ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 251

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

63e jaargang
31 juli 2020


Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

AANBEVELINGEN

 

Europese Centrale Bank

2020/C 251/01

Aanbeveling van de Europese Centrale Bank van 27 juli 2020 betreffende dividenduitkeringen tijdens de COVID‐19-pandemie en tot intrekking van Aanbeveling ECB/2020/19 (ECB/2020/35)

1


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Raad

2020/C 251/02

Kennisgeving aan de personen die zijn onderworpen aan de beperkende maatregelen van Besluit (GBVB) 2016/849 van de Raad, als gewijzigd bij Besluit (GBVB) 2020/1136 van de Raad, en van Verordening (EU) 2017/1509 van de Raad, als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1129 van de Raad, betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea

4

2020/C 251/03

Kennisgeving aan de betrokkenen die zijn onderworpen aan de beperkende maatregelen van Besluit (GBVB) 2016/849 van de Raad en Verordening (EU) 2017/1509 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea

6

2020/C 251/04

Kennisgeving aan de personen, groepen en entiteiten die geplaatst zijn op de lijst van personen, groepen en entiteiten bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4 van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB van de Raad betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme, als geactualiseerd bij Besluit (GBVB) 2020/1132 van de Raad, en in artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1128 van de Raad

7

2020/C 251/05

Kennisgeving aan de betrokkenen die geplaatst zijn op de lijst van personen, groepen en entiteiten bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4 van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB van de Raad betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme, als geactualiseerd bij Besluit (GBVB) 2020/1132 van de Raad, en in artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1128 van de Raad

8

2020/C 251/06

Kennisgeving aan de personen en entiteiten die zijn onderworpen aan de beperkende maatregelen in Besluit (GBVB) 2015/1333 van de Raad, als uitgevoerd bij Uitvoeringsbesluit (GBVB) 2020/1137 van de Raad, en in Verordening (EU) 2016/44 van de Raad, als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1130 van de Raad, betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië

9

2020/C 251/07

Kennisgeving aan de betrokkenen op wie de beperkende maatregelen van Besluit (GBVB) 2015/1333 van de Raad en van Verordening (EU) 2016/44 van de Raad betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië van toepassing zijn

10

2020/C 251/08

Kennisgeving aan de personen die onderworpen zijn aan de beperkende maatregelen van Besluit (GBVB) 2019/797 van de Raad, als gewijzigd bij Besluit (GBVB) 2020/1127 van de Raad, en van Verordening (EU) 2019/796 van de Raad, als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1125 van de Raad, betreffende beperkende maatregelen tegen cyberaanvallen die de Unie of haar lidstaten bedreigen

11

2020/C 251/09

Kennisgeving aan de betrokkenen op wie de beperkende maatregelen van Besluit (GBVB) 2019/797 van de Raad en van Verordening (EU) 2019/796 van de Raad betreffende beperkende maatregelen tegen cyberaanvallen die de Unie of haar lidstaten bedreigen, van toepassing zijn

12

2020/C 251/10

Kennisgeving aan de persoon die onderworpen is aan de beperkende maatregelen van Besluit (GBVB) 2016/1693 van de Raad, als gewijzigd bij Besluit (GBVB) 2020/1126 van de Raad, en van Verordening (EU) 2016/1686 van de Raad, als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1124 van de Raad, betreffende beperkende maatregelen tegen ISIS (Da'esh) en Al Qaida en daarmee verbonden personen, groepen, ondernemingen en entiteiten

13

2020/C 251/11

Kennisgeving aan de betrokkenen op wie de beperkende maatregelen van Besluit (GBVB) 2016/1693 van de Raad en van Verordening (EU) 2016/1686 van de Raad betreffende beperkende maatregelen tegen ISIS (Da'esh) en Al Qaida en daarmee verbonden personen, groepen, ondernemingen en entiteiten, van toepassing zijn

14

 

Europese Commissie

2020/C 251/12

Wisselkoersen van de euro — 30 juli 2020

15

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

2020/C 251/13

Vrijstellingen van nationale bepalingen ter omzetting van Richtlijn(EU) 2015/849 (AMLD)voor aanbieders van kansspeldiensten Lijst van lidstaten die besloten hebben aanbieders van bepaalde kansspeldiensten vrij te stellen van nationale bepalingen tot omzetting van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering. (Deze tekst annuleert en vervangt de tekst die is bekendgemaakt in PB C 170 van 18.5.2020, blz. 23 )

16

2020/C 251/14

Liquidatieprocedures Beslissing tot opening van een faillissementsprocedure ten aanzien van Societatea CERTASIG — Societate de Asigurare și Reasigurare — SA (Bekendmaking overeenkomstig artikel 14 van Richtlijn 2001/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van betreffende de sanering en de liquidatie van verzekeringsondernemingen (artikel 280 van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf))

19


 

V   Bekendmakingen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2020/C 251/15

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.9899 — KKR/Koos Holding Coöperatief) Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

20

 

ANDERE HANDELINGEN

 

Europese Commissie

2020/C 251/16

Bekendmaking van een aanvraag tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van een productdossier overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

22


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

AANBEVELINGEN

Europese Centrale Bank

31.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 251/1


AANBEVELING VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 27 juli 2020

betreffende dividenduitkeringen tijdens de COVID‐19-pandemie en tot intrekking van Aanbeveling ECB/2020/19

(ECB/2020/35)

(2020/C 251/01)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (1), en met name artikel 4, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 27 maart 2020 heeft de Europese Centrale Bank (ECB) Aanbeveling ECB/2020/19 van de Europese Centrale Bank (2) aangenomen, waarin werd aanbevolen dat ten minste tot 1 oktober 2020 geen dividenden worden uitgekeerd en dat er door kredietinstellingen voor de boekjaren 2019 en 2020 geen onherroepelijke verplichtingen tot het uitkeren van dividenden worden aangegaan en dat kredietinstellingen zich onthouden van de terugkoop van aandelen om de aandeelhouders te belonen. Deze aanbeveling is gebaseerd op de overweging dat het van cruciaal belang is dat kredietinstellingen hun rol als financier van huishoudens, kleine en middelgrote ondernemingen en vennootschappen blijven vervullen in de context van de aan COVID‐19 gerelateerde economische schok. Daarom werd het van essentieel belang geacht dat kredietinstellingen hun kapitaal in stand houden om hun vermogen te behouden om de economie te ondersteunen in een context van verhoogde onzekerheid als gevolg van de COVID‐19-pandemie. Daartoe werd geoordeeld dat de instandhouding van de kapitaalmiddelen ter ondersteuning van de reële economie en ter absorptie van de verliezen voorrang moeten krijgen op discretionaire dividenduitkeringen en het terugkopen van aandelen.

(2)

In samenhang met Aanbeveling ECB/2020/19 heeft de ECB de economische situatie verder beoordeeld en is nagegaan of verdere opschorting van de dividenden na 1 oktober 2020 wenselijk is. In dit verband is de ECB van mening dat de mate van economische onzekerheid als gevolg van de COVID‐19-pandemie nog steeds hoog is, en dat kredietinstellingen bijgevolg moeilijkheden ondervinden om hun kapitaalbehoeften op middellange termijn nauwkeurig te voorspellen. De ECB is ook van mening dat er in deze context van uitzonderlijke systemische onzekerheid en gespannen economische omstandigheden sprake is van een aanhoudende behoefte is aan prudente kapitaalplanning, welke planning onder meer inhoudt dat de kapitaalpositie van kredietinstellingen wordt behouden door uitkeringen uit te stellen of te annuleren. De ECB acht het daarom noodzakelijk de aanbeveling betreffende dividenden tot 1 januari 2021 te verlengen en Aanbeveling ECB/2020/19 in te trekken. Deze aanpak is ook in overeenstemming met Aanbeveling ESRB/2020/7 van het Europees Comité voor systeemrisico’s (3).

(3)

Ten volle rekening houdend met de eenheid en de integriteit van de interne markt, ziet de ECB de noodzaak om met de relevante autoriteiten van de betrokken lidstaten besprekingen te voeren om te bepalen of het passend is dat dividenden worden uitbetaald aan de moederinstelling, financiële moederholding of gemengde financiële moederholding die gevestigd zijn in een lidstaat die geen deelnemende lidstaat is. Bij deze besprekingen moeten onder andere de beginselen van gelijkwaardigheid en wederkerigheid in acht worden genomen om de soepele werking van de interne markt van de Unie in haar geheel te ondersteunen, om vanuit prudentieel oogpunt een gezonde kapitaalpositie van een kredietinstelling te behouden en om bij te dragen aan de stabiliteit van het financiële stelsel in de Unie en in elke lidstaat.

(4)

Teneinde de reële economie ten volle te ondersteunen, is het tevens passend dat discretionaire dividenduitkeringen ook niet door minder belangrijke kredietinstellingen worden verricht.

(5)

Hoewel deze maatregel van tijdelijke aard is en enkel door deze uitzonderlijke omstandigheden wordt gerechtvaardigd, is de ECB voornemens in het vierde kwartaal van 2020 een besluit te nemen over de na 1 januari 2021 te volgen aanpak, rekening houdend met de economische omstandigheden en de mate van zekerheid rond de kapitaalplanning,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

I.

1.

De ECB beveelt aan dat tot 1 januari 2021 geen dividenden (4) worden uitgekeerd en door kredietinstellingen geen onherroepelijke verplichtingen worden aangegaan tot het uitkeren van dividenden voor de boekjaren 2019 en 2020, en dat kredietinstellingen zich onthouden van het terugkopen van aandelen om de aandeelhouders te belonen (5)

2.

Kredietinstellingen die niet aan deze aanbeveling kunnen voldoen omdat zij zich wettelijk verplicht achten dividenden uit te keren, moeten onverwijld de onderliggende redenen aan hun gezamenlijk toezichthoudend team uitleggen.

3.

Deze aanbeveling is van toepassing op geconsolideerd niveau van een belangrijke onder toezicht staande groep als gedefinieerd in artikel 2, punt 22, van Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank (ECB/2014/17) (6) en op individueel niveau van een belangrijke onder toezicht staande entiteit als gedefinieerd in artikel 2, punt 16, van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17), indien een dergelijke belangrijke onder toezicht staande entiteit geen deel uitmaakt van een belangrijke onder toezicht staande groep.

4.

Kredietinstellingen die voornemens zijn dividenden uit te keren, of een onherroepelijke verplichting aan te gaan tot het uitkeren van dividenden aan de moederinstelling, financiële moederholding, of gemengde financiële moederholding die in een lidstaat is gevestigd die geen deelnemende lidstaat is, moeten contact opnemen met het gezamenlijk toezichthoudend team om te bepalen of dergelijke dividenduitkeringen of onherroepelijke verplichtingen tot het uitkeren van dividenden passend zijn.

II.

Deze aanbeveling is gericht tot belangrijke onder toezicht staande entiteiten en belangrijke onder toezicht staande groepen zoals gedefinieerd in artikel 2, punten 16 en 22, van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17).

III.

Deze aanbeveling is tevens gericht tot nationale bevoegde autoriteiten met betrekking tot minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten en minder belangrijke onder toezicht staande groepen zoals gedefinieerd in artikel 2, punten 7 en 23, van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17). De nationale bevoegde autoriteiten worden geacht deze aanbeveling toe te passen op die entiteiten en groepen indien zulks nodig geacht wordt.

IV.

Gelet op de tijdelijke aard van de maatregel zal de ECB de economische situatie verder beoordelen en overwegen of verdere opschorting van de dividenden na 1 januari 2021 wenselijk is.

V.

Besluit ECB/2020/19 wordt hierbij ingetrokken.

Gedaan te Frankfurt am Main, 27 juli 2020.

De president van de ECB

Christine LAGARDE


(1)  PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63.

(2)  Aanbeveling ECB/2020/19 van de Europese Centrale Bank van 27 maart 2020 betreffende de uitkering van dividenden tijdens de COVID‐19-pandemie en tot intrekking van aanbeveling ECB/2020/1 (PB C 102 Ivan 30.3.2020, blz. 1).

(3)  Aanbeveling ESRB/2020/7 van het Europees Comité voor systeemrisico’s van 27 mei 2020 betreffende de beperking van uitkeringen tijdens de COVID‐19 pandemie (beschikbaar op de website van het Europees Comité voor systeemrisico’s op www.esrb.europa.eu).PB C 212 Ivan 26.6.2020, blz. 1

(4)  Kredietinstellingen kunnen verschillende juridische vormen hebben, bijv. beursgenoteerde bedrijven en vennootschappen zonder aandelen, zoals mutuals, coöperaties of spaarinstellingen. Het in deze aanbeveling gebruikte begrip “dividend” verwijst naar elk type contante uitbetaling in verband met uit gewone aandelen bestaand tier 1-kapitaal dat tot gevolg heeft dat de hoeveelheid of de kwaliteit van het eigen vermogen afneemt.

(5)  Indien een financiële instelling gewone aandelen wil vervangen, zou dit in overeenstemming zijn met deze aanbeveling.

(6)  Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank van 16 april 2014 tot vaststelling van een kader voor samenwerking binnen het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme tussen de Europese Centrale Bank en nationale bevoegde autoriteiten en met nationale aangewezen autoriteiten (GTM-kaderverordening) (ECB/2014/17) (PB L 141 van 14.5.2014, blz. 1).


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Raad

31.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 251/4


Kennisgeving aan de personen die zijn onderworpen aan de beperkende maatregelen van Besluit (GBVB) 2016/849 van de Raad, als gewijzigd bij Besluit (GBVB) 2020/1136 van de Raad, en van Verordening (EU) 2017/1509 van de Raad, als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1129 van de Raad, betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea

(2020/C 251/02)

De volgende informatie wordt ter kennis gebracht van de personen die worden genoemd in bijlage II en bijlage III bij Besluit (GBVB) 2016/849 van de Raad (1), als gewijzigd bij Besluit (GBVB) 2020/1136 van de Raad (2), en in bijlage XV en bijlage XVI bij Verordening (EU) 2017/1509 van de Raad (3), als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1129 van de Raad (4), betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea.

