ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 249

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

47e jaargang
23 juli 2004


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

 

Verordening (EG) nr. 1337/2004 van de Commissie van 22 juli 2004 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 1338/2004 van de Commissie van 22 juli 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2799/1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de toekenning van steun voor ondermelk en mageremelkpoeder voor voederdoeleinden en de verkoop van voornoemd mageremelkpoeder

3

 

*

Verordening (EG) nr. 1339/2004 van de Commissie van 22 juli 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 214/2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de interventiemaatregelen op de markt voor mageremelkpoeder

4

 

*

Verordening (EG) nr. 1340/2004 van de Commissie van 22 juli 2004 houdende wijziging van bijlage I van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad betreffende de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief

5

 

 

Verordening (EG) nr. 1341/2004 van de Commissie van 22 juli 2004 betreffende de opening van een openbare inschrijving voor de vaststelling van de verlaging van het recht bij invoer van maïs, van herkomst uit derde landen, in Spanje

7

 

 

Verordening (EG) nr. 1342/2004 van de Commissie van 22 juli 2004 tot vaststelling van een verlagingscoëfficiënt voor de afgifte van restitutiecertificaten voor goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen, zoals bedoeld in artikel 8, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1520/2000

8

 

 

Verordening (EG) nr. 1343/2004 van de Commissie van 22 juli 2004 betreffende de afgifte van uitvoercertificaten van het A3-stelsel in de sector groenten en fruit (tomaten en appelen)

9

 

 

Verordening (EG) nr. 1344/2004 van de Commissie van 22 juli 2004 tot wijziging van de invoerrechten in de sector rijst

11

 

*

Verordening (EG) nr. 1345/2004 van de Commissie van 22 juli 2004 tot wijziging van onderdelen van het productdossier voor een benaming die is opgenomen in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1107/96 betreffende de registratie van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen (Scotch Lamb)

14

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Commissie

 

*

2004/557/EG:Beschikking van de Commissie van 2 juli 2004 betreffende een afwijking van de bij artikel 6 van Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde overgangsregeling voor de doorvoer van gezelschapsdieren over het grondgebied van Zweden tussen het eiland Bornholm en de overige delen van het grondgebied van Denemarken (Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 2435) (Slechts de teksten in de Deense en de Zweedse taal zijn authentiek) ( 1 )

18

 

*

2004/558/EG:Beschikking van de Commissie van 15 juli 2004 tot uitvoering van Richtlijn 64/432/EEG van de Raad voor wat betreft aanvullende garanties voor het intracommunautaire handelsverkeer in runderen ten aanzien van infectieuze boviene rhinotracheïtis en de goedkeuring van de door sommige lidstaten ingediende uitroeiingsprogramma's (Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 2114)  ( 1 )

20

 

*

2004/559/EG:Beschikking van de Commissie van 21 juni 2004 tot vaststelling van de lijst van de zones in de Tsjechische Republiek die in de periode 2004-2006 onder doelstelling 2 van de Structuurfondsen vallen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 2134) (Slechts de tekst in de Tsjechische taal is authentiek)

26

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

23.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 249/1


VERORDENING (EG) Nr. 1337/2004 VAN DE COMMISSIE

van 22 juli 2004

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 23 juli 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2004.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1947/2002 (PB L 299 van 1.11.2002, blz. 17).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 22 juli 2004 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

096

42,5

999

42,5

0707 00 05

052

83,4

999

83,4

0709 90 70

052

75,3

999

75,3

0805 50 10

052

65,1

382

58,2

388

54,9

508

39,2

524

31,8

528

53,5

999

50,5

0806 10 10

052

166,0

220

120,6

616

105,2

624

144,8

800

131,4

999

133,6

0808 10 20, 0808 10 50, 0808 10 90

388

76,6

400

104,5

508

79,1

512

69,3

524

56,0

528

81,6

720

88,5

804

93,6

999

81,2

0808 20 50

052

98,8

388

96,8

512

96,9

999

97,5

0809 10 00

052

185,7

092

189,7

094

69,5

999

148,3

0809 20 95

052

272,9

400

296,9

616

183,0

999

250,9

0809 30 10, 0809 30 90

052

157,4

999

157,4

0809 40 05

512

91,6

624

149,8

999

120,7


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


23.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 249/3


VERORDENING (EG) Nr. 1338/2004 VAN DE COMMISSIE

van 22 juli 2004

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2799/1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de toekenning van steun voor ondermelk en mageremelkpoeder voor voederdoeleinden en de verkoop van voornoemd mageremelkpoeder

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van artikel 26 van Verordening (EG) nr. 2799/1999 van de Commissie (2), hebben de interventiebureaus een permanente openbare inschrijving geopend voor mageremelkpoeder die vóór 1 juli 2002 is ingeslagen.

(2)

Rekening houdend met de nog resterende hoeveelheid en met de marktsituatie, moet die datum worden vervangen door 1 oktober 2002.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 26, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2799/1999 wordt „1 juli 2002” vervangen door „1 oktober 2002”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2004.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).

(2)  PB L 340 van 31.12.1999, blz. 3. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1079/2004 (PB L 203 van 8.6.2004, blz. 13).


23.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 249/4


VERORDENING (EG) Nr. 1339/2004 VAN DE COMMISSIE

van 22 juli 2004

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 214/2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de interventiemaatregelen op de markt voor mageremelkpoeder

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot instelling van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 21 van Verordening (EG) nr. 214/2001 van de Commissie (2), is de door de interventiebureaus van de lidstaten verkochte hoeveelheid mageremelkpoeder beperkt tot de vóór 1 juli 2002 ingeslagen hoeveelheid.

(2)

Rekening houdend met de nog resterende hoeveelheid en met de marktsituatie, moet die datum worden vervangen door 1 oktober 2002.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 21 van Verordening (EG) nr. 214/2001 wordt „1 juli 2002” vervangen door „1 oktober 2002”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2004.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).

(2)  PB L 37 van 7.2.2001, blz. 100. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1319/2004 (PB L 245 van 17.7.2004, blz. 11).


23.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 249/5


VERORDENING (EG) Nr. 1340/2004 VAN DE COMMISSIE

van 22 juli 2004

houdende wijziging van bijlage I van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad betreffende de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987, betreffende de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), inzonderheid artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 werd een goederennomenclatuur vastgesteld die hierna „gecombineerde nomenclatuur” wordt genoemd. Deze gecombineerde nomenclatuur is in bijlage I bij bedoelde verordening opgenomen.

(2)

Teneinde de hoeveelheid toegevoegde suiker van de vruchtensappen van tariefpost 2009 te bepalen, werden in Verordening (EEG) nr. 2658/87 in de aanvullende aantekening nr. 5, onder a), van hoofdstuk 20 van de gecombineerde nomenclatuur, verschillende waarden opgenomen die zijn vastgesteld door Verordening (EG) nr. 950/68 van de Raad van 28 juni 1968, betreffende het gemeenschappelijk douanetarief (2); voor appelsap is deze waarde 11.

