ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 252

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

47e jaargang
28 juli 2004


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

 

Verordening (EG) nr. 1357/2004 van de Commissie van 27 juli 2004 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

 

Verordening (EG) nr. 1358/2004 van de Commissie van 27 juli 2004 tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 1210/2004 voor het verkoopseizoen 2004/2005 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten van de sector suiker

3

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Commissie

 

*

2004/568/EG:Beschikking van de Commissie van 23 juli 2004 tot wijziging van Beschikking 92/452/EEG wat betreft embryoteams in de Verenigde Staten van Amerika (Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 2420)  ( 1 )

5

 

 

Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie

 

*

Gemeenschappelijk Optreden 2004/569/GBVB van de Raad van 12 juli 2004 betreffende het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina en tot intrekking van Gemeenschappelijk Optreden 2002/211/GBVB

7

 

*

Gemeenschappelijk Optreden 2004/570/GBVB van de Raad van 12 juli 2004 inzake de militaire operatie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina

10

 

 

Rectificaties

 

 

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 1147/2004 van de Commissie van 22 juni 2004 tot vaststelling van de voor de tweede helft van 2004 beschikbare hoeveelheid voor bepaalde producten in de sector melk en zuivelproducten in het kader van door de Gemeenschap geopende contingenten op basis van uitsluitend invoercertificaten (PB L 222 van 23.6.2004)

15

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

28.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 252/1


VERORDENING (EG) Nr. 1357/2004 VAN DE COMMISSIE

van 27 juli 2004

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 28 juli 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 juli 2004.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1947/2002 (PB L 299 van 1.11.2002, blz. 17).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 27 juli 2004 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

62,9

999

62,9

0707 00 05

052

83,5

092

101,8

999

92,7

0709 90 70

052

80,3

999

80,3

0805 50 10

382

64,7

388

56,6

508

39,2

512

41,3

524

64,0

528

53,1

999

53,2

0806 10 10

052

148,4

204

92,6

220

117,9

616

105,2

624

122,3

800

99,3

999

114,3

0808 10 20, 0808 10 50, 0808 10 90

388

90,6

400

104,4

404

128,5

508

71,5

512

86,3

524

56,0

528

78,4

720

75,2

804

89,3

999

86,7

0808 20 50

052

134,0

388

97,5

512

88,2

999

106,6

0809 10 00

052

180,4

094

61,8

999

121,1

0809 20 95

052

290,6

400

293,6

404

322,5

616

183,0

999

272,4

0809 30 10, 0809 30 90

052

158,7

999

158,7

0809 40 05

093

60,1

512

91,6

624

179,3

999

110,3


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


28.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 252/3


VERORDENING (EG) Nr. 1358/2004 VAN DE COMMISSIE

van 27 juli 2004

tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 1210/2004 voor het verkoopseizoen 2004/2005 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten van de sector suiker

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1423/95 van de Commissie van 23 juni 1995 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de invoer van producten uit de sector suiker, andere dan melasse (2), en met name op artikel 1, lid 2, tweede alinea, tweede zin, en artikel 3, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en de aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2004/2005 zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1210/2004 van de Commissie (3). Deze prijzen en invoerrechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1262/2004 van de Commissie (4).

(2)

De bovenbedoelde prijzen en invoerrechten moeten op grond van de gegevens waarover de Commissie nu beschikt, overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1423/95 worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 1210/2004 voor het verkoopseizoen 2004/2005 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1423/95 bedoelde producten worden gewijzigd zoals aangegeven in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 28 juli 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 juli 2004.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw


(1)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).

(2)  PB L 141 van 24.6.1995, blz. 16. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 624/98 (PB L 85 van 20.3.1998, blz. 5).

(3)  PB L 232 van 1.7.2004, blz. 11.

(4)  PB L 239 van 9.7.2004, blz. 23.


BIJLAGE

Met ingang van 28 juli 2004 geldende gewijzigde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en de producten van GN-code 1702 90 99

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg nettogewicht van het betrokken product

Aanvullend invoerrecht per 100 kg nettogewicht van het betrokken product

1701 11 10 (1)

18,69

6,96

1701 11 90 (1)

18,69

12,86

1701 12 10 (1)

18,69

6,77

1701 12 90 (1)

18,69

12,35

1701 91 00 (2)

22,15

14,90

1701 99 10 (2)

22,15

9,64

1701 99 90 (2)

22,15

9,64

1702 90 99 (3)

0,22

0,42


(1)  Vastgesteld voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage I, punt II, bij Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad (PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1).

(2)  Vastgesteld voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage I, punt I, bij Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad (PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1).

(3)  Vastgesteld per procentpunt sacharosegehalte.


