ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 484

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

59e jaargang
24 december 2016


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

AANBEVELINGEN

 

Raad

2016/C 484/01

Aanbeveling van de Raad van 19 december 2016 tot invoering van bijscholingstrajecten: nieuwe mogelijkheden voor volwassenen

1


 

II   Mededelingen

 

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN

2016/C 484/02

Gezamenlijke verklaring over de wetgevingsprioriteiten van de EU voor 2017

7

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2016/C 484/03

Mededeling van de Commissie waarbij formeel wordt erkend dat een aantal wetteksten van de Unie op landbouwgebied achterhaald is

9

2016/C 484/04

Mededeling overeenkomstig artikel 34, lid 7, onder a), iii), van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende door de douaneautoriteiten van de lidstaten genomen beschikkingen inzake bindende inlichtingen over de indeling van goederen in de douanenomenclatuur

17

2016/C 484/05

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.7930 — ABP Group/Fane Valley Group/Slaney Foods) ( 1 )

18


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europees Parlement

2016/C 484/06

Besluit van het Bureau van het Europees Parlement van 12 december 2016 tot wijziging van de bepalingen ter uitvoering van het Statuut van de leden van het Europees Parlement

19

 

Europese Commissie

2016/C 484/07

Wisselkoersen van de euro

21

2016/C 484/08

Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 15 oktober 2015 betreffende een ontwerpbesluit in Zaak AT.39639(2) — Optical Disk Drives — Rapporteur: Oostenrijk

22

2016/C 484/09

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur — Optical Disk Drives (AT.39639)

23

2016/C 484/10

Samenvatting van het besluit van de Commissie van 21 oktober 2015 inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst (Zaak AT.39639 — Optical Disk Drives) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 7135)

27

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

2016/C 484/11

Bijwerking van de lijst van grensdoorlaatposten bedoeld in artikel 2, punt 8, van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (codificatie)

30

2016/C 484/12

Accijns — Administratieve samenwerking — Lijst van bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 3, lid 2, van Verordening (EU) nr. 389/2012 van de Raad (administratieve samenwerking op het gebied van de accijnzen) (Deze lijst bevat de autoriteiten namens welke Verordening (EU) nr. 389/2012 van de Raad van 2 mei 2012 betreffende administratieve samenwerking op het gebied van de accijnzen en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 2073/2004 wordt toegepast)

34

2016/C 484/13

Mededeling van de Commissie overeenkomstig artikel 16, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap — Intrekking van openbaredienstverplichtingen met betrekking tot geregelde luchtdiensten ( 1 )

36


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

AANBEVELINGEN

Raad

24.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 484/1


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 19 december 2016

tot invoering van bijscholingstrajecten: nieuwe mogelijkheden voor volwassenen

(2016/C 484/01)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 165 en 166,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In de huidige samenleving moeten alle burgers een breed scala aan vaardigheden, kennis en competenties, onder meer een toereikend niveau van lees- en schrijfvaardigheid, reken- en digitale competenties hebben om hun volledige potentieel te verwezenlijken, een actieve rol in de samenleving te spelen en hun sociale en burgerlijke verantwoordelijkheden op zich te nemen. Deze vaardigheden, kennis en competenties zijn ook essentieel om toegang te krijgen tot en vooruitgang te boeken op de arbeidsmarkt en om vervolgonderwijs en -opleiding te volgen.

(2)

Voor steeds meer banen is zowel een hoger niveau als een ruimer scala van vaardigheden vereist. In de toekomst zullen er minder eenvoudige banen zijn. Zelfs voor banen die van oudsher lage of geen kwalificaties vergden, worden de eisen steeds hoger. Voor verreweg de meeste banen zijn bepaalde digitale competenties vereist en een toenemend aantal eenvoudige banen vergt bepaalde generieke of kernvaardigheden (zoals communicatie, probleemoplossing, teamwerken en emotionele intelligentie).

(3)

In 2015 waren er in de Unie 64 miljoen mensen, meer dan een kwart van de bevolking van 25 tot en met 64 jaar, die het initieel onderwijs en de initiële opleiding hadden afgesloten met hoogstens een diploma lager middelbaar onderwijs. Hoewel het niveau van de basisvaardigheden van deze mensen niet kan worden gemeten, laat de Survey of Adult Skills („PIAAC”) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) (enquête van de OESO over de vaardigheden van volwassenen), waarin lees- en schrijfvaardigheid, rekenvaardigheid en probleemoplossing in technologierijke omgevingen is getest, zien dat in 20 lidstaten vergelijkbare percentages volwassenen in de leeftijdsgroep 16 tot en met 65 het laagste vaardigheidsniveau hebben.

(4)

Voorts komt uit gegevens voor 2013 van het OESO-programma voor internationale studentenbeoordeling (PISA) naar voren dat een aanzienlijk deel van de 15-jarigen onvoldoende presteert voor lezen (17,8 %), wiskunde (22,1 %) en wetenschappen (16,6 %). Deze resultaten blijven boven de benchmark inzake Onderwijs en Opleiding 2020 (ET 2020) van 15 %.

(5)

Het PIAAC-programma toont aan dat volwassenen met hogere lees- en schrijfvaardigheid, rekenvaardigheid en probleemoplossend vermogen in technologierijke omgevingen vaak meer succes hebben op de arbeidsmarkt. Tegelijkertijd nemen 20 tot 25 % van de Europese volwassenen van 16 tot en met 65 jaar met zwakkere vaardigheden op dit gebied minder vaak deel aan leerervaringen en zijn zij minder vaak volwaardige deelnemers aan de digitale economie en samenleving. Zij lopen meer kans om werkloos, arm of sociaal uitgesloten te worden, lopen grotere gezondheidsrisico's, hebben een lagere levensverwachting, en hun kinderen lopen een hoger risico slecht te presteren op school.