(3)

Verordening (EG) nr. 1776/2001 van de Commissie van 7 september 2001 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (3) heeft een aanvullende aantekening nr. 5, onder b), van hoofdstuk 20 ingevoerd, tot wijziging van de aanvullende aantekening nr. 5 van de gecombineerde nomenclatuur; in deze wijziging is bepaald dat vruchtensap met toegevoegde suiker het oorspronkelijke karakter van een vruchtensap van post 2009 behoudt op voorwaarde dat deze minstens 50 % aan vruchtensap bevat.

(4)

De wijze van berekening van het vruchtensapgehalte waarbij de Brix-waarde wordt gebruikt, die vastgesteld is volgens de aanvullende aantekening nr. 2, onder b), van hoofdstuk 20 van de gecombineerde nomenclatuur en de forfaitaire waarde geïntegreerd in de aanvullende aantekening nr. 5, onder a), van hoofdstuk 20, is beschreven in de toelichting van post 2009 van de gecombineerde nomenclatuur (4).

(5)

Na de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1776/2001 en de toelichting van post 2009 is gebleken dat bepaalde concentraten van appelsap met een Brix-waarde van minder dan 67 van post 2009 waren uitgesloten door de toepassing van aantekening 5 en op grond van het resultaat van de berekening van het gehalte aan appelsap volgens de toelichting van post 2009, hoewel het om natuurlijk appelsap zonder toegevoegde suiker ging, waaraan water onttrokken was om geconcentreerde appelsap te verkrijgen.

(6)

Wetenschappelijke studies hebben overigens aangetoond dat er sinds de invoering in 1968 van de forfaitaire waarde van 11 voor appelsap, nieuwe appelsoorten verbouwd en voor de productie van appelsapconcentraten gebruikt werden. Met deze nieuwe variëteiten, die een hoge zuurwaarde bezitten, kunnen voor niet geconcentreerde appelsappen gemiddelde Brix-waarden van 13 bereikt worden. Het is derhalve nodig de in 1968 vastgelegde waarde van 11 op 13 te brengen, opdat bepaalde, van deze nieuwe variëteiten afkomstige natuurlijke appelsappen, niet van post 2009 uitgesloten zijn.

(7)

De in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 opgenomen aanvullende aantekening nr. 5, onder a), van hoofdstuk 20 van de gecombineerde nomenclatuur moet derhalve dienovereenkomstig gewijzigd worden, waarbij de regel „sap van appelen: 11” geschrapt wordt en met de regel „sap van andere vruchten of van groenten, mengsels daaronder begrepen: 130” samengevoegd wordt.

(8)

De in deze verordening vastgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In de in bijlage I van Verordening (EEG) nr. 2658/87 opgenomen aanvullende aantekening nr. 5, onder a), van hoofdstuk 20, van de gecombineerde nomenclatuur wordt het tweede streepje „— sap van appelen” geschrapt.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2004.

Voor de Commissie

Frederik BOLKESTEIN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2344/2003 van de Commissie (PB L 346 van 31.12.2003, blz. 38).

(2)  PB L 172 van 22.7.1968, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3529/87 (PB L 336 van 26.11.1987, blz. 3).

(3)  PB L 240 van 8.9.2001, blz. 3.

(4)  PB C 256 van 23.10.2002, blz. 84.


23.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 249/7


VERORDENING (EG) Nr. 1341/2004 VAN DE COMMISSIE

van 22 juli 2004

betreffende de opening van een openbare inschrijving voor de vaststelling van de verlaging van het recht bij invoer van maïs, van herkomst uit derde landen, in Spanje

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), inzonderheid op artikel 12, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Gemeenschap heeft zich er ingevolge de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde gesloten landbouwovereenkomst (2) toe verbonden een bepaalde hoeveelheid maïs in Spanje in te voeren.

(2)

Verordening (EG) nr. 1839/95 van de Commissie van 26 juli 1995 houdende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de tariefcontingenten voor de invoer van maïs en sorgho in Spanje enerzijds en maïs in Portugal anderzijds (3), heeft de voor de uitvoering van de openbare inschrijving vereiste aanvullende bepalingen vastgesteld.

(3)

Rekening houdende met de huidige invoerstromen van maïs in Spanje met als oorsprong derde landen en de huidige noden van de Spaanse markt, is het dienstig een inschrijving met verlaging van het recht bij invoer van maïs open te stellen.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Voor de verlaging van het recht bij invoer, zoals bedoeld in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003, van maïs in Spanje wordt een openbare inschrijving gehouden.

2.   De bepalingen van Verordening (EG) nr. 1839/95 zijn van toepassing voorzover in deze verordening niet anders is bepaald.

Artikel 2

De inschrijving blijft geopend tot en met 9 september 2004. Tijdens de geldigheidsduur ervan wordt wekelijks een deelinschrijving gehouden waarvoor de hoeveelheden en de uiterste data voor de indiening van de offertes in het bericht van inschrijving worden vastgesteld.

Artikel 3

De in het kader van de onderhavige openbare inschrijving afgegeven invoercertificaten zijn 50 dagen geldig vanaf de datum van afgifte, in de zin van artikel 10, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1839/95.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2004.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.

(2)  PB L 336 van 23.12.1994, blz. 22.

(3)  PB L 177 van 28.7.1995, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50).


23.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 249/8


VERORDENING (EG) Nr. 1342/2004 VAN DE COMMISSIE

van 22 juli 2004

tot vaststelling van een verlagingscoëfficiënt voor de afgifte van restitutiecertificaten voor goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen, zoals bedoeld in artikel 8, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1520/2000

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad van 6 december 1993 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1520/2000 van de Commissie van 13 juli 2000 tot vaststelling van de gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen voor de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen (2), en met name op artikel 8, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uit de mededelingen die de lidstaten overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Verordening 1520/2000 hebben gedaan, blijkt dat in totaal voor 443 844 247 EUR restitutiecertificaten zijn aangevraagd, terwijl voor de periode vanaf 1 augustus 2004 in totaal slechts 31 519 560 EUR beschikbaar is, zoals vastgesteld in artikel 8, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1520/2000.

(2)

Daarom wordt een verlagingscoëfficiënt berekend op basis van artikel 8, leden 3 en 4, van Verordening (EG) nr. 1520/2000. Deze coëfficiënt dient te worden toegepast op de bedragen die middels een restitutiecertificaat voor de periode vanaf 1 augustus 2004 zijn aangevraagd, zoals vastgesteld in artikel 8, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1520/2000,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Op de bedragen waarvoor restitutiecertificaten voor de periode vanaf 1 augustus 2004 zijn aangevraagd, wordt een verlagingscoëfficiënt van 0,929 toegepast.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 22 juli 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2004.

Voor de Commissie

Olli REHN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 318 van 20.12.1993, blz. 18. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2580/2000 (PB L 298 van 25.11.2000, blz. 5).

(2)  PB L 177 van 15.7.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 886/2004 (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 14).


