ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 361

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

60e jaargang
25 oktober 2017


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2017/C 361/01

Mededeling van de Commissie — EU-richtsnoeren inzake voedseldonatie

1


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2017/C 361/02

Wisselkoersen van de euro

30

2017/C 361/03

Vaststelling van een besluit van de Commissie betreffende de kennisgeving door Tsjechië van een gewijzigd nationaal plan voor de overgangsfase als bedoeld in artikel 32, lid 6, van Richtlijn 2010/75/EU inzake industriële emissies

31


 

V   Bekendmakingen

 

BESTUURLIJKE PROCEDURES

 

Europese Commissie

2017/C 361/04

Oproep tot het indienen van voorstellen 2018 — EAC/A05/2017 — Erasmus+

32

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2017/C 361/05

Bericht voor marktdeelnemers — Nieuwe reeks verzoeken om schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor bepaalde industrie- en landbouwproducten

36

2017/C 361/06

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.8644 — AXA/NN Group/Portfolio) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

37

2017/C 361/07

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.8518 — MDP/HPS/Nevada/Towergate) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

39

2017/C 361/08

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.8671 — BP/Bridas/Axion) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

41

 

ANDERE HANDELINGEN

 

Europese Commissie

2017/C 361/09

Bekendmaking van een wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

42


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

25.10.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 361/1


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

EU-richtsnoeren inzake voedseldonatie

(2017/C 361/01)

Inhoud

1.

Inleiding 2

1.1.

Achtergrond 2

1.2.

Doel 3

2.

Toepassingsgebied 4

2.1.

Wat is voedselherverdeling? 4

2.2.

Wat zijn voedseloverschotten? 4

2.3.

Wie zijn de actoren? 5

3.

Voedselherverdeling: rollen en verplichtingen van de actoren 6

3.1.

Activiteiten van herverdelings- en liefdadigheidsorganisaties 8

3.1.1.

Sorteren van voedseloverschotten voor herverdeling 9

3.2.

Traceerbaarheid 9

4.

Vaststelling van primaire verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid in het geval van voedselveiligheidsproblemen 11

4.1.

Rechtskader 11

4.2.

Gevolgen voor de herverdeling van voedseloverschotten 12

5.

Hygiënevoorschriften en herverdeling van voedseloverschotten 12

5.1.

Algemene hygiënevoorschriften die van toepassing zijn op alle voedseldonatieactiviteiten 13

5.2.

Specifieke hygiënevoorschriften die van toepassing zijn op de herverdeling van levensmiddelen van dierlijke oorsprong 13

5.3.

Hygiënevoorschriften die van toepassing zijn op de herverdeling van voedseloverschotten van de horeca-, catering- en voedingssector 14

5.4.

Invriezen van voedseloverschotten om herverdeling te bevorderen 15

6.

Levensmiddeleninformatie voor consumenten 15

6.1.

Rechtskader 15

6.2.

Gevolgen voor de herverdeling van voedseloverschotten 17

6.2.1.

Informatievoorschriften voor voorverpakte levensmiddelen 17

6.2.2.

Taalvoorschriften 17

6.2.3.

Informatievoorschriften voor niet-voorverpakte levensmiddelen 17

6.3.

Datumvermelding 18

6.3.1.

Rechtskader 18

6.3.2.

Gevolgen voor de herverdeling van voedseloverschotten 18

6.3.3.

Eieren: voorschriften betreffende datumvermelding en herverdelingspraktijken 19

7.

Fiscale voorschriften 19

7.1.

Belasting over de toegevoegde waarde (btw) 19

7.2.

Fiscale prikkels 20

8.

Andere EU-programma’s 21

8.1.

Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen en voedseldonaties 21

8.2.

Gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten 21

8.3.

Gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten 22
Referenties 23

Bijlage 1:

Overzichtstabel van wettelijke bepalingen die relevant zijn voor voedseldonatie 25

Bijlage 2:

Beslissingsschema: Hoef ik, als detailhandelaar die levensmiddelen verstrekt aan een liefdadigheidsorganisatie/voedselbank of als liefdadigheidsorganisatie/voedselbank, te voldoen aan Verordening (EG) nr. 853/2004? 29

1.   INLEIDING

1.1.   Achtergrond

Bijna een kwart van de EU-bevolking, d.w.z. 119,1 miljoen mensen, liep in 2015 kans op armoede of sociale uitsluiting en 42,5 miljoen mensen konden om de andere dag geen voedzame maaltijd veroorloven (1). Tegelijkertijd wordt er in de EU jaarlijks naar schatting ongeveer 88 miljoen ton voedselafval gegenereerd, met zo’n 143 miljard EUR aan bijbehorende kosten (2).

Voedselafval heeft niet alleen grote economische en maatschappelijke gevolgen, maar zet ook de eindige natuurlijke hulpbronnen en het milieu onnodig onder druk. Ongeveer een derde van het voedsel dat wereldwijd wordt geproduceerd, gaat volgens de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) verloren of wordt verspild (3). Voedsel dat wordt geoogst maar uiteindelijk verloren gaat of wordt verspild, verbruikt ongeveer een vierde van de totale hoeveelheid water die jaarlijks in de landbouwsector wordt gebruikt (4), en neemt akkerland zo groot als China in (5). Ongeveer 8 % van de jaarlijkse wereldwijde broeikasgasemissies is afkomstig van voedselafval (6).

Voedselafval moet in de eerste plaats worden voorkomen door maatregelen te nemen aan de bron, door overschotten in elke schakel van de voedselvoorzieningsketen (d.w.z. productie, verwerking, distributie en verbruik) te beperken. Eventuele voedseloverschotten kunnen vervolgens het best worden herverdeeld voor menselijke consumptie. Op die manier worden de voedselbronnen op de meest waardevolle manier benut.

Voedseldonatie is niet alleen een manier om voedselarmoede te bestrijden, maar kan ook een doeltreffend instrument zijn om de hoeveelheid voedseloverschotten die industrieel worden verwerkt of terechtkomen in afvalverwerkingsinstallaties en uiteindelijk op stortplaatsen te verminderen. Hoewel steeds meer voedseloverschotten worden herverdeeld en voedselproducenten en -verkopers bereid zijn om hun overschotten te doneren aan voedselbanken en liefdadigheidsinstellingen, wordt nog steeds maar een klein percentage van de totale, in de EU beschikbare eetbare voedseloverschotten herverdeeld. Zo hebben de leden van de Europese Federatie van Voedselbanken (EFVB) in 2016 535 000 ton voedsel verdeeld onder 6,1 miljoen mensen (7), wat maar een klein deel is van de geraamde hoeveelheid voedselafval die jaarlijks in de EU wordt gegenereerd.

De lidstaten en belanghebbenden hebben juridische en operationele obstakels voor zowel de donoren als ontvangers vastgesteld die de herverdeling van veilig, eetbaar voedsel in de EU in de weg staan (8). Volgens het door de Commissie voorgestelde actieplan ter bevordering van de circulaire economie (9) moet de Commissie dan ook onder andere de EU-wetgeving op het gebied van levensmiddelen verduidelijken en het doneren van voedingsmiddelen vergemakkelijken.

1.2.   Doel

Dit richtsnoer is opgesteld om de desbetreffende bepalingen in de EU-wetgeving te verduidelijken en de obstakels voor voedselherverdeling binnen het huidige EU-regelgevingskader weg te nemen. Deze richtsnoeren zijn er meer specifiek op gericht om:

leveranciers en ontvangers van voedseloverschotten te helpen voldoen aan de desbetreffende eisen in het EU-regelgevingskader (bv. op het gebied van voedselveiligheid, levensmiddelenhygiëne, traceerbaarheid, aansprakelijkheid, btw enz.);

ervoor te zorgen dat de regelgevende autoriteiten in de EU-lidstaten de EU-voorschriften die van toepassing is op de herverdeling van voedseloverschotten op dezelfde manier uitleggen.

De EU-richtsnoeren betreffende voedseldonatie behandelen uitsluitend aangelegenheden die op EU-niveau moeten worden geregeld. Ze vormen dan ook een aanvulling op, en geen kopie van, de nationale richtsnoeren in de lidstaten. De richtsnoeren die — vaak gezamenlijk door herverdelingspartners en bevoegde (nationale en/of regionale) autoriteiten — op nationaal en/of sectoraal niveau zijn opgesteld, zijn van wezenlijk belang om voedselveiligheid en traceerbaarheid te waarborgen en de rol en verantwoordelijkheden van de verschillende actoren die betrokken zijn bij het recupereren en herverdelen van voedseloverschotten te verduidelijken (10). Sectorale richtsnoeren op EU-niveau (11) kunnen eveneens voedselherverdeling ondersteunen en het delen van beste praktijken bevorderen.

De Commissie beveelt derhalve sterk aan dat op nationaal niveau voorschriften en/of richtsnoeren over voedseldonatie worden opgesteld, zodat alle actoren goed weten welke voorschriften en procedures er op nationaal niveau bestaan en wat de verantwoordelijkheden van elke belangrijke speler is. Op die manier kunnen de desbetreffende voorschriften beter worden nageleefd en worden beste praktijken bevorderd. Bij de opstelling van die nationale richtsnoeren en voorschriften kunnen de betreffende actoren in de lidstaten de EU-richtsnoeren over voedseldonatie, die de Europese Commissie, in overleg met het EU-Platform voor voedselverlies en -verspilling (12), heeft goedgekeurd, als referentie gebruiken.

De lidstaten kunnen in hun richtsnoeren ook de rollen en verantwoordelijkheden van de exploitanten van levensmiddelenbedrijven verduidelijken op de gebieden die op nationaal niveau worden geregeld, zoals op het gebied van aansprakelijkheid (zie ook punt 4). De nationale bevoegde autoriteiten kunnen, in overeenstemming met artikel 8 van Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad (13), ook de opstelling en verspreiding aanmoedigen van gidsen met goede praktijken voor het recupereren en herverdelen van voedseloverschotten. Daarnaast kunnen zij voedseldonatie aanmoedigen door middel van fiscale stimulansen voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven (zie punt 7.2) en door de uitvoering van informatie-, communicatie- en opleidingsactiviteiten door de betrokken actoren om de toepassing van praktijken voor de veilige herverdeling van levensmiddelen in het veld te ondersteunen.

Om het delen van informatie over nationale voedseldonatiepraktijken te bevorderen, maakt de Commissie de desbetreffende richtsnoeren die de verschillende lidstaten hebben vastgesteld bekend op haar website over voedselafvalpreventie (14). De sectorale gidsen met goede praktijken op het gebied van voedseldonatie die zowel op nationaal als EU-niveau zijn opgesteld in het kader van de EU-voorschriften betreffende levensmiddelenhygiëne (15) en bij de Europese Commissie zijn aangemeld, zijn ook opgenomen en raadpleegbaar in een onlineregister (16).

2.   TOEPASSINGSGEBIED

De EU-richtsnoeren inzake voedseldonatie betreffen de recuperatie en herverdeling door exploitanten van levensmiddelenbedrijven van door de houder kosteloos geleverde levensmiddelen.

2.1.   Wat is voedselherverdeling?

Voedselherverdeling is een proces waarbij voedseloverschotten die anders zouden worden verspild, worden gerecupereerd, ingezameld en verstrekt aan met name behoeftige mensen.

Een multidisciplinair team van de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) heeft in het kader van zijn werkzaamheden ter preventie van voedselverliezen en -verspilling en ter bevordering van voedselzekerheid de volgende definitie voorgesteld voor „recuperatie en herverdeling van veilig en voedzaam voedsel voor menselijke consumptie” (17):

met „recuperatie van veilig en voedzaam voedsel voor menselijke consumptie” wordt bedoeld het al dan niet tegen betaling ontvangen van (verwerkte, halfverwerkte of onbewerkte) levensmiddelen die de voedselvoorzieningsketens in de landbouw-, veeteelt- en visserijsector voortbrengen en die anders zouden worden weggegooid of verspild. Met „herverdeling van veilig en voedzaam voedsel voor menselijke consumptie” wordt bedoeld het opslaan of verwerken en vervolgens rechtstreeks of via tussenpersonen en al dan niet tegen betaling verdelen van de gekregen levensmiddelen overeenkomstig passende veiligheids-, kwaliteits- en wettelijke voorschriften onder personen die ertoe toegang hebben voor voedselinname.

Gezien de inspanningen die op zowel EU- als nationaal niveau voortdurend worden geleverd om een gezonde en evenwichtige voeding voor alle Europese burgers, met name kinderen, te bevorderen, moet, indien mogelijk, ervoor worden gezorgd dat de herverdeelde levensmiddelen bijdragen aan een evenwichtige voeding. De nationale voedingsrichtsnoeren kunnen hierbij als leidraad dienen.

De EU-richtsnoeren inzake voedseldonatie zijn opgesteld om, in samenhang met de door de FAO voorgestelde definitie van voedselherverdeling, de desbetreffende bepalingen van de EU-wetgeving die van toepassing zijn wanneer levensmiddelen door de houder kosteloos ter beschikking worden gesteld, te verduidelijken. Bij voedselherverdeling zijn tal van actoren en netwerken betrokken, die uiteenlopende activiteiten uitvoeren. Bovendien is voedselherverdeling een snel evoluerend proces. Hoewel de voedselbanken de meest gebruikelijke en belangrijkste voedselherverdelingspartners zijn, kan het hieronder beschreven richtsnoer over de toepassing van de desbetreffende EU-voorschriften (bv. voedselveiligheid, levensmiddelenhygiëne, consumenteninformatie, aansprakelijkheid enz.) ook worden gebruikt voor andere voedselherverdelingsmodellen en/of door andere actoren die levensmiddelen herverdelen. Een voorbeeld hiervan zijn de verenigingen die zonder winstoogmerk levensmiddelen herverdelen, zoals de sociale supermarkten of restaurants, waar de eindbegunstigde in sommige gevallen voor een symbolisch bedrag levensmiddelen of een maaltijd krijgt.

2.2.   Wat zijn voedseloverschotten?

Voedseloverschotten, die bestaan uit afgewerkte levensmiddelen (zoals vers vlees, fruit en groenten), deels geformuleerde producten of voedselingrediënten, kunnen in elke schakel van de voedselproductie- en -verdelingsketen ontstaan. De redenen hiervoor zijn divers. Zo kunnen voedseloverschotten in de landbouw- en productiesector ontstaan omdat de levensmiddelen niet voldoen aan de eisen van de fabrikant en/of klant (bv. producten met een afwijkende kleur, omvang, vorm enz.) of door productie- en etiketteringsfouten. Een slecht beheer van vraag en aanbod kan leiden tot te grote bestellingen en/of annuleringen van bestellingen. Problemen met de datumvermelding, zoals een te korte resterende houdbaarheid van een product op het moment van levering of nationale voorschriften die de herverdeling van levensmiddelen na het verstrijken van de datum van minimale houdbaarheid verhinderen, kunnen er ook toe leiden dat levensmiddelen niet kunnen worden verkocht en verdeeld via de gebruikelijke verkoopkanalen.

Voedseloverschotten mogen worden herverdeeld op voorwaarde dat ze geschikt zijn voor menselijke consumptie en voldoen aan alle eisen op het gebied van voedselveiligheid (18) die zijn vastgelegd in de EU-voorschriften inzake voedselveiligheid en voedselinformatie aan de consumenten en in desbetreffende nationale voorschriften. Levensmiddelen die geschikt zijn voor voedseldonatie zijn bijvoorbeeld producten: die niet voldoen aan de eisen van de fabrikant en/of klant; waarvan de verpakking en/of etikettering is gewijzigd, maar zonder gevolgen voor de voedselveiligheid of informatie voor de consument; die tijdsgebonden zijn (zoals producten voor een specifieke feestdag of een promotieactiviteit); die met toestemming van de producent op de velden worden geoogst; waarvan de datum van minimale houdbaarheid is verstreken, maar die nog steeds veilig kunnen worden geconsumeerd; die zijn ingezameld en/of in beslag genomen door regelgevende autoriteiten om andere redenen dan voedselveiligheid enz.

Bijgevolg kunnen exploitanten van levensmiddelenbedrijven in elke schakel van de voedselvoorzieningsketen voedseloverschotten herverdelen of een rol spelen bij voedseldonatie. Exploitanten van levensmiddelenbedrijven (bv. landbouwers, voedselproducenten en detailhandelaars) kunnen voedseloverschotten doneren via herverdelingsorganisaties (zoals voedselbanken), inzamelnetwerken en andere liefdadigheidsorganisaties of rechtstreeks aan de consumenten zelf (bv. werknemers).

2.3.   Wie zijn de actoren?

De EU-richtsnoeren inzake voedseldonatie hebben betrekking op de actoren in elke schakel van de voedselvoorzieningsketen, of ze nu donor of ontvanger zijn. In deze richtsnoeren worden de specifieke verantwoordelijkheden en verplichtingen van de exploitanten van levensmiddelenbedrijven bij het herverdelen van voedseloverschotten, zoals bepaald in de EU-levensmiddelenwetgeving en met name Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (19), de „algemene levensmiddelenwetgeving”, behandeld en verduidelijkt.

Het herverdelingsnetwerk voor voedseloverschotten in de EU is een kluwen, bestaande uit verschillende soorten actoren en uiteenlopende bedrijfsprocessen.

Organisaties van „donoren”

Dit zijn exploitanten van levensmiddelenbedrijven die voedseloverschotten aanbieden. Zij kunnen uit elke schakel van de voedselvoorzieningsketen afkomstig zijn, met name primaire productie, voedselverwerking en -productie, verkoop en andere distributievormen, alsook de catering- en horecasector.

Organisaties van „ontvangers”

Zij zijn betrokken bij de herverdeling van voedseloverschotten en kunnen worden onderverdeeld in eerstelijns- en tweedelijnsorganisaties, al zijn er wel die beide functies vervullen (20):

„Tweedelijnsorganisaties” recupereren gedoneerde levensmiddelen bij actoren in de voedselvoorzieningsketen. Zij staan in voor het vervoer, de opslag en de herverdeling ervan naar een netwerk van gekwalificeerde, charitatieve zusterorganisaties, zoals liefdadigheidsorganisaties, sociale restaurants, sociale ondernemingen enz.

„Eerstelijnsorganisaties” ontvangen gedoneerde levensmiddelen van tweedelijnsorganisaties en/of rechtstreeks van actoren in de voedselvoorzieningsketen. Ze verstrekken op hun beurt deze levensmiddelen aan hun begunstigden in verschillende vormen (bv. voedselpakketten, gaarkeukens, maaltijden die worden verstrekt in sociale restaurants/cafés enz.). Sommige verkopen de levensmiddelen aan behoeftigen voor een gesubsidieerde prijs.

In veel lidstaten worden de tweedelijnsorganisaties „voedselbanken” genoemd, terwijl in andere lidstaten (bv. Estland, Duitsland en Nederland) „voedselbanken” de levensmiddelen niet alleen herverdelen onder andere organisaties, maar ook rechtstreeks onder de eindbegunstigden. Bovendien kunnen de activiteiten van de eerste- en tweedelijnsorganisaties verschillen van lidstaat tot lidstaat: sommige beperken hun activiteiten tot opslag, vervoer en verdeling van de levensmiddelen, terwijl andere de levensmiddelen verwerken en/of maaltijden bereiden en vervolgens aan de eindbegunstigde verstrekken.

In dit document worden de eerstelijnsorganisaties „liefdadigheidsorganisaties” en de tweedelijnsorganisaties „herverdelingsorganisaties” genoemd.

Particuliere donoren

De algemene levensmiddelenwetgeving, waarin het wetgevingskader voor de EU-levensmiddelenwetgeving is vastgesteld, is niet van toepassing op de primaire productie voor particulier huishoudelijk gebruik, noch op de huishoudelijke bereiding, behandeling of opslag van levensmiddelen voor particulier huishoudelijk verbruik. Dit wil zeggen dat particulieren die op een ad-hocbasis levensmiddelen verstrekken in het kader van gemeenschaps- of andere liefdadigheidsevenementen, zoals inzamelacties, niet hoeven te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de algemene levensmiddelenwetgeving. Dit geldt ook voor liefdadigheidsorganisaties die nu en dan levensmiddelen ontvangen van particulieren. De lidstaten kunnen desalniettemin via nationale voorschriften of advies aanvullende verduidelijking verschaffen, zodat de liefdadigheids- en gemeenschapsorganisaties die levensmiddelen van particuliere donoren verstrekken, voldoen aan de vereiste om veilig voedsel aan te bieden.

