European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

Serie C


C/2024/1757

22.3.2024

P9_TA(2023)0306

Het systeem van Europese Scholen: stand van zaken, uitdagingen en perspectieven

Resolutie van het Europees Parlement van 12 september 2023 over het systeem van Europese Scholen: stand van zaken, uitdagingen en perspectieven (2022/2149(INI))

(C/2024/1757)

Het Europees Parlement,

gezien artikel 165 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien het Verdrag houdende het Statuut van de Europese scholen (1),

gezien de studie van 9 juni 2022 die is uitgevoerd voor de Commissie cultuur en onderwijs, getiteld “The European Schools system: State of Play, Challenges and Perspectives”  (2),

gezien het rapport van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling van december 2022 getiteld “PISA for Schools: How The European Schools Compare Internationally 2022”,

gezien het eindverslag 2022 van het Europees Agentschap voor bijzondere onderwijsbehoeften en inclusief onderwijs getiteld “External Evaluation of the Implementation of the European Schools’ Action Plan on Educational Support and Inclusive Education”,

gezien het verslag van de Europese Rekenkamer van 25 november 2022 getiteld “Verslag over de jaarrekening van de Europese Scholen betreffende het begrotingsjaar 2021”,

gezien de interinstitutionele afkondiging van de Europese pijler van sociale rechten (3),

gezien zijn resolutie van 27 september 2011 over het systeem van de Europese scholen (4),

gezien zijn resolutie van 11 november 2021 over de Europese onderwijsruimte: een gedeelde holistische benadering (5),

gezien zijn resolutie van 19 mei 2022 getiteld “De Europese onderwijsruimte tot stand brengen tegen 2025 — microcredentials, individuele leerrekeningen, en leren voor een duurzaam milieu”  (6),

gezien zijn resolutie van 25 maart 2021 over de vormgeving van beleid inzake digitaal onderwijs (7),

gezien zijn resolutie van 7 juli 2016 over de tenuitvoerlegging van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, met speciale aandacht voor de slotopmerkingen van het VN-Comité voor de rechten van personen met een handicap (8),

gezien artikel 54 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie cultuur en onderwijs (A9-0205/2023),

A.

overwegende dat het systeem van de Europese scholen (ESS) een uniek systeem is dat sinds zijn oprichting in de jaren vijftig zijn kracht en kwaliteiten heeft bewezen, zoals blijkt uit de erkenning van het Europees baccalaureaat in alle lidstaten en de voortdurende groei van het aantal geaccrediteerde Europese scholen; overwegende dat elke EU-burger de mogelijkheid moet hebben om van dergelijk onderwijs gebruik te maken;

B.

overwegende dat iedereen de mogelijkheid moet hebben om gebruik te maken van het soort onderwijs dat door het ESS wordt geboden en dat elk schoolsysteem in de hele Europese Unie de kans moet krijgen te profiteren van de pedagogische expertise van het ESS;

C.

overwegende dat het ESS, doordat het de onderwijsstelsels van de lidstaten — door middel van parallelle taalafdelingen — combineert met een sterke Europese dimensie, saamhorigheid en culturele identiteit, meertalig onderwijs en aandacht voor wetenschap, technologie, techniek, kunst en wiskunde, alsook pedagogische vernieuwingen, een laboratorium en expertisebron vormt voor onderwijshervorming, onder meer voor de totstandbrenging van een Europese onderwijsruimte;

D.

overwegende dat het ESS volledig afgestemd moet zijn op het onderwijsbeleid van de Europese Unie; overwegende dat een centrale doelstelling van het ESS erin bestaat de mobiliteit en de overdracht naar en van alle nationale onderwijsstelsels te vergemakkelijken, waarbij de lidstaten moeten zorgen voor een eerlijke en gelijke omzetting van de leerresultaten van het ESS;

E.