De Raad van de Europese Unie heeft bepaald dat de beperkende maatregelen van Besluit (GBVB) 2016/849, als gewijzigd bij Besluit (GBVB) 2020/1136, en Verordening (EU) 2017/1509, als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1129, van toepassing moeten blijven op de personen die zijn opgenomen in de lijsten in bijlage II en bijlage III bij Besluit (GBVB) 2016/849, en in bijlage XV en bijlage XVI bij Verordening (EU) 2017/1509. De redenen voor de opneming van de betrokken personen worden in die bijlagen uiteengezet.

Tevens worden de betrokken personen erop geattendeerd dat zij een verzoek kunnen richten tot de bevoegde instanties van de betrokken lidstaat (of lidstaten), vermeld op de websites in bijlage II bij Verordening (EU) 2017/1509 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea, om een machtiging tot gebruik van bevroren tegoeden voor basisbehoeften of specifieke betalingen te verkrijgen (zie artikel 35 van de verordening).

De betrokken personen kunnen vóór 28 februari 2021, onder overlegging van bewijsstukken, op onderstaand adres een verzoek tot de Raad richten om het besluit om hen op bovengenoemde lijsten te plaatsen, te heroverwegen:

Raad van de Europese Unie

Secretariaat-generaal

RELEX.1.C

Wetstraat 175

1048 Brussel

BELGIË

E-mail: sanctions@consilium.europa.eu

Met ingekomen opmerkingen zal rekening worden gehouden in het kader van de regelmatige evaluatie door de Raad, overeenkomstig artikel 36, lid 2, van Besluit (GBVB) 2016/849 en artikel 34, lid 7, van Verordening (EU) 2017/1509.

Tevens worden de betrokken personen erop geattendeerd dat zij tegen het besluit van de Raad beroep kunnen instellen bij het Gerecht van de Europese Unie, overeenkomstig de voorwaarden die zijn neergelegd in artikel 275, tweede alinea, en artikel 263, vierde en zesde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.


(1)  PB L 141 van 28.5.2016, blz. 79.

(2)  PB L 247 van 31.7.2020, blz. 30.

(3)  PB L 224 van 31.8.2017, blz. 1.

(4)  PB L 247 van 31.7.2020, blz. 5.


31.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 251/6


Kennisgeving aan de betrokkenen die zijn onderworpen aan de beperkende maatregelen van Besluit (GBVB) 2016/849 van de Raad en Verordening (EU) 2017/1509 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea

(2020/C 251/03)

De aandacht van de betrokkenen wordt gevestigd op onderstaande informatie, overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (1).

De rechtsgrond voor deze verwerking is Besluit (GBVB) 2016/849 van de Raad (2), als gewijzigd bij Besluit (GBVB) 2020/1136 van de Raad (3), en Verordening (EU) 2017/1509 van de Raad (4), als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1129 van de Raad (5)

De verwerkingsverantwoordelijke is de afdeling RELEX.1.C. in het directoraat-generaal voor Buitenlandse Zaken, Uitbreiding en Civiele Bescherming — Relex van het secretariaat-generaal van de Raad (SGR), waarmee contact kan worden opgenomen op het volgende adres:

Raad van de Europese Unie

Secretariaat-generaal

RELEX.1.C

Wetstraat 175

1048 Brussel

BELGIË

E-mail: sanctions@consilium.europa.eu

U kunt contact met de functionaris voor gegevensbescherming van het SGR opnemen op het volgende adres:

Gegevensbeschermingsfunctionaris

data.protection@consilium.europa.eu

Doel van de verwerking is het opstellen en actualiseren van de lijst van personen die aan beperkende maatregelen zijn onderworpen in overeenstemming met Besluit (GBVB) 2016/849, als gewijzigd bij Besluit (GBVB) 2020/1136, en Verordening (EU) 2017/1509, als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1129.

De betrokkenen zijn natuurlijke personen die voldoen aan de criteria voor plaatsing op de lijst als vastgesteld in Besluit (GBVB) 2016/849 en Verordening (EU) 2017/1509.

De verzamelde persoonsgegevens omvatten gegevens die nodig zijn voor de correcte identificatie van de betrokken persoon, de motivering en eventuele andere daarmee verband houdende gegevens.

De verzamelde persoonsgegevens kunnen zo nodig worden uitgewisseld met de Europese Dienst voor extern optreden en de Commissie.

Onverminderd de beperkingen uit hoofde van artikel 25 van Verordening (EU) 2018/1725, worden de rechten van de betrokkenen, waaronder het recht van toegang, het recht op rectificatie en het recht van bezwaar, uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725.

De persoonsgegevens worden bewaard gedurende vijf jaar vanaf het moment waarop de betrokkene is geschrapt van de lijst van personen op wie de beperkende maatregelen van toepassing zijn of totdat de geldigheidsduur van de maatregel is verstreken, of voor de duur van eventueel begonnen gerechtelijke procedures.

Onverminderd een eventueel gerechtelijk of administratief beroep of een buitengerechtelijke voorziening, kunnen betrokkenen bij de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming een klacht indienen overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725 (edps@edps.europa.eu).


(1)  PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39.

(2)  PB L 141 van 28.5.2016, blz. 79.

(3)  PB L 247 van 31.7.2020, blz. 30.

(4)  PB L 224 van 31.8.2017, blz. 1.

(5)  PB L 247 van 31.7.2020, blz. 5.


31.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 251/7


Kennisgeving aan de personen, groepen en entiteiten die geplaatst zijn op de lijst van personen, groepen en entiteiten bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4 van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB van de Raad betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme, als geactualiseerd bij Besluit (GBVB) 2020/1132 van de Raad, en in artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1128 van de Raad

(2020/C 251/04)

De volgende informatie wordt ter kennis gebracht van de bovengenoemde personen, groepen en entiteiten die op de lijst in Besluit (GBVB) 2020/1132 van de Raad (1) en in Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1128 van de Raad (2) zijn geplaatst.

De Raad van de Europese Unie heeft vastgesteld dat de redenen voor de plaatsing van de personen, groepen en entiteiten op de bovengenoemde lijst van personen, groepen en entiteiten als bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4 van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB van de Raad van 27 december 2001 betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme (3) en in artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad van 27 december 2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme (4), nog steeds geldig zijn. De Raad heeft derhalve besloten om deze personen, groepen en entiteiten op de lijst te handhaven.

In Verordening (EG) nr. 2580/2001 is bepaald dat alle tegoeden, andere financiële activa en economische middelen die in het bezit zijn van de betrokken personen, groepen en entiteiten, worden bevroren, en dat aan deze personen, groepen en entiteiten noch direct, noch indirect tegoeden, andere financiële activa of economische middelen ter beschikking mogen worden gesteld.

De betrokken personen, groepen en entiteiten worden erop geattendeerd dat zij bij de in de bijlage bij de verordening vermelde bevoegde instanties van de betrokken lidstaat (lidstaten) een machtiging tot het gebruik van bevroren tegoeden voor basisbehoeften of specifieke betalingen kunnen aanvragen (zie artikel 5, lid 2, van de verordening).

De personen, groepen en entiteiten die op de lijst worden gehandhaafd, kunnen de Raad verzoeken de motivering ter zake aan hen mede te delen (voor zover deze niet reeds aan hen is medegedeeld). Dit verzoek dient aan het volgende adres te worden gericht:

Raad van de Europese Unie (t.a.v.: COMET designations)

Wetstraat 175

1048 Brussel

BELGIË

E-mail: sanctions@consilium.europa.eu

De betrokken personen, groepen en entiteiten kunnen te allen tijde, onder overlegging van eventuele bewijsstukken, de Raad verzoeken het besluit om hen op bovengenoemde lijst te plaatsen en te handhaven, te heroverwegen; een dergelijk verzoek dient aan bovengenoemd adres te worden gericht. Het verzoek zal na ontvangst worden behandeld. In dit verband worden de betrokken personen, groepen en entiteiten geattendeerd op de regelmatige toetsing van de lijst door de Raad overeenkomstig artikel 1, lid 6, van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB. Verzoeken dienen uiterlijk op 1 oktober 2020 te worden ingediend om bij de volgende toetsing te kunnen worden behandeld.

De betrokken personen, groepen en entiteiten worden er voorts op gewezen dat zij tegen hun aanwijzing beroep kunnen instellen bij het Gerecht van de Europese Unie, overeenkomstig het bepaalde in artikel 263, vierde en zesde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.


(1)  PB L 247 van 31.7.2020, blz. 18.

(2)  PB L 247 van 31.7.2020, blz. 1.

(3)  PB L 344 van 28.12.2001, blz. 93.

(4)  PB L 344 van 28.12.2001, blz. 70.


31.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 251/8


Kennisgeving aan de betrokkenen die geplaatst zijn op de lijst van personen, groepen en entiteiten bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4 van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB van de Raad betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme, als geactualiseerd bij Besluit (GBVB) 2020/1132 van de Raad, en in artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1128 van de Raad

(2020/C 251/05)

De aandacht van de betrokkenen wordt gevestigd op onderstaande informatie, overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (1).

De rechtsgrondslag voor deze verwerking wordt gevormd door Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB van de Raad (2), als geactualiseerd bij Besluit (GBVB) 2020/1132 van de Raad (3), en Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad (4), als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1128 van de Raad (5).

De verwerkingsverantwoordelijke is de Raad van de Europese Unie, vertegenwoordigd door de directeur-generaal van Relex (Buitenlandse Zaken, Uitbreiding en Civiele Bescherming) van het secretariaat-generaal van de Raad, en de met de verwerking belaste dienst is RELEX.1.C, waarmee contact kan worden opgenomen op het volgende adres:

Raad van de Europese Unie

Secretariaat-generaal

RELEX.1.C

Wetstraat 175

1048 Brussel

BELGIË

E-mail: sanctions@consilium.europa.eu

Het doel van de verwerking is het opstellen en actualiseren van de lijst van personen op wie beperkende maatregelen van toepassing zijn in overeenstemming met Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB, als geactualiseerd bij Besluit (GBVB) 2020/1132, en Verordening (EG) nr. 2580/2001, als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1128.

De betrokkenen zijn de natuurlijke personen die voldoen aan de criteria voor plaatsing op de lijst als vastgesteld in Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB en Verordening (EG) nr. 2580/2001.

De verzamelde persoonsgegevens omvatten gegevens die nodig zijn voor de correcte identificatie van de betrokken persoon, de motivering en eventuele andere daarmee verband houdende gegevens.

De verzamelde persoonsgegevens kunnen zo nodig worden uitgewisseld met de Europese Dienst voor extern optreden en de Commissie.

Onverminderd de beperkingen uit hoofde van artikel 25 van Verordening (EU) 2018/1725 worden de rechten van de betrokkenen, waaronder het recht van toegang, het recht op rectificatie en het recht van bezwaar, uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725.

De persoonsgegevens worden bewaard gedurende vijf jaar vanaf het moment waarop de betrokkene is geschrapt van de lijst van personen op wie de beperkende maatregelen van toepassing zijn of de geldigheidsduur van de maatregel is verstreken, of voor de duur van eventueel begonnen gerechtelijke procedures.

Onverminderd een eventueel gerechtelijk of administratief beroep of een buitengerechtelijke voorziening, kunnen betrokkenen bij de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming een klacht indienen overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725.


(1)  PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39.

(2)  PB L 344 van 28.12.2001, blz. 93.

(3)  PB L 247 van 31.7.2020, blz. 18.

(4)  PB L 344 van 28.12.2001, blz. 70.

(5)  PB L 247 van 31.7.2020, blz. 1.


31.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 251/9


Kennisgeving aan de personen en entiteiten die zijn onderworpen aan de beperkende maatregelen in Besluit (GBVB) 2015/1333 van de Raad, als uitgevoerd bij Uitvoeringsbesluit (GBVB) 2020/1137 van de Raad, en in Verordening (EU) 2016/44 van de Raad, als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1130 van de Raad, betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië

(2020/C 251/06)

De volgende informatie wordt ter kennis gebracht van de personen en entiteiten die op de lijst staan in de bijlagen II en IV bij Besluit (GBVB) 2015/1333 van de Raad (1), als uitgevoerd bij Uitvoeringsbesluit (GBVB) 2020/1137 van de Raad (2), en in bijlage III bij Verordening (EU) 2016/44 van de Raad (3), als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1130 van de Raad (4), betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië.

De betrokken personen en entiteiten worden erop geattendeerd dat zij aan de bevoegde instanties van de betrokken lidstaat (lidstaten), vermeld op de websites in bijlage IV bij Verordening (EU) 2016/44, een verzoek kunnen richten om een machtiging te verkrijgen voor het gebruik van bevroren tegoeden voor basisbehoeften of specifieke betalingen (zie artikel 8 van de verordening).

De betrokken personen en entiteiten kunnen, onder overlegging van bewijsstukken, vóór 15 mei 2021 een verzoek bij de Raad indienen tot heroverweging van het besluit om hen op de bovengenoemde lijst te plaatsen. Dit verzoek dient aan het volgende adres te worden gericht:

Raad van de Europese Unie

Secretariaat-generaal

RELEX.1.C.

Wetstraat 175

1048 Brussel

BELGIË

E-mail: sanctions@consilium.europa.eu

Met eventuele ontvangen opmerkingen zal rekening worden gehouden in het kader van de periodieke toetsing door de Raad, overeenkomstig artikel 17, lid 2, van Besluit (GBVB) 2015/1333 en artikel 21, lid 6, van Verordening (EU) 2016/44, van de lijst van aangewezen personen en entiteiten.