Bovendien zijn de EU-voorschriften inzake levensmiddelenhygiëne en voedselinformatie alleen van toepassing op ondernemingen, hetgeen een bepaalde continuïteit van de activiteiten en een bepaalde organisatiegraad veronderstelt. De EU-richtsnoeren inzake voedseldonatie zijn dan ook niet van toepassing op het occasioneel behandelen, bereiden, opslaan en aanbieden van levensmiddelen door particulieren op evenementen in kerken of scholen of op dorpsfeesten. Voor dergelijke activiteiten kan deel 3.8 van de „Leidraad voor de toepassing van een aantal bepalingen van Verordening (EG) nr. 852/2004 inzake levensmiddelenhygiëne” (21) als aanvullende referentie dienen. De nationale bevoegde autoriteiten kunnen via aanvullende richtsnoeren verduidelijken of de verstrekking van levensmiddelen door gemeenschaps- of liefdadigheidsorganisaties op grond van de levensmiddelenhygiënevoorschriften moet worden geregistreerd (22).

„Faciliterende” organisaties

Om de voedselherverdeling te bevorderen, kunnen intermediaire organisaties ook diensten verlenen om voedseldonoren en -ontvangers met elkaar in contact te brengen en de levering van voedseloverschotten af te stemmen op de mogelijke vraag. In het geval van een ICT-netwerk wordt de eigenaar van het platform of ander digitaal instrument aangemoedigd de voedseldonoren en -ontvangers, wanneer zij exploitanten van levensmiddelenbedrijven zijn (zie punt 3 hieronder), te wijzen op hun respectieve verplichtingen op grond van de EU-levensmiddelenwetgeving. De organisatie die het ICT-netwerk beheert, wordt beschouwd als een „aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij” in de zin van Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad (23).

Indien de activiteiten van de „faciliterende” organisatie de bereiding, behandeling, opslag en/of verdeling van levensmiddelen omvat, bijvoorbeeld het beheer van een openbare koelkast waarin de donoren voedseloverschotten ter beschikking stellen voor herverdeling, kan de eigenaar worden beschouwd als een exploitant van een levensmiddelenbedrijf. Op dergelijke activiteiten zullen de EU-richtsnoeren inzake voedseldonatie van toepassing zijn.

3.   VOEDSELHERVERDELING: ROLLEN EN VERPLICHTINGEN VAN DE ACTOREN

De herverdeling van overschotten is geregeld in de algemene levensmiddelenwetgeving. De activiteiten die betrekking hebben op het al dan niet met winstoogmerk verstrekken van levensmiddelen, vallen onweerlegbaar onder het „in de handel brengen” van levensmiddelen:

„in de handel brengen”: het voorhanden hebben van levensmiddelen of diervoeders met het oog op de verkoop, met inbegrip van het ten verkoop aanbieden, of enige andere vorm van al dan niet gratis overdracht, alsmede de eigenlijke verkoop, distributie en andere vormen van overdracht zelf (24).

De organisaties, zowel de herverdelingsorganisaties als de liefdadigheidsorganisaties, die voedseloverschotten ontvangen, moeten op grond van de algemene levensmiddelenwetgeving worden beschouwd als exploitanten van levensmiddelenbedrijven:

„levensmiddelenbedrijf”: onderneming, zowel publiek- als privaatrechtelijk, die al dan niet met winstoogmerk actief is in enig stadium van de productie, verwerking en distributie van levensmiddelen (25);

„exploitant van een levensmiddelenbedrijf”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de naleving van de in de levensmiddelenwetgeving vastgestelde voorschriften in het levensmiddelenbedrijf waarover hij de leiding heeft (26).

In artikel 17 van de algemene levensmiddelenwetgeving wordt de rol van alle exploitanten van levensmiddelenbedrijven in de volledige voedselketen (d.w.z. landbouwers, producenten van levensmiddelen en diervoeders, importeurs, tussenpersonen, distributeurs, publiek- en privaatrechtelijke cateringbedrijven, herverdelings- en liefdadigheidsorganisaties enz.) en van de bevoegde autoriteiten in de lidstaten als volgt omschreven:

„1.

De exploitanten van levensmiddelenbedrijven en diervoederbedrijven zorgen ervoor dat de levensmiddelen en diervoeders in alle stadia van de productie, verwerking en distributie in de bedrijven onder hun beheer voldoen aan de voorschriften van de levensmiddelenwetgeving die van toepassing zijn op hun bedrijvigheid en controleren of deze voorschriften metterdaad worden nageleefd.

2.

De lidstaten handhaven de levensmiddelenwetgeving en gaan na of de exploitanten van levensmiddelenbedrijven en diervoederbedrijven de toepasselijke voorschriften van de levensmiddelenwetgeving in alle stadia van de productie, verwerking en distributie naleven. […]” (27).

De exploitanten van levensmiddelenbedrijven zijn op grond van artikel 17, lid 1, verplicht actief deel te nemen aan de tenuitvoerlegging van de voorschriften van de levensmiddelenwetgeving en na te gaan of deze voorschriften worden nageleefd. Dit algemene voorschrift houdt nauw verband met andere dwingende voorschriften die in specifieke levensmiddelenwetgeving zijn neergelegd (d.w.z. tenuitvoerlegging van de beginselen van gevarenanalyse en kritische controlepunten („Hazard Analysis and Critical Control Points”, HACCP) op het gebied van levensmiddelenhygiëne). Bijgevolg wordt de primaire verantwoordelijkheid (28) voor de naleving van alle voorschriften in de levensmiddelenwetgeving (op EU- en nationaal niveau) bij de exploitanten van levensmiddelenbedrijven in alle stadia van de productie, verwerking en distributie in de bedrijven (of activiteiten in de voedselvoorzieningsketen) onder hun beheer gelegd.

Aangezien de exploitant van een levensmiddelenbedrijf in de beste positie verkeert om een veilig systeem voor de levering van levensmiddelen en het garanderen van de veiligheid van de door hem geleverde levensmiddelen te ontwerpen, draagt hij de primaire verantwoordelijkheid om de naleving van de levensmiddelenwetgeving en met name de voedselveiligheid te waarborgen. (Zie ook deel 4 voor meer informatie over de wisselwerking tussen primaire verantwoordelijkheid en wettelijke aansprakelijkheid.)

De exploitanten van levensmiddelenbedrijven die betrokken zijn bij de herverdeling van voedseloverschotten moeten voor alle activiteiten die verband houden met de productie en distributie van levensmiddelen per geval beoordelen welke voorschriften moeten worden nageleefd en waarborgen dat onder andere de voedselveiligheid niet in het gedrang komt en de consumenten voldoende worden geïnformeerd. Voorbeelden van verplichtingen die voortvloeien uit de algemene vereiste van primaire verantwoordelijkheid voor organisaties die voedseloverschotten behandelen en herverdelen (zowel herverdelingsorganisaties als liefdadigheidsorganisaties) zijn het waarborgen van de correcte opslag van gekoelde levensmiddelen om de koudeketen in stand te houden, als vereist op grond van de EU-voorschriften inzake levensmiddelenhygiëne, en het verbod op de herverdeling van levensmiddelen na de uiterste consumptiedatum ervan, als vastgesteld in de EU-voorschriften inzake de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten met betrekking tot de veiligheidsvereisten in de algemene levensmiddelenwetgeving (29).

De exploitanten van levensmiddelenbedrijven die betrokken zijn bij de herverdeling van levensmiddelen, moeten goede hygiënepraktijken toepassen en over een zelfcontrolesysteem (HACCP) beschikken (30). Door middel van dergelijke zelfcontrolesystemen die zijn afgestemd op herverdelingsactiviteiten en die bijvoorbeeld bestaan uit het registreren en controleren van de opslagtemperatuur van gekoelde levensmiddelen, kunnen herverdelings- en liefdadigheidsorganisaties hun operationele risico’s beter beheren en gemakkelijker nagaan of aan de voorschriften wordt voldaan. Bij de ontwikkeling van een dergelijk plan kan rekening worden gehouden met de omvang van de organisatie en kan flexibel te werk worden gegaan, zoals uitgelegd in de desbetreffende mededeling van de Commissie (31).

Herverdelings- en liefdadigheidsorganisaties zijn exploitanten van levensmiddelenbedrijven en moeten dus voor de activiteiten onder hun beheer ook nagaan of wordt voldaan aan de voorschriften van de levensmiddelenwetgeving. In dit verband mogen ze voor donatie aangeboden producten weigeren indien ze een risico kunnen vormen voor de eindconsument (bv. producten met een beschadigde verpakking, producten die er ongewoon uitzien, producten die hun uiterste consumptiedatum naderen en niet meer veilig kunnen worden herverdeeld en gebruikt door de consument voordat ze vervallen enz.).

Herverdelings- en liefdadigheidsorganisaties moeten, net zoals alle actoren in de voedseldistributieketen, met name verzekeren dat de levensmiddelen die in de handel worden gebracht, veilig zijn en in overeenstemming zijn met de voedselveiligheidsvoorschriften die zijn vastgesteld in artikel 14 van de algemene levensmiddelenwetgeving. Daarin is het volgende bepaald:

„1.

Levensmiddelen worden niet in de handel gebracht indien zij onveilig zijn.

2.

Levensmiddelen worden geacht onveilig te zijn indien zij worden beschouwd als: a) schadelijk voor de gezondheid; b) ongeschikt zijn voor menselijke consumptie. […]” (32).

De begrippen „schadelijk voor de gezondheid” en „ongeschikt zijn voor menselijke consumptie” worden uitgelegd in artikel 14, leden 3 tot en met 5, van de algemene levensmiddelenwetgeving en in de richtsnoeren (33) die de Commissie en de lidstaten hebben opgesteld om alle spelers te helpen voldoen aan hun verplichtingen die voortvloeien uit de algemene levensmiddelenwetgeving.

In de algemene levensmiddelenwetgeving is ook een algemeen traceerbaarheidsvoorschrift opgenomen voor alle levensmiddelen die in de EU-handel worden gebracht (zie ook punt 3.2 voor meer informatie over deze vereiste):

„—

Levensmiddelen, diervoeders, voedselproducerende dieren en alle andere stoffen die bestemd zijn om in een levensmiddel of diervoeder te worden verwerkt of waarvan kan worden verwacht dat zij daarin worden verwerkt, zijn in alle stadia van de productie, verwerking en distributie traceerbaar” (34).

Om aan dit algemene traceerbaarheidsvoorschrift te voldoen, moeten organisaties die voedseloverschotten herverdelen, de bronnen bijhouden waarvan de levensmiddelen afkomstig zijn en moeten ze, indien ze de levensmiddelen aan andere bedrijven leveren, ook documenteren aan wie ze de levensmiddelen hebben verdeeld (zie punt 3.2).

Alle exploitanten van levensmiddelenbedrijven moeten ook onveilige levensmiddelen uit de handel nemen, terugroepen of aanmelden, zoals bepaald in artikel 19 van de algemene levensmiddelenwetgeving:

„1.

Indien een exploitant van een levensmiddelenbedrijf van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat een levensmiddel dat hij ingevoerd, geproduceerd, verwerkt, vervaardigd of gedistribueerd heeft niet aan de voedselveiligheidsvoorschriften voldoet, leidt hij onmiddellijk de procedures in om het betrokken levensmiddel uit de handel te nemen wanneer dit de directe controle van de exploitant van een levensmiddelenbedrijf heeft verlaten, en de bevoegde autoriteiten daarvan in kennis te stellen. Indien het product de consument bereikt kan hebben, stelt de exploitant de consumenten op doeltreffende en nauwkeurige wijze in kennis van de redenen voor het uit de handel nemen en roept zo nodig, wanneer andere maatregelen niet volstaan om een hoog niveau van gezondheidsbescherming te verwezenlijken, de reeds aan consumenten geleverde producten terug.

2.

Een exploitant van een levensmiddelenbedrijf die verantwoordelijk is voor activiteiten met betrekking tot de detailhandel of distributie die niet van invloed zijn op de verpakking, etikettering, veiligheid en integriteit van het levensmiddel leidt, binnen het bestek van zijn activiteiten, procedures in om producten die niet aan de voedselveiligheidsvoorschriften voldoen, uit de handel te nemen en draagt bij tot de voedselveiligheid door relevante informatie door te geven die nodig is om een levensmiddel te traceren, waarbij hij meewerkt aan de door de producenten, de verwerkers, de fabrikanten en/of de bevoegde autoriteiten ondernomen actie.

3.

Een exploitant van een levensmiddelenbedrijf stelt de bevoegde autoriteiten onverwijld in kennis als hij van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat een door hem in de handel gebracht levensmiddel schadelijk voor de menselijke gezondheid kan zijn. Hij stelt de bevoegde autoriteiten in kennis van de maatregelen die hij heeft genomen om risico’s voor de eindgebruiker te voorkomen en verhindert of ontmoedigt niemand om overeenkomstig de nationale wetgeving en de juridische praktijk, met de bevoegde autoriteiten samen te werken, indien hierdoor een risico in verband met een levensmiddel kan worden voorkomen, beperkt of weggenomen. […]”.

3.1.   Activiteiten van herverdelings- en liefdadigheidsorganisaties

De aard van de activiteiten en het bedrijfsmodel van een organisatie bepalen welke specifieke voorschriften op grond van het EU-regelgevingskader betreffende voedselveiligheid en voedselinformatie voor consumenten moeten worden toegepast. De vereisten op het gebied van traceerbaarheid, levensmiddelenhygiëne en voedselinformatie kunnen met name verschillen naargelang een organisatie voedsel verstrekt aan een andere organisatie (d.w.z. „business-to-business”) of rechtstreeks aan een eindbegunstigde (d.w.z. „business-to-consumer”) en ook het type activiteit (bv. donatie van levensmiddelen van dierlijke oorsprong, bereiding van maaltijden) kan van invloed zijn.

Het is dus belangrijk om per geval na te gaan welk type activiteit de organisatie die bij de voedselherverdeling is betrokken, uitvoert, om te bepalen welke voorschriften en desbetreffende verplichtingen van toepassing zijn.

Aangezien de activiteiten van herverdelings- en liefdadigheidsorganisaties voornamelijk betrekking hebben op voedseldistributie, kunnen de organisaties op grond van de algemene levensmiddelenwetgeving worden beschouwd als exploitanten van levensmiddelenbedrijven die een activiteit met betrekking tot de „detailhandel” uitvoeren.

„detailhandel”: het hanteren en/of verwerken van levensmiddelen en het opslaan daarvan op de plaats van verkoop of levering aan de eindverbruiker, inclusief distributieterminals, cateringdiensten, bedrijfskantines, institutionele maaltijdvoorziening, restaurants en andere soortgelijke diensten voor voedselvoorziening, winkels, distributiecentra voor supermarkten en groothandelsbedrijven (35).

Op grond van de EU-levensmiddelenhygiënevoorschriften worden herverdelings- en liefdadigheidsorganisaties voornamelijk beschouwd als „detailhandelaars” of distributiecentra, die uitsluitend opslag- en vervoersactiviteiten uitvoeren. De toepassing van de EU-levensmiddelenhygiënevoorschriften, met inbegrip van specifieke maatregelen die betrekking hebben op levensmiddelen van dierlijke oorsprong, worden verder uitgelegd in punt 5.

Op grond van de EU-voorschriften inzake voedseletikettering kunnen herverdelings- en liefdadigheidsorganisaties die voedsel bereiden dat klaar is voor consumptie door de eindverbruiker worden beschouwd als „grote cateraars”. Welke gevolgen deze status heeft voor de verplichtingen op het gebied van voedselinformatie aan consumenten, wordt uitvoerig beschreven in hoofdstuk 6.

„grote cateraars”: bedrijven of instellingen (inclusief voertuigen en vaste of mobiele kramen), zoals restaurants, kantines, scholen, ziekenhuizen en cateringbedrijven waarin in het kader van een bedrijfsactiviteit voedsel wordt bereid dat klaar is voor consumptie door de eindverbruiker (36).

3.1.1.   Sorteren van voedseloverschotten voor herverdeling

Levensmiddelen worden niet in de handel gebracht indien zij onveilig zijn. Sommige lidstaten en belanghebbenden hebben om verduidelijking verzocht over de herverdeling van producten die uit meerdere eenheden bestaan, waarvan sommige niet geschikt zijn voor menselijke consumptie. Het gaat bijvoorbeeld over een net sinaasappelen waarin één sinaasappel is beschimmeld, een verpakking met meerdere yoghurtpotjes waarvan een al is geopend, of een doos eieren waarin één is gebroken. De EU-voedselveiligheidsvoorschriften verbieden de exploitanten van levensmiddelenbedrijven niet om dergelijke levensmiddelen te sorteren om ze vervolgens te kunnen herverdelen. Met name artikel 14, lid 6, van de algemene levensmiddelenwetgeving bepaalt het volgende:

„—

Wanneer een onveilig levensmiddel deel uitmaakt van een partij of zending van dezelfde klasse of omschrijving, wordt aangenomen dat alle levensmiddelen in die partij of zending onveilig zijn, tenzij een uitvoerig onderzoek geen aanwijzingen oplevert dat de rest van de partij of zending onveilig is.”.

Bijgevolg kan de donor (bv. de detailhandelaar) of de ontvanger (bv. de herverdelings- of liefdadigheidsorganisatie) dergelijke handelingen uitvoeren, bv. een net sinaasappelen openen om bedorven fruit te scheiden van het fruit dat geschikt is voor menselijke consumptie, op voorwaarde dat door middel van een uitvoerig onderzoek kan worden gewaarborgd dat de levensmiddelen die worden herverdeeld veilig zijn voor consumptie.

De exploitant van een levensmiddelenbedrijf kan bij het uitvoeren van een dergelijk uitvoerig onderzoek gebruikmaken van de richtsnoeren voor de tenuitvoerlegging van de algemene levensmiddelenwetgeving van de Commissie (37) om te bepalen of de levensmiddelen al dan niet geschikt zijn voor menselijke consumptie. Bij een dergelijk onderzoek kan hij met uiteenlopende factoren rekening houden: het type product (bv. bederfelijke/niet-bederfelijke levensmiddelen), productsamenstelling (bv. hoog/laag vochtgehalte), type/niveau van verwerking, visuele en organoleptische eigenschappen, integriteit van de verpakking en individuele eenheden, houdbaarheid van het product, hanterings-, opslag- en vervoersomstandigheden, gebruikshandeling (indien van toepassing) enz.

3.2.   Traceerbaarheid

Het waarborgen van de traceerbaarheid van voedingsmiddelen in alle fasen van de productie, verwerking en distributie is een belangrijke verplichting die op grond van de algemene levensmiddelenwetgeving op exploitanten van levensmiddelenbedrijven rust. Op die manier worden consumenten beschermd tegen de risico’s die aan de voedselvoorzieningsketen zijn verbonden, en wordt de voedselveiligheid gewaarborgd. Wanneer een risico is vastgesteld waarvoor levensmiddelen uit de handel moeten worden genomen, zorgen traceerbaarheidssystemen ervoor dat dit op een tijdige, doeltreffende manier kan gebeuren.

Voedseldonoren moeten, als exploitanten van levensmiddelenbedrijven, een traceerbaarheidssysteem opzetten, ongeacht of ze de levensmiddelen te koop aanbieden in de handel of kosteloos verstrekken aan herverdelings- en/of liefdadigheidsorganisaties. Zoals uitgelegd in punt 2.2 zijn particulieren die op een ad-hocbasis voedsel verstrekken in het kader van gemeenschaps- of andere liefdadigheidsevenementen, en liefdadigheidsorganisaties die nu en dan voedsel ontvangen van particuliere donoren, vrijgesteld van traceerbaarheidsverplichtingen.

Herverdelings- en liefdadigheidsorganisaties, die voedseloverschotten ontvangen, alsook alle exploitanten van levensmiddelenbedrijven moeten de nodige traceerbaarheidsmaatregelen ten uitvoer leggen zodat de veiligheid van de voedselvoorzieningsketen is verzekerd. Naar aanleiding van voedselveiligheidscrises in het verleden zijn er ook specifieke voorschriften vastgesteld op EU-niveau voor de correcte toepassing van de traceerbaarheidsvoorschriften op levensmiddelen van dierlijke oorsprong (38), kiemgroenten en de voor de productie van kiemgroenten bestemde zaden (39). Aanvullende informatie over de uitvoering van de traceerbaarheidsvoorschriften in de praktijk is ook opgenomen in de richtsnoeren die zijn opgesteld om alle spelers te helpen voldoen aan hun verplichtingen die voortvloeien uit de algemene levensmiddelenwetgeving (40).