overwegende dat de bestuursstructuur van het ESS het voordeel heeft dat er een rechtstreekse band met de lidstaten blijft bestaan, maar dat deze structuur moet worden hervormd omdat er duidelijke beperkingen zijn op het gebied van besluitvorming, veranderingsmanagement en structurele uitwisseling van goede praktijken met nationale onderwijsstelsels;

F.

overwegende dat de reikwijdte van de rol van de Commissie in het ESS moet worden vergroot en ook de vormen van haar optreden moeten worden uitgebreid, aangezien haar betrokkenheid momenteel beperkt is tot begrotingsaangelegenheden, waardoor de even belangrijke aspecten op het gebied van onderwijs, werking en personele middelen buiten beschouwing worden gelaten;

G.

overwegende dat het huidige systeem voor de aanwerving van leerkrachten in het ESS ernstige tekortkomingen vertoont, met als gevolg een slechte afstemming tussen de behoeften ter plaatse en het daadwerkelijk door de lidstaten gedetacheerde personeel, problemen met de jaarlijkse aanwervingsplannen, moeilijkheden om gekwalificeerde leraren en personeel te vinden, onzekere arbeidsomstandigheden voor lokaal aangeworven leerkrachten en ander educatief personeel, en problemen met bij- en nascholing; overwegende dat de aantrekkelijkheid van het ESS in de onderwijsgemeenschap moet worden vergroot;

H.

overwegende dat het ESS weliswaar vooruitgang heeft geboekt op het gebied van de inclusie van studenten met speciale behoeften, een handicap of leerverschillen, maar dat er een gebrek aan psychologische ondersteuning is en dat er steeds meer behoefte is aan intensieve ondersteuning; overwegende dat communicatie en adequate werkgelegenheidspakketten van cruciaal belang zijn om ervoor te zorgen dat onderwijzend en psychologisch personeel studenten kwaliteitsvolle, op maat gesneden en blijvende ondersteuning biedt;

I.

overwegende dat het ESS tot taak heeft ervoor te zorgen dat alle EU-talen, met inbegrip van kleine talen, op gelijke voet worden behandeld, en de taalkundige en culturele diversiteit te bevorderen en tegelijkertijd de Europese dimensie van het leren te versterken; overwegende dat de plannen om tegen 2028 alle taalafdelingen in zowel de lagere als de secundaire cyclus in Brussel vertegenwoordigd te hebben, moeten worden toegejuicht;

J.

overwegende dat ouders een sleutelrol spelen in de scholen, onder meer door buitenschoolse activiteiten te organiseren en vervoer en andere diensten aan te bieden, en worden vertegenwoordigd door specifieke ouderverenigingen;

K.

overwegende dat EU-middelen het grootste deel van de ESS-begroting uitmaken, wat inhoudt dat het Parlement het beheer en de werking van het ESS strenger moet controleren en dat de door de EU vastgelegde doelstellingen en investeringsprioriteiten op het gebied van onderwijs beter tot uiting moeten komen in het ESS;

L.

overwegende dat sommige gastlanden, die verantwoordelijk zijn voor het ter beschikking stellen en onderhouden van schoolgebouwen, te weinig verantwoording moeten afleggen, wat met name in Brussel tot ernstige problemen heeft geleid, waar de scholen kampen met overbezetting; overwegende dat deze problemen ingrijpende gevolgen hebben gehad voor het onderwijsniveau, organisatorische aspecten en de veiligheid, de beveiliging en het welzijn van leerlingen en personeel;

Stand van zaken en toekomstvisie

1.

benadrukt dat een kritische, grondige beoordeling van alle aspecten van het ESS nodig is, en dat hervormingen moeten worden doorgevoerd om het systeem toekomstbestendig te maken, het meer bekendheid te geven en ervoor te zorgen dat het als model kan dienen voor de uitwisseling van goede praktijken tussen onderwijsstelsels;

2.

