen voor vroegtijdige uittreding.

 

Meer en doelmatiger investeren in menselijk kapitaal en levenslang leren:

actie ondernemen om het aantal vroegtijdige schoolverlaters terug te dringen;

controle op recente intersectorale overeenkomsten betreffende het verhogen van de deelname van werknemers aan opleidingen, met speciale aandacht voor laagopgeleiden.

DENEMARKEN

In Denemarken liggen de arbeidsparticipatiecijfers duidelijk boven de werkgelegenheidsdoelstellingen van Lissabon, ook bij vrouwen en ouderen. Ondanks recente stijgingen, die vooral pas afgestudeerden troffen en de langdurige werkloosheid verslechterden, blijft de werkloosheid relatief laag. Gezien de hoge arbeidsparticipatiecijfers is een belangrijke prioriteit voor Denemarken het verzekeren van een voldoende aanbod van arbeidskrachten op de langere termijn.

Uit de beoordeling van de taakgroep Werkgelegenheid en de analyse in het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid van de uitvoering van de EU-richtsnoeren en de aanbevelingen van de Raad van 2003 blijkt dat Denemarken onmiddellijke prioriteit dient te geven aan het volgende.

 

Verbetering van het aanpassingsvermogen van werknemers en ondernemingen:

de totale belastingdruk op arbeid verder verlagen, met inachtneming van de consolidering van de begroting.

 

Meer mensen ertoe bewegen de arbeidsmarkt op te gaan en betaald werk tot een reële mogelijkheid voor iedereen maken:

een brede strategie voor actief ouder worden bepalen, met inbegrip van afschaffing van regelingen voor vroegtijdige uittreding, waar zulks passend is;

het belasting- en het uitkeringsstelsel herzien om de marginale belastingtarieven te verlagen en de prikkels voor de lage-inkomensgroepen, inclusief werklozen en inactieven, om (weer) te gaan werken te versterken;

het effect van recente hervormingen met het doel om immigranten in de arbeidsmarkt te integreren nagaan, met name van inspanningen om de noodzakelijke basisvaardigheden op te bouwen om aan de eisen van de arbeidsmarkt te voldoen.

 

Meer en doelmatiger investeren in menselijk kapitaal en levenslang leren:

trends op het gebied van beroepsopleiding opmerkzaam volgen, in het licht van recente stijgingen van opleidingskosten.

DUITSLAND

De Duitse arbeidsparticipatie ligt boven het EU-gemiddelde maar nog ver onder de doelstellingen van Lissabon. De arbeidsparticipatie van ouderen blijft achter. De arbeidsparticipatie van vrouwen ligt hoger dan het EU-gemiddelde maar stagneert. Hoewel de prestaties per regio verschillen, heeft de Duitse arbeidsmarkt als geheel nauwelijks geprofiteerd van de jaren van economische groei in de Europese Unie tussen 1997 en 2000. In de jaren daarna is de werkgelegenheid gedaald en de werkloosheid gestegen. De werkloosheid en vooral de langdurige werkloosheid blijven onder de hoogste in de Europese Unie. Tussen het oosten en het westen van het land blijven aanzienlijke regionale verschillen bestaan.

Uit de beoordeling van de taakgroep Werkgelegenheid en de analyse in het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid van de uitvoering van de EU-richtsnoeren en de aanbevelingen van de Raad van 2003 blijkt dat Duitsland onmiddellijke prioriteit dient te geven aan het volgende.

 

Verbetering van het aanpassingsvermogen van werknemers en ondernemingen:

de financiering van de stelsels van sociale bescherming herzien om de indirecte loonkosten te verlagen, met inachtneming van de consolidering van de begroting;

de sociale partners aanmoedigen om de verantwoordelijkheid op zich te nemen om bij de loonbepaling in toenemende mate rekening te houden met lokale, regionale en sectorale verschillen in productiviteit en arbeidsmarktsituaties, en om te streven naar vooruitgang inzake flexibele werktijden en het aanbod van opleidingsfaciliteiten, bijvoorbeeld door middel van opleidingstegoeden (zie globaal richtsnoer voor het economische beleid (GREB) nr. 5);

de ontwikkeling van KMO’s bevorderen, met name door eenvoudigere regelgeving en meer toegang tot financiering; de ondernemerscultuur versterken, met name in het oosten van het land.

 

Meer mensen ertoe bewegen de arbeidsmarkt op te gaan en betaald werk tot een reële mogelijkheid voor iedereen maken:

de hervorming van het belasting- en het uitkeringsstelsel voortzetten, om te verzekeren dat er voldoende prikkels zijn om te gaan werken; nauwlettend de Hartz-hervorming en andere arbeidsmarkthervormingen volgen en evalueren, teneinde te zorgen voor een voortdurende verbetering van de doelmatigheid van de arbeidsbemiddelingsdiensten van de overheid bij de begeleiding van werklozen;

mogelijke negatieve belastingprikkels die de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen belemmeren, heroverwegen; kinderopvangfaciliteiten uitbreiden, vooral in het westen van het land, en de aansluiting tussen schooltijd en werktijd verbeteren; de sociale partners aanmoedigen om hun verantwoordelijkheid op zich te nemen om de genderkloof inzake beloning aanzienlijk te verkleinen;

een breed opgezette strategie voor actief ouder worden verder ontwikkelen om ervoor te zorgen dat mensen langer blijven werken, vooral ook mensen van boven de 60; deeltijdwerk voor mannen verder aanmoedigen en oudere werknemers meer toegang tot opleiding bieden;

de inspanningen ter bevordering van de integratie van immigranten opvoeren.

 

Meer en doelmatiger investeren in menselijk kapitaal en levenslang leren:

het opleidingsniveau van de werkende bevolking verbeteren en prikkels ter verhoging van de deelname aan levenslang leren versterken, met name voor laagopgeleiden, werknemers van kleine en middelgrote ondernemingen en oudere werknemers;

de modernisering van het duale systeem voortzetten; de aantallen vroegtijdige schoolverlaters terugdringen.

GRIEKENLAND

Hoewel er in het recente verleden meer nieuwe banen zijn gecreëerd, heeft Griekenland nog steeds een van de laagste arbeidsparticipaties in de Europese Unie, met name voor vrouwen, en een hoge hoewel dalende werkloosheid. Er is veel zwartwerk. De arbeidsproductiviteit is aanzienlijk toegenomen maar blijft laag. Ook de deelname van volwassenen aan opleidingen blijft bijzonder laag, vooral gezien het toch al lage onderwijsniveau van de bevolking in de werkende leeftijd. In de laatste jaren heeft de toegenomen immigratie bijgedragen tot het aanbod van arbeid.

Uit de beoordeling van de taakgroep Werkgelegenheid en de analyse in het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid van de uitvoering van de EU-richtsnoeren en de aanbevelingen van de Raad van 2003 blijkt dat Griekenland onmiddellijke prioriteit dient te geven aan het volgende.

 

Verbetering van het aanpassingsvermogen van werknemers en ondernemingen:

het overeengekomen pakket arbeidsmarkthervormingen volledig uitvoeren; de aantrekkelijkheid van deeltijdwerk nog verder verhogen en uitzendbureaus ontwikkelen om de diversiteit van typen arbeidsovereenkomsten te vergroten;

de indirecte loonkosten terugdringen, met inachtneming van de consolidering van de begroting; meer in het werk stellen om zwartwerk om te zetten in officiële werkgelegenheid door de aantrekkelijkheid van zowel standaard- als andere typen arbeidsovereenkomsten voor werkgevers en werknemers te verhogen, en door de controle op de naleving van de wet te versterken;

een meer werkgelegenheidsvriendelijk klimaat creëren.

 

Meer mensen ertoe bewegen de arbeidsmarkt op te gaan en betaald werk tot een reële mogelijkheid voor iedereen maken:

krachtiger actie ondernemen om het niveau en de effectiviteit van actief arbeidsmarktbeleid te verhogen zodat een groter deel van de inactieven en de werklozen daarvan kan profiteren;

de ontwikkeling versnellen van efficiënte arbeidsbemiddelingsdiensten die preventieve en gepersonaliseerde diensten aanbieden, in het hele land; de statistische systemen voor toezicht moderniseren;

de prikkels voor vrouwen om de arbeidsmarkt op te gaan verder versterken, ook door deeltijdwerkgelegenheid; de beschikbaarheid en betaalbaarheid van opvangfaciliteiten voor kinderen en andere afhankelijke personen verbeteren;

een breed opgezette strategie voor actief ouder worden bepalen, die flexibele werkregelingen, prikkels om oudere werknemers aan te moedigen om langer te blijven werken, en ondersteuning voor de ontwikkeling van vaardigheden omvat.