Tevens worden de betrokken personen en entiteiten erop geattendeerd dat zij tegen het besluit van de Raad beroep kunnen instellen bij het Gerecht van de Europese Unie, overeenkomstig de voorwaarden die zijn neergelegd in artikel 275, tweede alinea, en artikel 263, vierde en zesde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.


(1)  PB L 206 van 1.8.2015, blz. 34.

(2)  PB L 247 van 31.7.2020, blz. 40.

(3)  PB L 12 van 19.1.2016, blz. 1.

(4)  PB L 247 van 31.7.2020, blz. 14.


31.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 251/10


Kennisgeving aan de betrokkenen op wie de beperkende maatregelen van Besluit (GBVB) 2015/1333 van de Raad en van Verordening (EU) 2016/44 van de Raad betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië van toepassing zijn

(2020/C 251/07)

De aandacht van de betrokkenen wordt gevestigd op onderstaande informatie, overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (1).

De rechtsgronden voor deze verwerking zijn Besluit (GBVB) 2015/1333 van de Raad (2), als uitgevoerd bij Uitvoeringsbesluit (GBVB) 2020/1137 van de Raad (3), en Verordening (EU) 2016/44 van de Raad (4), als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1130 van de Raad (5).

De verwerkingsverantwoordelijke is de Raad van de Europese Unie, die wordt vertegenwoordigd door de directeur-generaal van Relex (Buitenlandse Zaken, Uitbreiding en Civiele Bescherming) van het secretariaat-generaal van de Raad. RELEX.1.C, de dienst die met de verwerking is belast, is bereikbaar op het volgende adres:

Raad van de Europese Unie

Secretariaat-generaal

RELEX.1.C.

Wetstraat 175

1048 Brussel

BELGIË

E-mail: sanctions@consilium.europa.eu

Het doel van de verwerking is het opstellen en actualiseren van de lijst van personen op wie beperkende maatregelen van toepassing zijn overeenkomstig Besluit (GBVB) 2015/1333, als uitgevoerd bij Uitvoeringsbesluit (GBVB) 2020/1137, en Verordening (EU) 2016/44, als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1130

De betrokkenen zijn de natuurlijke personen die voldoen aan de criteria voor plaatsing op de lijst als vastgelegd in Besluit (GBVB) 2015/1333 en Verordening (EU) 2016/44.

De verzamelde persoonsgegevens omvatten gegevens die nodig zijn voor de correcte identificatie van de betrokken persoon, de motivering en eventuele andere daarmee verband houdende gegevens.

De verzamelde persoonsgegevens kunnen zo nodig worden uitgewisseld met de Europese Dienst voor extern optreden en de Commissie.

Onverminderd de beperkingen uit hoofde van artikel 25 van Verordening (EU) 2018/1725 worden de rechten van de betrokkenen, waaronder het recht van toegang, het recht op rectificatie en het recht van bezwaar, uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725.

De persoonsgegevens worden bewaard gedurende vijf jaar na het moment waarop de betrokkene is geschrapt van de lijst van personen op wie beperkende maatregelen van toepassing zijn of de geldigheidsduur van de maatregel is verstreken, of voor de duur van eventueel begonnen gerechtelijke procedures.

Onverminderd een eventuele voorziening in rechte, een administratief beroep of een buitengerechtelijk beroep kunnen betrokkenen bij de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming een klacht indienen overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725 (edps@edps.europa.eu).


(1)  PB L 295, van 21.11.2018, blz. 39.

(2)  PB L 206, van 1.8.2015, blz. 34.

(3)  PB L 247, van 31.7.2020, blz. 40.

(4)  PB L 12, van 19.1.2016, blz. 1.

(5)  PB L 247, van 31.7.2020, blz. 14.


31.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 251/11


Kennisgeving aan de personen die onderworpen zijn aan de beperkende maatregelen van Besluit (GBVB) 2019/797 van de Raad, als gewijzigd bij Besluit (GBVB) 2020/1127 van de Raad, en van Verordening (EU) 2019/796 van de Raad, als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1125 van de Raad, betreffende beperkende maatregelen tegen cyberaanvallen die de Unie of haar lidstaten bedreigen

(2020/C 251/08)

De volgende informatie wordt ter kennis gebracht van de personen die worden genoemd in de bijlage bij Besluit (GBVB) 2019/797 van de Raad (1), als gewijzigd bij Besluit (GBVB) 2020/1127 van de Raad (2), en in bijlage I bij Verordening (EU) 2019/796 van de Raad (3), als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1125 van de Raad (4) betreffende beperkende maatregelen tegen cyberaanvallen die de Unie of haar lidstaten bedreigen.

De Raad van de Europese Unie heeft besloten dat de in de bovengenoemde bijlagen vermelde personen en entiteiten moeten worden toegevoegd aan de lijst van personen en entiteiten waarop de beperkende maatregelen van Besluit (GBVB) 2019/797 en van Verordening (EU) 2019/796 van toepassing zijn. De redenen voor de opneming van de betrokken personen staan in de desbetreffende vermeldingen in die bijlagen.

De betrokken personen worden erop geattendeerd dat zij bij de bevoegde instanties van de betrokken lidstaat (of lidstaten), vermeld op de websites in bijlage II bij Verordening (EU) 2019/796 betreffende beperkende maatregelen tegen cyberaanvallen die de Unie of haar lidstaten bedreigen, een machtiging tot het gebruik van bevroren tegoeden voor basisbehoeften of specifieke betalingen kunnen aanvragen.

De betrokken personen kunnen vóór 15 oktober 2020, onder overlegging van bewijsstukken, op onderstaand adres een verzoek tot de Raad richten om het besluit om hen op bovengenoemde lijsten te plaatsen, te heroverwegen:

Raad van de Europese Unie

Secretariaat-generaal

RELEX.1.C

Wetstraat 175

1048 Brussel

BELGIË

E-mail: sanctions@consilium.europa.eu

Met ontvangen opmerkingen zal rekening worden gehouden in het kader van de periodieke evaluatie door de Raad, overeenkomstig artikel 10 van Besluit (GBVB) 2019/797 betreffende beperkende maatregelen tegen cyberaanvallen die de Unie of haar lidstaten bedreigen.

Tevens worden de betrokken personen erop geattendeerd dat zij tegen het besluit van de Raad beroep kunnen instellen bij het Gerecht van de Europese Unie, overeenkomstig de voorwaarden die zijn neergelegd in artikel 275, tweede alinea, en artikel 263, vierde en zesde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.


(1)  PB L 129 I van 17.5.2019, blz. 13.

(2)  PB L 246 van 30.7.2020, blz. 12

(3)  PB L 129 I van 17.5.2019, blz. 1.

(4)  PB L 246 van 30.7.2020, blz. 4.


31.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 251/12


Kennisgeving aan de betrokkenen op wie de beperkende maatregelen van Besluit (GBVB) 2019/797 van de Raad en van Verordening (EU) 2019/796 van de Raad betreffende beperkende maatregelen tegen cyberaanvallen die de Unie of haar lidstaten bedreigen, van toepassing zijn

(2020/C 251/09)

De aandacht van de betrokkenen wordt gevestigd op onderstaande informatie, overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (1).

De rechtsgronden voor deze verwerking zijn Besluit (GBVB) 2019/797 van de Raad (2), als gewijzigd bij Besluit (GBVB) 2020/1127 van de Raad (3), en Verordening (EU) 2019/796 van de Raad (4), als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1125 van de Raad (5), betreffende beperkende maatregelen tegen cyberaanvallen die de Unie of haar lidstaten bedreigen.

De verantwoordelijke voor de verwerking is de afdeling RELEX.1.C. in het directoraat-generaal voor Buitenlandse Zaken, Uitbreiding en Civiele Bescherming — Relex van het secretariaat-generaal van de Raad (SGR), waarmee contact kan worden opgenomen op het volgende adres:

Raad van de Europese Unie

Secretariaat-generaal

RELEX.1.C

Wetstraat 175

1048 Brussel

BELGIË

E-mail: sanctions@consilium.europa.eu

Met de functionaris voor gegevensbescherming van het SGR kan contact worden opgenomen op:

Functionaris voor gegevensbescherming

data.protection@consilium.europa.eu

Het doel van de verwerking is het opstellen en actualiseren van de lijst van personen op wie beperkende maatregelen van toepassing zijn overeenkomstig Besluit (GBVB) 2019/797, als gewijzigd bij Besluit (GBVB) 2020/1127, en Verordening (EU) 2019/796, als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1125.

De betrokkenen zijn de natuurlijke personen die voldoen aan de criteria voor plaatsing op de lijst als vastgelegd in Besluit (GBVB) 2019/797 en Verordening (EU) 2019/796.

De verzamelde persoonsgegevens omvatten gegevens die nodig zijn voor de correcte identificatie van de betrokken persoon, de motivering en eventuele andere daarmee verband houdende gegevens.

De verzamelde persoonsgegevens kunnen zo nodig worden uitgewisseld met de Europese Dienst voor extern optreden en de Commissie.

Onverminderd de beperkingen uit hoofde van artikel 25 van Verordening (EU) 2018/1725 worden de rechten van de betrokkenen, waaronder het recht van toegang, het recht op rectificatie en het recht van bezwaar, uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725.

De persoonsgegevens worden bewaard gedurende vijf jaar na het moment waarop de betrokkene is geschrapt van de lijst van personen op wie beperkende maatregelen van toepassing zijn of de geldigheidsduur van de maatregel is verstreken, of voor de duur van eventueel begonnen gerechtelijke procedures.

Onverminderd een eventuele voorziening in rechte, een administratief beroep of een buitengerechtelijk beroep kunnen betrokkenen bij de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming een klacht indienen overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725 (edps@edps.europa.eu).


(1)  PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39.

(2)  PB L 129 I van 17.5.2019, blz. 13.

(3)  PB L 246 van 30.7.2020, blz. 12.

(4)  PB L 129 I van 17.5.2019, blz. 1.

(5)  PB L 246 van 30.7.2020, blz. 4.


31.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 251/13


Kennisgeving aan de persoon die onderworpen is aan de beperkende maatregelen van Besluit (GBVB) 2016/1693 van de Raad, als gewijzigd bij Besluit (GBVB) 2020/1126 van de Raad, en van Verordening (EU) 2016/1686 van de Raad, als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1124 van de Raad, betreffende beperkende maatregelen tegen ISIS (Da'esh) en Al Qaida en daarmee verbonden personen, groepen, ondernemingen en entiteiten

(2020/C 251/10)

De volgende informatie wordt ter kennis gebracht van de heer Bryan D'ANCONA, die is opgenomen in de lijst in de bijlage bij Besluit (GBVB) 2016/1693 van de Raad (1), als gewijzigd bij Besluit (GBVB) 2020/1126 van de Raad (2), en in bijlage I bij Verordening (EU) 2016/1686 van de Raad (3), als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1124 van de Raad (4), betreffende beperkende maatregelen tegen ISIS (Da'esh) en Al Qaida en daarmee verbonden personen, groepen, ondernemingen en entiteiten.

De Raad van de Europese Unie heeft besloten dat de in de bovengenoemde bijlagen vermelde persoon moet worden toegevoegd aan de lijst van personen, groepen, ondernemingen en entiteiten waarop de beperkende maatregelen van Besluit (GBVB) 2016/1693 en Verordening (EU) 2016/1686 van toepassing zijn.

De betrokken persoon wordt erop geattendeerd dat hij bij de in bijlage II bij Verordening (EU) 2016/1686 vermelde bevoegde instanties van de betrokken lidstaat of lidstaten een machtiging tot het gebruik van bevroren tegoeden voor essentiële behoeften of specifieke betalingen kan aanvragen (zie artikel 5 van die verordening).

De betrokken persoon kan de Raad verzoeken zijn motivering om hem op bovengenoemde lijst te plaatsen, mede te delen. Dit verzoek dient aan het volgende adres te worden gericht:

Raad van de Europese Unie

Secretariaat-generaal

RELEX.1.C

Wetstraat 175

1048 Brussel

BELGIË

E-mail: sanctions@consilium.europa.eu

De betrokken persoon kan te allen tijde, onder overlegging van eventuele bewijsstukken, de Raad verzoeken het besluit om hem op bovengenoemde lijst te plaatsen, te heroverwegen; dat verzoek dient aan bovengenoemd adres te worden gericht. In dat verband worden de betrokken persoon geattendeerd op de regelmatige evaluatie van de lijst door de Raad overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Besluit (GBVB) 2016/1693 en artikel 4, lid 4, van Verordening (EU) 2016/1686. Om bij de volgende evaluatie te kunnen worden behandeld, dienen verzoeken uiterlijk op 31 augustus 2020 te worden ingediend.

Tevens wordt de betrokken persoon erop geattendeerd dat hij tegen het besluit van de Raad beroep kan instellen bij het Gerecht van de Europese Unie, overeenkomstig de voorwaarden die zijn neergelegd in artikel 275, tweede alinea, en artikel 263, vierde en zesde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.


(1)  PB L 255 van 21.9.2016, blz. 25.

(2)  PB L 246 van 30.7.2020, blz. 10.

(3)  PB L 255 van 21.9.2016, blz. 1.

(4)  PB L 246 van 30.7.2020, blz. 1.


31.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 251/14


Kennisgeving aan de betrokkenen op wie de beperkende maatregelen van Besluit (GBVB) 2016/1693 van de Raad en van Verordening (EU) 2016/1686 van de Raad betreffende beperkende maatregelen tegen ISIS (Da'esh) en Al Qaida en daarmee verbonden personen, groepen, ondernemingen en entiteiten, van toepassing zijn

(2020/C 251/11)

De aandacht van de betrokkenen wordt gevestigd op onderstaande informatie, overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (1).

