ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 236

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

47e jaargang
7 juli 2004


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

*

Verordening (EG) nr. 1242/2004 van de Raad van 28 juni 2004 waarbij aan de nieuwe lidstaten een afwijking wordt toegestaan van enkele bepalingen van Verordening (EG) nr. 2371/2002 met betrekking tot de referentieniveaus van de vissersvloten

1

 

 

Verordening (EG) nr. 1243/2004 van de Commissie van 6 juli 2004 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

3

 

*

Verordening (EG) nr. 1244/2004 van de Commissie van 6 juli 2004 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad betreffende de toekenning van communautaire steun voor de particuliere opslag van bepaalde kaassoorten in het melkprijsjaar 2004/2005

5

 

*

Richtlijn 2004/85/EG van de Raad van 28 juni 2004 tot wijziging van Richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van sommige bepalingen op Estland

10

 

*

Richtlijn 2004/86/EG van de Commissie van 5 juli 2004 tot wijziging, met het oog op de aanpassing aan de technische vooruitgang, van Richtlijn 93/93/EEG van de Raad betreffende de massa's en afmetingen van twee- of driewielige motorvoertuigen ( 1 )

12

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Raad

 

*

2004/536/EG:Besluit van de Raad in de samenstelling van de staatshoofden en regeringsleiders van 29 juni 2004 houdende voordracht van de persoon die hij voornemens is tot voorzitter van de Commissie te benoemen

15

 

*

2004/537/EG, Euratom:Besluit van de Raad van 29 juni 2004 houdende benoeming van de secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie, hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid

16

 

*

2004/538/EG, Euratom:Besluit van de Raad van 29 juni 2004 houdende benoeming van de plaatsvervangend secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie

17

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 1165/2004 van de Commissie van 24 juni 2004 tot aanvulling van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2400/96 betreffende de inschrijving van bepaalde benamingen in het Register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Anchois de Collioure, Melon du Quercy en Salame d’oca di Mortara) (PB L 224 van 25.6.2004)

18

 

*

Rectificatie van de rectificatie van Richtlijn 2004/73/EG van de Commissie van 29 april 2004 tot negenentwintigste aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (PB L 216 van 16.6.2004)

18

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

7.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 236/1


VERORDENING (EG) Nr. 1242/2004 VAN DE RAAD

van 28 juni 2004

waarbij aan de nieuwe lidstaten een afwijking wordt toegestaan van enkele bepalingen van Verordening (EG) nr. 2371/2002 met betrekking tot de referentieniveaus van de vissersvloten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op het Verdrag betreffende de toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije, en met name op artikel 2, lid 3,

Gelet op de Akte van toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije, en met name op artikel 57,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 12 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1) is bepaald dat voor de vloot van elke lidstaat referentieniveaus moeten worden vastgesteld, gelijk aan de som van de doelstellingen van het meerjarig oriëntatieprogramma 1997-2002 voor elk segment.

(2)

De nieuwe lidstaten beschikken niet over doelstellingen zoals bedoeld in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 2371/2002.

(3)

Voor de nieuwe lidstaten konden alleen referentieniveaus worden vastgesteld op basis van het niveau van hun vloot op het ogenblik van toetreding. In dat geval zouden de verplichtingen van artikel 11, leden 2 en 4, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 echter overbodig zijn, aangezien die verplichtingen en de verplichtingen ingevolge de regeling voor toevoeging/onttrekking van artikel 13 van die verordening elkaar zouden overlappen.

(4)

Voor de nieuwe lidstaten behoeven derhalve geen referentieniveaus zoals bedoeld in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 te worden vastgesteld en geldt evenmin artikel 11, leden 2 en 4, van die verordening aangezien dit geen gevolgen zal hebben op het vlootbeheer door de nieuwe lidstaten.

(5)

Wegens de korte periode waarin de nieuwe lidstaten de vlootvernieuwing mogen ondersteunen, behoeven deze vloten niet te worden verminderd, zoals bepaald in artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002.

(6)

Bijgevolg moet de nieuwe lidstaten worden toegestaan van de relevante bepalingen van Verordening (EG) nr. 2371/2002 af te wijken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bij wijze van afwijking zijn artikel 11, leden 2 en 4, artikel 12 en artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 niet van toepassing op Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 mei 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 28 juni 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

M. CULLEN


(1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.