(6)

Laagopgeleiden met gebrekkige basisvaardigheden maken een hoog percentage uit van de werklozen (in het bijzonder van de langdurig werklozen) en andere kwetsbare groepen, zoals oudere werknemers, economisch inactieven en derdelanders. Die tekortkomingen maken het voor hen moeilijker om de arbeidsmarkt (opnieuw) te betreden.

(7)

Beleidsmaatregelen van de lidstaten ter bestrijding van voortijdig schoolverlaten in overeenstemming met de Aanbeveling van de Raad van 28 juni 2011 (1) en de conclusies van de Raad van 23 november 2015 inzake beleid ter bestrijding van voortijdig schoolverlaten, die gebaseerd zijn op preventie-, interventie- en compensatiemaatregelen, hebben een positief effect. In 2015 lag het gemiddelde percentage voortijdige schoolverlaters in de leeftijdsgroep 18 tot en met 24 jaar in de Unie op ongeveer één procentpunt onder het Europa 2020-benchmark van 10 %, maar wel met grote verschillen tussen de lidstaten. Zelfs indien de kerndoelstelling zou worden gehaald, zouden de resterende 10 % bij het begin van hun volwassen leven zeer moeilijk toegang krijgen tot duurzame werkgelegenheid. Bovendien zijn er nog steeds veel mensen van 25 jaar of ouder die de school voortijdig hebben verlaten, vaak derdelanders en andere mensen met een migrantenachtergrond of uit achterstandsgroepen.

(8)

Deelname aan een leven lang leren ligt bij laaggeschoolde volwassenen nog altijd vier keer lager dan bij mensen met een diploma van het tertiair onderwijs. De toegang tot een leven lang leren blijft ongelijk verdeeld over de verschillende sociaal-economische groepen en sommige groepen van de beroepsbevolking hebben minder toegang, in het bijzonder derdelanders. Bevordering van brede en inclusieve participatie is derhalve een sleutelfactor voor het succes van bijscholingsmaatregelen. Inspanningen om in contact te treden met personen die bijzondere motivering, ondersteuning en vaardigheden inzake doorlopend carrière-management nodig hebben, zijn essentieel.

(9)

De bijscholingstrajecten zijn gericht op volwassenen met geringe vaardigheden, kennis en competenties die niet in aanmerking komen voor steun uit de jongerengarantie (2), en zouden hen flexibele mogelijkheden bieden om hun lees- en schrijfvaardigheid, de reken- en digitale competenties te verbeteren en vorderingen te maken richting hogere en voor de arbeidsmarkt en voor actieve deelname aan de samenleving relevante niveaus inzake het Europees kwalificatiekader (EKK). Dit kan worden bereikt door onderwijs en opleiding in geschikte leeromgevingen te bieden waarin gekwalificeerde leerkrachten en opleiders lesmethoden voor volwassenen gebruiken en de mogelijkheden van digitaal leren benutten.

(10)

Rekening houdend met de nationale wetgeving, omstandigheden en beschikbare middelen, kunnen de lidstaten bijscholingstrajecten toesnijden op de door hen gekozen prioritaire doelgroepen. Die trajecten kunnen worden gerealiseerd conform de uitvoeringsregelingen van de lidstaten op basis van de persoonlijke inzet en de belangstelling voor deelname van de betrokkene.

(11)

Het vergroten van de vaardigheden en competenties van volwassenen draagt in aanzienlijke mate bij tot het bereiken van de strategische doelstellingen van Europa 2020, zoals weergegeven in de beleidscyclus van het Europees semester.

(12)

In het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie wordt het recht op onderwijs en op toegang tot beroepsopleiding en bijscholing voor iedereen erkend.

(13)

De doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties uit 2015 roepen op ervoor te zorgen dat alle jongeren en een aanzienlijk deel van de volwassenen, zowel mannen als vrouwen, zich in 2030 lees- en schrijfvaardigheid en rekencompetenties eigen hebben gemaakt.

(14)

Aanbeveling 2006/962/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren (3) biedt een referentiekader dat de lidstaten moet helpen ervoor te zorgen dat jongeren aan het eind van het initieel onderwijs en de initiële opleiding de sleutelcompetenties hebben ontwikkeld die ze nodig zullen hebben in hun volwassen leven, in verdere opleiding en in hun beroepsleven. Dat referentiekader moedigt de lidstaten ook aan om ervoor te zorgen dat volwassenen hun hele leven lang in staat zijn hun sleutelcompetenties te ontwikkelen en te actualiseren.

(15)

Het Europees digitaal competentiekader voor burgers bevat een gemeenschappelijke Europese referentie van wat moet worden verstaan onder digitaal vaardig zijn in de hedendaagse samenleving, en omschrijft de competenties en competentieniveaus op de vijf belangrijkste gebieden.

(16)

De Aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren (4) resulteerde in een gemeenschappelijk kwalificatiereferentiekader van acht niveaus, uitgedrukt in termen van leerresultaten, die via verschillende routes van formeel, niet-formeel en informeel leren kunnen worden bereikt.

(17)

Het gezamenlijk verslag van de Raad en de Commissie over de uitvoering van het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (ET 2020) prioriteerde op het gebied van volwassenenonderwijs onder meer het aanbieden van vaardigheden als lezen, schrijven en rekenen, alsook digitale vaardigheden, en voldoende tweedekansmogelijkheden voor mensen die geen EKK-kwalificatie van niveau 4 hebben. Dat gezamenlijk verslag bevat ook beoogde resultaten op middellange termijn voor beroepsonderwijs en -opleiding, waaronder betere toegang tot kwalificaties voor iedereen door flexibeler stelsels voor beroepsonderwijs en -opleiding waarin overstappen gemakkelijker wordt, met name door voor efficiënte en geïntegreerde begeleiding te zorgen en validatie van niet-formeel en informeel leren beschikbaar te maken.