De rechtsgronden voor deze verwerking zijn Besluit GBVB 2016/1693 van de Raad (2), als gewijzigd bij Besluit (GBVB) 2020/1126 van de Raad (3), en Verordening (EU) 2016/1686 van de Raad (4), als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1124 van de Raad (5).

De verantwoordelijke voor de verwerking is de afdeling RELEX.1.C. in het directoraat-generaal voor Buitenlandse Zaken, Uitbreiding en Civiele Bescherming — Relex van het secretariaat-generaal van de Raad (SGR), waarmee contact kan worden opgenomen op het volgende adres:

Raad van de Europese Unie

Secretariaat-generaal

RELEX.1.C

Wetstraat 175

1048 Brussel

BELGIË

E-mail: sanctions@consilium.europa.eu

Met de functionaris voor gegevensbescherming van het SGR kan contact worden opgenomen op:

Functionaris voor gegevensbescherming

data.protection@consilium.europa.eu

Het doel van de verwerking is het opstellen en actualiseren van de lijst van personen op wie beperkende maatregelen van toepassing zijn in overeenstemming met Besluit (GBVB) 2016/1693, als gewijzigd bij Besluit (GBVB) 2020/1126, en Verordening (EU) 2016/1686, als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1124.

De betrokkenen zijn de natuurlijke personen die voldoen aan de criteria voor plaatsing op de lijst als vastgesteld in Besluit (GBVB) 2016/1693 en Verordening (EU) 2016/1686.

De verzamelde persoonsgegevens omvatten gegevens die nodig zijn voor de correcte identificatie van de betrokken persoon, de motivering en eventuele andere daarmee verband houdende gegevens.

De verzamelde persoonsgegevens kunnen zo nodig worden uitgewisseld met de Europese Dienst voor extern optreden en de Commissie.

Onverminderd de beperkingen uit hoofde van artikel 25 van Verordening (EU) 2018/1725 worden de rechten van de betrokkenen, waaronder het recht van toegang, het recht op rectificatie en het recht van bezwaar, uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725.

De persoonsgegevens worden bewaard gedurende vijf jaar na het moment waarop de betrokkene is geschrapt van de lijst van personen op wie beperkende maatregelen van toepassing zijn of de geldigheidsduur van de maatregel is verstreken, of voor de duur van eventueel begonnen gerechtelijke procedures.

Onverminderd een eventuele voorziening in rechte, een administratief beroep of een buitengerechtelijk beroep kunnen betrokkenen bij de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming een klacht indienen overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725 (edps@edps.europa.eu).


(1)  PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39.

(2)  PB L 255 van 21.9.2016, blz. 25.

(3)  PB L 246 van 30.7.2020, blz. 10.

(4)  PB L 255 van 21.9.2016, blz. 1.

(5)  PB L 246 van 30.7.2020, blz. 1.


Europese Commissie

31.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 251/15


Wisselkoersen van de euro (1)

30 juli 2020

(2020/C 251/12)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,1743

JPY

Japanse yen

123,58

DKK

Deense kroon

7,4426

GBP

Pond sterling

0,90268

SEK

Zweedse kroon

10,3068

CHF

Zwitserse frank

1,0744

ISK

IJslandse kroon

159,20

NOK

Noorse kroon

10,7213

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

26,248

HUF

Hongaarse forint

345,60

PLN

Poolse zloty

4,4080

RON

Roemeense leu

4,8318

TRY

Turkse lira

8,1978

AUD

Australische dollar

1,6446

CAD

Canadese dollar

1,5771

HKD

Hongkongse dollar

9,1011

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,7727

SGD

Singaporese dollar

1,6161

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 404,16

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

19,7070

CNY

Chinese yuan renminbi

8,2240

HRK

Kroatische kuna

7,4880

IDR

Indonesische roepia

17 144,78

MYR

Maleisische ringgit

4,9784

PHP

Filipijnse peso

57,682

RUB

Russische roebel

86,6233

THB

Thaise baht

36,920

BRL

Braziliaanse real

6,1189

MXN

Mexicaanse peso

26,0101

INR

Indiase roepie

87,9400


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

31.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 251/16


VRIJSTELLINGEN VAN NATIONALE BEPALINGEN TER OMZETTING VAN RICHTLIJN(EU) 2015/849 (AMLD)VOOR AANBIEDERS VAN KANSSPELDIENSTEN

Lijst van lidstaten die besloten hebben aanbieders van bepaalde kansspeldiensten vrij te stellen van nationale bepalingen tot omzetting van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering.

(Deze tekst annuleert en vervangt de tekst die is bekendgemaakt in PB C 170 van 18.5.2020, blz. 23)

(2020/C 251/13)

Als een lidstaat besluit om de aanbieders van bepaalde kansspeldiensten geheel of gedeeltelijk vrij te stellen van nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn, stelt zij de Commissie in kennis van dat besluit, samen met een motivering op basis van een specifieke risicobeoordeling. Een lidstaat kan een dergelijke kennisgeving te allen tijde doen of intrekken. De Commissie deelt deze besluiten aan de overige lidstaten mee.

Overzicht van de lidstaten die de Commissie in kennis hebben gesteld van dergelijke besluiten (stand van zaken in juli 2020):

Lidstaat

Vrijgestelde aanbieder(s) van kansspeldiensten

Oostenrijk

Overeenkomstig artikel 31 c, paragraaf 3, onder 1 en 2, van de federale kansspelwet van 28 november 1989 (Glücksspielgesetz — GSpG, Oostenrijks Publicatieblad nr. 620/1989, in de gewijzigde versie zoals in het Oostenrijks Publicatieblad nr. 118/2016) worden de volgende loterijspelen gedeeltelijk vrijgesteld:

Lotto (paragraaf 6 Kansspelwet)

Voetbalweddenschappen (paragraaf 7 Kansspelwet)

“Zusatzspiel” (paragraaf 8 Kansspelwet)

Instantloterij (paragraaf 9 Kansspelwet)

Loterijen met bepaalde klassen (paragraaf 10 Kansspelwet)

Getallotto (paragraaf 11 Kansspelwet)

Cijferlotto (paragraaf 12 Kansspelwet)

Onlinegokken (paragraaf 12a, lid 1, Kansspelwet)

Bingo en Keno (paragraaf 12b Kansspelwet)

Deze gedeeltelijke vrijstellingen zijn gebaseerd op de huidige beoordeling dat deze gokdiensten een lager risico inhouden en zullen niet langer van toepassing zijn als in toekomstige beoordelingen dit risico blijkt toe te nemen.

België

Overeenkomstig artikel 5, paragraaf 1, van de wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten van 18 september 2017:

de Nationale Loterij

Overeenkomstig artikel 25, punt 9 van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de weddenschappen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, en het koninklijk besluit van 30 januari 2019, gepubliceerd op 8 februari 2019:

houders van een vergunning C die, voor hernieuwbare perioden van vijf jaar, onder de erin bepaalde voorwaarden, de exploitatie toestaat van een kansspelinrichting klasse III of drankgelegenheid;

houders van een vergunning G1 die, voor hernieuwbare perioden van vijf jaar, onder de erin bepaalde voorwaarden, de exploitatie toestaat van kansspelen in televisieprogramma’s via nummerreeksen van het Belgisch nummerplan, die een volledig spelprogramma vormen;

houders van een vergunning G2 die, voor een periode van één jaar, onder de erin bepaalde voorwaarden, de exploitatie toestaat van kansspelen via een ander kanaal dan televisieprogramma’s via nummerreeksen van het Belgisch nummerplan, die een volledig spelprogramma vormen.

Tsjechië

Overeenkomstig wet nr. 253/2008 van 5 juni 2008 over maatregelen tegen de legitimering van de opbrengsten van misdrijven en de financiering van terrorisme:

Bingospelen

Tombola

Loterijen waarbij geld te winnen is

Loterijen waarbij goederen te winnen zijn

Instantloterij en/of cijferspelen

Denemarken

Overeenkomstig artikel 1, lid 5, van wet nr. 651 van 8 juni 2017 tot voorkoming van witwassen en de financiering van terrorisme en de kennisgeving van 26 juni 2017 van gedeeltelijke vrijstelling van witwaswetgeving voor bepaalde spelen:

Lokale totalisatorweddenschappen

Speelautomaten buiten casino’s die contante prijzen uitkeren met beperkingen qua inzet en uitbetaling

Loterijen, “Klasselotteriet”(loterijen met bepaalde klassen) en non-profitloterijen (met inbegrip van bingospelen en tombola als zij worden aangemerkt als loterijen zonder winstoogmerk)

Fysieke pokerspelen die worden gespeeld in tornooivorm, in verenigingen en als zonder winst voor de houder van de licentie wordt gespeeld

Online bingo die wordt uitgezonden op televisie

Managerspelen (seizoensgebonden fantasiesporten, niet dagelijks)

Wedstrijden waarbij wordt deelgenomen via sms of soortgelijk

Spelen die worden aangeboden overeenkomstig sectie 9-15 van de uitvoerende beschikking over publiek amusement

Estland

Overeenkomstig paragraaf 6 van de Estse wet op kansspelen van 15 oktober 2008, overeenkomstig de wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme van 26 oktober 2017:

Commerciële loterijen

Finland

Overeenkomstig hoofdstuk 1, deel 3, lid 4, van de wet inzake de voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme van 28 juni 2017 (444/2017):

Slotmachines buiten casino’s

Duitsland

Overeenkomstig afdeling 2, lid 1, nr. 15, van de witwaswet (Geldwäschegesetz) van 23 juni 2017:

exploitanten van gokautomaten/speelautomaten als bepaald in paragraaf 33c van de Gewerbeordnung;

verenigingen van totalisatorbedrijven overeenkomstig paragraaf 1 van de wedrennen- en loterijwet (Rennwett- und Lotteriegesetz)

loterijen, met uitzondering van online-loterijen, waarvan exploitanten of makelaars beschikken over een openbare vergunning van de bevoegde autoriteit in Duitsland

sociale loterijen

Hongarije

Overeenkomstig de wet inzake de voorkoming van witwassen en terrorismefinanciering (in werking getreden op 26 juni 2017):

trekkingspelen, als gedefinieerd en geregeld in de artikelen 15 tot en met 24 van Wet 34 van 1991 betreffende gokactiviteiten (trekkingspelen zijn onder meer kanstrekkingsspelen, tombola, krasloten en de zogenaamde andere trekkingspelen zoals offline-bingo).

Ierland

Overeenkomstig sectie 25, (8) van de wet inzake het witwassen van geld en de financiering van 2010, als gewijzigd, en verordening 3 van het wetgevingsinstrument 487/2018:

Speel- of amusementautomaten overeenkomstig afdeling 14 van de wet op de kansspelen en loterijen van 1956

Loterijen in de zin van de wet op de kansspelen en loterijen van 1956, met inbegrip van bingo

Poker verstrekt op een andere fysieke locatie dan een club van een casino of privéclub

Nederland

Overeenkomstig artikel 2 van de Regeling van de minister van Financiën en de minister van Justitie en Veiligheid van 13 juli 2018, nr. 2018-0000113969 (Implementatieregeling vierde anti-witwasrichtlijn)

loterijen voor een goed doel (artikel 3 van de Wet op de kansspelen)

aanbieders van winkelweekacties en kleine kansspelen (artikel 7a van de Wet op de kansspelen)

staatsloterij (artikel 8 van de Wet op de kansspelen)

instantloterij (artikel 14a van de Wet op de kansspelen)

aanbieders van sportprijsvragen (artikel 15 van de Wet op de kansspelen)

totalisatoren (artikel 23 van de Wet op de kansspelen)

lotto (artikel 27 a van de Wet op de kansspelen)

eenieder die een kansspelautomaat aanwezig heeft (artikel 30b van de Wet op de kansspelen)

exploitanten van speelautomaten (artikel 30h van de Wet op de kansspelen)

Slovenië

Overeenkomstig het decreet op de vrijstelling van organisatoren van klassieke kansspelen van de tenuitvoerlegging van maatregelen voor de opsporing en preventie van witwassen en financieren van terrorisme (staatsblad van de Republiek Slovenië, nr. 66/18 van 12 oktober 2018):

in Slovenië gevestigde verenigingen en humanitaire verenigingen zonder winstoogmerk die incidenteel klassieke gokdiensten aanbieden, zijn volledig vrijgesteld van de tenuitvoerlegging van de maatregelen in het kader van de Wet inzake de voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (staatsblad van de Republiek Slovenië, nr. 68/16 van 4 november 2016);

exploitanten die permanent klassieke gokdiensten aanbieden op grond van een concessie van de regering van de Republiek Slovenië, zijn gedeeltelijk vrijgesteld van de uitvoering van de maatregelen met betrekking tot cliëntenonderzoek, die overeenkomstig dit decreet moeten worden uitgevoerd.

Zweden

Overeenkomstig hoofdstuk 8, artikel 1, van de wet betreffende maatregelen tegen witwassen en financiering van terrorisme (SFS 2017: 630), artikel 20 van de ordonnantie betreffende maatregelen tegen witwassen en financieren van terrorisme (SFS 2009:92) en hoofdstuk 1, artikel 2, van de richtsnoeren voor de Zweedse kansspelautoriteit en algemeen advies betreffende maatregelen tegen witwassen en financieren van terrorisme (SIFS 2019: 2):

1.

Loterijen die worden georganiseerd overeenkomstig een vergunning op grond van artikel 5 van de kansspelwet (SFS 2018: 1138) en die niet vallen onder de noemer online gokken of casinospelen in een casino;

2.

Loterijen die worden georganiseerd overeenkomstig een vergunning of registratie op grond van artikel 6 van de kansspelwet en die niet vallen onder de noemer online gokken;

3.