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Commissie

28.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 252/5


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 23 juli 2004

tot wijziging van Beschikking 92/452/EEG wat betreft embryoteams in de Verenigde Staten van Amerika

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 2420)

(Voor de EER relevante tekst)

(2004/568/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 89/556/EEG van de Raad van 25 september 1989 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in embryo's van als huisdier gehouden runderen en de invoer daarvan uit derde landen (1), en met name op artikel 8,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Beschikking 92/452/EEG van de Commissie van 30 juli 1992 houdende vaststelling van lijsten van embryoteams en embryoproductieteams die in derde landen zijn erkend met het oog op de uitvoer van runderembryo's naar de Gemeenschap (2) is bepaald dat de lidstaten de invoer van runderembryo's uit derde landen alleen toestaan als die embryo's zijn verzameld, behandeld en opgeslagen door embryoteams die voorkomen op de lijsten in de bijlage bij die beschikking.

(2)

De Verenigde Staten van Amerika hebben gevraagd de lijst voor dat land te wijzigen.

(3)

De Verenigde Staten hebben garanties gegeven betreffende de naleving van de desbetreffende voorschriften van Richtlijn 89/556/EEG en de betrokken embryoteams zijn door de veterinaire diensten van dat land officieel erkend voor uitvoer naar de Gemeenschap.

(4)

Beschikking 92/452/EEG moet dus dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De bijlage bij Beschikking 92/452/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze beschikking.

Artikel 2

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 31 juli 2004.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 23 juli 2004.

Voor de Commissie

David BYRNE

Lid van de Commissie


(1)  PB L 302 van 19.10.1989, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

(2)  PB L 250 van 29.8.1992, blz. 40. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2004/52/EG (PB L 10 van 16.1.2004, blz. 67).


BIJLAGE

In de bijlage bij Beschikking 92/452/EEG wordt aan de lijst betreffende de Verenigde Staten van Amerika het volgende toegevoegd:

„US

 

04KY110

E625

 

Lutz Brookview Farm

4475 Fairfield Road, Box 74

Fairfield, KY 40020

Dr Cheryl Nelson


US

 

04WI109

E1257

 

Cashton Veterinary Clinic

406 South Street

Cashton, WI 54619

Dr Brent Beck”


Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie

28.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 252/7


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2004/569/GBVB VAN DE RAAD

van 12 juli 2004

betreffende het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina en tot intrekking van Gemeenschappelijk Optreden 2002/211/GBVB

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14, artikel 18, lid 5, en artikel 23, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 11 maart 2002 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2002/211/GBVB inzake de benoeming van een speciale vertegenwoordiger van de EU (SVEU) in Bosnië en Herzegovina (1) aangenomen, alsook Gemeenschappelijk Optreden 2002/210/GBVB inzake de politiemissie van de Europese Unie, om te zorgen voor het vervolg op de Internationale Politiemacht van de Verenigde Naties in Bosnië en Herzegovina (BiH) na 1 januari 2003 (2).

(2)

Op 17-18 juni 2004 heeft de Europese Raad de Europese veiligheidsstrategie aangenomen, die voorziet in een alomvattend beleid voor Bosnië en Herzegovina, en waarin onder andere, wat de GBVB/EVDB-instrumenten in Bosnië en Herzegovina betreft, wordt gevraagd om expliciete verbindingen met de SVEU om deze in staat te stellen de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger en het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) te helpen een maximale coherentie van de inspanningen van de EU te waarborgen.

(3)

Op 12 juli 2004 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2004/570/GBVB inzake de militaire operatie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina (3) aangenomen, waarin aan de SVEU een specifieke rol wordt toebedeeld. Diens mandaat moet dienovereenkomstig worden aangepast en Gemeenschappelijk optreden 2002/211/GBVB dient te worden ingetrokken.

(4)

De SVEU zal zijn mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie die de doelstellingen van het GBVB als uiteengezet in artikel 11 van het Verdrag betreffende de Europese Unie kan schaden.

(5)

Op 17 november 2003 heeft de Raad een handleiding aangenomen inzake de benoeming, het mandaat en de financiering van de SVEU,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

Lord Ashdown blijft zijn functies als speciaal vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) in Bosnië en Herzegovina (BiH) uitoefenen overeenkomstig het navolgende mandaat.

Artikel 2

Het mandaat van de SVEU is gebaseerd op de beleidsdoelstellingen van de EU in BiH. Verdere vooruitgang bij de uitvoering van het GFAP (General Framework Agreement for Peace in Bosnia and Herzegovina), overeenkomstig het missie-implementatieplan van het Bureau van de Hoge Vertegenwoordiger en bij het stabilisatie- en associatieproces staat daarin centraal, met als doel te komen tot een stabiel, levensvatbaar, vreedzaam en multi-etnisch Bosnië en Herzegovina, dat vreedzaam samenwerkt met zijn buurlanden en onherroepelijk op weg is naar een lidmaatschap van de EU.

