52001PC0337

Voorstel voor een Besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter ondersteuning van niet-gouvernementele organisaties die voornamelijk werkzaam zijn op het gebied van milieubescherming /* COM/2001/0337 def. Deel II - COD 2001/0139 */

Publicatieblad Nr. 270 E van 25/09/2001 blz. 0125 - 0130


Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter ondersteuning van niet-gouvernementele organisaties die voornamelijk werkzaam zijn op het gebied van milieubescherming

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1. De uitdaging van een nieuwe governance

In de mededeling van de Commissie over de strategische doelstellingen 2000-2005 "De vorm van het nieuwe Europa", heeft de Commissie zich ten doel gesteld nieuwe vormen van Europese governance te bevorderen. Dit betekent de bevolking meer inspraak te geven in de manier waarop Europa wordt bestuurd en nieuwe vormen van partnerschap tot stand te brengen tussen de diverse niveaus van bestuur in Europa, om de instellingen op meer doeltreffende en doorzichtige wijze te laten werken. In de mededeling erkent de Commissie eveneens "dat de Europese burgers niet het gevoel hebben dat zij veel greep hebben op de structuren die hun leven beheersen". Doordat zij deze kloof overbruggen en de instellingen van de Gemeenschap helpen de Europese burgers te bereiken, kunnen de niet-gouvernementele organisaties (NGO's) een steeds grotere rol spelen.

De Europese NGO's op milieugebied hebben door de structuur van hun lidmaatschap en hun activiteiten reeds aangetoond dat zij in staat zijn een dergelijke rol te spelen - door bijvoorbeeld aan te dringen op meer doorzichtigheid en meer betrokkenheid van de burgers bij de beleidsvorming. Over het algemeen gaat men ervan uit dat Europese NGO's voor het milieu invloed hebben op de volgende gebieden:

1. De burger in het middelpunt: Een belangrijke en concrete manier om het principe van "participatie van de bevolking" in de praktijk te brengen in het werk van de communautaire instellingen loopt via de NGO's (die een deel van de burgersamenleving vertegenwoordigen). Door hun contacten met de bevolking die gaan tot aan de gewone mensen, gelooft men dat de NGO's de bezorgdheid en de mening van de "man op straat" kennen en deze meningen kunnen steunen en doorgeven aan de Commissie.

2. Dialoogpartners: De Europese NGO's voor het milieu nemen deel aan deskundigengroepen, aan voorbereidende en uitvoerende comités van de communautaire instellingen en leveren op die manier een belangrijke inbreng in beleid, programma's en initiatieven van de Gemeenschappen.

3. Expertise/"knowhow": Veel Europese NGO's voor het milieu voeren geavanceerd onderzoek uit op hun respectieve gebieden waarbij zij belangrijke conclusies bereiken en rapporten opstellen en voorstellen doen voor oplossingen van milieuproblemen die zij (bij het lobbyen) delen met de instellingen van de Gemeenschap.

4. Evenwicht: De Europese NGO's voor het milieu geven het noodzakelijke evenwicht in verhouding tot de belangen van andere actoren in het milieu (industrie/handel/vakbonden/consumentengroeperingen en andere).

5. Representativiteit: Veel Europese NGO's voor het milieu zijn gebaseerd op het "lidmaatschap van de gewone man" en vertegenwoordigen daarmee een groot gamma van verschillende meningen en belangen op milieugebied.

6. Multiplicatoreffect: Veel Europese NGO's voor het milieu hebben uitgebreide netwerken van ledenorganisaties en staan per definitie dichter bij de bevolking. Daardoor helpen zij automatisch een groter "publiek" te bereiken voor het milieubeleid van de Gemeenschap dan de Commissie zou kunnen doen.

7. Waakhond: De Europese NGO's voor het milieu helpen ook te controleren in hoeverre de EU-wetgeving wordt nageleefd en uitgevoerd. Zij waken ook over de instellingen van de Gemeenschap door hen te herinneren aan hun plichten en verbintenissen.

Er is reeds een actieprogramma ter ondersteuning van NGO's voor het milieu dat financiële steun geeft aan NGO's die deze taken vervullen. Het programma dat gebaseerd is op Besluit 97/872/EG van de Raad [1], loopt van 1 januari 1998 tot en met 31 december 2001. Het algemene doel van dit programma is de activiteiten van NGO's te bevorderen (met name die organisaties die de diverse bovenbeschreven taken vervullen) die voornamelijk actief zijn op het gebied van milieubescherming op Europees niveau door bij te dragen tot de totstandkoming en de tenuitvoerlegging van het milieubeleid en de milieuwetgeving van de Gemeenschap.

[1] PB L 354 van 30.12.1997, blz. 25.

2. Tekortkomingen in de tenuitvoerlegging van Besluit 97/872EG van de Raad

Ingevolge artikel 12 van Besluit 97/872/EG van de Raad moet de Commissie de uitvoering van dit programma in de eerste drie jaar beoordelen en verslag uitbrengen over haar bevindingen aan het Europees Parlement en de Raad. Op basis van dit verslag moet worden besloten of het programma al dan niet moet worden voortgezet. De Commissie heeft een dergelijk verslag [2] opgesteld op basis van een raadplegingsproces met zowel de huidige als de vroegere begunstigden van het programma en het coördinerende Directoraat-generaal Milieuaangelegenheden daarbij tevens rekening houdend met de resultaten van de externe evaluatie van begrotingslijn B4-3060 [3], waaruit het programma wordt gefinancierd.

[2] Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de ervaringen met de toepassing van het Besluit van de Raad 97/872/EG van 16.12.1997 inzake een communautair actieprogramma ter ondersteuning van niet-gouvernementele organisaties die voornamelijk werkzaam zijn op het gebied van milieubescherming, COM (2001) 337 definitief.

[3] In 1995 heeft de Commissie op initiatief van Commissieleden Anita Gradin (Financiële controle en Fraudepreventie) en Erkki Liikanen (Begroting en Administratie) een omvangrijk initiatief gelanceerd genaamd SEM 2000 (Sound and Efficient Management - Gezond en doeltreffend beheer) om de financiële en administratieve cultuur van de Commissie te veranderen. SEM 2000 geldt voor alle diensten van de Commissie. De evaluatie van B4-3060 maakt deel uit van het programma van milieuaangelegenheden in het kader van dit initiatief.

