ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 18

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

60e jaargang
19 januari 2017


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

RESOLUTIES

 

Raad

2017/C 18/01

Resolutie van de Raad betreffende een modelovereenkomst ter instelling van een gemeenschappelijk onderzoeksteam (GOT)

1


 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2017/C 18/02

Mededeling van deCommissie — EU-wetgeving: betere resultaten door betere toepassing

10

2017/C 18/03

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.8325 — KKR/Hilding Anders) ( 1 )

21

2017/C 18/04

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.8302 — Koch Industries/Guardian Industries) ( 1 )

21

2017/C 18/05

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.8204 — Barloworld South Africa/Baywa/JV) ( 1 )

22

2017/C 18/06

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.8288 — Permira/Schustermann & Borenstein) ( 1 )

22


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2017/C 18/07

Wisselkoersen van de euro

23

 

Rekenkamer

2017/C 18/08

Speciaal verslag nr. 34/2016 — De bestrijding van voedselverspilling: een kans voor de EU om de hulpbronnenefficiëntie van de voedselvoorzieningsketen te verbeteren

24


 

V   Bekendmakingen

 

GERECHTELIJKE PROCEDURES

 

EVA-Hof

2017/C 18/09

Arrest van het Hof van 1 februari 2016 in zaak E-17/15 — Ferskar kjötvörur ehf. tegen de IJslandse staat (Rechtsmacht — Artikel 8 EER — Invoer van rauw vlees — Richtlijn 89/662/EEG — Harmonisatie van de regeling voor veterinaire controles)

25

2017/C 18/10

Arrest van het Hof van 1 februari 2016 in zaak E-20/15 — Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland (Niet-nakoming van verplichtingen door een EER-/EVA-staat — Niet-omzetting — Richtlijn 2013/10/EU tot wijziging van Richtlijn 75/324/EEG betreffende aerosols)

26

2017/C 18/11

Arrest van het Hof van 1 februari 2016 in zaak E-21/15 — Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland (Niet-nakoming van verplichtingen door een EER-/EVA-staat — Niet-omzetting — Richtlijn 2011/88/EU tot wijziging van Richtlijn 97/68/EG wat betreft de voorschriften voor motoren die in het kader van de flexibele regeling in de handel zijn gebracht)

27

2017/C 18/12

Arrest van het Hof van 1 februari 2016 in zaak E-22/15 — Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen het Vorstendom Liechtenstein (Niet-nakoming van verplichtingen door een EER-/EVA-staat — Niet-omzetting — Richtlijn 2011/62/EU — Richtlijn 2012/26/EU)

28

2017/C 18/13

Arrest van het Hof van 1 februari 2016 in zaak E-23/15 — Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen het Vorstendom Liechtenstein (Niet-nakoming van verplichtingen door een EER-/EVA-staat — Niet-omzetting — Richtlijn 2010/53/EU)

29

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2017/C 18/14

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.8351 — Apollo Management/Lumileds Holding) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

30

2017/C 18/15

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.8283 — General Electric Company/LM Wind Power Holding) ( 1 )

31


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

RESOLUTIES

Raad

19.1.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 18/1


RESOLUTIE VAN DE RAAD BETREFFENDE EEN MODELOVEREENKOMST TER INSTELLING VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJK ONDERZOEKSTEAM (GOT)

(2017/C 18/01)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

GELET op artikel 13 van de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie van 29 mei 2000 (1) („de overeenkomst”) en op het kaderbesluit van de Raad van 13 juni 2002 (2) inzake gemeenschappelijke onderzoeksteams („het kaderbesluit”);

GELET op Resolutie 2010/C-70/01 van de Raad betreffende een modelovereenkomst ter instelling van een gemeenschappelijk onderzoeksteam (3), aangenomen op 26 februari 2010;

IN HET BESEF dat sinds 2010 een aanzienlijk aantal GOT’s is ingesteld tussen steeds meer lidstaten en dat in dit verband de modelovereenkomst ter instelling van een gemeenschappelijk onderzoeksteam op grote schaal wordt gebruikt door beroepsbeoefenaars en als nuttig wordt beschouwd ter vergemakkelijking van de instelling van gemeenschappelijke onderzoeksteams, aangezien het daarbij gaat om een flexibel kader voor samenwerking, ondanks de verschillen in nationale wetgevingen;

ERVAN OVERTUIGD dat er, op basis van de beste praktijken die uit recente praktische ervaringen bij de instelling en werking van het steeds toenemend aantal GOT’s voortvloeien, ruimte is voor vereenvoudiging van de bestaande modelovereenkomst en bespoediging van het instellingsproces;

INDACHTIG de conclusies van het in 2005 opgezette netwerk van deskundigen inzake gemeenschappelijke onderzoeksteams, in het bijzonder de conclusies van de 9e, de 10e, de 11e en de 12e jaarvergadering,

ERVAN OVERTUIGD dat, op basis van de ervaring die de afgelopen jaren is opgedaan met de betrokkenheid van derde staten bij de gemeenschappelijke onderzoeksteams, de modelovereenkomst ook de instelling van GOT’s met niet-EU-lidstaten mogelijk moet maken, op basis van de desbetreffende internationale instrumenten,

ERMEE REKENING HOUDEND, overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad (4) („de Europol-verordening”), dat in de modelovereenkomst de voorwaarden betreffende de deelname van Europol-personeel aan een gemeenschappelijk onderzoeksteam nader moeten worden bepaald;

SPOORT de bevoegde autoriteiten van de lidstaten die een gemeenschappelijk onderzoeksteam wensen op te richten met de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten overeenkomstig de bepalingen van het kaderbesluit en de rechtshulpovereenkomst, of met de bevoegde autoriteiten van niet-EU-lidstaten op basis van de desbetreffende internationale instrumenten, AAN om, in voorkomend geval, gebruik te maken van de in de bijlage bij deze resolutie vervatte modelovereenkomst teneinde overeenstemming te bereiken over de modaliteiten voor de gemeenschappelijke onderzoeksteams.


(1)  PB C 197 van 12.7.2000, blz. 3.

(2)  PB L 162 van 20.6.2002, blz. 1.

(3)  PB C 70 van 19.3.2010, blz. 1.

(4)  PB L 135 van 24.5.2016, blz. 53.


BIJLAGE

MODELOVEREENKOMST TER INSTELLING VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJK ONDERZOEKSTEAM

In overeenstemming met:

[Gelieve hier de toepasselijke rechtsgrondslagen te vermelden; deze kunnen afkomstig zijn uit — maar zijn niet beperkt tot — de hierna genoemde instrumenten:

artikel 13 van de Overeenkomst van 29 mei 2000 betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie  (1);

Kaderbesluit van de Raad van 13 juni 2002 inzake gemeenschappelijke onderzoeksteams  (2);

artikel 1 van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de toepassing van een aantal bepalingen van de Overeenkomst van 29 mei 2000 betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie en het bijbehorende protocol van 2001 van 29 december 2003  (3);

artikel 5 van de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika  (4);

artikel 20 van het Tweede Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken van 20 april 1959  (5);

artikel 9, lid 1, onder c), van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen (1988)  (6);

artikel 19 van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad (2000)  (7);

artikel 49 van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie (2003)  (8);

artikel 27 van het Verdrag over politiële samenwerking in Zuidoost-Europa (2006)  (9).]

1.   Partijen bij de overeenkomst

De volgende partijen hebben een overeenkomst ter instelling van een gemeenschappelijk onderzoeksteam („GOT”) gesloten:

1.

[Voeg de naam in van de eerste bevoegde autoriteit van een staat, partij bij de overeenkomst]

en

2.

[Voeg de naam in van de tweede bevoegde autoriteit van een staat, partij bij de overeenkomst]

De partijen bij deze overeenkomst kunnen, in onderlinge overeenstemming, besluiten autoriteiten van andere lidstaten te verzoeken partij te worden bij de overeenkomst.

2.   Doel van het GOT

Deze overeenkomst betreft de instelling van een GOT voor het volgende doel:

[Gelieve het specifieke doel van het GOT te beschrijven.

Hier dienen ook de omstandigheden van de onderzochte strafbare feiten (datum, plaats en aard) in de betrokken staten te worden vermeld en, indien van toepassing, een verwijzing naar de lopende binnenlandse procedures. Verwijzingen naar dossier-gerelateerde persoonsgegevens moeten tot een minimum beperkt blijven.

In dit gedeelte dient ook een korte beschrijving van de doelstellingen van het GOT te worden gegeven (waaronder bijv. bewijsvergaring, gecoördineerde arrestatie van verdachten, bevriezing van tegoeden…). In dit verband moeten de partijen overwegen het opstarten en afwikkelen van een financieel onderzoek als één van de doelstellingen van het team te vermelden  (10).]

3.   Periode die door deze overeenkomst bestreken wordt

De partijen komen overeen dat het gemeenschappelijk onderzoeksteam actief zal zijn gedurende [gelieve een specifieke looptijd te vermelden], te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst.

De overeenkomst treedt in werking wanneer de laatste partij bij het GOT deze ondertekend heeft. Deze periode kan met wederzijdse instemming worden verlengd.

4.   Staten waar het GOT actief zal zijn

Het GOT is actief in de staten van de partijen bij deze overeenkomst.

Het team voert zijn operaties uit overeenkomstig de wet van de staten waarin het op dat specifieke moment actief is.

5.   Leider(s) van het GOT

De leiders van het team zijn vertegenwoordigers van de aan strafrechtelijke onderzoeken deelnemende bevoegde autoriteiten van de staten waar het team op een bepaald tijdstip actief is, onder wier leiding de leden van het team hun taken moeten uitvoeren.

De partijen hebben de volgende personen aangewezen als leider van het GOT:

Naam

Functie/rang

Autoriteit/instantie

Staat

 

 

 

 

 

 

 

 

Indien een van de bovengenoemde personen zijn taken niet kan uitvoeren, wordt onverwijld een vervanger aangewezen. Een schriftelijke kennisgeving van deze vervanging wordt gezonden naar alle betrokken partijen en aan deze overeenkomst gehecht.

6.   Leden van het GOT

Naast de in punt 5 genoemde personen wordt door de partijen in een specifieke bijlage bij deze overeenkomst een lijst van GOT-leden verstrekt (11).

Indien een van de bovengenoemde personen zijn taken niet kan uitvoeren, wordt bij schriftelijke kennisgeving door de bevoegde leider van het GOT onverwijld in zijn vervanging voorzien.

7.   Deelnemers aan het GOT

De partijen bij het GOT komen overeen [gelieve hier bijv. Eurojust, Europol, OLAF… in te voegen] als deelnemers bij het GOT te betrekken. Specifieke regelingen in verband met de deelname van [naam] komen aan bod in het desbetreffende aanhangsel bij deze overeenkomst.

8.   Vergaring van informatie en bewijsmateriaal

De leiders van het GOT kunnen specifieke procedures overeenkomen die moeten worden gevolgd in verband met het vergaren van informatie en bewijsmateriaal door het GOT in de staten waarin het actief is.

De partijen belasten de GOT-leiders ermee advies te geven inzake bewijsverkrijging.

9.   Toegang tot informatie en bewijsmateriaal

De GOT-leiders vermelden de processen en procedures die moeten worden gevolgd met betrekking tot het onderling delen van in het kader van het GOT in elke lidstaat verkregen informatie en bewijsmateriaal.

