ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 444

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

61e jaargang
10 december 2018


Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN

2018/C 444/01

Aanbeveling van de Raad van 26 november 2018 betreffende de bevordering van automatische wederzijdse erkenning van kwalificaties van hoger onderwijs en hoger secundair onderwijs en opleiding en de resultaten van leerperioden in het buitenland

1

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2018/C 444/02

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.8993 — Huaxin/Juniper/JV) ( 1 )

9

2018/C 444/03

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.9137 — Rehau/MB Barter & Trading) ( 1 )

9

2018/C 444/04

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.9153 — Caisse des dépôts et consignations/Meridiam/FICA HPCI) ( 1 )

10


 

III   Voorbereidende handelingen

 

Europese Centrale Bank

2018/C 444/05 CON/2018/51

Advies van de Europese Centrale Bank van 9 november 2018 inzake een voorstel voor een verordening tot instelling van een Stabilisatiefunctie voor Europese Investeringen (CON/2018/51)

11

2018/C 444/06 CON/2018/54

Advies van de Europese Centrale Bank van 20 november 2018 betreffende een voorstel voor een richtlijn inzake kredietservicers, kredietkopers en de uitwinning van zekerheden (CON/2018/54)

15


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2018/C 444/07

Wisselkoersen van de euro

17

 

Rekenkamer

2018/C 444/08

Speciaal verslag nr. 32/2018 — Noodtrustfonds van de Europese Unie voor Afrika: flexibel, maar een gebrek aan gerichtheid

18


 

V   Bekendmakingen

 

BESTUURLIJKE PROCEDURES

 

Europese Commissie

2018/C 444/09

Oproep tot het indienen van voorstellen 2019 — EAC/A05/2018 — Europees Solidariteitskorps

19

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2018/C 444/10

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.9173 — Astorg Asset Management/Montagu Private Equity/Nemera Capital) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

22

2018/C 444/11

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.9085 — Dr. August Oetker/Coop-Gruppe/F&B — Food and Beverage Services) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

24


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

 


II Mededelingen

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN

10.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 444/1


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 26 november 2018

betreffende de bevordering van automatische wederzijdse erkenning van kwalificaties van hoger onderwijs en hoger secundair onderwijs en opleiding en de resultaten van leerperioden in het buitenland

(2018/C 444/01)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 165 en 166,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

1.

Leermobiliteit bevordert de kennis, vaardigheden, competenties en ervaringen, waaronder persoonlijke en sociale competenties en cultureel bewustzijn, die cruciaal zijn voor een actieve deelname aan het maatschappelijk leven en de arbeidsmarkt, en voor de bevordering van een Europese identiteit.

2.

In de mededeling „De Europese identiteit versterken via onderwijs en cultuur” (1) zet de Europese Commissie haar visie voor een Europese onderwijsruimte tegen 2025 uiteen, waarin leren, studeren en onderzoek doen niet worden belemmerd door grenzen, onder meer door obstakels voor de erkenning van kwalificaties uit de weg te ruimen, op het niveau van scholen en van hoger onderwijs.

3.

In de conclusies van de Europese Raad van 14 december 2017 worden de lidstaten, de Raad en de Commissie verzocht om, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, verder te werken met het oog op „het bevorderen van samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van de onderlinge erkenning van diploma’s hoger onderwijs en einddiploma’s middelbaar onderwijs” (2).

4.

Het Verdrag van 1997 inzake de erkenning van kwalificaties betreffende hoger onderwijs in de Europese regio (Erkenningsovereenkomst van Lissabon) en de bijbehorende teksten, die werden opgesteld door de Raad van Europa en Unesco, voorziet in een rechtskader voor de erkenning van kwalificaties van hoger onderwijs en hoger secundair onderwijs die toegang geven tot het hoger onderwijs.

5.

In het communiqué van Boekarest van 2012 verbinden de ministers van Onderwijs van de Europese ruimte voor hoger onderwijs zich ertoe zich in te zetten voor de langetermijndoelstelling van automatische erkenning van vergelijkbare academische diploma’s. Er is vooruitgang geboekt, onder meer dankzij de inspanningen van de pioniersgroep voor automatische erkenning, maar de doelstelling is nog niet gehaald.

6.

De ministers die in de lidstaten bevoegd zijn voor beroepsonderwijs en -opleiding verbonden zich er in 2002 toe het Kopenhagenproces ten uitvoer te leggen; dit is een proces van nauwere samenwerking dat de erkenning van kwalificaties en competenties bevordert.

7.

Kwaliteitsborging speelt in het bijzonder een belangrijke rol bij het vergroten van de transparantie, en dus bij het scheppen van wederzijds vertrouwen. Het is derhalve belangrijk verder te bouwen op wat al werd verwezenlijkt in het kader van de normen en richtsnoeren voor kwaliteitsborging in de Europese ruimte voor hoger onderwijs en het Europees referentiekader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding (EQAVET) en onder verwijzing naar het Europees kwalificatiekader (EQF) voor een leven lang leren.

8.

Teneinde de erkenning van de leerresultaten in nationale wetgeving te vergemakkelijken, onder meer in het kader van mobiliteit, moeten de werkzaamheden voor de tenuitvoerlegging van een Europees systeem voor het overdragen en verzamelen van studiepunten (ECTS) en een Europees systeem voor overdracht van leerresultaten voor beroepsonderwijs en -opleiding (ECVET) worden voortgezet.

9.

De aanbeveling van de Raad van 22 mei 2017 inzake het EQF voor een leven lang leren (3) is bedoeld om de transparantie, de vergelijkbaarheid en de overdraagbaarheid van kwalificaties te verbeteren en dus de erkenning ervan te vergemakkelijken.

10.

In zijn resolutie van 20 april 2012 over de modernisering van de Europese hogeronderwijssystemen roept het Europees Parlement de EU en de lidstaten op zich extra in te spannen voor doeltreffender erkenning en meer harmonisatie van academische kwalificaties (4).

11.

In een steeds geglobaliseerdere wereld is het belangrijk dat studenten alle leerkansen in Europa zo goed mogelijk kunnen benutten. Kwalificaties die worden uitgereikt door een bevoegde instantie in één lidstaat moeten daartoe ook geldig zijn in een andere lidstaat opdat studenten toegang krijgen tot verdere leeractiviteiten. Daarbij wordt ook rekening gehouden met onderdanen van derde landen die een kwalificatie bezitten van één lidstaat en die verhuizen naar een andere lidstaat. Het gebrek aan deze automatische erkenning van kwalificaties en resultaten van leerperioden in het buitenland belemmert echter de mobiliteit. Wanneer de automatische erkenning op het niveau van de Unie wordt aangepakt, zullen de nodige duidelijkheid en coherentie ontstaan om de resterende obstakels weg te werken.

12.

Erkenningsprocedures in het hoger onderwijs blijven vaak te ingewikkeld of te duur en te veel mobiele studenten krijgen geen volledige erkenning van hun met succes behaalde leerresultaten. Verschillende lidstaten hebben echter het initiatief genomen om vooruitgang te boeken op het gebied van automatische erkenning, door onder meer regionale overeenkomsten te ondertekenen. Deze initiatieven kunnen als voorbeeld dienen voor de oprichting van een in de gehele Unie geldend stelsel.

13.

Wie in het bezit is van kwalificaties van hoger secundair onderwijs en hogere secundaire opleiding die toegang geven tot het hoger onderwijs in één lidstaat weet vaak niet zeker of hij ook toegang heeft tot hoger onderwijs in een andere lidstaat. Er zijn met name enkele lidstaten die de kwalificaties die toegang geven tot hoger onderwijs aan houders van secundaire kwalificaties in beroepsonderwijs en -opleiding in andere lidstaten, niet erkennen. Hoewel kortere leerperioden in het buitenland niet noodzakelijk problemen veroorzaken voor de erkenning, blijft onzekerheid een grote uitdaging voor leerperioden van drie maanden tot één jaar.

14.

Een stapsgewijze benadering zal lidstaten ondersteunen bij de totstandbrenging van voorwaarden die automatische erkenning mogelijk maken. Deze benadering bouwt voort op de reeds in gebruik genomen instrumenten voor hoger onderwijs en beroepsonderwijs en -opleiding, maar zal het gebruik ervan verbeteren en het ambitieniveau geleidelijk aan doen toenemen. In het hoger algemeen secundair onderwijs en de hogere algemene secundaire opleiding wordt een samenwerkingsproces in gebruik genomen dat erop gericht is het noodzakelijke vertrouwen te scheppen tussen de diverse onderwijs- en opleidingsstelsels van de lidstaten. Deze aanbeveling dient als aanvulling op de initiatieven van de lidstaten en de verbintenissen hierin hebben een vrijwillig karakter.

15.