Zowel uit de resultaten van de overlegprocedure tussen NGO's en de Commissie als de externe evaluatie van B4-3060 blijkt een overweldigende belangstelling voor hernieuwing/herziening van het huidige actieprogramma. Maar er is ook gewezen op een aantal zwakke punten.

Er werd uitdrukking gegeven aan bezorgdheid over het geografische evenwicht van de organisaties die worden uitgekozen voor financiering in het kader van dit instrument. Daarbij werd erop gewezen dat de begunstigden in de periode 1998-2000 in meerderheid in West-Europa zijn gevestigd. Gevraagd wordt de middelen evenwichtig te verdelen over de regio's om de uitvoering van het communautaire beleid in alle regio's binnen de EU te verzekeren. Een dergelijk evenwicht moet ook gehandhaafd worden tussen kleine en grote NGO's, "gespecialiseerde en niet-gespecialiseerde" NGO's (sommige NGO's richten zich slechts op één of een beperkt aantal beleidsgebieden) enz.).

Zowel de NGO's als de Commissie hebben de omslachtige controle in alle stadia van de uitvoering van het programma - met inbegrip van selectie, toezicht en verslagprocedures - aangewezen als een van de voornaamste zwakke punten van het huidige programma. Het programma lijkt zowel voor de Commissie als voor de begunstigden zeer arbeidsintensief te zijn.

De omslachtige controle heeft ook geleid tot late betalingen aan de NGO's, wat soms ernstige liquiditeitsproblemen heeft veroorzaakt waardoor enkele begunstigden gedwongen zijn geweest bankleningen aan te gaan in afwachting van de van de Commissie verwachte betalingen.

Het uitblijven van de betalingen was ten dele te wijten aan het late tijdstip van zowel de bekendmaking van de oproep tot indiening van voorstellen als van het Besluit van de Commissie (31 mei) over de organisaties die gefinancierd moesten worden (artikel 7 van het Besluit van de Raad).

In het huidige programma zijn ook enkele zwakke punten aan de dag getreden ten aanzien van het financieel beheer van het programma. De begunstigden mochten tot zekere mate een deel van hun budget overdragen aan partners die activiteiten en projecten namens hen hebben uitgevoerd. Hoewel de Commissie zeker de samenwerking tussen verschillende actoren in het kader van dit programma heeft aangemoedigd - en dit ook zal blijven doen - moet deze samenwerking geregeld worden door contracten, facturen en het boeken van de werkelijke kosten in de rekeningen van de begunstigden en de partner met het oog op een grotere doorzichtigheid en een betere controle van de boekhouding.

De selectiecriteria in het kader van het actieprogramma hebben ook aanleiding gegeven tot vele vragen - zowel binnen de Commissie als bij de NGO's. Wat bedoelt men met "duurzaam multiplicatoreffect op Europees niveau " of "een bijdrage tot een multinationale aanpak" - en hoe wordt dat gemeten- Het ontbreken van een betrouwbaar indicatorstelsel heeft geleid tot ietwat subjectieve selectie-, controle- en verslagprocedures, wat het werk van het evaluatieteam van de Commissie ingewikkeld heeft gemaakt en het voor mogelijke aanvragers moeilijk heeft gemaakt om hun kansen te schatten.

Voorts werd erop gewezen dat de huidige situatie, waar meer dan 80% van de begunstigden ieder jaar dezelfde blijft (in 2000 bevatte de lijst begunstigden 18 organisaties waarvan slechts drie nieuwkomers), moet worden gecorrigeerd of gemotiveerd.

De evaluatie van het programma heeft ook aangetoond dat er behoefte is aan een vast schema voor de audits met name indien een vereenvoudigd financieringssysteem wordt ingevoerd (zodat zowel voor de NGO's als voor de Commissie in de huidige structuur de lasten voor administratie en personele middelen beperkt kunnen worden) om erop toe te zien dat de middelen van de Gemeenschap juist worden gebruikt.

3. De voornaamste kenmerken van het voorstel voor een besluit

Het voorstel voor een zesde milieuactieprogramma (6e MAP) [4] verschaft het kader voor de samenwerking en voortdurende financiering van NGO's voor het milieu teneinde hun deelneming aan de dialoog te vergemakkelijken. De strategische aanpak van het zesde MAP houdt rekening met de noodzaak de burgers inspraak te geven en de voorgestelde maatregelen omvatten een uitgebreide en brede dialoog met de belanghebbenden op het gebied van milieubescherming. Het programma omvat tevens de samenwerking met NGO's voor het milieu in de kandidaat-landen om het milieubewustzijn te vergroten.

[4] Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's over het zesde milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap, "Milieu 2010: Onze toekomst, Onze keuze", COM (2001)31 definitief.

De Commissie ziet in dat NGO's een passende professionele achtergrond moeten hebben om op doeltreffende wijze te kunnen deelnemen aan overleg en openbare hoorzittingen. Een aantal NGO's voor het milieu heeft reeds een dergelijke professionele achtergrond. Om echter het algehele vermogen van de Europese NGO's op milieugebied te versterken, moet de Commissie subsidies kunnen verlenen in het kader van een nieuw actieprogramma ter ondersteuning van Europese NGO's voor het milieu.

Gezien de belangrijke rol die men heeft toegekend aan de NGO's, niet alleen in het licht van een nieuwe Europese governance maar ook in het integratieproces (de integratie van milieubescherming en duurzame ontwikkeling in alle beleidsgebieden van de EU) en de uitbreiding, moet een voorstel voor een nieuw besluit dit nieuwe scenario weerspiegelen.