 

Meer en doelmatiger investeren in menselijk kapitaal en levenslang leren:

de aantallen vroegtijdige schoolverlaters terugdringen en het tertiaire onderwijs beter op de behoeften van de arbeidsmarkt afstemmen;

de prikkels ter bevordering van levenslang leren versterken en de deelname aan opleiding verhogen, met name voor laagopgeleiden en immigranten.

SPANJE

Tussen 1997 en 2002 kende Spanje de hoogste stijging van de arbeidsparticipatiecijfers en de sterkste daling van de werkloosheidscijfers van de lidstaten. De werkloosheid blijft echter duidelijk boven het EU-gemiddelde, terwijl de arbeidsparticipatie daar duidelijk onder blijft. Gezien de aanzienlijke verschillen in prestaties tussen regio’s blijft de aanpak van regionale dispariteiten een prioriteit. De arbeidsparticipatie van vrouwen en ouderen blijft bijzonder laag. Bovendien heeft een bijzonder groot aantal mensen (ongeveer een derde van alle werknemers) een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Ook de arbeidsproductiviteit blijft laag, evenals het algemene onderwijsniveau en de deelname van volwassenen aan opleidingsvormen. In de laatste jaren heeft de toegenomen immigratie bijgedragen tot het aanbod van arbeid.

Uit de beoordeling van de taakgroep Werkgelegenheid en de analyse in het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid van de uitvoering van de EU-richtsnoeren en de aanbevelingen van de Raad van 2003 blijkt dat Spanje onmiddellijke prioriteit dient te geven aan het volgende.

 

Verbetering van het aanpassingsvermogen van werknemers en ondernemingen:

modernisering van de organisatie van het werk bevorderen om de productiviteit en de kwaliteit van het werk te verhogen;

het regelgevende kader herzien om vaste arbeidsovereenkomsten aantrekkelijker te maken voor werkgevers en het gebruik van arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd te ontmoedigen, om de segmentering van de arbeidsmarkt tegen te gaan; uitzendwerk aantrekkelijker maken voor werknemers; obstakels voor deeltijdwerk wegnemen;

gebruikmaken van mogelijkheden voor gedifferentieerde beloning naar gelang van de ontwikkeling van de productiviteit op plaatselijk, regionaal en sectoraal niveau (zie GREB nr. 5).

 

Meer mensen ertoe bewegen de arbeidsmarkt op te gaan en betaald werk tot een reële mogelijkheid voor iedereen maken:

de prikkels voor vrouwen om de arbeidsmarkt op te gaan versterken; de beschikbaarheid en betaalbaarheid van opvangfaciliteiten voor kinderen en andere afhankelijke personen verbeteren;

de toegankelijkheid en doelmatigheid van actieve arbeidsmarktmaatregelen voor kansarmen verzekeren, met name voor jongeren, mensen met een handicap, immigranten en langdurig werklozen; de modernisering van de openbare arbeidsbemiddelingsdiensten voltooien, inclusief het systeem voor statistisch toezicht; de coördinatie tussen regionale arbeidsbemiddelingsdiensten versterken; obstakels voor geografische mobiliteit aanpakken;

een breed opgezette strategie voor actief ouder worden bepalen, die voorziet in flexibele werkregelingen en prikkels om oudere werknemers aan te moedigen langer te blijven werken en leren.

 

Meer en doelmatiger investeren in menselijk kapitaal en levenslang leren:

de aantallen vroegtijdige schoolverlaters terugdringen, de kwaliteit van het tertiaire onderwijs verhogen en het beter op de behoeften van de arbeidsmarkt afstemmen;

de prikkels tot levenslang leren versterken om deelname te verhogen, met name voor de laagopgeleiden.

FRANKRIJK

In Frankrijk ligt de totale arbeidsparticipatie onder het EU-gemiddelde. De arbeidsparticipatie van ouderen (55-64 jaar) is een van de laagste in de Europese Unie. De werkloosheid was aanzienlijk gedaald tussen 1997 en 2000, maar is opnieuw gestegen met de vertraging van de economie. Het werkloosheidscijfer blijft een van de hoogste in de Europese Unie en de werkloosheid is bijzonder hoog onder jongeren (15-24 jaar). De arbeidsparticipatie van buitenlanders is opvallend laag, met name onder vrouwen. Het aantal arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd is nog steeds boven het EU-15-gemiddelde, terwijl de participatie van volwassenen aan onderwijs en opleiding daar net onder blijft.

Uit de beoordeling van de taakgroep Werkgelegenheid en de analyse in het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid van de uitvoering van de EU-richtsnoeren en de aanbevelingen van de Raad van 2003 blijkt dat Frankrijk onmiddellijke prioriteit dient te geven aan het volgende.

 

Verbetering van het aanpassingsvermogen van werknemers en ondernemingen:

de overstap van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd naar overeenkomsten voor onbepaalde tijd vergemakkelijken om segmentatie van de arbeidsmarkt te voorkomen en de mogelijkheden om aan het werk te blijven en zich verder te ontwikkelen te verruimen;

een effectiever systeem voor het anticiperen op en beheren van herstructureringen;

een ondernemersvriendelijk klimaat bevorderen met het oog op de ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen en de vooruitgang inzake de aantallen start-ups volgen.

 

Meer mensen ertoe bewegen de arbeidsmarkt op te gaan en betaald werk tot een reële mogelijkheid voor iedereen maken:

het effect van de pensioenhervorming op de leeftijd van uittreding volgen en een breed opgezette strategie voor actief ouder worden ontwikkelen om oudere werknemers langer aan het werk te houden, door aanpassing van de arbeidsomstandigheden; meer toegang tot opleiding en resolute afbouw van regelingen voor vroegtijdige uittreding;

de coördinatie van arbeidsbemiddelingsdiensten verbeteren om het aanbod van geïndividualiseerde diensten te verbeteren; effectieve trajecten naar werk en opleiding uitzetten voor werkloze jongeren en immigranten, met name vrouwen;

zorgen voor een degelijke evaluatie van de recente hervorming van het stelsel van werkloosheidsverzekering en ervoor zorgen dat het vergezeld gaat van passende eisen en effectief zoeken naar werk.

 

Meer en doelmatiger investeren in menselijk kapitaal en levenslang leren:

erop toezien dat de afspraken van de sociale partners betreffende beroepsopleiding en de wet inzake opleiding gedurende het gehele beroepsleven ertoe leiden dat een groter deel van de bevolking opleidingen volgt, met bijzonder aandacht voor laagopgeleiden en werknemers in kleine en middelgrote ondernemingen;

de aantallen vroegtijdige schoolverlaters terugdringen; bredere en gemakkelijkere toegang tot leerlingplaatsen mogelijk maken en aanmoedigen.

IERLAND

Ierland heeft sinds 1997 een indrukwekkende vooruitgang geboekt in termen van werkgelegenheid en productiviteit. De totale arbeidsparticipatie is gestegen van 56,1 % tot 65,3 %, terwijl de werkloosheid met bijna twee derde is gedaald, en de langdurige werkloosheid van 5,6 % tot 1,3 %. Het aandeel vrouwen in de werkende bevolking is verbeterd, maar er is nog steeds een aanzienlijk verschil tussen de arbeidsparticipatie van vrouwen en van mannen en een grote genderkloof inzake beloning. Tekorten aan arbeidskrachten blijven een probleem, dat evenwel verlicht wordt door toenemende immigratie. Een belangrijk element van het succes van Ierland is het vermogen om buitenlandse directe investeringen aan te trekken. Sociaal partnerschap, het belastingstelsel, een goede regelgeving en investering in menselijk kapitaal zijn andere belangrijke factoren.

Uit de beoordeling van de taakgroep Werkgelegenheid en de analyse in het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid van de uitvoering van de EU-richtsnoeren en de aanbevelingen van de Raad van 2003 blijkt dat Ierland onmiddellijke prioriteit dient te geven aan het volgende.