(18)

In de Aanbeveling van de Raad van 20 december 2012 inzake de validatie van niet-formeel en informeel leren (5) worden de lidstaten uitgenodigd tegen 2018 nationale regelingen in het leven te roepen voor de validatie (identificatie, documentatie, beoordeling en certificering) van niet-formeel en informeel leren. Dit omvat mogelijkheden voor werklozen of personen die werkloos dreigen te worden hun vaardigheden te laten beoordelen met als doel hun kennis, vaardigheden en competenties te laten vaststellen.

(19)

In de Aanbeveling van de Raad van 22 april 2013 tot invoering van een jongerengarantie wordt aanbevolen jongeren onder 25 jaar binnen vier maanden nadat zij werkloos zijn geworden of het formele onderwijs hebben verlaten een degelijk aanbod te doen voor een baan, voortgezet onderwijs, een plaats in het leerlingstelsel of een stage. De lidstaten worden uitgenodigd voortijdige schoolverlaters en laaggeschoolde jongeren mogelijkheden te bieden om opnieuw het onderwijs in te gaan of een opleiding te volgen, dan wel tweedekansonderwijsprogramma's in een leeromgeving die beantwoordt aan hun specifieke behoeften en hen in staat stelt alsnog de kwalificaties te verwerven die zij missen.

(20)

In de Aanbeveling van de Raad van 15 februari 2016 betreffende de integratie van langdurig werklozen op de arbeidsmarkt (6) wordt aanbevolen langdurig werklozen grondige individuele beoordelingen en begeleiding aan te bieden alsmede, uiterlijk na 18 maanden werkloosheid, een herintegratieovereenkomst die een individueel aanbod en de aanwijzing van een centraal contactpunt omvat.

(21)

In Aanbeveling 2008/867/EG van de Commissie van 3 oktober 2008 over de actieve inclusie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten (7) worden de lidstaten opgeroepen hun investeringen in menselijk kapitaal uit te breiden en te verbeteren door het voeren van een inclusief onderwijs- en opleidingsbeleid, met inbegrip van doeltreffende strategieën voor een leven lang leren, en de onderwijs- en opleidingsstelsels aan te passen aan de nieuwe bekwaamheidseisen en de behoefte aan digitale vaardigheden.

(22)

In de conclusies van de Raad van 5 en 6 juni 2014 over de integratie van onderdanen van derde landen die legaal in de EU verblijven, werden de gemeenschappelijke basisbeginselen voor het beleid inzake de integratie van immigranten in de Europese Unie uit 2004 bevestigd, onder meer dat inspanningen op onderwijsgebied van essentieel belang zijn om immigranten, en met name hun nakomelingen, tot succesvollere en actievere deelnemers aan de samenleving te maken.

(23)

In de Resolutie van de Raad van 21 november 2008 over betere integratie van levenslange begeleiding in de strategieën voor een leven lang leren (8) worden de lidstaten ertoe opgeroepen gebruik te maken van vier leidende beginselen ter ondersteuning van de overgangen in de hele loopbaan van burgers: stimuleren van het gedurende het hele leven aanleren van vaardigheden op het vlak van loopbaanbeheer; de toegang van alle burgers tot begeleidingsdiensten bevorderen; de kwaliteitsborging van begeleidingsdiensten ontwikkelen; en de coördinatie en de samenwerking van de verschillende actoren op nationaal, regionaal en lokaal niveau aanmoedigen.

(24)

Ondanks deze inspanningen blijft de toegang tot en deelname aan onderwijs en opleiding voor laaggeschoolde volwassenen een probleem. Actief arbeidsmarktbeleid is erop gericht werklozen zo snel mogelijk weer aan een baan te helpen, maar biedt niet altijd flexibele bijscholingsmogelijkheden op maat. Slechts weinig beleidsmaatregelen van de overheid zien op de behoefte aan bijscholing van personen die al werken, waardoor het gevaar bestaat dat hun vaardigheden verouderen en zij hun baan verliezen, terwijl de mensen die het verst van de arbeidsmarkt staan, de grootste bijscholingsbehoeften hebben maar het moeilijkst te bereiken zijn.

(25)

De Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten hebben de Commissie verzocht toelichting te geven bij het voorstel voor een nieuwe vaardighedenagenda voor Europa, die onder meer ingaat op manieren om het ontwikkelen van vaardigheden en het verwerven van kennis te stimuleren, en waarin wordt erkend dat het voltooien van hoger secundair onderwijs of onderwijs van een gelijkwaardig niveau een minimumvereiste is om een succesvolle overgang van onderwijs naar arbeidsmarkt en de toegang tot verdere studies te garanderen.

(26)

De kennisbasis die beleidsmakers en praktijkmensen nodig hebben, groeit, maar blijft onvolledig. De organen van de Unie, met name Eurostat, het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur (EACEA) en het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop) kunnen het onderzoek, de expertise en de analyse hieromtrent nader ontwikkelen. De resultaten van het werk dat is uitgevoerd in het kader van de Europese samenwerking op het gebied van werkgelegenheid, onderwijs en opleiding kunnen verder bijdragen aan de ontwikkeling van de kennisbasis en wederzijds leren.