roept de raad van bestuur van de Europese scholen op de missie, beginselen en doelstellingen van het ESS te actualiseren in de vorm van een nieuw “ESS-handvest”, dat geschikt is voor de 21e eeuw en een nieuwe impuls geeft aan het systeem en realistische doelstellingen biedt waaraan het kan worden getoetst, waarbij wordt voortgebouwd op zowel eigen als externe expertise; dringt erop aan dit nieuwe ESS-handvest uiterlijk eind 2024 in te voeren;

3.

verzoekt de Commissie de rol van het ESS bij de oprichting van de Europese onderwijsruimte te evalueren, ook wat betreft het leren van talen en een sterke Europese dimensie van het leren, en bij de automatische wederzijdse erkenning van diploma’s in de gehele EU, op basis van het gevestigde model van het Europees baccalaureaat;

4.

dringt aan op een meer geïntegreerde en actievere rol voor de Commissie, met name wat betreft de onderlinge koppeling van het ESS en de Europese onderwijsruimte; spreekt de uitdrukkelijke wens uit dat het directoraat-generaal Onderwijs, Jeugdzaken, Sport en Cultuur nauw betrokken wordt bij de betrekkingen van de Commissie met het ESS;

5.

dringt aan op meer verantwoording en transparantie, aangescherpt parlementair toezicht en controle en betere communicatie om de zichtbaarheid en de kennis van het ESS en het Europees baccalaureaat op alle niveaus te vergroten;

6.

herinnert de lidstaten aan hun verplichting om op grond van het Verdrag houdende het statuut van de Europese scholen niet-discriminerende toelating tot universiteiten te verlenen en te handhaven en ervoor te zorgen dat ook studenten zonder taalafdeling volledig onderwijs en academische vorderingskansen krijgen; verzoekt de raad van bestuur en de lidstaten te zorgen voor een eerlijke en gelijke omzetting van de leerresultaten van het ESS en het Europees baccalaureaat in hun equivalentietabellen en de nodige rectificaties in de nationale omzettingssystemen door te voeren om volledig te voldoen aan het beginsel van gelijke behandeling en ervoor te zorgen dat alle studenten probleemloos naar om het even welke lidstaat kunnen overschakelen;

7.

dringt aan op nauwere betrekkingen tussen het ESS en lokale, regionale en nationale onderwijsecosystemen, met name door de uitwisseling van goede praktijken en door samenwerking op het gebied van programma’s en activiteiten met partnerscholen uit nationale systemen;

Governance, beheer en juridische kwesties

8.

verzoekt de Commissie om vóór eind 2024 onder leiding van een onafhankelijke voorzitter en in samenwerking met het bureau van de secretaris-generaal van de Europese scholen (OSG) en de raad van bestuur een grondige evaluatie uit te voeren van de bestuurs- en beheersstructuren in het gehele ESS en in elke afzonderlijke school, en bij deze evaluatie de bestaande rollen, verantwoordelijkheden en structuren op alle niveaus te onderzoeken, de onafhankelijkheid van functies en mogelijke belangenconflicten te beoordelen en regelgevingskwesties te identificeren die een belemmering vormen voor het ESS;

9.

dringt erop aan de besluitvorming van de raad van bestuur te stroomlijnen en flexibeler te maken aan de hand van een alternatief stemsysteem met meer overleg met belanghebbenden van het ESS, zodat de raad van bestuur beter kan inspelen op de behoeften van de scholen; dringt bovendien aan op nauwkeurige communicatie van besluiten binnen het ESS;

10.

vraagt om duidelijke verantwoordelijkheden, transparante besluitvorming, tweejaarlijkse prestatiebeoordelingen en opleidings- en ontwikkelingsplannen voor al het kaderpersoneel, met inbegrip van een gestructureerde inductie, op centraal en schoolniveau;

11.

verzoekt het OSG en de raad van bestuur-trojka om vanaf 2024, in samenwerking met alle belanghebbenden van het ESS, een gedetailleerd, gezamenlijk jaarverslag over het ESS aan het Parlement voor te leggen, zodat het Parlement de voortgang van de hervormingen en de doelstellingen kan volgen, kritieke kwesties kan signaleren en een permanente rol kan spelen bij het toezicht en het veranderingsmanagement;