In deze richtsnoeren wordt bijvoorbeeld verduidelijkt dat ten minste de volgende informatie moet worden bewaard om te voldoen aan de vereisten in artikel 18:

naam en adres van de leverancier en identificatie van de geleverde producten,

naam en adres van de afnemer en identificatie van de geleverde producten,

de datum en zo nodig de tijd van de transactie/levering,

de hoeveelheid of, waar van toepassing, het volume.

Voor wat de minimale bewaartijd van de gegevens betreft, wordt in de richtsnoeren verduidelijkt dat een periode van vijf jaar vanaf de productie- of leverdatum zou volstaan om aan de doelstellingen van de verordening te voldoen.

Aangezien de herverdeling van levensmiddelen de laatste schakel in de voedselwaardeketen is en de herverdelings- en liefdadigheidsorganisaties de levensmiddelen gewoonlijk niet lang bewaren, is de Commissie van mening dat twee tot vijf jaar een passende indicatieve periode voor het bewaren van gegevens is. De lidstaten kunnen deze perioden specificeren in nationale voorschriften en/of richtsnoeren. Ze kunnen bijvoorbeeld beslissen de vereiste perioden voor het bewaren van gegevens af te stemmen op de aard van de betreffende activiteit (bv. kortere perioden voor sociale restaurants).

De Europese Commissie verduidelijkte in 2004 de traceerbaarheidsverplichtingen in het kader van voedselherverdeling (41). Alle exploitanten van de voedselketen zijn in het algemeen verplicht de gegevens van de leveranciers van de producten die ze ontvangen (de voorgaande schakel in de voedselketen) en van de ontvangers van de producten (de volgende schakel in de voedselketen) te bewaren. Wanneer de levensmiddelen echter aan de eindconsument worden verstrekt, is het niet nodig om de gegevens van de ontvangers te bewaren.

Het zorgen voor de traceerbaarheid van de „volgende schakel in de voedselketen” bij voedselherverdeling zou bijgevolg een nieuwe verplichting zijn voor sommige exploitanten van levensmiddelenbedrijven, zoals in de detailhandel- en de cateringsector, die normaal alleen levensmiddelen verstrekken aan de eindconsument. Wanneer dergelijke exploitanten van levensmiddelenbedrijven levensmiddelen herverdelen onder herverdelings- en liefdadigheidsorganisaties, zullen ze de traceerbaarheid moeten waarborgen, niet alleen van de ontvangen producten, maar ook van de producten die ze leveren (d.w.z. de volgende schakel in de voedselketen).

De herverdelingsorganisaties en de liefdadigheidsorganisaties hebben verschillende traceerbaarheidsverplichtingen: terwijl de herverdelingsorganisaties de gegevens moet bewaren van zowel de leveranciers van de producten die ze ontvangen als de organisaties onder wie ze levensmiddelen herverdelen, hoeven liefdadigheidsorganisaties die levensmiddelen aan de eindconsument verstrekken, uitsluitend de gegevens te bewaren van de leveranciers van de levensmiddelen die ze ontvangen.

In het geval van visserij- en aquacultuurproducten moeten de algemene traceerbaarheidsvoorschriften worden aangevuld met de specifieke traceerbaarheidsvoorschriften die zijn vastgesteld in artikel 58 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 (42) tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen. Dit wil zeggen dat de exploitanten in alle productie-, verwerkings- en distributiestadia (met inbegrip van herverdelings- en liefdadigheidsorganisaties) niet alleen moeten voldoen aan de traceerbaarheidsvoorschriften in de algemene levensmiddelenwetgeving, maar ook dat ze in het bezit moeten zijn van de specifieke informatie die is vereist om visserij- en aquacultuurproducten te traceren, en dat het mogelijk is deze producten te traceren tot het stadium van de vangst of de oogst.

Sommige lidstaten hebben ook aanvullende richtsnoeren opgesteld om de actoren te helpen voldoen aan de traceerbaarheidsverplichtingen.

4.   VASTSTELLING VAN PRIMAIRE VERANTWOORDELIJKHEID EN AANSPRAKELIJKHEID IN HET GEVAL VAN VOEDSELVEILIGHEIDSPROBLEMEN

4.1.   Rechtskader

Primaire verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid

De primaire verantwoordelijkheid van exploitanten van levensmiddelenbedrijven om de naleving te verzekeren van de levensmiddelenwetgeving (zowel op EU- als nationaal niveau, en niet alleen de wetgeving inzake voedselveiligheid, maar ook andere levensmiddelenwetgeving), als vastgesteld in artikel 17 van de algemene levensmiddelenwetgeving, betreft de activiteiten onder hun beheer en is van toepassing in de gehele voedselvoorzieningsketen. Het artikel verbiedt aldus de lidstaten op nationaal niveau wetsbepalingen te handhaven of goed te keuren die exploitanten van levensmiddelenbedrijven van deze verplichting zouden vrijstellen.

De primaire-verantwoordelijkheidsvereiste is niet ingevoerd met de bedoeling de verdeling van de aansprakelijkheid tussen de verschillende actoren van de voedselvoorzieningsketen op EU-niveau te regelen. Het bepalen van de feiten en omstandigheden op grond waarvan een exploitant strafrechtelijk en/of civielrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld, is een complexe aangelegenheid die in sterke mate afhangt van de structuur van de verschillende rechtsstelsels en is, in beginsel, een nationale bevoegdheid.

Hoewel het voorschrift van artikel 17, lid 1, rechtstreeks van toepassing is, moet de aansprakelijkheid van exploitanten van levensmiddelenbedrijven in de praktijk voortvloeien uit de overtreding van een specifieke vereiste in de levensmiddelenwetgeving en uit de bepalingen inzake civiel- of strafrechtelijke aansprakelijkheid in de nationale rechtsorde van elke lidstaat. De aansprakelijkheidsprocedures zullen niet op artikel 17 worden gebaseerd, maar op een rechtsgrond die in de specifieke niet-nageleefde wetgeving op nationaal niveau is vastgelegd. Indien een product echter niet voldoet aan de wettelijke vereisten, moet de aansprakelijkheid van elke actor in de voedselvoorzieningsketen worden beoordeeld door na te gaan of hij zijn verantwoordelijkheden in het kader van de algemene levensmiddelenwetgeving heeft nageleefd.

De aansprakelijkheid van producenten voor levensmiddelen met gebreken (Richtlijn 85/374/EEG van de Raad  (43))

In artikel 21 van de algemene levensmiddelenwetgeving is bepaald dat de bepalingen:

„—

Richtlijn 85/374/EEG van de Raad van 25 juli 1985 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken onverlet [laat]”.

Door die richtlijn wordt op EU-niveau het beginsel vastgesteld dat voor schade die door een gebrek aan een product (met uitzondering van landbouwgrondstoffen) is veroorzaakt, de producent aansprakelijk is. Onder producent wordt niet alleen de fabrikant verstaan, maar ook „een ieder die zich als producent presenteert door zijn naam, zijn merk of een ander onderscheidingsteken op het product aan te brengen”.

Voor wat levensmiddelen met gebreken betreft, is Richtlijn 85/374/EEG van toepassing voor zover de bepalingen ervan niet in strijd zijn met de algemene levensmiddelenwetgeving, voornamelijk met de vereiste van de primaire verantwoordelijkheid op grond waarvan de exploitanten van levensmiddelenbedrijven moeten waarborgen dat alle activiteiten onder hun beheer in overeenstemming zijn met de voorschriften van de levensmiddelenwetgeving op zowel EU- als nationaal niveau. Bijgevolg moet, zoals hierboven vermeld, in het geval van een product met gebreken, bij de beoordeling van de aansprakelijkheid worden nagegaan of de producent zijn eigen specifieke verantwoordelijkheden in het kader van de algemene levensmiddelenwetgeving heeft nageleefd.

Hoe worden de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid vastgesteld in het geval van voedselveiligheidsproblemen?

In het geval van een voedselveiligheidsprobleem (bijvoorbeeld voedselvergiftiging), zullen de voor de volksgezondheid bevoegde autoriteiten de volledige voedselvoorzieningsketen onderzoeken om de oorsprong en oorzaak van het probleem te achterhalen. Indien het voedselveiligheidsprobleem wordt ontdekt door een exploitant van een levensmiddelenbedrijf, onderneemt deze de nodige stappen om het onveilige levensmiddel uit de handel te nemen, terug te roepen of aan te melden (zie ook punt 3).

Voor het bepalen van de aansprakelijkheid van één of meer specifieke exploitanten van levensmiddelenbedrijven moet per geval de oorzaak van het probleem worden nagegaan en moet worden vastgesteld tijdens welke activiteit het incident plaatsvond. Bijvoorbeeld:

was de voedselvergiftiging het gevolg van een gebrekkige pasteurisatie (verantwoordelijkheid van de voedselproducent);

werd de koudeketen tijdens het vervoer van de levensmiddelen van de leverancier naar de detailhandelaar verbroken (verantwoordelijkheid van de logistieke dienstverlener);

werden de levensmiddelen niet correct opgeslagen bij de detailhandelaar voordat ze werden gedoneerd (verantwoordelijkheid van de detailhandelaar);

werden de levensmiddelen door een liefdadigheidsorganisatie verdeeld na hun uiterste consumptiedatum (verantwoordelijkheid van de liefdadigheidsorganisatie) enz.

Er dient nogmaals te worden opgemerkt dat het bepalen van de feiten en omstandigheden op grond waarvan een exploitant strafrechtelijk en/of civielrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld, een aangelegenheid is die in sterke mate afhangt van de structuur van de verschillende nationale rechtsstelsels. Meer informatie over de betekenis en het effect van artikel 17, lid 1, van de algemene levensmiddelenwetgeving betreffende de verdeling van de verantwoordelijkheden in de agro-levensmiddelenketen, is opgenomen in de richtsnoeren voor de tenuitvoerlegging van de algemene levensmiddelenwetgeving (44).

4.2.   Gevolgen voor de herverdeling van voedseloverschotten

De mogelijke aansprakelijkheid kan voedselproducenten en -verkopers ervan weerhouden levensmiddelen te herverdelen. Exploitanten van levensmiddelenbedrijven kunnen niet alleen met juridische vragen zitten, maar ook bezorgd zijn over de eventuele schade aan de reputatie van hun bedrijf of merknaam indien een voedselveiligheidsincident in verband wordt gebracht met voedselherverdeling.

Er moet worden benadrukt dat de primaire-verantwoordelijkheidsvereiste van toepassing is op alle exploitanten van levensmiddelenbedrijven, ongeacht of de levensmiddelen worden verkocht of gedoneerd. Artikel 17 van Verordening (EG) nr. 178/2002 blijft in dezelfde mate van toepassing. Het enige verschil is dat er een schakel in de distributieketen wordt toegevoegd (met name de herverdelings- en/of liefdadigheidsorganisatie), die, net zoals andere exploitanten van levensmiddelenbedrijven, verantwoordelijk zal zijn voor de activiteiten onder eigen beheer.

Terwijl het begrip „primaire verantwoordelijkheid” vastgesteld in de algemene levensmiddelenwetgeving altijd van toepassing is op alle actoren die betrokken zijn bij voedselherverdeling voor de activiteiten onder hun controle, is de vaststelling van wie voor wat aansprakelijk is in het geval van bijvoorbeeld een voedselveiligheidsincident, een nationale bevoegdheid. In sommige lidstaten (45) zijn formele partnerschapsovereenkomsten gesloten, waarin bepalingen zijn opgenomen over de overdracht van eigendom van desbetreffende goederen tussen donoren en ontvangers, alsook over de respectieve rollen en verantwoordelijkheden van deze actoren bij het waarborgen van veiligheid, traceerbaarheid en consumenteninformatie in de gehele voedselherverdelingsketen.

5.   HYGIËNEVOORSCHRIFTEN EN HERVERDELING VAN VOEDSELOVERSCHOTTEN

Alle consumenten moeten in gelijke mate worden beschermd door dezelfde voedselveiligheidsnormen, ongeacht of de levensmiddelen rechtstreeks aan de consumenten worden verkocht of door herverdelingsorganisaties en andere liefdadigheidsorganisaties worden herverdeeld onder de behoeftigen. Dit beginsel kan slechts worden gewaarborgd als de herverdeling van voedseloverschotten, met inbegrip van de levering en hantering en de eventuele verwerking en bereiding van levensmiddelen (bijvoorbeeld in sociale restaurants), in overeenstemming is met de EU-voorschriften betreffende levensmiddelenhygiëne die van toepassing zijn op alle exploitanten van levensmiddelenbedrijven. De levensmiddelenhygiënenormen die voor handelsactiviteiten moeten worden nageleefd, zijn ook van toepassing op de activiteiten van herverdelings- en liefdadigheidsorganisaties.

Om de consumenten te beschermen en voedselveiligheid te waarborgen, mogen uitsluitend levensmiddelen die voldoen aan de vereisten in de EU-levensmiddelenhygiënevoorschriften en die geschikt zijn voor menselijke consumptie in de handel worden gebracht. Hieronder vallen ook de levensmiddelen die worden gedoneerd aan organisaties zonder winstoogmerk om te worden verdeeld onder de behoeftigen. Herverdelings- en liefdadigheidsorganisaties moeten, als exploitanten van levensmiddelenbedrijven, voldoen aan de algemene levensmiddelenwetgeving en de EU-voorschriften inzake levensmiddelenhygiëne (het zogenaamde „hygiënepakket” (46), dat bestaat uit Verordening (EG) nr. 852/2004 zoals gerectificeerd (PB L 226 van 25.6.2004, blz. 3) waarin algemene hygiënevoorschriften zijn vastgesteld en, indien van toepassing, Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad (47) met aanvullende specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong).

5.1.   Algemene hygiënevoorschriften die van toepassing zijn op alle voedseldonatieactiviteiten

De levensmiddelenhygiënevoorschriften, die de menselijke gezondheid moeten beschermen door te voorkomen dat levensmiddelen worden verontreinigd (en bijgevolg verspilling als gevolg van bacteriële groei te vermijden), dragen dankzij hun specifieke doelstelling ook bij aan de beperking van voedselafval. De EU-levensmiddelenhygiënevoorschriften zijn zeer algemeen en uiterst flexibel zodat aan de specifieke behoeften van verschillende soorten inrichtingen (bv. restaurants) wordt voldaan. Deze flexibiliteit komt aan bod in de mededeling van de Commissie betreffende de uitvoering van systemen voor het beheer van de voedselveiligheid bestaande uit basisvoorwaardenprogramma’s en op de HACCP-beginselen gebaseerde procedures, met inbegrip van de bevordering/flexibilisering van de uitvoering in bepaalde levensmiddelenbedrijven (48).

Verordening (EG) nr. 852/2004 inzake levensmiddelenhygiëne is van toepassing op alle levensmiddelenbedrijven.

De meest relevante vereisten op het gebied van voedselherverdeling zijn:

registratie van de inrichting bij de bevoegde autoriteiten (bijvoorbeeld via een eenvoudige procedure voor aanmelding van activiteiten of belangrijke wijzigingen van activiteiten bij de nationale bevoegde autoriteit);

toepassing van de in bijlage II bij die verordening vastgestelde goede hygiënepraktijken;

uitvoering van procedures die op HACCP-beginselen zijn gebaseerd.

In Verordening (EG) nr. 852/2004 worden geen zeer gedetailleerde, maar algemene voorschriften vastgelegd (bijvoorbeeld om verontreinigde levensmiddelen te vermijden), die alle actoren moeten naleven.

Deze levensmiddelenhygiënevoorschriften, die op een zeer flexibele wijze ten uitvoer kunnen worden gelegd, zijn de enige die van toepassing zijn op:

kleinhandelaars die alleen niet-temperatuursgebonden (niet-gekoelde of niet-bevroren) levensmiddelen opslaan of vervoeren (zoals deegwaren, conserven, suiker, bloem enz.);

kleinhandelaars die levensmiddelen rechtstreeks aan de eindconsument verstrekken (met inbegrip van cateringdiensten, zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 7, van de algemene levensmiddelenwetgeving);

actoren die betrokken zijn bij de verwerking van uitsluitend levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong (bv. fruit, groenten, noten) met het oog op herverdeling.

5.2.   Specifieke hygiënevoorschriften die van toepassing zijn op de herverdeling van levensmiddelen van dierlijke oorsprong

Aanvullende specifieke hygiënevoorschriften, als vastgesteld in Verordening (EG) nr. 853/2004, moeten worden toegepast wanneer detailhandelaars en herverdelingsorganisaties levensmiddelen van dierlijke oorsprong aan andere inrichtingen verstrekken. Onder levensmiddelen van dierlijke oorsprong vallen vlees-, vis- en aquacultuurproducten, zuivelproducten (bv. kaas), eieren en eiproducten enz. In beginsel moeten alle detailhandelaars die levensmiddelen van dierlijke oorsprong wensen te leveren aan herverdelings- of liefdadigheidsorganisaties voldoen aan alle bepalingen van Verordening (EG) nr. 853/2004 en aan alle daarmee samenhangende aanvullende administratieve vereisten en lasten, zoals het aanvragen van een goedkeuring aan de nationale autoriteiten vóór aanvang van de activiteiten.

Er mag van Verordening (EG) nr. 853/2004 worden afgeweken indien, op detailhandelsniveau, de levering van levensmiddelen van dierlijke oorsprong:

een marginale, beperkte of lokale activiteit is, of

is beperkt tot het vervoer en de opslag (de temperatuursomstandigheden die zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 853/2004 zijn in dit geval wel van toepassing).

De zogenaamde samengestelde producten (49), d.w.z. levensmiddelen die zowel verwerkte producten van dierlijke oorsprong als producten van niet-dierlijke oorsprong bevatten, zijn ook vrijgesteld. Zeer uiteenlopende producten kunnen als samengestelde producten worden aangemerkt, zoals pizza’s met ham, met kaas gevulde olijven, brood of cakes met boter, deegwaren met eiproducten enz. Ze hoeven niet te voldoen aan de aanvullende levensmiddelenhygiënevoorschriften die van toepassing zijn op de herverdeling van levensmiddelen van dierlijke oorsprong. Verwerkte producten van dierlijke oorsprong die worden gebruikt als ingrediënten bij de bereiding van dergelijke levensmiddelen moeten evenwel worden verkregen en gehanteerd overeenkomstig de voorschriften van Verordening (EG) nr. 853/2004.

Er kunnen aanvullende nationale voorschriften van toepassing zijn op de levering door kleinhandelaars van levensmiddelen van dierlijke oorsprong waarvoor dergelijke afwijkingen bestaan.

Het kan gebeuren dat een exploitant die doorgaans uitsluitend levensmiddelen verstrekt aan eindklanten, zoals een beenhouwerij of een supermarkt (waarop Verordening (EG) nr. 853/2004 niet van toepassing is), moet voldoen aan alle bepalingen van die verordening indien hij bepaalde levensmiddelen (van dierlijke oorsprong) doneert aan een andere inrichting, zoals een herverdelingsorganisatie of een sociaal restaurant. Het feit dat de activiteit een business-to-businesstransactie betreft, leidt ertoe dat de kleinhandelaar moet voldoen aan alle bepalingen van Verordening (EG) nr. 853/2004.

Als oplossing voor dit probleem wordt het de lidstaten toegestaan af te wijken van de voorschriften in Verordening (EG) nr. 853/2004 indien deze donaties een „marginale, lokale en beperkte” activiteit zijn. Deze begrippen worden verder uitgelegd in punt 3.6 van de „Leidraad voor de toepassing van een aantal bepalingen van Verordening (EG) nr. 853/2004 inzake de hygiëne van levensmiddelen van dierlijke oorsprong”. Samengevat moet „marginaal” worden opgevat als een klein deel van de activiteiten, „beperkt” als de beperking van de activiteit tot bepaalde soorten producten en „lokaal” als de onmiddellijke nabijheid van de leverancier. De lidstaten moeten deze begrippen verder omschrijven in nationale maatregelen, die moeten worden aangemeld (50) aan de Commissie en de andere lidstaten.