Artikel 3

Met het oog op de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van de EU in BiH omvat het mandaat van de SVEU het volgende:

a)

het aanbieden van advies en bevorderingsmaatregelen van de EU voor het politieke proces;

b)

het bevorderen, onverminderd de bevoegdheid van de Gemeenschap, van de algehele politieke coördinatie van de EU in BiH;

c)

het verstrekken van plaatselijk politiek advies aan de commandant van de troepen van de EUF, ook ten aanzien van het vermogen van de geïntegreerde politie-eenheid waarop hij, in overleg met de commandant van de EU-troepen, een beroep kan doen, onverminderd de commandostructuur;

d)

het bijdragen tot versterking van de interne coördinatie en de samenhang van het EU-optreden in BiH, mede door middel van voorlichtingsbijeenkomsten voor de EU-missiehoofden en door middel van deelname aan (of vertegenwoordiging in) hun regelmatige vergaderingen, door middel van het bekleden van het voorzitterschap van een coördinatiegroep bestaande uit alle op het terrein aanwezige EU-betrokkenen, teneinde de uitvoeringsaspecten van het EU-optreden te coördineren, alsmede door middel van het verstrekken van richtsnoeren aan deze betrokkenen ten aanzien van de betrekkingen met de autoriteiten van BiH;

e)

het waarborgen van consistentie en samenhang ten overstaan van het publiek, onverminderd de bevoegdheden van de Gemeenschap. De SVEU-woordvoerder vormt het belangrijkste EU-aanspreekpunt voor de media van BiH over aangelegenheden met betrekking tot het GBVB/EVDB;

f)

toezicht houden op het gehele scala van activiteiten op het gebied van de rechtsstaat en in die context, waar nodig, advies uitbrengen aan de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger en de Commissie;

g)

als onderdeel van zijn ruimere verantwoordelijkheden beschikken over het gezag om, waar nodig, het hoofd van de missie/de directeur van politie van de EU-politiemissie richtsnoeren te verstrekken;

h)

wat betreft communautaire activiteiten en activiteiten in het kader van titel VI van het VEU, met inbegrip van Europol, in voorkomend geval advies uitbrengen en deelnemen aan de vereiste lokale coördinatie;

i)

omwille van de coherentie en mogelijke synergieën, geraadpleegd blijven worden over de prioriteiten voor CARDS-bijstand (Community Assistance for Reconstruction, Development and Stabilisation).

Artikel 4

1.   De SVEU is onder het gezag en de operationele leiding van de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger verantwoordelijk voor de uitvoering van het mandaat. De SVEU dient voor alle uitgaven verantwoording af te leggen aan de Commissie.

2.   Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) onderhoudt een bevoorrechte relatie met de SVEU en vormt het eerste contactpunt met de Raad. Het PVC zorgt binnen het kader van het mandaat voor strategische aansturing en politieke inbreng ten behoeve van de SVEU.

Artikel 5

De rol van de SVEU zal op generlei wijze afbreuk doen aan het mandaat van de hoge vertegenwoordiger in Bosnië en Herzegovina, waaronder diens coördinerende rol met betrekking tot alle activiteiten van alle civiele organisaties en instanties die uit het GFAP en de latere conclusies en verklaringen van de Vredesimplementatieraad zijn voortgekomen.

Artikel 6

1.   Het financieel referentiebedrag ter dekking van de kosten in verband met het mandaat van de SVEU bedraagt 200 000 EUR.

2.   De uit het in lid 1 genoemde bedrag gefinancierde uitgaven worden beheerd met inachtneming van de procedures en voorschriften van toepassing op de algemene begroting van de Europese Unie, met dien verstande dat voorfinanciering niet de eigendom blijft van de Gemeenschap. Onderdanen van het gastland en zijn buurlanden mogen inschrijven bij aanbestedingen.

3.   Voor het uitgavenbeheer wordt een overeenkomst gesloten tussen de SVEU en de Commissie.

4.   Het voorzitterschap, de Commissie en/of de lidstaten, naar gelang het geval, verlenen logistieke steun in de regio.

5.   De uitgaven komen voor financiering in aanmerking vanaf de datum waarop dit gemeenschappelijk optreden in werking treedt.