[Voorts kunnen de partijen een bepaling overeenkomen die meer specifieke voorschriften inzake toegang, verwerking en gebruik van informatie en bewijsmateriaal bevat. Dit kan met name nodig zijn wanneer het GOT noch op de EU-Overeenkomst is gebaseerd, noch op het kaderbesluit (die reeds specifieke bepalingen in dit verband omvatten — zie artikel 13, lid 10, van het Verdrag).]

10.   Uitwisseling van voorafgaand aan het GOT verkregen informatie en bewijsmateriaal

Informatie die of bewijsmateriaal dat al beschikbaar is op het tijdstip van inwerkingtreding van deze overeenkomst en betrekking heeft op het onderzoek als omschreven in deze overeenkomst, mag tussen de partijen in het kader van deze overeenkomst worden uitgewisseld.

11.   Informatie en bewijsmateriaal afkomstig van staten die niet aan het gemeenschappelijk onderzoeksteam deelnemen

Mocht het nodig zijn een verzoek om wederzijdse rechtshulp toe te zenden aan een staat die niet deelneemt aan het GOT, dan overweegt de verzoekende staat aan de aangezochte staat toestemming te vragen om de informatie of het bewijsmateriaal, verkregen als gevolg van de uitvoering van het verzoek te mogen delen met de andere partij/partijen in het GOT.

12.   Specifieke regelingen betreffende gedetacheerde leden

[Wanneer zulks passend wordt geacht, kunnen de partijen in het kader van dit punt de specifieke voorwaarden overeenkomen waaronder gedetacheerde leden het volgende kunnen doen:

onderzoeken uitvoeren — waaronder in het bijzonder dwangmaatregelen — in de staat waar het team actief is (indien dat nodig wordt geacht, kan hier de binnenlandse wetgeving worden aangehaald of, bij wijze van alternatief, aan deze overeenkomst worden gehecht);

verzoeken om maatregelen die moeten worden uitgevoerd in de staat van detachering;

de door het team verzamelde informatie uitwisselen;

wapens dragen/gebruiken.]

13.   Wijziging van de overeenkomst

Deze overeenkomst kan met wederzijdse instemming van de partijen worden gewijzigd. Tenzij anders bepaald in deze overeenkomst kunnen wijzigingen worden aangebracht in elke schriftelijke vorm die door de partijen is overeengekomen (12).

14.   Overleg en coördinatie

De partijen zorgen ervoor dat zij met elkaar overleggen wanneer dat nodig is voor de coördinatie van de activiteiten van het team, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:

de evaluatie van de vorderingen en de prestaties van het team;

het tijdstip en de wijze van optreden van de onderzoekers;

de beste manier om eventuele gerechtelijke procedures te voeren, overweging van de geschikte procesplaats, en confiscatie.

15.   Communicatie met de media

Indien voorzien worden de timing en de inhoud van communicatie met de media door de partijen overeengekomen en door de deelnemers gevolgd.

16.   Evaluatie

De partijen kunnen overwegen om de prestaties van het team, de aangewende beste praktijken en de geleerde lessen te evalueren. Er kan een speciale bijeenkomst worden georganiseerd om de evaluatie uit te voeren.

[In dit verband kunnen de partijen verwijzen naar het specifieke GOT-evaluatieformulier, ontwikkeld door het Europees netwerk van GOT-deskundigen. Ter ondersteuning van de evaluatiebijeenkomst kan EU-subsidie worden gevraagd.]

17.   Bijzondere regelingen

[Gelieve deze te vermelden, indien van toepassing. De onderstaande rubrieken zijn bedoeld om de aandacht te vestigen op punten die specifiek beschreven kunnen worden.]

17.1.

Voorschriften inzake openbaarmaking

[De partijen willen hier mogelijk de toepasselijke nationale regels inzake mededeling aan de verdediging verduidelijken en/of een kopie of een samenvatting daarvan bijvoegen.]

17.2.

Beheer van activa/regelingen voor terugvordering van activa

17.3.

Aansprakelijkheid

[De partijen wensen dit aspect mogelijk te reguleren, met name wanneer het GOT noch op de EU-Overeenkomst is gebaseerd, noch op het kaderbesluit (die reeds specifieke bepalingen in dit verband bevatten — zie de artikelen 15 en 16 van de overeenkomst).]

18.   Organisatorische regelingen

[Gelieve deze te vermelden, indien van toepassing. De onderstaande rubrieken zijn bedoeld om de aandacht te vestigen op punten die specifiek beschreven kunnen worden.]

18.1.

Voorzieningen (kantooruitrusting, voertuigen, andere technische uitrusting)

18.2.

Kosten/uitgaven/verzekering

18.3.

Financiële steun aan GOT’s

[Op grond van deze bepaling kunnen de partijen specifieke regelingen overeenkomen betreffende de taken en verantwoordelijkheden binnen het team voor de indiening van aanvragen voor EU-subsidie.]

18.4.

Voor de communicatie gebruikte taal

Gedaan te [plaats van ondertekening], [datum]

[Handtekening van alle partijen]


(1)  PB C 197 van 12.7.2000, blz. 3.

(2)  PB L 162 van 20.6.2002, blz. 1.

(3)  PB L 26 van 29.1.2004, blz. 3.

(4)  PB L 181 van 19.7.2003, blz. 34.

(5)  CET Nr. 182.

(6)  United Nations, Treaty Series, vol. 1582, blz. 95.

(7)  United Nations, Treaty Series, vol. 2225, blz. 209; Doc. A/RES/55/25.

(8)  United Nations, Treaty Series, vol. 2349, blz. 41; Doc. A/58/422.

(9)  Registratie bij het secretariaat van de Verenigde Naties: Albanië, 3 juni 2009, nr. 46240;

(10)  De partijen dienen in dit verband te verwijzen naar de conclusies van de Raad en het actie plan betreffende de verdere aanpak van financieel onderzoek (Raadsdocument 10125/16 + COR1)

(11)  Indien nodig kan het GOT nationale deskundigen op het gebied van terugvordering van activa omvatten.

(12)  Voorbeelden van formuleringen zijn te vinden in de aanhangsels 2 en 3.

Aanhangsel I

BIJ DE MODELOVEREENKOMST TER INSTELLING VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJK ONDERZOEKSTEAM

Deelnemers aan het GOT

Akkoord met Europol/Eurojust/de Commissie (OLAF), organen die bevoegd zijn krachtens de in het kader van de Verdragen vastgestelde bepalingen, en andere internationale instanties.

1.   Deelnemers aan het GOT

De volgende personen nemen deel aan het GOT:

Naam

Functie/rang

Instantie

 

 

 

 

 

 

[Gelieve de naam van de lidstaat in te voegen] heeft besloten dat zijn lid van Eurojust namens Eurojust/als bevoegde nationale autoriteit aan het gemeenschappelijk onderzoeksteam zal deelnemen (1).

Indien een van de bovengenoemde personen zijn taken niet kan uitvoeren, wordt onverwijld een vervanger aangewezen. Een schriftelijke kennisgeving van deze vervanging wordt gezonden naar alle betrokken partijen en aan deze overeenkomst gehecht.

2.   Bijzondere regelingen

De deelname van de bovengenoemde personen vindt plaats onder de volgende voorwaarden en uitsluitend voor de volgende doeleinden:

2.1.

Eerste deelnemer aan de overeenkomst

2.1.1.

Doel van de deelname

2.1.2.

Verleende rechten (waar van toepassing)

2.1.3.

Bepalingen betreffende de kosten

2.1.4.

Doel en werkingssfeer van de deelname

2.2.

Tweede deelnemer aan de overeenkomst (indien van toepassing)

2.2.1.

3.   Voorwaarden voor de deelname van personeelsleden van Europol

3.1.

Personeelsleden van Europol die deelnemen aan het gemeenschappelijk onderzoeksteam, staan alle leden van het team bij en verlenen het volledige scala van ondersteunende diensten van Europol aan het gemeenschappelijk onderzoek zoals bepaald in en overeenkomstig de verordening betreffende Europol. Zij passen geen dwangmaatregelen toe. De deelnemende personeelsleden van Europol kunnen echter, indien hun zulks wordt opgedragen en onder het gezag van de teamleider(s), aanwezig zijn bij de operaties van het gemeenschappelijk onderzoeksteam, om de teamleden die dwangmaatregelen toepassen ter plaatse advies en bijstand te verlenen, mits daar op het nationale niveau waar het team actief is, geen juridische bezwaren tegen bestaan.

3.2.

Artikel 11, onder a), van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie is niet van toepassing op de personeelsleden van Europol gedurende hun deelname aan het GOT (2). Zolang het GOT actief is, vallen de personeelsleden van Europol, ten aanzien van strafbare feiten die jegens of door hen worden gepleegd, onder de nationale wet die in de lidstaat waar het team actief is, geldt voor personen met een vergelijkbare functie.

3.3.

De personeelsleden van Europol kunnen zich rechtstreeks in verbinding stellen met de leden van het gemeenschappelijk onderzoeksteam, en kunnen alle leden van het GOT alle nodige informatie verstrekken overeenkomstig de verordening betreffende Europol.


(1)  Gelieve door te halen hetgeen niet van toepassing is.

(2)  Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie (geconsolideerde versie), (PB C 326 van 26.10.2012, blz. 266).

Aanhangsel II

BIJ DE MODELOVEREENKOMST TER INSTELLING VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJK ONDERZOEKSTEAM

Overeenkomst houdende verlenging van het mandaat van een gemeenschappelijk onderzoeksteam

De partijen hebben besloten tot verlenging van het mandaat van het gemeenschappelijk onderzoeksteam (GOT) dat is ingesteld bij de overeenkomst van [vermeld datum], ondertekend te [vermeld plaats van ondertekening], waarvan een afschrift is bijgevoegd.

De partijen zijn van oordeel dat het mandaat van het GOT dat op [vermeld datum] verstrijkt, moet worden verlengd omdat het in artikel [vermeld het artikel betreffende het doel van het GOT] bepaalde doel nog niet is bereikt.

De omstandigheden die tot verlenging van het mandaat van het GOT nopen, zijn door alle partijen zorgvuldig bestudeerd. De verlenging van het mandaat van het GOT wordt noodzakelijk geacht om het doel waarvoor het GOT is ingesteld, te bereiken.

Het GOT blijft derhalve actief voor een extra termijn van [vermeld specifieke duur], vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst. Deze termijn kan in onderlinge overeenstemming door de partijen opnieuw worden verlengd.

Datum/handtekening

Aanhangsel III

BIJ DE MODELOVEREENKOMST TER INSTELLING VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJK ONDERZOEKSTEAM

De partijen hebben besloten tot wijziging van de schriftelijke overeenkomst ter instelling van een gemeenschappelijk onderzoeksteam (GOT) van [vermeld datum], ondertekend te [vermeld plaats van ondertekening], waarvan een afschrift is bijgevoegd.

De ondertekenende partijen hebben besloten de volgende artikelen als volgt te wijzigen:

1.

(Wijziging …)

2.

(Wijziging …)

De omstandigheden die tot wijziging van de overeenkomst betreffende het GOT nopen, zijn door alle partijen zorgvuldig bestudeerd. De wijzigingen in de overeenkomst betreffende het GOT worden noodzakelijk geacht om het doel waarvoor het team is ingesteld, te bereiken.