12.

vraagt de raad van bestuur om:

(a)

de toepasselijkheid van primaire en secundaire EU-wetgeving op het ESS te verduidelijken;

(b)

de naleving van de gezondheids-, veiligheids- en beveiligingsnormen in de scholen te beoordelen;

(c)

ervoor te zorgen dat de contractuele en arbeidsvoorwaarden van lokaal aangeworven leerkrachten volledig in overeenstemming zijn met de arbeidswetgeving en -beginselen van de EU en de lidstaten;

(d)

het personeelsstatuut en de algemene regels van de Europese scholen te wijzigen om de bevoegdheden van de kamer van beroep ten aanzien van de nationale rechterlijke instanties uitdrukkelijk te verduidelijken, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat er geen lacunes inzake juridische bescherming zijn;

(e)

een onafhankelijke ombudspersoon aan te stellen om klachten over wanbeheer aan te pakken en te bemiddelen bij conflicten; en

(f)

een gedragscode voor het schoolbestuur op alle niveaus te ontwikkelen;

13.

verzoekt om een herziening van het mandaat van de Europese Rekenkamer en de dienst Interne Audit van de Commissie om jaarlijkse adviezen en aanbevelingen te verstrekken over verschillende aspecten van het ESS, en vraagt dat deze adviezen en aanbevelingen worden gepresenteerd als onderdeel van de beraadslagingen over het gezamenlijk jaarlijks ESS-verslag aan het Parlement;

Middelen, infrastructuur en personeel

14.

verzoekt de lidstaten met klem hun verplichtingen jegens het ESS volledig na te komen, met name wat betreft de detachering van gekwalificeerde leraren en ander educatief personeel en het ter beschikking stellen van adequate infrastructuur (geschikte lokalen, onderhoud daarvan en verbeteringen), en dringt aan op een bindend systeem van directe financiële bijdragen om zowel het ESS als de lidstaten meer flexibiliteit en zekerheid te bieden;

15.

roept, in het licht van de geplande evaluatie van de huidige kostendelingsovereenkomst in het schooljaar 2025-2026, op tot de oprichting, uiterlijk medio 2025, van een speciale taskforce, bestaande uit vertegenwoordigers van alle partijen die bijdragen aan de begroting van het ESS en met deelname van relevante pedagogische deskundigen van het OSG, de Commissie en de lidstaten, met een mandaat om concrete voorstellen te doen voor het oplossen van kritieke financieringsproblemen en een alomvattend, adequaat en duurzaam kostendelingsmodel te ontwikkelen dat het ESS in staat zal stellen zijn opdracht overeenkomstig het nieuwe “ESS-handvest” te vervullen;

16.

moedigt de gastlidstaten aan ESS-infrastructuur op te nemen in alle nationale investeringsplannen voor schoolinfrastructuur; verzoekt de Commissie en de lidstaten samen te werken om ervoor te zorgen dat het ESS kan profiteren van de komende uitbetalingen uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit aan de lidstaten, en daarbij rekening te houden met komende evaluaties van nationale plannen en met relevante actualiseringen, zoals actualiseringen in verband met de RePowerEU-hoofdstukken;

17.

roept de raad van bestuur op de aanhoudende lerarentekorten met spoed op te lossen en te zorgen voor een stabiele en eerlijke werkgelegenheidssituatie voor iedereen door personeel te behouden en het personeelsverloop te beperken, zodat ook een braindrain wordt voorkomen; vraagt in dit verband om extra middelen en om een versterkt en billijk werkgelegenheidspakket voor zowel gedetacheerd als lokaal aangeworven personeel, met een concurrerende beloning, meer gelijke salarissen voor kleuter-, basis- en middelbaar onderwijs, duidelijkheid over de arbeidsstatus en -stabiliteit, bij- en nascholing en verdere loopbaanvooruitzichten in en buiten het ESS;

18.

