European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

C-serie


C/2025/1087

24.2.2025

Hogere voorziening ingesteld op 23 december 2024 door Hongarije tegen het arrest van het Gerecht (Tiende kamer) van 9 oktober 2024 in zaak T-499/22, Hongarije / Commissie

(Zaak C-896/24 P)

(C/2025/1087)

Procestaal: Hongaars

Partijen

Rekwirant: Hongarije (vertegenwoordigers: M. Z. Fehér en G. Koós, gemachtigden)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

In zijn hogere voorziening verzoekt Hongarije het Hof:

het arrest van het Gerecht van 9 oktober 2024 in zaak 499/22 te vernietigen;

uitvoeringsbesluit (EU) 2022/908 van de Commissie van 8 juni 2022 tot onttrekking aan financiering door de Europese Unie van bepaalde uitgaven die de lidstaten hebben verricht in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo), gedeeltelijk nietig te verklaren;

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Eerste middel in hogere voorziening: onwettigheid van de financiële correctie die voortvloeit uit de onjuiste uitlegging en toepassing van artikel 9, lid 2, van verordening nr. 1307/2013 met betrekking tot de status van “actieve landbouwer”

In zijn arrest is het Gerecht tot een onjuiste conclusie gekomen met betrekking tot de uitlegging van artikel 9, lid 2, van verordening nr. 1307/2013 (1). Het Gerecht heeft noch aan de systematische uitlegging noch aan de teleologische uitlegging van de litigieuze bepaling het nodige gewicht toegekend en heeft door zijn letterlijke uitlegging voorrang gegeven aan zijn onjuiste conclusie. Noch artikel 9, lid 2 zelf, noch de bewoordingen of de letterlijke uitlegging ervan staan een zo ruime uitlegging toe als die welke het Gerecht aan deze bepaling heeft gegeven, en de systematische uitlegging en de uitlegging van artikel 9, lid 2, gelezen in samenhang met lid 1 van dat artikel en met artikel 4, lid 1, onder a), van de verordening sluiten integendeel uitdrukkelijk uit dat het begrip “groep van natuurlijke of rechtspersonen” ook verbonden ondernemingen kan omvatten.

De ruime uitlegging van artikel 9, lid 2, is evenmin noodzakelijk om misbruik te voorkomen en de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken, en is in feite het resultaat van de niet-inachtneming van artikel 60 van verordening nr. 1306/2013 en van de uitlegging die het Hof daaraan heeft gegeven, alsook van een situatie van vermeend misbruik.

Tweede middel in hogere voorziening: onwettigheid van de financiële correctie die is gebaseerd op een onjuiste uitlegging en toepassing van artikel 59, lid 5, van verordening nr. 1306/2013 en artikel 35 van uitvoeringsverordening nr. 809/2014 met betrekking tot de steekproeven die in aanmerking moeten worden genomen om het percentage controles ter plaatse te verhogen

Met betrekking tot het tweede middel in hogere voorziening stelt de Hongaarse regering dat het arrest onvoldoende motiveert waarom de fouten die zijn ontdekt in de op basis van een risicoanalyse geselecteerde elementen, moeten worden opgenomen in de steekproeven die in aanmerking moeten worden genomen om het percentage controles ter plaatse te verhogen. Het arrest geeft geen afdoend antwoord op de desbetreffende argumenten van de Hongaarse regering en legt een uitlegging op die niet noodzakelijkerwijs uit de relevante EU-wetgeving volgt.


(1)  Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB 2013, L 347, blz. 608).


ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2025/1087/oj

ISSN 1977-0995 (electronic edition)