23.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 249/9


VERORDENING (EG) Nr. 1343/2004 VAN DE COMMISSIE

van 22 juli 2004

betreffende de afgifte van uitvoercertificaten van het A3-stelsel in de sector groenten en fruit (tomaten en appelen)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit (1), en met name op artikel 35, lid 3, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1205/2004 van de Commissie (2) is een openbare inschrijving geopend en zijn de indicatieve eenheidsbedragen van de restitutie en de indicatieve hoeveelheden vastgesteld waarvoor uitvoercertificaten van het A3-stelsel worden aangevraagd.

(2)

Afhankelijk van de ingediende offertes moeten de maximale eenheidsbedragen van de restitutie worden vastgesteld, alsmede de afgiftepercentages voor de offertes waarin de maximumrestitutie wordt gevraagd.

(3)

Voor appelen bedraagt de maximale restitutie die nodig is voor de toekenning van certificaten voor de totale indicatieve hoeveelheid, binnen de grenzen van de hoeveelheden waarvoor offertes zijn ingediend, niet meer dan anderhalfmaal de indicatieve restitutie.

(4)

Voor tomaten zijn de gevraagde bedragen aanzienlijk hoger dan het indicatieve restitutiebedrag en bijgevolg is het dienstig alle offertes af te wijzen door een maximumbedrag gelijk aan nul vast te stellen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De maximale eenheidsbedragen van de restituties en de afgiftepercentages voor tomaten en appelen in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 1205/2004 geopende openbare inschrijving zijn vastgesteld in de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 23 juli 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2004.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw


(1)  PB L 297 van 21.11.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 47/2003 van de Commissie (PB L 7 van 11.1.2003, blz. 64).

(2)  PB L 230 van 30.6.2004, blz. 39.


BIJLAGE

Afgifte van uitvoercertificaten van het A3-stelsel in de sector groenten en fruit (tomaten en appelen)

Product

Maximaal eenheidsbedrag van de restitutie

(EUR/t netto)

Afgiftepercentage voor de hoeveelheden waarvoor het maximale eenheidsbedrag van de restitutie wordt gevraagd

Tomaten

0

Appelen

30

100 %


23.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 249/11


VERORDENING (EG) Nr. 1344/2004 VAN DE COMMISSIE

van 22 juli 2004

tot wijziging van de invoerrechten in de sector rijst

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3072/95 van de Raad van 22 december 1995 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1503/96 van de Commissie van 29 Juli 1996 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 3072/95 van de Raad met betrekking tot de invoerrechten in de rijstsector (2), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De invoerrechten in de sector rijst zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1290/2004 van de Commissie (3).

(2)

In artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1503/96 is bepaald dat, indien in de loop van een toepassingsperiode het berekende gemiddelde van de invoerrechten 10 ecu per ton verschilt van het vastgestelde recht, een overeenkomstige aanpassing wordt uitgevoerd. Dit verschil zich heeft voorgedaan. De in Verordening (EG) nr. 1290/2004 vastgestelde invoerrechten derhalve moeten worden aangepast,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 1290/2004 worden vervangen door de bijlagen I en II bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 23 juli 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2004.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw


(1)  PB L 329 van 30.12.1995, blz. 18. Verordning laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 411/2002 (PB L 62 van 5.3.2002, blz. 27).

(2)  PB L 189 van 30.7.1996, blz. 71. Verordning laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2294/2003 (PB L 340 van 24.12.2003, blz. 12).

(3)  PB L 243 van 15.7.2004, blz. 18.


BIJLAGE I

Invoerrechten voor rijst en breukrijst

(EUR/t)

GN-code

Invoerrechten (5)

Derde landen (behalve ACS en Bangladesh) (3)

ACS (1)  (2)  (3)

Bangladesh (4)

Basmati

India en Pakistan (6)

Egypte (8)

1006 10 21

 (7)

69,51

101,16

 

158,25

1006 10 23

 (7)

69,51

101,16

 

158,25

1006 10 25

 (7)

69,51

101,16

 

158,25

1006 10 27

 (7)

69,51

101,16

 

158,25

1006 10 92

 (7)

69,51

101,16

 

158,25

1006 10 94

 (7)

69,51

101,16

 

158,25

1006 10 96

 (7)

69,51

101,16

 

158,25

1006 10 98

 (7)

69,51

101,16

 

158,25

1006 20 11

264,00

88,06

127,66

 

198,00

1006 20 13

264,00

88,06

127,66

 

198,00

1006 20 15

264,00

88,06

127,66

 

198,00

1006 20 17

190,51

62,34

90,92

0,00

142,88

1006 20 92

264,00

88,06

127,66

 

198,00

1006 20 94

264,00

88,06

127,66

 

198,00

1006 20 96

264,00

88,06

127,66

 

198,00

1006 20 98

190,51

62,34

90,92

0,00

142,88

1006 30 21

416,00

133,21

193,09

 

312,00

1006 30 23

416,00

133,21

193,09

 

312,00

1006 30 25

416,00

133,21

193,09

 

312,00

1006 30 27

 (7)

133,21

193,09

 

312,00

1006 30 42

416,00

133,21

193,09

 

312,00

1006 30 44

416,00

133,21

193,09

 

312,00

1006 30 46

416,00

133,21

193,09

 

312,00

1006 30 48

 (7)

133,21

193,09

 

312,00

1006 30 61

416,00

133,21

193,09

 

312,00

1006 30 63

416,00

133,21

193,09

 

312,00

1006 30 65

416,00

133,21

193,09

 

312,00

1006 30 67

 (7)

133,21

193,09

 

312,00

1006 30 92

416,00

133,21

193,09

 

312,00

1006 30 94

416,00

133,21

193,09

 

312,00

1006 30 96

416,00

133,21

193,09

 

312,00

1006 30 98

 (7)

133,21

193,09

 

312,00

1006 40 00

 (7)

41,18

 (7)

 

96,00


(1)  Het invoerrecht op rijst van oorsprong uit de ACS-staten wordt toegepast overeenkomstig de in Verordening (EG) nr. 2286/2002 van de Raad (PB L 348 van 21.12.2002, blz. 5) en Verordening (EG) nr. 638/2003 van de Commissie (PB L 93 van 10.4.2003, blz. 3) vastgestelde regelingen.

(2)  Overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1706/98 worden de invoerrechten niet toegepast op producten van oorsprong uit de staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan die rechtstreeks in het overzeese departement Réunion worden ingevoerd

(3)  Het recht bij invoer van rijst in het overzeese departement Réunion is vastgesteld in artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 3072/95.

(4)  Het invoerrecht op rijst, met uitzondering van breukrijst (GN-code 1006 40 00), van oorsprong uit Bangladesh, wordt toegepast overeenkomstig de in Verordening (EEG) nr. 3491/90 van de Raad (PB L 337 van 4.12.1990, blz. 1) en de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 862/91 van de Commissie (PB L 88 van 9.4.1991, blz. 7) vastgestelde regelingen.

(5)  De invoer van producten van oorsprong uit de LGO is vrijgesteld van invoerrechten overeenkomstig artikel 101, lid 1, van het gewijzigde Besluit 91/482/EEG van de Raad (PB L 263 van 19.9.1991, blz. 1).

(6)  Voor gedopte Basmati-rijst, van oorsprong uit India en Pakistan, wordt een vermindering van 250 EUR/t toegepast (artikel 4 bis van de gewijzigde Verordening (EG) nr. 1503/96).