dringt erop aan dat zowel leerkrachten als scholen een grotere mate van autonomie krijgen zodat zij beter kunnen inspelen op specifieke behoeften en situaties, waarbij er strikt voor moet worden gezorgd dat deze grotere autonomie gepaard gaat met sterkere beoordelings- en verantwoordingsmechanismen, zodat geharmoniseerde normen worden gewaarborgd;

19.

dringt erop aan dat op scholen extra posten voor het middenkader worden ingevoerd die toegespitst zijn op hoogwaardige onderwijsmethoden en leerplannen, en dat alle nationale detacheringsprocedures transparanter en opener worden;

20.

erkent en stimuleert het werk van de schoolgemeenschap, met name ouders, in het schoolleven, zoals het aanbieden van buitenschoolse activiteiten, en benadrukt dat de activiteiten van de scholen moeten worden gemonitord om goed beheer, passende pedagogische kwalificaties, betaalbaarheid en inclusiviteit te waarborgen; herinnert eraan dat het Verdrag ouders een rol toekent in het bestuur van het ESS en vraagt dat deze rol naar behoren wordt erkend;

21.

dringt aan op een snelle jaarlijkse herziening van het inschrijvingsbeleid en het schoolgeld om ervoor te zorgen dat alle leerlingen van categorie 1 een plaats hebben, op een verbreding van de sociaaleconomische mix door het ESS open te stellen voor meer categorieën leerlingen, en op de benutting van het volledige potentieel van de geaccrediteerde Europese scholen, onder meer om de overbezetting aan te pakken; benadrukt het belang van strikte toepassing van de regels inzake broers en zussen en dringt erop aan dat juridische kosten ouders of wettelijke voogden er niet van mogen weerhouden beroep aan te tekenen tegen beslissingen van de centrale inschrijvingsautoriteit die inbreuk maken op de inschrijvingsregels;

22.

verzoekt de raad van bestuur voorts te werken aan een ambitieus en regelmatig geactualiseerd ESS-mobiliteitsplan op alle niveaus om het schoolvervoer efficiënter, betaalbaarder, toegankelijker en groener te maken;

Educatieve en pedagogische kwaliteit

23.

verzoekt de raad van bestuur de educatieve en pedagogische normen te versterken door:

(a)

een taskforce met relevante pedagogische expertise op te richten om open, transparant en regelmatig overleg met belanghebbenden te plegen en de kwaliteitsborgingsaanpak die in het kader van de hervorming van de Europese scholen van 2009 is ingevoerd, te herzien en er daarbij voor te zorgen dat deze herziening medio 2024 wordt afgerond, daarna regelmatig wordt bijgewerkt, vergezeld gaat van duidelijke indicatoren en wordt gemonitord en geëvalueerd;

(b)

een versterkte en verantwoordingsplichtige inspectieregeling in te voeren, met onder meer een kwaliteitsborgingseenheid binnen het OSG, bestaande uit permanente en gedetacheerde inspecteurs, vakspecifieke inspecties en follow-upprocedures die ook de geaccrediteerde Europese scholen omvatten;

(c)

de rol van de eenheid pedagogische ontwikkeling van het OSG en het gemengd onderwijscomité te versterken; en

(d)

de deelname van het ESS aan EU-programma’s en -initiatieven zoals de Erasmus+-lerarenacademies en de Europese onderwijsruimte te waarborgen;

24.

roept de raad van bestuur en het OSG op om uiterlijk eind 2024 een strategie voor bij- en nascholing en een inductieprogramma voor leraren en educatief personeel in het hele ESS te ontwikkelen, en dringt aan op een brede benadering van bij- en nascholing, onder meer op het gebied van vakken en methoden, om de loopbaanmogelijkheden te verruimen en collectieve efficiëntie en formele structuren op te bouwen die leraren ondersteunen bij het ontwikkelen, uitvoeren, evalueren en uitwisselen van pedagogische beste praktijken en materialen in klaslokalen en het systeem als geheel;