Het huidige geografische doel van het actieprogramma moet worden heroverwogen in het licht van het uitbreidingsproces en de veranderingen in heel Europa (bijvoorbeeld in de Balkan). In vele midden en Oost-Europese landen heeft de milieubeweging een belangrijke rol gespeeld gedurende de veranderingen van 1989-1990. In feite werd de spilfunctie van de "burgersamenleving" als zodanig reeds erkend in het democratiseringsproces; het belang van de NGO's voor het milieu in de kandidaat-landen die het milieu-acquis en de tenuitvoerlegging ervan door het publiek doen aanvaarden kan niet voldoende worden gewaardeerd. De veranderingen in de Balkan hebben, hoewel zij zeer positief zijn - aangetoond dat een enorme behoefte bestaat aan rechtstreekse steun aan de burgerorganisaties en -initiatieven om de democratie te steunen en bij te dragen tot het bouwen aan een op milieugebied duurzame toekomst.

Een voorstel voor een herzien programma zou rekening moeten houden met deze verandering in het scenario, de zwakke punten die naar voren zijn gekomen in het overleg tussen NGO's en de Commissie dat plaatsvond in het najaar van 2000, en de resultaten van de evaluatie van begrotingslijn B4-3060. Een dergelijk programma dient de volgende hoofdpunten te bevatten:

- Een bepaling ter bevordering van het systematisch betrekken van Europese NGO's voor het milieu bij de milieubeleidsvorming in de Gemeenschap en de uitvoering daarvan door te zorgen voor passende vertegenwoordiging in vergaderingen voor overleg met belanghebbenden en openbare hoorzittingen.

- Uitbreiding van de programmaperiode van 4 tot 5 jaar (met het oog op continuïteit, aanpassing aan de huidige begroting en andere belangrijke politieke afspraken die reeds binnen de EU zijn gemaakt).

- De oproep tot indiening van voorstellen en het besluit van de Commissie moeten op een vroeger tijdstip worden bekendgemaakt teneinde rekening te houden met het kalenderjaar.

- De geografische reikwijdte moet in het licht van de uitbreiding en het stabilisatie- en associatieproces voor landen in Zuid-Oost-Europa worden vergroot [5].

[5] COM(1999) 235 definitief.

- De procedure voor selectie, controle en evaluatie moet worden vereenvoudigd en gebaseerd op indicatoren die gefundeerd zijn op resultaat/effect ten einde rekening te houden met de beperkte personele middelen, de eisen ten aanzien van gezond financieel beheer en de behoefte aan minder subjectieve procedures.

- Er moeten selectiecriteria worden ingevoerd (op basis van resultaat/effect) die gemakkelijk te begrijpen en te meten zijn en die voldoende rekening houden met de behoefte aan een beter evenwicht tussen diverse geografische gebieden, kleine en grote NGO's, specialisten en niet-specialisten, enz.

- Er moet een financieringsschema worden ingevoerd dat gebaseerd is op de gecontroleerde uitgaven van de begunstigden teneinde de doorzichtigheid en de verantwoording van de verslaglegging te verbeteren.

- Er moet een vast schema voor de auditcontroles worden ingevoerd om erop toe te zien dat het geld van de belastingbetaler op de juiste wijze wordt beheerd.

Een nieuw actieprogramma ter ondersteuning van Europese NGO's voor het milieu moet worden toegepast vanaf 1 januari 2002 (of op de vroegst mogelijke datum na goedkeuring) en er moet een tussentijdse evaluatie worden gepland voor 31 december 2004. Voor deze periode van vijf jaar denkt men aan een begroting van 32 miljoen euro. Een betrouwbaar selectie-, controle- en verslagsysteem zal worden ingevoerd met vaste, gemakkelijk toepasbare indicatoren. Ook anti-fraude mechanismen worden ingebouwd.

Aangezien de methode die wordt overwogen voor het berekenen van de subsidies in het kader van het nieuwe programma zal verschillen van de klassieke financiering van de werkingskosten, zijn de principes waarop de methode berust vermeld in de bijlage bij dit voorstel.

In verband met de talrijke amendementen die zijn voorgesteld op Besluit 97/872/EG van de Raad, werd het passend geacht, met het oog op een grotere doorzichtigheid, het besluit te vervangen en niet te wijzigen. Deze werkwijze zal de betrokken partijen en met name het publiek in het algemeen, één enkele duidelijke en samenhangende wet opleveren in plaats van afzonderlijke achtereenvolgende wijzigingen op een bestaand besluit.

2001/0139 (COD)

Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter ondersteuning van niet-gouvernementele organisaties die voornamelijk werkzaam zijn op het gebied van milieubescherming

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 175, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie [6],

[6] PB C [...] van [...], blz. [...].

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [7],

[7] PB C [...] van [...], blz. [...].

Gezien het advies van het Comité van de Regio's [8],

[8] PB C [...] van [...], blz. [...].

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag [9],

[9] PB C [...] van [...], blz. [...].

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Het Verdrag voorziet in de totstandkoming en uitvoering van een communautair milieubeleid en geeft de doelstellingen en beginselen aan die als richtsnoeren voor een dergelijk beleid moeten dienen.

(2) [Het voorstel voor een zesde milieuactieprogramma] [10] houdt rekening met de behoefte inspraak te geven aan de burgers en de voorgestelde maatregelen omvatten een uitgebreide en brede dialoog met de belanghebbenden bij het milieubeleid. Teneinde hun deelneming aan een dergelijke dialoog mogelijk te maken, bevat [het voorstel voor een zesde milieuactieprogramma] bepalingen voor een continue financiering van niet-gouvernementele organisaties (NGO's).

[10] COM (2001) 31 definitief.

(3) Het bij Besluit 97/872/EG van de Raad van 16 december 1997 inzake een communautair actieprogramma ter ondersteuning van niet-gouvernementele organisaties die voornamelijk werkzaam zijn op het gebied van milieubescherming [11] ingevoerde actieprogramma loopt op 31 december 2001 af. Het besluit moet bijgevolg worden ingetrokken. Het programma is door de Commissie en de vroegere en huidige begunstigden geëvalueerd. Zij hebben blijk gegeven van een grote interesse voor verlenging/herziening.

[11] PB L 354 van 30.12.1997, blz. 25.