(27)

Werkgeversorganisaties, werkgevers, vakbonden, kamers van industrie, koophandel en ambachten, nationale entiteiten die betrokken zijn bij de planning, de organisatie of de bevordering van onderwijs en opleiding en bij het integratiebeleid voor migranten, arbeidsbemiddelingsdiensten, onderwijs- en opleidingaanbieders, intermediaire en sectorale organisaties, maatschappelijke organisaties, lokale en regionale marktdeelnemers, bibliotheken, collectieve diensten en volwassen lerenden zelf zijn de belangrijkste belanghebbenden bij de gezamenlijke inspanning die nodig is om mensen te bereiken, te motiveren, te begeleiden en te ondersteunen bij hun vorderingen in hun bijscholingstrajecten.

(28)

Aangezien de doelgroep zeer divers is en de beleidsmaatregelen op dit gebied versnipperd en ingewikkeld zijn, wordt de bijscholing van de beroepsbevolking vaak niet voldoende systematisch aangepakt en is men zich te weinig bewust van de sociaal-economische voordelen van die bijscholing. Daarom zouden coherente beleidsinspanningen, gebaseerd op een doeltreffende coördinatie en partnerschappen over beleidsterreinen heen, welkom zijn.

(29)

Aangezien de onderwijs- en opleidingsstelsels en arbeidsmarkten afhankelijk van de lidstaten en de regio’s aanzienlijk van elkaar verschillen, is er geen uniforme aanpak voor inzetbaarheid. In deze context is vooruitgang in de richting van een specifiek kwalificatieniveau een manier om de inzetbaarheid en actieve participatie in de samenleving te vergroten, en geen doel op zich,

BEVEELT DE LIDSTATEN AAN:

In overeenstemming met de nationale wetgeving, omstandigheden en beschikbare middelen, en in nauwe samenwerking met de sociale partners en de aanbieders van onderwijs en opleiding:

1.

laaggekwalificeerde volwassenen, bijvoorbeeld personen die initieel onderwijs of initiële opleiding hebben verlaten zonder diploma hoger middelbaar onderwijs of gelijkwaardig en die niet in aanmerking komen voor ondersteuning in het kader van de jongerengarantie, bijscholingstrajecten aan te bieden die hun de kans bieden om overeenkomstig hun individuele behoeften:

a)

een minimumniveau van lees- en schrijfvaardigheid en digitale en rekencompetenties te verwerven; en/of

b)

een breder scala van vaardigheden, kennis en competenties te verwerven die relevant zijn voor de arbeidsmarkt en voor actieve deelname aan de samenleving, en die voortbouwen op Aanbeveling 2006/962/EG inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren, door vooruitgang te boeken in de richting van een kwalificatie op EKK-niveau 3 of 4, afhankelijk van de nationale omstandigheden.

2.

rekening houdend met de nationale omstandigheden, beschikbare middelen en bestaande nationale strategieën, prioritaire doelgroepen te bepalen voor het aanbieden van bijscholingstrajecten op nationaal niveau. Daarbij moet ook rekening worden gehouden met de genderdimensie, de diversiteit en de verschillende subgroepen in de doelgroep.

3.

in voorkomend geval, het ontwerp van de bijscholingstrajecten te baseren op drie elementen: het beoordelen van vaardigheden, het aanbieden van een flexibel en hoogwaardig leeraanbod op maat en het valideren en erkennen van verworven vaardigheden. Dit kan worden vergemakkelijkt door begeleiding en ondersteunende maatregelen zoals bedoeld in de punten 12 tot en met 14, en door in voorkomend geval optimaal gebruik te maken van het potentieel van digitale technologieën.

Beoordeling van vaardigheden

4.

volwassenen binnen de conform punt 2 bepaalde doelgroepen een beoordeling aan te bieden, bijvoorbeeld een „vaardighedenaudit”, om de vaardigheden die zij reeds hebben en de bijscholingsbehoefte te bepalen.

5.

de validatieregelingen die zijn vastgesteld in overeenstemming met de Aanbeveling van de Raad van 20 december 2012 betreffende de validatie van niet-formeel en informeel leren, in voorkomend geval toe te passen op laaggekwalificeerde volwassenen om hun bestaande vaardigheden te inventariseren, te documenteren, te beoordelen en/of te certificeren.

Een flexibel opleidingsaanbod op maat

6.

onderwijs en opleiding aan te bieden, in overeenstemming met punt 1, die voldoen aan de behoeften die bij de beoordeling van de vaardigheden zijn vastgesteld. Voor migranten uit derde landen zo nodig te voorzien in mogelijkheden voor taallessen en voorbereiding op de opleiding.

7.

indien in overeenstemming met de nationale systemen en omstandigheden, intensiever gebruik toe te staan van eenheden van leerresultaten die kunnen worden gedocumenteerd, beoordeeld en gevalideerd om de vorderingen van lerenden in de verschillende fasen te meten.

8.

te overwegen om, voor zover mogelijk, de lokale, regionale en nationale arbeidsmarktbehoeften in aanmerking te nemen bij het bepalen van een aanbod overeenkomstig punt 1, en dat, in nauwe samenwerking met de belanghebbenden, met name de sociale partners en de lokale, regionale en nationale marktdeelnemers, ook te verstrekken.

Validatie en erkenning

9.

voort te bouwen op bestaande validatieregelingen ingevoerd in overeenstemming met de Aanbeveling van de Raad van 20 december 2012 inzake de validatie van niet-formeel en informeel leren om de verworven kennis, vaardigheden en competenties, met inbegrip van werkplekleren, te certificeren en te stimuleren dat de certificering ervan leidt tot een kwalificatie, overeenkomstig de nationale kwalificatiekaders en -stelsels.