 

Meer mensen ertoe bewegen de arbeidsmarkt op te gaan en betaald werk tot een reële mogelijkheid voor iedereen maken:

de toegang tot actieve arbeidsmarktmaatregelen vergemakkelijken voor een groter deel van de werklozen en inactieven en de doeltreffendheid daarvan verzekeren;

het aanbod en de betaalbaarheid van kinderopvangfaciliteiten verbeteren en snel actie ondernemen om de oorzaken van de genderkloof inzake beloning aan te pakken.

 

Meer en doelmatiger investeren in menselijk kapitaal en levenslang leren:

een coherente strategie inzake levenslang leren uitvoeren, om vroegtijdig schoolverlaten te beperken en deelname aan opleidingen te verhogen, met name voor laagopgeleiden en oudere werknemers.

ITALIË

Ondanks de zwakke economische omstandigheden blijft de werkgelegenheidsgroei positief en bevestigt deze de verbeteringen sinds 1997. De arbeidsparticipatie blijft evenwel een van de laagste in de Europese Unie. De participatie van vrouwen en de arbeidsparticipatie van ouderen blijven ook bij de laagste in de EU-25. De werkloosheid is de afgelopen jaren gedaald, maar ligt nog steeds boven het EU-15-gemiddelde. Bij een werkloosheid van ongeveer 5 % in het centrum en het noorden, tegen 18 % in het zuiden, is het aanpakken van de regionale verschillen een prioriteit. Zwartwerk blijft een bijzonder omvangrijk verschijnsel, ook al is inmiddels de arbeidssituatie van 700 000 immigranten geregulariseerd. De algemene onderwijsniveaus en de deelname aan opleidingen blijven laag.

Uit de beoordeling van de taakgroep Werkgelegenheid en de analyse in het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid van de uitvoering van de EU-richtsnoeren en de aanbevelingen van de Raad van 2003 blijkt dat Italië onmiddellijke prioriteit dient te geven aan het volgende.

 

Verbetering van het aanpassingsvermogen van werknemers en ondernemingen:

nauwlettend de regelgevingshervormingen volgen die ten doel hebben de wanverhouding tussen arbeidsovereenkomsten voor bepaalde en die voor onbepaalde tijd te corrigeren en om de segmentatie van de arbeidsmarkt te verminderen; de hoogte, dekking en doelmatigheid van werkloosheidsverzekering verbeteren;

verdere verlagingen van de indirecte loonkosten nastreven, vooral voor de laagbetaalden, met inachtneming van de consolidatie van de begroting; meer inspanningen leveren om zwartwerk om te zetten in officiële werkgelegenheid door het wegnemen van negatieve belastingprikkels en het verbeteren van de controle op de naleving van de wet;

de sociale partners aanmoedigen tot een herziening van de systemen voor loononderhandelingen, om rekening te houden met regionale arbeidsmarktverschillen (zie GREB nr. 5).

 

Meer mensen ertoe bewegen de arbeidsmarkt op te gaan en betaald werk tot een reële mogelijkheid voor iedereen maken:

samen met de regionale autoriteiten zorgdragen voor de ontwikkeling van effectieve arbeidsbemiddelingsdiensten in het hele land en partnerschappen tussen publieke en private operatoren tot stand brengen; de toegang tot doelmatige gepersonaliseerde diensten en de deelname aan actieve arbeidsmarktmaatregelen verbeteren, met name in het zuiden; bijzondere aandacht schenken aan de situatie van jongeren, kansarmen en laagopgeleiden; zonder verder uitstel een landelijk geautomatiseerd systeem voor arbeidsmarktgegevens in gebruik nemen;

de beschikbaarheid en betaalbaarheid van opvangfaciliteiten voor kinderen, vooral onder de drie jaar, en voor andere afhankelijke personen verbeteren, om de arbeidsparticipatie van vrouwen te bevorderen, mede door deeltijdwerk;

de uitgestippelde strategie inzake actief ouder worden ontwikkelen en erop toezien dat met de voorgenomen hervormingen passende prikkels worden ingevoerd om werknemers langer aan het werk te houden en vroegtijdige uittreding te ontmoedigen.

 

Meer en doelmatiger investeren in menselijk kapitaal en levenslang leren:

de recente hervormingen volgen om erop toe te zien dat deze het opleidingsniveau van de werkende bevolking verhogen, het aantal vroegtijdige schoolverlaters terugdringen en het tertiaire onderwijs beter op de behoeften van de arbeidsmarkt afstemmen, ten behoeve van een soepeler overgang naar de arbeidssituatie;

doeltreffende prikkels tot levenslang leren invoeren en samen met de sociale partners de deelname aan opleidingen verhogen, met name onder laaggeschoolden, onder andere door de effectieve ontwikkeling van interprofessionele fondsen.

LUXEMBURG

In Luxemburg ligt de arbeidsparticipatie dicht bij het EU-gemiddelde, maar nog onder het EU-doel. De werkloosheid blijft laag en het langdurigewerkloosheidscijfer is een van de laagste in de Europese Unie.

De economische boom van de late jaren negentig heeft echter niet in alle categorieën tot hogere arbeidsparticipatiecijfers geleid. Nieuwe banen werden vooral bezet door grensarbeiders en vrouwen, terwijl de arbeidsparticipatie van ouderen op een zeer laag niveau bleef. Deelname aan onderwijs en opleiding blijft onder het EU-15-gemiddelde.

Uit de beoordeling van de taakgroep Werkgelegenheid en de analyse in het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid van de uitvoering van de EU-richtsnoeren en de aanbevelingen van de Raad van 2003 blijkt dat Luxemburg onmiddellijke prioriteit dient te geven aan het volgende.

 

Verbetering van het aanpassingsvermogen van werknemers en ondernemingen:

de ontwikkeling van start-ups ondersteunen en commerciële opleidingen ondersteunen met het oog op het aanmoedigen van alternatieve bronnen van nieuwe werkgelegenheid.

 

Meer mensen ertoe bewegen de arbeidsmarkt op te gaan en betaald werk tot een reële mogelijkheid voor iedereen maken:

een breed opgezette strategie voor actief ouder worden ontwikkelen, met name in de particuliere sector, en recente initiatieven om werknemers langer aan het werk te houden, door resoluut regelingen voor vroegtijdige uittreding af te bouwen, ondersteunen;

op het werk gerichte oplossingen bevorderen voor mensen die onder de arbeidsongeschiktheidsregeling vallen maar in staat zijn om te werken;

dienstverlening verbeteren om het combineren van werk en privé-leven te vergemakkelijken, en vrouwen aanmoedigen om weer te gaan werken na langere perioden buiten de arbeidsmarkt; actie ondernemen om de oorzaken van de genderkloof inzake beloning aan te pakken.

 

Meer en doelmatiger investeren in menselijk kapitaal en levenslang leren:

effectieve uitvoering verzekeren van de kaderwet inzake voortgezette opleiding met het oog op het versterken van de prikkels tot levenslang leren en meer deelname aan opleiding, met name voor de laagopgeleiden;

het algemene systeem van levenslang leren herzien met het oog op meer samenhang tussen de onderwijs- en de opleidingsstelsels en het vroegtijdig van school gaan terugdringen.

NEDERLAND

De arbeidsparticipatiecijfers voor vrouwen en mannen liggen duidelijk boven de doelen van Lissabon, maar de arbeidsparticipatie van immigranten blijft laag. De arbeidsmarkt wordt gekenmerkt door een bijzonder groot aandeel deeltijdwerk (ongeveer 44 % van de werkenden) en een groot aantal mensen met arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. De arbeidsparticipatie van ouderen ligt boven het EU-gemiddelde maar nog ver onder het EU-doel. De werkloosheid is aanzienlijk gestegen sinds 2001, hoewel dit cijfer nog steeds een van de laagste in de Europese Unie is. In het najaar van 2003 hebben de regering en de sociale partners een akkoord ondertekend dat onder andere voorziet in een bevriezing van de loonontwikkeling in 2004 en 2005.

Uit de beoordeling van de taakgroep Werkgelegenheid en de analyse in het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid van de uitvoering van de EU-richtsnoeren en de aanbevelingen van de Raad van 2003 blijkt dat Nederland onmiddellijke prioriteit dient te geven aan het volgende.