(7)  Recht van het gemeenschappelijk douanetarief.

(8)  Het invoerrecht op rijst van oorsprong en herkomst uit Egypte wordt toegepast overeenkomstig de in Verordening (EG) nr. 2184/96 van de Raad (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 1) en Verordening (EG) nr. 196/97 van de Commissie (PB L 31 van 1.2.1997, blz. 53) vastgestelde regelingen.


BIJLAGE II

Berekening van de invoerrechten in de sector rijst

 

Padie

Indica-rijst

Japonica-rijst

Breukrijst

Gedopt

Volwit

Gedopt

Volwit

1.

Invoerrecht (EUR/t)

 (1)

190,51

416,00

264,00

416,00

 (1)

2.   

Berekeningselementen:

a)

Cif-prijs Arag (EUR/t)

360,92

224,10

280,58

361,91

b)

Fob-prijs (EUR/t)

256,18

337,51

c)

Kosten van zeevervoer (EUR/t)

24,40

24,40

d)

Bron

USDA en operateurs

USDA en operateurs

Operateurs

Operateurs


(1)  Recht van het gemeenschappelijk douanetarief.


23.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 249/14


VERORDENING (EG) Nr. 1345/2004 VAN DE COMMISSIE

van 22 juli 2004

tot wijziging van onderdelen van het productdossier voor een benaming die is opgenomen in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1107/96 betreffende de registratie van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen (Scotch Lamb)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name op artikel 9,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 2081/92 hebben de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk om wijzigingen van de beschrijving en de werkwijze voor het verkrijgen van het product verzocht voor de benaming „Scotch Lamb” die als beschermde geografische aanduiding is geregistreerd bij Verordening (EG) nr. 1107/96 van de Commissie van 12 juni 1996 betreffende de registratie van de geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen in het kader van de procedure van artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad (2).

(2)

Na onderzoek van de gevraagde wijzigingen is geoordeeld dat deze niet gering zijn.

(3)

Omdat het niet om geringe wijzigingen gaat, is op grond van artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 2081/92 de procedure van artikel 6 van die verordening van overeenkomstige toepassing.

(4)

Geoordeeld werd dat het in dit geval gaat om wijzigingen die in overeenstemming zijn met Verordening (EEG) nr. 2081/92. Bij de Commissie zijn geen bezwaren als bedoeld in artikel 7 van die verordening ingediend naar aanleiding van de bekendmaking van die wijzigingen in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3).

(5)

Bijgevolg moeten die wijzigingen worden geregistreerd en in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in bijlage I bij de onderhavige verordening vermelde wijzigingen worden geregistreerd en worden overeenkomstig artikel 6, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 2081/92 bekendgemaakt.

De geconsolideerde samenvatting die de belangrijkste gegevens uit het productdossier bevat, is opgenomen in bijlage II bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2004.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 208 van 24.7.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

(2)  PB L 148 van 21.6.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 526/2004 (PB L 85 van 23.3.2004, blz. 3).

(3)  PB C 99 van 25.4.2003, blz. 3 (Scotch Lamb).


BIJLAGE I

VERORDENING (EEG) Nr. 2081/92 VAN DE RAAD

WIJZIGING VAN HET PRODUCTDOSSIER VOOR EEN BESCHERMDE GEOGRAFISCHE AANDUIDING (artikel 9)

EG-nummer: UK/0275/24.1.1994

1.   Geregistreerde benaming: B.G.A. Scotch Lamb

2.   Gevraagde wijziging(en):

Rubriek(en) van het productdossier

Image

Naam

Image

Beschrijving

Image

Geografisch gebied

Image

Bewijs van de oorsprong

Image

Werkwijze voor het verkrijgen van het product

Image

Verband

Image

Etikettering

Image

Nationale eisen

Wijziging(en):

Beschrijving

Om beter aan te sluiten bij de huidige gang van zaken, rekening te houden met het belang dat de consument hecht aan een transparantere etikettering, en de kwaliteit van Scotch Lamb te verbeteren, wordt de bestaande beschrijving:

„Het product is afkomstig van lammeren die in het aangewezen gebied worden afgemest gedurende ten minste twee maanden, en in dat gebied worden geslacht en opgemaakt.”

vervangen door:

„Het product is afkomstig van lammeren die in het aangewezen geografische gebied zijn geboren, daar gedurende hun gehele leven zijn opgefokt en daar zijn geslacht en opgemaakt. De dieren moeten zijn geproduceerd en geslacht in overeenstemming met aan Europese norm EN 45011 (ISO-handleiding 65) beantwoordende kwaliteitsborgingssystemen waarbij normen en beoordelingscriteria en -frequenties worden gehanteerd die overeenkomen met die welke door de aanvrager zijn vastgesteld.”

Werkwijze voor het verkrijgen van het product

Als gevolg van de hierboven aangegeven wijziging van de beschrijving moeten ook de gegevens over de werkwijze voor het verkrijgen van het product worden gewijzigd. Bovendien werd, toen de oorspronkelijke aanvraag werd ingediend, nagenoeg geen Scotch Lamb in bevroren staat verkocht. Hoewel dit nog steeds niet op grote schaal gebeurt, wenst de aanvrager de zin „Het lamsvlees wordt vers of gekoeld verkocht” te schrappen zodat Scotch Lamb ook in bevroren staat kan worden verkocht mocht een verwerker dit willen.

Daarom wordt de bestaande formulering:

„De lammeren worden in Schotland afgemest gedurende een periode van ten minste twee maanden. Zij worden geslacht en opgemaakt in overeenstemming met het productdossier. Het lamsvlees wordt vers of gekoeld verkocht.”

vervangen door:

„De lammeren worden geboren in het aangewezen geografische gebied en worden daar gedurende hun gehele leven opgefokt. Zij worden geproduceerd en geslacht in overeenstemming met aan Europese norm EN 45011 (ISO-handleiding 65) beantwoordende kwaliteitsborgingssystemen waarbij normen en beoordelingscriteria en -frequenties worden gehanteerd die overeenkomen met die welke door de aanvrager zijn vastgesteld. Zij worden in het genoemde gebied geslacht en opgemaakt in overeenstemming met het productdossier.”.


BIJLAGE II

GECONSOLIDEERDE SAMENVATTING

Verordening (EEG) Nr. 2081/92 van de Raad

„SCOTCH LAMB”

EG-NUMMER: UK/0275/24.1.1994

BOB ( ) BGA (x)

Deze samenvatting is opgesteld voor informatieve doeleinden. Voor volledige informatie, met name ten behoeve van de producenten van het product met de betrokken BOB of BGA, dient de volledige versie van het productdossier te worden geraadpleegd hetzij op nationaal niveau, hetzij bij de bevoegde diensten van de Europese Commissie (1).

1.

   Bevoegde dienst van de lidstaat

Naam:

Department of Environment, Food and Rural Affairs — Food Chain Marketing and Competitiveness Division

Adres:

Room 338

Nobel House

17 Smith Square

London — SW1P 3JR

Tel.