Casinospelen en kansspelen op speelautomaten met goederen als prijzen, met een vergunning op grond van hoofdstuk 9 van de kansspelwet;

4.

Spelen op speelautomaten die contante prijzen uitkeren en automaten met speelmunten, met uitzondering van tornooikaartspelen, met een vergunning op grond van hoofdstuk 10 van de kansspelwet.

Uitzonderingen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de klant middelen kan toevoegen aan een spelersrekening, waarbij die middelen dus geen rechtstreekse betaling zijn voor deelname aan de loterij.


31.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 251/19


Liquidatieprocedures

Beslissing tot opening van een faillissementsprocedure ten aanzien van “Societatea CERTASIG — Societate de Asigurare și Reasigurare — SA”

(Bekendmaking overeenkomstig artikel 14 van Richtlijn 2001/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van betreffende de sanering en de liquidatie van verzekeringsondernemingen (artikel 280 van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf))

(2020/C 251/14)

Verzekeringsonderneming

“Societatea CERTASIG — Societate de Asigurare și Reasigurare — SA” met statutaire zetel in Boekarest, sector 1, str. Nicolae Caramfil nr. 61B, ingeschreven in het handelsregister onder nummer J40/9518/11 juli 2003, unieke registratiecode 12408250, ingeschreven in het register van verzekeraars onder nummer RA‐021 op 10 april 2003

Datum, inwerkingtreding en aard van de beslissing

20.2.2020 — Beslissing nr. 209/20.2.2020 betreffende de intrekking van de exploitatievergunning van “Societatea CERTASIG — Societate de Asigurare și Reasigurare — SA”, haar faillietverklaring en de indiening van een verzoek tot inleiding van een faillissementsprocedure ten aanzien van haar;

Voorlopige beslissing van de rechtbank van Boekarest van 29.6.2020 betreffende de inleiding van een faillissementsprocedure ten aanzien van de onderneming SAR Certasig SA.

Bevoegde autoriteiten

“Autoritatea de Supraveghere Financiară” (ASF) (financiële toezichthoudende autoriteit), met hoofdkantoor in Splaiul Independenței nr. 15, Sector 5, Boekarest, Roemenië

Toezichthoudende autoriteit

“Autoritatea de Supraveghere Financiară” (ASF) (financiële toezichthoudende autoriteit), met hoofdkantoor in Splaiul Independenței nr. 15, Sector 5, Boekarest, Roemenië

Aangestelde liquidateur

Gerechtelijke liquidateur — CITR Filiala Cluj SPRL

Contactgegevens voor de gerechtelijke liquidateur — Calea Dorobanților 48, Cluj-Napoca 400000

Toepasselijk recht

Roemenië

Spoeddecreet nr. 93/2012 betreffende de oprichting, organisatie en werking van de financiële toezichthoudende autoriteit, goedgekeurd met wijzigingen bij wet nr. 113/2013, zoals gewijzigd

Wet nr. 503/2004 betreffende financieel herstel, insolventie, vrijwillige ontbinding en liquidatie van verzekeringsondernemingen, opnieuw gepubliceerd

Wet nr. 237/2015 betreffende het verlenen van vergunningen en het toezicht op het verzekeringsbedrijf, zoals gewijzigd

Wet nr. 85/2014 betreffende procedures ter voorkoming van insolventie en betreffende insolventieprocedures, zoals gewijzigd.


V Bekendmakingen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

31.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 251/20


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.9899 — KKR/Koos Holding Coöperatief)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2020/C 251/15)

1.   

Op 24 juli 2020 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

KKR & Co. Inc. (“KKR”, Verenigde Staten);

Koos Holding Coöperatief U.A. (“Koos Holding”, Nederland).

KKR verkrijgt uitsluitende zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening over het geheel van Koos Holding.

De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

KKR: wereldwijde investeringsonderneming die een breed scala alternatieve activafondsen en andere beleggingsproducten aanbiedt aan beleggers en kapitaalmarktoplossingen levert aan de onderneming, haar portefeuilleondernemingen en andere cliënten;

Koos Holding: ontwikkeling en renovatie van vakantieparken, om zelf te beheren en te exploiteren, of om samen te werken met de exploitant en als boekingsagent op te treden. De vakantieparken worden geëxploiteerd onder het merk “Roompot” en variëren van basiscampings met tenten of bungalow tot een selectie van duurdere villa’s. Koos Holding exploiteert parken in Nederland en Duitsland en is actief als boekingsagent voor parken in Nederland, België, Frankrijk, Italië, Spanje en Denemarken.

3.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.9899 — KKR/Koos Holding Coöperatief

Opmerkingen kunnen per e-mail, per fax of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (“de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


ANDERE HANDELINGEN

Europese Commissie

31.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 251/22


Bekendmaking van een aanvraag tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van een productdossier overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

(2020/C 251/16)

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de wijzigingsaanvraag binnen drie maanden te rekenen vanaf de datum van deze bekendmaking.

AANVRAAG TOT GOEDKEURING VAN EEN NIET-MINIMALE WIJZIGING VAN HET PRODUCTDOSSIER INZAKE BESCHERMDE OORSPRONGSBENAMINGEN/BESCHERMDE GEOGRAFISCHE AANDUIDINGEN

Aanvraag tot goedkeuring van een wijziging overeenkomstig artikel 53, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012

“CHABICHOU DU POITOU”

EU-nr.: PDO-FR-0115-AM01 — 5.12.2018

BOB (X)BGA ()

1.   Aanvragende groepering en rechtmatig belang

Syndicat de défense du Chabichou du Poitou

Adres:

Agropole

Route de Chauvigny CS 45002

86550 Mignaloux-Beauvoir

FRANCE

Tel. +33 549447480

Fax +33 549467905

E-mail: chabichoudp@na.chambagri.fr

De groepering bestaat uit melkproducenten, landbouwers-producenten, rijpingsbedrijven en verwerkers en heeft een rechtmatig belang bij de indiening van de aanvraag.

2.   Lidstaat of Derde Land

Frankrijk

3.   Rubriek van het productdossier waarop de wijziging(en) betrekking heeft/hebben

Naam van het product

Beschrijving van het product

Geografisch gebied

Bewijs van oorsprong

Werkwijze voor het verkrijgen van het product

Verband

Etikettering

Overige: gegevens van de bevoegde dienst en van de groepering, controle, nationale eisen

4.   Aard van de wijziging(en)

Wijziging van het productdossier van een geregistreerde BOB of BGA die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 niet als minimaal kan worden beschouwd.

Wijziging van het productdossier van een geregistreerde BOB of BGA waarvoor geen enig document (of gelijkwaardig document) is bekendgemaakt, die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 niet als minimaal kan worden beschouwd.

5.   Wijziging(en)

1.   BESCHRIJVING VAN HET PRODUCT

De zin:

“De Chabichou du Poitou is een zachte, niet-geperste kaas die uitsluitend wordt gemaakt van volle geitenmelk, met een vetgehalte van 45 procent en een dunne korst met oppervlakkige witte, gele en blauwe schimmelvorming.”

wordt vervangen door:

“De “Chabichou du Poitou” wordt uitsluitend gemaakt van rauwe, volle geitenmelk. De zachte, niet-geperste, niet-gekookte, licht gezouten kaas heeft een dunne korst met oppervlakkige witte, gele of blauwe schimmelvorming en komt tot stand door de stremming van melk, waaraan een kleine hoeveelheid stremsel wordt toegevoegd. De kaas bevat per 100 gram eindproduct ten minste 18 gram vet.”

De verplichting om rauwe melk te gebruiken wordt toegevoegd om de natuurlijke microbiologische kenmerken van de melk te behouden.

Om het product beter te omschrijven, wordt aangegeven dat het om een niet-gekookte, licht gezouten kaas gaat en dat de stremming wordt gerealiseerd door een kleine hoeveelheid stremsel toe te voegen. Bovendien wordt vermeld dat de oppervlakkige schimmelvorming “wit, geel of blauw” kan zijn, omdat niet systematisch schimmels met al deze kleuren op de kazen aanwezig zijn. Het vetgehalte van de kaas wordt op een andere manier uitgedrukt, om rekening te houden met een nieuwe manier van etikettering (vetpercentage ten opzichte van het eindproduct).

De beschrijving van de vorm wordt in dit punt geschrapt en bevindt zich in punt 5.3.c van het productdossier betreffende de verwerking tot kaas.

De volgende zin wordt toegevoegd:

“Aan het einde van de minimale rijpingsperiode staat boven op de kazen het kenmerkende teken “CdP”.”

Er wordt toegevoegd dat boven op de kazen de afdruk “CdP” moet staan, die wordt achtergelaten door de vorm. De afdruk wordt immers gemaakt door de vorm die alle producenten gebruiken en is een herkenningsteken van de “Chabichou du Poitou”.

De volgende zin wordt toegevoegd:

“Het totale gewicht aan droge stof mag niet lager zijn dan 40 gram per kaas.”

Het totale gewicht aan droge stof per kaas wordt toegevoegd. Dankzij de vermelding van het gewicht van de kaas in droge stof en het minimale drogestofgehalte van de kaas kunnen te kleine kazen (vanwege een fout bij het in de vorm scheppen) of te vochtige kazen (wegens te kort drogen en/of het gebruik van een te vochtige wrongel) worden uitgesloten van de verkoop.

De volgende zin:

“Het gemiddelde gewicht van de kaas bedraagt 120 gram.”

wordt vervangen door:

“Aan het einde van de minimale rijpingsperiode weegt de kaas ten minste 140 gram.”

Het begrip “gemiddelde gewicht” wordt vervangen door “weegt de kaas ten minste”, wat eenvoudiger te controleren is. Er wordt aangegeven dat het minimale gewicht van de kaas geldt aan het einde van de minimale rijpingsperiode. Het minimale gewicht is aangepast ten opzichte van het gemiddelde gewicht om rekening te houden met het daadwerkelijke gewicht van de kaas aan het einde van de minimale rijpingsperiode.

De zin:

“De stevige witte massa heeft een fijne textuur, waarbij de natuurlijke souplesse behouden blijft.”

wordt vervangen door:

“De stevige witte massa heeft een homogene, fijne textuur, waarbij de natuurlijke souplesse behouden blijft.”

De beschrijving van de kaas wordt aangevuld met de organoleptische kenmerken wat betreft de (homogene) textuur van de massa.

De volgende alinea wordt toegevoegd:

“Als de kaas jong is, is de textuur romig. Na een langdurige rijping wordt de kaas broos en kan deze onder de korst gaan lopen. Als de kaas jong is, heeft deze een zachte, melkachtige smaak. Nadat deze meerdere weken is gerijpt, wordt de geitenkaassmaak sterker en persistent. Soms kan er een aroma van gedroogde vruchten worden waargenomen. De smaak is niet te zout, te zuur of te bitter.”

De beschrijving van de kaas wordt aangevuld met de organoleptische kenmerken wat de smaak betreft, en de smaakontwikkeling van de kaas tijdens de rijping wordt gepreciseerd.

In het enig document wordt de zin:

“Zachte, niet-geperste kaas van geitemelk met dunne korst en wit zuivel, in de vorm van een ongeveer 6 cm hoge afgeknotte kegel (“bonde”); gemiddeld 120 g; 45 % vet.”

vervangen door:

“De “Chabichou du Poitou” wordt uitsluitend gemaakt van rauwe, volle geitenmelk. De zachte, niet-geperste, niet-gekookte, licht gezouten kaas heeft een dunne korst met oppervlakkige witte, gele of blauwe schimmelvorming en komt tot stand door de stremming van melk, waaraan een kleine hoeveelheid stremsel wordt toegevoegd.

De kaas heeft de vorm van een kleine kegelschacht, “bonde” genoemd (naar de vorm van een houten spon waarmee een vat wordt afgesloten).

Aan het einde van de minimale rijpingsperiode staat boven op de kazen het kenmerkende teken “CdP”.

De kaas bevat per 100 gram eindproduct ten minste 18 gram vet. Het totale gewicht aan droge stof mag niet lager zijn dan 40 gram per kaas.

Aan het einde van de minimale rijpingsperiode van tien dagen nadat het stremsel is toegevoegd, weegt de kaas ten minste 140 gram.

De stevige massa heeft een homogene, fijne textuur, waarbij de natuurlijke souplesse behouden blijft.

Als de kaas jong is, is de textuur romig. Na een langdurige rijping wordt de kaas broos en kan deze onder de korst gaan lopen.

Als de kaas jong is, heeft deze een zachte, melkachtige smaak. Nadat deze meerdere weken is gerijpt, wordt de geitenkaassmaak sterker en persistent. Soms kan er een aroma van gedroogde vruchten worden waargenomen. De smaak is niet te zout, te zuur of te bitter.”

2.   GEOGRAFISCH GEBIED

Om de controle te vergemakkelijken, wordt de lijst van gemeenten van het geografische gebied toegevoegd aan de rubriek over het geografische gebied. Het geografische gebied wordt niet gewijzigd. In deze lijst staan alle gemeenten uit het geografische gebied waarin alle stappen van de methode voor het verkrijgen van het product kunnen worden uitgevoerd (de melkproductie, de bereiding en de rijping van de kazen). Bovendien wordt er verwezen naar de datum van de huidige officiële geografische code en naar de kaarten die op het gemeentehuis zijn gedeponeerd, zodat de lijst nauwkeurig en eenduidig is.