Datum/handtekening


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

19.1.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 18/10


MEDEDELING VAN DECOMMISSIE

EU-wetgeving: betere resultaten door betere toepassing

(2017/C 18/02)

1.   Inleiding

De Europese Unie berust op het rechtsstaatbeginsel en steunt op wetgeving om ervoor te zorgen dat haar beleid en prioriteiten worden verwezenlijkt in de lidstaten (1). De doeltreffende toepassing, uitvoering en handhaving van het recht is een bij artikel 17, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie aan de Commissie toegekende bevoegdheid. Het is een hoge politieke prioriteit van de Commissie-Juncker en maakt deel uit van het krachtiger streven van de Commissie naar beter wetgeven (2).

De effectieve handhaving van de EU-regels — of het nu gaat om fundamentele vrijheden, voedsel- en productveiligheid, luchtkwaliteit of de bescherming van de eenheidsmunt — ligt de Europese burgers nauw aan het hart en beïnvloedt hun dagelijks leven. Handhaving dient het algemeen belang. Wanneer belangrijke zaken aan het licht komen, denk aan emissietests voor voertuigen, waterverontreiniging, illegale stortplaatsen, veiligheid en beveiliging van het vervoer, blijkt er vaak geen sprake van een gebrek aan EU-regels, maar veeleer van een gebrekkige toepassing ervan door de lidstaten. Daarom is een robuust, efficiënt en effectief handhavingssysteem nodig om ervoor te zorgen dat de lidstaten de EU-wetgeving volledig toepassen, uitvoeren en handhaven, en voorzien in een adequate verhaalmechanismen voor de burger.

Burgers, bedrijven en de civiele samenleving dragen aanzienlijk bij tot de controletaak van de Commissie door melding te maken van tekortkomingen bij de toepassing van de EU-wetgeving door de lidstaten. De Commissie erkent de cruciale rol van klachten bij de vaststelling van inbreuken op de EU-wetgeving.

Het huidige handhavingsbeleid van de Commissie houdt onder andere controle op de toepassing en uitvoering van EU-wetgeving in, het oplossen van problemen met de lidstaten om mogelijke inbreuken op de wetgeving te beëindigen en het in voorkomend geval inleiden van inbreukprocedures. Het beleid is de voorbije 15 jaar geëvolueerd en geleidelijk versterkt. Belangrijke mededelingen in 2002 (3) en 2007 (4) boden het kader voor een betere controle, sterkere partnerschappen en betere probleemoplossing, waarbij afhandeling van inbreukprocedures werd verbeterd en de transparantie werd verhoogd.

Naast het beheer van inbreuken heeft de Commissie het kader voor de rechtsstaat (5) ontwikkeld, dat zij heeft toegepast wanneer systemische bedreigingen voor de rechtsstaat in een lidstaat niet langer doeltreffend lijken te kunnen worden aangepakt met de „nationale rechtsstaatswaarborgen” en deze bedreigingen niet met inbreukprocedures kunnen worden aangepakt. Hieruit blijkt dat de handhaving van de rechtsstaat een voorwaarde is voor de handhaving van alle rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de Verdragen.

De Commissie-Juncker heeft ook een gerichtere aanpak inzake beleid en regelgeving ontwikkeld. Haar gestroomlijnde werkprogramma wordt in alle stadia van de beleidsvoorbereiding geschraagd door analyses van hoge kwaliteit en een openbare raadpleging van belanghebbenden. Deze nieuwe manier van werken staat centraal in de agenda voor betere regelgeving en moet ervoor te zorgen dat elke in de EU-voorschriften opgenomen maatregel zijn doel kan bereiken, makkelijk uitvoerbaar is en in de hele EU wordt gehandhaafd. In haar mededeling „Betere regelgeving: betere resultaten voor een sterkere Unie” heeft de Commissie toegezegd aan te sturen op een doeltreffender toepassing, uitvoering en handhaving (6).

In het kader van het onlangs ondertekende interinstitutionele akkoord over beter wetgeven (7) erkennen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie hun gezamenlijke verantwoordelijkheid om tot Uniewetgeving van hoge kwaliteit te komen. In de gezamenlijke verklaring over de wetgevingsprioriteiten van de EU voor 2017 wordt de toezegging om de correcte uitvoering en handhaving van de bestaande wetgeving te bevorderen, opnieuw bevestigd (8).

Ondanks deze inspanningen blijven de toepassing en de handhaving van EU-wetgeving een uitdaging die vraagt om een sterkere nadruk op handhaving teneinde het algemeen belang te dienen. Handhaving ondersteunt de verwezenlijking van beleidsprioriteiten en vult deze aan. Bij de vaststelling van haar beleidsprioriteiten zal de Commissie niet alleen aandacht besteden aan het voorstellen van nieuwe wetgeving, maar ook aan de handhaving ervan. Aan de met het oog op een doeltreffende handhaving van de bestaande EU-wetgeving verrichte werkzaamheden moet even veel belang worden toegekend als aan de werkzaamheden voor de ontwikkeling van nieuwe wetgeving. Willen de burgers kunnen profiteren van de voordelen van EU-wetgeving, dan moet het partnerschap tussen de Commissie en de lidstaten, die een cruciale rol spelen bij de uitvoering, worden versterkt. Tegelijkertijd worden burgers, handels- en bedrijfsverenigingen, de sociale partners, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, alsook de civiele samenleving aangemoedigd om de Commissie te helpen problemen gestructureerder in kaart te brengen.

In deze mededeling wordt uiteengezet hoe de Commissie haar inspanningen inzake de toepassing, uitvoering en handhaving van EU-wetgeving zal opvoeren in overeenstemming met het streven van de Commissie-Juncker naar „een Europese Unie die ambitieuzer inzet op belangrijke zaken en zich bescheidener opstelt als het gaat om minder belangrijke zaken” (9). Dit betekent dat handhaving strategischer wordt benaderd ten aanzien van de behandeling van inbreuken. Voorts bevat de mededeling een overzicht van andere maatregelen die de Commissie zal nemen om de lidstaten en de burgers te helpen ervoor te zorgen dat de EU-wetgeving doeltreffend wordt toegepast.

2.   Samenwerking met de lidstaten bij de handhaving van EU-wetgeving

De verantwoordelijkheid voor de correcte omzetting, toepassing en uitvoering van de EU-wetgeving ligt in eerste instantie bij de lidstaten (10). Zij moeten ook voorzien in de nodige middelen om daadwerkelijke rechtsbescherming op de onder de EU-wetgeving vallende gebieden te verzekeren. Dit betekent dat wanneer de rechten van de burgers op grond van de EU-wetgeving worden aangetast op nationaal niveau, het publiek toegang moet hebben tot snelle en doeltreffende nationale rechtsmiddelen. Die moeten in overeenstemming zijn met het in het Verdrag neergelegde beginsel van doeltreffende rechtsbescherming (11). Nationale rechtbanken zijn de „gewone rechtbanken” voor de handhaving van EU-wetgeving en zij dragen effectief bij tot de handhaving ervan in individuele gevallen. Ze zijn bevoegd wanneer particulieren bescherming zoeken tegen nationale maatregelen die onverenigbaar zijn met de EU-wetgeving, of vergoeding vragen voor de door deze maatregelen veroorzaakte schade.

Om de lidstaten te helpen bij hun inspanningen om de EU-wetgeving uit te voeren, en ervoor te zorgen dat zij hun verantwoordelijkheid nemen inzake de correcte toepassing van de EU-wetgeving, maakt de Commissie gebruik van een breed scala aan instrumenten, van preventieve maatregelen en probleemoplossing in een vroeg stadium tot proactief toezicht en gerichte handhaving. Hieronder wordt uiteengezet hoe bestaande ondersteunende maatregelen zullen worden versterkt.

Dialoog

Inbreuken op de EU-wetgeving zijn geen routineaangelegenheden en dienen op een voldoende hoog niveau en tijdig te worden besproken. Bilaterale bijeenkomsten op hoog niveau tussen de Commissie en de lidstaten om de naleving van de EU-wetgeving proactief te bespreken, worden aangemoedigd en zullen systematischer plaatsvinden op alle wetgevingsterreinen. Zoals gepland in de strategie voor een eengemaakte markt (12) zal de Commissie dialogen met de lidstaten over de naleving van de regels organiseren. Deze dialogen kunnen betrekking hebben op inbreukprocedures, alsook op bredere handhavingsaspecten.

Om de uitvoering van wetgeving te bevorderen en te beoordelen in de praktijk zal de Commissie een beroep blijven doen op de verschillende bestaande comités en deskundigengroepen, alsook op de waardevolle steun van Europese agentschappen. Besprekingen in deze fora zijn doeltreffend gebleken om ervoor te zorgen dat de lidstaten zich ertoe verbinden de EU-wetgeving uit te voeren, en zijn een uitdrukking van het basisbeginsel van loyale samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten. Voorts draagt de dialoog over de handhaving van specifieke bepalingen van de EU-wetgeving, die ook een essentiële voorwaarde is voor een doeltreffend gebruik van de Europese structuur- en investeringsfondsen (13), ertoe bij dat de EU-wetgeving volledig en tijdig wordt omgezet.

Tegen inbreuken moet onmiddellijk worden opgetreden. De Commissie en de lidstaten moeten snel handelen bij het onderzoek van inbreuken op de wetgeving. De structurele oplossingsgerichte dialoog tussen de Commissie en de lidstaten, de zogeheten EU Pilot, is in het leven geroepen om mogelijke inbreuken op de EU-wetgeving in een vroeg stadium en snel op te lossen. Het is niet de bedoeling om de inbreukprocedure, die op zich een middel is om een probleemoplossende dialoog met een lidstaat aan te gaan, aanzienlijk te verlengen. De Commissie zal dan ook inbreukprocedures inleiden zonder gebruik te maken van het probleemoplossingsmechanisme EU Pilot, tenzij dit in een bepaald geval nuttig wordt geacht (14).

Capaciteitsopbouw in de lidstaten

De Commissie zal de lidstaten aanmoedigen en helpen hun capaciteit voor de handhaving van EU-wetgeving te verbeteren en voorzien in rechtsmiddelen om ervoor te zorgen dat de eindgebruikers van de EU-wetgeving, ongeacht of het om particulieren dan wel ondernemingen gaat — hun rechten ten volle kunnen uitoefenen (15). Netwerken en de uitwisseling van goede praktijken zijn hierbij belangrijke aspecten. De Commissie zal via een aantal netwerken blijven samenwerken met de nationale autoriteiten om ervoor te zorgen dat de EU-regels doeltreffend en consequent worden toegepast. Op het gebied van de interne markt voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten bijvoorbeeld wordt de Commissie bij de uitvoering van het EU-regelgevingskader voor elektronische communicatie geassisteerd en geadviseerd door het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie. Evenzo draagt het Europees Mededingingsnetwerk bij tot de doeltreffende en coherente uitvoering van de mededingingsregels. Het netwerk van de Europese Unie voor de tenuitvoerlegging en handhaving van de milieuwetgeving speelt een belangrijke rol, met name door de uitwisseling van goede praktijken op het gebied van de handhaving van het milieu-acquis en de naleving van de minimumnormen voor inspecties te vergemakkelijken. De werkzaamheden van dit netwerk zullen worden verwerkt in komende initiatieven om de lidstaten te ondersteunen bij het waarborgen van de naleving van de EU-milieuwetgeving (16). De Groep betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens (de zogenoemde „artikel 29-Groep”) speelt een belangrijke rol bij de toepassing van de wetgeving inzake gegevensbescherming. Bij de inwerkingtreding van het nieuwe EU-kader voor gegevensbescherming (17) zal hij worden vervangen door het Europees Comité voor gegevensbescherming.