10.

in overeenstemming met de nationale wetgeving, omstandigheden en beschikbare middelen, het aanbieden van de bijscholingstrajecten te baseren op de in punten 11 tot en met 18 uiteengezette beginselen.

Coördinatie en partnerschap

11.

te zorgen voor doeltreffende coördinatie van de tenuitvoerlegging van deze aanbeveling, en, waar nodig, steun te verlenen voor het betrekken van publieke en private actoren bij onderwijs en opleiding, werkgelegenheid, sociale, culturele en andere relevante beleidsterreinen, en het bevorderen van partnerschappen tussen hen, met inbegrip van grensoverschrijdende en regionale samenwerking.

Voorlichting, begeleiding en ondersteunende maatregelen

12.

motivatie- en voorlichtingsmaatregelen uit te voeren die onder meer bewustmaking van de voordelen van bijscholing, het beschikbaar stellen van informatie over bestaande begeleiding, ondersteuningsmaatregelen, bijscholingsmogelijkheden en verantwoordelijke instanties omvatten, en prikkels te geven om de minst gemotiveerden ertoe aan te zetten hiervan gebruik te maken.

13.

begeleidings- en/of mentordiensten te bieden om de voortgang van de lerenden gedurende alle fasen van het bijscholingsproces te ondersteunen.

14.

het opstellen en toepassen van ondersteuningsmaatregelen te overwegen om belemmeringen voor deelname aan bijscholingstrajecten op een billijke wijze aan te pakken. Dat kan gebeuren door middel van, onder meer, directe steun aan lerenden of van indirecte steun voor werkgevers die hun werknemers laten bijscholen.

15.

de initiële en permanente vorming van gekwalificeerd personeel voor de uitvoering van de bijscholingstrajecten, met name leerkrachten, te ondersteunen.

Follow-up en evaluatie

16.

Zo mogelijk binnen een jaar na de goedkeuring van deze aanbeveling, en uiterlijk medio 2018, en door voort te bouwen op bestaande nationale regelingen en de bestaande financiële kaders, passende maatregelen te bepalen voor de uitvoering van deze aanbeveling op nationaal niveau.

17.

alle maatregelen bedoeld in punt 16 en hun effect op de vooruitgang van de doelgroep qua lees- en schrijfvaardigheid en digitale en rekencompetenties en richting EKK-niveau 3 of 4 — afhankelijk van de nationale omstandigheden — te evalueren binnen de bestaande nationale kaders.

18.

de resultaten van de evaluatie te gebruiken om waar nodig het ontwerp en de uitvoering van de bijscholingstrajecten op nationaal niveau te inspireren en verder op feiten gebaseerde beleidsmaatregelen en hervormingen te ontwikkelen.

BEVEELT AAN DAT DE COMMISSIE:

19.

met de steun van het Raadgevend Comité voor de beroepsopleiding via met name uitwisselingen als wederzijds leren, in samenwerking met bevoegde Europese coördinerende instanties en in lijn met de procedures betreffende werkgelegenheids-, onderwijs- en opleidingsbeleid, de uitvoering van deze aanbeveling volgt.

20.

het gebruik van de bestaande competentiekaders, zoals het Europese competentiekader voor digitale vaardigheden voor de burger, en beoordelingsinstrumenten bevordert.

21.

wederzijds leren tussen de lidstaten faciliteert en belangrijke hulpbronnen en informatie beschikbaar maakt op het elektronisch platform voor volwassenenonderwijs in Europa (EPALE).

22.

in samenwerking met de organen van de Unie en internationale organisaties, zoals de OESO of de UNESCO, onderzoek naar en analyse van het leren door volwassenen en de beoordeling van vaardigheden (bv. PIAAC) ondersteunt en uitvoert.

23.

waar passend, zonder afbreuk te doen aan de onderhandelingen over het volgende meerjarig financieel kader en in overeenstemming met de prioriteiten die zijn vastgesteld voor de periode 2014-2020, het gebruik, overeenkomstig hun rechtsgrond, van de huidige en de toekomstige Europese financieringsprogramma's op het gebied van de ontwikkeling van vaardigheden, met name de Europese structuur- en investeringsfondsen en, in voorkomend geval, Erasmus+, voor de uitvoering van deze aanbeveling, ondersteunt.

24.

op 31 december 2018 in het kader van de bestaande rapportageprocedures de balans opmaakt van de door de lidstaten vastgestelde uitvoeringsmaatregelen.

25.

in samenwerking met de lidstaten en na raadpleging van de betrokken belanghebbenden, de naar aanleiding van deze aanbeveling genomen maatregelen beoordeelt en evalueert en binnen vijf jaar vanaf de datum van vaststelling, verslag uitbrengt aan de Raad over de vooruitgang die is geboekt bij het verbeteren van de lees- en schrijfvaardigheid en de digitale en rekencompetenties van laaggekwalificeerde volwassenen, de opgedane ervaring en de gevolgen voor de toekomst.

Gedaan te Brussel, 19 december 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

L. SÓLYMOS


(1)  PB C 191 van 1.7.2011, blz. 1.

(2)  Aanbeveling van de Raad van 22 april 2013 tot invoering van een jongerengarantie (PB C 120 van 26.4.2013, blz. 1).

(3)  PB L 394 van 30.12.2006, blz. 10.

(4)  PB C 111 van 6.5.2008, blz. 1.

(5)  PB C 398 van 22.12.2012, blz. 1.

(6)  PB C 67 van 20.2.2016, blz. 1.

(7)  PB L 307 van 18.11.2008, blz. 11.

(8)  PB C 319 van 13.12.2008, blz. 4.