 

Verbetering van het aanpassingsvermogen van werknemers en ondernemingen:

het „Najaarsakkoord” tussen de regering en de sociale partners uitvoeren en de loonontwikkelingen nauwlettend volgen overeenkomstig dit akkoord (zie GREB nr. 5).

 

Meer mensen ertoe bewegen de arbeidsmarkt op te gaan en betaald werk tot een reële mogelijkheid voor iedereen maken:

systematisch het arbeidsvermogen testen van mensen met arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en diegenen die in staat zijn om te werken helpen bij het zich voorbereiden op en het vinden van passend werk; speciale aandacht besteden aan groepen die oververtegenwoordigd zijn in de arbeidsongeschiktheidsregeling, zoals vrouwen onder de 40 jaar;

de preventieve aanpak voor volwassenen versterken; de doelmatigheid van en de toegang tot actieve maatregelen voor ontvangers van sociale uitkeringen en personen met het hoogste risico van inactiviteit verbeteren; de integratie van immigranten vergemakkelijken;

de afschaffing van regelingen voor vroegtijdige uittreding combineren met prikkels om werknemers langer aan het werk te houden en opleidingen te laten volgen, met name voor oudere werknemers die bepaalde vaardigheden ontberen;

de overgang van deeltijd- naar voltijdbanen vergemakkelijken; urgent actie ondernemen om de oorzaken van genderkloven inzake beloning aan te pakken; de betaalbaarheid van kinderopvang verbeteren.

 

Meer en doelmatiger investeren in menselijk kapitaal en levenslang leren:

actie ondernemen om het aantal vroegtijdige schoolverlaters terug te dringen; prikkels ter ontwikkeling van levenslang leren versterken en deelname aan opleidingen verhogen, met name voor laagopgeleiden en inactieven.

OOSTENRIJK

Oostenrijk heeft een hoge algemene arbeidsparticipatie bereikt en een relatief hoge arbeidsparticipatie voor vrouwen, overeenkomstig de doelstellingen van Lissabon. Het werkloosheidscijfer is een van de laagste in de Europese Unie. Het sociale partnerschap speelt een belangrijke rol met betrekking tot het moderniseren van de organisatie van werk, het verbeteren van de arbeidswetgeving en het bewerkstelligen van bevredigende loonontwikkelingen. De arbeidsparticipatie van ouderen is echter bijzonder laag. De werkgelegenheidsgroei is vertraagd en de werkloosheid begint toe te nemen. De deelname van volwassenen aan onderwijs en opleiding ligt onder het EU-gemiddelde. De genderkloof blijft een van de grootste in de Europese Unie.

Uit de beoordeling van de taakgroep Werkgelegenheid en de analyse in het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid van de uitvoering van de EU-richtsnoeren en de aanbevelingen van de Raad van 2003 blijkt dat Oostenrijk onmiddellijke prioriteit dient te geven aan het volgende.

 

Verbetering van het aanpassingsvermogen van werknemers en ondernemingen:

hervormingen van de wetgeving inzake vergoedingen bij ontslag volgen en indien noodzakelijk aanvullen, evenals de voortgang van de geplande implementatie van het recht op werkloosheidsuitkeringen voor zelfstandigen, teneinde de beroepsmobiliteit te bevorderen.

 

Meer mensen ertoe bewegen de arbeidsmarkt op te gaan en betaald werk tot een reële mogelijkheid voor iedereen maken:

een breed opgezette strategie voor actief ouder worden ontwikkelen, inclusief de afschaffing van regelingen voor vroegtijdige uittreding en meer prikkels om oudere werknemers langer aan het werk te houden, met name oudere vrouwen; het effect van de herziening van het pensioenstelsel op de feitelijke leeftijd van uittreding en de vooruitgang op weg naar de nationale doelstellingen controleren;

actie ondernemen om de oorzaken van de genderkloof inzake beloning aan te pakken; de beschikbaarheid en betaalbaarheid van kinderopvangfaciliteiten verbeteren en het effect van de huidige uitkeringsregeling voor kinderopvang op het niveau en de kwaliteit van de werkgelegenheid voor vrouwen evalueren.

 

Meer en doelmatiger investeren in menselijk kapitaal en levenslang leren:

de prikkels ter stimulering van de deelname aan opleiding herzien, met name voor laagopgeleiden en immigranten.

PORTUGAL

Portugal heeft de doelstelling van Lissabon inzake algemene werkgelegenheid bijna verwezenlijkt en de werkgelegenheidsstreefcijfers voor vrouwen en ouderen zijn zelfs licht overtroffen. De recente vertraging van de economie heeft geleid tot een toename van de werkloosheid, hoewel die relatief laag blijft in vergelijking met de rest van de Europese Unie. De productiviteitsniveaus, de algemene opleidingsniveaus en de toegang tot opleiding blijven bijzonder laag. Bovendien heeft een aanzienlijk deel van de werknemers (meer dan 20 %) een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. In de laatste jaren heeft de toegenomen immigratie bijgedragen tot het aanbod van arbeid.

Uit de beoordeling van de taakgroep Werkgelegenheid en de analyse in het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid van de uitvoering van de EU-richtsnoeren en de aanbevelingen van de Raad van 2003 blijkt dat Portugal onmiddellijke prioriteit dient te geven aan het volgende.

 

Verbetering van het aanpassingsvermogen van werknemers en ondernemingen:

modernisering van de organisatie van het werk bevorderen om de productiviteit en de kwaliteit van het werk te verhogen;

voortbouwend op de nieuwe arbeidswet, vaste arbeidsovereenkomsten aantrekkelijker maken voor zowel werkgevers als werknemers en de segmentering van de arbeidsmarkt tegengaan;

een effectiever systeem voor het anticiperen op en beheren van herstructureringen ontwikkelen.

 

Meer mensen ertoe bewegen de arbeidsmarkt op te gaan en betaald werk tot een reële mogelijkheid voor iedereen maken:

de actieve arbeidsmarktmaatregelen voor werklozen en inactieven versterken en de doelmatigheid daarvan verzekeren; de inspanningen om immigranten te integreren opvoeren;

actie ondernemen om de oorzaken van de genderkloof inzake beloning in de particuliere sector aan te pakken en de beschikbaarheid en betaalbaarheid van opvangfaciliteiten voor kinderen en andere afhankelijke personen verbeteren;

een breed opgezette strategie voor actief ouder worden ontwikkelen, inclusief het afschaffen van prikkels die vroegtijdige uittreding bevorderen, het verbeteren van de toegang tot opleiding en het bieden van passende werkomgevingen.

 

Meer en doelmatiger investeren in menselijk kapitaal en levenslang leren:

verzekeren dat de nationale strategie voor levenslang leren inderdaad leidt tot het verhogen van het opleidingsniveau van de gehele werkende bevolking, door de prikkels tot levenslang leren te versterken en de deelname aan opleidingen te verhogen, met name voor de laagopgeleiden;

het vroegtijdig van school gaan tegengaan en het tertiaire onderwijs beter aanpassen aan de eisen van de arbeidsmarkt.

FINLAND

Finland is dicht bij het algemene arbeidsparticipatiedoel en overtreft het arbeidsparticipatiedoel voor vrouwen. Het heeft een aanzienlijke toename van de deelname van ouderen bereikt in de afgelopen tien jaar en komt dicht bij het EU-doel voor ouderen. De werkloosheid ligt boven het EU-gemiddelde en is bijzonder hoog onder jongeren.

Uit de beoordeling van de taakgroep Werkgelegenheid en de analyse in het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid van de uitvoering van de EU-richtsnoeren en de aanbevelingen van de Raad van 2003 blijkt dat Finland onmiddellijke prioriteit dient te geven aan het volgende.

 

Verbetering van het aanpassingsvermogen van werknemers en ondernemingen:

de indirecte loonkosten voor laagbetaalden reduceren, met inachtneming van de gezondheid van de overheidsfinanciën.

 

Meer mensen ertoe bewegen de arbeidsmarkt op te gaan en betaald werk tot een reële mogelijkheid voor iedereen maken:

het effect van recente hervormingen van actief arbeidsmarktbeleid op de structurele werkloosheid en de regionale verschillen nagaan; speciale maatregelen nemen om de activering en integratie van kansarme jongeren, mensen met een handicap en immigranten te vergemakkelijken;

de belasting- en uitkeringsstelsels verder hervormen om werkloosheidsvallen te verwijderen;

voortbouwen op de nationale strategie voor actief ouder worden door arbeidsomstandigheden, prikkels en het aanbod van opleidingen voor laagopgeleiden en ouderen te verbeteren.