Onafhankelijke administratieve autoriteiten of inspectoraten zoals voorgeschreven door de EU-wetgeving (bijvoorbeeld op het gebied van gegevensbescherming, gelijkheid, energie, vervoer, financiële diensten) spelen een essentiële rol bij de uitvoering en de handhaving. De Commissie zal er dan ook in het bijzonder op letten dat zij voldoende en adequaat zijn toegerust om hun taken te kunnen uitoefenen. De Commissie is bijvoorbeeld van mening dat de nationale mededingingsautoriteiten de bevoegdheid moeten krijgen om de mededingingsregels strenger te handhaven. Dat kan onder andere door ervoor te zorgen dat zij onafhankelijk handelen en dat zij worden toegerust met voldoende instrumenten en middelen om de mededingingsregels in Europa strenger te handhaven, de marken concurrerender te maken en de consument een bredere keuze aan goederen en diensten te bieden tegen lagere prijzen en van betere kwaliteit. Een ander aandachtspunt is de onafhankelijkheid van nationale regelgevende autoriteiten voor elektronische communicatiediensten, energie en het spoor, en van nationale financiële toezichthouders (18). In de financiële sector kunnen de Europese toezichthoudende autoriteiten onderzoek doen en verdere maatregelen nemen wanneer een nationale bevoegde autoriteit haar verplichtingen uit hoofde van de geldende wetgeving niet nakomt (19). De Commissie zal de modernisering van de handhavingsautoriteiten aanmoedigen door middel van het Europees Semester, de jaarlijkse cyclus van de EU voor coördinatie van het economisch beleid en zo nodig door middel van specifieke wetgeving. Zo heeft de Commissie een voorstel tot herziening van de verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming (20) ingediend waarmee wordt beoogd een impuls te geven aan het vermogen van de lidstaten om inbreuken op de consumentenwetgeving, in het bijzonder online, aan te pakken.

De Commissie zal de lidstaten ook blijven helpen de doeltreffendheid van hun nationale rechtsstelsels te verbeteren via het Europees Semester en justitiële hervormingen en justitiële opleiding blijven te ondersteunen met EU-middelen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het EU-scorebord voor justitie (21), dat een vergelijkend overzicht geeft van de kwaliteit, de onafhankelijkheid en de doeltreffendheid van de nationale rechtsstelsels. Het maakt het makkelijker om tekortkomingen en goede praktijken vast te stellen en de voortgang op te volgen. De Commissie zal haar steun voor de versterking van de nationale rechtsstelsels opvoeren. Opleidingsprogramma’s voor nationale rechters en andere juridische beroepsbeoefenaars zullen verder worden bevorderd. De Commissie en de nationale rechters werken met succes samen om te zorgen voor de naleving van de mededingingsregels (22) en milieuwetgeving (23) en justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken via het Europees justitieel netwerk (24). Hieruit blijkt dat er nog ruimte is om de uitwisseling van ervaringen te verbeteren. Een interpretatieve mededeling van de Commissie over toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden zal deze inspanningen ondersteunen (25).

De Commissie zal nauwer samenwerken met het Europees netwerk van ombudsmannen, dat wordt gecoördineerd door de Europese Ombudsman en dat nationale en regionale ombudsmannen samenbrengt, om een behoorlijk bestuur bij de toepassing van het EU-recht op nationaal niveau te bevorderen.

Beter wetgeven voor een betere toepassing en uitvoering

Het Parlement, de Raad en de Commissie delen de politieke wil om de wetgevingskwaliteit te verbeteren en bestaande wetten te herzien en waar nodig aan te passen. Met het interinstitutionele akkoord over beter wetgeven hebben zij andermaal toegezegd de kwaliteit van de regelgeving te waarborgen en ervoor te zorgen dat deze beantwoordt aan de behoeften van burgers en bedrijven. Een duidelijke juridische formulering en toegankelijke teksten dragen bij tot rechtszekerheid en een betere toepassing. Als wetgeving duidelijk en toegankelijk is, kan zij doeltreffend worden uitgevoerd, kunnen burgers en economische actoren hun rechten en verplichtingen beter begrijpen en kan de rechterlijke macht ervoor zorgen dat deze worden gehandhaafd.

Daarom is het van essentieel belang dat bepaalde aspecten van de uitvoering en de toepassing van EU-wetgeving in het stadium van de beleidsontwikkeling in aanmerking worden genomen. De richtsnoeren van de Commissie voor betere regelgeving (26) dienen als leidraad voor de diensten van de Commissie bij de opstelling van „uitvoeringsplannen” om mogelijke problemen van de lidstaten bij de uitvoering van de EU-wetgeving in kaart te brengen, en voorzien in oplossingen om deze risico’s te beperken. Bij de voorbereiding van voorstellen voor richtlijnen werkt de Commissie ook samen met de lidstaten om na te gaan of toelichtende stukken waarin het verband met nationale omzettingsmaatregelen wordt uiteengezet, nodig zijn (27).

Transparantie is van essentieel belang om ervoor te zorgen dat EU-wetgeving correct wordt omgezet, toegepast en uitgevoerd. In het interinstitutionele akkoord over beter wetgeven worden de lidstaten opgeroepen hun respectieve burgers ervan in kennis te stellen als zij EU-richtlijnen omzetten en duidelijk te maken in het nationale omzettingsbesluit (of een bijbehorend document) wanneer elementen worden toegevoegd die op geen enkele wijze verband houden met die EU-wetgeving.

3.   Een strategischer aanpak van de handhavingsmaatregelen van de Commissie

Vaststelling van prioriteiten

De Commissie bevordert het algemeen belang van de Unie en ziet toe op de toepassing van de Verdragen. Als hoedster van de Verdragen heeft zij de taak om toezicht te houden op de maatregelen van de lidstaten voor de uitvoering van de EU-wetgeving, en ervoor te zorgen dat hun wetgeving en praktijk daarmee in overeenstemming zijn, onder controle van het Hof van Justitie van de Europese Unie (28).

Bij de uitoefening van deze taak beschikt de Commissie over de discretionaire bevoegdheid om te besluiten of en wanneer een inbreukprocedure wordt ingeleid, dan wel om een zaak aan het Hof van Justitie voor te leggen (29) De rechtspraak erkent bijgevolg dat geen gevolg zal worden gegeven aan klachten van particulieren tegen de Commissie wanneer deze weigert een inbreukprocedure in te leiden (30).

Het idee om ambitieuzer in te zetten op belangrijke zaken en zich bescheidener op te stellen als het gaat om minder belangrijke zaken moet worden vertaald in een strategischer en doeltreffender aanpak van handhaving in de zin van de aanpak van inbreuken. Bij het implementeren van deze benadering zal de Commissie waarde blijven hechten aan de essentiële rol van individuele klagers bij de vaststelling van bredere problemen bij de handhaving van EU-wetgeving die de belangen van burgers en bedrijven raken.

Het is belangrijk dat de Commissie haar discretionaire bevoegdheid strategisch gebruikt teneinde haar handhavingsinspanningen te concentreren en prioritair te richten op de belangrijkste inbreuken op EU-wetgeving die de belangen van burgers en bedrijven raken. In dit verband zal de Commissie doortastend optreden tegen inbreuken die de uitvoering van belangrijke EU-beleidsdoelstellingen (31) in de weg staan of die de vier fundamentele vrijheden dreigen te ondermijnen.

De Commissie zal bij voorrang gevallen onderzoeken waarin lidstaten hebben nagelaten omzettingsmaatregelen mee te delen of richtlijnen door die maatregelen niet correct zijn omgezet, waarin lidstaten hebben nagelaten gevolg te geven aan een arrest van het Hof van Justitie als bedoeld in artikel 260, lid 2, VWEU of waarin zij financiële belangen van de EU ernstig hebben geschaad of exclusieve bevoegdheden van de EU in de zin van artikel 2, lid 1, VWEU, juncto artikel 3 VWEU, hebben geschonden.

De verplichting om de nodige maatregelen te nemen om gevolg te geven aan een arrest van het Hof van Justitie sorteert het grootste effect als de vereiste maatregelen betrekking hebben op systemische tekortkomingen in het rechtsstelsel van een lidstaat. De Commissie zal dan ook hoge prioriteit geven aan inbreuken die systemische tekortkomingen aan het licht brengen die de werking van het institutionele kader van de EU ondermijnen. Dit geldt in het bijzonder voor inbreuken die gevolgen hebben voor het vermogen van nationale rechtsstelsels om bij te dragen tot een effectieve handhaving van de EU-wetgeving. De Commissie zal dan ook een streng optreden in alle gevallen waarin nationale voorschriften of algemene praktijken de prejudiciële procedure bij het Hof van Justitie belemmeren, of waarin het nationale recht de nationale rechtbanken belet voorrang te geven aan EU-wetgeving. Ook wanneer het nationale recht niet voorziet in doeltreffende beroepsprocedures bij inbreuken op de EU-wetgeving of de nationale rechtsstelsels anderszins belet te waarborgen dat de EU-wetgeving doeltreffend wordt toegepast in overeenstemming met de vereisten van de rechtsstaat en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU zal zij een procedure inleiden.

Daarnaast hecht de Commissie er belang aan dat de nationale wetgeving in overeenstemming is met de EU-wetgeving, omdat incorrecte nationale wetgeving afbreuk doet aan het vermogen van burgers om hun rechten, inclusief hun fundamentele rechten, te doen gelden en ten volle te profiteren van de voordelen van de EU-wetgeving. De Commissie zal ook bijzondere aandacht hebben voor gevallen waarin een lidstaat aanhoudend verzuimt het EU-recht correct toe te passen.

In het licht van de discretionaire bevoegdheid van de Commissie om te bepalen of zij al dan niet een procedure inleidt, zal zij nagaan wat de gevolgen zijn van een inbreuk op de verwezenlijking van belangrijke EU-beleidsdoelstellingen, waarbij het bijvoorbeeld gaat om inbreuken op de fundamentele vrijheden van het Verdrag die tot bepaalde problemen leiden voor burgers of bedrijven die zich wensen te verplaatsen of transacties wensen te verrichten tussen lidstaten, of wanneer er systemische gevolgen kunnen zijn die verder reiken dan één lidstaat. Er zal een onderscheid worden gemaakt op basis van de toegevoegde waarde die kan worden bereikt met een inbreukprocedure en de Commissie zal zaken sluiten wanneer zij dit uit beleidsoogpunt passend acht. De Commissie zal deze discretionaire bevoegdheid met name uitoefenen in gevallen waarin een prejudiciële procedure uit hoofde van artikel 267 VWEU loopt met betrekking tot dezelfde kwestie en waarbij maatregelen van de Commissie de oplossing van de inbreuk niet aanzienlijk zouden bespoedigen, alsook in gevallen waarin een inleiding van de procedure in strijd zou zijn met het standpunt van het College van commissarissen met betrekking tot een wetgevingsvoorstel.