II Mededelingen

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN

24.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 484/7


Gezamenlijke verklaring over de wetgevingsprioriteiten van de EU voor 2017

(2016/C 484/02)

We bevinden ons op een cruciaal moment voor de Europese Unie. Het is een tijd van vele mondiale, economische, ecologische en maatschappelijke uitdagingen. Europese burgers verwachten dan ook dat de Europese Unie een concreet verschil maakt door bij te dragen aan de aanpak van de grootste van deze uitdagingen.

Om resultaten te boeken op de gebieden waar dit het meeste nodig is, is het noodzakelijk dat het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie nauw samenwerken, met name wat het Europese wetgevingsproces betreft. Daarom hebben wij ons er, in punt 7 van het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016, dat gestalte geeft aan artikel 17, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, toe verbonden om ieder jaar overeenstemming te bereiken over een aantal voorstellen die wij in het wetgevingsproces met prioriteit willen behandelen.

Terwijl de werkzaamheden met betrekking tot alle wetgevingsvoorstellen zullen worden voortgezet, zullen de volgende initiatieven in het wetgevingsproces een prioritaire behandeling krijgen, zodat aanzienlijke vooruitgang en zo mogelijk afronding ervan voor het einde van 2017 worden gewaarborgd:

1.

Een nieuwe impuls voor werkgelegenheid, groei en investeringen, met name door middel van: de verdubbeling en versterking van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI 2.0), de modernisering van handelsbeschermingsinstrumenten, de verbetering van afvalbeheer in een circulaire economie, de afronding, als onderdeel van de inspanningen om de economische en monetaire unie te verdiepen, van de bankenunie op dusdanige wijze dat risicodeling en risicovermindering in evenwicht zijn, en de totstandbrenging van veiligere en transparantere securitisatiemarkten en verbeterde effectenprospectussen, teneinde de kapitaalmarktenunie te verwezenlijken;

2.

Aanpak van de sociale dimensie van de Europese Unie, met name door de versterking van het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief, verbeterde coördinatie op het gebied van sociale zekerheid, de Europese toegankelijkheidswet en de oprichting van een Europees solidariteitskorps;

3.

Betere bescherming van de veiligheid van onze burgers, met name door een betere bescherming van onze buitengrenzen via het inreis-uitreissysteem, slimme grenzen en het Europees Systeem voor reisinformatie en -autorisatie (ETIAS), door een striktere controle op de verwerving en het bezit van vuurwapens, door verbeterde instrumenten om terrorisme strafbaar te stellen en om witwaspraktijken en terrorismefinanciering te bestrijden, alsook door de uitwisseling van informatie over onderdanen van derde landen in het Europees Strafregisterinformatiesysteem (ECRIS);

4.

Hervorming en ontwikkeling van ons migratiebeleid in een geest van verantwoordelijkheid en solidariteit, met name door de hervorming van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel (inclusief het Dublinmechanisme), het pakket inzake legale migratie en het plan voor externe investeringen om de diepere oorzaken van migratie aan te pakken door investeringen en het scheppen van banen in de partnerlanden te bevorderen;

5.

Inlossing van onze belofte om een connectieve digitale interne markt tot stand te brengen, met name door de hervorming van de telecommunicatieregels en het auteursrecht in de EU, het gebruik in de Unie van de 700 MHz-band, het voorkomen van ongeoorloofde geoblocking, de herziening van de richtlijn audiovisuele mediadiensten en de voltooiing van de werkzaamheden om onze gemeenschappelijke gegevensbeschermingsregels te moderniseren;

6.

Verwezenlijking van onze doelstelling om een ambitieuze energie-unie en een toekomstgericht klimaatbeleid tot stand te brengen, met name door de tenuitvoerlegging van het beleidskader voor klimaat en energie 2030, de follow-up van de klimaatovereenkomst van Parijs en het pakket „Schone energie voor alle Europeanen”.

Bovendien zijn we het erover eens dat vooruitgang moet worden geboekt met betrekking tot de volgende belangrijke onderwerpen:

voortzetting van onze inzet voor gemeenschappelijke Europese waarden, de rechtsstaat en grondrechten, inclusief onze gemeenschappelijke inspanningen ter bestrijding van discriminatie en xenofobie;

bestrijding van belastingfraude, belastingontduiking en belastingontwijking, en het waarborgen van een deugdelijk en eerlijk belastingstelsel;

bescherming van het beginsel van vrij verkeer van werknemers, met name door eerlijkheid en een toereikend niveau van sociale bescherming en sociale rechten te waarborgen;

versterking van de rol van Europa bij de bescherming en bewaking van onze belangen buiten de Europese grenzen en bij de bevordering van stabiliteit, veiligheid en vrede.

We zullen ons blijven inzetten voor de deugdelijke tenuitvoerlegging en handhaving van bestaande wetgeving.

Wij, de voorzitters van het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie, zullen de tijdige en efficiënte tenuitvoerlegging van deze gezamenlijke verklaring geregeld monitoren.