7.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 236/3


VERORDENING (EG) Nr. 1243/2004 VAN DE COMMISSIE

van 6 juli 2004

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 7 juli 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 juli 2004.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1947/2002 (PB L 299 van 1.11.2002, blz. 17).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 6 juli 2004 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(in EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

57,9

999

57,9

0707 00 05

052

92,6

999

92,6

0709 90 70

052

83,4

999

83,4

0805 50 10

388

62,4

508

48,1

524

59,2

528

54,6

999

56,1

0808 10 20, 0808 10 50, 0808 10 90

388

88,7

400

105,7

404

105,9

508

69,7

512

87,5

528

74,5

720

67,8

804

92,8

999

86,6

0808 20 50

388

105,3

512

89,1

528

76,7

999

90,4

0809 10 00

052

234,0

092

165,3

624

203,7

999

201,0

0809 20 95

052

294,3

068

127,8

400

335,9

999

252,7

0809 30 10, 0809 30 90

052

121,3

624

75,6

999

98,5

0809 40 05

052

107,2

512

91,6

624

193,7

999

130,8


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


7.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 236/5


VERORDENING (EG) Nr. 1244/2004 VAN DE COMMISSIE

van 6 juli 2004

houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad betreffende de toekenning van communautaire steun voor de particuliere opslag van bepaalde kaassoorten in het melkprijsjaar 2004/2005

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 kan steun worden verleend voor de particuliere opslag van soorten bewaarkaas en van kaassoorten die zijn geproduceerd op basis van schapenmelk en/of geitenmelk en die ten minste zes maanden moeten rijpen, indien uit de ontwikkeling van prijzen en voorraden van deze kaassoorten een ernstig gebrek aan evenwicht op de markt blijkt dat door seizoenopslag kan worden opgeheven of verminderd.

(2)

De seizoengebondenheid van de productie van bepaalde soorten bewaarkaas en van Pecorino Romano, Kefalotyri en Kasseri wordt nog verergerd door de omgekeerde seizoengebondenheid van het verbruik van deze kaassoorten. Bovendien worden de gevolgen van deze seizoengebondenheid nog verzwaard door de versnipperde productie van deze kaassoorten. Bijgevolg moet voor deze kaassoorten een seizoengebonden opslag plaatsvinden voor een hoeveelheid die overeenkomt met het verschil tussen de productie in de zomermaanden en die in de wintermaanden.

(3)

De voor de steun in aanmerking komende kaassoorten en maximumhoeveelheden, alsmede de duur van de overeenkomsten moeten naar gelang van de werkelijke marktbehoeften en de bewaarmogelijkheden voor de betrokken kaassoorten worden vastgesteld, ook voor de nieuwe lidstaten. Bovendien moet worden bepaald welke kaas in Ierland voor steun in aanmerking komt, teneinde de maatregelen te richten op die kaassoorten die het marktevenwicht zouden kunnen verstoren.

(4)

Op grond van de marktsituatie voor Pecorino Romano, die wordt gekenmerkt door marktoverschotten en een sterke prijsdaling, is het verantwoord de hoeveelheid kaas die voor steun in aanmerking komt, aanzienlijk te verhogen.

(5)

De inhoud van de opslagovereenkomst en de belangrijkste maatregelen inzake identificatie en controle van de kaas waarvoor de overeenkomst geldt, moeten nader worden bepaald. Bij de vaststelling van de steunbedragen moet rekening worden gehouden met de opslagkosten en met het in acht te nemen evenwicht tussen de kaas die voor deze steun in aanmerking komt, en de andere op de markt gebrachte kaas. Daartoe moet het bedrag voor de vaste kosten worden verlaagd en moet voor de berekening van de financieringskosten worden uitgegaan van een rentevoet van 2 %.

(6)

Ook moeten nadere voorschriften worden vastgesteld die betrekking hebben op de documentatie en de boekhouding, alsmede op de frequentie van de controles en de wijze waarop deze moeten worden verricht. In dit verband moet worden bepaald dat de lidstaten de controlekosten geheel of gedeeltelijk aan de contractant mogen aanrekenen.

(7)

Teneinde toezicht te kunnen houden op de wijze waarop de regeling inzake steun voor de opslag wordt toegepast, moeten de gegevens met betrekking tot de betrokken hoeveelheden kaas regelmatig aan de Commissie worden meegedeeld.

(8)

Het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voorwerp

Bij deze verordening worden uitvoeringsbepalingen vastgesteld voor de toekenning van de in artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 bedoelde communautaire steun voor de particuliere opslag van bepaalde kaassoorten (hierna „de steun” te noemen) in het melkprijsjaar 2004/2005.