Bepaalde categorieën van inbreuken kunnen vaak op bevredigende wijze worden aangepakt via andere, passender mechanismen op EU- en nationaal niveau. Dit geldt met name voor individuele gevallen van incorrecte toepassing die geen aanleiding geven tot bredere principekwesties, wanneer er niet voldoende bewijselementen zijn om te stellen dat er sprake is van een algemene praktijk, een probleem van verenigbaarheid van de nationale wetgeving met EU-wetgeving of een systematische niet-naleving van de EU-wetgeving. In dergelijke gevallen zal de Commissie klagers in dit verband doorgaans naar het nationale niveau leiden, voor zover een doeltreffende rechtsbescherming beschikbaar is.

Doeltreffender evaluatie van de naleving

Deze aanpak vereist een gestructureerdere, systematischere en doeltreffendere evaluatie van de omzetting en de conformiteit van nationale maatregelen ter uitvoering van het Unierecht. Bij deze evaluaties zal gebruik worden gemaakt van nieuwe technieken. Zo werkt de Commissie aan de ontwikkeling van een instrument voor gegevensanalyse om het toezicht op de wetgeving van de eengemaakte markt te verbeteren (32). Dit instrument moet de evaluatie van de verenigbaarheid van nationale maatregelen met de EU-wetgeving bespoedigen, vaststellen in welke gevallen er leemten zijn en wetgeving niet correct is omgezet, en mogelijk te sterk regulerende maatregelen opsporen die geen verband houden met de omzetting van richtlijnen. Soms wijzen klachten in het algemeen op tekortkomingen van lidstaten bij de omzetting van een richtlijn, en niet op bijzondere aspecten die de klager betreffen. Dergelijke klachten maken doorgaans deel uit van een evaluatie van de naleving, en de Commissie zal ze doorgaans veeleer behandelen in de bredere context van de evaluatie van de naleving dan gevolg te geven aan de individuele klacht.

Sancties wegens niet-mededeling van omzettingsmaatregelen

De Commissie hecht veel belang aan de tijdige omzetting van richtlijnen. In dit verband heeft de Commissie zich ten doel gesteld om inbreukzaken na twaalf maanden voor het Hof van Justitie te brengen wanneer de richtlijn na die termijn nog steeds niet is omgezet (33). Overeenkomstig de prioriteit die zij toekent aan een tijdige mededeling van omzettingsmaatregelen is de Commissie voornemens de mogelijkheden van artikel 260, lid 3, VWEU volledig te benutten om haar aanpak op het gebied van sancties in dergelijke gevallen te versterken.

Bij het Verdrag van Lissabon zijn belangrijke bepalingen inzake financiële sancties ingevoerd om lidstaten te motiveren om volgens een wetgevingsprocedure aangenomen richtlijnen (artikel 260, lid 3, VWEU) tijdig om te zetten in hun nationale rechtsorde. De lidstaten blijven echter omzettingstermijnen overschrijden. Eind 2015 liepen nog 518 inbreukprocedures wegens te late omzetting, dit is een toename met 19 % ten opzichte van de 421 procedures die eind 2014 nog open stonden (34). In sommige gevallen nemen lidstaten pas in een zeer laat stadium van de door de Commissie tegen hen aangespannen gerechtelijke procedure maatregelen tot omzetting van een richtlijn, waardoor ze aanzienlijk meer tijd hebben om hun verplichtingen na te komen.

In haar mededeling betreffende de uitvoering van artikel 260, lid 3, van het Verdrag (35) kondigde de Commissie aan dat zij in inbreukprocedures wegens niet-omzetting van een volgens een wetgevingsprocedure aangenomen richtlijn het Hof doorgaans zou verzoeken alleen een dwangsom op te leggen. Zij voegde daar echter aan toe dat zij zich het recht voorbehoudt het Hof in voorkomend geval te verzoeken ook een forfaitaire som op te leggen. Voorts kondigde zij aan dat zij haar praktijk waarbij zij het Hof doorgaans niet om forfaitaire sommen verzoekt, zou herzien, afhankelijk van hoe de lidstaten zouden reageren op haar aanpak waarbij zij het Hof alleen om dwangsommen verzoekt.

In het licht van de opgedane ervaring zal de Commissie haar praktijk ten aanzien van krachtens artikel 260, lid 3, VWEU voor het Hof van Justitie gebrachte zaken nu aanpassen, zoals zij heeft gedaan bij krachtens artikel 260, lid 2, VWEU (36) voor het Hof van Justitie gebrachte zaken, door het Hof systematisch te verzoeken een forfaitaire som en een dwangsom op te leggen. Bij de bepaling van het bedrag van de forfaitaire som in overeenstemming met haar praktijk (37) zal de Commissie rekening houden met de omzettingsgraad om de ernst van de niet-omzetting te bepalen.

Het logische gevolg van de aanpak betreffende de betaling van de forfaitaire som is dat de Commissie haar klacht niet louter zal intrekken omdat een lidstaat de inbreuk rechtzet door de richtlijn in de loop van de procedure om te zetten. Het Hof van Justitie kan in dat geval niet besluiten een dwangsom op te leggen omdat dit geen nut meer zou hebben. Het kan echter wel een forfaitaire som opleggen als sanctie voor de duur van de inbreuk tot het tijdstip waarop de situatie is rechtgezet, aangezien dit aspect van de zaak niet zonder voorwerp is. De Commissie zal ernaar streven het Hof van Justitie steeds onverwijld op de hoogte te brengen wanneer een lidstaat een einde maakt aan een inbreuk, in welk stadium van de gerechtelijke procedure ook. Zij zal hetzelfde doen wanneer een lidstaat na een arrest krachtens artikel 260, lid 3, VWEU de situatie rechtzet en de verplichting om een dwangsom te betalen bijgevolg afloopt.

Bij wijze van overgang zal de Commissie haar hierboven uiteengezette aangepaste praktijk alleen toepassen op inbreukprocedures waarvoor het besluit om de brief met ingebrekestelling te versturen, zal worden genomen na de bekendmaking van deze mededeling.

Tot slot zij eraan herinnerd dat de Commissie, zoals reeds uiteengezet in haar mededeling van 2011, nauwlettend onderscheid zal maken tussen een incorrecte omzetting en een (gedeeltelijk) gebrek aan omzetting.

4.   Burgers laten profiteren van de voordelen van de EU-wetgeving: advies en rechtsmiddelen

Een betere handhaving komt zowel aan burgers als aan bedrijven ten goede. Zij willen eenvoudig, praktisch advies over hun rechten op grond van de EU-wetgeving en over de manier waarop zij daar gebruik van kunnen maken. Wanneer hun individuele rechten worden geschonden, is het belangrijk dat zij gemakkelijk toegang hebben tot het meest geschikte op EU- of nationaal niveau beschikbare verhaalmechanisme.

De Commissie zal burgers helpen zich beter bewust te worden van hun rechten op grond van de EU-wetgeving en van de diverse probleemoplossende instrumenten waarover zij op nationaal en EU-niveau beschikken. De Commissie zal burgers wegwijs maken, adviseren en aanmoedigen om gebruik te maken van het meest geschikte probleemoplossende mechanisme. In dit verband is het van fundamenteel belang dat burgers inzicht hebben in de aard van de inbreukprocedure en hun verwachtingen daaraan aanpassen. Velen verwachten een financiële of andere schadeloosstelling voor een inbreuk op het EU-recht wanneer zij een klacht indienen. Vervolgens stellen zij tot hun ontgoocheling vast dat de inbreukprocedure, die bedoeld is om het algemeen belang van de Unie te bevorderen, wellicht niet in alle omstandigheden het passende middel is om te reageren op dergelijke situaties. De inbreukprocedure is in de eerste plaats bedoeld om ervoor te zorgen dat de lidstaten uitvoering geven aan de EU-wetgeving in het algemeen belang, en niet om te voorzien in een individuele beroepsmogelijkheid. Nationale rechters zijn bevoegd ten aanzien van vorderingen van particulieren die verzoeken om nietigverklaring van nationale maatregelen of om financiële compensatie voor de door die maatregelen veroorzaakte schade. De nationale autoriteiten spelen ook een belangrijke rol bij het waarborgen van de rechten van particulieren. Dit moet duidelijk worden meegedeeld aan klagers die een individueel beroep instellen.

Aangezien klachten een belangrijk middel zijn om inbreuken op de EU-wetgeving op te sporen, zal de Commissie haar inspanningen ter verbetering van de behandeling van klachten opvoeren. Om de basis voor de beoordeling van de gronden van een klacht te verbeteren en de behandeling en de beantwoording te vergemakkelijken, dienen klagers voortaan het standaardklachtenformulier te gebruiken. De Commissie heeft zich ertoe verbonden klagers te informeren over de follow-up van hun klachten. Dit vereist een herziening van de bestaande administratieve procedures voor de behandeling van de betrekkingen met de klager op deze punten (38) (zie bijlage).

Via het initiatief voor één digitale toegangspoort (39) zal worden voorzien in één enkel toegangspunt voor burgers en bedrijven voor alle informatie over de eengemaakte markt, bijstand, advies en probleemoplossende diensten op EU- en/of nationaal niveau. Het zal ook informatie bieden over de voor activiteiten in de EU vereiste nationale en EU-brede procedures. Deze toegangspoort zal burgers en bedrijven informeren over wat de Commissie al dan niet kan doen, de geschatte duur van procedures en de mogelijke resultaten, en zal hun de weg wijzen naar gepersonaliseerd advies en probleemoplossende diensten.

Hiertoe zullen de Commissie en de lidstaten moeten samenwerken aan een inventaris van de op nationaal niveau beschikbare verhaalmechanismen waarop burgers een beroep kunnen doen om individuele schadeloosstelling te vragen. Deze inventaris zal bestaande EU-mechanismen omvatten, zoals Solvit (voor informatie en bijstand aan burgers bij problemen die het gevolg zijn van een verkeerde toepassing van EU-wetgeving door nationale autoriteiten in grensoverschrijdende situaties) en het netwerk van Europese consumentencentra (voor advies en bijstand aan consumenten in verband met hun rechten betreffende aankopen in een ander land of online en in verband met de beslechting van geschillen met bedrijven).

Het Solvit-actieplan ter versterking van de rol van Solvit bij de behandeling van klachten betreffende EU-wetgeving zal blijk geven van het streven van de Commissie naar een verdere versterking van de rol van dergelijke mechanismen. De Commissie is voornemens het Solvit-netwerk uit te breiden en verkent ook de mogelijkheid om een informatie-instrument voor de eengemaakte markt in te voeren om kwantitatieve en kwalitatieve informatie rechtstreeks bij de geselecteerde marktspelers op te vragen en gerichter samen te werken met de lidstaten om de handhaving te verbeteren. Deze administratieve samenwerking met de lidstaten (40) moet de oplossing van individuele problemen vergemakkelijken en de uitwisseling van goede praktijken verbeteren. Er zal ook gebruik van worden gemaakt om nationale autoriteiten aan te moedigen betere informatie te verschaffen via alle bestaande platformen, zoals het e-justitieportaal (41).