(44-207) 238 66 87

Fax

(44-207) 238 57 28

E-mail:

rlf.feedback@defra.gsi.gov.uk

2.

   Aanvragende groepering

2.1.

Naam

:

Quality Meat Scotland

2.2.

Adres:

Rural Centre

West Mains

Ingliston

Newbridge

Midlothian — EH28 8NZ

Tel.

(44-131) 472 40 40

Fax

(44-131) 472 40 38

E-mail:

info@qmscotland.co.uk

2.3.

Samenstelling: producenten (6 633), verwerkers (32), anderen (310)

3.

   Productcategorie: categorie 1.1. — vers vlees

4.

   Overzicht van het productdossier (samenvatting van de in artikel 4, lid 2, voorgeschreven gegevens)

4.1.   Naam: „Scotch Lamb”

4.2.   Beschrijving: Het product is afkomstig van lammeren die in het aangewezen geografische gebied zijn geboren, daar gedurende hun gehele leven zijn opgefokt en daar zijn geslacht en opgemaakt. De dieren moeten zijn geproduceerd en geslacht in overeenstemming met aan Europese norm EN 45011 (ISO-handleiding 65) beantwoordende kwaliteitsborgingssystemen waarbij normen en beoordelingscriteria en –frequenties worden gehanteerd die overeenkomen met die welke door de aanvrager zijn vastgesteld.

4.3.   Geografisch gebied: Het aangewezen gebied omvat het Schotse vasteland, de eilanden langs de westkust, de Orkney-eilanden en de Shetland-eilanden.

4.4.   Bewijs van de oorsprong: Scotch Lamb is sinds de 19e eeuw befaamd voor zijn superieure kwaliteit die het te danken heeft aan de traditionele wijze van voeren van de lammeren. Op de vleesmarkt heeft het zich een uitstekende reputatie verworven, niet alleen in het Verenigd Koninkrijk maar ook daarbuiten.

4.5.   Werkwijze voor het verkrijgen van het product: De lammeren worden geboren in het aangewezen geografische gebied en worden daar gedurende hun gehele leven opgefokt. Zij worden geproduceerd en geslacht in overeenstemming met aan Europese norm EN 45011 (ISO-handleiding 65) beantwoordende kwaliteitsborgingssystemen waarbij normen en beoordelingscriteria en –frequenties worden gehanteerd die overeenkomen met die welke door de aanvrager zijn vastgesteld. Zij worden in het genoemde gebied geslacht en opgemaakt in overeenstemming met het productdossier.

4.6.   Verband: De kwaliteit en de bijzondere eigenschappen van Scotch Lamb zijn te danken aan het feit dat de lammeren op extensieve wijze worden geweid op de typische Schotse graslanden.

4.7.   Controlestructuur:

Naam:

Scottish Food Quality Certification

Adres:

Royal Highland Centre

10th Avenue

Ingliston

Edinburgh — EH28 8NF

Tel.

(44-131) 335 66 15

Fax

(44-131) 335 66 01

E-mail:

enquiries@sfqc.co.uk

4.8.   Etikettering: BGA

4.9.   Nationale eisen: —


(1)  Europese Commissie, Directoraat-generaal Landbouw, Eenheid Kwaliteitsbeleid voor landbouwproducten, B-1049 Brussel.


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Commissie

23.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 249/18


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 2 juli 2004

betreffende een afwijking van de bij artikel 6 van Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde overgangsregeling voor de doorvoer van gezelschapsdieren over het grondgebied van Zweden tussen het eiland Bornholm en de overige delen van het grondgebied van Denemarken

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 2435)

(Slechts de teksten in de Deense en de Zweedse taal zijn authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2004/557/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en houdende wijziging van Richtlijn 92/65/EEG van de Raad (1), en met name op artikel 21,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 6 van Verordening (EG) nr. 998/2003 stelt voor een overgangsperiode van vijf jaar de veterinaire voorwaarden vast die onder andere gelden voor het niet-commerciële verkeer van als gezelschapsdier gehouden honden en katten naar het grondgebied van Zweden.

(2)

Die voorwaarden zijn grotendeels dezelfde als de nationale voorwaarden die vóór de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 998/2003 golden voor binnenkomst in Zweden.

(3)

Er bestond een bilaterale overeenkomst tussen Zweden en Denemarken tot vaststelling van minder restrictieve voorschriften dan die welke voor binnenkomst in Zweden golden, voor de doorvoer van gezelschapsdieren over het grondgebied van Zweden tussen het eiland Bornholm (DK) in de Oostzee en de overige delen van het grondgebied van Denemarken.

(4)

Het is wenselijk deze beperkte afwijking van de bij artikel 6 van Verordening (EG) nr. 998/2003 vastgestelde overgangsregeling te handhaven.

(5)

De in deze beschikking vervatte maatregel is in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

In afwijking van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 998/2003 en tot het einde van de in dat artikel vastgestelde overgangsperiode is de doorvoer van gezelschapsdieren van de in deel A van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 998/2003 vermelde soorten tussen het eiland Bornholm en andere delen van het grondgebied van Denemarken over het grondgebied van Zweden toegestaan overeenkomstig de tussen de twee lidstaten overeengekomen voorwaarden.

Artikel 2

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 3 juli 2004.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk Denemarken en het Koninkrijk Zweden.

Gedaan te Brussel, 2 juli 2004.

Voor de Commissie

David BYRNE

Lid van de Commissie


(1)  PB L 146 van 13.6.2003, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 592/2004 van de Commissie (PB L 94 van 31.3.2004, blz. 7).


23.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 249/20


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 15 juli 2004

tot uitvoering van Richtlijn 64/432/EEG van de Raad voor wat betreft aanvullende garanties voor het intracommunautaire handelsverkeer in runderen ten aanzien van infectieuze boviene rhinotracheïtis en de goedkeuring van de door sommige lidstaten ingediende uitroeiingsprogramma's

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 2114)

(Voor de EER relevante tekst)

(2004/558/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (1), en met name op artikel 9, lid 2, en artikel 10, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Infectieuze boviene rhinotracheïtis is de beschrijving van de opvallendste klinische symptomen van een besmetting met het boviene herpesvirus van het type 1 (BHV1). Aangezien infecties met dit virus veelal een subklinisch verloop hebben, moeten de bestrijdingsmaatregelen eerder gericht zijn op uitroeiing van de infectie dan op de onderdrukking van de symptomen.

(2)

In deel II van bijlage E bij Richtlijn 64/432/EEG is infectieuze boviene rhinotracheïtis opgenomen onder de ziekten waarvoor nationale bestrijdingsprogramma's kunnen worden goedgekeurd en aanvullende garanties kunnen worden verlangd.

(3)

Duitsland had een programma ingediend tot uitroeiing van BHV1-infecties in alle delen van zijn grondgebied, dat voldoet aan de criteria van artikel 9, lid 1, van Richtlijn 64/432/EEG en dat voorziet in voorschriften voor het binnenlands verkeer van runderen, die overeenkomen met die welke eerder zijn toegepast in Oostenrijk, de provincie Bolzano in Italië, en Zweden, waar de ziekte met succes is uitgeroeid.