Artikel 7

1.   Er wordt een aan de EU toegewijde en als zodanig herkenbare staf benoemd om de SVEU bij te staan bij de uitvoering van zijn mandaat en om bij te dragen aan de samenhang, de zichtbaarheid en de doeltreffendheid van het algemene optreden van de EU in BiH, met name in politieke, politiek-militaire en veiligheidsaangelegenheden, en met het oog op communicatie en betrekkingen met de media. Binnen de beperkingen van zijn mandaat en de daartoe vrijgemaakte financiële middelen is de SVEU verantwoordelijk voor de samenstelling van zijn team, in overleg met het voorzitterschap, bijgestaan door de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger en in volledige samenspraak met de Commissie. De SVEU deelt het voorzitterschap en de Commissie de definitieve samenstelling van zijn team mee.

2.   De lidstaten en de instellingen van de EU kunnen voorstellen personeel te detacheren bij de SVEU. De bezoldiging van het personeel dat door een lidstaat of een instelling van de EU bij de SVEU gedetacheerd wordt, komt ten laste van respectievelijk de betrokken lidstaat of instelling van de EU.

3.   Alle A-ambten die niet via detachering vervuld worden, worden door het secretariaat-generaal van de Raad op passende wijze bekendgemaakt en eveneens ter kennis gebracht van de lidstaten en de instellingen van de EU teneinde de best gekwalificeerde kandidaten aan te werven.

4.   De voorrechten, immuniteiten en andere garanties die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en het goede verloop van de missie van de SVEU en zijn medewerkers worden met de partijen overeengekomen. De lidstaten en de Commissie verlenen daartoe alle nodige steun.

Artikel 8

De SVEU rapporteert in de regel persoonlijk aan de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger en het PVC en eventueel aan de betrokken groep. Hij zendt regelmatig schriftelijke verslagen aan de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger, de Raad en de Commissie. De SVEU kan op aanbeveling van de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger en het PVC verslag uitbrengen aan de Raad.

Artikel 9

Met het oog op de consistentie van het externe optreden van de EU worden de activiteiten van de SVEU gecoördineerd met die van de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger, het voorzitterschap en de Commissie. De SVEU verstrekt regelmatig informatie aan de missies van de lidstaten en de delegaties van de Commissie. Op het terrein worden nauwe contacten onderhouden met het voorzitterschap, de Commissie en de missiehoofden, die alles doen wat in hun vermogen ligt om de SVEU bij te staan in de uitvoering van zijn mandaat. De SVEU onderhoudt eveneens contacten met andere internationale en regionale actoren ter plaatse, onder meer met de OVSE.

Artikel 10

De uitvoering van het gemeenschappelijk optreden en de consistentie ervan met andere bijdragen van de EU in de regio worden op gezette tijden getoetst. Twee maanden voor de afloop van het mandaat legt de SVEU een uitvoerig schriftelijk verslag over de uitvoering van het mandaat voor aan de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger, de Raad en de Commissie. Dit verslag vormt de basis voor de evaluatie van het gemeenschappelijk optreden in de betrokken groepen en door het PVC. In het kader van de algemene inzetprioriteiten doet de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger aanbevelingen aan het PVC over het besluit van de Raad tot verlenging, wijziging of beëindiging van het mandaat.

Artikel 11

Gemeenschappelijk Optreden 2002/211/GBVB van de Raad wordt hierbij ingetrokken.

Artikel 12

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing tot en met 28 februari 2005.

Artikel 13

Dit gemeenschappelijk optreden wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

B. BOT


(1)  PB L 70 van 13.3.2002, blz. 7.

(2)  PB L 70 van 13.3.2002, blz. 1. Gemeenschappelijk optreden laatstelijk gewijzigd bij Gemeenschappelijk optreden 2003/188/GBVB (PB L 73 van 19.3.2003, blz. 9).

(3)  Zie bladzijde 10 van dit Publicatieblad.


28.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 252/10


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2004/570/GBVB VAN DE RAAD

van 12 juli 2004

inzake de militaire operatie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14, artikel 25, derde alinea, artikel 26 en artikel 28, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Raad heeft aangekondigd dat de Europese Unie bereid is tot een EVDB-missie in Bosnië en Herzegovina (BiH), met inbegrip van een militaire component.

(2)

Het Algemeen Kaderakkoord voor Vrede in BiH (GFAP) voorziet onder meer in regelingen voor het opzetten van een multinationale militaire troepenmacht ter uitvoering van het akkoord.

(3)

De Raad heeft op 12 juli 2004 een Gemeenschappelijk Optreden 2004/569/GBVB (1) inzake de benoeming van een speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina vastgesteld. De speciale vertegenwoordiger van de EU (SVEU) in BiH zal de algehele politieke coördinatie van de EU in BiH bevorderen.

(4)

De Raad heeft op 11 maart 2002 Gemeenschappelijk Optreden 2002/210/GBVB (2) inzake de politiemissie van de Europese Unie aangenomen. De taak van de EUPM is erop gericht een lokale politiecapaciteit op te richten en uit te bouwen, vooral op staatsniveau, en om een georganiseerde misdaad te bestrijden.