De Commissie zal ervoor zorgen dat de EU-wetgeving inzake bemiddeling en alternatieve geschillenbeslechting volledig wordt toegepast. Dankzij mechanismen voor alternatieve geschillenbeslechting kunnen consumenten en handelaren hun geschillen op een makkelijke, snelle en goedkope manier oplossen zonder naar de rechter te stappen. In februari 2016 heeft de Commissie een platform voor onlinegeschillenbeslechting gelanceerd dat consumenten en handelaren in de EU de mogelijkheid biedt hun contractuele geschillen over internetaankopen via alternatieve geschillenbeslechting op te lossen. In de financiële sector heeft de Commissie het netwerk voor de beslechting van financiële geschillen opgericht, dat de oplossing van grensoverschrijdende geschillen tussen consumenten en aanbieders van financiële diensten moet vergemakkelijken. Andere EU-wetgeving voorziet in gemeenschappelijke normen voor de behandeling van klachten en verhaalmechanismen in alle lidstaten (bv. de verordeningen inzake passagiersrechten (42), de richtlijnen inzake overheidsopdrachten (43) en de verordening inzake geringe vorderingen (44)).

5.   Conclusies

De uniforme toepassing van EU-wetgeving in alle lidstaten is essentieel voor het succes van de EU. De Commissie hecht dan ook veel belang aan het waarborgen van een doeltreffende toepassing van de EU-wetgeving. De toepassing, uitvoering en handhaving van de wetgeving van de Europese Unie is zowel op EU-niveau als op het niveau van de lidstaten een uitdaging. Om beleidsresultaten te boeken, is een strategischer aanpak van handhaving vereist, een aanpak die gericht is op problemen waarbij handhavingsmaatregelen echt een verschil kunnen maken. In overeenstemming met de prioriteit die de Commissie toekent aan de tijdige mededeling van maatregelen tot omzetting van een richtlijn gaat de strategische aanpak van handhaving samen met een herziening van haar aanpak op het gebied van sancties als bedoeld in artikel 260, lid 3, VWEU. De Commissie zal de lidstaten helpen ervoor te zorgen dat burgers en bedrijven hun rechten kunnen uitoefenen en over rechtsmiddelen op nationaal niveau beschikken. De gecombineerde inspanningen van alle betrokkenen op het niveau van de Unie en de lidstaten zullen voor een betere toepassing van de EU-wetgeving in het belang van iedereen zorgen.

De in deze mededeling uiteengezette aanpak zal vanaf de datum van bekendmaking ervan in het Publicatieblad worden toegepast.


(1)  Artikel 2 VWEU: „De waarden waarop de Unie berust, zijn eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Deze waarden hebben de lidstaten gemeen in een samenleving die gekenmerkt wordt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen.”

(2)  Politieke beleidslijnen voor de volgende Europese Commissie van 15 juli 2014 en opdrachtbrieven van 1 november 2014 van de voorzitter aan de vicevoorzitters en commissarissen.

(3)  Mededeling van de Commissie over de verbetering van de controle op de toepassing van het Gemeenschapsrecht, COM(2002) 725 def./4 van 16.5.2003.

(4)  Mededeling van de Commissie — Een Europa van resultaten — toepassing van het gemeenschapsrecht, COM(2007) 502 def. van 5.9.2007.

(5)  Mededeling „Een nieuw EU-kader voor het versterken van de rechtsstaat”, COM(2014) 158 van 11.3.2014.

(6)  Mededeling: „Betere regelgeving: betere resultaten voor een sterkere Unie”, COM(2016) 615 final van 14.9.2016.

(7)  Interinstitutioneel akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie over beter wetgeven (PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1).

(8)  Gezamenlijke verklaring over de wetgevingsprioriteiten van de EU voor 2017, op 13 december ondertekend door de voorzitters van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.

(9)  Politieke beleidslijnen voor de volgende Europese Commissie van 15 juli 2014 en opdrachtbrieven van 1 november 2014 van de voorzitter aan de vicevoorzitters en commissarissen.

(10)  Artikel 4, lid 3, VWEU, artikel 288, lid 3, VWEU en artikel 291, lid 1, VWEU.

(11)  Artikel 19, lid 1, tweede alinea, VWEU en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten.

(12)  Mededeling „De eengemaakte markt verbeteren: meer mogelijkheden voor mensen en ondernemingen”, COM(2015) 550 final van 28.10.2015.

(13)  Artikel 1 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad.

(14)  De werkafspraken met de lidstaten over de EU Pilot worden dienovereenkomstig aangepast.

(15)  Zoals aangekondigd in de mededeling inzake de strategie voor een eengemaakte markt (COM(2015) 550 final) zal de Commissie een uitgebreide reeks maatregelen nemen om producten die niet aan de eisen voldoen, van de EU-markt te weren door het markttoezicht te verscherpen en de marktdeelnemers de juiste prikkels te geven.

(16)  Zie mededeling van de Commissie (2016) 710 final, Werkprogramma van de Europese Commissie voor 2017 — Naar een Europa dat ons beschermt, sterker maakt en verdedigt, prioriteit 10.

(17)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) en Richtlijn (EU) 2016/680 van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad.

(18)  Zie artikel 3, lid 3 bis van de kaderrichtlijn 2002/21/EG inzake elektronische-communicatienetwerken en artikel 55 van Richtlijn 2012/34/EU tot instelling van één Europese spoorwegruimte en artikel 4, lid 4, van Richtlijn 2013/36/EU (CRD IV) en artikel 27 e.v. van Richtlijn 2009/138/EC (Solvabiliteit II) en overweging 123 van Richtlijn 2014/65/EU (MiFID II).

(19)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit, Verordening (EU) nr. 1094/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en Verordening (EU) nr. 1095/2010 tot oprichting van een Europese Autoriteit voor effecten en markten.

(20)  Voorstel tot herziening van de verordening betreffende samenwerking inzake consumentenbescherming, COM(2016) 283 final van 25.5.2016.

(21)  Mededeling „Het EU-scorebord voor justitie 2016”, COM(2016) 199 final van 11.4.2016.

(22)  Mededeling van de Commissie betreffende wijzigingen aan de mededeling van de Commissie betreffende de samenwerking tussen de Commissie en de rechterlijke instanties van de EU-lidstaten bij de toepassing van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB C 256 van 5.8.2015, blz. 5).

(23)  http://ec.europa.eu/environment/legal/law/training_package.htm

(24)  Beschikking 2001/470/EG van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de oprichting van een Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken (PB L 174 van 27.6.2001, blz. 25).

(25)  Werkprogramma van de Europese Commissie voor 2017 — Naar een Europa dat ons beschermt, sterker maakt en verdedigt, COM(2016) 710 final, prioriteit 10.

(26)  Mededeling „Betere regelgeving voor betere resultaten — Een EU-agenda”, COM(2015) 215 final van 19.5.2015.

(27)  Het beleid is vervat in 1) een gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie (PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14) en 2) een gezamenlijke politieke verklaring van 27 oktober 2011 van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB C 369 van 17.12.2011, blz. 15).

(28)  Artikel 17, lid 1, VWEU.

(29)  Zie met name: arrest van 6 december 1989 in zaak C-329/88, Commissie/Griekenland, Jurispr. 1989, blz. 4159; arrest van 1 juni 1994 in zaak C-317/92, Commissie/Duitsland, Jurispr. 1994, blz. I-2039; arrest van 6 oktober 2009 in zaak C-562/07, Commissie/Spanje, Jurispr. 2009, blz. I-9553; arrest van 14 september 1995 in zaak T-571/93; Lefebvre e.a./Commissie, Jurispr. 1995, blz. II-2379; arrest van 19 mei 2009 in zaak C-531/06, Commissie/Italië, Jurispr. 1009, blz. I-4103.

(30)  Zie arrest van 14 september 1995 in zaak T-571/93; Lefebvre e.a./Commissie, Jurispr. 1995, blz. II-2379.

(31)  Met name zoals uiteengezet in de strategische agenda van de Europese Raad van 27 juni 2014 en de politieke beleidslijnen voor de volgende Europese Commissie van 15 juli 2014.

(32)  Mededeling inzake de strategie voor een eengemaakte markt (COM(2015) 550 final).

(33)  Mededeling van de Commissie „Een Europa van resultaten — Toepassing van het Gemeenschapsrecht”, COM(2007) 502 def.

(34)  Zie het 33e jaarverslag over de controle op de toepassing van het EU-recht, blz. 27.

(35)  PB C 12 van 15.1.2011, blz. 1.

(36)  Herschikte mededeling van de Commissie — Uitvoering van artikel 228 van het EG-Verdrag, SEC/2005/1658 van 9.12.2005, punten 10 en 12, waarin wordt verwezen naar zaak C-304/02 Commissie/Frankrijk, [2005] Jurispr. I-6263, punten 80-86 en 89-95, waarin het Hof bevestigt dat voor eenzelfde inbreuk zowel een dwangsom als een forfaitaire som kan worden opgelegd.

(37)  Het bedrag van de forfaitaire som zal worden berekend aan de hand van de methode zoals beschreven in de punten 19 tot en met 24 van de herschikte mededeling betreffende de uitvoering van artikel 228 van het EG-Verdrag van 2005, SEC/2005/1658.

(38)  Mededeling „Tot modernisering van het beheer van betrekkingen met de klager inzake de toepassing van het recht van de Unie”, COM(2012) 154 van 2.4.2012.

(39)  Zoals aangekondigd in de mededeling over de digitale eengemaakte markt (COM(2015) 192 final, blz. 17) en de mededeling over de strategie voor de eengemaakte markt (COM(2015) 550 final, blz. 5 en 17).

(40)  Krachtens artikel 197 VWEU.

(41)  Dit portaal helpt particulieren hun fundamentele rechten te doen gelden door de voor mensenrechten bevoegde nationale niet-gerechtelijke instanties te inventariseren. Het zal in 2017 worden uitgebreid met een Europese databank consumentenrecht met informatie over de toepassing van de EU-consumentenwetgeving door rechterlijke of andere instanties.

(42)  Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91 (PB L 46 van 17.2.2004, blz. 1); Verordening (EG) nr. 1371/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer (PB L 315 van 3.12.2007, blz. 14); Verordening (EU) nr. 1177/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende de rechten van passagiers die over zee of binnenwateren reizen en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 1); Verordening (EU) nr. 181/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 1).

(43)  Richtlijn 89/665/EEG van de Raad van 21 december 1989 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken (PB L 395 van 30.12.1989, blz. 33); Richtlijn 92/13/EEG van de Raad van 25 februari 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de communautaire voorschriften inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten door diensten die werkzaam zijn in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie (PB L 76 van 23.3.1992, blz. 14).

(44)  Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen (PB L 199 van 31.7.2007, blz. 1).


BIJLAGE

Administratieve procedures voor het beheer van betrekkingen met de klager inzake de toepassing van het recht van de Unie

1.   Definities en toepassingsgebied

Onder „klacht” wordt verstaan een bij de Commissie ingediend document waarin een maatregel, het ontbreken van een maatregel of een praktijk van een lidstaat worden gemeld die strijdig is met het recht van de Europese Unie.

Onder „klager” wordt verstaan elke persoon of elke instantie die een klacht indient bij de Commissie.

Onder „inbreukprocedure” wordt verstaan: de precontentieuze fase van de procedure wegens niet-nakoming die door de Commissie wordt ingeleid op grond van artikel 258 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) of artikel 106 bis van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor atoomenergie (Euratom-Verdrag).