In bijlage 2 is een beslissingsschema opgenomen om voedseldonoren en -ontvangers te helpen beoordelen of ze moeten voldoen aan Verordening (EG) nr. 853/2004.

5.3.   Hygiënevoorschriften die van toepassing zijn op de herverdeling van voedseloverschotten van de horeca-, catering- en voedingssector

De herverdeling van voedseloverschotten van de horeca- en cateringsector is, om hygiënische redenen, beperkter, maar exploitanten van levensmiddelenbedrijven kunnen per geval nagaan en beoordelen of er toch geen mogelijkheid is. Of de overschotten op een veilige manier kunnen worden herverdeeld, zal afhankelijk zijn van factoren zoals het soort levensmiddel of de bereide maaltijd, de aard van de inrichting, de beschikbaarheid van ontvangende organisaties, toegang tot een logistieke dienstverlener die de beschikbare overschotten veilig kan vervoeren enz.

Exploitanten in de cateringsector kunnen in belangrijke mate bijdragen aan het voorkomen van voedselverspilling door zo veel mogelijk te vermijden dat er te veel voedsel wordt geproduceerd en nauwkeurig te controleren hoeveel voedsel er op een bepaald moment wordt aangeboden, bijvoorbeeld op een buffet. De voorschriften hieromtrent kunnen verschillen van lidstaat tot lidstaat. Zo zijn er nationale autoriteiten die de herverdeling toestaan van bepaalde levensmiddelen die aan klanten werden aangeboden, zoals houdbare, voorverpakte levensmiddelen (bv. specerijen, crackers, biscuits enz.), op voorwaarde dat de producten niet werden geopend en de verpakking niet is beschadigd.

Bij Verordening (EG) nr. 852/2004 inzake levensmiddelenhygiëne voor de voedings-/horecasector is geen verbod vastgesteld om aan het einde van de dienst de maaltijden koel te bewaren met het oog op voedseldonatie.

Om de veilige herverdeling van voedseloverschotten te bevorderen, hebben sommige lidstaten en sectorale organisaties specifieke richtsnoeren opgesteld, of zijn daarmee bezig, betreffende voedseldonatie door de catering-/horecasector (51).

5.4.   Invriezen van voedseloverschotten om herverdeling te bevorderen

In recente gesprekken met de lidstaten over richtsnoeren die op EU-niveau nodig zijn om voedseldonatie te bevorderen, hebben deskundigen aangegeven dat het invriezen van levensmiddelen vóór hun vervaldatum om de houdbaarheid ervan te verlengen en de veilige herverdeling te bevorderen, een praktijk is die meer aandacht verdient op EU-niveau. De herverdelings- en liefdadigheidsorganisaties die voedsel ontvangen, kunnen immers het voedsel niet altijd vóór de uiterste consumptiedatum aan de klant doneren. Om hygiënische redenen bepaalt Verordening (EG) nr. 853/2004 echter dat levensmiddelen van dierlijke oorsprong die bestemd zijn om te worden ingevroren, onmiddellijk na de productie moeten worden ingevroren (52). Deze vereiste is niet van toepassing op detailhandelaars die levensmiddelen leveren aan andere exploitanten van levensmiddelenbedrijven zoals voedselbanken, op voorwaarde dat, in overeenstemming met artikel 1, lid 5, onder b), ii), van de genoemde verordening, die activiteit van detailhandelaars marginaal, lokaal en beperkt blijft. De lidstaten die de mogelijkheid bieden om levensmiddelen van dierlijke oorsprong in te vriezen met het oog op herverdeling, moeten dienovereenkomstige nationale maatregelen aannemen en deze aanmelden aan de Commissie en de andere lidstaten.

6.   LEVENSMIDDELENINFORMATIE VOOR CONSUMENTEN

6.1.   Rechtskader

Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad (53) betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten stelt de algemene beginselen, voorschriften en verantwoordelijkheden vast in verband met de verstrekking van voedselinformatie, en met name voedseletikettering. Het doel van de verordening is het waarborgen van een hoog niveau van bescherming van de gezondheid en de belangen van de consumenten door de basis te verschaffen voor het maken van goed doordachte keuzes en veilig gebruik van levensmiddelen. In het kader van de herverdeling van voedseloverschotten is het uiterst belangrijk dat de eindbegunstigden toegang hebben tot dezelfde informatie als de informatie die verplicht aan hen moet worden verstrekt wanneer ze de levensmiddelen in een winkel kopen.

De lijst van verplichte vermeldingen die moeten worden opgenomen op voedseletiketten, is opgenomen in artikel 9, lid 1, van de verordening en bevat onder andere: de benaming van het levensmiddel, de lijst van ingrediënten, de datum van minimale houdbaarheid (d.w.z. „ten minste houdbaar tot”) of, indien van toepassing, de uiterste consumptiedatum (d.w.z. „te gebruiken tot”); bijzondere bewaarvoorschriften en/of gebruiksvoorwaarden; en een voedingswaardevermelding. Het is mogelijk dat ook andere informatie verplicht moet worden vermeld, namelijk op grond van etiketteringsbepalingen van andere EU-wetten, met inbegrip van sectorale wetgeving (bv. Verordening (EG) nr. 853/2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong, voorschriften van de gemeenschappelijke marktordening zoals Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad (54) houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, handelsnormen) of van nationale wetten.

Verantwoordelijkheden van de exploitanten van levensmiddelenbedrijven

In artikel 8 van Verordening (EU) nr. 1169/2011 worden de verantwoordelijkheden van de exploitanten van levensmiddelenbedrijven op het gebied van de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten vastgelegd. Er wordt onder andere het volgende bepaald:

de voor de voedselinformatie verantwoordelijke exploitant van een levensmiddelenbedrijf is de exploitant onder wiens naam of handelsnaam het levensmiddel in de handel wordt gebracht of de invoerder;

de exploitant van een levensmiddelenbedrijf moet instaan voor de aanwezigheid en de nauwkeurigheid van de voedselinformatie overeenkomstig de EU-voorschriften en de desbetreffende maatregelen die zijn vastgesteld in nationale regelgeving;

exploitanten van levensmiddelenbedrijven die niet instaan voor de voedselinformatie, mogen geen levensmiddelen leveren waarvan zij op grond van de informatie waarover zij als professionals beschikken, weten of veronderstellen dat deze niet voldoen aan de geldende voedselinformatievoorschriften;

exploitanten van levensmiddelenbedrijven mogen in het onder hun controle staande bedrijf de bij een levensmiddel gevoegde informatie niet wijzigen als deze wijziging de consument zou misleiden of anderszins het niveau van de bescherming van de consumenten zou verlagen en de mogelijkheden van eindverbruikers om doordachte keuzes te maken zou verminderen; exploitanten van levensmiddelenbedrijven zijn verantwoordelijk voor de wijzigingen die zij aanbrengen in de bij een levensmiddel gevoegde informatie;

exploitanten van levensmiddelenbedrijven moeten er in de bedrijven onder hun beheer voor zorgen dat wordt voldaan aan de voorschriften van de voedselinformatiewetgeving en de betreffende nationale bepalingen die op hun bedrijvigheid van toepassing zijn en moeten controleren of deze voorschriften metterdaad worden nageleefd.

Hoe moet de verplichte informatie worden verstrekt?

In artikel 12, lid 2, is bepaald dat bij voorverpakte levensmiddelen de verplichte voedselinformatie rechtstreeks op de verpakking of op een daaraan bevestigd etiket moet worden aangebracht. In bepaalde gevallen mag deze informatie op de op die levensmiddelen betrekking hebbende handelsdocumenten worden aangebracht, als kan worden gegarandeerd dat deze documenten de levensmiddelen waarop zij betrekking hebben vergezellen, dan wel tegelijkertijd met of vóór de levering worden verzonden. In artikel 8, lid 7, is bepaald dat de verstrekking van informatie via handelsdocumenten mogelijk is wanneer de voorverpakte levensmiddelen bestemd zijn voor de eindverbruiker, maar worden verhandeld in een stadium vóór de verkoop aan de eindverbruiker, of wanneer de voorverpakte levensmiddelen bestemd zijn om aan grote cateraars te worden geleverd (om daar te worden bereid, verwerkt, verdeeld of versneden).

Naast de voedselinformatie die in de handelsdocumenten wordt opgenomen, moeten de volgende vermeldingen ook voorkomen op de buitenste verpakking waarin de voorverpakte levensmiddelen in de handel worden aangeboden, met name de benaming van het levensmiddel, de datum van minimale houdbaarheid of de uiterste consumptiedatum, bijzondere bewaarvoorschriften en/of gebruiksvoorwaarden en de naam of handelsnaam en het adres van de exploitant van een levensmiddelenbedrijf die verantwoordelijk is voor het verstrekken van voedselinformatie (als vastgesteld in artikel 8, lid 1).

Voor wat niet-voorverpakte levensmiddelen betreft, bevat artikel 44 verduidelijkende bepalingen over welke informatie moet worden verstrekt en de manier waarop. Daarin is bepaald dat voor levensmiddelen die niet voorverpakt aan de eindverbruiker of aan grote cateraars te koop worden aangeboden of voor levensmiddelen die op de plaats van verkoop op verzoek van de consument worden verpakt of met het oog op de onmiddellijke verkoop worden voorverpakt, de in artikel 9, lid 1, onder c), genoemde vermeldingen verplicht zijn. Dit wil zeggen dat de consument moet worden geïnformeerd over de aanwezigheid in het levensmiddel van elke stof of technische hulpstof die wordt genoemd in bijlage II bij de verordening of die is afgeleid van een in bijlage II genoemd(e) stof of product welk(e) allergieën of intoleranties veroorzaakt, en die bij de vervaardiging of de bereiding van een levensmiddel wordt gebruikt en nog in het eindproduct aanwezig is, zelfs in een veranderde vorm.

In artikel 44 is ook bepaald dat de lidstaten nationale maatregelen mogen aannemen betreffende de middelen waarmee de informatie over allergenen (en alle andere verplichte vermeldingen die zijn vastgesteld in EU-voorschriften en die op grond van de nationale wetgeving zijn vereist voor niet-voorverpakte levensmiddelen) beschikbaar moeten worden gesteld en, waar nodig, de daarvoor gebruikte uitdrukkings- of presentatievorm. Sommige lidstaten hebben bijvoorbeeld specifieke wetgeving aangenomen waarin is bepaald dat er in winkels bordjes mogen worden opgehangen waarop staat dat aan het personeel meer informatie over allergenen mag worden gevraagd.

In het specifieke geval van visserij- en aquacultuurproducten kunnen de verplichte gegevens voor niet-voorverpakte levensmiddelen voor verkoop in de detailhandel worden verstrekt door middel van commerciële voorlichtingsmiddelen, zoals borden of posters.

Business-to-business vs. business-to-consumer

Exploitanten van levensmiddelenbedrijven die aan andere exploitanten van levensmiddelenbedrijven levensmiddelen leveren die niet bestemd zijn voor de eindverbruiker of voor grootcateraars, zorgen ervoor dat deze andere exploitanten van levensmiddelenbedrijven voldoende informatie krijgen om zo nodig in staat te zijn aan hun verplichtingen betreffende de aanwezigheid en de nauwkeurigheid (als bepaald in artikel 8, lid 2) te voldoen, bijvoorbeeld door dergelijke informatie, indien niet vermeld op het levensmiddel zelf, op te nemen in handelsdocumenten.

Voor het verstrekken van de specifieke consumenteninformatie voor visserij- en aquacultuurproducten, kunnen sectorspecifieke traceerbaarheidsvoorschriften van toepassing zijn. Voor verwerkte en bereide visserij- en aquacultuurproducten (die onder posten 1604 en 1605 van de gecombineerde nomenclatuur vallen (55)), is de algemene regel van artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van toepassing.

6.2.   Gevolgen voor de herverdeling van voedseloverschotten

6.2.1.   Informatievoorschriften voor voorverpakte levensmiddelen

Los van het feit of levensmiddelen worden aangekocht door consumenten of gratis worden aangeboden aan eindbegunstigden via voedselhulp of andere voedselherverdelingsmechanismen, voedselinformatie moet altijd aanwezig zijn en aan de eindbegunstigde worden verstrekt in overeenstemming met EU- en desbetreffende nationale voorschriften betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten. Als de gedoneerde levensmiddelen zijn geëtiketteerd volgens alle wettelijke vereisten, kan het niet moeilijk zijn te voldoen aan de verplichtingen betreffende de verstrekking van voedselinformatie. Indien echter voedseloverschotten op bijvoorbeeld productieniveau ontstaan omdat door een verkeerde of foutieve etikettering bepaalde levensmiddelen niet via de gewone verkoopkanalen mogen worden aangeboden, zullen aanvullende verduidelijkingen en/of maatregelen moeten worden genomen om ervoor te zorgen dat de eindbegunstigde alle vereiste verplichte informatie ontvangt.

Met betrekking tot voorverpakte levensmiddelen die ter beschikking van de eindconsument worden gesteld, moeten op grond van de EU-voorschriften alle verplichte vermeldingen op de verpakking of op een daaraan bevestigd etiket worden aangebracht. Wanneer levensmiddelen met een ontoereikende etikettering niet opnieuw kunnen worden geëtiketteerd voordat ze worden herverdeeld, moet de exploitant van een levensmiddelenbedrijf die verantwoordelijk is voor het verstrekken van voedselinformatie (zie artikel 8, lid 1) alle noodzakelijke informatie verstrekken aan de herverdelings- en/of liefdadigheidsorganisatie, zodat deze organisatie kan voldoen aan haar verplichtingen betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan de eindbegunstigde. Sommige lidstaten hebben richtsnoeren uitgebracht om ervoor te zorgen dat veilig, eetbaar voedsel dat anders zou worden verspild, kan worden herverdeeld en dat de eindbegunstigde ervan toegang heeft tot alle vereiste informatie (zie artikel 9, lid 1), ook als die informatie niet rechtstreeks op het etiket is vermeld. Indien de etiketteringsfout echter gevolgen heeft voor de volksgezondheid (bijvoorbeeld met betrekking tot informatie over de aanwezigheid van de allergenen), kunnen lidstaten vereisen dat de fout op het etiket van het betreffende product wordt rechtgezet voordat het product wordt gedoneerd.

6.2.2.   Taalvoorschriften

Verordening (EU) nr. 1169/2011 vereist dat verplichte voedselinformatie wordt aangebracht in een taal die gemakkelijk te begrijpen is voor de consumenten van de lidstaten waar het levensmiddel in kwestie in de handel wordt gebracht (56). De lidstaten waar het levensmiddel in de handel wordt gebracht, kunnen ook eisen dat een specifieke taal wordt gebruikt (57).

In de praktijk is dat de officiële taal of talen van het land waar het levensmiddel in de handel wordt gebracht. Het is echter mogelijk de verplichte informatie te verstrekken in een vreemde taal die gemakkelijk te begrijpen is voor de consumenten. Er zijn tal van voorbeelden waarbij consumenten termen of uitdrukkingen die niet in hun taal zijn gesteld, toch gemakkelijk begrijpen. In dergelijke gevallen zou het verplicht wijzigen van het etiket een onevenredige vereiste zijn.

Aangezien het etiketteren van levensmiddelen in een vreemde taal een obstakel kan vormen voor de herverdeling ervan, hebben sommige lidstaten specifieke richtsnoeren opgesteld.

6.2.3.   Informatievoorschriften voor niet-voorverpakte levensmiddelen

Het is belangrijk dat consumenten ook de nodige informatie krijgen over het voedsel dat ze consumeren wanneer het niet is voorverpakt of wanneer een cateringdienst of (sociaal) restaurant voedsel verwerkt, bereidt en klaarmaakt voor verdere consumptie. In dergelijke gevallen is, zoals uiteengezet in punt 6.1, de vereiste voedselinformatie beperkt tot de informatie over de aanwezigheid van allergenen en andere aanvullende informatie die op grond van nationale voorschriften is vereist.

In artikel 44 van Verordening (EU) nr. 1169/2011 is bepaald dat de lidstaten nationale maatregelen mogen aannemen betreffende de middelen waarmee de informatie over allergenen (en alle andere verplichte vermeldingen) beschikbaar moeten worden gesteld en, waar nodig, de daarvoor gebruikte uitdrukkings- of presentatievorm.

Bijgevolg hebben de lidstaten alle middelen in handen om de nodige voorschriften vast te stellen om te waarborgen dat informatie over allergenen in levensmiddelen op een gemakkelijke en doeltreffende manier beschikbaar wordt gesteld aan herverdelings- en liefdadigheidsorganisaties en uiteindelijk aan de consumenten. De meeste lidstaten hebben reeds dergelijke maatregelen vastgesteld.

6.3.   Datumvermelding

6.3.1.   Rechtskader

De vermelding van de datum op het etiket van levensmiddelen moet ervoor zorgen dat consumenten levensmiddelen op een veilige, optimale manier gebruiken. De vermelde datum geeft aan hoe lang een levensmiddel kan worden bewaard volgens de specifieke bewaarvoorschriften. De pijler van de EU-wetgeving voor datumvermelding is Verordening (EU) nr. 1169/2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten.

Er zijn twee manieren om de datum te vermelden:

de vermelding van de datum van minimale houdbaarheid, die geschikt is voor de meeste levensmiddelen en aangeeft tot welke datum er redelijkerwijs kan worden verwacht dat het levensmiddel zijn optimale toestand behoudt, indien correct bewaard. De datum van minimale houdbaarheid heeft betrekking op de kwaliteit van het levensmiddel. Op sommige levensmiddelen hoeft geen datum van minimale houdbaarheid te worden aangebracht, zoals vers fruit, groenten, wijn, zout, suiker, azijn, kauwgum;

de vermelding van de uiterste consumptiedatum, die is vereist voor levensmiddelen die uit microbiologisch oogpunt zeer bederfelijk zijn en derhalve na korte tijd een onmiddellijk gevaar voor de menselijke gezondheid kunnen opleveren. De uiterste consumptiedatum heeft betrekking op de veiligheid van het levensmiddel. Na de uiterste consumptiedatum wordt een levensmiddel onveilig geacht en mag het niet meer in de handel worden gebracht.

Het te gebruiken formaat voor de hierboven genoemde datumvermeldingen is geregeld in bijlage X bij Verordening (EU) nr. 1169/2011.

De Europese Commissie heeft, in samenwerking met de EU-lidstaten, een brochure opgesteld (58) met meer informatie over de betekenis van deze twee data en de vertaling van de termen in alle nationale talen. De Commissie heeft ook een infographic ontworpen om de betekenis van deze concepten te verduidelijken, en heeft recente conclusies bekendgemaakt van hoe de consumenten deze termen uitleggen (59). De lidstaten en organisaties van belanghebbenden voeren ook informatiecampagnes uit en ontwikkelen instrumenten op het gebied van datumvermelding om exploitanten van levensmiddelenbedrijven te ondersteunen bij en consumenten te adviseren over de hantering van levensmiddelen (60).

6.3.2.   Gevolgen voor de herverdeling van voedseloverschotten

Het zijn de voedselproducenten die de datum van minimale houdbaarheid of de uiterste consumptiedatum vaststellen. De EU-wetgeving bevat, uitgezonderd voor tafeleieren, geen bepalingen over het vaststellen van datumvermeldingen (d.w.z. de keuze tussen uiterste consumptiedatum, de minimale houdbaarheidsdatum of de houdbaarheidsperiode). Terwijl levensmiddelen waarvan de uiterste consumptiedatum is verstreken, niet meer veilig kunnen zijn, zijn levensmiddelen waarvan de minimale houdbaarheidsdatum is verstreken wel nog veilig voor consumptie, op voorwaarde dat de bewaarvoorschriften zijn nageleefd en de verpakking niet is beschadigd. De producenten die de datum van minimale houdbaarheid vermelden, waarborgen de kwaliteit van het levensmiddel (bv. knapperigheid, kleur, smaak enz.) en de op het etiket vermelde beweringen (bv. bewering inzake de voedingswaarde betreffende het vitamine-C-gehalte van een levensmiddel) tot de datum van minimale houdbaarheid.

Voor de donatie van levensmiddelen met een uiterste consumptiedatum moeten de voedseldonoren zich ervan vergewissen dat dergelijke producten op het moment van levering aan voedselbanken of andere liefdadigheidsorganisaties nog voldoende lang houdbaar zijn, zodat ze veilig kunnen worden verdeeld en gebruikt door de eindconsument voordat de uiterste consumptiedatum is bereikt. Sommige lidstaten hebben specifieke voorschriften vastgesteld betreffende de minimale duur dat de levensmiddelen die worden geleverd met het oog op donatie nog houdbaar moeten zijn (61).