Deze aanbeveling doet geen afbreuk aan het stelsel voor wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties en geharmoniseerde minimumopleidingseisen voor verscheidene beroepen uit hoofde van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad (5), zoals gewijzigd bij Richtlijn 2013/55/EU van het Europees Parlement en de Raad (6),

BEVEELT DE LIDSTATEN AAN:

Overeenkomstig nationale wetgeving en Uniewetgeving, beschikbare bronnen en nationale omstandigheden, voortbouwend op het Verdrag van Lissabon inzake erkenning (7) en de bijbehorende teksten, in nauwe samenwerking met alle belanghebbenden:

Grondbeginsel

1.

Tussen nu en 2025 de nodige stappen te zetten om

a)

te komen tot automatische erkenning (8) ten behoeve van verder leren zonder dat daarvoor een afzonderlijke erkenningsprocedure moet worden doorlopen, zodat:

i)

een kwalificatie van hoger onderwijs die wordt behaald in één lidstaat automatisch in de andere lidstaten wordt erkend (9) op hetzelfde niveau, met als doel toegang te hebben tot vervolgstudies, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan het recht van hogeronderwijsinstellingen om specifieke toelatingscriteria vast te leggen voor specifieke programma’s of om de echtheid van documenten te onderzoeken;

ii)

de resultaten van een leerperiode in het buitenland in het hoger onderwijs in één lidstaat automatisch en volledig worden erkend in de andere lidstaten, zoals vooraf overeengekomen in een leerovereenkomst en bevestigd in de officiële verklaring, in overeenstemming met het Europees systeem voor het overdragen en verzamelen van studiepunten (ECTS);

b)

substantiële vooruitgang te boeken met de automatische wederzijdse erkenning ten behoeve van verder leren, zodat:

i)

een kwalificatie van hoger secundair onderwijs en hogere opleiding die toegang geeft tot het hoger onderwijs in de lidstaat waar de kwalificatie is uitgereikt wordt erkend in de andere lidstaten, uitsluitend om toegang te geven tot hoger onderwijs, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan het recht van een hogeronderwijsinstelling of van de bevoegde instanties om specifieke toelatingscriteria vast te leggen voor specifieke programma’s of om de echtheid van documenten te onderzoeken;

ii)

de resultaten van een leerperiode van maximaal één jaar in het buitenland in een andere lidstaat tijdens het hoger secundair onderwijs en de hogere secundaire opleiding volledig worden erkend in een andere lidstaat, waarbij de leerling niet wordt verplicht om het programmajaar of de bereikte leerresultaten te herhalen in het land van oorsprong, op voorwaarde dat de leerresultaten in grote lijnen overeenstemmen met het nationale leerplan in het land van oorsprong.

Hoger onderwijs

2.

Het belang erkennend van een grotere transparantie en meer vertrouwen in elkaars hogeronderwijsstelsels met het oog op de automatische wederzijdse erkenning ten behoeve van verder leren, overeen te komen de volgende voorwaarden na te leven, waarbij:

a)

nationale kwalificatiekaders of -stelsels aan het EQF worden gerelateerd, met eventuele herzieningen en bijwerkingen, en hierop zelfcertificering aan de hand van het kwalificatiekader van de Europese ruimte voor hoger onderwijs wordt toegepast;

b)

hogeronderwijsstelsels worden opgezet in overeenstemming met de structuren en beginselen van het Bolognaproces, dat bestaat uit drie cycli en, in voorkomend geval in de lidstaat, een korte cyclus zoals gedefinieerd in het kwalificatiekader van de Europese ruimte voor hoger onderwijs; en

c)

externe kwaliteitsborging wordt uitgevoerd door onafhankelijke organisaties voor kwaliteitsborging die zijn ingeschreven of binnenkort zullen worden ingeschreven in het Europees register voor kwaliteitsborging (EQAR) en die bijgevolg de normen en richtsnoeren voor kwaliteitsborging in de Europese ruimte voor hoger onderwijs en de Europese benadering voor kwaliteitsborging van gezamenlijke programma’s in acht nemen.

3.

Samen met nationale informatiecentra voor academische erkenning, instellingen voor hoger onderwijs, organisaties voor kwaliteitsborging en andere belangrijke actoren nationale richtsnoeren uit te werken om hogeronderwijsinstellingen te ondersteunen bij de ontwikkeling en doeltreffende tenuitvoerlegging van de volgende transparantiebevorderende instrumenten volgens de richtsnoeren van het ECTS, waarbij wordt gezorgd voor samenhang en vermindering van de administratieve lasten voor hogeronderwijsinstellingen en lerenden:

a)

een actuele cursuscatalogus met een beschrijving van opleidingsprogramma’s, afzonderlijke opleidingsonderdelen en tabellen met de verdeling van de cijfers;

b)

diplomasupplementen voor alle afgestudeerden die automatisch en kosteloos worden uitgegeven in een veelgebruikte taal en, waar mogelijk, in digitaal formaat; en

c)

transparante erkenningscriteria die worden toegepast in elke hogeronderwijsinstelling.

4.

Samen met nationale informatiecentra voor academische erkenning deskundige ondersteuning te verlenen aan hogeronderwijsinstellingen bij de tenuitvoerlegging van die nationale richtsnoeren, en toezien op die tenuitvoerlegging.

Hoger secundair onderwijs en hogere secundaire opleiding

5.

Teneinde flinke vooruitgang te boeken in de richting van automatische wederzijdse erkenning van kwalificaties van hoger secundair onderwijs en hogere secundaire opleiding, uitsluitend ten behoeve van verder leren, de transparantie te verhogen en vertrouwen te scheppen in elkaars stelsels voor secundair onderwijs en secundaire opleiding, door:

a)

te garanderen dat nationale kwalificatiekaders of -stelsels aan het EQF worden gerelateerd waarbij deze verwijzing zo nodig wordt herzien en bijgewerkt;

b)

informatie uit te wisselen en wederzijds leren over kwaliteitsborgingssystemen in schoolonderwijs te bevorderen, en gelijktijdig de verschillende nationale benaderingen voor kwaliteitsborging volledig te eerbiedigen; en

c)

andere instrumenten voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding uit te werken in overeenstemming met het EQAVET en de verdere ontwikkelingen ervan.

6.

De mobiliteit en erkenning van de resultaten van leerperioden in het buitenland tijdens het hoger secundair onderwijs en de hogere secundaire opleiding te vergemakkelijken door:

a)

instellingen voor hoger secundair onderwijs en hogere secundaire opleiding te steunen met betrekking tot algemene beginselen en instrumenten voor erkenning, bijvoorbeeld middels begeleidingsmateriaal of opleiding;

b)

het gebruik van transparante criteria en instrumenten aan te moedigen, zoals op leerresultaten gebaseerde leerovereenkomsten tussen de uitzendende instelling en de gastinstelling. In beroepsonderwijs en beroepsopleiding meer gebruik te maken van de Unie-instrumenten (10); en

c)

de voordelen van mobiliteit aan te prijzen bij instellingen voor hoger secundair onderwijs en hogere secundaire opleiding en bij leerlingen en hun gezinnen.

Nationale informatiecentra voor academische erkenning

7.

De capaciteit van nationale informatiecentra voor academische erkenning en van deskundigen op het gebied van diplomawaardering uit te bouwen en te versterken, met name voor de verspreiding van informatie, het gebruik van online-instrumenten om de efficiëntie en samenhang te verbeteren, teneinde de administratieve en financiële lasten voor gebruikers van hun diensten te beperken.

Doorstroming en mobiliteit

8.

Goede praktijken in kaart te brengen met betrekking tot de erkenning van vroegere leerervaringen en de doorstroming tussen onderwijs- en opleidingssectoren, met name tussen beroepsonderwijs en -opleiding en hoger onderwijs.

Kennisbasis

9.

De kennisbasis te verbeteren door gegevens over omvang en aard van erkenningsdossiers te verzamelen en te verspreiden ten behoeve van deze aanbeveling.

Verslaglegging en evaluatie

10.

Binnen drie jaar na de vaststelling van deze aanbeveling, en nadien op regelmatige basis, via de bestaande kaders en instrumenten verslag uit te brengen over ervaringen, goede handelwijzen, zoals regionale overeenkomsten, en vooruitgang bij de verwezenlijking van automatische wederzijdse erkenning van diploma’s en de resultaten van leerperioden in het buitenland.

IS INGENOMEN MET HET VOORNEMEN VAN DE COMMISSIE OM:

11.

Gerichte steun te verlenen aan lidstaten, met inbegrip van wederzijds leren, het in kaart brengen van de belemmeringen die worden ondervonden in de huidige praktijk van erkenning van kwalificaties, uitwisseling van goede praktijken en het vergemakkelijken van de samenwerking tussen de lidstaten en met de belanghebbenden, erkenningsinstanties en internationale organisaties, met name de Raad van Europa en de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur. Deze samenwerking beoogt de volledige tenuitvoerlegging van de instrumenten van het Bolognaproces voor hoger onderwijs in de Unie, van het Verdrag van Lissabon inzake erkenning en de bijbehorende teksten en van de instrumenten van het Kopenhagenproces voor beroepsonderwijs en -opleiding.

12.