(4) NGO's die werkzaam zijn op het gebied van milieubescherming hebben reeds aangetoond dat zij kunnen bijdragen tot het milieubeleid van de Gemeenschap, als bepaald in artikel 174 van het Verdrag doordat zij actief betrokken zijn bij concrete maatregelen ter bescherming van het milieu en bij activiteiten ter vergroting van het algemene bewustzijn van de noodzakelijkheid van milieubescherming.

(5) NGO's zijn van wezenlijk belang voor het coördineren en doorspelen naar de Commissie van informatie over en visies op nieuwe en toekomstige ontwikkelingen, bijvoorbeeld op het gebied van natuurbescherming en grensoverschrijdende milieuproblemen die niet of niet optimaal door de lidstaten of op lager niveau kunnen worden behandeld. Aangenomen wordt dat NGO's via hun contacten met het publiek op elk niveau de bezorgdheid en mening van de "man op de straat" goed kennen en bijgevolg deze meningen kunnen ondersteunen en doorspelen naar de Commissie.

(6) NGO's voor het milieu nemen deel aan deskundigengroepen, voorbereidende en uitvoerende comités van de communautaire instellingen en leveren daardoor een belangrijke bijdrage tot het beleid, de programma's en de initiatieven van de Gemeenschap en vormen het nodige tegenwicht tegenover de belangen van andere actoren in het milieu met inbegrip van industrie/handel, vakbonden en consumentengroeperingen.

(7) NGO's die in staat zijn de uitwisseling van vooruitzichten, problemen en mogelijke oplossingen in verband met milieuvraagstukken van een communautaire dimensie te stimuleren en daarbij de belanghebbenden op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau te betrekken, moeten ondersteund worden. De steun zal alleen gaan naar NGO's die op Europees niveau werkzaam zijn. Hun structuur en activiteiten moeten ten minste drie Europese landen omvatten.

(8) Geografische uitbreiding van het programma is noodzakelijk als men de NGO's van de kandidaat-landen erbij wil betrekken. Zij zijn immers van belang voor de aanvaarding door het publiek van het "milieuacquis", versterking van de tenuitvoerlegging en bevordering van het democratiseringsproces. De veranderingen in de Balkan hebben ook aangetoond dat er een enorme behoefte bestaat aan rechtstreekse steun aan organisaties en initiatieven van burgers om de democratie te ondersteunen en te bouwen aan een in milieuopzicht duurzame toekomst.

(9) In het licht van de in de eerste drie jaar van de uitvoering van dit besluit opgedane ervaring moet de werking van het programma worden geëvalueerd alvorens over voortzetting ervan te besluiten.

(10) Dit besluit stelt een financieel kader vast voor de gehele looptijd van het programma dat de voornaamste referentie vormt voor de begrotingsautoriteit als bedoeld in punt 33 van het interinstitutioneel akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure [12],

[12] PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.

BESLUITEN:

Artikel 1

1. Er wordt een communautair actieprogramma vastgesteld ter ondersteuning van NGO's voor het milieu.

2. De algemene doelstelling van dit programma is NGO's te ondersteunen die voornamelijk op het gebied van milieubescherming op Europees niveau werkzaam zijn en die bijdragen of kunnen bijdragen tot de totstandbrenging en uitvoering van communautair milieubeleid en communautaire milieuwetgeving in alle regio's van Europa. Het programma zal tevens het systematisch betrekken van NGO's bij alle stadia van de communautaire beleidsvorming op milieugebied bevorderen door te zorgen voor passende vertegenwoordiging bij overleg met belanghebbenden en openbare hoorzittingen.

Artikel 2

Om voor subsidie in aanmerking te komen moet een NGO de volgende kenmerken hebben:

a) Het moet een onafhankelijke rechtspersoon zijn zonder winstoogmerk die voornamelijk actief is op het gebied van milieubescherming in het belang van de samenleving.

b) De NGO moet actief zijn op Europees niveau; de structuur (lidmaatschap) en activiteiten moeten ten minste drie Europese landen omvatten.

c) De activiteiten van de NGO moeten voldoen aan de beginselen die de grondslag vormen voor [het voorstel voor een zesde milieuactieprogramma] en overeenstemmen met de prioritaire gebieden die zijn vermeld in deel 1 van de Bijlage bij dit Besluit.

d) De NGO moet op wettelijke wijze zijn opgericht sedert meer dan twee jaar. Het jaarlijks rekeningoverzicht van de voorgaande twee jaar moet door een registeraccountant worden bevestigd.

Artikel 3

Aan het programma kunnen NGO's deelnemen die gevestigd zijn in hetzij:

a) de lidstaten

b) de kandidaat-landen [13], overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de Europa-Overeenkomsten, de additionele protocollen en de besluiten van de respectieve Associatie-Raden;

[13] Bulgarije, Tsjechië, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slowakije en Slovenië

c) Cyprus, Malta en Turkije, volgens met deze landen overeen te komen voorwaarden en procedures;

d) de Balkanlanden die deel uitmaken van het stabilisatie- en associatieproces voor landen in Zuidoost-Europa [14], volgens met deze landen overeen te komen voorwaarden en procedures.

[14] De voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Albanië, de Federale Republiek Joegoslavië, Bosnië- Herzegovina, en Kroatië.

Artikel 4

1. De Commissie publiceert uiterlijk 30 september van ieder jaar een oproep tot indiening van voorstellen in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, voor subsidies voor het volgende kalenderjaar.

2. In de oproep tot indiening van voorstelling worden de criteria voor de toelating, de selectie en de toekenning en de procedure voor de aanvraag, de beoordeling en de goedkeuring vermeld.

3. Na beoordeling van de voorstellen, beslist de Commissie, behoudens vertraging bij de goedkeuring van de communautaire begroting, uiterlijk op 31 december van ieder jaar, welke organisaties in het volgende jaar een subsidie zullen ontvangen. Dit besluit geeft aanleiding tot een overeenkomst tussen de Commissie en de begunstigde waarin het maximum bedrag van de subsidie, de wijze van betaling, de maatregelen voor controle en toezicht en de met de subsidie beoogde doelstellingen worden vastgesteld.