Levensmiddelen waarvan de datum van minimale houdbaarheid is verstreken, mogen op grond van de EU-voorschriften nog in de handel worden gebracht, op voorwaarde dat die levensmiddelen nog steeds veilig zijn en hun presentatie niet misleidend is. Het is, in elke schakel van de voedselvoorzieningsketen, toegestaan om levensmiddelen in de handel te brengen waarvan de datum van minimale houdbaarheid is verstreken. Het is de verantwoordelijkheid van de exploitant van een levensmiddelenbedrijf (bv. de kleinhandelaar) om zich ervan te vergewissen dat het levensmiddel nog steeds veilig is voor menselijke consumptie en om de consumenten naar behoren te informeren over het feit dat de datum van minimale houdbaarheid van het betreffende product is verstreken (dergelijke producten kunnen bijvoorbeeld afzonderlijk in de handel worden gebracht en worden aangeduid met borden waarop is vermeld dat de datum van minimale houdbaarheid is verstreken).

Bepaalde lidstaten beperken of verbieden het in de handel brengen van levensmiddelen waarvan de datum van minimale houdbaarheid is verstreken en werken op die manier voedselverspilling nodeloos in de hand (62). Dergelijke praktijken die het recupereren en herverdelen van levensmiddelen tegenhouden, kunnen het gevolg zijn van een gebrek aan duidelijkheid over hoe lang een bepaald levensmiddel na de datum van minimale houdbaarheid nog aan de consumenten mag worden aangeboden. Daarnaast moet ook de rol van exploitanten van levensmiddelenbedrijven, die verantwoordelijk zijn voor het vaststellen van de datumvermelding, worden geëerbiedigd. Sommige exploitanten van levensmiddelenbedrijven hebben ook eigen interne normen, bijvoorbeeld op basis van kwaliteitskenmerken, die bepalen hoe lang een product met een verstreken datum van minimale houdbaarheid nog mag worden herverdeeld voor menselijke consumptie.

Om de herverdeling van levensmiddelen met een verstreken datum van minimale houdbaarheid te bevorderen, hebben de nationale autoriteiten van sommige lidstaten voor de actoren aanvullende richtsnoeren opgesteld betreffende levensmiddelen die voedselbanken en andere liefdadigheidsorganisaties na de datum van minimale houdbaarheid kunnen gebruiken/verdelen, met indicatieve termijnen voor elke betrokken levensmiddelencategorie (63). De overheidsinstanties benadrukken echter dat dergelijke richtsnoeren slechts indicatief zijn en dat per geval moet worden beoordeeld of een bepaald levensmiddel met een verstreken datum van minimale houdbaarheid nog kan worden verdeeld. Indien er redenen zouden bestaan om aan te nemen dat levensmiddelen misschien niet meer geschikt zijn voor consumptie, kunnen deze in geen geval nog worden verdeeld. Er moet altijd worden gewaarborgd dat de levensmiddelen volgens de juiste bewaarvoorschriften worden bewaard en de verpakking niet is beschadigd.

6.3.3.   Eieren: voorschriften betreffende datumvermelding en herverdelingspraktijken

Overeenkomstig de EU-handelsvoorschriften moet op eieren van klasse A (d.w.z. tafeleieren) een datum van minimale houdbaarheid worden aangebracht. Deze datum wordt op 28 dagen na de legdatum vastgesteld (64). In de EU-levensmiddelenhygiënevoorschriften (65) is daarnaast bepaald dat eieren uiterlijk 21 dagen na de legdatum aan de consumenten moeten worden geleverd. Dat impliceert dus dat eieren niet meer in de kleinhandel mogen worden aangeboden na 21 dagen, maar dat consumenten die op dat moment eieren kopen, nog een week de zekerheid hebben dat de gekochte eieren hun kwaliteitskenmerken hebben en vers zijn.

Om voedselverspilling te voorkomen, wordt kleinhandelaars de mogelijkheid geboden om eieren na de termijn van 21 dagen te verkopen aan de eierverwerkende industrie (66) voor de productie van eiproducten en/of de verwerking van eieren (met hittebehandeling) zodat ze verder kunnen worden gebruikt. Op dezelfde basis mogen eieren die ouder zijn dan 21 dagen ook ter beschikking worden gesteld voor voedselherverdeling, op voorwaarde dat de ontvangende exploitant van een levensmiddelenbedrijf (bv. een liefdadigheidsorganisatie) de eieren verwerkt (met de nodige hittebehandeling om hun veiligheid te waarborgen) voordat hij ze aan de consument aanbiedt.

7.   FISCALE VOORSCHRIFTEN

De belasting over de toegevoegde waarde kan gevolgen hebben voor de overdracht van voedseloverschotten van donoren aan voedselbanken en andere liefdadigheidsorganisaties.

Andere fiscale instrumenten (zoals belastingaftrek en vennootschapsbelastingvoordelen) kunnen een economische prikkel voor voedseldonatie zijn en ervoor zorgen dat meer overschotten van eetbare levensmiddelen worden herverdeeld en voedselverspilling wordt voorkomen.

7.1.   Belasting over de toegevoegde waarde (btw)

De belasting over de toegevoegde waarde (btw) wordt op EU-niveau geregeld door de btw-richtlijn (67), die in het nationale recht moet zijn omgezet. De btw-wetgeving die in de EU-lidstaten wordt toegepast, kan soms gevolgen hebben voor voedseldonatie, omdat ze wordt beschouwd als een obstakel voor de overdracht van voedseloverschotten tussen donoren, voedselbanken en andere liefdadigheidsorganisaties (68). De lidstaten kunnen, bij aanname van de voorschriften voor goederen die gratis worden weggegeven (op grond van artikelen 16 en 74 van de btw-richtlijn), de donatie van voedseloverschotten voor liefdadigheidsdoeleinden bevorderen.

Het btw-comité van de EU is op 7 december 2012 richtsnoeren overeengekomen (69) die de uniforme toepassing van de btw-richtlijn in alle EU-lidstaten moeten verzekeren. De richtsnoeren bevatten meer bepaald informatie over de toepassing van artikelen 16 en 74 op het gebied van voedseldonatie:

„Het btw-comité gaat unaniem akkoord dat de kosteloze donatie van levensmiddelen aan armen door een belastingplichtige wordt gelijkgesteld met een levering van goederen onder bezwarende titel, in overeenstemming met de eerste alinea van artikel 16 van de btw-richtlijn, tenzij deze donatie voldoet aan de voorwaarden die de lidstaat heeft vastgesteld om te worden gelijkgesteld met een geschenk van geringe waarde in de zin van de tweede alinea van artikel 16 van de btw-richtlijn.

Het btw-comité gaat ook unaniem akkoord dat, wanneer een dergelijke donatie moet worden gelijkgesteld met een levering van goederen onder bezwarende titel, de maatstaf van heffing de aankoopprijs van de goederen is (of van soortgelijke goederen of, bij gebreke van een aankoopprijs, de kostprijs van de goederen), herzien op basis van de staat van deze goederen op het tijdstip waarop de donatie wordt verricht, zoals bepaald in artikel 74 van de btw-richtlijn.”.

Toepassing van de btw-regels voor voedselherverdeling in de EU-lidstaten

In bepaalde lidstaten hoeft er weinig of geen btw te worden betaald wanneer levensmiddelen worden gedoneerd aan voedselbanken, aangezien de nationale autoriteiten ervan uitgaan dat, overeenkomstig artikel 74 van de btw-richtlijn, als omgezet in het nationale recht, de waarde van de gedoneerde levensmiddelen waarvan de datum van minimale houdbaarheid of de uiterste consumptiedatum bijna verstrijkt, gering of nihil is. Andere EU-lidstaten gaan daarentegen ervan uit dat de prijs van een product dat klaar is om te worden gedoneerd, gelijkgesteld moet worden met de aankoopprijs van het product in het kader van gewone handelstransacties, en dat dus ook de btw moet worden berekend op basis van de handelsprijs. Deze redenering heeft negatieve gevolgen voor voedseldonatie (70).

Uit de bevindingen van de vergelijkende studie van het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) over de wetgeving en de praktijken inzake voedseldonatie, blijkt dat de meeste bestudeerde lidstaten (71) geen btw heffen op levensmiddelen die aan voedselbanken worden gedoneerd, op voorwaarde dat aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Volgens de EESC-studie en de aanvullende bijdragen die de deskundigen van de lidstaten aan de Commissie hebben verstrekt, hebben België, Denemarken, Duitsland, Griekenland, Kroatië, Italië, Nederland, Polen en Portugal in hun nationale belastingwetgeving specifieke bepalingen opgenomen over de heffing van btw bij voedseldonatie. In het Verenigd Koninkrijk wordt er op de meeste levensmiddelen geen btw geheven, maar er zijn uitzonderingen, zoals snoep, chocoladekoekjes, chips enz., waarop de standaardheffing (20 % btw) van toepassing is. In de praktijk zijn dus de meeste levensmiddelen die aan liefdadigheidsinstellingen in het Verenigd Koninkrijk worden gedoneerd, vrijgesteld van btw, waardoor ondernemingen levensmiddelen kunnen doneren zonder verantwoording van de belasting. Spanje en Zweden hebben geen specifieke btw-bepalingen met betrekking tot voedseldonatie.

Verduidelijking van de EU-wetgeving

De Commissie heeft in een antwoord op een vraag van het Europees Parlement (72) gezegd dat ze van mening is dat voedseldonatie aan voedselbanken en andere liefdadigheidsorganisaties niet mag worden belemmerd door fiscale obstakels. De Commissie beveelt, in overeenstemming met de richtsnoeren van het btw-comité van de EU, aan dat bij de vaststelling van btw voor voedseldonatie de waarde van deze goederen moet worden herzien op basis van de omstandigheden en de staat van de goederen op het moment van donatie. Zo moeten de lidstaten bij het bepalen van de verschuldigde btw rekening houden met het feit dat voedseldonaties worden verricht rond de datum van minimale houdbaarheid of de uiterste consumptiedatum of met goederen die niet geschikt zijn om te worden verkocht, maar wel veilig kunnen worden geconsumeerd. In gevallen waarin de levensmiddelen geen echte waarde meer hebben, zou de btw zelfs nihil kunnen zijn (73).

7.2.   Fiscale prikkels

Sommige lidstaten passen een belastingaftrek toe om voedseldonatie te bevorderen. Andere lidstaten voorzien in belastingkredieten ter ondersteuning van herverdelingsregelingen.

In enkele lidstaten (zoals Spanje, Frankrijk en Portugal) zijn vennootschapsbelastingvoordelen doeltreffend gebleken om donatie van voedseloverschotten door de industrie aan te moedigen. In Frankrijk en Spanje kan respectievelijk 60 % (74) en 35 % van de nettoboekwaarde van gedoneerde levensmiddelen worden omgezet in een vennootschapsbelastingkrediet, d.w.z. dat voedseldonoren dat percentage van de waarde van de gedoneerde levensmiddelen in mindering kunnen brengen bij de vennootschapsbelasting op hun inkomsten. Uit de vergelijkende studie van het EESC is ook gebleken dat in de meeste andere bestudeerde lidstaten voedseldonatie kan worden gelijkgesteld met een fiscaal aftrekbare kost en het belastbare inkomen kan verlagen (binnen bepaalde grenzen en drempels die elke lidstaat vaststelt). Het EESC haalt als voorbeeld Portugal aan, waar dankzij een sterk belastingaftreksysteem donoren tot 140 % van de waarde van de levensmiddelen op het moment van de donatie kunnen aftrekken, op voorwaarde dat de levensmiddelen zullen worden gebruikt voor een sociaal doeleinde (zoals levering aan voedselbanken) en tot een maximum van 8/1 000 van de omzet van de donor.

8.   ANDERE EU-PROGRAMMA’S

8.1.   Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen en voedseldonaties

De specifieke doelstelling van het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD) is het verminderen van de ergste vormen van armoede in de EU door het verstrekken van niet-financiële bijstand aan de meest benadeelde personen in de EU. De bijstand die in het kader van het FEAD wordt verleend, kan bestaan uit voedselhulp, fundamentele materiële bijstand (kledij, schoeisel, toiletartikelen enz.) of acties om de sociale inclusie van de meest behoeftigen te bevorderen.

Het FEAD wordt in elke lidstaat uitgevoerd via partnerorganisaties, zoals publiekrechtelijke instanties of organisaties zonder winstoogmerk, die ervoor zorgen dat de bijstand bij de juiste personen terechtkomt of die activiteiten ter bevordering van de sociale inclusie ondernemen.

De partnerorganisaties kunnen de te verdelen levensmiddelen aankopen met FEAD-middelen of via donatie ontvangen. In het kader van een operationeel FEAD-programma kunnen voedseldonaties, waarbij de levensmiddelen aan een partnerorganisatie worden gedoneerd en kosteloos worden verdeeld onder de meest behoeftige personen, worden gefinancierd. De kosten van de partnerorganisaties voor de inzameling van de gedoneerde levensmiddelen bij de donor, het transport en de opslag ervan, en de distributie onder de meest behoeftigen kunnen met FEAD-middelen worden gefinancierd. Op die manier kan het FEAD bijdragen aan de beperking van voedselverspilling. Bewustmakingsactiviteiten die de partnerorganisaties organiseren onder kandidaat-donoren, kunnen ook door het FEAD worden ondersteund.

De mogelijkheid om voedseldonaties te financieren, moet worden opgenomen in het dienovereenkomstige operationele FEAD-programma. In Verordening (EU) nr. 223/2014 van het Europees Parlement en de Raad (75) is bepaald dat de partnerorganisaties worden vergoed op basis van de kosten die daadwerkelijk zijn gemaakt en betaald (76). De Commissie heeft echter meerdere amendementen aan Verordening (EU) nr. 223/2014 voorgesteld, in het kader van de herziening van het Financieel Reglement, als aangenomen op 14 september 2016 (COM(2016) 605 final). De lidstaten zullen, indien het betreffende amendement wordt aangenomen, ook vereenvoudigde kostenopties kunnen gebruiken om voedseldonaties te financieren. Ze zullen dan forfaits, vaste bedragen of eenheidskosten kunnen vaststellen en deze gebruiken als basis voor de betalingen aan partnerorganisaties die levensmiddelen inzamelen en verdelen.

De Commissie heeft het FEAD-netwerk opgericht zodat de FEAD-belanghebbenden ervaringen en goede praktijken kunnen uitwisselen. Dit is een forum waar de partnerorganisaties hun ervaringen met gedoneerde levensmiddelen kunnen delen: http://ec.europa.eu/feadnetwork

8.2.   Gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten

De EU ondersteunt de groente- en fruitsector actief via haar regeling voor marktbeheer (onderdeel van de „gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten”), die vier brede doelstellingen heeft: een meer concurrerende en marktgerichte sector, minder crisisgerelateerde schommelingen in het inkomen van producenten, meer consumptie van groenten en fruit in de EU, en meer gebruik van milieuvriendelijke teelt- en productietechnieken.

Om de voordelen van de groente- en fruitregeling te kunnen plukken, worden de producenten aangemoedigd om toe te treden tot producentenorganisaties. Dergelijke organisaties ontvangen steun om operationele programma’s, die gebaseerd zijn op een nationale strategie, uit te voeren.

De crisispreventie- en crisisbeheersingsmaatregelen die op grond van de gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten (GMO) kunnen worden genomen, laten de producentenorganisaties toe om hoeveelheden groenten en fruit uit de markt te nemen. Aangezien de productie van groenten en fruit aan sterke schommelingen onderhevig is en de producten seizoensgebonden en zeer beperkt houdbaar zijn, kunnen dankzij de regelingen voor het uit de markt nemen van producten eventuele marktoverschotten beter worden beheerd. De financiële steun wordt volledig gedekt door de EU-begroting indien de uit de markt genomen groenten en fruit gratis worden verstrekt aan liefdadigheidsinstellingen (tot maximaal 5 % van het volume van de in de handel gebrachte productie van elke producentenorganisatie). De lidstaten kunnen echter op verzoek de liefdadigheidsorganisaties en -instellingen die dergelijke producten ontvangen, toelaten een bijdrage aan de eindbegunstigden te vragen.

De EU-wetgeving geeft voorrang aan gratis verstrekking (uit de markt nemen van producten voor liefdadigheidsdoelen) door hiervoor een grotere financiële steun te verstrekken dan voor andere bestemmingen. Indien groenten en fruit uit de markt worden genomen voor andere bestemmingen (d.w.z. voor niet-voedingsdoeleinden, zoals compostering, meststoffen, energieomzetting enz.), is de financiële bijstand van de EU beperkt tot 50 % (of in bepaalde omstandigheden 60 %) van de daadwerkelijk gedane uitgaven. Het uit de markt nemen van groenten en fruit voor deze bestemmingen kan bijgevolg worden beschouwd als een georganiseerde manier om voedsel te doneren aan eindbegunstigden.

De gratis verstrekking van uit de markt genomen groenten en fruit betreft de volgende begunstigden: door de lidstaten erkende liefdadigheidsinstellingen of -organisaties, en door de lidstaten aangewezen strafinrichtingen, scholen, kindervakantiekampen, en ziekenhuizen en bejaardentehuizen.

Deze begunstigden zien erop toe dat de in dit kader verstrekte hoeveelheden boven de hoeveelheden komen die deze instellingen normaliter aankopen en dat ze voldoende capaciteit hebben om de ontvangen producten te bewaren.

Op grond van de GMO-voorschriften mogen de uit de markt genomen groenten en fruit ook worden verwerkt met het oog op gratis verstrekking. In dergelijke gevallen mogen de begunstigden van de gratis verstrekte producten de verwerkers van de groenten en het fruit in natura betalen, op voorwaarde dat er op lidstaatniveau passende voorschriften zijn vastgesteld die waarborgen dat de verwerkte producten bij de eindbegunstigden terechtkomen.

Er wordt ook voorzien in een specifieke etikettering om de bron en het gebruik van de EU-financiering beter kenbaar te maken. Door het toepassen van een hoger bijdragepercentage, maakt de EU duidelijk dat ze als bestemming voor uit de markt genomen producten voorrang geeft aan liefdadigheidsorganisaties en andere door de lidstaten erkende instellingen voor de herverdeling onder de behoeftigen.

8.3.   Gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten

Een belangrijke doelstelling van de gemeenschappelijke marktordening (GMO) voor visserijproducten en aquacultuurproducten is dat de levende biologische rijkdommen van de zee op een duurzame wijze worden geëxploiteerd. De producentenorganisaties dragen in de sterkste mate bij aan de verwezenlijking van deze doelstelling.

Twee aanvullende doelstellingen in dit kader zijn het zo veel mogelijk vermijden en beperken van ongewenste vangsten en, indien ze niet kunnen worden vermeden, deze vangsten zo goed mogelijk benutten. Om de instandhoudingsdoelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid van de EU te verwezenlijken en om selectieve visserijpraktijken aan te moedigen, zijn er voor bepaalde soorten minimuminstandhoudingsreferentiegrootten van toepassing. Voor deze soorten mogen vangsten die kleiner zijn dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte niet worden gebruikt voor rechtstreekse menselijke consumptie. Ze mogen wel voor andere doeleinden worden gebruikt, op voorwaarde dat er geen markt voor te kleine vissen tot stand komt.

Daarnaast moeten de producentenorganisaties de productie aanpassen aan de behoeften van de markt. Door de vangstactiviteiten te plannen op basis van de marktvraag zodat er altijd een afzetmarkt is voor de aangelande vis, kunnen de producentenorganisaties ervoor zorgen dat de vissers een zo hoog mogelijk inkomen hebben en dat voedselverspilling wordt beperkt.

Bij de hervorming van de GMO in 2014 werden de meeste compensatiemaatregelen voor producten die uit de markt worden genomen, geschrapt. Voor een vlotte invoering van het nieuwe systeem werd wel een tijdelijke maatregel vastgesteld (77), die de producentenorganisaties tot einde 2018 toelaat om producten uit de markt te nemen indien de marktprijs te laag is. De financiële steun die hieraan is verbonden, wordt onder specifieke voorwaarden toegekend. Een voorwaarde is dat de producten opnieuw op de markt worden gebracht voor menselijke consumptie (tegen betaling of kosteloos).