Artikel 2

Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a)

„opslagpartij”: een hoeveelheid van minstens 2 t kaas van dezelfde soort, die op dezelfde dag in dezelfde opslagplaats is ingeslagen;

b)

„eerste dag van contractuele opslag”: de dag na die van inslag;

c)

„laatste dag van contractuele opslag”: de dag vóór die van uitslag;

d)

„opslagperiode” :de periode waarin de kaas onder de regeling inzake particuliere opslag kan vallen, zoals omschreven in de bijlage voor elke kaassoort.

Artikel 3

Voor de steun in aanmerking komende kaassoorten

1.   Onder de in de bijlage bepaalde voorwaarden wordt steun verleend voor bepaalde soorten bewaarkaas en voor Pecorino Romano, Kefalotyri en Kasseri.

2.   De kaas moet in de Gemeenschap vervaardigd zijn en aan de volgende voorwaarden voldoen:

a)

op de kaas moet in onuitwisbare letters de onderneming waar hij vervaardigd is, alsmede de dag en de maand van vervaardiging worden vermeld, waarbij deze vermeldingen eventueel in de vorm van een code mogen worden aangebracht;

b)

de kaas moet een kwaliteitsonderzoek ondergaan hebben waaruit blijkt dat hij voldoende waarborgen biedt om na rijping in één van de in de bijlage aangegeven categorieën te worden ingedeeld.

Artikel 4

Opslagovereenkomst

1.   De overeenkomsten voor de particuliere opslag van kaas worden gesloten tussen het interventiebureau van de lidstaat waar de kaas is opgeslagen, en natuurlijke personen of rechtspersonen, hierna „contractanten” te noemen.

2.   De opslagovereenkomst wordt schriftelijk gesloten op grond van een aanvraag tot sluiting van een overeenkomst.

Deze aanvraag moet binnen 30 dagen na de inslagdatum in het bezit zijn van het interventiebureau en mag slechts betrekking hebben op partijen kaas waarvoor de inslag beëindigd is. Het interventiebureau registreert de datum waarop het de aanvraag ontvangt.

Wanneer de aanvraag het interventiebureau binnen niet meer dan tien werkdagen na de bovengenoemde uiterste termijn bereikt, kan de opslagovereenkomst alsnog worden gesloten, maar het steunbedrag wordt dan met 30 % verlaagd.

3.   De opslagovereenkomst wordt voor één of meer opslagpartijen gesloten en omvat met name bepalingen inzake:

a)

de hoeveelheid kaas waarop de overeenkomst betrekking heeft;

b)

de data voor de uitvoering van de overeenkomst;

c)

het steunbedrag;

d)

de identificatie van de opslagplaatsen.

4.   De opslagovereenkomst wordt gesloten binnen 30 dagen na de datum waarop de aanvraag tot sluiting van een overeenkomst geregistreerd is.

5.   De controlemaatregelen, en met name die welke in artikel 7 bedoeld zijn, worden door het interventiebureau in een bestek beschreven. In het opslagcontract wordt naar dit bestek verwezen.

Artikel 5

Inslag en uitslag

1.   De inslag- en uitslagperioden zijn vermeld in de bijlage.

2.   De uitslag moet steeds betrekking hebben op een volledige partij.

3.   Wanneer aan het einde van de periode van 60 dagen van de contractuele opslag de kwaliteitsvermindering van de kaas groter is dan ze normaliter als gevolg van de bewaring zou mogen zijn, kunnen de contractanten worden gemachtigd eenmaal voor iedere opslagpartij de betrokken hoeveelheden op hun kosten te vervangen.

Wanneer in het kader van de controles tijdens de opslag of bij de uitslag bepaalde hoeveelheden ondeugdelijk worden bevonden, wordt voor deze hoeveelheden geen steun toegekend. Bovendien mag de voor steun in aanmerking komende overblijvende hoeveelheid van de opslagpartij niet minder dan 2 t bedragen.

De tweede alinea geldt ook bij uitslag van een gedeelte van een partij vóór het begin van de in lid 1 bedoelde uitslagperiode of vóór afloop van de in artikel 8, lid 2, bedoelde minimumopslagtermijn.

4.   In het in lid 3, eerste alinea, bedoelde geval geldt voor de berekening van de steun voor de vervangen hoeveelheden als eerste dag van contractuele opslag de dag waarop de periode van contractuele opslag is ingegaan.