Artikel 5

De selectie- en toekenningsprocedure vindt plaats in vier gedeelten:

a) Eliminatie van aanvragen die niet voldoen aan de technisch/administratieve vereisten voor het indienen van aanvragen om financiering in het kader van het programma. Met name onvolledige of onvoldoende gedetailleerde aanvragen of aanvragen die niet zijn ingevuld volgens de instructies die zijn vermeld op het aanvraagformulier of die zijn ingediend na de uiterste termijn, komen niet in aanmerking in het kader van dit programma;

b) Eliminatie van aanvragen die niet voldoen aan de criteria om in aanmerking te komen die zijn vermeld in de artikelen 2 en 3;

c) Vergelijkende beoordeling van de resterende in aanmerking komende aanvragen aan de hand van de volgende criteria die verder gespecificeerd worden in punt 2 van de Bijlage:

(i) mate waarin de aanvraag en met name het voorgestelde werkprogramma voldoet aan de doelstellingen van het Programma als vermeld in Artikel 1;

(ii) beheer en productkwaliteit;

(iii) reikwijdte, doeltreffendheid en efficiëntie.

Elke resterende aanvrager krijgt een comparatief aantal punten.

d) Vaststelling van de aanvragen die mogen deelnemen aan de toekenningsprocedure (alleen die aanvragen waarvan de behaalde punten boven door de Commissie vastgelegde drempels liggen, komen in aanmerking).

Artikel 6

1. Een subsidie mag niet meer bedragen dan 70 % van de door een accountant gecontroleerde in aanmerking komende jaarlijkse uitgaven van de aanvrager over de voorgaande twee jaar, als het in de Gemeenschap gevestigde NGO's betreft, of 80 % als het gaat om NGO's die zijn gevestigd in de kandidaat-landen of de Balkan en mag niet meer bedragen dan 80 % van de in aanmerking komende uitgaven van de aanvrager in het lopende jaar.

Het bedrag wordt jaarlijks bepaald volgens een vast wegingssysteem, waarbij rekening wordt gehouden met de punten die zijn behaald bij de in artikel 5 beschreven evaluatie en de relatieve omvang van de NGO's als vermeld in deel 3 van de Bijlage.

2. Een begunstigde van dit programma is vrij om de subsidie naar eigen goeddunken te gebruiken om de in aanmerking komende uitgaven van de organisatie over het subsidiejaar te dekken. Alle uitgaven van de begunstigde in het subsidiejaar worden geacht in aanmerking te komen, behalve de uitgaven vermeld in punt 4 van de Bijlage.

3. Het subsidiebedrag is pas definitief nadat het gecontroleerde financieel memorandum door de Commissie is goedgekeurd.

Indien het totaal van de subsidies van de Gemeenschap meer bedraagt dan 80% van de gecontroleerde uitgaven van de begunstigde over het betrokken jaar wordt de eindbetaling dienovereenkomstig verlaagd.

4. Als blijkt uit het gecontroleerde Financieel Memorandum voor het subsidiejaar dat de totale inkomsten van de begunstigde, met uitzondering van de naar behoren voor niet voor subsidie in aanmerking komende uitgaven uitgetrokken bedragen, groter zijn dan de in aanmerking komende uitgaven, wordt de eindbetaling verlaagd of wordt zonodig het teveel betaalde bedrag teruggevorderd. Krachtens artikel 256 van het Verdrag zijn invorderingsopdrachten uitvoerbaar.

5. Teneinde de doeltreffendheid van de subsidies aan milieu en NGO's te garanderen, neemt de Commissie de noodzakelijke maatregelen om na te gaan dat een geselecteerde organisatie gedurende het gehele subsidiejaar blijft voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de subsidie. Met name wordt een systematisch rapportagesysteem ingevoerd om de prestaties van de begunstigden gedurende het subsidiejaar te controleren, plus een ex-post-evaluatie van de prestaties.

Artikel 7

1. Dit programma begint op 1 januari 2002 en loopt af op 31 december 2006.

2. Het financiële referentiebedrag voor de uitvoering van dit programma tijdens de periode 2002 tot en met 2006 beloopt 32 miljoen euro.

3. De jaarlijkse toewijzingen worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

Artikel 8

1. Om de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen te beschermen tegen fraude en andere onregelmatigheden kan de Commissie in het kader van dit programma, overeenkomstig Verordening (EURATOM, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 controles ter plaats en inspecties uitvoeren. Bovendien geldt voor onderzoek door het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en van de Raad.

2. De begunstigde van een subsidie houdt alle bewijsstukken inclusief het gecontroleerde financiële memorandum, betreffende de uitgaven gedurende een periode van vijf jaar na de laatste betaling ter beschikking van de Commissie.

Artikel 9

1. Indien uit de verplichte verslagen blijkt dat de verwachte resultaten niet worden bereikt, kan dit ertoe leiden dat de betrokken NGO niet in aanmerking komt voor subsidiëring in het kader van dit programma in het volgende jaar.

2. Indien een NGO het voorwerp wordt van een invorderingsopdracht die te wijten is aan bewuste onregelmatigheden, onregelmatigheden veroorzaakt door nalatigheid of fraude zal die organisatie automatisch worden uitgesloten van steun gedurende de resterende jaren van het programma.

3. Indien de Commissie onregelmatigheden, wanbeheer of fraude in verband met een subsidie ontdekt, hetzij in auditcontroles of controles ter plaatse, zal de begunstigde één of meer van de volgende administratieve maatregelen en straffen opgelegd krijgen in verhouding tot de ernst van het geval:

- annulering van de steunovereenkomst;

- betaling van een boete tot 50% van het bedrag van de invorderingsopdracht;

- uitsluiting van dit programma en andere communautaire financieringskansen;

- uitsluiting van het relevante mechanisme voor dialoog met de Commissie;

Artikel 10

Een lijst van in het kader van dit programma te financieren begunstigden, samen met het toegekende bedragen wordt jaarlijks bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 11

Uiterlijk op 31 december 2004 legt de Commissie een verslag voor aan het Europees Parlement en de Raad over de mate waarin de in dit programma gestelde doelstellingen in de eerste drie jaar zijn bereikt en doet zij, desgewenst, voorstellen betreffende eventuele noodzakelijke aanpassingen met het oog op voortzetting of stopzetting van het programma. Dit verslag zal gebaseerd zijn op de verslagen over de prestaties van de begunstigden en dient met name te beoordelen in hoeverre zij op doeltreffende wijze hebben bijgedragen tot het bereiken van de in artikel 1 en in de bijlage vermelde doelstellingen.