In de GMO wordt donatie van visserij- en aquacultuurproducten niet specifiek bevorderd, maar deze optie wordt ook niet uitgesloten. De verstrekking van visserijproducten voor rechtstreekse menselijke consumptie is beperkt tot de producten die voldoen aan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootten en de gemeenschappelijke handelsnormen op het moment dat ze voor het eerst ten verkoop worden aangeboden of worden verkocht. Deze beperking is niet van toepassing op aquacultuurproducten.

Referenties

 

(BE) „Omzendbrief met betrekking tot de bepalingen van toepassing op voedselbanken en liefdadigheidsverenigingen”, Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, FAVV-AFSCA, 8 februari 2017.

http://www.favv-afsca.be/denreesalimentaires/circulaires/_documents/2017-02-08_Circ-ob_Banquesalimentaires_NL_V3_clean.pdf

 

„Comparative study on EU Member States' legislation and practices on food donations”. Europees Economisch en Sociaal Comité, juni 2014.

http://www.eesc.europa.eu/resources/docs/comparative-study-on-eu-member-states-legislation-and-practices-on-food-donation_finalreport_010714.pdf

 

„Counting the COST of Food Waste: EU food waste prevention. 10th Report of Session 2013-14” European Union Committee, House of Lords, VK.

http://www.parliament.uk/documents/lords-committees/eu-sub-com-d/food-waste-prevention/154.pdf

 

„European Hospitality Industry Guidelines to Reduce Food Waste and Recommendations to Manage Food Donations”. HOTREC Hospitality Europe, 2017.

 

„Every Meal Matters — Food donation guidelines”. FoodDrinkEurope/EuroCommerce/Europese Federatie van Voedselbanken — onderschreven door het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, 2016.

http://www.fooddrinkeurope.eu/uploads/publications_documents/6194_FoodDrink_Europe_Every_Meal_Matters_screen.pdf

 

(FI) „Foodstuffs donated to Food Aid”, EVIRA Control Department, 21 mei 2013.

http://www.diva-portal.org/smash/get/diva2:902211/ATTACHMENT02.pdf

 

„Food Redistribution in the Nordic Region, Experiences and results from a pilot study” (TemaNord, 2014).

http://norden.diva-portal.org/smash/get/diva2:784307/FULLTEXT01.pdf

 

„Food Redistribution in the Nordic Region: Phase II: Identification of best practice models for enhanced food redistribution” (TemaNord, 2016).

http://www.diva-portal.org/smash/record.jsf?pid=diva2%3A902211&dswid=-1064

 

(FR) „Entreprises du secteur alimentaire: Guide pratique et réglementaire pour donner aux associations d’aide alimentaire”, DRAAF Rhône-Alpes.

http://draaf.auvergne-rhone-alpes.agriculture.gouv.fr/IMG/pdf/Guide_dons_alimentaires_-_20-septembre-1_cle0124ef.pdf

 

(FR) „Guide des bonnes pratiques d'hygiène de la distribution de produits alimentaires par les organismes caritatifs”, Fédération française des banques alimentaires, 2011.

 

(FR) Loi no 2016-138 du 11 février 2016 relative à la lutte contre le gaspillage alimentaire, JORF no 0036 van 12 februari 2016.

https://www.legifrance.gouv.fr/affichTexte.do?cidTexte=JORFTEXT000032036289&dateTexte=&categorieLien=id

 

(FR) Convention de dons de denrées alimentaires entre un commerce de détail alimentaire et une association d’aide alimentaire habilitée en application de l’article L. 230-6 du code rural et de la pêche maritime (zie http://agriculture.gouv.fr/don-alimentaire-un-modele-de-convention-entre-distributeurs-et-associations)

 

„Review of EU legislation and policies with implications on food waste”, FUSIONS, juni 2015.

https://www.eu-fusions.org/index.php/publications/267-analysing-food-waste-policies-across-the-eu-28

 

„Hospitality Food Surplus Redistribution Guidelines”, FUSIONS, september 2015.

http://www.eu-fusions.org/phocadownload/feasibility-studies/Hospitality/Hospitalty%20Food%20Surplus%20Redistribution%20Guideline.pdf

 

(IT) Wet nr. 166 van 19 augustus 2016. Dispozioni concernenti la donazione e la distribuzione di prodotti alimentare e farmaceutici a fini di solidarietà sociale e per la limitazione degli sprechi. Gazzetta Ufficiale della Republica Italiana, nr. 202, 30 augustus 2016.

http://www.gazzettaufficiale.it/eli/gu/2016/08/30/202/sg/pdf

 

(IT) Manual of Good Practices for Charitable Organisations, Caritas Italiana, the Fondazione Banco Alimentare O.N.L.U.S., 2016

 

(NL) Handboek Voedselveiligheid, Vereniging van Nederlandse Voedselbanken, 2016

 

(PT) Procedures to be adopted for restaurants/catering services/events; Procedures for food donated by large establishments; Frequently Asked Questions — ngo DariAcordar met ASAE (autoriteit voor voedsel- en economische veiligheid) en DGAV (nationale autoriteit voor dierengezondheid)

 

Zie ook „aanvullende nationale/sectorale richtsnoeren voor voedseldonatie”, bekendgemaakt op:

http://ec.europa.eu/food/safety/food_waste/library/index_en.htm


(1)  Eurostat, 2017.

(2)  Estimates of European food waste levels, FUSIONS (maart 2016).

(3)  FAO (Voedsel- en landbouworganisatie van de Verenigde Naties). 2011. Global Food Losses and Food Waste — Extent, Causes and Prevention. Rome: UN FAO.

(4)  M. Kummu, H. de Moel, M. Porkka, S. Siebert, O. Varis en P.J. Ward. 2012. „Lost Food, Wasted Resources: Global Food Supply Chain Losses and Their Impacts on Freshwater, Cropland and Fertilizer Use”. Science of the Total Environment 438: 477-489.

(5)  FAO. 2013. Food Wastage Footprint & Climate Change. Rome: FAO (VN).

(6)  FAO. 2015. Food Wastage Footprint & Climate Change. Rome: FAO (VN).

(7)  Europese Federatie van Voedselbanken (EFVB): http://www.eurofoodbank.eu/. Daarnaast verdeelt de „Tafel” (de Duitse voedselbanken die geen lid zijn van de EFVB) jaarlijks ongeveer 220 000 ton voedsel onder ongeveer 1,5 miljoen mensen.

(8)  Gedocumenteerd in bijvoorbeeld Comparative study on EU Member States' legislation and practices on food donations (EESC, 2014); Counting the COST of Food Waste: EU food waste prevention (Hogerhuis van het Verenigd Koninkrijk, 2013-2014); Review of EU legislation and policies with implications on food waste (FUSIONS, 2015; Food redistribution in the Nordic Region (Noordse Raad van ministers, TemaNord, 2014-2016), alsook vergaderingen van de Commissie met, en individuele bijdragen van, nationale bevoegde autoriteiten en belanghebbenden, waaronder de leden van het EU-Platform voor voedselverlies en -verspilling dat in 2016 werd opgericht in het kader van het actieplan ter bevordering van de circulaire economie (zie http://ec.europa.eu/food/safety/food_waste/eu_actions/index_en.htm).

(9)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s „Maak de cirkel rond — Een EU-actieplan voor de circulaire economie” (COM(2015) 614 final).

(10)  Food redistribution in the Nordic Region, phase II: identification of best practice models for enhanced food redistribution (Noordse Raad van ministers, TemaNord, 2016).

(11)  Bijvoorbeeld „Every Meal Matters — Food donation guidelines” van FoodDrinkEurope/EuroCommerce/Europese Federatie van Voedselbanken — onderschreven door het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders van de Europese Commissie.

(12)  https://ec.europa.eu/food/safety/food_waste/eu_actions/eu-platform_en

(13)  Artikel 8, lid 3, van Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1).

(14)  http://ec.europa.eu/food/safety/food_waste/library/index_en.htm

(15)  Verordening (EG) nr. 852/2004.

(16)  https://webgate.ec.europa.eu/dyna/hygienelegislation/

(17)  Voedsel- en Landbouworganisatie (mei 2015). Comprehensive definition for „recovery and redistribution of safe and nutritious food for human consumption” (http://www.fao.org/save-food/news-and-multimedia/news/news-details/en/c/288692/)

(18)  WRAP, een Britse organisatie, heeft een richtsnoer uitgevaardigd over wat kan worden beschouwd als voor herverdeling geschikte voedseloverschotten, om de industrie in het Verenigd Koninkrijk te helpen meer voedsel- en drankoverschotten te herverdelen. Framework for Effective Redistribution Partnerships (WRAP, 2016).

(19)  Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).

(20)  Onderverdeling voorgesteld in de voedseldonatierichtsnoeren van FoodDrinkEurope, EuroCommerce en de Europese Federatie van Voedselbanken, Every Meal Matters, juni 2016, blz. 16.

(21)  https://ec.europa.eu/food/sites/food/files/safety/docs/biosafety_fh_legis_guidance_reg-2004-852_nl.pdf

(22)  Zie bijvoorbeeld: Guidance on the application of EU food hygiene law to community and charity food provision, UK Food Standards Agency, maart 2016.

(23)  Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt („Richtlijn inzake elektronische handel”) (PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1).

(24)  Artikel 3, punt 8, van de algemene levensmiddelenwetgeving.

(25)  Artikel 3, punt 2, van de algemene levensmiddelenwetgeving.

(26)  Artikel 3, punt 3, van de algemene levensmiddelenwetgeving.

(27)  Artikel 17, leden 1 en 2, van de algemene levensmiddelenwetgeving.

(28)  Overweging 30 van de algemene levensmiddelenwetgeving.

(29)  In artikel 24 van Verordening (EU) nr. 1169/2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 18) is bepaald dat „na de uiterste consumptiedatum […] een levensmiddel onveilig [wordt] geacht overeenkomstig artikel 14, leden 2 tot en met 5, van Verordening (EG) nr. 178/2002”.

(30)  Op HACCP gebaseerde procedures of „HACCP”: op de beginselen van gevarenanalyse en kritische controlepunten („Hazard Analysis and Critical Control Points”, HACCP) gebaseerde procedures. Deze vormen een systeem voor zelfcontrole waarbij overeenkomstig de HACCP-beginselen voor voedselveiligheid significante gevaren worden geïdentificeerd, geëvalueerd en beheerst.

(31)  Mededeling van de Commissie betreffende de uitvoering van systemen voor het beheer van de voedselveiligheid bestaande uit basisvoorwaardenprogramma’s en op de HACCP-beginselen gebaseerde procedures, met inbegrip van de bevordering/flexibilisering van de uitvoering in bepaalde levensmiddelenbedrijven (2016/C 278/01) (PB C 278 van 30.7.2016, blz. 1).

(32)  Artikel 14, leden 1 en 2, van de algemene levensmiddelenwetgeving.

(33)  Richtsnoeren voor de tenuitvoerlegging van de artikelen 11, 12, 14, 17, 18, 19 en 20 van Verordening (EG) nr. 178/2002 betreffende de algemene levensmiddelenwetgeving. Conclusies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid. https://ec.europa.eu/food/sites/food/files/safety/docs/gfl_req_guidance_rev_8_en.pdf

(34)  Artikel 18 van de algemene levensmiddelenwetgeving.

(35)  Artikel 3, punt 7, van de algemene levensmiddelenwetgeving.

(36)  Artikel 2, lid 2, onder d), van Verordening (EU) nr. 1169/2011.

(37)  Richtsnoeren voor de tenuitvoerlegging van de artikelen 11, 12, 14, 17, 18, 19 en 20 van Verordening (EG) nr. 178/2002 betreffende de algemene levensmiddelenwetgeving.

(38)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 931/2011 van de Commissie van 19 september 2011 inzake de traceerbaarheidsvoorschriften die bij Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong zijn vastgesteld (PB L 242 van 20.9.2011, blz. 2).

(39)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 208/2013 van de Commissie van 11 maart 2013 betreffende de traceerbaarheidsvoorschriften voor kiemgroenten en voor de productie van kiemgroenten bestemde zaden (PB L 68 van 12.3.2013, blz. 16).

(40)  Richtsnoeren voor de tenuitvoerlegging van de artikelen 11, 12, 14, 17, 18, 19 en 20 van Verordening (EG) nr. 178/2002 betreffende de algemene levensmiddelenwetgeving.

(41)  E-2704/04

(42)  Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008 en (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).

(43)  Richtlijn 85/374/EEG van de Raad van 25 juli 1985 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken (PB L 210 van 7.8.1985, blz. 29).

(44)  Richtsnoeren voor de tenuitvoerlegging van de artikelen 11, 12, 14, 17, 18, 19 en 20 van Verordening (EG) nr. 178/2002 betreffende de algemene levensmiddelenwetgeving.

(45)  Bv. Frankrijk — Overeenkomst voor voedseldonatie tussen een kleinhandel voor levensmiddelen en een voedselhulpvereniging die is erkend op grond van artikel L 230-6 van het landbouw- en zeevisserijwetboek (Convention de dons de denrées alimentaires entre un commerce de détail alimentaire et une association d’aide alimentaire habilitée en application de l’article L. 230-6 du code rural et de la pêche maritime) (zie http://agriculture.gouv.fr/don-alimentaire-un-modele-de-convention-entre-distributeurs-et-associations).

(46)  http://ec.europa.eu/food/food/biosafety/hygienelegislation/com_.rules_en.htm

(47)  Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55, zoals gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22).

(48)  PB C 278 van 30.7.2016, blz. 1.

(49)  Artikel 2, onder a), van Beschikking 2007/275/EG van de Commissie van 17 april 2007 betreffende lijsten van dieren en producten die krachtens de Richtlijnen 91/496/EEG en 97/78/EG van de Raad in grensinspectieposten controles moeten ondergaan (PB L 116 van 4.5.2007, blz. 9).

(50)  Aanmeldingsprocedure als vastgesteld in Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 241 van 17.9.2015, blz. 1).

(51)  Zie „Guidelines for food donation” op het volgende internetadres: http://ec.europa.eu/food/safety/food_waste/library_en

(52)  Vlees dat bestemd is om te worden ingevroren, moet onmiddellijk na de productie worden ingevroren (Verordening (EG) nr. 853/2004). Dit sluit de mogelijkheid uit om dergelijke producten aan het einde van hun houdbaarheidsperiode in te vriezen om hygiënische of kwaliteitsredenen.

(53)  Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, Richtlijn 90/496/EEG van de Raad, Richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie, en Verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 18).

(54)  Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 1).

(55)  De gecombineerde nomenclatuur (https://ec.europa.eu/taxation_customs/business/calculation-customs-duties/what-is-common-customs-tariff/combined-nomenclature_en)

(56)  Artikel 15 van deze verordening. Deze vereiste is niet nieuw; ze was al opgenomen in artikel 14 van Richtlijn 79/112/EEG van de Raad van 18 december 1978 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake etikettering en presentatie van levensmiddelen bestemd voor de eindverbruiker alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame (PB L 33 van 8.2.1979, blz. 1) inzake de etikettering van levensmiddelen.

(57)  Artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1169/2011.

(58)  https://ec.europa.eu/food/sites/food/files/safety/docs/fw_lib_best_before_nl.pdf

(59)  http://ec.europa.eu/food/safety/docs/fw_eu_actions_date_marking_infographic_en.pdf

(60)  Denemarken: „beslissingsschema” betreffende datumvermelding http://ec.europa.eu/food/sites/food/files/safety/docs/fw_lib_da_mind-the-date_decision-tree.pdf

(61)  Zo mogen de voedselproducenten en detailhandelaars in Frankrijk op grond van de modelovereenkomst tot vaststelling van regelingen voor voedseldonatie tussen de industrie en liefdadigheidsorganisaties (als vastgesteld in wet nr. 2016-138 van 11 februari 2016) slechts levensmiddelen met een uiterste consumptiedatum leveren die nog minstens 48 uur houdbaar zijn op het moment dat ze aan de voedselbanken of andere liefdadigheidsorganisaties worden geleverd.

(62)  Comparative study on EU Member States' legislation and practices on food donations, Europees Economisch en Sociaal Comité, 2014.

(63)  Zie bijvoorbeeld: Belgisch Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Omzendbrief met betrekking tot de bepalingen van toepassing op voedselbanken en liefdadigheidsverenigingen, 8 februari 2017; Italië — Manual of Good Practices for Charitable Organisations, Caritas Italiana, Fondazione Banco Alimentare Onlus, maart 2016.

(64)  Artikel 2 van Verordening (EG) nr. 589/2008 van de Commissie van 23 juni 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat betreft de handelsnormen voor eieren (PB L 163 van 24.6.2008, blz. 6).

(65)  Verordening (EG) nr. 853/2004 (bijlage III, sectie X, hoofdstuk I, punt 3).

(66)  Kleinhandelaars mogen, in overeenstemming met de EU-levensmiddelenhygiënevoorschriften betreffende levensmiddelen van dierlijke oorsprong, eieren leveren aan andere detailhandelszaken indien ze voldoen aan alle bepalingen van Verordening (EG) nr. 853/2004 (met inbegrip van hun erkenning door de nationale autoriteiten) of indien de levering wordt beschouwd als „marginaal, beperkt en lokaal” en wordt geregeld door nationale maatregelen die aan de Europese Commissie zijn aangemeld. Zie punt 5.2 voor meer informatie.

(67)  Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1).

(68)  Comparative study on EU Member States' legislation and practices on food donations, Europees Economisch en Sociaal Comité, 2014.

(69)  De richtsnoeren van het btw-comité zijn bekendgemaakt op:

http://ec.europa.eu/taxation_customs/sites/taxation/files/resources/documents/taxation/vat/key_documents/vat_committee/guidelines-vat-committee-meetings_en.pdf

(70)  Review of EU legislation and policies with implications on food waste, EU FUSIONS, 15 juni 2015

https://www.eu-fusions.org/index.php/about-food-waste/283-food-waste-policy-framework

(71)  België, Denemarken, Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Hongarije, Polen, Portugal, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. Comparative study on EU Member States' legislation and practices on food donations, Europees Economisch en Sociaal Comité, 2014.

(72)  E-009571/2014 (http://www.europarl.europa.eu/sides/getAllAnswers.do?reference=E-2014-009571&language=EN)

(73)  Deze aanbeveling vloeit voort uit gesprekken van de Commissie met de lidstaten over de vaststelling van btw voor levensmiddelen die aan behoeftigen worden gedoneerd.

(74)  Met een maximum van 0,5 % van de omzet van de onderneming.

(75)  Verordening (EU) nr. 223/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 betreffende het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (PB L 72 van 12.3.2014, blz. 1).

(76)  Zie artikel 26, lid 2, onder d), van Verordening (EU) nr. 223/2014.

(77)  Artikel 67 van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1).


BIJLAGE 1

Overzichtstabel van wettelijke bepalingen die relevant zijn voor voedseldonatie (1)

Algemene levensmiddelen-wetgeving

Verordening (EG) nr. 178/2002

Deze verordening is van toepassing op alle exploitanten van levensmiddelenbedrijven die levensmiddelen in de handel brengen, met inbegrip van herverdelingsorganisaties en andere liefdadigheidsorganisaties (artikel 3, lid 2).

 

 

Alle actoren in de voedselketen zorgen ervoor dat de levensmiddelen voldoen aan de voorschriften van de algemene levensmiddelenwetgeving (artikel 17, lid 1).

 

 

De verantwoordelijkheid voor de naleving van alle voorschriften in de levensmiddelenwetgeving (bv. op het gebied van voedselveiligheid, levensmiddelenhygiëne, voedselinformatie aan consumenten) ligt bij de exploitant van een levensmiddelenbedrijf voor alle activiteiten in de voedselketen onder zijn beheer (artikel 17).

 

 

In artikel 14 zijn belangrijke voedselveiligheidsvoorschriften vastgesteld, die alle actoren moeten naleven.

 

 

Artikel 18 van de algemene levensmiddelenwetgeving gaat over traceerbaarheid.

 

 

Activiteiten die betrekking hebben op het particulier, huishoudelijk gebruik van levensmiddelen, behoren niet tot het toepassingsgebied van de Verordening (artikel 1, lid 3).

Levensmiddelen-hygiënepakket

Verordening (EG) nr. 852/2004

Verordening (EG) nr. 853/2004

Alle exploitanten van levensmiddelenbedrijven moeten voldoen aan de EU-voorschriften inzake levensmiddelenhygiëne.