Op het gebied van algemeen hoger secundair onderwijs een samenwerkingsproces op Unie-niveau binnen het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding ET 2020 of een daarvoor in de plaats komend kader op te starten met de lidstaten, om een nauwere samenwerking en een uitwisseling van praktijken tot stand te brengen tussen de lidstaten op het niveau van het hoger secundair onderwijs om zodoende de doelstellingen van deze aanbeveling te verwezenlijken, namelijk de transparantie bevorderen en wederzijds vertrouwen scheppen in schoolonderwijsstelsels in de gehele Unie.

13.

Samen met de lidstaten een gebruiksvriendelijke online informatiedienst op Unie-niveau over kwalificaties van hoger secundair onderwijs en hogere secundaire opleiding die toegang geven tot hoger onderwijs in alle lidstaten te realiseren, door verdere ontwikkeling van bestaande platforms.

14.

Synergieën tussen transparantiebevorderende instrumenten van de Unie (11) te onderzoeken en, in voorkomend geval, verder te ontwikkelen, met het oog op een betere samenwerking en mobiliteit tussen onderwijs- en opleidingssectoren.

15.

Samen met de lidstaten het potentieel van digitale technologieën, zoals blockchain, te onderzoeken om de automatische wederzijdse erkenning te vergemakkelijken.

16.

In samenwerking met de lidstaten en de nationale informatiecentra voor academische erkenning een uitbreiding van hun rol te onderzoeken om er ook andere onderwijs- en opleidingssectoren in op te nemen en te bezien hoe zij kunnen worden gesteund in zo’n uitbreiding.

17.

Eventueel overeenkomstig de voor de periode 2014-2020 vastgestelde financiële capaciteit, rechtsgrondslag, besluitvormingsprocedures en prioriteiten het gebruik van Europese financieringsbronnen, zoals Erasmus+ of de Europese structuur- en investeringsfondsen, te ondersteunen, zonder afbreuk te doen aan de onderhandelingen over het volgende meerjarig financieel kader. Mobiliteit in het secundair onderwijs en de secundaire opleiding binnen het Erasmus+-programma en het vervolgprogramma daarop te versterken.

18.

Binnen vier jaar verslag uit te brengen aan de Raad over de follow-up van de aanbeveling via de bestaande kaders en instrumenten, op basis van bijdragen van de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 26 november 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

J. BOGNER-STRAUSS


(1)  COM(2017) 673 final.

(2)  EUCO 19/1/17 REV 1.

(3)  PB C 189 van 15.6.2017, blz. 15.

(4)  P7_TA(2012)0139.

(5)  Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 22).

(6)  Richtlijn 2013/55/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 tot wijziging van Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt („de IMI-verordening”) (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 132)

(7)  Verdrag van Lissabon inzake de erkenning van kwalificaties betreffende hoger onderwijs in de Europese regio.

(8)  Zoals gedefinieerd in de bijlage.

(9)  Zoals in het Verdrag van Lissabon inzake erkenning is gedefinieerd en laatstelijk voor het Bolognaproces is bevestigd in het Communiqué van Parijs van 25 mei 2018.

(10)  Zoals beschikbaar gesteld via het online Europass-platform en het memorandum van overeenstemming en de studieovereenkomst die deel uitmaken van het ECVET.

(11)  Zoals het diplomasupplement, het certificaatsupplement, het ECTS, het ECVET, het EQF en die instrumenten die beschikbaar zijn via het online Europass-platform.


BIJLAGE

VERKLARENDE WOORDENLIJST

Automatische wederzijdse erkenning van een kwalificatie: het recht van houders om een kwalificatie van een zeker niveau die door een lidstaat is uitgereikt in aanmerking te laten nemen voor toetreding tot een hogeronderwijsprogramma op het volgende niveau in een andere lidstaat, zonder daartoe een afzonderlijke erkenningsprocedure te moeten doorlopen. Dit doet geen afbreuk aan het recht van een hogeronderwijsinstelling of van de bevoegde instanties om specifieke evaluatie- en toelatingscriteria te hanteren voor een specifiek programma. Het doet geen afbreuk aan het recht om na te gaan of de kwalificatie echt is en, als het gaat om kwalificatie van hoger secundair onderwijs en hogere secundaire opleiding, of de kwalificatie inderdaad toegang geeft tot hoger onderwijs in de lidstaat van afgifte of, in goed onderbouwde gevallen, of de verleende kwalificatie voldoet aan de eisen voor toetreding tot een specifiek programma voor hoger onderwijs in de ontvangende lidstaat.

Automatische wederzijdse erkenning van de resultaten van een leerperiode in het buitenland: op hogeronderwijsniveau, het recht op erkenning van de leerresultaten van een leerperiode: zoals vooraf overeengekomen in een leerovereenkomst en bevestigd in de officiële verklaring, in overeenstemming met het ECTS. In concreto betekent dat het toepassen van de regel in de ECTS-gebruikershandleiding van 2015, die het volgende zegt: „alle studiepunten, verworven tijdens de studieperiode in het buitenland of tijdens de virtuele mobiliteit — zoals afgesproken in de studieovereenkomst en bevestigd door de officiële verklaring — moeten zonder vertraging worden overgedragen en worden meegerekend voor het niveau van de studenten, zonder dat de studenten extra werk moeten doen of moeten worden beoordeeld”. Op hoger secundair niveau, het recht op erkenning, in het land van oorsprong, van de leerresultaten van een buitenlandse leerperiode in een lidstaat, op voorwaarde dat de leerresultaten in grote lijnen overeenstemmen met het nationale leerplan in het land van oorsprong. Dit neemt niet weg dat een onderwijs- en opleidingsinstelling het recht heeft om specifieke voorschriften vast te stellen voorafgaand aan een periode van leermobiliteit, of om bij terugkeer uit een periode van leermobiliteit te controleren of aan die voorschriften is voldaan.

Blockchain: een manier om informatie te registreren en delen door een gemeenschap. Elk lid van de gemeenschap behoudt zijn/haar eigen afschrift van de informatie. Ingevoerde gegevens hebben een permanent karakter, zijn transparant en kunnen worden doorzocht. Elke update is een nieuw blok („block”) dat wordt toegevoegd aan het einde van een keten („chain”).

Certificaatsupplement: een door de bevoegde autoriteiten of organen afgegeven document dat aan een certificaat van beroepsonderwijs en -opleiding of een beroepscertificaat wordt gehecht om derden — met name in een ander land — een beter inzicht te geven in de leerresultaten die de houder van de kwalificatie heeft bereikt alsook in de aard, het niveau, de context, de inhoud en de status van het voltooide onderwijs en de voltooide opleiding en verworven vaardigheden.

Cursuscatalogus: wordt in de ECTS-gebruikershandleiding (2015) als volgt beschreven: „de cursuscatalogus bevat gedetailleerde, gebruiksvriendelijke en actuele informatie over de leeromgeving van de instelling (algemene informatie over de instelling, haar middelen en diensten, alsmede academische informatie over haar programma’s en afzonderlijke opleidingsonderdelen) die beschikbaar zou moeten zijn voor studenten vóór en tijdens hun studies zodat zij de juiste keuzes kunnen maken en hun tijd zo doeltreffend mogelijk kunnen benutten. De cursuscatalogus moet op de website van de instelling worden gepubliceerd en moet de titels van de cursus/het vak weergeven in de nationale taal (of regionale taal, indien van toepassing) en in het Engels, zodat alle geïnteresseerden de informatie zonder probleem kunnen raadplegen. Het staat de instelling vrij om het formaat van de cursuscatalogus, alsook de volgorde van de informatie, te kiezen. De cursuscatalogus moet voldoende op voorhand worden gepubliceerd zodat toekomstige studenten een keuze kunnen maken”.

Bevoegde instantie: een natuurlijke persoon of organisatie die de wettelijke bevoegdheid heeft of de bevoegdheid, capaciteit of volmacht heeft gekregen om een aangewezen functie uit te oefenen.

Deskundige op het gebied van diplomawaardering: iemand die kwalificaties evalueert of beslissingen neemt over de erkenning ervan.

Diplomasupplement: een door de bevoegde autoriteiten of organen afgegeven document dat aan een hogeronderwijsdiploma wordt gehecht om derden — met name in een ander land — een beter inzicht te geven in de leerresultaten die de houder van de kwalificatie heeft bereikt alsook in de aard, het niveau, de context, de inhoud en de status van het voltooide onderwijs en de voltooide opleiding en verworven vaardigheden.

Europese benadering voor kwaliteitsborging van gezamenlijke programma’s: in 2015 bekrachtigd door de ministers van Onderwijs van de Europese ruimte voor hoger onderwijs; het doel ervan is de kwaliteitsborging van gezamenlijke programma’s te verbeteren door normen vast te stellen en obstakels voor de erkenning ervan weg te werken.

Europees systeem voor overdracht van leerresultaten voor beroepsonderwijs en -opleiding (ECVET): een technisch kader voor de overdracht, erkenning en, waar passend, de accumulatie van leerresultaten met het oog op het verwerven van een kwalificatie. Het ECVET bouwt voort op de beschrijving van kwalificaties in eenheden van leerresultaten, op de overdrachts-, erkennings- en accumulatieprocessen en op een reeks aanvullende documenten, zoals memoranda van overeenstemming en leerovereenkomsten.