3.   BEWIJS VAN OORSPRONG

De aangifteverplichtingen van de producenten worden toegevoegd. Op die manier wordt voorzien in:

een identificatieverklaring van de producenten met het oog op een autorisatie waarmee wordt erkend dat zij voldoen aan de eisen van het productdossier;

verklaringen die nodig zijn wat betreft de kennis en de monitoring van de producten die bestemd zijn voor de verkoop onder de oorsprongsbenaming;

verplichtingen inzake het bijhouden van registers door de producenten;

een verplichte monitoring aan de hand van stukken wordt toegevoegd om het product vanaf het ophalen van de melk tot het maken van de kaas te kunnen traceren: de individueel opgehaalde hoeveelheden die bestemd zijn om te worden verwerkt tot “Chabichou du Poitou”, de hoeveelheden melk waaraan stremsel is toegevoegd voor het maken van de “Chabichou du Poitou” en het aantal kazen dat in vormen is geschept, dat ongerijpt is gekocht, dat is gedeclasseerd en dat als BOB in de handel is gebracht. De registratiefrequentie wordt ook toegevoegd: melkproducenten werken het register bij telkens als er melk wordt opgehaald, en fabrikanten en rijpingsbedrijven doen dit maandelijks;

de aard van de andere informatie die de fabrikanten/rijpingsbedrijven moeten registreren, wordt toegevoegd (duur van de verschillende stadia van het productieproces, zuurgraad bij het toevoegen van stremsel en het in vormen scheppen, temperaturen, datum van verzending en bestemming van de verse en de gerijpte kazen); voorts worden voor controledoeleinden de eisen toegevoegd voor de melkproducenten wat betreft de controle van de traceerbaarheid van het voeder dat bestemd is voor de kudde (document met daarin de aard, de gedistribueerde hoeveelheden en de herkomst van dit voeder);

ten slotte wordt er een alinea toegevoegd over de controle van de kenmerken van de producten die bestemd zijn om onder de oorsprongsbenaming te worden verkocht: “Aan het einde van de minimale rijpingsperiode worden de kazen steekproefsgewijs onderworpen aan een analytisch en organoleptisch onderzoek.”

4.   WERKWIJZE VOOR HET VERKRIJGEN VAN HET PRODUCT

Voorwaarden voor de productie van melk in bedrijven

De definitie van de kudde wordt toegevoegd. Deze wordt volgens de definitie gevormd door “dieren die ten minste één keer hebben gelammerd”.

De toegestane geitenrassen worden toegevoegd. Het gaat om de rassen die voorkomen in de geitenhouderijen in het geografische gebied: “Alpine, Saanen, Poitevine en kruisingen van deze rassen”.

Er wordt een minimale eis voor zelfvoorziening op het gebied van voeder toegevoegd om het verband met het geografische gebied door middel van het voeder van de geiten te versterken: “ten minste 75 % van het totale rantsoen moet afkomstig zijn uit het geografische gebied, dat wil zeggen 825 kilo droge stof per geit per jaar”. Bij deze eis wordt rekening gehouden met de huidige werkwijzen en beperkingen van de houderijen in het geografische gebied, met name met de grootte van de kuddes, de aanpassing aan het klimaat met regelmatige droogteperioden, de geologie van de bodem en de aanwezigheid van kalkhoudende grond die geschikt is voor de teelt van peulvruchtenhooi, met name van luzerne. Daarom wordt eveneens toegevoegd dat “de voedergewassen volledig worden geproduceerd in het geografische gebied” en dat “het rantsoen per geit per jaar ten minste 200 kilo droge stof in de vorm van uit het geografische gebied afkomstige luzerne of peulvruchten bevat.” Dankzij deze laatste eis kan een voederregime op basis van stro en krachtvoer worden voorkomen, dat nadelig zou zijn voor de kwaliteit van de melk, die mede wordt bepaald door de kwaliteit en de diversiteit van het rantsoen voedergewassen.

Er wordt een minimumpercentage aan voedergewassen toegevoegd: “Het rantsoen bestaat voor ten minste 55 % uit voedergewassen, dat wil zeggen 605 kilo droge stof per geit per jaar”, evenals een overzicht van de toegestane voedergewassen: “voedergewassen bestaande uit grassen, uitsluitend peulvruchten of die peulvruchten bevatten, wortelgewassen en kruisbloemige groenten, stro en hele planten van graangewassen, peulvruchten, oliehoudende gewassen en eiwithoudende gewassen ter aanvulling op ander ruwvoer en de soorten die in het geografische gebied in het wild groeien. Deze worden vers, als baalvoer, in de vorm van hooi, geperst of gedroogd gegeten.”

Er wordt toegevoegd dat “kuilvoer niet is toegestaan” vanwege het ongewenste effect ervan op de kenmerken van de kaas.

Er wordt daarentegen toegevoegd dat “baalvoer is toegestaan tot 200 kilo droge stof per geit per jaar”. Er wordt toegevoegd dat dit baalvoer een “drogestofgehalte van minimaal 50 %” moet hebben om de voedings- en gezondheidskwaliteit ervan te waarborgen.

Er wordt toegevoegd dat “geperste of gedroogde voedergewassen zijn beperkt tot 200 kilo droge stof per geit per jaar” om te waarborgen dat er voedergewassen in de vorm van hooi of vers gras worden gegeven.

Er wordt een maximale hoeveelheid krachtvoer toegevoegd: deze mag niet meer dan 495 kilo per geit per jaar bedragen. Er wordt een minimale hoeveelheid aanvullende diervoeders die afkomstig zijn uit het geografische gebied toegevoegd: ten minste 150 kilo per geit per jaar of 30 % van het aanvullende rantsoen. Dit deel moet bestaan uit graangewassen en/of oliehoudende gewassen en/of eiwithoudende gewassen.

Er worden voedingsmiddelen die zijn toegestaan in het aanvullende rantsoen en nodig zijn voor de productie van geitenmelk toegevoegd om een kader te creëren voor de werkwijze van de geitenhouders en te voorkomen dat er aanvullende diervoeders worden gegeven die een ongewenst effect op de kwaliteit van de melk hebben:

“Uitsluitend de volgende grondstoffen zijn toegestaan voor de samenstelling van het aanvullende rantsoen, ongeacht of het gaat om een mengsel dat op de boerderij is gemaakt of om in de handel verkrijgbaar volledig voeder:

hele of geëxtrudeerde graankorrels en daarvan afgeleide producten;

oliehoudende zaden en vruchten en daarvan afgeleide producten;

zaden van peulvruchten en daarvan afgeleide producten;

andere zaden en vruchten en daarvan afgeleide producten: perskoeken van noten en stukjes kastanje;

knollen en wortels en daarvan afgeleide producten;

oliën en vetten van plantaardige oorsprong;

voedergewassen, ruwvoer en daarvan afgeleide producten;

mineralen en daarvan afgeleide producten;

technologische toevoegingsmiddelen: bindmiddelen, verdikkingsmiddelen en geleermiddelen;

spoorelementen en vitaminen.”

Deze voedingsmiddelen dragen vooral dankzij de aanwezigheid van gisten bij aan de structuur van de melk en een gevarieerde melkflora.

De verscheidenheid van de aan de geiten gegeven diervoeders, het verbod op kuilvoer en de richtsnoeren aangaande baalvoer en gedroogd voer dragen bij aan de organoleptische kenmerken van de “Chabichou du Poitou”.

Gebruikte melk

De voorwaarden voor de opslag van de melk op de boerderij worden toegevoegd: “De melk mag niet meer dan 48 uur worden opgeslagen in een koeltank op de boerderij” om de goede eigenschappen van de melk (caseïne en calcium) te behouden en de ontwikkeling van psychrotrofe micro-organismen te beperken, die zelf de ontwikkeling van de natuurlijke melkflora beperken.

Er wordt toegevoegd dat “er rauwe geitenmelk wordt gebruikt”. De productie op basis van rauwe melk wordt verplicht gesteld om de goede eigenschappen van de melk, en met name de organoleptische kenmerken en de oorspronkelijke flora, te behouden en zo het verband met het geografische gebied te versterken.

Verwerking

De belangrijkste stadia van de productie van de “Chabichou du Poitou” worden beschreven om het product beter te typeren en te waarborgen dat de productiepraktijken van de “Chabichou du Poitou” worden nageleefd.

a)

“rijping van de melk”

Er wordt toegevoegd dat de melk een rijpingsfase doormaakt (deze fase begint uiterlijk tien uur na de ontvangst van de melk) en de drempelwaarden hiervoor worden toegevoegd (minimaal twee uur en een temperatuur groter dan of gelijk aan 8 °C), omdat deze fase essentieel is voor de groei van de melkflora, het bevorderen van de verzuring en de selectie van de flora’s. De rijping moet dus plaatsvinden onder optimale omstandigheden, waardoor de melkflora zich goed kan ontwikkelen.

Er wordt toegevoegd dat de toevoeging van entflora’s uit wei van de kaasmakerij, in verse vorm of bevroren, of in de handel verkrijgbare melkzuurbacteriën of specifieke gisten van de groepering is toegestaan, hetzij door rechtstreekse enting, hetzij door cultuur in geitenmelk, die verrijkt kan zijn met geitenmelkpoeder.

De aard van de toegestane entflora’s wordt toegevoegd om een kader te creëren voor de werkwijzen van de producenten:

flora’s die van nature in de rauwe melk aanwezig zijn;

flora’s die zich ontwikkelen in de wei;

endemische flora’s van de kaasmakerijen;

in de handel verkrijgbare flora’s van schimmels en gisten;

specifieke flora’s van de groepering.

b)

“toevoegen van stremsel en stremming”

De drempelwaarden voor de fase van het toevoegen van het stremsel worden toegevoegd (maximaal 24 uur tussen het begin van het ophalen en het toevoegen van het stremsel, maximale pH-waarde van 6,45 of een minimale zuurgraad van 16 °Dornic). Met deze parameters wordt gewaarborgd dat de melkflora’s zich goed ontwikkelen tussen het melken en het toevoegen van het stremsel.

De maximumtemperatuur voor het toevoegen van het stremsel wordt toegevoegd (25 °C) om te waarborgen dat de mesofiele flora zich goed ontwikkelt.

Er wordt een definitie van de maximale dosis stremsel toegevoegd: per 100 liter melk 8 milliliter stremsel van 520 milligram chymosine per liter, om de melkachtigheid van de “Chabichou du Poitou”, die van invloed is op de textuur van de kaas, te behouden.

De minimale stremmingsduur wordt toegevoegd (16 uur) om de zuurgraad te bereiken die nodig is bij het in vormen scheppen.

Er wordt toegevoegd dat het niet is toegestaan het gebruik van de wrongel uit te stellen en dat het in bulk kopen van verse, niet in vormen geschepte wrongel niet is toegestaan, gezien het nadelige effect dat deze werkwijze zou kunnen hebben op de organoleptische kenmerken van de kaas en gezien de bij de producenten geconstateerde ontwikkeling van de technologie (verbod op vooraf uitlekken).

c)

“in vormen scheppen”

Er wordt een definitie van de zuurgraad bij het in vormen scheppen toegevoegd: minimaal 50 °Dornic of een maximale pH-waarde van 4,60; door het meten van de zuurgraad kan immers de melkachtigheid van de kaas in dit belangrijke productiestadium worden gecontroleerd.

Wat de wrongel betreft, worden de woorden “al dan niet vooraf uitgelekt” geschrapt, omdat vooraf uitlekken niet is toegestaan om de structuur van de wrongel te behouden en de kenmerkende fijne textuur van de kaas te verkrijgen. In het enig document worden de woorden “al dan niet vooraf uitgelekt” eveneens geschrapt.

Er wordt toegevoegd dat de kaas in overeenstemming met de gebruiken van de producenten met een schep in individuele vormen of blokken met verdelers kan worden geschept.

Er wordt toegevoegd dat mechanische hulp bij het vormgieten niet is toegestaan om te voorkomen dat een vormgiettechniek wordt toegepast die de integriteit van de wrongel schendt.

De zinnen over de kenmerken van de vorm:

“minimale hoogte van 6,5 centimeter, maximale hoogte van 16 centimeter, een diameter van 6 centimeter onderaan en een diameter van 6,5 centimeter op een hoogte van 6,5 centimeter” en “geperforeerde kaasvorm met specifieke afmetingen in de vorm van een afgeknotte kegel”

worden vervangen door:

“Er wordt een geperforeerde kaasvorm in de vorm van een afgeknotte kegel gebruikt, waarvan de binnenmaten als volgt zijn: minimale hoogte van 6,5 centimeter, maximale hoogte van 16 centimeter (inclusief verhogingen van de vorm), een diameter van 6,2 centimeter onderaan en een diameter van 6,6 centimeter op een hoogte van 6,5 centimeter.

De beslagring van de vorm bevat vijf rijen van negen conische, kruiselings aangebrachte gaatjes met een diameter van 2 mm.

Op de bodem van de vorm staat in reliëf CdP.

De bodem heeft een lichte bolling met een straal van 5 mm en bevat drie gaatjes van 2 mm bij een diameter van 13 mm, zes gaatjes van 2 mm bij een diameter van 23 mm en twaalf gaatjes van 2 mm bij een diameter van 40 mm.”

Het gebruik van een specifieke vorm waarvan de kenmerken volledig zijn vastgelegd, is een essentieel punt van het productdossier, omdat dit een voorwaarde is voor de kenmerkende vorm van de “Chabichou du Poitou”, namelijk een kleine spon of “bonde”, en voor de kinetiek van het uitlekken van de wei. De afmetingen van de onderste en de bovenste diameter van de vorm worden verplaatst uit de rubriek over de beschrijving van het product en worden gecorrigeerd: 6,2 in plaats van 6 voor de onderste diameter en 6,6 in plaats 6,5 voor de bovenste diameter. Hiermee wordt een fout gecorrigeerd die is gemaakt bij de registratie van de BOB. Er wordt eveneens toegevoegd dat verhogingen van de vorm zijn inbegrepen in de maximale hoogte.

d)

“uitlekken”

De zin:

“Het uitlekken duurt 18 tot 24 uur”

wordt in het punt betreffende het uitlekken vervangen door:

“Dit duurt minimaal 18 uur.”