 

 

De voedselveiligheid moet in de gehele voedselketen gewaarborgd zijn, te beginnen bij de primaire productie.

 

 

Voor levensmiddelen die niet op een veilige manier bij omgevingstemperatuur kunnen worden opgeslagen, met name bevroren levensmiddelen, is het belangrijk de koudeketen in stand te houden.

 

 

Er moeten in de gehele voedselketen goede hygiënepraktijken en -procedures die gebaseerd zijn op de HACCP-beginselen, indien van toepassing, worden nageleefd.

 

 

Er zijn specifieke voorschriften van toepassing op het verstrekken of doneren van levensmiddelen van dierlijke oorsprong.

 

 

Hygiënevoorschriften mogen alleen van toepassing zijn op ondernemingen, hetgeen een bepaalde continuïteit van de activiteiten en een bepaalde organisatiegraad veronderstelt (overweging 9 van Verordening (EG) nr. 852/2004).

Voedseletikettering en houdbaarheid

Verordening (EU) nr. 1169/2011

Exploitanten van levensmiddelenbedrijven zijn verplicht een datum van minimale houdbaarheid of een uiterste consumptiedatum te vermelden.

 

 

Levensmiddelen waarvan de minimale houdbaarheidsdatum is verstreken, mogen op grond van het EU-recht worden verhandeld, maar de verdeling van levensmiddelen waarvan de uiterste consumptiedatum is verstreken, wordt als onveilig beschouwd en is dan ook verboden.

 

 

De EU-voorschriften inzake voedselinformatie aan consumenten zijn alleen van toepassing op ondernemingen, waarvan de opzet een zekere mate van continuïteit van de activiteiten en van organisatie impliceert (overweging 15).

Btw-regels

Richtlijn 2006/112/EG

Richtsnoeren van het btw-comité die voortvloeien uit zijn 97e vergadering (2)

Overeenkomstig Richtlijn 2006/112/EG van de Raad moet btw worden betaald op voor donatie bestemde levensmiddelen indien de btw die de donor heeft betaald bij aankoop werd afgetrokken (artikel 16).

 

 

De maatstaf van heffing is de aankoopprijs op het moment van de donatie, herzien op basis van de staat van deze goederen op het tijdstip waarop de donatie wordt verricht (artikel 74).

 

 

In het desbetreffende COM-document wordt aanbevolen dat de lidstaten in het geval van levensmiddelen waarvan de datum van minimale houdbaarheid bijna verstrijkt, ervan uitgaan dat de waarde waarop de btw wordt berekend, betrekkelijk laag is of zelfs bijna nihil indien de levensmiddelen geen echte waarde meer hebben.

Officiële controles

Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong

(PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206).

Controles van inrichtingen die voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong produceren.

 

Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn(PB L 165 van 30.4.2004, blz. 206).

Controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn.

 

Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1).

Gaat over officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen. De nieuwe voorschriften zullen geleidelijk van toepassing worden, maar de meeste op 14 december 2019.

Kaderrichtlijn afvalstoffen (KRA)

Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).

Bepaalt dat afvalpreventie de eerste stap in de afvalhiërarchie is en verplicht lidstaten afvalpreventieprogramma’s te ontwikkelen.

 

 

Voorstel tot wijziging (COM(2015) 595 final) versterkt voedselafvalpreventie als onderdeel van het algemene afvalpreventiebeleid. Roept de lidstaten op om in alle schakels van de voorzieningsketen voedselverspilling te beperken, voedselverspillingsniveaus op te volgen en om de twee jaar een verslag uit te brengen.

 

 

De Commissie zal, op basis van een gunstig advies van de lidstaten, een methode ontwikkelen om voedselverspilling te meten.

Diensten van de informatie-maatschappij (met name elektronische handel)

Richtlijn 2000/31/EG

Draagt bij aan de goede werking van de interne markt door het vrije verkeer van de diensten van de informatiemaatschappij tussen lidstaten te waarborgen.

 

 

Brengt bepaalde nationale bepalingen nader tot elkaar die van toepassing zijn op de diensten van de informatiemaatschappij en onder andere betrekking hebben op de aansprakelijkheid van tussenpersonen.

 

 

Vormt een aanvulling op het communautaire recht dat van toepassing is op de diensten van de informatiemaatschappij en doet niet af aan het in EU- en nationale voorschriften vastgelegde niveau van bescherming, inzonderheid van de volksgezondheid en de consumentenbelangen, voor zover de vrijheid om diensten van de informatiemaatschappij te verlenen daardoor niet beperkt wordt.

Gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten

Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671)

Artikel 34, lid 4, over het uit de markt nemen van producten voor liefdadigheidsdoelen. Het uit de markt nemen van producten voor deze bestemming wordt op dit moment beschouwd als een georganiseerde manier om levensmiddelen „kosteloos” te doneren aan eindbegunstigden. De desbetreffende wetgeving voorziet in een hogere steun voor de gratis verdeling (het uit de markt nemen van producten voor liefdadigheidsdoelen) dan voor het uit de markt nemen van producten voor andere bestemmingen. Er wordt ook voorzien in een specifieke etikettering om de bron en het gebruik van de EU-financiering beter kenbaar te maken. Het is duidelijk dat als bestemming voor uit de markt genomen producten voorrang wordt gegeven aan liefdadigheidsorganisaties en andere door de lidstaten erkende instellingen voor de herverdeling onder de behoeftigen. Uit de markt genomen producten kunnen ook nog voor andere bestemmingen worden gebruikt dan voor gratis verdeling.

Gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuur-producten

Verordening (EU) nr. 1379/2013

Artikel 34, lid 2, over overeenstemming met gemeenschappelijke handelsnormen. Visserijproducten die niet in overeenstemming zijn met gemeenschappelijke handelsnormen (met inbegrip van de minimuminstandhoudings-referentiegrootten) mogen niet worden verstrekt voor rechtstreekse menselijke consumptie. Andere gebruiken zijn toegestaan.

Regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid

Verordening (EG) nr. 1224/2009

In artikel 58 worden specifieke traceerbaarheidsvoorschriften ingevoerd die van toepassing zijn op visserij- en aquacultuurproducten.

Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD)

Verordening (EU) nr. 223/2014

In het kader van een operationeel FEAD-programma kunnen voedseldonaties, waarbij de levensmiddelen aan een partnerorganisatie (publiekrechtelijke instantie of vereniging zonder winstoogmerk) kosteloos worden gedoneerd, worden gefinancierd.

 

 

De kosten voor de inzameling van de gedoneerde levensmiddelen bij de donor, het transport en de opslag ervan, en de distributie onder de meest behoeftigen kunnen met FEAD-middelen worden gefinancierd.

 

 

Ook bewustmakingsactiviteiten onder kandidaat-donoren kunnen worden ondersteund.


(1)  Tabel gebaseerd op de voorstelling van de „Comparative study on EU Member States” legislation and practices on food donations van het Europees Economisch en Sociaal Comité” (Bio by Deloitte, 7 juli 2014).

(2)  Opgenomen in de lijst van de richtsnoeren (zie blz. 165) op het volgende internetadres: http://ec.europa.eu/taxation_customs/resources/documents/taxation/vat/key_documents/vat_committee/guidelines-vat-committee-meetings_en.pdf


BIJLAGE 2

Beslissingsschema: Hoef ik, als detailhandelaar die levensmiddelen verstrekt aan een liefdadigheidsorganisatie/voedselbank of als liefdadigheidsorganisatie/voedselbank, te voldoen aan Verordening (EG) nr. 853/2004?

Image

IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

25.10.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 361/30


Wisselkoersen van de euro (1)

24 oktober 2017

(2017/C 361/02)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,1761

JPY

Japanse yen

133,95

DKK

Deense kroon

7,4433

GBP

Pond sterling

0,89303

SEK

Zweedse kroon

9,6475

CHF

Zwitserse frank

1,1613

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

9,3883

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

25,583

HUF

Hongaarse forint

308,53

PLN

Poolse zloty

4,2403

RON

Roemeense leu

4,6013

TRY

Turkse lira

4,3751

AUD

Australische dollar

1,5117

CAD

Canadese dollar

1,4875

HKD

Hongkongse dollar

9,1803

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,7008

SGD

Singaporese dollar

1,6023

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 327,81

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

16,1396

CNY

Chinese yuan renminbi

7,8022

HRK

Kroatische kuna

7,5130

IDR

Indonesische roepia

15 937,33

MYR

Maleisische ringgit

4,9849

PHP

Filipijnse peso

60,801

RUB

Russische roebel

67,6090

THB

Thaise baht

39,035

BRL

Braziliaanse real

3,8022

MXN

Mexicaanse peso

22,4841

INR

Indiase roepie

76,5790


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


25.10.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 361/31


Vaststelling van een besluit van de Commissie betreffende de kennisgeving door Tsjechië van een gewijzigd nationaal plan voor de overgangsfase als bedoeld in artikel 32, lid 6, van Richtlijn 2010/75/EU inzake industriële emissies

(2017/C 361/03)

Op 20 oktober 2017 heeft de Commissie Besluit C(2017) 6985 betreffende de kennisgeving door Tsjechië van een gewijzigd nationaal plan voor de overgangsfase als bedoeld in artikel 32, lid 6, van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (1) vastgesteld.

Dit document is beschikbaar op de volgende internetsite: https://circabc.europa.eu/w/browse/36205e98-8e7a-47d7-808d-931bc5baf6ee


(1)  PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17.


V Bekendmakingen

BESTUURLIJKE PROCEDURES

Europese Commissie

25.10.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 361/32


Oproep tot het indienen van voorstellen 2018 — EAC/A05/2017

Erasmus+

(2017/C 361/04)

1.   Inleiding en doelstellingen

Deze oproep tot het indienen van voorstellen is gebaseerd op Verordening (EU) nr. 1288/2013 van het Europees Parlement en de Raad (1) tot vaststelling van „Erasmus+”: het EU-programma voor onderwijs, opleiding, jeugdzaken en sport en op de jaarlijkse werkprogramma’s van Erasmus+ voor 2017 en 2018. Erasmus+ bestrijkt de periode 2014-2020. De algemene en specifieke doelstellingen van Erasmus+ worden vermeld in de artikelen 4, 5, 11 en 16 van de verordening.

2.   Acties

Deze oproep tot het indienen van voorstellen heeft betrekking op de volgende acties van Erasmus+:

Kernactie 1 (KA1) — Individuele leermobiliteit

Individuele mobiliteit op het gebied van onderwijs, opleiding en jeugdzaken

Gezamenlijke mastertitels in het kader van Erasmus Mundus

Kernactie 2 (KA2) — Samenwerking met het oog op innovatie en uitwisseling van goede praktijken

Strategische partnerschappen op het gebied van onderwijs, opleiding en jeugdzaken

Kennisallianties

Allianties voor sectorale vaardigheden

Capaciteitsopbouw op het gebied van hoger onderwijs

Capaciteitsopbouw op het gebied van jeugdzaken

Kernactie 3 (KA3) — Ondersteuning van beleidshervormingen

Gestructureerde dialoog: Ontmoetingen tussen jongeren en beleidsmakers op het gebied van jeugdzaken

Jean Monnet-activiteiten

Jean Monnet-leerstoelen

Jean Monnet-modules

Jean Monnet-expertisecentra

Jean Monnet-steun aan verenigingen

Jean Monnet-netwerken

Jean Monnet-projecten

Sport

Samenwerkingspartnerschappen

Kleine samenwerkingspartnerschappen

Europese sportevenementen zonder winstoogmerk

3.   Wie komt in aanmerking?

Publieke of particuliere organisaties die actief zijn op het gebied van onderwijs, opleiding, jeugdzaken en sport kunnen financiële steun aanvragen in het kader van Erasmus+. Voorts kunnen groepen jongeren die actief zijn in het jeugdwerk — maar niet noodzakelijkerwijs in het kader van een jeugdorganisatie — financiële steun aanvragen voor leermobiliteit voor jongeren en jeugdwerkers en voor strategische partnerschappen op het gebied van jeugdzaken.

De volgende programmalanden kunnen volledig deelnemen aan alle acties van Erasmus+ (2):

de lidstaten van de Europese Unie,

de EVA/EER-landen: IJsland, Liechtenstein en Noorwegen;

de kandidaat-lidstaten van de EU: Turkije en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

Voorts staan bepaalde acties van Erasmus+ open voor organisaties uit partnerlanden.

Meer informatie over de regels voor deelname vindt u in de gids van Erasmus+.

Voor Britse aanvragers: Gelieve er rekening mee te houden dat u alleen in aanmerking komt als u gedurende het volledige subsidietijdvak aan de relevante criteria voldoet. Als het Verenigd Koninkrijk tijdens het subsidietijdvak uit de EU treedt zonder een overeenkomst met de EU te sluiten die waarborgt dat Britse aanvragers in aanmerking blijven komen voor financiële steun, ontvangt u geen financiële steun van de EU meer (maar kunt u — waar mogelijk — aan het project blijven deelnemen) of moet u het project verlaten.

4.   Budget en duur van de projecten

Voor de uitvoering van deze oproep tot het indienen van voorstellen gelden de volgende voorwaarden:

de in de ontwerpbegroting voor 2018 opgenomen kredieten zijn beschikbaar na de goedkeuring van de begroting voor 2018 door de begrotingsautoriteit of, indien de begroting niet is vastgesteld, volgens de regeling van de voorlopige twaalfden;

de Europese wetgever keurt de meerjarige indicatieve programma’s voor 2018-2020 zonder noemenswaardige wijzigingen goed.

Het totale budget voor deze oproep tot het indienen van voorstellen wordt geraamd op 2 490,9 miljoen EUR:

Onderwijs en opleiding:

2 253,2 miljoen

EUR (3)

Jeugdzaken:

188,2 miljoen

EUR

Jean Monnet:

12,1 miljoen

EUR

Sport:

37,4 miljoen

EUR

Het totale budget voor de oproep tot het indienen van voorstellen en de verdeling ervan zijn indicatief en kunnen worden gewijzigd na een wijziging van de jaarlijkse werkprogramma’s van Erasmus+. Potentiële aanvragers wordt verzocht om de jaarlijkse werkprogramma’s van Erasmus+ en de wijzigingen ervan regelmatig te raadplegen op:

http://ec.europa.eu/dgs/education_culture/more_info/awp/index_en.htm

om na te gaan welk budget voor elke onder deze oproep vallende actie beschikbaar is.

De toegekende financiële steun en de duur van de projecten variëren, afhankelijk van bijvoorbeeld het type project en het aantal betrokken partners.

5.   Termijn voor het indienen van aanvragen

Alle termijnen voor het indienen van aanvragen lopen af om 12.00 uur (Brusselse tijd).

Kernactie 1

Individuele mobiliteit op het gebied van jeugdzaken

1 februari 2018

Individuele mobiliteit op het gebied van hoger onderwijs

1 februari 2018

Individuele mobiliteit op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding, schoolonderwijs en volwassenenonderwijs

1 februari 2018

Individuele mobiliteit op het gebied van jeugdzaken

26 april 2018

Individuele mobiliteit op het gebied van jeugdzaken

4 oktober 2018

Gezamenlijke mastertitels in het kader van Erasmus Mundus

15 februari 2018


Kernactie 2

Strategische partnerschappen op het gebied van jeugdzaken

1 februari 2018

Strategische partnerschappen op het gebied van onderwijs en opleiding

21 maart 2018

Strategische partnerschappen op het gebied van jeugdzaken

26 april 2018

Strategische partnerschappen op het gebied van jeugdzaken

4 oktober 2018

Kennisallianties

28 februari 2018

Allianties voor sectorale vaardigheden

28 februari 2018

Capaciteitsopbouw op het gebied van hoger onderwijs

8 februari 2018

Capaciteitsopbouw op het gebied van jeugdzaken

8 maart 2018


Kernactie 3

Ontmoetingen tussen jongeren en beleidsmakers op het gebied van jeugdzaken

1 februari 2018

26 april 2018

4 oktober 2018


Jean Monnet-acties

Leerstoelen, modules, expertisecentra, steun aan verenigingen, netwerken, projecten

22 februari 2018


Sportacties

Samenwerkingspartnerschappen

5 april 2018

Kleine samenwerkingspartnerschappen

5 april 2018

Europese sportevenementen zonder winstoogmerk

5 april 2018

Gedetailleerde instructies voor het indienen van aanvragen vindt u in de programmagids van Erasmus+.

6.   Volledige informatie

De gedetailleerde voorwaarden van deze oproep tot het indienen van voorstellen, met inbegrip van de prioriteiten, zijn te vinden in de gids van Erasmus+ op het volgende internetadres:

http://ec.europa.eu/programmes/erasmus-plus/resources/programme-guide_nl

De gids van Erasmus+ vormt een integrerend deel van deze oproep tot het indienen van voorstellen en de daarin vermelde voorwaarden voor deelname en financiering zijn volledig van toepassing op deze oproep.


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 50.

(2)  Jean Monnet-activiteiten staan open voor organisaties uit de hele wereld.

(3)  Dit bedrag omvat de middelen voor de internationale dimensie van hoger onderwijs (in totaal 328 miljoen EUR).


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

25.10.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 361/36


Bericht voor marktdeelnemers — Nieuwe reeks verzoeken om schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor bepaalde industrie- en landbouwproducten

(2017/C 361/05)

Marktdeelnemers worden ervan in kennis gesteld dat de Commissie voor de julironde van 2018 verzoeken heeft ontvangen overeenkomstig de administratieve regelingen zoals opgenomen in de mededeling van de Commissie inzake autonome tariefschorsingen en -contingenten (2011/C 363/02) (1).

De lijst met producten waarvoor een schorsing van rechten is gevraagd, is nu beschikbaar op de thematische (Europa)website van de Commissie over de douane-unie (2).

Marktdeelnemers worden er eveneens van in kennis gesteld dat 12 december 2017 de uiterste datum is waarop bezwaren tegen nieuwe verzoeken via de nationale overheidsdiensten door de Commissie moeten zijn ontvangen. Op deze datum staat de tweede vergadering van de Groep economische tariefvraagstukken gepland.

Geïnteresseerde marktdeelnemers wordt aangeraden de lijst regelmatig te raadplegen om op de hoogte te blijven van de status van de verzoeken.

Meer informatie over de procedure met betrekking tot autonome tariefschorsingen is te vinden op de Europa-website:

http://ec.europa.eu/taxation_customs/customs/customs_duties/tariff_aspects/suspensions/index_en.htm


(1)  PB C 363 van 13.12.2011, blz. 6.

(2)  http://ec.europa.eu/taxation_customs/dds2/susp/susp_home.jsp?Lang=nl


25.10.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 361/37


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.8644 — AXA/NN Group/Portfolio)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2017/C 361/06)

1.

Op 17 oktober 2017 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad ontvangen (1).

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

Lindisfarne S.L. (Spanje), die deel uitmaakt van de groep AXA SA („AXA”, Frankrijk);

ESI One SARL (Frankrijk), die deel uitmaakt van de groep AXA;

Alterimmo Europe SARL (Frankrijk), die deel uitmaakt van de groep AXA;

REI Spain B.V. (Nederland), die deel uitmaakt van NN Group N.V. („NN”, Nederland);

Portfolio (Spanje).

AXA en NN verkrijgen indirect gezamenlijke zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening over de activaportefeuille gevestigd in Spanje.

De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen.

2.

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

—   Lindisfarne S.L.: beheert vastgoedactiva waarvan zij direct eigenaar is en beheert dochterondernemingen die eigenaar zijn van vastgoedactiva in Spanje;

—   ESI One SARL: bezit vastgoedportefeuilles/onroerende goederen;

—   Alterimmo Europe SARL: bezit vastgoedportefeuilles/onroerende goederen;

—   REI Spain B.V.: verwerft, bezit, beheert en verkoopt vastgoed en andere opbrengstactiva. Ze participeert in of leidt het beheer van andere ondernemingen of instellingen met hetzelfde doel en verleent garanties en zekerheden aan andere ondernemingen van de groep en voor rekening van derden;

—   Portfolio: bestaat uit 34 studentenverblijven verspreid over 17 steden in Spanje.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.8644 — AXA/NN Group/Portfolio

Opmerkingen kunnen per e-mail, per fax of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


25.10.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 361/39


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.8518 — MDP/HPS/Nevada/Towergate)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2017/C 361/07)

1.