Artikel 6

Opslagvoorwaarden

1.   De lidstaat vergewist zich ervan dat aan de voorwaarden om aanspraak op uitbetaling van de steun te kunnen maken, wordt voldaan.

2.   De contractant of, op verzoek of machtiging van de lidstaat, de beheerder van de opslagplaats houdt ten behoeve van de controle-instantie alle documenten ter beschikking die voor de producten die zich in particuliere opslag bevinden, uitsluitsel geven over:

a)

de eigenaar van de producten op het tijdstip van de inslag;

b)

de oorsprong en de vervaardigingsdatum van de kaas;

c)

de inslagdatum;

d)

de aanwezigheid van de kaas in de opslagplaats en het adres van de opslagplaats;

e)

de uitslagdatum.

3.   De contractant of, in voorkomend geval, de beheerder van de opslagplaats voert een in de opslagplaats beschikbaar te houden voorraadboekhouding, met de volgende gegevens:

a)

het opslagpartijnummer van de producten die zich in particuliere opslag bevinden;

b)

de inslag- en uitslagdatum;

c)

voor elke opslagpartij, het aantal kazen met vermelding van het gewicht per stuk;

d)

de plaats waar de producten zich in de opslagplaats bevinden.

4.   De opgeslagen producten moeten gemakkelijk identificeerbaar en vlot toegankelijk zijn en per overeenkomst uit elkaar kunnen worden gehouden. De opgeslagen kazen moeten van een bijzonder merkteken worden voorzien.

Artikel 7

Controles

1.   Bij de inslag voert de bevoegde instantie controles uit om met name te waarborgen dat de opgeslagen producten voor steun in aanmerking komen en om elke mogelijkheid tot vervanging van producten in de periode van contractuele opslag te voorkomen.

2.   De met de controle belaste bevoegde instantie voert een onaangekondigde steekproefcontrole op de aanwezigheid van de producten in de opslagplaats uit. De steekproef moet representatief zijn en betrekking hebben op minstens 10 % van de totale hoeveelheid waarvoor in het raam van een steunmaatregel voor de particuliere opslag overeenkomsten zijn gesloten.

Deze controle omvat naast de in artikel 6, lid 3, bedoelde boekhoudcontrole een fysieke controle van gewicht, aard en identificatie van de producten. Deze fysieke controle moet worden uitgevoerd bij minstens 5 % van de hoeveelheid waarop de onaangekondigde controle betrekking heeft.

3.   Aan het einde van de periode van contractuele opslag gaat de bevoegde instantie na of de producten nog aanwezig zijn. Indien de producten ook na het verstrijken van de maximumperiode van contractuele opslag nog opgeslagen blijven, mag deze controle evenwel bij de uitslag worden verricht.

Met het oog op de in de eerste alinea bedoelde controle waarschuwt de contractant de bevoegde instantie, met vermelding van de betrokken opslagpartijen, ten minste vijf werkdagen vóór het verstrijken van de contractuele opslagperiode of ten minste vijf werkdagen vóór het begin van de uitslag wanneer die tijdens of na afloop van de periode van contractuele opslag plaatsvindt.

De lidstaat kan instemmen met een waarschuwingstermijn die korter is dan de in de tweede alinea bedoelde vijf werkdagen.

4.   Over de controles op grond van de leden 1, 2 en 3 wordt een verslag opgesteld waarin worden vermeld:

a)

de datum van de controle,

b)

de duur ervan,

c)

de verrichte controlewerkzaamheden.

Het controleverslag moet worden ondertekend door de bevoegde ambtenaar en mede ondertekend door de contractant of, in voorkomend geval, door de beheerder van de opslagplaats en moet bij het betalingsdossier worden gevoegd.

5.   Wanneer bij 5 % of meer van de hoeveelheid gecontroleerde producten onregelmatigheden worden geconstateerd, wordt een door de bevoegde instantie te bepalen ruimere steekproef gehouden.

De lidstaten delen de onregelmatigheden binnen vier weken aan de Commissie mee.

6.   De lidstaten kunnen voorschrijven dat de controlekosten geheel of gedeeltelijk voor rekening van de contractant komen.

Artikel 8

Steun voor de opslag

1.   De steunbedragen worden als volgt vastgesteld:

a)

voor de vaste kosten: 10 EUR per ton;

b)

voor de opslagkosten: 0,25 EUR per ton en per dag van contractuele opslag;

c)

voor de financieringskosten:

i)

0,23 EUR per ton en per dag van contractuele opslag, wat bewaarkaas betreft,

ii)

0,28 EUR per ton en per dag van contractuele opslag, wat Pecorino Romano betreft, en

iii)

0,39 EUR per ton en per dag van contractuele opslag, wat Kefalotyri en Kasseri betreft.