(5)

De Raad heeft op 26 april 2004 overeenstemming bereikt over het algemene concept van een EVDB-missie in BiH, met inbegrip van een militaire component.

(6)

Op 17-18 juni 2004 heeft de Europese Raad een alomvattend beleid inzake BiH aangenomen.

(7)

Tijdens de top van de staatshoofden en regeringsleiders van de NAVO van 28-29 juni 2004 te Istanbul is besloten om de SFOR-operatie van de NAVO in Bosnië en Herzegovina vóór eind 2004 te beëindigen.

(8)

In de op 9 juli 2004 aangenomen Resolutie 1551 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties wordt het voornemen van de Europese Unie om vanaf december 2004 een EU-missie in BiH van start te laten gaan, zulks onder de voorwaarden die zijn vermeld in de brief van 29 juni 2004 van de Minister van Buitenlandse Zaken van Ierland en voorzitter van de Raad van de Europese Unie, aan de voorzitter van de Veiligheidsraad, met instemming begroet. Voorts heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties bepaald dat de overeenkomsten betreffende de rechtspositie van de strijdkrachten die thans in Aanhangsel B bij Bijlage 1A bij het Kaderakkoord voor vrede staan, voorlopig voor de voorgestelde EU-missie en haar strijdkrachten zullen gelden vanaf het tijdstip waarop daarmee een begin wordt gemaakt, zulks vooruitlopend op de instemming van de partijen met die overeenkomsten.

(9)

De Raad is overeengekomen dat de militaire operatie van de Europese Unie moet zorgen voor afschrikking en voor permanente naleving van de verantwoordelijkheid voor het vervullen van de rol die is aangegeven in de bijlagen 1A en 2 bij het GFAP, en overeenkomstig haar mandaat moet bijdragen tot het veilige klimaat dat nodig is om de kerntaken van het missie-implementatieplan (MIP) van het Bureau van de Hoge Vertegenwoordiger en het stabilisatie- en associatieproces (SAP) te realiseren.

(10)

De operatie moet de alomvattende aanpak van de EU ten aanzien van BiH versterken en moet de op eigen kracht gemaakte vorderingen van BiH op weg naar integratie in de EU ondersteunen, met als doel op de middellange termijn de ondertekening van een stabilisatie- en associatieovereenkomst.

(11)

De militaire operatie van de EU dient, via de commandant van de strijdkrachten, over het volledige gezag te beschikken om de in de bijlagen 1A en 2 van het GFAP in BiH vermelde rol te vervullen, toe te zien op de uitvoering van de militaire aspecten van het GFAP, en de eventuele niet-naleving door de partijen te evalueren en aan te pakken.

(12)

Naast de reeds gelegde contacten met betrekking tot EU-activiteiten in BiH, moet de Europese Unie nauw overleg blijven voeren met de autoriteiten van BiH, in het bijzonder met de minister van Defensie, met betrekking tot het verloop van de militaire operatie van de EU.

(13)

Het overleg met de NAVO zal gevoerd worden volgens de desbetreffende bepalingen die zijn vastgelegd in de briefwisseling van 17 maart 2003 tussen de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger (SG/HV) en de secretaris-generaal van de NAVO. In een daarop volgende briefwisseling van respectievelijk 30 juni en 8 juli 2004, heeft de Noord-Atlantische Raad (NAR) ermee ingestemd om de DSACEUR ter beschikking te stellen als operationeel commandant van de EU, alsook om het operationele hoofdkwartier van de EU te vestigen bij SHAPE.

(14)

Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) dient politieke controle uit te voeren op en strategische leiding te geven aan de militaire operatie van de EU in BiH en dient de desbetreffende besluiten te nemen overeenkomstig artikel 25, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

(15)

Conform de richtsnoeren van de Europese Raad van Nice van 7-9 december 2000 dient dit gemeenschappelijk optreden de rol te bepalen van de SG/HV overeenkomstig de artikelen 18 en 26 van het Verdrag betreffende de Europese Unie bij de uitvoering van maatregelen die, uit hoofde van artikel 25 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, onder de politieke controle en strategische leiding van het PVC vallen.

(16)

Derde landen dienen aan de militaire operatie van de EU deel te nemen overeenkomstig de richtsnoeren die de Europese Raad heeft opgesteld.

(17)

Overeenkomstig artikel 28, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie dienen de beleidsuitgaven die voortvloeien uit dit gemeenschappelijk optreden dat gevolgen heeft op militair of defensiegebied, ten laste te komen van de lidstaten overeenkomstig de bepalingen van Besluit 2004/197/GBVB van de Raad van 23 februari 2004 tot instelling van een mechanisme voor het beheer van de financiering van de gemeenschappelijke kosten van de operaties van de Europese Unie die gevolgen hebben op militair of defensiegebied (3) (hierna „ATHENA” genoemd).