(4)

Het door Duitsland ingediende programma en, zoals door de lidstaat gevraagd, aanvullende garanties ten aanzien van de handel in runderen teneinde het welslagen van het programma te waarborgen zijn vastgesteld bij Beschikking 2004/215/EG (2) van 1 maart 2004 tot uitvoering van Richtlijn 64/432/EEG voor wat betreft aanvullende garanties voor het intracommunautaire handelsverkeer in runderen ten aanzien van infectieuze boviene rhinotracheïtis en de goedkeuring van de door sommige lidstaten ingediende uitroeiingsprogramma's.

(5)

Voor Denemarken, Oostenrijk, Finland en Zweden, alsook voor de provincie Bolzano in Italië bestaan reeds aanvullende garanties. Deze lidstaten zijn van oordeel dat hun grondgebied vrij is van infectieuze boviene rhinotracheïtis en Italië is dezelfde mening toegedaan wat de provincie Bolzano betreft. Overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Richtlijn 64/432/EEG hebben zij de Commissie documenten overgelegd waaruit blijkt dat de situatie nog steeds gecontroleerd wordt.

(6)

Voor lidstaten of regio's daarvan die erkend zijn als vrij van deze ziekte en die momenteel zijn opgenomen in de bijlage bij Beschikking 93/42/EEG van de Commissie (3), kan worden volstaan met minimumvoorschriften voor de verzending van fok- en gebruiksrunderen naar andere lidstaten.

(7)

Voor de standaardisatie van BHV1-tests in laboratoria heeft het Internationaal Bureau voor Besmettelijke Veeziekten (OIE) sterk positieve, zwak positieve en negatieve internationale OIE-standaardsera vastgesteld, die verkrijgbaar zijn bij de referentielaboratoria van het OIE voor infectieuze boviene rhinotracheïtis die worden vermeld in het Handboek inzake normen voor diagnostische tests en vaccins (4).

(8)

Er zijn problemen vastgesteld met betrekking tot het intracommunautaire handelsverkeer in runderen die afkomstig zijn uit lidstaten met een verschillende status ten aanzien van infectieuze boviene rhinotracheïtis.

(9)

Voor de duidelijkheid en met het oog op de linguïstische concordantie van de maatregelen dienen de goedkeuring van het Duitse programma en de aanvullende garanties ten aanzien van infectieuze boviene rhinotracheïtis bij één beschikking te worden geregeld en dient Beschikking 2004/215/EG te worden ingetrokken.

(10)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De door de lidstaten in de eerste kolom van de tabel in bijlage I ingediende programma's voor de bestrijding en uitroeiing van infecties met het boviene herpesvirus van het type 1 (BHV1), hierna „infectieuze boviene rhinotracheïtis” of „IBR” genoemd, in de in de tweede kolom van de tabel in bijlage I vermelde regio's van deze lidstaten worden goedgekeurd.

Artikel 2

1.   Fok- en gebruiksrunderen die afkomstig zijn uit niet in bijlage II genoemde lidstaten of regio's daarvan en die bestemd zijn voor in bijlage I opgenomen lidstaten of regio's daarvan, moeten ten minste voldoen aan de volgende aanvullende garanties:

a)

zij moeten afkomstig zijn van een bedrijf waar volgens officiële berichtgeving in de laatste twaalf maanden geen klinische of pathologische verschijnselen van infectieuze boviene rhinotracheïtis zijn geconstateerd;

b)

zij moeten onmiddellijk voor verzending 30 dagen lang in een door de bevoegde autoriteit erkende inrichting geïsoleerd zijn geweest en alle runderen in dezelfde isolatie-inrichting mogen al die tijd geen klinische symptomen van infectieuze boviene rhinotracheïtis hebben vertoond;

c)

zij en alle andere runderen in dezelfde isolatie-inrichting moeten met negatief resultaat een serologische test hebben ondergaan, uitgevoerd op bloedmonsters die minstens 21 dagen na aankomst in de isolatie-inrichting zijn genomen en die op de volgende antistoffen zijn onderzocht:

i)

in het geval van gevaccineerde runderen, antistoffen tegen de gE-glycoproteïne van het BHV1, of

ii)

in het geval van niet-gevaccineerde runderen, antistoffen tegen het gehele BHV1.

2.   In afwijking van lid 1 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van oorsprong toestaan dat runderen die voldoen aan minstens één van de volgende alternatieve voorwaarden worden verzonden naar bedrijven die gelegen zijn in gebieden die zijn opgenomen in bijlage I:

a)

de dieren zijn afkomstig uit een lidstaat die is opgenomen in bijlage I en komen van BHV1-vrije bedrijven en voldoen minstens aan de in bijlage III vastgestelde vereisten,

b)

de dieren zijn bestemd voor de vleesproductie en voldoen aan de volgende voorwaarden:

i)

de dieren

komen van BHV1-vrije bedrijven zoals gedefinieerd in bijlage III, of

stammen af van gevaccineerde en geregeld gehervaccineerde moederdieren, of

zijn overeenkomstig de instructies van de producent geregeld gevaccineerd en gehervaccineerd met een gE-deletievaccin, of

hebben in de lidstaat van oorsprong met negatief resultaat een serologische test op antistoffen ondergaan als bedoeld in lid 1, onder c), uitgevoerd op een bloedmonster dat binnen 14 dagen van verzending is genomen, en

ii)

zij worden vervoerd zonder in contact te komen met dieren met een minder goede gezondheidsstatus naar een bedrijf met een niet bekende BHV1-status in de lidstaat van bestemming die in bijlage I is opgenomen, waar alle dieren overeenkomstig het goedgekeurde nationale uitroeiingsprogramma in stallen worden vetgemest, en van waar ze uitsluitend rechtstreeks naar het slachthuis kunnen worden vervoerd;

c)

de dieren zijn afkomstig van bedrijven waar alle runderen in het bedrijf die ouder zijn dan 15 maanden zijn gevaccineerd en geregeld worden gehervaccineerd en alle dieren in het bedrijf die ouder zijn dan 9 maanden met negatief resultaat een serologische test hebben ondergaan op antistoffen tegen de gE-glycoproteïne van het BHV1 met tussenpozen van niet meer dan twaalf maanden en de dieren zijn met negatief resultaat getest op antistoffen als bedoeld in lid 1, onder c), i), op bloedmonsters die tijdens de laatste 14 dagen voor verzending zijn genomen;

d)

de dieren zijn afkomstig van BHV1-vrije bedrijven zoals vastgesteld in bijlage III, die gelegen zijn in een lidstaat waar voor infectieuze boviene rhinotracheïtis een meldingsplicht geldt en waar binnen een gebied met een radius van vijf km rond de bedrijven gedurende de voorbije 30 dagen geen klinische of pathologische verschijnselen van BHV1-infectie zijn geconstateerd en de dieren zijn met negatief resultaat getest op antistoffen als bedoeld in lid 1, onder c), op een bloedmonster dat tijdens de laatste 14 dagen voor verzending is genomen.