De maximale uitlekduur (“24 uur”) wordt geschrapt, omdat lang uitlekken door het verplicht gestelde gebruik van rauwe melk noodzakelijk kan zijn voor het verkrijgen van de juiste textuur van de “Chabichou du Poitou”.

De maximale uitlekduur van 48 uur wordt eveneens geschrapt uit het enig document.

Er wordt toegevoegd dat de kaas tussen het in vormen scheppen en het uit de vorm halen minimaal drie keer moet worden omgekeerd, omdat dit nodig is voor het uitlekken van de wei en bijdraagt aan de definitieve vorm van de kaas.

e)

“zouten”

De techniek van het zouten in pekelnat wordt vastgelegd om een mindere kwaliteit te voorkomen: het pekelnat moet verzadigd zijn en worden gebruikt bij een temperatuur van 25 °C.

Dankzij het gebruik van verzadigd pekelnat kan worden gewaarborgd dat de zoutconcentratie gelijk blijft en dankzij de maximale temperatuur van het pekelnat van 25 °C kan een buitensporige temperatuur worden voorkomen. Die zou nadelig kunnen zijn voor de goede ontwikkeling van de flora doordat een te hoge temperatuur de ontwikkeling van een ongewenste mesofiele flora bevordert.

f)

“drogen”

De zin:

“Deze worden vervolgens gedurende 24 tot 48 uur in een droogkamer geplaatst”

wordt vervangen door

“De kazen worden gedurende minimaal 24 uur gedroogd. Na het drogen moet de kaas er “vettig” beginnen uit te zien (“graissage”).” Hierdoor wordt het proces iets flexibeler. Volgens de huidige gebruiken hoeft het drogen niet noodzakelijkerwijs plaats te vinden in een specifieke ruimte. Vooral bij landbouwers-producenten gebeurt dit vaak in de productieruimte. Voorts wordt de maximale duur vervangen door een resultaatsverplichting. Het doel van het drogen is immers dat er gisten worden ontwikkeld voordat de kaas in de rijpingscel wordt geplaatst. Het betreft een visuele indicator waarmee kan worden gewaarborgd dat het uiteindelijke doel van dit stadium wordt bereikt, namelijk dat de kaas er “vettig” begint uit te zien (het begin van de zogenoemde “graissage”, met andere woorden de verschijning van de eerste rijpingsflora op de buitenkant).

De maximale drogingsduur van 48 uur wordt eveneens geschrapt uit het enig document.

g)

“rijping”

De zin:

“De rijping in een rijpingscel in het productiegebied duurt minimaal tien dagen vanaf de dag waarop het stremsel wordt toegevoegd en gebeurt bij een temperatuur van 10 tot 12 °Celsius en een luchtvochtigheid tussen 80 % en 90 %.”

wordt vervangen door:

“De koeling gebeurt geleidelijk. De temperatuur van de rijpingscel dient tien dagen na het toevoegen van het stremsel minimaal 8 °C te zijn.

Als de kaas uit de rijpingscel komt, heeft deze een korst die is bedekt met oppervlakkige, gemakkelijk met het blote oog waarneembare schimmels.

Indien de kaas van de productielocatie naar de rijpingslocatie wordt vervoerd, kan deze met het oog op het transport gedurende maximaal 24 uur worden gekoeld. Deze duur komt bij de minimale rijpingsduur.”

De rijpingsvoorwaarden worden aangepast, zonder dat de minimale rijpingsduur echter wordt gewijzigd. De maximale temperatuur tijdens de laatste rijpingsfase is gezien de vereiste geleidelijke koeling noodzakelijkerwijs lager dan de temperatuur aan het begin van het proces (ter herinnering maximaal 25 °C bij het toevoegen van het stremsel). De minimale rijpingstemperatuur tien dagen na het toevoegen van het stremsel wordt verlaagd van 10 °C naar 8 °C om rekening te houden met de in de praktijk toegepaste werkwijze. Bij een temperatuur van 8 °C en hoger ontwikkelt de flora zich en zorgt deze voor lipolyse en proteolyse, waardoor de specifieke aroma’s van de “Chabichou du Poitou” zich kunnen ontwikkelen. De maximale rijpingstemperatuur wordt geschrapt om het rijpingsbedrijf meer flexibiliteit te geven. Het uiterlijk van de kaas als deze uit de rijpingscel komt, wordt toegevoegd. De rijpingsfase wordt namelijk niet alleen gestuurd door de temperatuur, maar ook door de controle van het uiterlijk van de buitenzijde van de kaas wat betreft de ontwikkeling van de oppervlakteflora.

De minimale en maximale luchtvochtigheid worden geschrapt, omdat deze waarden niet langer overeenkomen met de werkwijzen van bepaalde rijpingsbedrijven. Het rijpingsbedrijf baseert de luchtvochtigheid namelijk op het gehalte aan droge stof bij het uit de vorm halen, dat aanzienlijk kan variëren afhankelijk van de kwaliteit van de gebruikte melk. De luchtvochtigheid in de rijpingscel kan daarom aanzienlijk variëren, tot buiten de in het huidige productdossier vastgestelde grenswaarden.

De maximale duur van de koeling van de niet-gerijpte kaas voorafgaand aan het vervoer in een koelwagen wordt toegevoegd (maximaal 24 uur) om bepaalde afwijkingen te voorkomen die kunnen ontstaan als de kaas te lang koud wordt opgeslagen. Deze duur wordt bij de minimale rijpingsduur opgeteld, omdat het rijpingsproces bij een lage temperatuur wordt stopgezet.

De maximale rijpingstemperatuur van 10 °C en de luchtvochtigheidsmarge van 80 tot 90 % worden geschrapt uit het enig document.

5.   VERBAND

De rubriek over het verband met het geografische gebied wordt volledig herschreven om het verband tussen de “Chabichou du Poitou” en het geografische gebied ervan duidelijker tot uitdrukking te brengen, zonder dat dit verband inhoudelijk wordt gewijzigd. Hierin wordt met name nadruk gelegd op de voorwaarden voor de melkproductie die het mogelijk maken een rauwe melk te verkrijgen die geschikt is voor de verwerking tot kaas, waarvoor specifieke kennis vereist is. Ook worden de rijpingsomstandigheden toegelicht. In het punt “Specificiteit van het geografische gebied” komen de natuurlijke factoren van het geografische gebied en de menselijke factoren aan bod in een historisch overzicht waarin de specifieke knowhow wordt benadrukt. In het punt “Specificiteit van het product” worden bepaalde elementen naar voren gebracht die zijn opgenomen in de beschrijving van het product. Tot slot wordt in het punt “Causaal verband” de wisselwerking tussen de natuurlijke en menselijke factoren en het product toegelicht.

Deze wijziging wordt eveneens doorgevoerd in het enig document.

6.   ETIKETTERING

De volgende alinea wordt geschrapt:

“De kazen met de oorsprongsbenaming moeten worden verkocht met een individueel etiket met daarop de oorsprongsbenaming in combinatie met de vermelding “Appellation d’Origine” en dit alles in een lettertype dat minstens twee derde keer zo groot is als het grootste op het etiket voorkomende lettertype.

Het INAO-logo moet verplicht worden aangebracht.

De vermelding “Fabrication fermière” of “Fromage fermier” of elke andere vermelding waaruit blijkt dat het product afkomstig is van een boerderij, is voorbehouden aan producenten die op hun bedrijf geproduceerde melk verwerken.

Op de boerderij gemaakte kazen die door een rijpingsbedrijf zijn opgehaald en gerijpt mogen deze vermelding ook bevatten.”

De volgende zin wordt toegevoegd:

“Naast de verplichte vermeldingen die in de regelgeving betreffende de etikettering en de presentatie van voedingsmiddelen zijn voorgeschreven, vermeldt het etiket ook de geregistreerde naam van het product en bevat het, in het hetzelfde gezichtsveld, het BOB-symbool van de Europese Unie.”

De rubriek over etikettering is bijgewerkt om rekening te houden met de ontwikkelingen in de nationale en Europese regelgeving. De verplichting ten aanzien van de grootte van het lettertype wordt geschrapt, omdat de eis dat de naam en het BOB-symbool van de Europese Unie in hetzelfde gezichtsveld moeten staan, zinvoller lijkt.

Deze wijzigingen worden eveneens aangebracht in het enig document.

7.   OVERIGE

Het adres van de bevoegde dienst van de lidstaat wordt bijgewerkt.

De naam en de contactgegevens van de groepering worden bijgewerkt en haar rechtsvorm wordt toegevoegd.

In de rubriek “Verwijzingen betreffende de controlestructuren” worden de naam en de contactgegevens van de officiële structuren bijgewerkt. In deze rubriek worden de gegevens vermeld van de autoriteiten die bevoegd zijn voor de controle op het niveau van Frankrijk: Institut national de l’origine et de la qualité (INAO) en Direction générale de la concurrence, de la consommation et de la répression des fraudes (DGCCRF). Verder wordt toegevoegd dat de naam en de gegevens van de certificeringsinstantie kunnen worden geraadpleegd op de website van het INAO en in de databank van de Europese Commissie.

In de rubriek “Nationale eisen” wordt een tabel toegevoegd met de belangrijkste te controleren punten en de bijbehorende evaluatiemethoden.

ENIG DOCUMENT

CHABICHOU DU POITOU

EU-nr.: PDO-FR-0115-AM01 — 5.12.2018

BOB (X)BGA ()

1.   Naam

“Chabichou du Poitou”

2.   Lidstaat of Derde Land

Frankrijk

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of het levensmiddel

3.1.   Productcategorie

Categorie 1.3. Kaas

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is

De “Chabichou du Poitou” wordt uitsluitend gemaakt van rauwe, volle geitenmelk. De zachte, niet-geperste, niet-gekookte, licht gezouten kaas heeft een dunne korst met oppervlakkige witte, gele of blauwe schimmelvorming en komt tot stand door de stremming van melk, waaraan een kleine hoeveelheid stremsel wordt toegevoegd.

De kaas heeft de vorm van een kleine kegelschacht, “bonde” genoemd (naar de vorm van een houten spon waarmee een vat wordt afgesloten). Aan het einde van de minimale rijpingsperiode staat boven op de kazen het kenmerkende teken “CdP”.

De kaas bevat per 100 gram eindproduct ten minste 18 gram vet. Het totale gewicht aan droge stof mag niet lager zijn dan 40 gram per kaas.

Aan het einde van de minimale rijpingsperiode van tien dagen nadat het stremsel is toegevoegd, weegt de kaas ten minste 140 gram.

De stevige witte massa heeft een homogene, fijne textuur, waarbij de natuurlijke souplesse behouden blijft.

Als de kaas jong is, is de textuur romig.

Na een langdurige rijping wordt de kaas broos en kan deze onder de korst gaan lopen.

Als de kaas jong is, heeft deze een zachte, melkachtige smaak.

Nadat deze meerdere weken is gerijpt, wordt de geitenkaassmaak sterker en persistent. Soms kan er een aroma van gedroogde vruchten worden waargenomen. De smaak is niet te zout, te zuur of te bitter.

3.3.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong) en grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)

Ten minste 75 % van het jaarlijkse rantsoen van de geiten van de kudde is afkomstig uit het geografische gebied, dat wil zeggen 825 kilo droge stof per geit per jaar. Bij deze eis wordt rekening gehouden met de huidige werkwijzen en beperkingen van de houderijen in het geografische gebied, die verband houden met de aanpassing aan het klimaat waarin regelmatig droge perioden voorkomen, en met de geologie van de bodem.

De voedergewassen worden volledig geproduceerd in het geografische gebied. Het rantsoen bestaat voor ten minste 55 % uit voedergewassen, dat wil zeggen 605 kilo droge stof per geit per jaar.

Als voedergewassen worden beschouwd: voedergewassen bestaande uit grassen, uitsluitend peulvruchten of die peulvruchten bevatten, wortelgewassen en kruisbloemige groenten, stro en hele planten van graangewassen, peulvruchten, oliehoudende gewassen en eiwithoudende gewassen ter aanvulling op ander ruwvoer en de soorten die in het geografische gebied in het wild groeien. Deze worden vers, als baalvoer, in de vorm van hooi, geperst of gedroogd gegeten.

Kuilvoer is niet toegestaan. Baalvoer is toegestaan tot 200 kilo droge stof per geit per jaar en heeft een drogestofgehalte van minimaal 50 %.

Geperste en gedroogde voedergewassen zijn beperkt tot 200 kilo droge stof per geit per jaar.

Het rantsoen per geit per jaar bevat ten minste 200 kilo droge stof in de vorm van uit het geografische gebied afkomstige luzerne of peulvruchten.

Uitsluitend de volgende grondstoffen zijn toegestaan voor de samenstelling van het aanvullende rantsoen, ongeacht of het gaat om een mengsel dat op de boerderij is gemaakt of om in de handel verkrijgbaar volledig voeder:

hele of geëxtrudeerde graankorrels en daarvan afgeleide producten;

oliehoudende zaden en vruchten en daarvan afgeleide producten;

zaden van peulvruchten en daarvan afgeleide producten;

andere zaden en vruchten en daarvan afgeleide producten: perskoeken van noten en stukjes kastanje;

knollen en wortels en daarvan afgeleide producten;

oliën en vetten van plantaardige oorsprong;

voedergewassen, ruwvoer en daarvan afgeleide producten;

mineralen en daarvan afgeleide producten;

technologische toevoegingsmiddelen: bindmiddelen, verdikkingsmiddelen en geleermiddelen;

spoorelementen en vitaminen.

Het gebruik van wei die afkomstig is van het bedrijf is toegestaan.