Europees systeem voor het overdragen en verzamelen van studiepunten (ECTS): wordt in de ECTS-gebruikershandleiding (2015) als volgt beschreven: „een op de student gericht systeem voor de accumulatie en overdracht van studiepunten, op basis van het transparantiebeginsel voor opleidings-, onderwijs- en beoordelingsprocessen. Het doel is om de planning, uitvoering en evaluatie van opleidingsprogramma’s en de mobiliteit van studenten te vergemakkelijken door leerprestaties, kwalificaties en leerperioden te erkennen”.

Kwalificatiekader van de Europese ruimte voor hoger onderwijs (EHEA QF): overkoepelend kwalificatiekader binnen de Europese ruimte voor hoger onderwijs, die bestaat uit 48 landen. Het omvat vier cycli (korte cyclus, bachelor, master, doctoraat), onder meer, binnen nationale contexten, middelhoge kwalificaties, generieke omschrijvingen voor elke cyclus op basis van leerresultaten en competenties, en minimum- en maximumaantallen studiepunten in de eerste en tweede cyclus.

Europees register voor kwaliteitsborging in het hoger onderwijs (EQAR): een register van organisaties voor kwaliteitsborging die hebben aangetoond dat zij de gemeenschappelijke beginselen voor kwaliteitsborging in Europa in hoge mate naleven. Deze beginselen worden uiteengezet in de normen en richtsnoeren voor kwaliteitsborging in de Europese ruimte voor hoger onderwijs.

Europees referentiekader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding (EQAVET): een praktijkgemeenschap die lidstaten, sociale partners en de Europese Commissie samenbrengt om de kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding te ontwikkelen en te verbeteren.

Europees kwalificatiekader (EQF): vertaalinstrument dat de communicatie bevordert en de vergelijking tussen kwalificatiesystemen in Europa mogelijk maakt. De acht gemeenschappelijke Europese kwalificatieniveaus van het kader worden beschreven in termen van leerresultaten: kennis, vaardigheden en verantwoordelijkheid en zelfstandigheid. Op die manier kunnen nationale kwalificatiesystemen, nationale kwalificatiekaders en kwalificaties in Europa aan de niveaus van het EQF worden gerelateerd. Studenten, afgestudeerden, aanbieders en werkgevers kunnen deze niveaus gebruiken om inzicht te krijgen in en een vergelijking te maken van kwalificaties die zijn uitgereikt in andere landen en binnen andere onderwijs- en opleidingsstelsels.

Leerovereenkomst: in hoger onderwijs, wordt in de ECTS-gebruikershandleiding (2015) als volgt beschreven: „een formele overeenkomst tussen de drie partijen die betrokken zijn bij mobiliteit — de student, de uitzendende instelling en de gastinstelling of -organisatie/-onderneming — om de organisatie van de studiepuntenmobiliteit en de erkenning daarvan te vergemakkelijken. De overeenkomst moet door de drie partijen worden ondertekend vóór de start van de mobiliteitsperiode en is bedoeld om aan de student te bevestigen dat de studiepunten die hij/zij behaalt tijdens de mobiliteitsperiode zullen worden erkend”. In hoger secundair onderwijs en hogere secundaire opleiding, een overeenkomst tussen de drie partijen die betrokken zijn bij mobiliteit — de leerling/stagiair, of zijn/haar gezin, de uitzendende instelling en de gastinstelling of -organisatie/-onderneming — om de organisatie van de leerperioden de erkenning daarvan te vergemakkelijken. De drie partijen die de leerovereenkomst sluiten, verbinden zich ertoe zich te houden aan de afspraken, en zodoende te garanderen dat de leerling/stagiair de erkenning krijgt voor de leerperiode of leerresultaten, zonder verdere vereisten.

Leerresultaten: beschrijvingen van wat een lerende na de voltooiing van een leerproces weet, begrijpt en kan doen, omschreven in termen van kennis, vaardigheden en competenties.

Nationaal kwalificatiekader: een instrument voor de classificatie van kwalificaties volgens een set van criteria voor bepaalde bereikte leerniveaus. Het heeft tot doel nationale kwalificatiesubstructuren te integreren en te coördineren en de transparantie, toegang, voortgang en kwaliteit van de kwalificaties in verband met de arbeidsmarkt en de samenleving te verbeteren.

Hogeronderwijsinstelling: elke soort instelling voor hoger onderwijs die, overeenkomstig het nationale recht of de nationale praktijk, opleidt voor erkende graden of andere erkende kwalificaties op tertiair niveau, ongeacht de naam die dergelijke instellingen dragen, alsmede elk ander soort instelling voor hoger onderwijs die door de nationale autoriteiten wordt erkend als behorend tot hun hoger-onderwijsstelsel.

Kwalificatie: een formeel resultaat van een beoordelings- en validatieproces, dat wordt verworven wanneer een bevoegde autoriteit of een bevoegd orgaan vaststelt dat de leerresultaten die een persoon heeft behaald, aan bepaalde standaarden beantwoorden.

Erkenning van eerdere leeractiviteiten: de erkenning van leerresultaten, uit formeel onderwijs en formele opleiding of uit niet-formeel of informeel leren, die zijn behaald voordat de validatie werd aangevraagd (1).

Normen en richtsnoeren voor kwaliteitsborging in de Europese ruimte voor hoger onderwijs: een reeks normen en richtsnoeren voor interne en externe kwaliteitsborging in het hoger onderwijs die zijn ontwikkeld in het kader van het Bolognaproces. Zij vormen een leidraad op gebieden die vitaal zijn voor een succesvolle kwaliteitslevering en succesvolle leeromgevingen in het hoger onderwijs. De normen en richtsnoeren voor kwaliteitsborging in de Europese ruimte voor hoger onderwijs moeten worden bekeken in een ruimere context van onder meer kwalificatiekaders, het ECTS en het diplomasupplement, die allemaal bijdragen aan een grotere transparantie en wederzijds vertrouwen in de Europese ruimte voor hoger onderwijs.

Officiële verklaring: wordt in de ECTS-gebruikershandleiding (2015) als volgt beschreven: „een actueel overzicht van de door de student geboekte vooruitgang tijdens zijn/haar studies: de gevolgde opleidingsonderdelen, het aantal verworven punten in het kader van het ECTS en de behaalde resultaten. Het document is essentieel om de vooruitgang vast te leggen en de leerprestaties te erkennen, ook voor studentenmobiliteit. De meeste instellingen stellen een officiële verklaring op aan de hand van hun institutionele databanken”.


(1)  Aanbeveling van de Raad van 20 december 2012 betreffende de validatie van niet-formeel en informeel leren (PB C 398 van 22.12.2012, blz. 1).


MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

10.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 444/9


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.8993 — Huaxin/Juniper/JV)

(Voor de EER relevante tekst)

(2018/C 444/02)

Op 16 oktober 2018 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32018M8993. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


10.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 444/9


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.9137 — Rehau/MB Barter & Trading)

(Voor de EER relevante tekst)

(2018/C 444/03)

Op 27 november 2018 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Duits en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32018M9137. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


10.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 444/10


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.9153 — Caisse des dépôts et consignations/Meridiam/FICA HPCI)

(Voor de EER relevante tekst)

(2018/C 444/04)

Op 30 november 2018 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Frans en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32018M9153. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


III Voorbereidende handelingen

Europese Centrale Bank

10.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 444/11


ADVIES VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 9 november 2018

inzake een voorstel voor een verordening tot instelling van een Stabilisatiefunctie voor Europese Investeringen

(CON/2018/51)

(2018/C 444/05)

Inleiding en rechtsgrondslag

Op 10 juli 2018 ontving de Europese Centrale Bank (ECB) van het Europees Parlement een verzoek om een advies inzake een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een stabilisatiefunctie voor Europese investeringen (1) (hierna „de ontwerpverordening” genoemd).

De ECB-adviesbevoegdheid is gebaseerd op artikel 127, lid 4 en artikel 282, lid 5 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, aangezien de ontwerpverordening, in haar doelstelling van macro-economische stabilisatie relevant is voor de primaire doelstelling van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB), namelijk de handhaving van prijsstabiliteit, en onverminderd de doelstelling van handhaving van de prijsstabiliteit, relevant is voor ondersteuning van het algemene economische beleid in de Unie, zoals bedoeld in artikel 127, lid 1 en artikel 282, lid 2 van het Verdrag en artikel 2 van de Statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna genoemd de „ESCB-statuten”). De ontwerpverordening bevat eveneens bepalingen betreffende de taak van de ECB als fiscaal agent voor openbare lichamen krachtens artikel 21.2 van de Statuten van het ESCB.

Overeenkomstig de eerste zin van artikel 17.5 van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank heeft de Raad van bestuur dit advies goedgekeurd.