3.   Slachtrunderen die afkomstig zijn uit niet in bijlage II genoemde lidstaten of regio's daarvan en die bestemd zijn voor in bijlage I opgenomen lidstaten of regio's daarvan, moeten rechtstreeks naar het slachthuis van bestemming worden vervoerd of naar een erkend verzamelcentrum vanwaar zij overeenkomstig artikel 7, tweede streepje, van Richtlijn 64/432/EEG naar het slachthuis worden vervoerd om te worden geslacht.

4.   Op het gezondheidscertificaat volgens model 1 in bijlage F bij Richtlijn 64/432/EEG dat de in lid 1 bedoelde dieren vergezelt, moet in afdeling C, punt 4, de volgende informatie worden opgenomen:

a)

na het eerste streepje: „IBR”,

b)

na het tweede streepje: „Artikel 2, lid […], punt […] van Beschikking 2004/558/EG van de Commissie”.

Artikel 3

1.   Fok- en gebruiksrunderen die afkomstig zijn uit niet in bijlage II genoemde lidstaten of regio's daarvan en die bestemd zijn voor lidstaten of regio's daarvan die vrij zijn van infectieuze boviene rhinotracheïtis en opgenomen zijn in bijlage II, moeten ten minste voldoen aan de volgende aanvullende garanties:

a)

zij moeten voldoen aan de aanvullende garanties als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder a) en b);

b)

zij en alle andere runderen in dezelfde isolatie-inrichting als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder b), moeten met negatief resultaat een serologische test hebben ondergaan, uitgevoerd op bloedmonsters die minstens 21 dagen na aankomst in de isolatie-inrichting zijn genomen en die op antistoffen tegen het gehele BHV1 zijn onderzocht;

c)

zij mogen niet tegen infectieuze boviene rhinotracheïtis ingeënt zijn geweest.

2.   Slachtrunderen die afkomstig zijn uit niet in bijlage II genoemde lidstaten of regio's daarvan en die bestemd zijn voor in bijlage II opgenomen lidstaten of regio's daarvan, moeten rechtstreeks naar het slachthuis van bestemming worden vervoerd om overeenkomstig artikel 7, eerste streepje, van Richtlijn 64/432/EEG te worden geslacht.

3.   Op het gezondheidscertificaat volgens model 1 in bijlage F bij Richtlijn 64/432/EEG dat de in lid 1 bedoelde dieren vergezelt, moet in afdeling C, punt 4, de volgende informatie worden opgenomen:

a)

na het eerste streepje: „IBR”,

b)

na het tweede streepje: „Artikel 3 van Beschikking 2004/558/EG van de Commissie”.

Artikel 4

Fok- en gebruiksrunderen die afkomstig zijn uit een lidstaat of regio daarvan die is opgenomen in bijlage II, en die bestemd zijn voor een lidstaat of regio daarvan die is opgenomen in bijlage I of II, moeten voldoen aan de voorwaarden van artikel 2, lid 1, onder a).

Artikel 5

De lidstaten dragen er zorg voor dat de in artikel 2, lid 1, onder c), punt ii), en in artikel 3, lid 1, onder b), bedoelde serologische test voor de opsporing van antistoffen tegen het gehele BHV1 gestandaardiseerd is aan de hand van de sterk positieve, zwak positieve en negatieve internationale OIE-standaardsera voor BHV1-tests.

Artikel 6

Beschikking 2004/215/EG wordt ingetrokken.

Artikel 7

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 26 juli 2004.

Artikel 8

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 15 juli 2004.

Voor de Commissie

David BYRNE

Lid van de Commissie


(1)  PB 121 van 29.7.1964, blz. 1977/64. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1226/2002 (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 8).

(2)  PB L 67 van 5.3.2004, blz. 24.

(3)  PB L 16 van 25.1.1993, blz. 50. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2000/502/EG (PB L 200 van 8.8.2000, blz. 62).

(4)  Manual of Standards for Diagnostic Tests and Vaccines, 4e editie, augustus 2000.


BIJLAGE I

Lidstaat

Regio's van de lidstaat waarvoor overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 64/432/EEG aanvullende garanties ten aanzien van infectieuze boviene rhinotracheïtis gelden

Duitsland

Alle regio's


BIJLAGE II

Lidstaat

Regio's van de lidstaat waarvoor overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 64/432/EEG aanvullende garanties ten aanzien van infectieuze boviene rhinotracheïtis gelden

Denemarken

Alle regio's

Italië

Provincie Bolzano

Oostenrijk

Alle regio's

Finland

Alle regio's

Zweden

Alle regio's


BIJLAGE III

BHV1-vrij bedrijf

1.

Een bedrijf dat runderen houdt, wordt beschouwd als vrij van BHV1-infectie als het aan de volgende voorwaarden voldoet:

1.1.

er is voor het bedrijf tijdens de laatste zes maanden geen verdenking van BHV1-infectie geconstateerd en alle runderen op het bedrijf zijn vrij van klinische symptomen die wijzen op BHV1-infectie;

1.2.

er zijn slechts runderen binnengebracht van bedrijven die gelegen zijn in lidstaten of regio's daarvan die zijn opgenomen in bijlage II of van BHV1-vrije bedrijven, en geen van de runderen in het bedrijf is in contact gekomen met andere runderen dan die welke komen van bedrijven die gelegen zijn in lidstaten of regio's daarvan die zijn opgenomen in bijlage II of van BHV1-vrije bedrijven,

1.3.

vrouwelijke runderen worden uitsluitend bevrucht met sperma van stieren dat is geproduceerd overeenkomstig Richtlijn 88/407/EEG en die met negatief resultaat zijn getest op antistoffen als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder c), i), of zijn gedekt door stieren van bedrijven die gelegen zijn in lidstaten of regio's daarvan die zijn opgenomen in bijlage II of van BHV1-vrije bedrijven,

1.4.

minstens één van de volgende bestrijdingsregelingen wordt op het bedrijf toegepast:

1.4.1.

een in artikel 2, lid 1, onder c), bedoelde serologische test voor de opsporing van antistoffen is uitgevoerd met telkens negatieve resultaten op minstens twee bloedmonsters, die zijn genomen met tussenpozen van vijf tot zeven maanden van alle vrouwelijke en mannelijke runderen ouder dan negen maanden die voor de fok worden gebruikt of zijn bestemd,

1.4.2.

een serologische test voor de opsporing van antistoffen tegen BHV1 is uitgevoerd met een negatief resultaat op minstens twee individuele melkmonsters, of een pool van melkmonsters van niet meer dan vijf dieren, genomen met tussenpozen van vijf tot zeven maanden van alle melkvee, en een serologische test als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder c), voor de opsporing van antistoffen is uitgevoerd met telkens negatieve resultaten op minstens twee bloedmonsters, die zijn genomen met tussenpozen van vijf tot zeven maanden van alle vrouwelijke runderen die geen melk produceren en alle mannelijke runderen ouder dan negen maanden die voor de fok worden gebruikt of zijn bestemd,

1.4.3.

in melkveebedrijven waar minstens 30 % van de runderen melkgevende melkkoeien zijn, is een serologische test voor de opsporing van antistoffen tegen BHV1 uitgevoerd met telkens negatieve resultaten op minstens drie melkmonsters die, afhankelijk van de specificatie van de gebruikte test, zijn verzameld uit een groep van niet meer dan 50 dieren en zijn genomen met tussenpozen van minstens drie maanden, en is een serologische test voor de opsporing van antistoffen als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder c), uitgevoerd met telkens negatieve resultaten op minstens één bloedmonster, dat is genomen bij alle vrouwelijke runderen die geen melk produceren en bij alle mannelijke runderen ouder dan negen maanden die voor de fok worden gebruikt of zijn bestemd,

1.4.4.

alle runderen in het bedrijf zijn afkomstig van bedrijven die zich bevinden in lidstaten of regio's daarvan die zijn opgenomen in bijlage II of van BHV1-vrije bedrijven.