(18)

Artikel 14, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, bepaalt dat in een gemeenschappelijk optreden de middelen worden omschreven die de Unie ter beschikking zullen staan. Het financiële referentiebedrag voor de gemeenschappelijke kosten van de militaire operatie van de Europese Unie is voor het moment de meest accurate raming, waarmee echter niet vooruitgelopen wordt op de uiteindelijke bedragen in de begroting die moet worden goedgekeurd overeenkomstig de in ATHENA vastgestelde beginselen.

(19)

Overeenkomstig artikel 6 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de uitwerking en de uitvoering van besluiten en acties van de Europese Unie die gevolgen hebben op defensiegebied. Denemarken neemt niet deel aan de uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden en derhalve niet aan de financiering van de operatie,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

Missie

1.   Onder voorbehoud van een nader besluit van de Raad om zodra alle nodige besluiten genomen zijn de operatie van start te laten gaan, voert de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina (BiH) een militaire operatie („ALTHEA”) uit om te zorgen voor afschrikking en voor permanente naleving van de verantwoordelijkheid voor het vervullen van de rol die is aangegeven in de bijlagen 1A en 2 van het Algemeen Kaderakkoord voor Vrede in Bosnië en Herzegovina (GFAP), en overeenkomstig het mandaat bij te dragen tot het veilige klimaat dat nodig is om de kerntaken van het missie-implementatieplan (MIP) van het Bureau van de Hoge Vertegenwoordiger (OHR) en het stabilisatie- en associatieproces (SAP) te realiseren. Deze operatie maakt deel uit van de algemene EVDB-missie in BiH.

2.   De hiertoe ingezette troepen opereren overeenkomstig het door de Raad goedgekeurde algemene concept.

3.   De militaire operatie van de EU wordt uitgevoerd met gebruikmaking van gemeenschappelijke NAVO-middelen en -vermogens, op de met de NAVO overeengekomen basis.

Artikel 2

Benoeming van de operationeel commandant van de EU

Admiraal Rainer FEIST, plaatsvervangend geallieerd opperbevelhebber Europa (DSACEUR), wordt benoemd tot operationeel commandant van de EU.

Artikel 3

Aanwijzing van het operationele hoofdkwartier van de EU

Het operationele hoofdkwartier van de EU wordt gevestigd in het Algemeen Hoofdkwartier van de Geallieerde Mogendheden in Europa (SHAPE).

Artikel 4

Benoeming van de commandant van de troepen van de EU

Generaal-majoor David LEAKEY wordt benoemd tot commandant van de troepen van de EU.

Artikel 5

Planning en aanvang van de operatie

De Raad neemt een besluit over de aanvang van de operatie na goedkeuring van het operatieplan van de EU (OPLAN), de inzetregels („rules of engagement”) en alle overige nodige besluiten.

Artikel 6

Politieke controle en strategische leiding

1.   Het PVC oefent, onder de verantwoordelijkheid van de Raad, de politieke controle op en de strategische leiding van de militaire operatie van de EU uit. De Raad machtigt het PVC hierbij om de noodzakelijke besluiten te nemen overeenkomstig artikel 25 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Onder deze machtiging vallen ook de bevoegdheden om de planningsdocumenten, waaronder het operatieplan, de commandostructuur en de inzetregels (rules of engagement), te wijzigen. Onder deze machtiging vallen ook de bevoegdheden om verdere besluiten te nemen over de benoeming van een nieuwe operationeel commandant van de EU en/of een nieuwe commandant van de troepen van de EU. De beslissingsbevoegdheid met betrekking tot de doelstellingen en de beëindiging van de militaire operatie van de EU blijven berusten bij de Raad, bijgestaan door de SG/HV.

2.   Het PVC brengt op gezette tijden verslag uit aan de Raad.

3.   Het PVC ontvangt van de voorzitter van het Militair Comité van de Europese Unie (CEUMC) op gezette tijden verslagen over het verloop van de militaire operatie van de EU. Het PVC kan, indien nodig, de operationeel commandant en/of de commandant van de troepen op zijn vergaderingen uitnodigen.

Artikel 7

Samenhang van de EU-reactie

1.   De operatie maakt deel uit van een nauw gecoördineerde EU-aanwezigheid in BiH. De Raad zorgt voor een zo groot mogelijke samenhang en doeltreffendheid van de inspanning van de EU in BiH. Onverminderd de bevoegdheid van de Gemeenschap, bevordert de SVEU in BiH de algehele politieke coördinatie van de EU in BiH. De SVEU zit een coördinatiegroep voor die is samengesteld uit alle op het terrein aanwezige EU-betrokkenen, onder wie de commandant van de troepen van de EU, teneinde de uitvoeringsaspecten van het EU-optreden te coördineren.