Het Europees Parlement en de Raad besluiten, overeenkomstig het Verdrag, over de voortzetting van het programma per 1 januari 2007. Alvorens daartoe voorstellen in te dienen maakt de Commissie een externe evaluatie van de in het kader van het programma bereikte resultaten.

Artikel 12

Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitster De Voorzitter

BIJLAGE

1. In het voorstel voor een zesde milieuactieprogramma vermelde prioriteiten

Gezien het belang van duurzame ontwikkeling voor de gezondheid en de kwaliteit van het bestaan van de Europese burgers is het voorgestelde programma gericht op zorgvuldig gekozen prioriteiten die zijn ingedeeld onder vier titels

- Beperking van de klimaatverandering

- Natuur en biodiversiteit - bescherming van een unieke hulpbron

- Gezondheid en milieu

- Zorg dragen voor een duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen en afvalstoffen

Indien het [zesde milieuactieprogramma] wordt goedgekeurd, zal het, voor zover noodzakelijk, in 2005 worden herzien, gewijzigd en bijgewerkt om rekening te houden met nieuwe ontwikkelingen en informatie.

Naast de bovenvermelde gebieden zijn ook de uitvoering en handhaving van de communautaire milieuwetgeving prioritair.

2. Criteria aan de hand waarvan de aanvragers worden beoordeeld

Aanvragers die met succes de eerste twee selectiestadia als beschreven in artikel 5 zijn doorgekomen, worden getoetst op de volgende criteria.

- De mate waarin de aanvraag voldoet aan de doelstellingen van het programma. De aanvrager, met inbegrip van het door hem voorgestelde werkprogramma, wordt beoordeeld aan de hand van de volgende kenmerken:

- De politieke relevantie (ten opzichte van het voorstel voor een zesde milieuactieprogramma, een nieuwe Europese governance, duurzame ontwikkeling, uitbreiding, het stabilisatie- en associatieproces voor de landen van Zuidoost-Europa, de ontwikkeling van het partnerschap Europa-Middellandsezeegebied, integratie, Gender Mainstreaming).

- Relevantie en omvang/mogelijk effect van de betrokkenheid bij de vormgeving en uitvoering van het communautair milieubeleid.

- Representativiteit van de organisatie wanneer zij de bezorgdheid van het publiek in alle regio's van Europa tot uitdrukking brengt en deze ideeën en voorstellen bijdraagt tot de oplossing van milieuproblemen.

- Relevantie als het gaat om activiteiten ter vergroting van het milieubewustzijn en de kennis, in het algemeen en met betrekking tot het milieubeleid van de Gemeenschap.

Voor elk van de bovenvermelde kenmerken zal rekening worden gehouden met het vermogen van de aanvrager om de NGO-taken die zijn weergegeven in de punten 5-7 van de preambule te vervullen.

- Beheer en productkwaliteit. De kenmerken die geëvalueerd moeten worden zijn o.a.:

- Structuur van de organisatie, voldoende personeelsbezetting en beheer van de personele middelen.

- Intern besluitvormingsproces, betrekkingen met de leden.

- Strategische aanpak, doelgerichtheid, planningsprocedures.

- Administratie, begrotingscontrole en financieel beheer.

- Wijze van verslaglegging (intern en extern).

- Auto-evaluatie en kwaliteitscontrole, feedback van ervaring (leren).

- Technisch/wetenschappelijke bekwaamheid

- Actieradius, doeltreffendheid, efficiency. De kernmerken die beoordeeld moeten worden omvatten:

- De algemene zichtbaarheid van de organisatie en haar activiteiten

- Externe betrekkingen (met andere actoren op milieugebied, zoals plaatselijke en regionale autoriteiten, ondernemingen en industrie, consumenten groeperingen, vakbonden, andere niet-gouvernementele organisaties enz.).

- Reputatie in de publieke opinie (met inbegrip van de media).

3. Vaststelling van de SUBSIDIES

De subsidie wordt berekend aan de hand van het totale geraamde bedrag van de in aanmerking komende uitgaven voor het subsidiejaar, waarbij uitdrukkelijk rekening wordt gehouden met de gecontroleerde gemiddelde uitgaven van de aanvrager over de voorgaande twee jaar volgens de volgende principes:

(1) Indien alle andere parameters gelijk zijn, ontvangen grotere NGO's (af te meten aan het gemiddelde van hun gecontroleerde jaarlijkse uitgaven over de voorgaande twee jaar en de verwachte totale in aanmerking komende uitgaven in het subsidiejaar) grotere bedragen dan kleinere NGO's. Naarmate een NGO echter groter is, zal dit aan de omvang ontleende voordeel naar verhouding een kleinere rol spelen.

(2) Wanneer alle andere parameters gelijk zijn, zullen alle NGO's die een hoger waarderingscijfer krijgen, grotere bedragen ontvangen dan NGO's die lager scoren.

(3) Wanneer een NGO een specifiek bedrag heeft gevraagd, mag de subsidie in geen geval dat bedrag overschrijden.

4. Niet in aanmerking komende uitgaven

Door de begunstigde verrichte betalingen en aan derden gegunde contracten die elementen van de onderstaande categorieën omvatten:

- Criminele/illegale activiteiten

- Privé-uitgaven/ - gebruik

- Vermaak, gastvrijheid, onnodige of onbezonnen uitgaven

- Uitgaven die duidelijk buiten het overeengekomen werkprogramma van de begunstigde voor het subsidiejaar vallen

- Terugbetaling van leningen, verschuldigde rente, overgeboekte tekorten

- Kosten in verband met het ingezette kapitaal, investeringen [15], of reserves die zijn opzijgezet om de activa van de begunstigde te vergroten

[15] De Commissie mag alleen rekening houden met de waardevermindering van de post die overeenkomt met de duur van de overeenkomst

- Bijdragen in natura

FINANCIEEL MEMORANDUM

Beleidsgebied(en): Milieubescherming

Activiteit(en): Milieubeschermingsprogramma's

Titel van de actie: "Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter ondersteuning van niet-gouvernementele organisaties die voornamelijk werkzaam zijn op het gebied van milieubescherming".