25.

dringt erop aan dat de lidstaten het potentieel van ervaren ESS-docenten om opleiders en mentoren te worden ten volle benutten in nationale systemen, verzoekt de raad van bestuur hiervoor stimulansen en richtsnoeren vast te stellen, en benadrukt de rol die het ESS moet spelen bij het opzetten van een Europese module voor docenten, die moet worden opgenomen in de initiële opleiding van docenten in de gehele EU;

26.

benadrukt dat scholen het potentieel van gepersonaliseerd leren moeten benutten; verzoekt de raad van bestuur de bestaande kaders te versterken en een samenhangend, uniform en systematisch inclusiebeleid in het hele ESS toe te passen dat voorziet in hoogwaardig inclusief onderwijs, uitsluiting als gevolg van een handicap voorkomt, redelijke aanpassingen waarborgt, de verhouding tussen leerkrachten en studenten aanpast, een flexibel leerplan hanteert, het aantal gekwalificeerd onderwijzend personeel en personeel voor psychologische ondersteuning aanzienlijk verhoogt en oriëntatie- en begeleidingsdiensten aanbiedt; dringt erop aan vooruitgang te boeken op het gebied van de erkenning van de leerresultaten van studenten met bijzondere behoeften, een handicap of leerverschillen met certificering of een diploma aan het einde van hun studie als zij het Europees baccalaureaat niet afleggen; moedigt de invoering aan van een integratie-index in het ESS;

27.

verzoekt de raad van bestuur en het OSG een veilige leeromgeving te bevorderen waarin geen enkele vorm van geweld is toegestaan, en de strijd tegen pesten en cyberpesten in het ESS op te voeren door een geharmoniseerde aanpak voor de hele school te ontwikkelen, met inbegrip van bewustmaking, opleiding, richtsnoeren voor de aanpak van offline en online pesten, de bevordering van een systeem voor collegiale ondersteuning met actieve en goed opgeleide leerkrachten en ouders, en een duidelijk en afdwingbaar sanctiesysteem op alle niveaus;

28.

verzoekt de raad van bestuur en het OSG de opname van modules voor beroepsonderwijs en -opleiding in het ESS te beoordelen, partnerschappen met instellingen voor beroepsonderwijs en -opleiding aan te gaan en de mogelijkheid van oprichting van geaccrediteerde Europese scholen voor beroepsonderwijs en -opleiding in geheel de Europese Unie te onderzoeken;

29.

dringt erop aan dat alle leerlingen, niet alleen in hun moedertaal, maar ook leerlingen zonder taalafdeling in zowel de lagere als de secundaire cyclus een volledige en hoogwaardige onderwijservaring kunnen opdoen; verzoekt de raad van inspecteurs leerlingen, leerkrachten en ouders te raadplegen over de gevolgen van het verminderen van het aantal lessen en vakken of van het samenvoegen van verschillende klassenniveaus wanneer het aantal leerlingen onder de drempel ligt;

30.

verzoekt de raad van inspecteurs het onderwijs in de tweede en de derde taal periodiek te herzien op basis van de meest recente pedagogische richtsnoeren voor de invoering van lezen en schrijven in het vroege onderwijs, coöperatieve onderwijsmethoden en de geschiktheid van gedifferentieerd leren, om ervoor te zorgen dat leerlingen van alle leeftijden met plezier talen kunnen leren;

31.

dringt aan op een grotere mobiliteit van studenten en leerkrachten binnen het ESS en naar en van andere schoolsystemen en op actualisering van de bestaande leerplannen om de Europese dimensie verder te versterken, bijvoorbeeld door de Europese-geschiedenissyllabus, met inbegrip van de rol van minderheden, te herzien, door burgerschapsvorming als zelfstandig vak te onderwijzen, door “Europese uren” op alle onderwijsniveaus te integreren, met bijzondere aandacht voor het belang van het Europees erfgoed en de Europese waarden, en door ondernemerschap en zachte vaardigheden te ontwikkelen; dringt erop aan het huidige aanbod van godsdienst- en ethisch onderwijs te handhaven;