Algemene opmerkingen

De instelling van de stabilisatiefunctie voor Europese investeringen (European Investment Stabilisation Function — EISF) beoogt overheidsinvesteringen te beschermen bij grote asymmetrische marcro-economische schokken in lidstaten die de euro als munt hanteren en in lidstaten buiten het eurogebied die deelnemen aan het wisselkoersmechanisme (ERM II) (hierna gezamenlijk aangeduid als de „deelnemende lidstaten”), alsook voorkoming van het risico van negatieve overloopeffecten. (2) Het EISF zou deel uitmaken van een bredere waaier nieuwe instrumenten voor een veerkrachtiger eurogebied binnen het Uniekader. Deze veerkracht zou bijdragen tot de verdieping van de Economische en Monetaire Unie (EMU). De ontwerpverordening beoogt dat de steunverlening binnen het EISF afhankelijk zou worden gesteld van de naleving van geselecteerde besluiten en aanbevelingen binnen het Uniekader voor begrotings- en macro-economisch toezicht (3). In deze context wordt opgemerkt dat het begrotingskader van de EU beoogt te verzekeren dat de lidstaten een gezond begrotingsbeleid nastreven en budgettaire buffers opbouwen in economisch gunstige tijden (4).

Het Verslag van de vijf voorzitters van 22 juni 2015 (5) benadrukte de behoefte om de economische en institutionele architectuur van de EMU te voltooien. Naar aanleiding van de ervaringen met de financiële en economische crisis werden bijkomende integratiestappen bepleit ter verbetering van de veerkracht van lidstaten in het geval van ernstige economische neergang. Van lidstaten werd verwacht dat zij initiatieven ondersteunen om de nationale economieën meer veerkracht te geven en deze inspanningen aan te vullen met bijkomende stappen ter voltooiing van de Begrotings-en Economische Unie — met name de creatie van een gemeenschappelijke stabilisatiefunctie. Een dergelijke functie bestaat in alle monetaire unies om beter het hoofd te bieden aan economische schokken die niet op nationaal niveau kunnen beheerd worden. Als op de juiste manier ontworpen, zou een gemeenschappelijke macro-economische stabilisatiefunctie de economische veerkracht van de individuele deelnemende lidstaten en van het eurogebied als geheel verhogen, en tegelijkertijd het gemeenschappelijk monetair beleid worden ondersteund.

Tegen deze achtergrond verwelkomt de ECB de nieuwe impuls voor de discussie erover hoe een gemeenschappelijke macro-economische stabilisatiefunctie kan worden opgericht voor de deelnemende lidstaten. Het is bij de oprichting van een dergelijke functie belangrijk ervoor te zorgen dat doeltreffende macro-economische stabilisatie wordt gerealiseerd, in het bijzonder bij eurogebiedwijde recessie. Daartoe moet een begrotingsstabilisatiefunctie voldoende omvang hebben. In deze context moet worden opgemerkt dat het EISF-voorstel financiële enveloppe van back-to-backleningen van tot 30 miljard euro voorziet, zijnde ongeveer maar 0,3 % van het Bruto binnenlands product (bbp) van het eurogebied. Doeltreffende stabilisatie vereist eveneens dat EISF-steunverlening tijdig wordt geactiveerd en uitgevoerd. Passende activeringscriteria voor EISF-steunverlening zouden op effectieve wijze een onderscheid moeten maken tussen cyclische en structurele ontwikkelingen. De voorziene EISF-trigger houdt verband met de gemiddelde werkloosheid over een periode van 60 kwartalen. Deze lange periode lijkt ongerechtvaardigd, gelet erop dat de actuele werkloosheid ver van het 60-kwartalen gemiddelde lkan iggen voor landen die over de voorgaande vijftien jaar een sterke opwaartse of neerwaartse trend hebben ervaren De beoogde trigger zou onvoldoende rekening houden met enerzijds rigiditeiten op de arbeidsmarkt die in een aantal lidstaten niet werden aangepast door hervormingen, of anderzijds met door andere lidstaten vastgestelde hervormingen ter verbetering van de veerkracht. Het is van belang dat EISF-steunverlening een aanvulling uitmaakt op stimulansen voor gezond nationaal begrotings- en economisch beleid en, in het bijzonder, op hervormingen gericht op het aanpakken van nationale structurele uitdagingen en op de versterking van overeenstemming met het Uniekader voor begrotings- en macro-economisch toezicht. EISF-steunverlening zou moeten gekoppeld worden aan een bewezen staat van dienst van volledige naleving door de lidstaten van het Uniekader voor begrotings- en macro-economisch toezicht. Tegen deze achtergrond lijken de beoogde subsidiabiliteitscriteria zwak — in het bijzonder het criterium van het ontbreken van een besluit van de Raad waarin is vastgesteld dat geen effectieve maatregelen zijn genomen om een buitensporig tekort te corrigeren overeenkomstig artikel 126, lid 8, of artikel 126, lid 11, van het Verdrag, gedurende twee jaar vóór het verzoek om steunverlening door de EISF (6). Dit subsidiabiliteitscriterium zou het mogelijk maken EISF-steunverlening ook te verstrekken aan lidstaten die erin geslaagd zijn de niet-naleving van het Stabiliteits- en groeipact (SGP) te vermijden, ondanks blijvende tekortkomingen wat betreft structurele aanpassingsvereisten. Het is belangrijk dat een toekomstige stabilisatiefunctie stimulansen geeft aan lidstaten om in economisch gunstige tijden budgettaire buffers op te bouwen waaruit kan worden geput bij recessie. Tot slot zou er duidelijkheid moeten bestaan betreffende de interactie tussen de ontwerpverordening en het gebruik van flexibiliteit binnen het SGP, met name wat betreft de bepalingen van de zo geheten „investeringsclausule” (7), die een soortgelijke doelstelling heeft als het EISF, d.w.z. de handhaving van investeringen in economisch moeilijke tijden. Belangrijk is dat een bepaling nodig is om ervoor te zorgen dat het niveau van de EISF-steunverlening evenredig is met het vereiste niveau voor handhaving van schuldhoudbaarheid.

Specifieke opmerkingen

1.   Gebruik van monetaire inkomsten als basis voor de berekening van nationale bijdragen tot het fonds voor stabilisatiesteun

Zoals hoger opgemerkt, zou het fonds voor stabilisatiesteun bijna volledig gefinancierd worden met jaarlijkse bijdragen van de deelnemende lidstaten. Deze bijdragen zouden berekend worden in overeenstemming met een tussen de deelnemende lidstaten gesloten Overeenkomst betreffende de overdracht van nationale bijdragen aan het steunfonds voor stabilisatie (8) (hierna: de „ontwerpovereenkomst”). Volgens de ontwerpovereenkomst zou de jaarlijkse bijdrage van elke lidstaat die de euro als munt heeft aan het steunfonds voor stabilisatie gelijk zijn aan 6 procent van het bedrag van de monetaire inkomsten die aan haar NCB worden toegedeeld op het einde van het voorgaande boekjaar, in overeenstemming met artikel 32 van de Statuten van het ESCB. De jaarlijkse bijdrage van de lidstaten buiten het eurogebied die deelnemen aan ERM II zou worden berekend op basis van een formule die rekening houdt met de totale monetaire inkomsten van het Eurosysteem, en bepaalt het aandeel dat wordt toegedeeld aan een aan het ERM II deelnemende lidstaat buiten het eurogebied uitsluitend op basis van het bbp, en niet de bevolking.

1.1.   Institutionele onafhankelijkheid

In artikel 130 van het Verdrag en artikel 7 van de Statuten van het ESCB wordt uitdrukkelijk verwezen naar het beginsel van institutionele onafhankelijkheid. Deze twee artikelen verbieden de NCB’s in het ESCB en de leden van hun besluitvormende organen instructies te vragen aan, dan wel te aanvaarden van instellingen, organen, bureaus of agentschappen van de Unie, regeringen van lidstaten of enig ander orgaan. Bovendien verbinden de instellingen, organen, bureaus of agentschappen van de Unie en de regeringen van de lidstaten zich ertoe om dit beginsel na te leven en niet te zullen proberen om de besluitvormende organen van de NCB’s te beïnvloeden bij de uitvoering van de ESCB-gerelateerde taken. (9) Terwijl de ontwerpovereenkomst duidelijk stelt dat de bijdragen tot het steunfonds voor stabilisatie betalingsverplichtingen van de deelnemende lidstaten zijn, vereist het beginsel van institutionele onafhankelijkheid dat de regeringen van de lidstaten geen druk uitoefenen op hun respectievelijke NCB’s. Dienaangaande geeft de verwijzing in de ontwerpovereenkomst dat de nationale bijdrage van een lidstaat „gelijk is aan 6 procent van het bedrag van de monetaire inkomsten toegedeeld aan zijn nationale centrale bank” aan dat dit louter een formule is die moet worden gebruikt voor de berekening van de betalingsverplichtingen van een deelnemende lidstaat. Dit reduceert het risico van mogelijke druk op de besluitvormende organen van de NCB’s wat betreft hun onafhankelijk besluitvormingsproces inzake investerings-en risicostrategieën en winstverdeling. Tot slot zou de ECB verwelkomen dat de haar in de ontwerpverordening opgelegde verplichting om ten laatste op 30 april van elk jaar het bedrag van monetaire inkomsten dat aan de NCB’s van het Eurosysteem worden toegedeeld overeenkomstig artikel 32 van de Statuten van het ESCB met het oog op het berekenen van de bijdragen van de deelnemende lidstaten mee te delen aan de Commissie, wordt geschrapt. Deze schrapping zou het risico van bemoeienis met de institutionele onafhankelijkheid van de ECB vermijden. Consistent met overweging 27 van de ontwerpverordening, waarin wordt verduidelijkt dat de ECB het bedrag van monetaire inkomsten waarop de Eurosysteem-NCB’s recht hebben, moet meedelen aan de Commissie, is de ECB bereid tot samenwerking met de Commissie dienaangaande.