1. BEGROTINGSPLAATS(EN) + BENAMING(EN)

B4-3060 en B7-811

2. ALGEMENE CIJFERS

2.1. Totale toewijzing voor de actie (deel B): 32 miljoen euro voor vastleggingen

2.2. Looptijd:

2002-2006

2.3. Meerjarenraming van de totale uitgaven:

a) Tijdschema voor de vastleggings- en betalingskredieten (financiële steun) (zie punt 6.1.1)

miljoen euro (tot op 3 decimalen)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

b) Totale financiële gevolgen in verband met de personele middelen en andere administratieve uitgaven (see points 7.2 and 7.3)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2.4. Verenigbaarheid met de financiële programmering en de financiële vooruitzichten

Voorstel verenigbaar met de bestaande financiële programmering

2.5. Financiële gevolgen voor de ontvangsten [16]:

[16] Voor verdere informatie zie afzonderlijk oriëntatiedocument.

Geen financiële gevolgen (betreft technische aspecten in verband met de tenuitvoerlegging van een maatregel)

3. BEGROTINGSKENMERKEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

4. RECHTSGRONDSLAG

(Artikelen 175 ,lid 1 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap)

5. BESCHRIJVING EN MOTIVERING

5.1. Waarom de Gemeenschap moet optreden [17]

[17] Voor verdere informatie zie afzonderlijk oriëntatiedocument.

5.1.1. Doelstellingen

Het algemene doel van dit programma is NGO's te ondersteunen die voornamelijk werkzaam zijn op het gebied van milieubescherming op Europees niveau en die bijdragen - of in staat zijn bij te dragen - tot de ontwikkeling en uitvoering van het communautaire beleid en de communautaire wetgeving op het gebied van milieubescherming en die het reëel of potentieel vermogen hebben burgers te vertegenwoordigen en te betrekken bij dit proces waardoor zij de democratie, de transparantie en de betrokkenheid bij het milieubeleid en de wetgeving van de Gemeenschap vergroten.

5.1.2. Genomen maatregelen die onder de evaluatie ex ante vallen

Een evaluatie van het voorgaande programma met het oog op een eventuele verlenging is in 2000 uitgevoerd door PLANISTAT. Bij die gelegenheid is een analyse van het projectschema gemaakt om de mogelijke nieuwe programmaopzet te bepalen.

De analyse heeft de noodzaak aangetoond om de procedures te vereenvoudigen en zich te concentreren op de hoofddoeleinden van het programma.

5.1.3. Naar aanleiding van de evaluatie ex post genomen maatregelen

De evaluatie van PLANISTAT heeft bevestigd dat het programma verlengd moet worden.

5.2. Overwogen maatregelen en wijze waarop financiële steun wordt verleend

5.2.1. Doelgroep

Circa 50 Europese NGO's voor het milieu.

5.2.2. Specifieke doelstellingen die voor de looptijd van het programma zijn vastgesteld:

1. Het systematisch betrekken van Europese NGO's voor het milieu bij alle stadia van het communautaire beleidsvormingsproces op milieugebied teneinde naar behoren rekening te houden met de zorgen en standpunten van de burgers inzake milieuproblemen en met hun voorstellen voor oplossingen.

2. Te dien einde zorgt de Commissie voor passende vertegenwoordiging van de NGO's voor het milieu in vergaderingen voor overleg met belanghebbenden en openbare hoorzittingen.

3. De Commissie ziet in dat NGO's een gedegen professionele achtergrond moeten hebben om met succes te kunnen deelnemen aan overleg en openbare hoorzittingen. Een aantal NGO's voor het milieu beschikt reeds over een dergelijke professionele achtergrond maar de Commissie kan subsidies verlenen om de totale capaciteit van de Europese NGO's voor het milieu te vergroten.

5.2.3. Maatregelen die moeten worden genomen om de actie ten uitvoer te leggen

Er zal een jaarlijkse oproep worden gedaan om voorstellen in te dienen.

5.2.4. Het resultaat van de actie moet ertoe bijdragen om:

uitdrukking te geven aan de bezorgdheid van de burgers en zorg te dragen voor vertegenwoordiging in vergaderingen voor overleg met belanghebbenden en openbare hoorzittingen.

5.2.5. Verwachte resultaten, rekening houdend met de behoeften en de op te lossen problemen:

Vergroting van de totale capaciteit van de Europese NGO's voor het milieu.

5.2.6. Wijze waarop financiële steun wordt verleend:

De subsidie moet worden berekend op basis van de totale geraamde in aanmerking komende uitgaven van de aanvrager voor het subsidiejaar, waarbij uitdrukkelijk rekening wordt gehouden met zijn gecontroleerde gemiddelde uitgaven over de voorgaande twee jaar, en moet jaarlijks worden verstrekt. Het bedrag wordt bepaald volgens een door de Commissie ontwikkeld vast wegingsysteem waarbij rekening wordt gehouden met de resultaten van de in artikel 5 beschreven evaluatie. Indien een organisatie om een vast bedrag vraagt mag de verleende subsidie in geen geval dat bedrag overschrijden.

5.3. Wijze van tenuitvoerlegging

Rechtstreeks beheer

6. FINANCIËLE GEVOLGEN

6.1. Totale financiële gevolgen voor deel B - (over de gehele programmeringsperiode)

6.1.1. Financiële steun

Vastleggingskredieten in miljoen euro (tot op 3 decimalen nauwkeurig)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

6.2. Berekening van de kosten per overwogen maatregel in deel B (voor de gehele programmeringsperiode) [18]

[18] Voor verdere informatie zie afzonderlijk oriëntatiedocument.