Martin SCHULZ

De voorzitter van het Europees Parlement

Robert FICO

De voorzitter van de Raad

Jean-Claude JUNCKER

De voorzitter van de Europese Commissie


MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

24.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 484/9


Mededeling van de Commissie waarbij formeel wordt erkend dat een aantal wetteksten van de Unie op landbouwgebied achterhaald is

(2016/C 484/03)

Lijst van uit het actieve acquis te schrappen besluiten

Boekhoudkundig informatienet en landbouwstatistieken

Verordening van de Commissie (EG) nr. 1251/2002

(PB L 183 van 12.7.2002, blz. 9)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 803/2006

(PB L 144 van 31.5.2006, blz. 18)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 635/2007

(PB L 146 van 8.6.2007, blz. 17)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 1264/2008

(PB L 338 van 17.12.2008, blz. 31)

Verordening van de Commissie (EU) nr. 224/2011

(PB L 61 van 8.3.2011, blz. 1)

Rundvlees

Verordening van de Commissie (EEG) nr. 1865/88

(PB L 166 van 1.7.1988, blz. 26)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 716/96

(PB L 99 van 20.4.1996, blz. 14)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 2673/2000

(PB L 306 van 7.12.2000, blz. 19)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 1642/2001

(PB L 217 van 11.8.2001, blz. 5)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 492/2002

(PB L 77 van 20.3.2002, blz. 4)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 140/2003

(PB L 23 van 28.1.2003, blz. 6)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 2341/2003

(PB L 346 van 31.12.2003, blz. 33)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 711/2004

(PB L 111 van 17.4.2004, blz. 24)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 1214/2004

(PB L 232 van 1.7.2004, blz. 19)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 2008/2006

(PB L 379 van 28.12.2006, blz. 105)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 869/2007

(PB L 192 van 24.7.2007, blz. 19)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 313/2008

(PB L 93 van 4.4.2008, blz. 11)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 835/2008

(PB L 225 van 23.8.2008, blz. 6)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 94/2009

(PB L 29 van 31.1.2009, blz. 41)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 314/2009

(PB L 98 van 17.4.2009, blz. 26)

Besluit van de Commissie 2010/323/EU

(PB L 145 van 11.6.2010, blz. 15)

Granen

Verordening van de Commissie (EG) nr. 245/2008

(PB L 75 van 18.3.2008, blz. 62)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 731/2008

(PB L 200 van 29.7.2008, blz. 10)

Uitvoeringsverordening van de Commissie (EU) nr. 560/2011

(PB L 152 van 11.6.2011, blz. 22)

Rechtstreekse betalingen

Verordening van de Commissie (EG) nr. 118/2005

(PB L 24 van 27.1.2005, blz. 15)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 1418/2005

(PB L 224 van 30.8.2005, blz. 3)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 1954/2005

(PB L 314 van 30.11.2005, blz. 10)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 1117/2006

(PB L 199 van 21.7.2006, blz. 9)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 1187/2006

(PB L 214 van 4.8.2006, blz. 14)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 691/2009

(PB L 199 van 31.7.2009, blz. 7)

Uitvoeringsverordening van de Commissie (EU) nr. 780/2011

(PB L 202 van 5.8.2011, blz. 34)

Uitvoeringsverordening van de Commissie (EU) nr. 645/2012

(PB L 187 van 17.7.2012, blz. 26)

Gedroogde voedergewassen

Uitvoeringsverordening van de Commissie (EU) nr. 707/2011

(PB L 190 van 21.7.2011, blz. 54)

ELGF/Elfpo

Verordening van de Commissie (EG) nr. 1011/2009

(PB L 280 van 27.10.2009, blz. 42)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 1012/2009

(PB L 280 van 27.10.2009, blz. 44)

Verordening van de Commissie (EU) nr. 974/2010

(PB L 285 van 30.10.2010, blz. 9)

Beschikking van de Commissie C(2005)3752

(Niet gepubliceerd in het PB)

Beschikking van de Commissie C(2006)4095

(Niet gepubliceerd in het PB)

Beschikking van de Commissie C(2007)3823

(Niet gepubliceerd in het PB)

Beschikking van de Commissie C(2008)5042

(Niet gepubliceerd in het PB)

Besluit van de Commissie 2010/176/EU

(PB L 77 van 24.3.2010, blz. 54)

Uitvoeringsverordening van de Commissie 2011/379/EU

(PB L 168 van 28.6.2011, blz. 17)

Eieren, pluimvee en honing

Verordening van de Commissie (EG) nr. 2059/96

(PB L 276 van 29.10.1996, blz. 11)

Uitvoeringsverordening van de Commissie (EU) nr. 337/2012

(PB L 108 van 20.4.2012, blz. 13)

Vlas en hennep

Verordening van de Commissie (EU) nr. 1140/2010

(PB L 322 van 8.12.2010, blz. 9)

Uitvoeringsverordening van de Commissie (EU) nr. 1266/2011

(PB L 324 van 7.12.2010, blz. 8)

Groenten en fruit

Verordening van de Commissie (EG) nr. 2111/2003

(PB L 317 van 2.12.2003, blz. 5)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 211/2006

(PB L 36 van 8.2.2006, blz. 36)

Uitvoeringsverordening van de Commissie (EU) nr. 585/2011

(PB L 160 van 18.6.2011, blz. 71)

Uitvoeringsverordening van de Commissie (EU) nr. 688/2011

(PB L 188 van 19.7.2011, blz. 6)

Uitvoeringsverordening van de Commissie (EU) nr. 769/2011

(PB L 200 van 3.8.2011, blz. 18)

Verordening van de Commissie (EEG) nr. 1764/86

(PB L 153 van 7.6.1986, blz. 1)

Verordening van de Commissie (EEG) nr. 2320/89

(PB L 220 van 29.7.1989, blz. 54)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 1573/1999

(PB L 187 van 20.7.1999, blz. 27)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 1621/1999

(PB L 192 van 24.7.1999, blz. 21)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 1535/2003

(PB L 218 van 30.8.2003, blz. 14)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 1559/2006

(PB L 288 van 19.10.2006, blz. 22)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 1213/2007

(PB L 274 van 18.10.2007, blz. 9)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 124/2008

(PB L 38 van 13.2.2008, blz. 8)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 518/2008

(PB L 151 van 11.6.2008, blz. 26)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 832/97

(PB L 119 van 8.5.1997, blz. 17)

Voorlichting en afzetbevordering

Uitvoeringsverordening van de Commissie (EU) nr. 688/2011

(PB L 188 van 19.7.2011, blz. 6)