1.2.   Financiële onafhankelijkheid

Het beginsel van financiële onafhankelijkheid vereist dat NCB’s beschikken over voldoende middelen om hun ESCB-gerelateerde taken en hun nationale taken te verrichten. lidstaten mogen hun NCB’s niet in een positie plaatsen waarbij zij niet beschikken over voldoende financiële middelen om deze taken uit te voeren (10). Volgens de ontwerpverordening moeten de nationale bijdragen tot het steunfonds voor stabilisatie waarnaar wordt verwezen in de ontwerpovereenkomst betaald worden door de deelnemende lidstaten. Het zijn geen bijdragen of verplichtingen van NCB’s of de ECB. Daarom lijkt de ontwerpverordening niet de bekwaamheid van NCB’s om zichzelf op autonome wijze toereikende financiële middelen te verschaffen ter vervulling van hun mandaat aan te tasten.

1.3.   Aanvullende overwegingen

1.3.1.

De ECB begrijpt dat de berekening van de nationale bijdragen tot het steunfonds voor stabilisatie losgekoppeld is van feitelijke inkomsten of winsten van centrale banken. Het aan NCB’s toegedeelde bedrag van monetaire inkomsten kan beschouwd worden als een jaarlijks veranderende parameter. Dienovereenkomstig zou het in de ontwerpovereenkomst vermelde bedrag van 6 procent als referentiepunt voor de berekening van de nationale bijdragen tot het steunfonds voor stabilisatie uitsluitend moeten verwijzen naar het definitieve bedrag van aan de NCB’s toegedeelde monetaire inkomsten. Dit zou het geval moeten zijn, zelfs wanneer het door de ECB geleden verlies volledig of gedeeltelijk moet worden gedekt door de monetaire inkomsten van het desbetreffende boekjaar overeenkomstig artikel 33.2 van de Statuten van het ESCB. (11)

1.3.2.

De ECB merkt op dat de koppeling van de bijdragen van deelnemende lidstaten aan het steunfonds voor stabilisatie met monetaire inkomsten door toepassing van een vooraf vastgesteld percentage automatisch resulteert in volatiliteit van de bijdragen van deelnemende lidstaten. Deze volatiliteit kan gevolgen hebben voor de overdracht van nieuwe middelen aan het steunfonds voor stabilisatie.

1.3.3.

De ontwerpverordening gebruikt de jaarlijkse monetaire inkomsten van het Eurosysteem als basis voor berekening van de jaarlijkse bijdragen van zowel lidstaten die de euro als munt hebben, als van lidstaten buiten het eurogebied die deelnemen aan ERM II. Betreffende de lidstaten die de euro als munt hebben, worden de monetaire inkomsten toegedeeld onder hun NCB’s overeenkomstig hun respectievelijke aandeel in de ECB verdeelsleutel voor de inschrijving op het kapitaal van de ECB, welke in gelijke mate wordt berekend overeenkomstig het aandeel van elke respectieve lidstaat in de bevolking en in het bbp van de Unie, zoals vastgesteld in artikel 29 van de Statuten van het ESCB. De bijdragen van lidstaten buiten het eurogebied die deelnemen aan ERM II tot het steunfonds voor stabilisatie worden berekend op basis van de monetaire inkomsten van het Eurosysteem, geschaald per lidstaat uitsluitend op basis van bbp-gegevens. Deze discrepantie kan resulteren in relatief grotere of kleinere bijdragen door lidstaten buiten het eurogebied die deelnemen aan ERM-II.

2.   Beheer van leningen

2.1.

De ECB is bereid om de nodige regelingen te treffen met de Commissie voor het beheer van de leningen, en om van de betrokken lidstaat de uit hoofde van de EISF-lening verschuldigde aflossingen van de hoofdsom en rentebetalingen in ontvangst te nemen op een bij de ECB aangehouden rekening, zoals voorzien door de ontwerpverordening. Dienaangaande merkt de ECB op dat in overeenstemming met artikel 21.2 van de Statuten van het ESCB de ECB kan optreden als fiscaal agent voor de Unie-instellingen, op dezelfde manier als voor het beheer van de leningen binnen het kader van het Europees Financieel Stabilisatiemechanisme (12).

2.2.

EISF-bedragen die worden gedeponeerd op bijzondere door de betrokken lidstaat te openen rekeningen bij zijn NCB voor het beheer van de ontvangen EISF-steunverlening zouden behandeld moeten worden in overeenstemming met de voorwaarden vastgesteld in de relevante rechtshandelingen, zoals Richtsnoer ECB/2014/9 van de Europese Centrale Bank (13).

Indien de ECB wijzigingen van het voorstel aanbeveelt, worden daartoe in een apart technisch werkdocument specifiek onderbouwde formuleringsvoorstellen opgenomen. Het technische werkdocument is in de Engelse taal beschikbaar op de ECB-website.

Gedaan te Frankfurt am Main, 9 november 2018.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  COM(2018) 387 final.

(2)  Zie de Memorie van toelichting van de ontwerpverordening, blz. 2.

(3)  Artikel 3, lid 1 van de ontwerpverordening.

(4)  Zie „De voltooiing van Europa’s Economische en Monetaire Unie” van Jean-Claude Juncker, in nauwe samenwerking met Donald Tusk, Jeroen Dijsselbloem, Mario Draghi en Martin Schulz, 22 juni 2015, blz. 4, beschikbaar op de Commissie-website onder www.ec.europa.eu.

(5)  „De voltooiing van Europa’s Economische en Monetaire Unie”, verslag van Jean-Claude Juncker in nauwe samenwerking met Donald Tusk, Jeroen Dijsselbloem, Mario Draghi en Martin Schulz, 22 juni 2015.

(6)  Dienaangaande moet worden opgemerkt dat overeenkomstig artikel 126 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, de Raad, wanneer een lidstaat niet heeft gereageerd op aanbevelingen die de Raad heeft gestuurd in de context van een eerder besluit van de Raad dat de lidstaat niet had voldaan aan de vereisten van het tekortcriterium, een besluit moet uitgeven waarin wordt vastgesteld dat geen effectieve actie werd ondernomen.

(7)  De „investeringsclausule” is vervat in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1).

(8)  Het ontwerpformulier van de overeenkomst is beschikbaar onder https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/budget-may2018-contributions-stabilisation-fund_en.pdf.

(9)  Zie ECB Convergentieverslag, mei 2018, blz. 21.

(10)  Zie ECB Convergentieverslag, mei 2018, blz. 25.

(11)  Artikel 33.2 van de Statuten van het ESCB bepaalt dat in geval van een verlies van de ECB, het tekort wordt gedekt uit het algemeen reservefonds van de ECB en, indien nodig, bij besluit van de Raad van bestuur, door de monetaire inkomsten van het betrokken boekjaar, naar rato en tot beloop van de bedragen die overeenkomstig artikel 32.5 van de Statuten van het ESCB aan de nationale centrale banken zijn toegedeeld.

(12)  Zie artikel 8 van Verordening (EU) nr. 407/2010 van 11 mei 2010 houdende instelling van een Europees financieel stabilisatiemechanisme (PB L 118 van 12.5.2010, blz. 1).

(13)  Richtsnoer ECB/2014/9 van de Europese Centrale Bank van 20 februari 2014 betreffende nationale beheertransacties inzake activa en passiva door centrale banken (PB L 159 van 28.5.2014, blz. 56).


10.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 444/15


ADVIES VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 20 november 2018

betreffende een voorstel voor een richtlijn inzake kredietservicers, kredietkopers en de uitwinning van zekerheden

(CON/2018/54)

(2018/C 444/06)

Inleiding en rechtsgrondslag

Op 14 maart 2018 heeft de Europese Commissie een voorstel aangenomen voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake kredietservicers, kredietkopers en de uitwinning van zekerheden (hierna de „ontwerprichtlijn” te noemen) (1). De Europese Centrale Bank (ECB) is van mening dat de ontwerprichtlijn binnen haar bevoegdheid valt, en heeft derhalve besloten haar recht uit te oefenen om een advies in te dienen, zoals bepaald in artikel 127, lid 4, tweede zin en in artikel 282, lid 5 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna het „Verdrag” te noemen).