 

Meer en doelmatiger investeren in menselijk kapitaal en levenslang leren:

actie ondernemen om vroegtijdige schoolverlating terug te dringen en laagopgeleiden meer opleidingsmogelijkheden bieden.

ZWEDEN

Zweden overtreft alle EU-werkgelegenheidsdoelstellingen, met inbegrip van die voor vrouwen en voor ouderen. Het algemene werkloosheidscijfer bedraagt ongeveer 5 %. Er dient op gelet te worden dat er geen arbeidstekorten ontstaan. Gezien de vergrijzing van de bevolking zal het arbeidsaanbod op peil gehouden moeten worden door potentiële bronnen van arbeid aan te boren onder immigranten, jongeren en langdurig zieken en door de prikkels om te gaan werken te verbeteren.

Uit de beoordeling van de taakgroep Werkgelegenheid en de analyse in het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid van de uitvoering van de EU-richtsnoeren en de aanbevelingen van de Raad van 2003 blijkt dat Zweden onmiddellijke prioriteit dient te geven aan het volgende.

 

Verbetering van het aanpassingsvermogen van werknemers en ondernemingen:

de ontwikkeling van KMO’s vergemakkelijken, met name door administratieve lasten te verlichten.

 

Meer mensen ertoe bewegen de arbeidsmarkt op te gaan en betaald werk tot een reële mogelijkheid voor iedereen maken:

iets doen aan het toenemende aantal mensen met langdurig ziekteverlof door op het werk gerichte oplossingen voor te stellen en de arbeidsomstandigheden te verbeteren;

de nog bestaande werkloosheids- en inactiviteitsvallen elimineren;

de resultaten van acties om immigranten in de werkende bevolking te integreren nauwlettend volgen.

 

Meer en doelmatiger investeren in menselijk kapitaal en levenslang leren:

de aantallen vroegtijdige schoolverlaters terugdringen en de toegang tot opleidingen verbeteren voor laagopgeleiden en inactieven; knelpunten in het arbeidsaanbod en tekorten aan bepaalde vaardigheden in laag- en gemiddeldgeschoolde sectoren aanpakken.

VERENIGD KONINKRIJK

Het Verenigd Koninkrijk overtreft alle arbeidsparticipatiedoelen, inclusief die voor vrouwen en ouderen. Ondanks de vertraging van de wereldeconomie zijn de arbeidsparticipatiecijfers vrij stabiel gebleven en de werkloosheidsniveaus liggen duidelijk beneden de EU-gemiddelden. In bepaalde gemeenschappen en onder bepaalde groepen blijven echter concentraties van economische inactiviteit, en in mindere mate ook werkloosheid, bestaan. De productiviteitsniveaus, vooral uitgedrukt in productie per uur, blijven relatief laag. Dit is gedeeltelijk te wijten aan het feit dat relatief veel werknemers laaggeschoold zijn; ook ontbreken vaak basisvaardigheden. De genderkloof inzake beloning blijft een van de breedste in de Europese Unie.

Uit de beoordeling van de taakgroep Werkgelegenheid en de analyse in het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid van de uitvoering van de EU-richtsnoeren en de aanbevelingen van de Raad van 2003 blijkt dat het Verenigd Koninkrijk onmiddellijke prioriteit dient te geven aan het volgende.

 

Het aanpassingsvermogen van werkenden en ondernemingen verbeteren:

erop toezien dat de loonontwikkelingen niet sneller verlopen dan de ontwikkeling van de productiviteit (zie GREB nr. 3).

 

Meer mensen ertoe bewegen de arbeidsmarkt op te gaan en betaald werk tot een reële mogelijkheid voor iedereen maken:

verzekeren dat actief arbeidsmarktbeleid en uitkeringsstelsels verhinderen dat vaardigheden verloren gaan en kwaliteit van werk bevorderen door de prikkels om te gaan werken te verbeteren en de duurzame integratie en ontwikkeling op de arbeidsmarkt van inactieven en werklozen te ondersteunen; oplossingen zoeken voor het toenemende aantal mensen dat aanspraak maakt op ziekte- of arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en bijzondere aandacht besteden aan alleenstaande ouders en mensen in achterstandsgebieden;

de toegang tot en de betaalbaarheid van kinderopvang en opvang voor andere afhankelijke personen verbeteren, de toegang tot opleidingen verbeteren voor laagbetaalde vrouwen met deeltijdbanen en urgent actie ondernemen om de oorzaken van de genderkloof inzake beloning aan te pakken.

 

Meer en doelmatiger investeren in menselijk kapitaal en levenslang leren:

nationale en regionale strategieën inzake vaardigheden uitvoeren om sterkere prikkels voor levenslang leren te bieden en daardoor de productiviteit en de kwaliteit van werk te verhogen; bijzondere nadruk leggen op taal- en rekenvaardigheden van de werkenden, de succesvolle deelname van jongeren van 16-19 jaar en laagopgeleide volwassenen, met name bij laagbetaald werk.

PRIORITEITEN VOOR DE NIEUWE LIDSTATEN

CYPRUS

De arbeidsparticipatie op Cyprus ligt duidelijk boven het EU-15-gemiddelde en de werkloosheid is laag. Het aandeel buitenlandse werknemers die vaak op tijdelijke basis tewerkgesteld worden, is in de loop van de jaren aanzienlijk toegenomen als gevolg van de behoeften van de arbeidsmarkt.

 

Verbetering van het aanpassingsvermogen van werknemers en ondernemingen:

een bijzondere uitdaging voor Cyprus is het verbeteren van het innovatieve vermogen en het diversifiëren van de dienstensector.

 

Meer mensen ertoe bewegen de arbeidsmarkt op te gaan en betaald werk tot een reële mogelijkheid voor iedereen maken:

hoewel de participatie van vrouwen boven het EU-gemiddelde ligt, kan er meer gedaan worden om de genderkloven te verkleinen. De nodige maatregelen zijn onder andere verbetering van opvangfaciliteiten, verhoging van de deelname van vrouwen aan opleidingen en vergroting van de aantrekkelijkheid van deeltijdwerk;

buitenlandse werknemers die tijdelijk op Cyprus verblijven, vormen een aanzienlijk deel van de werkende bevolking. Het kan daarom zinvol zijn het beleid met betrekking tot buitenlandse werknemers te herzien, zowel in termen van hun bijdrage aan de arbeidsmarktflexibiliteit als ten aanzien van rechten en mogelijkheden voor gastarbeiders;

de preventieve en actieve arbeidsmarktmaatregelen dienen versterkt te worden om aan individuele behoeften te beantwoorden en een groter deel van de werklozen, mensen met een handicap, oudere werkzoekenden en vrouwen te bestrijken. Het versterken en moderniseren van de openbare arbeidsbemiddelingsdiensten is eveneens een prioriteit.

 

Meer en doelmatiger investeren in menselijk kapitaal en levenslang leren:

Cyprus dient, voortbouwend op de reorganisatie van het onderwijs die sinds 2000 gaande is, een brede nationale strategie voor levenslang leren te ontwikkelen, die bijdraagt tot beperking van de aantallen voortijdige schoolverlaters, het verbeteren van de aansluiting tussen initieel onderwijs en bij- en nascholing, en het verhogen van de deelname aan opleidingen.

TSJECHISCHE REPUBLIEK

De arbeidsparticipatie in de Tsjechische Republiek ligt licht boven het EU-15-gemiddelde. De werkloosheid ligt rond het EU-15-gemiddelde maar is sinds het midden van de jaren negentig langzaam gestegen. De arbeidsparticipatie van ouderen ligt dicht bij het EU-gemiddelde maar is toch laag, vooral onder vrouwen, gezien de lage wettelijke pensioenleeftijd. Er zijn aanzienlijke regionale verschillen.