Op 18 oktober 2017 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

HPS Investment Partners, LLC („HPS”, Verenigde Staten);

Ardonagh Group Limited („Ardonagh”, Verenigd Koninkrijk), dat onder zeggenschap staat van HPS;

Madison Dearborn Partners, LLC („MDP”, Verenigde Staten);

Nevada Investment Holdings 2 Limited („Nevada 2”, Kaaimaneilanden), dat onder zeggenschap staat van MDP.

HPS en MDP verkrijgen gezamenlijke zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening over Ardonagh (met inbegrip van Towergate) en Nevada 2.

De concentratie komt tot stand door de verwerving van effecten.

2.

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

—   HPS: in de Verenigde Staten gevestigde investeringsonderneming met investeringen in verschillende industrieën, waaronder verzekeringsmakelaarbedrijven;

—   Ardonagh: heeft zeggenschap over Towergate Insurance Limited („Towergate”), Autonet Insurance Services Ltd („Autonet”), Price Forbes & Partners Limited („Price Forbes”), Ryan Direct Group („RDG”) en Chase Templeton Limited („Chase Templeton”). Al deze entiteiten zijn verzekeringsmakelaarbedrijven die hoofdzakelijk actief zijn in de schadeverzekeringssector in het Verenigd Koninkrijk;

—   MDP: in de Verenigde Staten gevestigde investeringsonderneming met investeringen in verschillende industrieën, waaronder verzekeringsmakelaarbedrijven;

—   Nevada 2: particuliere houdstermaatschappij, gevestigd in de Kaaimaneilanden. Nevada 2 is opgericht als investeringsvehikel door MDP en HPS en is eigenaar van The Broker Network Limited en Countrywide Insurance Management Limited (tezamen „Broker Network”). Broker Network is een makelaarsplatform voor kleine lokale zelfstandige verzekeringsmakelaars die commerciële en particuliere verzekeringen aanbieden in het Verenigd Koninkrijk.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.8518 — MDP/HPS/Nevada/Towergate

Opmerkingen kunnen aan de Commissie worden toegezonden per e-mail, per fax of per post. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Faxnummer: +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


25.10.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 361/41


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.8671 — BP/Bridas/Axion)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2017/C 361/08)

1.

Op 19 oktober 2017 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

BP plc (Verenigd Koninkrijk);

Bridas Corporation (Britse Maagdeneilanden), dat onder gezamenlijke zeggenschap staat van Bridas Energy Holdings Ltd en China National Offshore Oil Corporation;

Axion Energy Holding SL (Spanje), momenteel onder uitsluitende zeggenschap van Bridas Corporation.

BP plc („BP”) en Bridas Corporation („Bridas”) verkrijgen gezamenlijke zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), over Axion Energy Holding SL („Axion”).

De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen.

2.

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

—   BP: exploratie, productie en verhandeling van ruwe olie en aardgas; raffinage, levering en vervoer van petroleumproducten, petrochemicaliën en aanverwante producten en alternatieve energie;

—   Bridas: houdt zich indirect bezig met exploratie, ontwikkeling, productie, vervoer en verhandeling van ruwe olie en aardgas, verhandeling en vervoer van petroleumproducten, verzameling, behandeling, verwerking en distributie van aardgas en opwekking van energie, boor- en boorputwerkzaamheden en raffinage, productie en verkoop van brandstoffen, smeermiddelen en aanverwante derivaten van petrochemicaliën;

—   Axion: raffinage van ruwe olie en verkoop van petroleumproducten en hun derivaten in Argentinië, Uruguay en Paraguay.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.8671 — BP/Bridas/Axion

Opmerkingen kunnen aan de Commissie worden toegezonden per e-mail, per fax of per post. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Faxnummer: +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


ANDERE HANDELINGEN

Europese Commissie

25.10.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 361/42


Bekendmaking van een wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

(2017/C 361/09)

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de wijzigingsaanvraag.

AANVRAAG TOT GOEDKEURING VAN EEN NIET-MINIMALE WIJZIGING VAN HET PRODUCTDOSSIER INZAKE BESCHERMDE OORSPRONGSBENAMINGEN/BESCHERMDE GEOGRAFISCHE AANDUIDINGEN

Aanvraag tot goedkeuring van een wijziging overeenkomstig artikel 53, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012

„LAGUIOLE”

EU-nr.: PDO-FR-0120-AM05 — 5.4.2017

BOB ( X ) BGA ( )

1.   Aanvragende groepering en rechtmatig belang

Syndicat de défense et de gestion du Fromage de Laguiole

Route de Chaudes-Aigues

12210 Laguiole

FRANKRIJK

Tel. +33 565444751

Fax +33 565444757

E-mail: contact@fromagedelaguiole.fr

De groepering bestaat uit producenten en verwerkers van „Laguiole” en is in deze hoedanigheid gewettigd om een wijzigingsaanvraag in te dienen.

2.   Lidstaat of derde land

Frankrijk

3.   Rubriek van het productdossier waarop de wijziging(en) betrekking heeft/hebben

Naam van het product

Beschrijving van het product

Geografisch gebied

Bewijs van oorsprong

Werkwijze voor het verkrijgen van het product

Verband

Etikettering

Overige: controle

4.   Aard van de wijziging(en)

Wijziging van een productdossier van een geregistreerde BOB of BGA die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 niet als minimaal kan worden beschouwd.

Wijziging van een productdossier van een geregistreerde BOB of BGA waarvoor geen enig document (of gelijkwaardig document) is bekendgemaakt, die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 niet als minimaal kan worden beschouwd.

5.   Wijziging(en)

Rubriek „Geografisch gebied”

Het geografische gebied is uitgebreid naar de gemeenten Buisson, Saint-Juéry en Saint-Chély-d’Apcher in het departement Lozère. Deze gemeenten grenzen aan het huidige geografische gebied en vertonen vergelijkbare kenmerken als de gemeenten die reeds onderdeel uitmaken van het geografische gebied. Als deze gemeenten aan het geografische gebied worden toegevoegd, wordt het verband met de oorsprong derhalve niet gewijzigd.

De lijst met gemeenten die het geografische gebied vormen, wordt bijgewerkt na de samenvoeging van meerdere gemeenten waarbij de grootte van het gebied gelijk blijft. Zo omvat de gemeente Argences en Aubrac de vroegere gemeenten Alpuech, Graissac, Lacalm, La Terrisse, Sainte-Geneviève-sur-Argence en Vitrac-en-Viadène. De nieuwe gemeente Geniez d’Olt et d’Aubrac omvat de vroegere gemeenten Aurelle-Verlac en Saint-Geniez-d’Olt. De nieuwe gemeente Banassac-Canilhac omvat de vroegere gemeenten Banassac en Canilhac. Wanneer de vroegere gemeenten slechts voor een deel binnen het geografische gebied vielen, worden alleen de daarmee overeenstemmende delen van de nieuwe gemeenten in het geografische gebied opgenomen.

Tot slot worden in het enig document de kantons vervangen door de lijst met gemeenten waaruit die kantons bestaan, waarbij de hierboven aangegeven wijzigingen worden doorgevoerd.

Overige

In de rubriek „Verwijzingen betreffende de controlestructuren” worden de gegevens van de controle-instantie vervangen door die van de bevoegde autoriteit op het gebied van controle om te voorkomen dat het productdossier moet worden veranderd als de controle-instantie verandert.

ENIG DOCUMENT

„LAGUIOLE”

EU-nr.: PDO-FR-0120-AM05 — 5.4.2017

BOB ( X ) BGA ( )

1.   Naam/namen

„Laguiole”

2.   Lidstaat of derde land

Frankrijk

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of het levensmiddel

3.1.   Productsoort

Categorie 1.3 Kaas

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is

„Laguiole” is een cilindervormige rauwmelkse koekaas met een droge korst die na volledige droging per 100 g kaas ten minste 45 g vet en ten minste 58 g droge stof bevat.

„Laguiole” heeft een cilindrische vorm met een diameter van 30 tot 40 centimeter, een verhouding tussen hoogte en diameter van 0,8 tot 1 en een gewicht van 20 tot 50 kg.

De rijpingsduur bedraagt minstens vier maanden, te rekenen vanaf de stremmingsdatum.

Het zuivel is ivoorkleurig tot strogeel en de korst is eerst witachtig tot lichtgrijs en naarmate de kaas rijpt amberbruin tot granietgrijs.

De kaas heeft, afhankelijk van de rijpingsgraad, een matige tot sterke melksmaak, die in evenwicht wordt gebracht door specifieke smaaktonen gaande van vers hooi tot droge hazelnoot, en een langdurige nasmaak met de typische ondertoon van een rauwmelks product.

3.3.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong) en grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)

Het basisrantsoen van het melkveebeslag bestaat uit voeder dat afkomstig is uit het geografische gebied. De enige toegelaten ruwvoedergewassen zijn samengesteld uit de plaatselijke flora van de natuurlijke of permanente weides en graslanden en uit grassen en voederleguminosen die op tijdelijke velden worden geteeld. Ingekuilde mais, ingekuild gras, in plastic folie verpakt voeder en elk ander soort kuilvoeder zijn verboden.

In de periode waarin gras beschikbaar is, ijs en weder dienende, is het basisrantsoen van het melkveebeslag voornamelijk samengesteld uit gras waarop het vee wordt geweid tijdens een totale jaarlijkse minimumduur van 120 dagen. Tijdens deze periode mag het rantsoen van weidegras worden aangevuld met maximaal 3 kg droge stof per dag en per melkkoe, gemiddeld genomen voor het hele beslag en over de hele graasperiode.

Er mag, gemiddeld genomen over alle lacterende melkkoeien en het hele jaar, per lacterende koe en per dag niet meer dan 6 kg aanvullend voeder worden toegevoegd aan het basisrantsoen. Het aanvullende voeder hoeft niet verplicht uit het geografische gebied te komen als er in dit gebied onvoldoende agrarische grondstoffen beschikbaar zijn.

Het voeder van de dieren mag uitsluitend bestaan uit gewassen, nevenproducten en bijvoer afkomstig van niet-transgene producten.

Het aanvullende voeder voor het melkveebeslag bestaat uitsluitend uit de grondstoffen en de additieven die in de positieve lijst zijn opgenomen.

„Laguiole” wordt uitsluitend geproduceerd met rauwe, volle koemelk die niet-gestandaardiseerd is qua eiwitten en vetstoffen. Elke fysische bewerking is verboden.

De melk die voor „Laguiole” wordt gebruikt, mag alleen afkomstig zijn van melkveebeslagen bestaande uit koeien van de rassen Simmental française (rascode 35) en Aubrac (rascode 14) of melkkoeien die voortkomen uit een kruising van deze twee rassen en een gecertificeerde afstamming hebben. Wat deze laatste betreft, mogen na de eerste generatie alleen melkkoeien die voortkomen uit een kruising met een stier van het ras Aubrac (rascode 14) tot het melkveebeslag worden toegelaten.

3.4.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden

De melkproductie en de bereiding en rijping van de kazen vinden plaats in het afgebakende geografische gebied.

3.5.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz. van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst

De verkoop van geraspte „Laguiole” is verboden.

„Laguiole” mag in porties worden aangeboden. Als de kaas voorverpakt wordt verkocht, moeten de stukken gedeeltelijk bedekt zijn met de korst die kenmerkend is voor de benaming, behalve als de individuele porties minder dan 70 gram wegen.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst

Op het etiket van de kaas staat het volgende:

de oorsprongsbenaming in een lettertype dat minstens even groot is als twee derde van het grootste op het etiket voorkomende lettertype;

het BOB-symbool van de Europese Unie.

De vermelding „buron” (berghut) mag worden gebruikt op het etiket, in reclame, op facturen en in handelsdocumenten overeenkomstig de volgende voorwaarden: de vermelding „buron” is voorbehouden voor kazen die zijn geproduceerd met melk van een enkele kudde die tijdens de transhumanceperiode (25 mei tot 13 oktober) wordt gemolken en tijdens deze periode graast op weiden die op meer dan 1 000 meter hoogte liggen. Om de term „buron” te mogen dragen, moeten de kazen zijn geproduceerd in gebouwen die zijn bestemd voor de kaasmakerij en die zijn gelegen in dit gebied met hooggelegen weiden. Per buron is één melkveebeslag toegestaan. Mobiele of lichte gebouwen zoals houten hutjes zijn niet toegelaten.

De etikettering mag ook worden vervangen door een opdruk rechtstreeks op de korst van de kaas of door de aanbrenging van een stuk voorgedrukt neteldoek op de korst zelf.

Het product kan ook worden gemerkt aan de hand van een afdruk in reliëf waarop de stier van Laguiole is afgebeeld en het woord „Laguiole” staat, en aan de hand van een identificatieteken, beide op de kaas aangebracht.

4.   Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied

Het geografische gebied wordt begrensd door de volgende gemeenten of delen van gemeenten:

Departement Aveyron: Gemeenten Argences en Aubrac, Campouriez, Cantoin, Cassuéjouls, Castelnau-de-Mandailles, Le Cayrol, Condom-d’Aubrac, Coubisou, Curières, Entraygues-sur-Truyère (rechteroever van de Lot en linkeroever van de Truyère op de samenloop van de Lot en de Truyère), Espalion (rechteroever van de Lot), Estaing, Florentin-la-Capelle, Huparlac, Laguiole, Montézic, Montpeyroux, Le Nayrac, Pomayrols, Prades-d’Aubrac, Saint-Amans-des-Cots, Saint-Chély-d’Aubrac, Saint-Côme-d’Olt (rechteroever van de Lot), Saint Geniez d’Olt et d’Aubrac (rechteroever van de Lot), Saint-Laurent-d’Olt (rechteroever van de Lot), Saint-Symphorien-de-Thénières, Sainte-Eulalie-d’Olt (rechteroever van de Lot), Soulages-Bonneval.

Departement Cantal: Gemeenten Anterrieux, Chaudes-Aigues, Deux-Verges, Espinasse, Fridefont, Jabrun, Lieutadès, Maurines, Saint-Martial, Saint-Rémy-de-Chaudes-Aigues, Saint-Urcize, La Trinitat.

Departement Lozère: Gemeenten Aumont-Aubrac, Banassac-Canilhac (rechteroever van de Lot), Les Bessons, Brion, Le Buisson, Chauchailles, La Chaze-de-Peyre, La Fage-Montivernoux, La Fage-Saint-Julien, Fau-de-Peyre, Fournels, Grandvals, Les Hermaux, Malbouzon, Marchastel, Nasbinals, Noalhac, Prinsuéjols, Recoules-d’Aubrac, Saint-Chély-d’Apcher, Saint-Germain-du-Teil, Saint-Juéry, Saint-Laurent-de-Muret, Saint-Laurent-de-Veyrès, Saint-Pierre-de-Nogaret, Sainte-Colombe-de-Peyre, Les Salces, Termes, Trélans.

5.   Verband met het geografische gebied

Het geografische gebied heeft specifieke eigenschappen die verband houden met de bodem, het klimaat, de hoogte en de natuurlijke afbakening door het reliëf. Het gebied heeft basalt- en granietbodems. Het contrastrijke, ruwe klimaat is het gevolg van de botsing tussen de continentale en de door de bergen bepaalde invloed van de Auvergne (in de vorm van lange, koude, winderige winters met frequente sneeuwval) en de invloed van het zuiden (in de vorm van warmte en overvloedige, stormachtige regenval). Centraal in het gebied liggen de bergen van Aubrac, een homogeen geheel met een hoogte van gemiddeld 1 000 m. In het westen en het zuiden wordt het geografische gebied natuurlijk afgebakend door de rivieren Truyère en Lot. De combinatie van bodem, klimaat en hoogte zorgt ervoor dat de weiden opmerkelijke kwaliteiten hebben, met name een rijke, aromatische en overvloedige flora. Veel meer dan op andere plaatsen groeien er typische planten die rijk zijn aan aromatische moleculen (terpenen), zoals schermbloemigen, bijv. sister (Meum athamanticum), ooievaarsbekachtigen (Geranium sylvaticum), samengesteldbloemigen (Achillea, Centaurea) en lipbloemigen (Prunella grandiflora, Thymus).

De kaasproductie in deze streek heeft een traditie die zeer ver teruggaat in de tijd. In de 12e eeuw zijn de monniken van de abdijen van Aubrac en Bonneval begonnen met het vastleggen van regels voor de productie van „Laguiole”, met als doel de melkproductie van de zomer te gebruiken om in de winter de pelgrims te voeden. Deze praktijk werd door de boeren in de omgeving overgenomen. In 1897 groepeerden de landbouwers uit het berggebied zich in een verkooporganisatie, die in 1939 werd omgevormd tot een belangenvereniging („syndicat de défense”). In 1961 kwam ten slotte de erkenning van de oorsprongsbenaming.

Vandaag wordt „Laguiole” nog steeds geproduceerd op basis van rauwe, volle melk afkomstig van koeien van de rassen Simmental française en Aubrac die zich aan de omstandigheden van het geografische gebied (middelgebergte) hebben aangepast en die voornamelijk worden gevoederd met weidegras en hooi uit het geografische gebied, zonder kuilvoeder en met een beperkte hoeveelheid aanvullend voer. Door de genetische selectie binnen deze rassen is het eiwitgehalte van de melk toegenomen en het vetgehalte gedaald, waardoor een melk wordt verkregen die geschikt is voor de kaasproductie. Ook het voeder draagt hiertoe bij: als gevolg van het verbod op het gebruik van mais als voeder is het vetgehalte in de melk beperkt.

„Laguiole” is het resultaat van een lange rijping in een koude (6 tot 12 °C) vochtige kelder aan de hand van bewerkingen die door de overgeleverde knowhow in het geografische gebied worden gewaarborgd, met name de bijzondere productietechnologie (bestaande uit onder andere twee wei-uitlekfasen — in de tome-pers en in de vorm — die een hoger drogestofgehalte opleveren) en de regelmatige zorg (wrijven en keren).

„Laguiole” is een kaas van rauwe, volle melk in groot formaat (20 tot 50 kg). Het geperste, niet-gekookte zuivel heeft een hoog drogestofgehalte van minstens 58 %. De kaas wordt gedurende minstens vier maanden gerijpt.

De kaas heeft, afhankelijk van de rijpingsgraad, een matige tot sterke melksmaak, die in evenwicht wordt gebracht door specifieke toetsen gaande van vers hooi tot droge hazelnoot, en een langdurige nasmaak in de mond.

De melkproductie in het geografische gebied van „Laguiole” was oorspronkelijk zeer seizoensgebonden. Koeien die kalveren zoogden, konden immers alleen maar worden gemolken wanneer, dankzij de natuurlijke vruchtbaarheid van de bodem van het geografische gebied, de flora overvloedig genoeg was voor de behoeften van de dieren. Om deze melk te kunnen bewaren voor later gebruik, hebben de melkveehouders van het geografische gebied een bewaarkaas van groot formaat ontwikkeld, met name „Laguiole”.

Aangezien deze kaas is geproduceerd met volle melk, hangt de bewaartijd samen met de omstandigheden waarin de melkproductie en de kaasvervaardiging plaatsvinden. Deze zijn afgestemd op het gebruik van een voor de kaasmakerij geschikte melk die rijk aan eiwitten en arm aan vetten is en aanleiding geeft tot een intense wei-afscheiding in zowel de tome-pers als de vorm, waardoor een geperst, niet-gekookt zuivel wordt verkregen met een hoog drogestofgehalte.

De melkkoeien van de rassen Simmental française en Aubrac hebben zich bijzonder goed aangepast aan de omgeving in het geografische gebied. Dankzij hun grote weerstand zijn de koeien bestand tegen lange, strenge winters en kunnen zij het voederpotentieel van het geografische gebied optimaal benutten. Het voeder van de dieren is rijk aan aromatische planten die hun geur afgeven aan de melk en bijgevolg aan de „Laguiole”, die met de melk wordt vervaardigd.

De productie met rauwe melk en de lange rijping bij lage temperaturen geven aan „Laguiole” een typisch karakter dat verband houdt met de melkflora van de rauwe, volle melk.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier

(artikel 6, lid 1, tweede alinea, van de onderhavige verordening)

https://info.agriculture.gouv.fr/gedei/site/bo-agri/document_administratif-eee5e8f9-73b8-403f-8ad2-db22ef109a27/telechargement


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.