2.   Er wordt geen steun verleend wanneer de periode van contractuele opslag minder dan 60 dagen bedraagt. Het maximumsteunbedrag mag niet hoger zijn dan het bedrag dat overeenkomt met een periode van contractuele opslag van 180 dagen.

Wanneer de contractant de termijn zoals bedoeld in artikel 7, lid 3, tweede of, in voorkomend geval, derde alinea, niet in acht neemt, wordt de steun met 15 % verminderd en slechts betaald voor de periode waarvoor de contractant ten genoegen van de bevoegde instantie het bewijs levert dat de kaas contractueel opgeslagen was.

3.   De steun wordt op verzoek van de contractant binnen 120 dagen na de datum van ontvangst van het verzoek uitbetaald, voorzover de in artikel 7, lid 3, bedoelde controles zijn uitgevoerd en voldaan is aan de voorwaarden die recht geven op uitbetaling van de steun.

Wanneer echter een administratief onderzoek loopt naar het recht op steun, vindt uitbetaling eerst plaats nadat de aanspraak op de steun is erkend.

Artikel 9

Mededelingen

Uiterlijk op de tiende van elke maand delen de lidstaten, voor de aan de mededeling voorafgaande maand, de volgende gegevens mee:

a)

de hoeveelheden van de hierna genoemde kaassoorten waarvoor een overeenkomst loopt bij het begin van de betrokken maand:

bewaarkaas,

Pecorino Romano,

Kefalotyri en Kasseri;

b)

de hoeveelheden van de onder a) genoemde kaassoorten waarvoor een opslagovereenkomst is gesloten in de loop van de betrokken maand;

c)

de hoeveelheden van de onder a) genoemde kaassoorten waarvoor de opslagovereenkomst is afgelopen in de loop van de betrokken maand;

d)

de hoeveelheden van de onder a) genoemde kaassoorten waarvoor nog een opslagovereenkomst loopt aan het einde van de betrokken maand.

Artikel 10

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 juli 2004.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).


BIJLAGE

Categorie kaas

Voor steun in aanmerking komende hoeveelheid

Minimale rijping

Inslagperiode

Uitslagperiode

Franse bewaarkaas:

gecontroleerde oorsprongsbenaming voor de soorten Beaufort of Comté

„label rouge” voor „Emmental grand cru”

klasse A of B voor Emmentaler of Gruyère

16 000 t

Tien dagen

van 8 juli tot en met 30 september 2004

van 1 oktober 2004 tot en met 31 maart 2005

Duitse bewaarkaas:

 

„Markenkäse” of „Klasse fein” Emmentaler/Bergkäse

1 000 t

Tien dagen

van 8 juli tot en met 30 september 2004

van 1 oktober 2004 tot en met 31 maart de 2005

Ierse bewaarkaas:

 

„Irish long keeping cheese. Emmental, special grade”

900 t

Tien dagen

van 8 juli tot en met 30 september 2004

van 1 oktober 2004 tot en met 31 maart 2005

Oostenrijkse bewaarkaas:

„1.

Güteklasse Emmentaler/Bergkäse/Alpkäse”

1 700 t

Tien dagen

van 8 juli tot en met 30 september 2004

van 1 oktober 2004 tot en met 31 maart 2005

Finse bewaarkaas:

 

„I luokka”

1 700 t

Tien dagen

van 8 juli tot en met 30 september 2004

van 1 oktober 2004 tot en met 31 maart 2005

Zweedse bewaarkaas:

 

„Västerbotten/Prästost/Svecia/Grevé”

1 700 t

Tien dagen

van 8 juli tot en met 30 september 2004

van 1 oktober 2004 tot en met 31 maart 2005

Poolse bewaarkaas:

 

„Podlaski / Piwny / Ementalski / Ser Corregio”

3 000 t

Tien dagen

van 8 juli tot en met 30 september 2004

van 1 oktober 2004 tot en met 31 maart 2005

Sloweense bewaarkaas:

 

„Ementalec / Zbrinc”

200 t

Tien dagen

van 8 juli tot en met 30 september 2004

van 1 oktober 2004 tot en met 31 maart 2005

Litouwse bewaarkaas:

 

„Goja / Džiugas”