 

Verbetering van het aanpassingsvermogen van werknemers en ondernemingen:

bij het voortzetten van haar strategie voor economische en werkgelegenheidsgroei dient de Tsjechische Republiek erop te letten dat de loonontwikkeling niet vooruit loopt op de ontwikkeling van de productiviteit;

de betrekkelijk hoge belasting op inkomen uit arbeid en indirecte loonkosten belemmeren het creëren van banen en prijzen laagopgeleiden de arbeidsmarkt uit, waardoor zij in uitkeringen en/of zwartwerk terechtkomen. Een coherente hervorming van de belasting- en uitkeringsstelsels zou het gebruikmaken van uitkeringen verder moeten ontmoedigen en zou moeten verzekeren dat werk lonend is.

 

Meer mensen ertoe bewegen de arbeidsmarkt op te gaan en betaald werk tot een reële mogelijkheid voor iedereen maken:

de arbeidsdeelname van vrouwen en ouderen ligt weliswaar boven het EU-gemiddelde, maar er moet toch een prioriteit van worden gemaakt om deze te verhogen. Het invoeren van sterkere prikkels voor deeltijdwerk kan in dat verband een belangrijke bijdrage leveren;

meer inspanning is noodzakelijk om de meest kwetsbare groepen in de arbeidsmarkt te integreren. Dit geldt vooral voor de regio's buiten Praag en voor de Roma-bevolkingsgroep. Dit vereist preventieve en actieve arbeidsmarktmaatregelen, in combinatie met antidiscriminatiemaatregelen, een sterke nadruk op onderwijs en opleiding, steun voor ondernemerschap en het creëren van banen. Het moderniseren van de openbare arbeidsbemiddelingsdiensten dient als prioriteit te worden beschouwd.

 

Meer en doelmatiger investeren in menselijk kapitaal en levenslang leren:

voortbouwen op de nieuwe strategie voor de ontwikkeling van de menselijke hulpbronnen en het verhogen van de deelname aan tertiair onderwijs en aan opleiding, zowel in het algemeen als voor laagopgeleiden, lijken cruciaal voor aanhoudende banengroei en ter ondersteuning van beroeps- en geografische mobiliteit.

ESTLAND

De arbeidsparticipatie in Estland ligt iets onder het EU-15-gemiddelde. De werkloosheid is in de laatste jaren afgenomen maar blijft hoger dan het EU-gemiddelde. Bovendien is het aandeel langdurig werklozen hoog. Estland zal naar verwachting bijzonder grote problemen krijgen met de terugloop van de bevolking in de werkende leeftijd als gevolg van demografische ontwikkelingen.

 

Verbetering van het aanpassingsvermogen van werknemers en ondernemingen:

het verkleinen van de belastingwig op arbeid, vooral bij de lagerbetaalden, en het bevorderen van diversiteit inzake arbeidsovereenkomsten en werktijd zou kunnen helpen meer banen te creëren. Dit dient gepaard te gaan met inspanningen om het belastingstelsel te hervormen en zwartwerk om te zetten in reguliere werkgelegenheid. Het is ook belangrijk dat de loonontwikkeling niet vooruit loopt op de ontwikkeling van de productiviteit.

 

Meer mensen ertoe bewegen de arbeidsmarkt op te gaan en betaald werk tot een reële mogelijkheid voor iedereen maken:

in het licht van de snelle afname van de bevolking in de werkende leeftijd zou Estland moeten trachten het inactiviteitsniveau te reduceren en meer mensen ertoe te bewegen zich op de arbeidsmarkt te begeven. Het verder verhogen van de arbeidsdeelname van vrouwen, ouderen en laagopgeleiden blijft essentieel voor Estland;

ter aanvulling van de nieuwe werkloosheidsverzekeringswet zouden de actieve arbeidsmarktmaatregelen versterkt moeten worden, om het actief naar werk zoeken te ondersteunen, werklozen meer toegang tot opleidingen te bieden en te verzekeren dat de arbeidsmarkt meer gericht wordt op integratie. Ook zouden de openbare arbeidsbemiddelingsdiensten over meer middelen moeten kunnen beschikken. Kansarmen, zoals langdurig werklozen, jongeren, mensen met een handicap en oudere werkzoekenden, verdienen speciale aandacht. Lid zijn van een etnische minderheid en gebrekkige kennis van de officiële landstaal zijn bijzondere risicofactoren.

 

Meer en doelmatiger investeren in menselijk kapitaal en levenslang leren:

gezien het risico dat vraag en aanbod niet meer op elkaar zullen aansluiten, dient Estland aangemoedigd te worden om de toegang tot opleidingen te verbeteren voor alle werknemers, met name voor de laagopgeleiden. Het terugdringen van vroegtijdig schoolverlaten en het waarborgen van de kwaliteit van onderwijs en opleiding is een bijzondere uitdaging. Het opbouwen van een systeem van levenslang leren dient hoog op de agenda te staan.

HONGARIJE

De arbeidsparticipatie in Hongarije is laag, vooral onder laagopgeleiden, kansarmen, vrouwen en ouderen. Toch blijft de werkloosheid duidelijk onder het EU-15-gemiddelde. Dit is te verklaren door een laag participatiecijfer, d.w.z. een omvangrijke inactieve populatie in de werkende leeftijd. Er zijn grote verschillen tussen de arbeidsmarkten in de centrale en westelijke regio's, waar de „moderne economie” geconcentreerd is, en de rest van het land. De regionale en de sectorale mobiliteit zijn laag en tekorten aan bepaalde vaardigheden weerspiegelen zowel een gebrek aan geschoolde arbeidskrachten als de onvoldoende respons van het onderwijs- en het opleidingsstelsel op de behoeften van de arbeidsmarkt.

 

Verbetering van het aanpassingsvermogen van werknemers en ondernemingen:

de belastingwig op arbeid blijft hoog en vormt een obstakel voor banengroei en waarschijnlijk een factor die zwartwerk bevordert. Bovendien zijn, gezien de vertraging van de economische groei, verdere inspanningen vereist om in samenwerking met de sociale partners te zorgen voor meer werkgelegenheidsvriendelijke loonontwikkelingen. Deze worden aangedreven door het meer concurrerende deel van de economie en leiden daarom niet noodzakelijkerwijs tot versterking van het vermogen van de zwakkere delen om werkgelegenheid te creëren.

 

Meer mensen ertoe bewegen de arbeidsmarkt op te gaan en betaald werk tot een reële mogelijkheid voor iedereen maken:

de gezondheidssituatie van de werkenden geeft reden tot bezorgdheid en kan ten dele de lage activiteitsgraad verklaren. Er is dan ook behoefte aan een beleid om betere arbeidsomstandigheden te bevorderen en de preventieve en curatieve gezondheidszorg te verbeteren. Hervormingen van de sociale uitkeringen, inclusief de uitkeringen bij ziekte, moeten worden voortgezet met het doel om werk lonend te maken en zwartwerk terug te dringen;

dit dient gepaard te gaan met ontwikkeling van meer flexibele en gezinsvriendelijke werkregelingen, met inbegrip van attractievere deeltijdbanen, met name voor vrouwen en oudere werknemers. Het versterken van de preventieve en actieve arbeidsmarktmaatregelen voor werklozen en inactieven is eveneens noodzakelijk, met name in de minst bevoorrechte regio's. Daartoe zijn moderne openbare arbeidsbemiddelingsdiensten nodig, om beroeps- en geografische mobiliteit te ondersteunen. Er zijn meer inspanningen nodig, in aansluiting op de integratiestrategie, om de kansen van de Roma op de arbeidsmarkt te verbeteren.

 

Meer en doelmatiger investeren in menselijk kapitaal en levenslang leren:

de inspanningen om strategieën inzake levenslang leren te ontwikkelen, moeten worden voortgezet en dienen ook maatregelen te omvatten ter beperking van de aantallen voortijdige schoolverlaters, ter bevordering van gelijke toegang tot universitair onderwijs en ter verbreding van de toegang tot opleidingen, met name voor laagopgeleiden en kansarmen. Het is belangrijk het onderwijsstelsel efficiënter te maken en het flexibeler te maken om het beter te laten aansluiten op de vaardigheden waaraan de arbeidsmarkt behoefte heeft.

LITOUWEN

De arbeidsparticipatie in Litouwen is recentelijk licht gestegen maar blijft duidelijk onder het EU-15-gemiddelde. Het werkloosheidscijfer is aanzienlijk gedaald maar ligt nog duidelijk boven het EU-gemiddelde.