Het aanvullende rantsoen is beperkt tot 495 kilo droge stof per geit per jaar. Dit bevat ten minste 150 kilo of 30 % graangewassen en/of oliehoudende gewassen en/of eiwithoudende gewassen die afkomstig zijn uit het geografische gebied.

3.4.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden

De melkproductie, de bereiding en de rijping van de kazen vinden plaats in het geografische gebied.

3.5.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz. van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst

Naast de verplichte vermeldingen die in de regelgeving betreffende de etikettering en de presentatie van voedingsmiddelen zijn voorgeschreven, vermeldt het etiket ook de geregistreerde naam van het product en bevat het, in het hetzelfde gezichtsveld, het BOB-symbool van de Europese Unie.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst

4.   Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied

Departement Vienne

Kanton Chasseneuil-du-Poitou: alle gemeenten;

Kanton Châtellerault-1: alle gemeenten;

Kanton Châtellerault-2: de gemeenten Châtellerault, Orches, Savigny-sous-Faye, Sérigny en Sossais;

Kanton Châtellerault-3: de gemeenten Châtellerault en Senillé-Saint-Sauveur;

Kanton Chauvigny: de gemeenten Availles-en-Châtellerault, Bonneuil-Matours, Cenon-sur-Vienne, Chauvigny (het deel dat op 29 juni 1990 bij het grondgebied hoorde) en Valdivienne (het deel dat op 29 juni 1990 bij het grondgebied van Chauvigny hoorde);

Kanton Civray: de gemeenten Asnois, Blanzay, Champagné-le-Sec, Champagné-Saint-Hilaire, Champniers, La Chapelle-Bâton, Charroux, Chatain, Château-Garnier, Civray, La Ferrière-Airoux, Genouillé, Joussé, Linazay, Lizant, Magné, Mauprévoir, Payroux, Saint-Gaudent, Saint-Macoux, Saint-Martin-l’Ars, Saint-Pierre-d’Exideuil, Saint-Romain, Saint-Saviol, Savigné, Sommières-du-Clain, Surin en Voulême;

Kanton Jaunay-Clan: alle gemeenten;

Kanton Loudun: de gemeenten Angliers, Arçay, Aulnay, Berthegon, Cernay, Chalais, La Chaussée, Chouppes, La Roche-Rigault, Coussay, Craon, Curçay-sur-Dive, Dercé, Doussay, Glénouze, La Grimaudière, Guesnes, Loudun, Martaizé, Maulay, Mazeuil, Messemé, Moncontour, Monts-sur-Guesnes, Mouterre-Silly, Prinçay, Ranton, Saint-Clair, Saint-Jean-de-Sauves, Saint-Laon, Saires, Sammarçolles, Ternay en Verrue;

Kanton Lusignan: alle gemeenten;

Kanton Lussac-les-Châteaux: de gemeenten Bouresse, Brion, Gençay, Lhommaizé, Moussac, Queaux, Saint-Laurent-de-Jourdes, Saint-Maurice-la-Clouère, Saint-Secondin, Usson-du-Poitou, Verrières en Le Vigeant;

Kanton Migné-Auxances: alle gemeenten;

Kanton Poitiers-1: alle gemeenten;

Kanton Poitiers-2: alle gemeenten;

Kanton Poitiers-3: alle gemeenten;

Kanton Poitiers-4: alle gemeenten;

Kanton Poitiers-5: alle gemeenten;

Kanton Vivonne: alle gemeenten;

Kanton Vouneuil-sous-Biard: alle gemeenten.

Departement Deux-Sèvres

Kanton Bressuire: gemeente Geay;

Kanton Celles-sur-Belle: alle gemeenten;

Kanton La Gâtine: de gemeenten Aubigny, Beaulieu-sous-Parthenay, La Boissière-en-Gâtine, Chantecorps, Clavé, Coutières, Doux, La Ferrière-en-Parthenay, Fomperron, Les Forges, Gourgé, Les Groseillers, Lhoumois, Mazières-en-Gâtine, Ménigoute, Oroux, La Peyratte, Pressigny, Reffannes, Saint-Georges-de-Noisné, Saint-Germier, Saint-Lin, Saint-Marc-la-Lande, Saint-Martin-du-Fouilloux, Saint-Pardoux, Saurais, Soutiers, Thénezay, Vasles, Vausseroux, Vautebis, Verruyes en Vouhé;

Kanton Melle: alle gemeenten;

Kanton Mignon-et-Boutonne: de gemeenten Asnières-en-Poitou, Brieuil-sur-Chizé, Brioux-sur-Boutonne, Chérigné, Ensigné, Juillé, Luché-sur-Brioux, Lusseray, Paizay-le-Chapt, Périgné, Secondigné-sur-Belle, Séligné, Vernoux-sur-Boutonne, Villefollet en Villiers-sur-Chizé;

Kanton La Plaine Niortaise: de gemeenten Brûlain, Prahecq, Saint-Martin-de-Bernegoue en Vouillé;

Kanton Saint-Maixent-l’Ecole: de gemeenten Augé, Azay-le-Brûlé, La Crèche, Exireuil, Nanteuil, Romans, Sainte-Eanne, Saint-Maixent-l’École, Saint-Martin-de-Saint-Maixent, Sainte-Néomaye, Saivres en Souvigné;

Kanton Thouars: de gemeenten Missé, Saint-Jacques-de-Thouars, Saint-Jean-de-Thouars en Thouars;

Kanton Le Val de Thouet: de gemeenten Airvault, Assais-les-Jumeaux, Availles-Thouarsais, Boussais, Brie, Brion-près-Thouet, Le Chillou, Glénay, Irais, Louin, Luzay, Maisontiers, Marnes, Oiron, Pas-de-Jeu, Pierrefitte, Saint-Cyr-la-Lande, Sainte-Gemme, Saint-Généroux, Saint-Jouin-de-Marnes, Saint-Léger-de-Montbrun, Saint-Loup-Lamairé, Saint-Martin-de-Mâcon, Saint-Martin-de-Sanzay, Saint-Varent, Taizé-Maulais, Tessonnière en Tourtenay.

Departement Charente

Kanton Charente-Bonnieure: de gemeenten Benest, Le Bouchage, Champagne-Mouton en Vieux-Ruffec;

Kanon La Charente-Nord: de gemeenten Les Adjots, Bernac, Bioussac, Brettes, La Chèvrerie, Condac, Courcôme, Empuré, La Faye, La Forêt-de-Tessé, Londigny, Longré, La Magdeleine, Montjean, Nanteuil-en-Vallée, Paizay-Naudouin-Embourie, Raix, Ruffec, Saint-Gourson, Saint-Martin-du-Clocher, Souvigné, Taizé-Aizie, Theil-Rabier, Villefagnan en Villiers-le-Roux.

5.   Verband met het geografische gebied

Het geografische gebied van de “Chabichou du Poitou” komt overeen met de Haut-Poitou, een kalksteenplateau dat zich uitstrekt tot de uiterste grenzen van het Centraal Massief in het oosten en het graan- en wijnbouwgebied Charente in het zuiden. De gemeenten van het geografische gebied bevinden zich vooral in het oosten van het departement Deux-Sèvres en het westen van het departement Vienne, en in mindere mate in het noorden van het departement Charente.

De Haut-Poitou is gevormd in episodes van kalksteenafzetting. De belangrijkste waargenomen bodems komen voort uit de verwering van dit kalkhoudende moedergesteente. De zogenaamde “terres de groie” vormen de meest voorkomende bodemsoort. Dit zijn bruine, al dan niet diepe klei-kalksteenbodems. In de zuidelijke helft van het geografische gebied komen rode “terres à châtaigniers”-bodems voor. Dit zijn diepe, bruine leem- en kleigronden die zijn ontstaan uit de ontkalking van het kalkstenen substraat.

Het gematigde klimaat wordt beïnvloed door de oceaan, maar kent minder heftige neerslag dan in de andere regio’s van de Atlantische kust, veel zon en in de zomer een watertekort dat per jaar sterk verschilt.

Het gebied van de “Chabichou du Poitou” is dus opgebouwd uit een lappendeken van bodems met een verschillend landbouwpotentieel, waardoor er op de verschillende locaties en op verschillende momenten gevarieerde gewassen verbouwd kunnen worden (wisselteelt). De natuurlijke omgeving is geschikt voor de productie van hoogwaardige voedergewassen en graangewassen.

De Poitou is van oudsher een regio waar geiten worden gehouden. De cultuur van de Poitou werd dus al vroeg gekenmerkt door de productie van verschillende soorten geitenkaas. De melk was allereerst bestemd voor het maken van verse kaas die dagelijks thuis werd gegeten. Vooral de allerkleinste boeren, die omdat ze niet genoeg grond bezaten geen runderen konden houden, aten hun eigen kaas. De vrouwen hielden zich bezig met het houden van de geiten en het maken van de kaas. De vorm van de “Chabichou du Poitou”, die oorspronkelijk van aardewerk was, is klein, waardoor er weinig melk nodig was om kaas te maken.

Vanaf 1876 betekende de phylloxera-crisis een keerpunt voor de lokale landbouw. Men stapte over van wijngaarden naar het houden en melken van zowel koeien (voor de productie van boter) als geiten. De geitenkudde in Deux-Sèvres en Vienne groeide aanzienlijk en er werd meer geproduceerd dan thuis kon worden opgegeten. De overtollige kazen die op de boerderij werden gemaakt, werden gerijpt en op de lokale markt verkocht.

Aan het begin van de twintigste eeuw nam de productie van de “Chabichou du Poitou” een vlucht met de oprichting van zuivelcoöperaties. Deze richtten zich oorspronkelijk op het ophalen van koemelk, maar haalden later ook geitenmelk op, die bestemd was voor het maken van kaas.

Tegenwoordig wordt de geitenmelk geproduceerd door bedrijven die zich bevinden te midden van de akkerbouwgewassen, die een lappendeken vormen wat grondgebruik betreft. Tussen veehouders en graanverbouwers kan solidariteit ontstaan met het oog op het benutten van de grond en de uitwisseling van voedingsmiddelen, graangewassen en voedergewassen, voornamelijk luzerne.

De kaasvorm die voor de productie van de “Chabichou du Poitou” wordt gebruikt, heeft nog steeds de vorm van een spon (“bonde”) en laat met het teken “CdP” de identiteit van de kaas zien. De producenten gebruiken specifieke knowhow in verband met de afgeknotte-kegelvorm van de kaasvorm om het uitlekken van de wei te beheersen. De beheersing van de verzuring en het uitlekken/zouten/drogen zijn noodzakelijk voor een gelijkmatige synerese (samentrekken van de wrongel) en bereiden de vorming van de korst voor, die voor de kaasbereiding essentieel is, rekening houdend met de moeilijkheden bij het uitlekken die de vorm van de kaasmal veroorzaakt.

De “Chabichou du Poitou” heeft de vorm van een kleine kegelschacht, “bonde” genoemd. De korst heeft oppervlakkige schimmelvorming en onder de korst is de kaas soms licht lopend. De stevige witte massa heeft een homogene, fijne textuur. De kaas heeft een lichte, maar persistente geitenkaassmaak met een bittere, zoute toets, die soms wordt aangevuld met een vleugje gedroogde vruchten.

Het klimaat van de Haut-Poitou is droger dan dat in de andere delen van de Seuil du Poitou, een uitgestrekt kalksteenplateau dat zich tussen het Armoricaans Massief en het Centraal Massief bevindt. Dit klimaat en de klei-kalksteenbodems die voortkomen uit de verwering van het moedergesteente, hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van systemen die diverse teelten en geitenhouderij met elkaar combineren. De geitenhouderijen liggen te midden van de akkerbouwgewassen op droger wordende grond, die door de geiten optimaal wordt benut. De geiten worden gevoederd met vezelrijk, gevarieerd voer dat bijdraagt aan de structuur van de melk (verhouding eiwitten — vetten) en de melk een microbieel ecosysteem geeft.

Het voeder van de geiten bestaat voor een groot deel uit voedergewassen en granen, wat zorgt voor een specifiek aandeel gisten. De verscheidenheid van de aan de geiten gegeven diervoeders, de kwaliteit van de voedergewassen en de aanvullende diervoeders, en de richtsnoeren aangaande het rantsoen dragen bij aan de organoleptische kenmerken van de “Chabichou du Poitou”. De vroegtijdige aanwezigheid van rijpingsflora’s vanaf de rijping van de melk verklaart waarom de kaas onder de korst soms licht kan gaan lopen en hoe de kaasmassa van de “Chabichou du Poitou” aan haar fijne textuur komt.

De zeer sterke verzurende wrongel fungeert als drager voor de ontzurende gisten. Deze gisten bereiden de komst van de geotrichumschimmels voor, die bijdragen aan het bijzondere uiterlijk van de kaas (oppervlakkige schimmelvorming op de korst), aan de lichte, maar persistente geitenkaassmaak en aan de bittere, zoute toets, die soms wordt aangevuld met een vleugje gedroogde vruchten, vooral hazelnoot.

De “Chabichou du Poitou” heeft zijn typische afgeknotte-kegelvorm (vorm van een kleine vatspon) te danken aan de kaasvorm die voor de productie wordt gebruikt. Deze vorm verschaft de “Chabichou du Poitou” zijn identiteit en brengt een specifieke technologie met zich mee, die bepalend is voor uiterlijk en smaak. Dankzij de minimale rijpingsperiode van tien dagen en de knowhow van het rijpingsbedrijf op het gebied van de temperatuurbeheersing ontwikkelen de oppervlakteflora’s zich en krijgt de “Chabichou du Poitou” zijn organoleptische kenmerken.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier

(Artikel 6, lid 1, tweede alinea, van de onderhavige verordening)

http://info.agriculture.gouv.fr/gedei/site/bo-agri/document_administratif-5e3ac3fc-de33-401d-a82c-b4528803ebef


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.