De onderhavige benadering is van toepassing op de betrekkingen tussen de klager en de Commissie in het kader van maatregelen of praktijken die onder artikel 258 VWEU vallen. Zij zijn niet van toepassing op klachten die onder andere bepalingen van de Verdragen vallen, zoals die met betrekking tot staatssteun, welke onder de artikelen 107 en 108 VWEU of Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad vallen (1) en klachten die uitsluitend betrekking hebben op de artikelen 101 en 102 VWEU.

2.   Algemene beginselen

Iedereen kan een lidstaat ter verantwoording roepen door kosteloos een klacht bij de Commissie in te dienen tegen (wettelijke of bestuursrechtelijke) maatregelen of het ontbreken van een maatregel of praktijk van die lidstaat die/dat hij strijdig acht met een bepaling of beginsel van het recht van de Unie.

De klager hoeft niet aan te tonen dat hij een procesbelang heeft; evenmin hoeft hij te bewijzen dat hij in het bijzonder en rechtstreeks wordt geraakt door de maatregel, het ontbreken van maatregelen of de praktijk waartegen hij een klacht indient.

Behoudens de in punt 3 genoemde uitzonderingen zal de Commissie de klacht registeren op basis van de inlichtingen die de briefschrijver in het formulier geeft.

Het is aan de Commissie om te oordelen of al dan niet gevolg moet worden gegeven aan een klacht.

3.   Registratie van de klachten

Een klacht over de toepassing van het recht van de Unie door een lidstaat moet door de Commissie in een speciaal register worden geregistreerd.

De volgende brieven komen niet in aanmerking voor een onderzoek door de diensten van de Commissie en worden dan ook niet in het register ingevoerd:

anonieme brieven en brieven waarin het adres van de afzender geheel of gedeeltelijk ontbreekt;

brieven waarin expliciet noch impliciet wordt gerefereerd aan een lidstaat waaraan de met het recht van de Unie strijdige maatregel of praktijk kan worden toegeschreven;

brieven waarin het handelen of nalaten van een particuliere persoon of privaatrechtelijke instantie wordt gemeld, behalve indien in de klacht wordt gewezen op de betrokkenheid van de overheid of op haar passiviteit ten aanzien van dit handelen of nalaten. De Commissie moet in ieder geval nagaan of de brief gedragingen aan het licht brengt die in strijd zijn met de mededingingsregels (artikelen 101 en 102 VWEU);

brieven waarin geen enkel bezwaar wordt geuit;

brieven waarin bezwaren worden geuit ten aanzien waarvan de Commissie een duidelijk, openbaar en vast standpunt heeft; dit standpunt moet aan de klager worden meegedeeld;

brieven waarin bezwaren worden geuit die kennelijk niet binnen de werkingssfeer van het recht van de Unie vallen.

4.   Bewijs van ontvangst

Binnen 15 werkdagen na de ontvangst van een brief moet de Commissie een eerste ontvangstbewijs toezenden. Hierin moet het dossiernummer van de klacht worden vermeld, dat bij ieder schrijven moet worden vermeld.

Wanneer meerdere klachten worden ingediend met betrekking tot hetzelfde feit, kunnen de afzonderlijke ontvangstbewijzen worden vervangen door een bekendmaking op de website Europa van de Europese Unie (2).

Indien de Commissie besluit de klacht niet te registreren, moet zij de afzender op de hoogte stellen met een gewoon schrijven waarin één of meer van de in de tweede alinea van punt 3 genoemde redenen worden vermeld.

In dat geval wijst de Commissie de klager op andere beroepsmogelijkheden, zoals de mogelijkheid zich tot de nationale rechter of tot de Europese dan wel de nationale ombudsman te wenden, of gebruik te maken van een andere op nationaal of internationaal niveau bestaande klachtenprocedure.

5.   Wijze van indiening van een klacht

Klachten moeten worden ingediend aan de hand van het standaarklachtenformulier. Klachten moeten online worden ingediend, of toegezonden worden aan het secretariaat-generaal van de Commissie, per brief naar het adres „1049 Brussel, België”, of afgegeven worden in een van de voorlichtingsbureaus van de Commissie in de lidstaten.

Zij moeten in één van de officiële talen van de Unie zijn opgesteld.

Het klachtenformulier kan bij de Commissie worden aangevraagd of worden gedownload via de Europa-website (3). Wanneer de Commissie van oordeel is dat de klager niet voldoet aan de vereisten in het klachtenformulier, moet zij de klager daarvan in kennis stellen en hem verzoeken het formulier in te vullen binnen een voorgeschreven termijn die in principe niet meer dan één maand mag bedragen. Indien de klager niet antwoordt binnen de voorgeschreven termijn, wordt de klacht als ingetrokken beschouwd. In uitzonderlijke omstandigheden waarin de klager duidelijk geen gebruik kan maken van het formulier, kan van deze eis worden afgeweken.

6.   Bescherming van klagers en persoonsgegevens

De identiteit van de klager en de door hem verstrekte gegevens kunnen slechts na diens voorafgaande instemming aan de betrokken lidstaat worden meegedeeld met inachtneming van, onder meer, Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (4).

7.   Contacten met de klager

Na de registratie kan een klacht in samenwerking met de betrokken lidstaat verder worden onderzocht. De Commissie zal de klager hiervan schriftelijk op de hoogte stellen.

Indien vervolgens op basis van een klacht inbreukprocedures worden ingeleid, zal de Commissie de klagers schriftelijk op de hoogte stellen van iedere procedurele handeling (aanmaningsbrief, met redenen omkleed advies, aanhangigmaking bij het Hof van Justitie of afsluiting). Wanneer meerdere klachten worden ingediend met betrekking tot hetzelfde feit, kan deze schriftelijke correspondentie worden vervangen door een bekendmaking op de website Europa.

De klager kan in de loop van de procedure te allen tijde verzoeken de gronden van zijn klacht op eigen kosten nader te mogen komen toelichten in de gebouwen van de Commissie.

8.   Termijn voor het onderzoek van klachten

In het algemeen streeft de Commissie er bij het onderzoek van een klacht naar om uiterlijk een jaar na de registratie van de klacht, een aanmaning te verzenden of de zaak af te sluiten, mits de klager alle vereiste informatie heeft verstrekt.

Wordt deze termijn wordt overschreden, stelt de Commissie de klager hiervan schriftelijk op de hoogte.

9.   Resultaat van het onderzoek van klachten

Na onderzoek van een klacht kan de Commissie de betrokken lidstaat een aanmaningsbrief toezenden, waardoor de inbreukprocedure wordt ingeleid, dan wel de zaak definitief afsluiten.

De Commissie beslist binnen de marge van haar discretionaire bevoegdheid over het inleiden of afsluiten van een inbreukprocedure.

10.   Afsluiting van de zaak

Behalve in uitzonderlijke gevallen, waarin snel moet worden opgetreden, zal de Commissie, wanneer het de bedoeling is dat geen verdere maatregelen worden genomen met betrekking tot een klacht, de klager hiervan van tevoren op de hoogte stellen in een schrijven waarin de redenen voor dit voorstel tot afsluiting worden vermeld en de klager wordt verzocht eventuele opmerkingen binnen vier weken in te dienen. Wanneer meerdere klachten worden ingediend met betrekking tot hetzelfde feit, kan deze schriftelijke correspondentie worden vervangen door een bekendmaking op de Europa-website.

Wanneer de klager niet antwoordt of niet kan worden bereikt om redenen die aan hemzelf kunnen worden toegeschreven, of indien de opmerkingen van de klager voor de Commissie geen aanleiding zijn om het standpunt te herzien, wordt het inbreukdossier afgesloten.

Wanneer de opmerkingen van de klager voor de Commissie wel aanleiding zijn om het standpunt te herzien, wordt het onderzoek van de klacht voortgezet.

De klager wordt schriftelijk op de hoogte gesteld van de afsluiting van de zaak.

11.   Publicatie van besluiten inzake inbreuken

Informatie over besluiten van de Commissie inzake inbreuken wordt bekendgemaakt op de Europa-website (5).

12.   Toegang tot documenten inzake inbreuken

De toegang tot documenten inzake inbreuken valt onder Verordening (EG) nr. 1049/2001, zoals ten uitvoer gelegd bij de bepalingen in de bijlage bij Besluit 2001/937/EG, EGKS, Euratom van de Commissie (6).

13.   Klacht bij de Europese ombudsman

Wanneer een klager van oordeel is dat bij de behandeling van zijn klacht sprake was van wanbeheer doordat de Commissie een van de bovenvermelde maatregelen niet in acht heeft genomen, kan hij zich overeenkomstig de artikelen 24 en 228 VWEU tot de Europese ombudsman wenden.


(1)  PB L 248 van 24.9.2015, blz. 9.

(2)  http://ec.europa.eu/atwork/applying-eu-law/multiple_complaint_form_nl.htm.

(3)  https://ec.europa.eu/assets/sg/report-a-breach/complaints_nl

(4)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(5)  http://ec.europa.eu/atwork/applying-eu-law/infringements-proceedings/infringement_decisions/?lang_code=nl

(6)  PB L 345 van 29.12.2001, blz. 94.


19.1.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 18/21


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.8325 — KKR/Hilding Anders)

(Voor de EER relevante tekst)

(2017/C 18/03)

Op 9 januari 2017 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32017M8325. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


19.1.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 18/21


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.8302 — Koch Industries/Guardian Industries)

(Voor de EER relevante tekst)

(2017/C 18/04)

Op 5 januari 2017 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32017M8302. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


19.1.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 18/22


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.8204 — Barloworld South Africa/Baywa/JV)

(Voor de EER relevante tekst)

(2017/C 18/05)

Op 9 januari 2017 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32017M8204. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


19.1.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 18/22


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.8288 — Permira/Schustermann & Borenstein)

(Voor de EER relevante tekst)

(2017/C 18/06)

Op 10 januari 2017 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32017M8288. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

19.1.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 18/23


Wisselkoersen van de euro (1)

18 januari 2017

(2017/C 18/07)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,0664

JPY

Japanse yen

121,05

DKK

Deense kroon

7,4361

GBP

Pond sterling

0,86833

SEK

Zweedse kroon

9,5328

CHF

Zwitserse frank

1,0706

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

9,0330

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

27,021

HUF

Hongaarse forint

307,92

PLN

Poolse zloty

4,3673

RON

Roemeense leu

4,4928

TRY

Turkse lira

4,0371

AUD

Australische dollar

1,4128

CAD

Canadese dollar

1,3986

HKD

Hongkongse dollar

8,2716

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,4838

SGD

Singaporese dollar

1,5176

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 249,39

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

14,4632

CNY

Chinese yuan renminbi

7,2931

HRK

Kroatische kuna

7,5275

IDR

Indonesische roepia

14 228,44

MYR

Maleisische ringgit

4,7500

PHP

Filipijnse peso

53,222

RUB

Russische roebel

63,2480

THB

Thaise baht

37,655

BRL

Braziliaanse real

3,4367

MXN

Mexicaanse peso

23,1335

INR

Indiase roepie

72,6365


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


Rekenkamer

19.1.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 18/24


Speciaal verslag nr. 34/2016

„De bestrijding van voedselverspilling: een kans voor de EU om de hulpbronnenefficiëntie van de voedselvoorzieningsketen te verbeteren”

(2017/C 18/08)

De Europese Rekenkamer deelt u mede dat Speciaal verslag nr. 34/2016 „De bestrijding van voedselverspilling: een kans voor de EU om de hulpbronnenefficiëntie van de voedselvoorzieningsketen te verbeteren” zojuist gepubliceerd is.