 

Verbetering van het aanpassingsvermogen van werknemers en ondernemingen:

het nog steeds relatief geringe aandeel van de dienstensector in de werkgelegenheid is een probleem. Hoewel er al iets gedaan is aan verlichting van de belastingdruk, is er nog steeds een grote belastingwig voor de laagbetaalden, hetgeen het creëren van nieuwe banen belemmert. De sociale partners hebben een bijzondere rol te vervullen bij het anticiperen op en begeleiden van herstructurering.

 

Meer mensen ertoe bewegen de arbeidsmarkt op te gaan en betaald werk tot een reële mogelijkheid voor iedereen maken:

er moet worden voortgebouwd op de hervorming van de socialebijstandsregeling en verdere inspanningen om werk lonend te maken en het lijkt van belang om het actieve arbeidsmarktbeleid te versterken om werklozen en inactieven te helpen om weer aan het werk te gaan. Meer toegang tot opleidingen, ondersteuning bij het zoeken van werk, beroepsmobiliteit en de modernisering van de openbare arbeidsbemiddelingsdiensten zijn centrale prioriteiten.

Hoewel de arbeidsparticipatie van vrouwen en ouderen relatief hoog is, vergeleken met het EU-gemiddelde, zou het verwijderen van obstakels voor deeltijdwerk deze niveaus nog verder kunnen verhogen.

 

Meer en doelmatiger investeren in menselijk kapitaal en levenslang leren:

er zijn serieuze inspanningen nodig om het levenslang leren te ontwikkelen, en met name om het onderwijsstelsel verder te moderniseren, de aantallen voortijdige schoolverlaters terug te dringen en de deelname aan opleidingen op te voeren, met name voor de laagopgeleiden. De deelname van werkgevers aan opleidingsactiviteiten, met inbegrip van hun bijdrage aan de voortgezette beroepsopleiding van werknemers, is laag.

LETLAND

Aangedreven door sterke economische groei is de werkgelegenheid in Letland aanzienlijk gestegen in de afgelopen twee jaar. De totale arbeidsparticipatie blijft echter onder het EU-15-gemiddelde. De werkloosheid blijft boven het EU-15-gemiddelde, met sterke regionale verschillen. Tegelijkertijd heersen er in Riga tekorten aan arbeidskrachten en aan bepaalde vaardigheden.

 

Verbetering van het aanpassingsvermogen van werknemers en ondernemingen:

om het creëren van nieuwe banen te bevorderen, moet de ontwikkeling van de dienstensector worden ondersteund, met name in kansarme regio's, en moet zwartwerk worden aangepakt. Door de omvang van het zwartwerk zijn de socialezekerheidsbijdragen lager en dat leidt tot een hoge belastingdruk op arbeid.

 

Meer mensen ertoe bewegen de arbeidsmarkt op te gaan en betaald werk tot een reële mogelijkheid voor iedereen maken:

het minimumloon dient voldoende aantrekkelijk te zijn, in combinatie met de werking van het belasting- en het uitkeringsstelsel, om mensen ertoe te bewegen een baan in de officiële economie aan te nemen. Bijzondere aandacht dient te worden besteed aan het aanmoedigen van vrouwen om te blijven werken;

dit vereist ook meer inspanningen om actief en preventief beleid voor de werklozen te ontwikkelen, met name maatregelen ter ondersteuning van het zoeken van werk, ondernemerschap, geografische mobiliteit en betere toegang tot opleidingen. De modernisering van de openbare arbeidsbemiddelingsdiensten dient als een prioriteit te worden beschouwd. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan het verzekeren van een meer open en op integratie gerichte arbeidsmarkt voor jongeren en laagopgeleiden. Lid zijn van een etnische minderheid en gebrekkige kennis van de officiële landstaal zijn bijzondere risicofactoren.

 

Meer en doelmatiger investeren in menselijk kapitaal en levenslang leren:

een moeilijk op te lossen probleem wordt gevormd door het gebrek aan bepaalde vaardigheden en het feit dat bepaalde vaardigheden niet aansluiten op de vraag. Meer inspanning is nodig om de toegang tot het onderwijs te verbeteren, het aantal voortijdige schoolverlaters terug te dringen en de toegang tot opleidingen te verbeteren, met name voor laagopgeleiden. Dit dient een onderdeel te zijn van een algemene strategie om levenslang leren te ontwikkelen.

MALTA

De arbeidsparticipatie in Malta is bijzonder laag in vergelijking met het EU-15-gemiddelde. De arbeidsparticipatie van ouderen is bijzonder laag. De arbeidsparticipatie van vrouwen is de laagste in de EU-25: slechts een derde van de vrouwen in de werkende leeftijd heeft betaald werk. De werkloosheid is in de afgelopen twee jaar licht toegenomen maar blijft onder het EU-15-gemiddelde.

 

Verbetering van het aanpassingsvermogen van werknemers en ondernemingen:

belangrijke uitdagingen voor Malta zijn het opstarten van het privatiseringsprogramma en het opnieuw inzetten van werknemers waar zij nodig zijn, en het geleidelijk reduceren van administratieve kosten en de belastingdruk op arbeid. In dit verband is het belangrijk voort te bouwen op de bepalingen van de herziene Business Promotion Act (Wet ter stimulering van het bedrijfsleven) en het effect daarvan te bestuderen.

 

Meer mensen ertoe bewegen de arbeidsmarkt op te gaan en betaald werk tot een reële mogelijkheid voor iedereen maken:

de voornaamste uitdaging voor Malta is het verruimen van het aanbod aan arbeidskrachten door de arbeidsparticipatie van vrouwen te verhogen. Voortbouwend op de herziene Conditions of Employment Regulations Act (Wet arbeidsvoorwaarden) dient verdere actie ondernomen te worden om de participatie van vrouwen in de officiële economie te verhogen. Meer kinderopvangfaciliteiten zouden daartoe een belangrijke bijdrage leveren;

een hervorming van het belasting- en het uitkeringsstelsel moet eveneens als topprioriteit worden beschouwd, op basis van de erkenning dat het verschil tussen het minimumloon en uitkeringen te gering is om een toereikende prikkel om te gaan werken te bieden. Een dergelijke hervorming zou ook helpen om zwartwerk om te zetten in reguliere werkgelegenheid.

 

Meer en doelmatiger investeren in menselijk kapitaal en levenslang leren:

lage opleidingsniveaus onder de werknemers en niet op de vraag van de arbeidsmarkt afgestemde vaardigheden zijn reden tot bezorgdheid. De hoge aantallen vroegtijdige schoolverlaters, analfabeten en laagopgeleiden zijn bijzonder zorgwekkend. Topprioriteiten zijn dan ook het verhogen van het algemene onderwijsniveau, het terugdringen van de aantallen drop-outs en het opvoeren van de deelname aan opleidingen, met name onder laagopgeleiden. Inspanningen om de sociale partners bij de ontwikkeling van een meer systematische benadering van onderwijs en opleiding te betrekken, dienen te worden voortgezet.

POLEN

De arbeidsparticipatie in Polen is een van de laagste in de EU-25. De situatie op de arbeidsmarkt is in de afgelopen vier jaar verslechterd. De arbeidsparticipatiecijfers van vrouwen, ouderen, jongeren en laagopgeleiden zijn bijzonder laag. Met ongeveer 20 % is het werkloosheidscijfer hoger dan ooit sinds het begin van de economische hervormingen en het hoogste in de EU-25.

 

Verbetering van het aanpassingsvermogen van werknemers en ondernemingen:

acties ter bevordering van een meer werkgelegenheidsvriendelijke omgeving en maatregelen ter ondersteuning van ondernemerschap zijn van bijzonder belang, vooral in de context van herstructureringen;

voortbouwend op recente maatregelen om de arbeidskosten voor laagopgeleiden en jongeren te reduceren, dient ook het belasting- en het uitkeringsstelsel herzien te worden om iets te doen aan de grote belastingwig op arbeid, in het kader van een brede benadering, en met name aan de onderkant van de schaal. Dat zou ook het zwartwerk helpen terugdringen;

de sociale partners vervullen een cruciale rol, niet alleen voor de instandhouding van werkgelegenheidsvriendelijke loonontwikkelingen, maar ook voor het actief bevorderen van verandering op het niveau van ondernemingen en het vergemakkelijken van beroepsmobiliteit.