700 t

Tien dagen

van 8 juli tot en met 30 september 2004

van 1 oktober 2004 tot en met 31 maart 2005

Letse bewaarkaas:

 

„Rigamond, Itālijas, Ementāles tipa un Ekstra klases siers”

500 t

Tien dagen

van 8 juli tot en met 30 september 2004

van 1 oktober 2004 tot en met 31 maart 2005

Hongaarse bewaarkaas:

 

„Hajdú”

300 t

Tien dagen

van 8 juli tot en met 30 september 2004

van 1 oktober 2004 tot en met 31 maart 2005

Pecorino Romano

19 000 t

90 dagen en vervaardigd na 1 oktober 2003

van 8 juli tot en met 31 december 2004

vóór 31 maart 2005

Kefalotyri en Kasseri vervaardigd van schapen- of geitenmelk of van een mengsel van beide soorten melk

2 500 t

90 dagen en vervaardigd na 30 november 2003

van 8 juli tot en met 30 november 2004

vóór 31 maart 2005


7.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 236/10


RICHTLIJN 2004/85/EG VAN DE RAAD

van 28 juni 2004

tot wijziging van Richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van sommige bepalingen op Estland

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie („Toetredingsverdrag”), en met name op artikel 2, lid 3,

Gelet op de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, („Toetredingsakte”), en met name op artikel 57,

Gezien het verzoek van Estland,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Tijdens de toetredingsonderhandelingen heeft Estland zich beroepen op het specifieke karakter van zijn elektriciteitssector om een overgangsperiode te vragen voor de toepassing van Richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (1).

(2)

In bijlage VI van de Toetredingsakte is bepaald dat Estland artikel 19, lid 2, van Richtlijn 96/92/EG, dat betrekking heeft op de geleidelijke openstelling van de markt, pas vanaf 31 december 2008 moet toepassen.

(3)

In verklaring 8 die als bijlage bij het Toetredingsverdrag is gevoegd, wordt erkend dat de specifieke situatie met betrekking tot de herstructurering van de olieschaliesector nog tot eind 2012 bijzondere inspanningen zal vergen

(4)

Richtlijn 96/92/EG is vervangen door Richtlijn 2003/54/EG, die uiterlijk op 1 juli 2004 moet worden uitgevoerd en die voorziet in een snellere openstelling van de elektriciteitsmarkt.

(5)

Bij schrijven van 17 september 2003 vraagt Estland de toepassing van artikel 21, lid 1, onder b), van Richtlijn 2003/54/EG, dat betrekking heeft op de openstelling van de markt voor niet-huishoudelijke afnemers, te mogen uitstellen tot 31 december 2012. In een aanvullend schrijven van 5 december 2003 heeft Estland aangegeven dat het de in artikel 21, lid 1, onder c), van Richtlijn 2003/54/EG vermelde markt volledig zal openstellen op 31 december 2015.

(6)

Het verzoek van Estland is gebaseerd op een geloofwaardig herstructureringsplan van de olieschaliesector, dat tot 31 december 2012 loopt.

(7)

Olieschalie is de enige inheemse energiebron van Estland en de Estse productie van olieschalie vertegenwoordigt 84 % van de wereldproductie. Aangezien 90 % van de energie in Estland op basis van olieschalie wordt geproduceerd, is deze vaste brandstof van strategisch belang voor de energievoorziening van het land.

(8)

De toekenning van een aanvullende afwijking voor de periode 2009-2012 garandeert de zekerheid van de investeringen in de productiecentrales en de zekerheid van de energievoorziening in Estland en maakt het tegelijk mogelijk de ernstige milieuproblemen die door deze centrales worden veroorzaakt, op te lossen.

(9)

Er zijn gegronde redenen om in te gaan op het verzoek van Estland en Richtlijn 2003/54/EG dienovereenkomstig te wijzigen,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Aan artikel 26 van Richtlijn 2003/54/EG wordt het volgende lid toegevoegd:

„3.   Estland wordt tijdelijk vrijgesteld van de toepassing van artikel 21, lid 1, onder b) en c), tot 31 december 2012. Estland neemt de nodige maatregelen om de openstelling van zijn elektriciteitsmarkt te garanderen. Deze openstelling vindt geleidelijk plaats tijdens de referentieperiode en zal voltooid zijn op 1 januari 2013. Op 1 januari 2009 moet de openstelling van de Estse markt minstens 35 % van het verbruik vertegenwoordigen. Estland stelt de Commissie jaarlijks in kennis van de verbruiksdrempels die de eindverbruikers moeten overschrijden om hun elektriciteitsleverancier vrij te mogen kiezen.”