Het verslag kan worden ingezien op of gedownload van de website van de Europese Rekenkamer: http://eca.europa.eu of van EU Bookshop: https://bookshop.europa.eu


V Bekendmakingen

GERECHTELIJKE PROCEDURES

EVA-Hof

19.1.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 18/25


ARREST VAN HET HOF

van 1 februari 2016

in zaak E-17/15

Ferskar kjötvörur ehf. tegen de IJslandse staat

(Rechtsmacht — Artikel 8 EER — Invoer van rauw vlees — Richtlijn 89/662/EEG — Harmonisatie van de regeling voor veterinaire controles)

(2017/C 18/09)

In zaak E-17/15, Ferskar kjötvörur ehf. tegen de IJslandse staat — VERZOEK aan het Hof overeenkomstig artikel 34 van de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie door Héraðsdómur Reykjavíkur (districtsrechtbank van Reykjavik) inzake de toepasselijkheid van de bepalingen van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte op de invoer in IJsland van rauwe vleesproducten, heeft het Hof, samengesteld uit Carl Baudenbacher, president, Per Christiansen (rechter-rapporteur) en Páll Hreinsson, rechters, op 1 februari 2016 een arrest gewezen, waarvan het dictum als volgt luidt:

1.

Het toepassingsgebied van de EER-overeenkomst, zoals omschreven in artikel 8 daarvan, houdt niet in dat een EER-staat volledige beoordelingsvrijheid heeft met betrekking tot de vaststelling van voorschriften inzake de invoer van rauwe vleesproducten, aangezien die beoordelingsvrijheid kan worden beperkt door bepalingen in een bijlage bij de EER-overeenkomst.

2.

Het is niet verenigbaar met Richtlijn 89/662/EEG dat een EER-staat voorschriften vaststelt op grond waarvan een importeur van rauwe vleesproducten vóór de invoer van deze producten een speciale vergunning moet aanvragen en hij een certificaat moet verstrekken waarin wordt bevestigd dat het vlees gedurende een bepaalde periode vóór inklaring bevroren is opgeslagen.


19.1.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 18/26


ARREST VAN HET HOF

van 1 februari 2016

in zaak E-20/15

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland

(Niet-nakoming van verplichtingen door een EER-/EVA-staat — Niet-omzetting — Richtlijn 2013/10/EU tot wijziging van Richtlijn 75/324/EEG betreffende aerosols)

(2017/C 18/10)

In zaak E-20/15, Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland — VERZOEK om een verklaring dat IJsland, door het niet binnen de gestelde termijn aannemen van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 1 van hoofdstuk VIII van bijlage II bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Richtlijn 2013/10/EU van de Commissie van 19 maart 2013 tot wijziging van Richtlijn 75/324/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende aerosols teneinde de etiketteringsvoorschriften ervan aan te passen aan Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels), zoals aangepast aan de Overeenkomst bij Protocol 1 daarbij, zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 3 van het besluit en van artikel 7 van de EER-overeenkomst niet is nagekomen, heeft het Hof, samengesteld uit Carl Baudenbacher, president, Per Christiansen (rechter-rapporteur) en Páll Hreinsson, rechters, op 1 februari 2016 een arrest gewezen, waarvan het dictum als volgt luidt:

Het Hof:

1.

Verklaart dat IJsland, door het niet binnen de gestelde termijn aannemen van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 1 van hoofdstuk VIII van bijlage II bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Richtlijn 2013/10/EU van de Commissie van 19 maart 2013 tot wijziging van Richtlijn 75/324/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende aerosols teneinde de etiketteringsvoorschriften ervan aan te passen aan Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels), zoals aangepast aan de overeenkomst bij Protocol 1 daarbij, zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 3 van het besluit en van artikel 7 van de EER-overeenkomst niet is nagekomen.

2.

IJsland wordt in de kosten van de procedure verwezen.


19.1.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 18/27


ARREST VAN HET HOF

van 1 februari 2016

in zaak E-21/15

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland

(Niet-nakoming van verplichtingen door een EER-/EVA-staat — Niet-omzetting — Richtlijn 2011/88/EU tot wijziging van Richtlijn 97/68/EG wat betreft de voorschriften voor motoren die in het kader van de flexibele regeling in de handel zijn gebracht)

(2017/C 18/11)

In zaak E-21/15, Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen IJsland — VERZOEK om een verklaring dat IJsland, door het niet binnen de gestelde termijn aannemen van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 1a van hoofdstuk XXIV van bijlage II bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Richtlijn 2011/88/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 tot wijziging van Richtlijn 97/68/EG wat betreft de voorschriften voor motoren die in het kader van de flexibele regeling in de handel zijn gebracht), zoals aangepast aan de EER-overeenkomst bij Protocol 1 daarbij, zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 2 van het besluit en van artikel 7 van de EER-overeenkomst niet is nagekomen, heeft het Hof, samengesteld uit Carl Baudenbacher, president, Per Christiansen (rechter-rapporteur) en Páll Hreinsson, rechters, op 1 februari 2016 een arrest gewezen, waarvan het dictum als volgt luidt:

Het Hof:

1.

Verklaart dat IJsland, door het niet binnen de gestelde termijn aannemen van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 1a van hoofdstuk XXIV van bijlage II bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Richtlijn 2011/88/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 tot wijziging van Richtlijn 97/68/EG wat betreft de voorschriften voor motoren die in het kader van de flexibele regeling in de handel zijn gebracht), zoals aangepast aan de EER-overeenkomst bij Protocol 1 daarbij, zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 2 van het besluit en van artikel 7 van de EER-overeenkomst niet is nagekomen.

2.

IJsland wordt in de kosten van de procedure verwezen.


19.1.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 18/28


ARREST VAN HET HOF

van 1 februari 2016

in zaak E-22/15

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen het Vorstendom Liechtenstein

(Niet-nakoming van verplichtingen door een EER-/EVA-staat — Niet-omzetting — Richtlijn 2011/62/EU — Richtlijn 2012/26/EU)

(2017/C 18/12)

In zaak E-22/15, Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen het Vorstendom Liechtenstein — VERZOEK om een verklaring dat het Vorstendom Liechtenstein, door het niet binnen de gestelde termijn aannemen van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van de besluiten waarnaar wordt verwezen in punt 15q van hoofdstuk XIII van bijlage II bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Richtlijn 2011/62/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik, om te verhinderen dat vervalste geneesmiddelen in de legale distributieketen belanden en Richtlijn 2012/26/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG, wat de geneesmiddelenbewaking betreft), zoals aangepast aan de EER-overeenkomst bij Protocol 1 daarbij, zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 2 van de besluiten en van artikel 7 van de EER-overeenkomst niet is nagekomen, heeft het Hof, samengesteld uit Carl Baudenbacher, president, Per Christiansen en Páll Hreinsson (rechter-rapporteur), rechters, op 1 februari 2016 een arrest gewezen, waarvan het dictum als volgt luidt:

Het Hof:

1.

Verklaart dat het Vorstendom Liechtenstein, door het niet binnen de gestelde termijn aannemen van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van de besluiten waarnaar wordt verwezen in punt 15q, negende en tiende streepje, van hoofdstuk XIII van bijlage II bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Richtlijn 2011/62/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik, om te verhinderen dat vervalste geneesmiddelen in de legale distributieketen belanden en Richtlijn 2012/26/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG, wat de geneesmiddelenbewaking betreft), zoals aangepast aan de EER-overeenkomst bij Protocol 1 daarbij, zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 2 van de besluiten en van artikel 7 van de EER-overeenkomst niet is nagekomen.

2.

Verwijst het Vorstendom Liechtenstein in de kosten van de procedure.


19.1.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 18/29


ARREST VAN HET HOF

van 1 februari 2016

in zaak E-23/15

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen het Vorstendom Liechtenstein

(Niet-nakoming van verplichtingen door een EER-/EVA-staat — Niet-omzetting — Richtlijn 2010/53/EU)

(2017/C 18/13)

In zaak E-23/15, Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen het Vorstendom Liechtenstein — VERZOEK om een verklaring dat het Vorstendom Liechtenstein, door het niet binnen de gestelde termijn aannemen van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van de artikelen 15 en 16 van het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 15zn van hoofdstuk XIII van bijlage II bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Richtlijn 2010/53/EU van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2010 inzake kwaliteits- en veiligheidsnormen voor menselijke organen, bestemd voor transplantatie, zoals gerectificeerd), zoals aangepast aan de EER-overeenkomst bij Protocol 1 daarbij en bij Besluit nr. 164/2013 van het Gemengd Comité van 8 oktober 2013, zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 31 van dat besluit en van artikel 7 van de EER-overeenkomst niet is nagekomen, heeft het Hof, samengesteld uit Carl Baudenbacher, president, Per Christiansen en Páll Hreinsson (rechter-rapporteur), rechters, op 1 februari 2016 een arrest gewezen, waarvan het dictum als volgt luidt:

Het Hof:

1.

Verklaart dat het Vorstendom Liechtenstein, door het niet binnen de gestelde termijn aannemen van de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van de artikelen 15 en 16 van het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 15zn van hoofdstuk XIII van bijlage II bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Richtlijn 2010/53/EU van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2010 inzake kwaliteits- en veiligheidsnormen voor menselijke organen, bestemd voor transplantatie, zoals gerectificeerd), zoals aangepast aan de EER-overeenkomst bij Protocol 1 daarbij, zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 31 van dat besluit en van artikel 7 van de EER-overeenkomst niet is nagekomen.

2.

Liechtenstein wordt verwezen in de kosten van de procedure.


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

19.1.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 18/30


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.8351 — Apollo Management/Lumileds Holding)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2017/C 18/14)

1.

Op 12 januari 2017 heeft de Europese Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat de onderneming Apollo Management, L.P. („Apollo”, Verenigde Staten) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening volledige zeggenschap verkrijgt over Lumileds Holding bv („Lumileds”, Nederland) door de verwerving van aandelen.

2.

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

—   Apollo: private equity;

—   Lumileds: wereldwijde vervaardiging en verkoop van conventionele en ledverlichtingsproducten.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (+32 22964301), via e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer M.8351 — Apollo Management/Lumileds Holding, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


19.1.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 18/31


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.8283 — General Electric Company/LM Wind Power Holding)

(Voor de EER relevante tekst)

(2017/C 18/15)

1.

Op 11 januari 2017 heeft de Europese Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat de onderneming General Electric Company („GE”, Verenigde Staten) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening volledige zeggenschap verkrijgt over LM Wind Power Holding A/S („LM”, Denemarken) door de verwerving van aandelen.

2.

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

—   GE: een internationaal industrieel, dienstverlenend en technologiebedrijf dat bestaat uit een aantal bedrijfsonderdelen, elk met eigen afdelingen. Het GE-bedrijfsonderdeel GE Renewable Energy is een wereldwijd actieve producent en leverancier van windturbines voor onshore- en offshoregebruik. Het bedrijfsonderdeel verzorgt ook het onderhoud van windturbines, en met name die van eigen windparken;

—   LM: onderneming actief in het ontwerpen, testen, vervaardigen en leveren van bladen voor windturbines, zowel in de EER als op mondiaal niveau.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Europese Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

4.

De Europese Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Europese Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (+32 22964301), per e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer M.8283 — General Electric Company/LM Wind Power Holding, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).