32.

verzoekt de raad van bestuur milieueducatie en digitaal onderwijs in het ESS te stimuleren, onder meer door het Europees competentiekader voor duurzaamheid en het kader voor digitale vaardigheden ten uitvoer te leggen; benadrukt dat het onderwijzen van groene en digitale vaardigheden moet worden verbeterd en dringt er bij het ESS op aan deel te nemen aan initiatieven zoals het Europees certificaat voor digitale vaardigheden, en tegelijkertijd traditionele leermethoden met gebruikmaking van gedrukte boeken te blijven waarderen en digitale uitsluiting te bestrijden;

33.

stelt de oprichting van een jaarlijks feestelijk evenement voor om pedagogische beste praktijken uit te wisselen, kennis onder scholen, leraren en studenten te bundelen en hun werk en projecten aan het bredere systeem te tonen, waarbij nationale onderwijsvertegenwoordigers worden uitgenodigd om het ESS meer bekendheid te geven;

34.

dringt aan op de oprichting van een formele ESS-alumnigemeenschap en maatregelen om de bekendheid ervan te vergroten, alsook op het verzamelen van gegevens over de onderwijstrajecten van studenten na het afstuderen, met een mandaat voor het OSG om geanonimiseerde informatie te verzamelen;

Vooruitzichten

35.

wenst dat de financiële bijdragen van de EU aan het ESS als afzonderlijke begrotingslijn in toekomstige EU-begrotingen worden opgenomen, teneinde de transparantie te vergroten, strategische planning te waarborgen en de parlementaire controle in het kader van de kwijtingsprocedure te vergemakkelijken, en wenst dat het ESS wordt opgenomen in de verdere ontwikkeling van de Europese onderwijsruimte en dat beide nauw met elkaar gaan samenwerken;

36.

spreekt de wens uit dat het ESS een voorbeeld wordt voor meertalig en multicultureel onderwijs van hoge kwaliteit in Europa en daarbuiten, en laat zien dat “eenheid in verscheidenheid” ook in het onderwijs realiteit kan zijn; verzoekt alle belanghebbenden als medeontwikkelaars aan dat doel te werken, onder meer door intensievere samenwerking met de geaccrediteerde Europese scholen, waarvan de integratie en de ontwikkeling voor het hele systeem van cruciaal belang zijn; dringt aan op een herbeoordeling van de geaccrediteerde Europese scholen om na te gaan hoe het toepassingsgebied van het ESS tot alle lidstaten kan worden uitgebreid door flexibelere procedures en vereisten voor de accreditatie van scholen in te voeren en tegelijkertijd de kwaliteitsborging en -inspectie te verbeteren;

37.

wenst dat het Europees Parlement in de raad van bestuur wordt vertegenwoordigd, en verzoekt een onafhankelijk, extern orgaan van deskundigen alternatieve bestuursmodellen te onderzoeken en voor te stellen, waaronder een herziening van het Verdrag houdende het statuut van de Europese scholen en de mogelijkheid om de intergouvernementele juridische status van de scholen te vervangen door een supranationaal Europees model;

o

o o

38.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1)   PB L 212 van 17.8.1994, blz. 3.

(2)  Studie — “The European Schools system: State of Play, Challenges and Perspectives”, Europees Parlement, directoraat-generaal Intern Beleid, beleidsondersteunende afdeling B — Structuur- en Cohesiebeleid, 9 juni 2022.

(3)   PB C 428 van 13.12.2017, blz. 10.

(4)   PB C 56 E van 26.2.2013, blz. 14.

(5)   PB C 205 van 20.5.2022, blz. 17.

(6)   PB C 479 van 16.12.2022, blz. 65.

(7)   PB C 494 van 8.12.2021, blz. 2.

(8)   PB C 101 van 16.3.2018, blz. 138.


ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/1757/oj

ISSN 1977-0995 (electronic edition)