De adviesbevoegdheid van de ECB is gebaseerd op artikel 25 betreffende de statuten van het Europees stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, op basis waarvan de ECB advies mag geven aan de Raad en de Commissie betreffende de werkingssfeer en de uitvoering van Uniewetgeving betreffende de stabiliteit van het financiële stelsel, en de taken die de ECB zijn opgedragen krachtens artikel 127, lid 6 van het Verdrag betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen. Overeenkomstig de eerste zin van artikel 17.5 van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank heeft de Raad van bestuur dit advies goedgekeurd.

1.   Algemene opmerkingen

1.1.

De ECB was een sterke voorstander van de ontwikkeling van secundaire markten voor bankactiva, in het bijzonder voor niet-renderende leningen (non-performing loans — NPL’s), zoals weergegeven in het Actieplan voor de aanpak van niet-renderende leningen in Europa van de Raad van de Europese Unie (2). In de context van de grote voorraden NLP’s die blijven staan op de balans van een aantal Europese kredietinstellingen, en als onderdeel van een alomvattende oplossing voor NPL-afwikkeling (3), zou de ontwikkeling van een secundaire markt kunnen bijdragen tot de verlaging van NPL’s. Wat de toekomst betreft, kunnen goed functionerende secundaire markten eveneens verhinderen dat NLP-volumes in de toekomst opgebouwd worden (4).

1.2.

Bovendien kan een goed werkende secundaire markt positieve effecten hebben op de financiële stabiliteit, voor zover het de overboeking van de risico’s van NLP’s van de balans van een kredietinstelling kan vergemakkelijken. De aanwezigheid van significante volumes NPL’s op de balans van kredietinstellingen reduceert hun bekwaamheid om hun taken van kredietverlening aan de reële economie te vervullen en hindert de operationele flexibiliteit en algehele winstgevendheid, welke essentieel zijn voor een goed werkende bancaire sector. Het is van essentieel belang dat het op secundaire markten toepasselijke wettelijke kader de efficiënte overboeking van NPL’s van de balans van kredietinstellingen mogelijk maakt (5).

2.   Specifieke opmerkingen

2.1.   Rapportagevereisten

De ontwerprichtlijn stelt een aantal rapportagevereisten vast voor kredietservicers, kredietkopers en kredietinstellingen. Bijvoorbeeld moet een kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger woonachtig of gevestigd is, mededelen dat hij voornemens is de naleving van een kredietovereenkomst rechtstreeks af te dwingen (6). Voorts moet een kredietkoper of, indien van toepassing, zijn vertegenwoordiger, die een kredietovereenkomst overdraagt op een andere kredietkoper de bevoegde autoriteiten in kennis stellen van de overdracht, de identiteit en het adres van de nieuwe kredietkoper en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger (7). De Uniewetgevers zouden zorgvuldig moeten in overweging nemen of deze rapportagevereisten de goede werking van de secundaire markt voor NPL’s kunnen belemmeren, gelet erop dat een significante rapportagelast nieuwe toetreders tot de markt zou kunnen afschrikken of zou kunnen resulteren in overlapping van gegevens voor de bevoegde autoriteiten.

2.2.   Technische normen voor NPL-gegevens

De ontwerprichtlijn geeft de Europese Bankautoriteit (EBA) een mandaat voor het ontwikkelen van ontwerpen van technische uitvoeringsnormen die specificeren welke formats door kredietgevers die kredietinstellingen zijn moeten worden gebruikt voor het verstrekken van gedetailleerde informatie over hun kredietblootstellingen in de bankportefeuille voor screening, financieel boekenonderzoek en taxatie van de kredietovereenkomst (8).

Dienaangaande merkt de ECB op dat Verordening (EU) 2016/867 (9) voorziet in een nieuw gegevensbestand met gedetailleerde informatie over individuele bankleningen in het eurogebied. Dat gegevensbestand is erop gericht granulaire gegevens met een hoge mate van gedetailleerdheid te verstrekken aan alle lidstaten van het eurogebied, welke gegevens volledig vergelijkbaar zijn omdat zij gebaseerd zijn op geharmoniseerde concepten en definities. In het licht van deze nieuwe regelgevende ontwikkelingen is het belangrijk dat de door de EBA ontwikkelde gegevenstemplates rekening houden met de verzameling van granulaire kredietgegevens en kredietrisicogegevens of enige andere relevante initiatieven, zodat geen dubbel werk wordt verricht en ter minimalisatie van de rapportagevereisten voor kredietinstellingen.

2.3.   Gegevensverzameling door bevoegde autoriteiten in de context van versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden

De ontwerprichtlijn verplicht de bevoegde autoriteiten die toezicht houden op kredietinstellingen om jaarlijks bij kredietgevers informatie te verzamelen over het aantal gedekte kredietovereenkomsten waarbij versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden plaatsvindt en de termijnen waarbinnen dit geschiedt, inclusief: a) het aantal ingeleide, lopende en afgesloten procedures, inclusief ten aanzien van roerende en onroerende activa; b) de lengte van de procedures van kennisgeving tot verrekening, per methode van uitwinning (openbare veiling, onderhandse verkoop of toe-eigening); c) de gemiddelde kosten van elke procedure in euro; en d) de afwikkelingspercentages. lidstaten zouden verplicht moeten zijn om deze gegevens te aggregeren, statistieken op te maken op basis van deze geaggregeerde gegevens, en deze statistieken moeten meedelen aan de Commissie (10). Als de ECB de bevoegde autoriteit is voor het toezicht op kredietinstellingen, is de rechtsgrond van de toezichthoudende taken vervat in artikel 127, lid 6 van het Verdrag, op basis waarvan de Raad bijzondere taken aan de ECB kan toewijzen betreffende het beleid betreffende bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen. Gelet erop dat de verzameling van deze informatie betrekking heeft op de efficiëntie van de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden, eerder dan op het prudentiële toezicht op kredietinstellingen, zouden de Uniewetgevers moeten verduidelijken dat de taak om dergelijke gegevens te verzamelen niet aan de ECB zou moeten toevertrouwd worden.

Indien de ECB wijzigingen van het voorstel aanbeveelt, worden daartoe in een apart technisch werkdocument specifiek onderbouwde formuleringsvoorstellen opgenomen met een toelichting. Het technische werkdocument is in de Engelse taal beschikbaar op de ECB-website.

Gedaan te Frankfurt am Main, 20 november 2018.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  COM(2018) 135 final.

(2)  Zie het persbericht van de Raad van 11 juli 2017 inzake de „Conclusies van de Raad over het Actieplan inzake niet-renderende leningen in Europa”, Beschikbaar op de website van de Raad onder www.consilium.europa.eu.

(3)  Zie bijvoorbeeld Afdeling B van de Financial Stability Review van de ECB van november 2016, beschikbaar op de website van de ECB onder: https://www.ecb.europa.eu.

(4)  Zie paragraaf 2.2.1 van Advies CON/2018/31. Alle ECB-Adviezen worden op de ECB-website bekendgemaakt onder www.ecb.europa.eu.

(5)  Zie paragraaf 2.2.2 van Advies CON/2018/31.

(6)  Zie artikel 18, lid 1 van de ontwerprichtlijn.

(7)  Zie artikel 19, lid 1 van de ontwerprichtlijn.

(8)  Zie artikel 14, lid 1 van de ontwerprichtlijn.

(9)  Verordening (EU) 2016/867 van de Europese Centrale Bank van 18 mei 2016 betreffende de verzameling van gedetailleerde kredietgegevens en kredietrisicogegevens (ECB/2016/13) (PB L 144 van 1.6.2016, blz. 44).

(10)  Zie artikel 33 van de ontwerprichtlijn.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

10.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 444/17


Wisselkoersen van de euro (1)

7 december 2018

(2018/C 444/07)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,1371

JPY

Japanse yen

128,36

DKK

Deense kroon

7,4641

GBP

Pond sterling

0,89085

SEK

Zweedse kroon

10,2665

CHF

Zwitserse frank

1,1299

ISK

IJslandse kroon

139,50

NOK

Noorse kroon

9,6970

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

25,851

HUF

Hongaarse forint

323,50

PLN

Poolse zloty

4,2895

RON

Roemeense leu

4,6485

TRY

Turkse lira

6,0619

AUD

Australische dollar

1,5766

CAD

Canadese dollar

1,5230

HKD

Hongkongse dollar

8,8866

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,6558

SGD

Singaporese dollar

1,5583

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 278,67

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

16,0673

CNY

Chinese yuan renminbi

7,8244

HRK

Kroatische kuna

7,3913

IDR

Indonesische roepia

16 454,01

MYR

Maleisische ringgit

4,7372

PHP

Filipijnse peso

60,059

RUB

Russische roebel

75,8850

THB

Thaise baht

37,359

BRL

Braziliaanse real

4,4358

MXN

Mexicaanse peso

23,1435

INR

Indiase roepie

80,5090


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


Rekenkamer

10.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 444/18


Speciaal verslag nr. 32/2018

„Noodtrustfonds van de Europese Unie voor Afrika: flexibel, maar een gebrek aan gerichtheid”

(2018/C 444/08)

De Europese Rekenkamer deelt u mede dat Speciaal verslag nr. 32/2018 „Noodtrustfonds van de Europese Unie voor Afrika: flexibel, maar een gebrek aan gerichtheid” zojuist gepubliceerd is.