2.   De commandant van de troepen van de EU houdt, zonder afbreuk te doen aan de commandostructuur, rekening met plaatselijk politiek advies van de SVEU, met name betreffende zaken waarvoor de SVEU een bijzondere of welbepaalde rol heeft, en tracht binnen zijn mandaat rekening te houden met eventuele verzoeken van de SVEU.

3.   De commandant van de troepen van de EU onderhoudt indien nodig contact met de EUPM.

Artikel 8

Militaire leiding

1.   Het Militair Comité van de Europese Unie (EUMC) controleert of de militaire operatie van de EU, onder verantwoordelijkheid van de operationeel commandant van de EU, correct wordt uitgevoerd.

2.   Het EUMC ontvangt op gezette tijden verslagen van de operationeel commandant van de EU. Het kan, indien nodig, de operationeel commandant van de EU en/of de commandant van de troepen van de EU op zijn vergaderingen uitnodigen.

3.   De voorzitter van het EUMC treedt op als eerste contactpunt met de operationeel commandant van de EU.

Artikel 9

Betrekkingen met BiH

De SG/HV en de SVEU in BiH treden binnen hun respectieve mandaten op als eerste contactpunten met de autoriteiten van BiH over aangelegenheden die verband houden met de uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden. Het voorzitterschap wordt regelmatig en terstond op de hoogte gehouden van deze contacten. De commandant van de troepen van de EU onderhoudt, in nauwe samenwerking met de SVEU, contact met de plaatselijke autoriteiten over aangelegenheden die zijn missie betreffen.

Artikel 10

Coördinatie en verbinding

Onverminderd de commandostructuur werken de EU-commandanten nauw samen met de SVEU in BiH teneinde ervoor te zorgen dat de militaire operatie van de EU past in de bredere context van de EU-activiteiten in BiH. Binnen dat kader onderhouden de EU-commandanten indien nodig contact met andere internationale actoren in het gebied.

Artikel 11

Deelneming van derde landen

1.   Onverminderd de autonome besluitvorming van de Europese Unie en haar ene institutionele kader, en overeenkomstig de desbetreffende richtsnoeren van de Europese Raad:

nemen Europese NAVO-leden die geen lid zijn van de EU en Canada deel aan de operatie van de EU, indien zij dit wensen;

kunnen de kandidaat-lidstaten van de Europese Unie worden uitgenodigd aan de militaire operatie van de EU deel te nemen, met inachtneming van de overeengekomen nadere bepalingen;

kunnen ook mogelijke partners en andere derde landen worden uitgenodigd aan de operatie deel te nemen.

2.   Hierbij machtigt de Raad het PVC om, op aanbeveling van de operationeel commandant van de EU en van het EUMC, de noodzakelijke besluiten betreffende de aanvaarding van de voorgestelde bijdragen te nemen.

3.   Gedetailleerde regelingen betreffende de deelneming van derde landen worden vastgesteld in een overeenkomst op grond van artikel 24 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. De SG/HV, die het voorzitterschap bijstaat, mag namens het voorzitterschap over dergelijke regelingen onderhandelen. Wanneer de EU en een derde land een overeenkomst hebben gesloten tot vaststelling van een kader voor de deelneming van dit derde land aan EU-crisisbeheersingsoperaties, dan zijn de bepalingen van die overeenkomst in het kader van deze operatie van toepassing.

4.   Derde landen die een belangrijke militaire bijdrage aan de militaire operatie van de EU leveren, hebben dezelfde rechten en verplichtingen als de deelnemende EU-lidstaten bij de dagelijkse leiding van de operatie.

5.   De Raad machtigt hierbij het PVC om de noodzakelijke besluiten te nemen betreffende de instelling van een Comité van contribuanten, indien de derde landen aanzienlijke militaire bijdragen leveren.

Artikel 12

Financiële regelingen

1.   De gemeenschappelijke kosten van de militaire operatie van de EU worden beheerd door ATHENA.

2.   Ten behoeve van deze militaire operatie van de EU:

kunnen de kosten voor accommodatie/huisvesting voor de troepen in hun geheel [niet] als gemeenschappelijke kosten gefinancierd worden,

kunnen de transportkosten voor de troepen in hun geheel [niet] als gemeenschappelijke kosten gefinancierd worden.

3.   Onverminderd de financiering van toekomstige operaties en gelet op de specifieke operationele vereisten van deze operatie, kan de Raad, in het licht van het proces inzake de opbouw van de troepenmacht, de financiering van de Multinationale Taskforce Noord in overweging nemen.