Artikel 2

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 juli 2004 aan deze richtlijn te voldoen. Zij doen de Commissie onverwijld de tekst daarvan toekomen.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Luxemburg, 28 juni 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

M. CULLEN


(1)  PB L 27 van 30.1.1997, blz. 20. Richtlijn ingetrokken bij Richtlijn 2003/54/EG (PB L 176 van 15.7.2003, blz. 37).


7.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 236/12


RICHTLIJN 2004/86/EG VAN DE COMMISSIE

van 5 juli 2004

tot wijziging, met het oog op de aanpassing aan de technische vooruitgang, van Richtlijn 93/93/EEG van de Raad betreffende de massa's en afmetingen van twee- of driewielige motorvoertuigen

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 93/93/EEG van de Raad van 29 oktober 1993 betreffende de massa's en afmetingen van twee- of driewielige motorvoertuigen (1), en met name op artikel 3,

Gelet op Richtlijn 2002/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 maart 2002 betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen en de intrekking van Richtlijn 92/61/EEG van de Raad (2), en met name op artikel 17,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 93/93/EEG is een van de bijzondere richtlijnen in het kader van de communautaire goedkeuringsprocedure die is ingesteld bij Richtlijn 2002/24/EG. De bepalingen van Richtlijn 2002/24/EG betreffende systemen, onderdelen en technische eenheden van voertuigen zijn daarom op Richtlijn 93/93/EEG van toepassing.

(2)

Met het oog op de goede werking van het complete goedkeuringssysteem moeten bepaalde voorschriften van Richtlijn 93/93/EEG worden verduidelijkt en aangevuld.

(3)

Daartoe moet worden bepaald dat de massa van vervangbare opbouwen voor vierwielers van de categorieën L6e en L7e, die voor goederenvervoer zijn bestemd, als deel van de lading en niet als deel van de lege massa moet worden beschouwd.

(4)

Richtlijn 93/93/EEG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de aanpassing aan de technische vooruitgang, dat bij artikel 13 van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad (3) is ingesteld,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Richtlijn 93/93/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige richtlijn.

Artikel 2

1.   Met ingang van 1 januari 2005 mogen de lidstaten in het geval van twee- of driewielige motorvoertuigen waarvan de massa's en de afmetingen voldoen aan de voorschriften van Richtlijn 93/93/EEG, zoals gewijzigd bij deze richtlijn, om redenen die verband houden met de massa's en afmetingen:

a)

noch de EG-goedkeuring of de nationale goedkeuring voor een dergelijk voertuigtype weigeren,

b)

noch de registratie, de verkoop of het in het verkeer brengen van een dergelijk voertuig verbieden.

2.   Met ingang van 1 juli 2005 weigeren de lidstaten EG-goedkeuring voor nieuwe twee- of driewielige motorvoertuigtypen te verlenen om redenen die verband houden met de massa's of afmetingen van deze voertuigen, indien niet aan de voorschriften van Richtlijn 93/93/EEG, zoals gewijzigd bij de onderhavige richtlijn, is voldaan.

Artikel 3

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 2004 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis, alsmede van een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de belangrijkste bepalingen van nationaal recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 4

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 5 juli 2004.

Voor de Commissie

Erkki LIIKANEN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 311 van 14.12.1993, blz. 76. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2001/78/EG van de Commissie (PB L 285 van 29.10.2001, blz. 1).

(2)  PB L 124 van 9.5.2002, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/77/EG van de Commissie (PB L 211 van 21.8.2003, blz. 24).

(3)  PB L 42 van 23.2.1970, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/3/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 49 van 19.2.2004, blz. 36).


BIJLAGE

Punt 1.5 van de bijlage bij Richtlijn 93/93/EEG komt als volgt te luiden:

1.5.   lege massa

massa van het voertuig, gereed voor normaal gebruik, waaronder begrepen:

de aanvullende uitrusting die enkel voor het beschouwde normale gebruik is vereist,

de volledige elektrische installatie, met inbegrip van de door de fabrikant geleverde verlichtings- en lichtsignaalinrichting,

de instrumenten en voorzieningen die vereist zijn bij de wetgeving op basis waarvan de meting van de lege massa van het voertuig geschiedt,

de vloeistoffen die nodig zijn om de goede werking van alle delen van het voertuig te garanderen.