Het verslag kan worden ingezien op of gedownload van de website van de Europese Rekenkamer: https://eca.europa.eu


V Bekendmakingen

BESTUURLIJKE PROCEDURES

Europese Commissie

10.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 444/19


OPROEP TOT HET INDIENEN VAN VOORSTELLEN 2019 — EAC/A05/2018

Europees Solidariteitskorps

(2018/C 444/09)

1.   Inleiding en doelstellingen

Deze oproep tot het indienen van voorstellen is gebaseerd op Verordening (EU) 2018/1475 van het Europees Parlement en de Raad van 2 oktober 2018 tot vaststelling van het rechtskader van het Europees Solidariteitskorps en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1288/2013 en (EU) nr. 1293/2013 en Besluit nr. 1313/2013/EU, alsook op het jaarlijks werkprogramma 2019 van het Europees Solidariteitskorps. De verordening inzake het Europees Solidariteitskorps geldt voor de periode 2018-2020. De algemene en specifieke doelstellingen van het Europees Solidariteitskorps worden vermeld in de artikelen 3 en 4 van de verordening.

2.   Acties

Deze oproep tot het indienen van voorstellen heeft betrekking op de volgende acties van het Europees Solidariteitskorps:

projecten voor vrijwilligerswerk;

partnerschappen voor vrijwilligerswerk (specifieke overeenkomsten voor 2019 in het kader van de KPO 2018-2020) (1);

vrijwilligersteams in gebieden met een hoge prioriteit;

stages en banen;

solidariteitsprojecten;

kwaliteitslabel.

3.   Subsidiabiliteit

Publieke of particuliere organisaties kunnen financiële steun aanvragen in het kader van het Europees Solidariteitskorps (2). Voorts kunnen ook groepen jongeren die zijn geregistreerd op de portaalsite van het Europees Solidariteitskorps financiële steun aanvragen voor solidariteitsprojecten.

Het Europees Solidariteitskorps staat open voor deelname van de volgende landen:

de 28 lidstaten van de Europese Unie kunnen volledig deelnemen aan alle acties van het Europees Solidariteitskorps.

Voorts staan bepaalde acties van het Europees Solidariteitskorps open voor organisaties uit:

EVA/EER-landen: IJsland, Liechtenstein en Noorwegen;

de kandidaat-lidstaten van de EU: Turkije, Servië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië;

partnerlanden.

Meer informatie over de regels voor deelname vindt u in de gids van het Europees Solidariteitskorps 2019.

Voor aanvragers uit het Verenigd Koninkrijk: gelieve er rekening mee te houden dat u alleen in aanmerking komt als u gedurende het volledige subsidietijdvak aan de relevante criteria voldoet. Als het Verenigd Koninkrijk tijdens het subsidietijdvak uit de EU treedt zonder een overeenkomst met de EU te sluiten die waarborgt dat aanvragers uit het Verenigd Koninkrijk in aanmerking blijven komen, ontvangt u geen financiële steun van de EU meer (maar kunt u — waar mogelijk — aan het project blijven deelnemen) of moet u het project overeenkomstig de bepalingen van de subsidieovereenkomst bij opzegging verlaten.

4.   Budget en duur van de projecten

Deze oproep tot het indienen van voorstellen kan alleen worden uitgevoerd, als de in de ontwerpbegroting voor 2019 opgenomen kredieten beschikbaar zijn na de goedkeuring van de begroting voor 2019 door de begrotingsautoriteit of, indien de begroting niet is vastgesteld, volgens de regeling van de voorlopige twaalfden.

Het totale budget voor deze oproep tot het indienen van voorstellen wordt geraamd op 96 322 671 EUR en is gebaseerd op het jaarlijks werkprogramma 2019 van het Europees Solidariteitskorps.

Het totale budget voor de oproep tot het indienen van voorstellen en de verdeling ervan zijn indicatief en kunnen worden gewijzigd na een wijziging van het jaarlijks werkprogramma 2019 van het Europees Solidariteitskorps. Potentiële aanvragers wordt verzocht om regelmatig het jaarlijks werkprogramma 2019 van het Europees Solidariteitskorps en de wijzigingen daarvan te raadplegen op:

https://ec.europa.eu/youth/annual-work-programmes_en met betrekking tot het budget voor elke actie in het kader van de oproep tot het indienen van voorstellen.

De toegekende financiële steun en de duur van de projecten variëren, afhankelijk van bijvoorbeeld het type project en het aantal betrokken partners.

5.   Termijn voor het indienen van aanvragen

Alle termijnen voor het indienen van aanvragen lopen af om 12.00 uur (Belgische tijd).

Projecten voor vrijwilligerswerk

5 februari 2019

30 april 2019

1 oktober 2019

Partnerschappen voor vrijwilligerswerk (specifieke overeenkomsten voor 2019 in het kader van de KPO 2018-2020)

20 april 2019

Vrijwilligersteams in gebieden met een hoge prioriteit

28 september 2019

Stages en banen

5 februari 2019

30 april 2019

1 oktober 2019

Solidariteitsprojecten

5 februari 2019

30 april 2019

1 oktober 2019

Aanvragen voor het kwaliteitslabel kunnen doorlopend worden ingediend.

Gedetailleerde instructies voor het indienen van aanvragen vindt u in de gids van het Europees Solidariteitskorps.

6.   Volledige informatie

De gedetailleerde voorwaarden van deze oproep tot het indienen van voorstellen, met inbegrip van de prioriteiten, zijn te vinden in de gids van het Europees Solidariteitskorps 2019 op het volgende internetadres:

https://ec.europa.eu/youth/solidarity-corps

De gids van het Europees Solidariteitskorps 2019 vormt een integrerend deel van deze oproep tot het indienen van voorstellen en de daarin vermelde voorwaarden voor deelname en financiering zijn volledig van toepassing op deze oproep.


(1)  Enkel deelnemende organisaties die een kaderpartnerschapsovereenkomst hebben ondertekend voor 2018-2020 komen in aanmerking voor deze actie.

(2)  Onverminderd de specifieke voorwaarden voor deelname die van toepassing zijn voor individuele acties in het kader van deze oproep.


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

10.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 444/22


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.9173 — Astorg Asset Management/Montagu Private Equity/Nemera Capital)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2018/C 444/10)

1.   

Op 29 november 2018 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

Astorg Asset Management („Astorg”, Luxemburg);

Montagu Private Equity LLP („Montagu”, Frankrijk);

Nemera Capital (tezamen met haar dochterondernemingen, „Nemera Group”, Frankrijk), die momenteel onder uitsluitende zeggenschap staat van Montagu.

Astorg verkrijgt gezamenlijke zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening over Nemera Group. Als gevolg van de transactie zal Nemera Group onder gezamenlijke zeggenschap staan van Astorg en Montagu.

De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

—   Astorg: private-equityonderneming;

—   Montagu: private-equityonderneming;

—   Nemera Group: fabrikant van kunststof toedieningssystemen voor geneesmiddelen die worden verkocht aan de farmaceutische, de biotechnologische en de generieke industrie.

3.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.9173 — Astorg Asset Management/Montagu Private Equity/Nemera Capital

Opmerkingen kunnen per e-mail, per fax of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax+32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


10.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 444/24


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.9085 — Dr. August Oetker/Coop-Gruppe/F&B — Food and Beverage Services)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2018/C 444/11)

1.   

Op 27 november 2018 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

Dr. August Oetker KG („Oetker-Gruppe”, Duitsland);

Coop-Gruppe Genossenschaft („Coop-Gruppe”, Zwitserland), via haar indirecte volle dochteronderneming Transgourmet Deutschland GmbH & Co. OHG („Transgourmet”, Duitsland);

F&B — Food and Beverage Services GmbH („F&B”, Duitsland), een volle dochteronderneming van Transgourmet.

Oetker-Gruppe verkrijgt via haar volle dochteronderneming Dr. August Oetker Finanzierungs- und Beteiligungs-GmbH (Duitsland) gezamenlijke zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening over het geheel van F&B.

De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen van Transgourmet.

2.   

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

—   Oetker-Gruppe: via haar dochterondernemingen onder andere actief in de productie en de distributie van bier, wijn, schuimwijn en niet-alcoholische dranken;

—   Coop-Gruppe: klein- en groothandelsonderneming;

—   F&B: drankendistributie via een aandeelhouderschap in Team Beverage AG.

3.   

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.   

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.9085 — Dr. August Oetker/Coop-Gruppe/F&B — Food and Beverage Services

Opmerkingen kunnen per e-mail, per fax of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.