2.

De BHV1-vrije status van een bedrijf dat runderen houdt, wordt gehandhaafd indien:

2.1.

verder wordt beantwoord aan de voorwaarden in de punten 1.1 tot en met 1.3, en

2.2.

minstens één van de volgende bestrijdingsregelingen wordt toegepast:

2.2.1.

alle runderen op het bedrijf ouder dan 24 maanden reageerden negatief op een serologische test voor de opsporing van antistoffen als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder c), uitgevoerd op een bloedmonster dat is genomen met tussenpozen van niet meer dan twaalf maanden,

2.2.2.

de serologische test voor de opsporing van antistoffen tegen BHV1 is uitgevoerd met een negatief resultaat op minstens één individueel melkmonster, of een pool van melkmonsters van niet meer dan vijf dieren, genomen met tussenpozen van niet meer dan twaalf maanden van alle melkvee, en alle vrouwelijke runderen die geen melk produceren en mannelijke runderen op het bedrijf ouder dan 24 maanden hebben negatief gereageerd op een serologische test voor de opsporing van antistoffen als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder c), uitgevoerd op een bloedmonster dat met tussenpozen van niet meer dan twaalf maanden is genomen,

2.2.3.

in melkveebedrijven waar minstens 30 % van de runderen melkgevende melkkoeien zijn, is een serologische test voor de opsporing van antistoffen tegen BHV1 uitgevoerd met negatieve resultaten op minstens twee melkmonsters die, afhankelijk van de specificatie van de gebruikte test, zijn verzameld uit een groep van niet meer dan 50 dieren en zijn genomen met tussenpozen van minstens drie maanden en niet meer dan twaalf maanden, en is een serologische test voor de opsporing van antistoffen als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder c), uitgevoerd met telkens negatieve resultaten op minstens één bloedmonster, dat met tussenpozen van niet meer dan twaalf maanden is genomen bij alle vrouwelijke runderen die geen melk produceren en mannelijke runderen ouder dan 24 maanden.

3.

De BHV1-vrije status van een bedrijf dat runderen houdt, wordt opgeschort wanneer tijdens de in de punten 2.2.1 tot en met 2.2.3 bedoelde test een dier positief reageert op een test voor de opsporing van antistoffen als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder c).

4.

De BHV1 vrije status die is opgeschort overeenkomstig punt 3 wordt slechts opnieuw toegekend na uitvoering van een serologisch onderzoek met telkens een negatief resultaat op twee ogenblikken, met een tussenpoos van minstens twee maanden en ten vroegste 30 dagen na de verwijdering van de seropositieve dieren, dat serologische tests omvat voor de opsporing van antistoffen als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder c), van alle runderen op het bedrijf, uitgevoerd op bloedmonsters, of in het geval van melkkoeien, tests voor de opsporing van antistoffen tegen BHV1 uitgevoerd op individuele melkmonsters, of pools van melkmonsters van niet meer dan vijf dieren.


23.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 249/26


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 21 juni 2004

tot vaststelling van de lijst van de zones in de Tsjechische Republiek die in de periode 2004-2006 onder doelstelling 2 van de Structuurfondsen vallen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 2134)

(Slechts de tekst in de Tsjechische taal is authentiek)

(2004/559/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen (1), en met name op artikel 4, lid 4,

Na raadpleging van het Comité voor de ontwikkeling en omschakeling van de regio's, het Comité voor de landbouwstructuur en de plattelandsontwikkeling en het Comité voor de structuur van de visserij en de aquacultuur,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Doelstelling 2 van de Structuurfondsen is bedoeld ter ondersteuning van de economische en sociale omschakeling van de zones die in structurele moeilijkheden verkeren.

(2)

De Commissie en de lidstaten spannen zich in om ervoor te zorgen dat de bijstandsverlening daadwerkelijk op de ergst getroffen zones van de Gemeenschap wordt geconcentreerd, zulks op het meest geschikte geografische niveau.

(3)

Het bevolkingsplafond is vastgesteld op 370 000 inwoners, overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/1999, waarin het plafond voor de Tsjechische Republiek is vastgesteld op 31 % van de bevolking van de NUTS II-regio’s die niet onder doelstelling 1 vallen.

(4)

Op grond van de voorstellen van de lidstaten en in overleg met de desbetreffende lidstaat, stelt de Commissie een lijst op van de zones die onder doelstelling 2 vallen, rekening houdend met nationale prioriteiten,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De zones in de Tsjechische Republiek die van 1 mei 2004 tot 31 december 2006 onder doelstelling 2 van de Structuurfondsen vallen, zijn vermeld in de lijst in de bijlage.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de Tsjechische Republiek.

Gedaan te Brussel, 21 juni 2004.

Voor de Commissie

Jacques BARROT

Lid van de Commissie


(1)  PB L 161 van 26.6.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding.


BIJLAGE

Lijst van zones die in de Tsjechische Republiek onder doelstelling 2 vallen

Tijdvak 2004 tot 2006

NUTS III-regio

Zone

Bevolking in regio op Nuts III-niveau binnen in aanmerking komende zones (inwoners)

De gehele NUTS III-regio met uitzondering van

Alleen de volgende zones van de regio op NUTS III-niveau

Zones die voldoen aan artikel 4, lid 7, van Verordening (EG) nr. 1260/1999

Praag

 

De districten (nationale code):

 

Praag 1 (500054)

 

Praag 8 (500208)

 

Praag — Březiněves (538124)

 

Praag — Ďáblice (547298)

 

Praag — Dolní Chabry (547301)

 

Praag 9 (500216)

 

Praag 12 (547107)

 

Praag — Libuš (547051)

 

Praag 14 (547361)

 

Praag — Dolní Počernice (538175)

 

Praag 15 (547387)

 

Praag — Dolní Měcholupy (547379)

 

Praag — Dubeč (538205)

 

Praag — Petrovice (547395)

 

Praag — Štěrboholy (547409)

 

Praag 19 — Kbely (547344)

 

Praag — Čakovice (547310)

 

Praag — Satalice (538736)

 

Praag — Vinoř (539007)

 

Praag 20 — Horní Počernice (538213)

 

Praag 21 — Újezd nad Lesy (538949)

 

Praag — Běchovice (538060)

 

Praag — Klánovice (538302)

 

Praag — Koloděje (538353)

364 766