 

Meer mensen ertoe bewegen de arbeidsmarkt op te gaan en betaald werk tot een reële mogelijkheid voor iedereen maken:

als onderdeel van het streven naar effectieve partnerschappen voor werkgelegenheid op plaatselijk niveau en om een actief arbeidsmarktbeleid te ontwikkelen, zou Polen de oprichting van de nieuwe openbare arbeidsbemiddelingsdiensten moeten versnellen; deze diensten moeten over voldoende middelen qua financiering, personeel, opleiding en uitrusting kunnen beschikken;

het is eveneens belangrijk dat de hervorming van de verschillende uitkeringsstelsels, met inbegrip van uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid en sociale bijstand, voortgezet wordt met bijzondere nadruk op het bevorderen van actief werk zoeken en herintegratie. Kansarme jongeren verdienen bijzondere aandacht.

 

Het wegnemen van obstakels voor deeltijdwerk zou eveneens bijdragen tot instandhouding van werkgelegenheid voor vrouwen en ouderen:

meer en doelmatiger investeren in menselijk kapitaal en levenslang leren. Voortbouwend op inspanningen om een coherente strategie voor levenslang leren te ontwikkelen, zal erop gelet moeten worden dat het onderwijs- en opleidingsstelsel nieuwkomers op de arbeidsmarkt de vaardigheden verschaft waaraan een door structurele verandering gekenmerkte arbeidsmarkt behoefte heeft. Bijzondere aandacht zal moeten worden besteed aan het verzekeren van gelijke toegang tot onderwijs en aan het verbeteren van de efficiëntie en de kwaliteit van het onderwijs. Sterkere prikkels om in opleiding te investeren en om de toegang tot opleiding te vergemakkelijken, evenals de inzet van de sociale partners, zijn essentiële voorwaarden voor de ontwikkeling van de strategie voor levenslang leren.

SLOVENIË

De arbeidsparticipatie in Slovenië ligt iets onder het EU-15-gemiddelde, maar is bijzonder laag onder ouderen. Het totale werkloosheidscijfer ligt duidelijk onder het EU-gemiddelde.

 

Verbetering van het aanpassingsvermogen van werknemers en ondernemingen:

de interactie tussen het minimumloon en de verschillende componenten van de belastingdruk op arbeid moet geëvalueerd worden met het oog op verhoging van het aantal actieven en terugdringing van zwartwerk. Het is van belang dat de inspanningen ter bevordering van flexibele vormen van werk worden voortgezet, met inachtneming van een passend evenwicht tussen flexibiliteit en zekerheid.

 

Meer mensen ertoe bewegen de arbeidsmarkt op te gaan en betaald werk tot een reële mogelijkheid voor iedereen maken:

het verhogen van de arbeidsparticipatie van mensen boven de 55 is een duidelijke prioriteit voor Slovenië. Verdere stappen dienen onder andere te omvatten: beperking van het gebruik van regelingen voor vroegtijdige uittreding, het verzekeren van consistentie tussen de hervormingen van het belasting- en het uitkeringsstelsel (bijvoorbeeld maatregelen om zwartwerk terug te dringen en de pensioenregelingen te hervormen) om flexibele vormen van werk en toegang tot opleidingen voor oudere werknemers te bevorderen;

om werk lonend te maken, dienen de interacties tussen werkloosheid, sociale uitkeringen en het minimumloon opnieuw bekeken te worden, om de prikkels om een baan in de officiële economie aan te nemen, te versterken. De openbare arbeidsbemiddelingsdienst heeft een compleet managementmodel ontwikkeld bij de uitvoering van de preventieve aanpak, maar ook de opleiding van het personeel zou moeten worden verbeterd, opdat zij efficiënt met de moeilijkst bemiddelbare cliënten kunnen omgaan. De banden tussen particuliere en openbare arbeidsbemiddelingsdiensten zouden versterkt moeten worden.

 

Meer en doelmatiger investeren in menselijk kapitaal en levenslang leren:

voortbouwend op recente vooruitgang en initiatieven om stelsels voor levenslang leren te ontwikkelen, zou ook het aandeel van de volwassen bevolking dat deelneemt aan verder onderwijs en opleidingen verhoogd kunnen worden. Voldoende middelen en prikkels voor werknemers en werkgevers om in opleiding te investeren, alsmede een duidelijke afbakening van de rollen van alle betrokkenen, zijn noodzakelijk. Het terugdringen van het aantal voortijdige schoolverlaters is kennelijk een belangrijk probleem.

SLOWAKIJE

De algemene arbeidsparticipatie in Slowakije blijft laag in vergelijking met het EU-15-gemiddelde. De werkloosheid, hoewel dalend, is nog steeds zeer hoog, met een hoog percentage langdurig werklozen. De arbeidsparticipatie van vrouwen is laag en de arbeidsparticipatie van jongeren, laagopgeleiden en ouderen (met name vrouwen) is bijzonder laag. Er zijn aanzienlijke regionale verschillen.

 

Verbetering van het aanpassingsvermogen van werknemers en ondernemingen:

de aanzienlijke belastingwig, die hoofdzakelijk bestaat uit sociale bijdragen, moet verder worden verkleind. De sociale partners moeten worden aangemoedigd om meer diversiteit inzake arbeidsovereenkomsten en werktijden te bevorderen (bijvoorbeeld door obstakels voor deeltijdwerk weg te nemen) om meer mogelijkheden voor nieuwe banen te creëren en de beroepsmobiliteit te bevorderen.

 

Meer mensen ertoe bewegen de arbeidsmarkt op te gaan en betaald werk tot een reële mogelijkheid voor iedereen maken:

het is van belang effectief te blijven werken aan de verwijdering van de werkloosheids- en inactiviteitsvallen en zwartwerk in officiële banen om te zetten door voort te bouwen op de lopende hervormingen van het belasting- en het uitkeringsstelsel. De uitvoering en het effect van de hervormingen moeten naar behoren worden gecontroleerd;

naast inspanningen om werken lonend te maken, dient speciale aandacht te blijven uitgaan naar het verhogen van de arbeidsparticipatie van ouderen, met name door het uitvoeren van de arbeidswetgeving en van de hervorming van het pensioenstelsel, flexibeler vormen van werk en meer gebruik van deeltijdwerk. Dit zou ook kunnen bijdragen tot het verhogen van de arbeidsparticipatie van vrouwen;

de financiering van het actieve arbeidsmarktbeleid en het deel van de bevolking dat deelneemt aan actieve maatregelen waren op een laag niveau, maar vertonen nu een stijgende lijn. Het is van belang de arbeidsmarkt meer integratiegericht te maken en hervormingen door te voeren om de mensen te dwingen actief werk te zoeken. Dit vereist een modern actief arbeidsmarktbeleid, meer toegang tot opleiding voor werklozen en inactieven, en moderne openbare arbeidsbemiddelingsdiensten om een groter deel van de bevolking te kunnen bestrijken. Er moet nog meer aandacht worden besteed aan risicogroepen (bijvoorbeeld langdurig werklozen, jongeren, mensen met een handicap, oudere werkenden) en aan kansarme regio's. De recent vastgestelde prioriteit van het integreren van de Roma dient snel in concrete actie te worden omgezet.

 

Meer en doelmatiger investeren in menselijk kapitaal en levenslang leren:

de alarmerend hoge jeugdwerkloosheid toont aan dat het noodzakelijk is de kloof te overbruggen tussen de vaardigheden die in het initiële onderwijs zijn verworven, en de vaardigheden die nodig zijn om te slagen op de arbeidsmarkt. Economische herstructurering, regionale verschillen en gebrekkige aansluiting van vraag en aanbod van vaardigheden wijzen op de noodzaak van meer ondersteuning voor beroeps- en geografische mobiliteit gedurende het hele leven;

sterkere prikkels om in opleiding te investeren en de toegang tot opleiding te vergemakkelijken zijn een essentiële voorwaarde voor de ontwikkeling van een strategie voor levenslang leren. Investeringen in menselijk kapitaal en levenslang leren dienen gestimuleerd te worden door verdere hervormingen van het onderwijsstelsel en er dient opnieuw te worden bezien welke bijdrage door, respectievelijk, de burgers, de ondernemingen en de maatschappij als geheel moet worden geleverd.