1.5.1.   In het geval van voertuigen van de categorieën L6e en L7e die bestemd zijn voor goederenvervoer en ontworpen zijn om met vervangbare opbouwen te worden uitgerust, wordt de totale massa van deze opbouwen als deel van de lading beschouwd en voor de berekening van de lege massa niet in aanmerking genomen.

In dat geval moet aan de volgende aanvullende voorwaarden zijn voldaan:

a)

het basisvoertuig (de chassiscabine) waarop de bovengenoemde opbouwen worden gemonteerd, moet aan alle voorwaarden voor vierwielers voor goederenvervoer van de categorieën L6e en L7e voldoen (hieronder begrepen de maximale lege massa van 350 kg voor voertuigen van categorie L6e en de maximale lege massa van 550 kg voor voertuigen van categorie L7e);

b)

een opbouw wordt als vervangbaar beschouwd als hij gemakkelijk en zonder gebruik van gereedschap van de chassiscabine kan worden losgemaakt;

c)

wat de opbouw betreft, moet de voertuigfabrikant op het inlichtingenformulier (zie bijlage II bij Richtlijn 2002/24/EG) melding maken van de maximaal toegestane afmetingen, de massa en de beperkingen voor de plaats van het zwaartepunt en een tekening met de plaats van de bevestigingsinrichtingen bijvoegen.

Opmerking: De brandstof of mengsmering wordt bij deze meting niet meegerekend, maar met vloeistoffen zoals het accuzuur, de vloeistof voor de hydraulische circuits, de koelvloeistof en de motorolie moet wel rekening worden gehouden.”.


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Raad

7.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 236/15


BESLUIT VAN DE RAAD IN DE SAMENSTELLING VAN DE STAATSHOOFDEN EN REGERINGSLEIDERS

van 29 juni 2004

houdende voordracht van de persoon die hij voornemens is tot voorzitter van de Commissie te benoemen

(2004/536/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

In de samenstelling van de staatshoofden en regeringsleiders,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 214, lid 2, eerste alinea,

BESLUIT:

Artikel 1

De heer José Manuel DURÃO BARROSO wordt voorgedragen als persoon die de Raad voornemens is te benoemen tot voorzitter van de Commissie voor de periode van 1 november 2004 tot en met 31 oktober 2009.

Artikel 2

Dit besluit wordt voorgelegd aan het Europees Parlement.

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2004.

De voorzitter

B. AHERN


7.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 236/16


BESLUIT VAN DE RAAD

van 29 juni 2004

houdende benoeming van de secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie, hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid

(2004/537/EG, Euratom)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 207, lid 2,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 121, lid 2,

BESLUIT:

Artikel 1

De heer Javier SOLANA MADARIAGA wordt benoemd tot secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie, hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid, voor een periode van vijf jaar vanaf 18 oktober 2004.

Artikel 2

Dit besluit zal ter kennis van de heer Javier SOLANA MADARIAGA worden gebracht door de voorzitter van de Raad.

Het wordt tevens bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

B. AHERN


7.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 236/17


BESLUIT VAN DE RAAD

van 29 juni 2004

houdende benoeming van de plaatsvervangend secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie

(2004/538/EG, Euratom)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 207, lid 2,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 121, lid 2,

BESLUIT:

Artikel 1

De heer Pierre DE BOISSIEU wordt benoemd tot plaatsvervangend secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie voor een periode van vijf jaar vanaf 18 oktober 2004.

Artikel 2

Dit besluit zal ter kennis van de heer Pierre DE BOISSIEU worden gebracht door de voorzitter van de Raad.

Het zal tevens worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

B. AHERN


Rectificaties

7.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 236/18


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 1165/2004 van de Commissie van 24 juni 2004 tot aanvulling van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2400/96 betreffende de inschrijving van bepaalde benamingen in het „Register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen” (Anchois de Collioure, Melon du Quercy en Salame d’oca di Mortara)

( Publicatieblad van de Europese Unie L 224 van 25 juni 2004 )

Op de omslag in de inhoudsopgave:

in plaats van:

te lezen:


7.7.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 236/18


Rectificatie van de rectificatie van Richtlijn 2004/73/EG van de Commissie van 29 april 2004 tot negenentwintigste aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen

( Publicatieblad van de Europese Unie L 216 van 16 juni 2004 )

Op bladzijde 156 (bijlage 1C) Index No 613-207-00-1, kolom „Concentratiegrenzen”, eerste regel:

in plaats van:

„C 50 %:”

te lezen:

„C > 50 %:”.