4.   Het financiële referentiebedrag voor de gemeenschappelijke kosten van de militaire operatie van de EU bedraagt 71 700 000 EUR.

5.   Aanbestedingsprocedures voor de militaire operatie van de EU staan open voor inschrijvers uit de lidstaten van de Europese Unie die bijdragen aan de financiering van de operatie.

Artikel 13

Betrekkingen met de NAVO

1.   Voor de betrekkingen met de NAVO gelden de toepasselijke bepalingen, als opgenomen in de briefwisseling tussen de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger en de secretaris-generaal van de NAVO van 17 maart 2003.

2.   De gehele commandostructuur van de troepen van de EU blijft gedurende de militaire operatie van de EU onder de politieke controle en de strategische leiding van de EU, na overleg tussen de EU en de NAVO. In dat kader brengt de operationeel commandant van de EU uitsluitend aan de EU-instanties verslag uit over het verloop van de operatie. De NAVO wordt door de bevoegde instanties, met name het PVC en de CEUMC, op de hoogte gebracht van de ontwikkelingen in de situatie.

Artikel 14

Vrijgave van gegevens aan de NAVO en aan derde landen

1.   De SG/HV is gemachtigd om door de EU gerubriceerde gegevens en documenten die ten behoeve van de militaire operatie van de EU zijn opgesteld overeenkomstig de beveiligingsvoorschriften van de Raad vrij te geven aan de NAVO en aan derden die bij dit gemeenschappelijk optreden betrokken zijn.

2.   De SG/HV is gemachtigd om niet-gerubriceerde EU-documenten die verband houden met de beraadslagingen van de Raad betreffende de operatie en die overeenkomstig artikel 6, lid 1, van het reglement van orde van de Raad onder de geheimhoudingsplicht vallen, vrij te geven aan derden die bij het gemeenschappelijk optreden betrokken zijn.

Artikel 15

Optreden van de Gemeenschap

De Raad neemt nota van het voornemen van de Commissie om in voorkomend geval haar optreden te richten op de verwezenlijking van de doelstellingen van dit gemeenschappelijk optreden.

Artikel 16

Evaluatieproces

1.   Om de zes maanden wordt, als onderdeel van het evaluatieproces van de EU, een evaluatie gemaakt:

zodat het PVC, rekening houdend met de veiligheidssituatie, alsmede met de adviezen van de HV/SVEU, van de commandant van de troepen van de EU via de commandostructuur, na militair advies van het EUMC de omvang, het mandaat en de taken van de militaire operatie van de EU kan wijzigen en kan bepalen wanneer de operatie wordt beëindigd;

zodat het PVC, rekening houdend met de veiligheidssituatie, alsmede met de adviezen van de HR/SVEU, de commandant van de troepen van de EU en het hoofd van de missie van de EUPM en na advies van het EUMC en het CIVCOM, kan bepalen of het vermogen van de geïntegreerde politie-eenheid binnen het SVEU-domein geheel of gedeeltelijk moet worden herschikt voor taken ter ondersteuning van de rechtsstaat, waaronder het Staatsbureau voor Inlichtingen en Bescherming (SIPA). In dit geval wordt de samenstelling van de politiële en militaire missies herzien.

2.   De Raad spreekt zich uiterlijk op 31 december 2005 uit over de voortzetting van de operatie.

Artikel 17

Inwerkingtreding en beëindiging

1.   Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de datum waarop het wordt aangenomen.

2.   De militaire operatie van de EU wordt op een door de Raad vast te stellen datum beëindigd.

3.   Dit gemeenschappelijk optreden wordt ingetrokken nadat alle EU-troepen zijn gehergroepeerd, overeenkomstig een goedgekeurde planning voor de beëindiging van de operatie.

Artikel 18

Bekendmaking

Dit gemeenschappelijk optreden wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

B. BOT


(1)  Zie bladzijde 7 van dit Publicatieblad.

(2)  PB L 70 van 13.3.2002, blz. 1.

(3)  PB L 63 van 28.2.2004, blz. 68.


Rectificaties

28.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 252/15


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 1147/2004 van de Commissie van 22 juni 2004 tot vaststelling van de voor de tweede helft van 2004 beschikbare hoeveelheid voor bepaalde producten in de sector melk en zuivelproducten in het kader van door de Gemeenschap geopende contingenten op basis van uitsluitend invoercertificaten

( Publicatieblad van de Europese Unie L 222 van 23 juni 2004 )

Op de bladzijden 13 en 14 in de bijlagen I.A tot en met I.H:

in plaats van:

„Toewijzingscoëfficiënt”

te lezen:

„Hoeveelheid (t)”.