Er wordt vanuit gegaan dat de jaarlijkse subsidies van lidstaten aan NGO's gemiddeld circa 200.000 euro bedraagt waarbij in het eerste jaar circa 20 NGO's steun ontvangen en in het laatste jaar 30. NGO's uit kandidaat-landen kunnen beginnen met een gemiddelde subsidie van 100.000 euro voor 9 begunstigden en afsluiten met 10 à 20 begunstigden in het laatste jaar.

Vastleggingskredieten in miljoen euro (tot op 3 decimalen nauwkeurig)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

7. GEVOLGEN VOOR HET PERSONEELSBESTAND EN DE ADMINISTRATIEVE UITGAVEN

7.1. Gevolgen voor de personeelssterkte

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

7.2. Totale financiële gevolgen op personeelsvlak

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De bedragen komen overeen met de totale uitgaven voor 12 maanden.

7.3. Andere administratieve uitgaven die uit de actie voortvloeien

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De bedragen komen overeen met de totale uitgaven voor 12 maanden.

I. Jaarlijks totaal (7.2 + 7.3)

II. Looptijd van de maatregel

III. Totale kosten van de actie (I x II) // 355 000

1 775 000

8. FOLLOW-UP EN EVALUATIE

8.1. Follow-up-maatregelen

Ten einde toe te zien op de doeltreffendheid van de subsidies die worden verleend aan de NGO's voor het milieu, neemt de Commissie de noodzakelijke maatregelen om:

- na te gaan of een geselecteerde organisatie nog steeds voldoet aan de vereisten om in aanmerking te komen voor subsidie gedurende het subsidiejaar .

- De prestaties te controleren door indiening tweemaal per jaar van verslagen gebaseerd op goedgekeurde indicatoren die zijn voorgesteld door de begunstigde die een auto-evaluatie uitvoert aan de hand van die indicatoren. Het eerste verslag wordt eind juni ingediend en betreft de eerste vijf maanden van de steunperiode (januari tot en met mei). Het tweede verslag wordt eind januari n+1 ingediend en betreft de periode juni tot en met december.

- De Commissie zal zich bij haar taken van controle op de prestaties en evaluatie laten bijstaan door onafhankelijke externe experts die haar met name een systematisch programma zullen verschaffen voor het controleren van de auto-evaluaties van de NGO's en het daarmee gepaard gaande bewijsmateriaal.

8.2. Maatregelen en schema voor de geplande evaluatie

Ter ondersteuning van de voorbereiding van het rapport dat uiterlijk 31 december 2004 moet worden voorgelegd aan de Europese Raad en het Parlement, zal de Commissie de controlerapporten inzake de prestaties van de begunstigden analyseren en op basis van die analyse een synthese opstellen van de behaalde resultaten.

Met het oog op de mogelijke verlenging van het programma dient uiterlijk in 2005 een externe tussentijdse evaluatie te worden uitgevoerd zodat de bevindingen beschikbaar zullen zijn voor de voorbereiding van eventuele voorstellen met betrekking tot de toekomst van het programma.

9. MAATREGELEN TER BESTRIJDING VAN FRAUDE

De Commissie ziet toe op de samenhang, logica en complementariteit van de subsidie die verleend wordt in het kader van dit programma en andere subsidies die worden verstrekt door de instellingen van de Europese Unie. De Commissie mag in geen geval tweemaal betalen voor dezelfde activiteit en stelt een mechanisme in om zulks te garanderen.

Om onregelmatigheden, wanbeheer of fraude in verband met in het kader van dit programma verleende subsidies te voorkomen, en zo nodig daartegen op te treden, voert de Commissie jaarlijks bij 20% van alle daadwerkelijk gesubsidieerde organisaties interne audits uit. Op die manier kan gegarandeerd worden dat de meeste NGO's die opnieuw geselecteerd worden voor subsidiëring, tijdens de programmeringsperiode (2002-2006) een audit ondergaan - of de kans lopen zulks te doen.

Teneinde de financiele belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraude en andere onregelmatigheden te beschermen, kan de Commissie in het kader van dit programma ook controles ter plaatse en inspecties uitvoeren overeenkomstig Verordening (EURATOM, EG)

nr.2185/96 van de Raad van 11 november 1996. Bovendien is voor onderzoek door het Europees Bureau voor Fraudebestrijding(OLAF) Verordening (EG) nr.1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van toepassing.

Het niet bereiken van de verwachte resultaten kan ertoe leiden dat de betrokken organisatie niet in aanmerking komt voor subsidiering in het kader van dit programma in het volgende jaar.

Indien de Commissie - hetzij bij de audits hetzij bij de controles ter plaatse - onregelmatigheden, wanbeleid of fraude in verband met een verleende subsidie ontdekt, wordt de begunstigde het voorwerp van een of meer van de volgende administratieve maatregelen en boetes in verhouding tot de ernst van het geval.

- Annulering van de subsidieovereenkomst

- Betaling van een boete tot 50% van het bedrag van de invorderingsopdracht

- Uitsluiting van dit programma en andere communautaire financieringskansen

- Uitsluiting van de relevante dialoogmechanismen van de Commissie

Een NGO die het voorwerp wordt van een invorderingsopdracht ten gevolge van opzettelijke onregelmatigheden, door nalatigheid veroorzaakte onregelmatigheden of fraude, wordt automatisch uitgesloten van financiering gedurende de resterende jaren van het programma.

Indien de verslagen (bedoel in punt 8.1) een dalende tendens aantonen in de prestaties van de organisatie ten opzichte van de criteria op grond waarvan de NGO is geselecteerd (als vermeld in artikel 5 en in punt 2 van de bijlage) kan de Commissie de subsidie voor het volgende jaar verlagen - indien de organisatie opnieuw een aanvraag indient.

Een dergelijke verlaging zal automatisch plaatsvinden gedurende de vergelijkende evaluatie van het volgende jaar, aangezien de resultaten van de verslagen integrerend deel uitmaken van de procedure. Lagere of dalende prestaties die worden aangetoond door de verslagen zullen ertoe leiden dat de deskundigen bij de volgende vergelijkende evaluatie een lager puntental toekennen (indien de organisatie opnieuw een aanvraag indient).