Publicatieblad |
NL Serie C |
C/2024/1123 |
26.1.2024 |
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE
Aanpassing van de gegevens gebruikt voor de berekening van financiële sancties die de Commissie het Hof van Justitie van de Europese Unie voorstelt in het kader van inbreukprocedures
(C/2024/1123)
Wanneer de Commissie een lidstaat voor het Hof van Justitie van de Europese Unie (“het Hof”) daagt wegens niet-nakoming van een krachtens de Verdragen op hem rustende verplichting, kan zij het Hof op grond van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (“VWEU”) voorstellen om die lidstaat financiële sancties op te leggen in twee situaties:
— |
wanneer de lidstaat niet het nodige heeft gedaan om gevolg te geven aan een eerder arrest van het Hof waarbij een niet-nakoming van het Unierecht is vastgesteld (artikel 260, lid 2, VWEU) (1), of |
— |
wanneer de lidstaat zijn verplichting tot mededeling van maatregelen ter omzetting van een volgens een wetgevingsprocedure aangenomen richtlijn niet is nagekomen (artikel 260, lid 3, VWEU). |
In beide gevallen kan de door het Hof opgelegde sanctie bestaan uit een forfaitaire som, als gevolg van de voortzetting van de niet-nakoming tot de uitspraak van het arrest of tot de volledige nakoming, indien deze eerder wordt bereikt, en een dagelijkse dwangsom als stimulans voor de betrokken lidstaat om de niet-nakoming zo spoedig mogelijk na de uitspraak van het arrest te beëindigen. De Commissie stelt het Hof de bedragen voor de financiële sancties voor, maar het is aan het Hof om, in de uitoefening van zijn beoordelingsvrijheid (2), de bedragen aldus vast te stellen dat zij enerzijds in overeenstemming zijn met de omstandigheden en anderzijds evenredig zijn aan de vastgestelde inbreuk en aan de draagkracht van de betrokken lidstaat.
De beginselen en de methode die de Commissie hanteert voor de berekening van de financiële sancties die zij aan het Hof voorstelt, zijn vastgesteld in haar mededeling “Financiële sancties in inbreukprocedures” (3) (hierna “mededeling van 2022”).
Deze actualisering is gebaseerd op de ontwikkeling van de inflatie, de bevolking en het bruto binnenlands product (bbp) van elke lidstaat. De relevante statistieken die moeten worden gebruikt met betrekking tot het inflatiepercentage, de bevolking en het bbp, zijn de statistieken die twee jaar vóór de actualisering zijn opgesteld (“t-2-regel”), d.w.z. 2022.
De geactualiseerde factoren n, de forfaitaire minimumbedragen en de forfaitaire bedragen zijn opgenomen in de bijlage bij deze mededeling.
De Commissie zal de geactualiseerde cijfers vanaf de bekendmaking van deze mededeling in het Publicatieblad toepassen op besluiten die zij neemt om op grond van artikel 260 VWEU een zaak aanhangig te maken bij het Hof van Justitie.
(1) Of wanneer de lidstaat niet het nodige heeft gedaan om gevolg te geven aan een arrest waarbij een niet-nakoming van een besluit inzake staatssteun is vastgesteld op grond van artikel 108, lid 2, VWEU.
(2) Deze beoordelingsvrijheid is beperkt in zaken op grond van artikel 260, lid 3, VWEU, waarin het Hof geen hogere som kan opleggen dan die welke de Commissie heeft aangegeven.
(3) Mededeling van de Commissie “Financiële sancties in niet-nakomingsprocedures”, C/2022/9973, PB C 2 van 4.1.2023, blz. 1.
BIJLAGE
Gegevens die worden gebruikt voor de vaststelling van aan het Hof voorgestelde financiële sancties
De Commissie zal de volgende aangepaste cijfers toepassen bij de berekening van het bedrag van de geldelijke sancties, in de vorm van een forfaitaire som of dwangsom, wanneer zij krachtens artikel 260, leden 2 en 3, VWEU een zaak bij het Hof van Justitie aanhangig maakt.
1. Forfaitair basisbedrag voor de dwangsom
Het aangepaste forfaitaire bedrag voor de dwangsom is vastgesteld op 3 230 EUR per dag.
2. Forfaitair basisbedrag voor de forfaitaire som
Het aangepaste forfaitaire bedrag voor de forfaitaire som is vastgesteld op 1 080 EUR per dag.
3. Factoren “n”
De aangepaste “n” -factoren zijn vastgesteld op:
|
factor “n” (1) |
België |
0,85 |
Bulgarije |
0,20 |
Tsjechië |
0,52 |
Denemarken |
0,53 |
Duitsland |
6,02 |
Estland |
0,07 |
Ierland |
0,61 |
Griekenland |
0,43 |
Spanje |
2,46 |
Frankrijk |
4,36 |
Kroatië |
0,15 |
Italië |
3,38 |
Cyprus |
0,05 |
Letland |
0,08 |
Litouwen |
0,13 |
Luxemburg |
0,09 |
Hongarije |
0,36 |
Malta |
0,03 |
Nederland |
1,41 |
Oostenrijk |
0,68 |
Polen |
1,41 |
Portugal |
0,47 |
Roemenië |
0,65 |
Slovenië |
0,11 |
Slowakije |
0,23 |
Finland |
0,41 |
Zweden |
0,83 |
4. Forfaitaire referentiesom
De aangepaste forfaitaire referentiesom die wordt gebruikt voor de berekening van de forfaitaire minimumsommen per lidstaat, is vastgesteld op 3 016 218 EUR.
5. Forfaitaire minimumsommen per lidstaat
De forfaitaire minimumsommen komen overeen met de forfaitaire referentiesom vermenigvuldigd met de factor “n”.
De aangepaste forfaitaire minimumsommen (2) zijn vastgesteld op:
|
Forfaitaire minimumsommen (in EUR) |
België |
2 564 000 |
Bulgarije |
603 000 |
Tsjechië |
1 568 000 EUR |
Denemarken |
1 599 000 EUR |
Duitsland |
18 158 000 |
Estland |
211 000 |
Ierland |
1 840 000 EUR |
Griekenland |
1 297 000 EUR |
Spanje |
7 420 000 |
Frankrijk |
13 151 000 |
Kroatië |
452 000 |
Italië |
10 195 000 |
Cyprus |
151 000 |
Letland |
241 000 |
Litouwen |
392 000 |
Luxemburg |
271 000 |
Hongarije |
1 086 000 EUR |
Malta |
90 000 |
Nederland |
4 253 000 |
Oostenrijk |
2 051 000 |
Polen |
4 253 000 |
Portugal |
1 418 000 EUR |
Roemenië |
1 961 000 EUR |
Slovenië |
332 000 |
Slowakije |
694 000 |
Finland |
1 237 000 EUR |
Zweden |
2 503 000 |
(1) Op basis van het bbp en de bevolking in het jaar 2022 en afgerond op twee decimalen.
(2) Op basis van het bbp en de bevolking in het jaar 2022 en afgerond op het dichtstbijzijnde duizendtal.
ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/1123/oj
ISSN 1977-0995 (electronic edition)