Melk

Verordening van de Commissie (EG) nr. 1068/2000

(PB L 119 van 20.5.2000, blz. 11)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 550/2002

(PB L 84 van 28.3.2002, blz. 15)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 733/2009

(PB L 208 van 12.8.2009, blz. 5)

Verordening van de Commissie (EU) nr. 446/2010

(PB L 126 van 22.5.2010, blz. 17)

Verordening van de Commissie (EU) nr. 967/2010

(PB L 282 van 28.10.2010, blz. 33)

Uitvoeringsverordening van de Commissie (EU) nr. 561/2011

(PB L 152 van 11.6.2011, blz. 23)

Olijfolie

Uitvoeringsverordening van de Commissie (EU) nr. 111/2012

(PB L 37 van 10.2.2012, blz. 55)

Uitvoeringsverordening van de Commissie (EU) nr. 430/2012

(PB L 132 van 23.5.2012, blz. 13)

Beschikking van de Commissie 2000/274/EG

(PB L 86 van 7.4.2000, blz. 20)

Beschikking van de Commissie 2000/406/EG

(PB L 154 van 27.6.2000, blz. 33)

Beschikking van de Commissie 2001/788/EG

(PB L 295 van 13.11.2001, blz. 24)

Varkensvlees

Verordening van de Commissie (EG) nr. 1329/2008

(PB L 345 van 23.12.2008, blz. 56)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 94/2009

(PB L 29 van 31.1.2009, blz. 41)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 314/2009

(PB L 98 van 17.4.2009, blz. 26)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 1077/2009

(PB L 294 van 11.11.2009, blz. 3)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 1079/2009

(PB L 294 van 11.11.2009, blz. 6)

Verordening van de Commissie (EU) nr. 197/2011

(PB L 56 van 1.3.2011, blz. 9)

Rijst

Verordening van de Commissie (EG) nr. 1938/2001

(PB L 263 van 3.10.2001, blz. 11)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 1939/2001

(PB L 263 van 3.10.2001, blz. 15)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 1940/2001

(PB L 263 van 3.10.2001, blz. 19)

Besluit van de Commissie 2010/130/EU

(PB L 51 van 2.3.2010, blz. 24)

Restituties/certificaten/zekerheden

Verordening van de Commissie (EG) nr. 111/1999

(PB L 14 van 19.1.1999, blz. 3)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 940/2003

(PB L 133 van 29.5.2003, blz. 61)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 529/2007

(PB L 123 van 12.5.2007, blz. 26)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 605/2007

(PB L 141 van 2.9.2007, blz. 3)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 869/2007

(PB L 192 van 24.7.2007, blz. 19)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 835/2008

(PB L 225 van 23.8.2008, blz. 6)

Verordening van de Commissie (EU) nr. 945/2010

(PB L 278 van 22.10.2010, blz. 1)

Uitvoeringsverordening van de Commissie (EU) nr. 562/2011

(PB L 152 van 11.6.2011, blz. 24)

Plattelandsontwikkeling

Verordening van de Commissie (EG) nr. 2759/1999

(PB L 331 van 23.12.1999, blz. 51)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 141/2004

(PB L 24 van 29.1.2004, blz. 25)

Beschikking van de Commissie 1999/595/EG

(PB L 226 van 27.8.1999, blz. 23)

Schapen- en geitenvlees

Verordening van de Commissie (EEG) nr. 1672/85

(PB L 160 van 20.6.1985, blz. 37)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 1641/2001

(PB L 217 van 11.8.2001, blz. 3)

Beschikking van de Commissie 2001/717/EG

(PB L 266 van 6.10.2001, blz. 13)

Besluit van de Commissie 2010/323/EU

(PB L 145 van 11.6.2010, blz. 15)

Suiker

Verordening van de Commissie (EEG) nr. 1043/67

(PB L 314 van 23.12.1967, blz. 17)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 60/2004

(PB L 9 van 15.1.2004, blz. 8)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 966/2004

(PB L 179 van 14.5.2004, blz. 4)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 832/2005

(PB L 138 van 1.6.2005, blz. 3)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 968/2006

(PB L 176 van 30.6.2006, blz. 32)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 1832/2006

(PB L 354 van 14.12.2006, blz. 8)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 519/2009

(PB L 155 van 18.6.2009, blz. 14)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 575/2009

(PB L 172 van 2.7.2009, blz. 9)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 1193/2009

(PB L 321 van 8.12.2009, blz. 1)

Uitvoeringsverordening van de Commissie (EU) nr. 292/2011

(PB L 79 van 25.3.2011, blz. 7)

Uitvoeringsverordening van de Commissie (EU) nr. 293/2011

(PB L 79 van 25.3.2011, blz. 8)

Uitvoeringsverordening van de Commissie (EU) nr. 839/2011

(PB L 216 van 23.8.2011, blz. 5)

Uitvoeringsverordening van de Commissie (EU) nr. 57/2012

(PB L 19 van 24.1.2012, blz. 12)

Wijn

Verordening van de Commissie (EG) nr. 1092/2009

(PB L 299 van 14.11.2009, blz. 8)

Overige

Verordening van de Commissie (EG) nr. 2057/2001

(PB L 277 van 20.10.2001, blz. 17)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 552/2007

(PB L 131 van 23.5.2007, blz. 10)

Verordening van de Commissie (EG) nr. 1111/2009

(PB L 306 van 20.11.2009, blz. 5)


24.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 484/17


Mededeling overeenkomstig artikel 34, lid 7, onder a), iii), van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende door de douaneautoriteiten van de lidstaten genomen beschikkingen inzake bindende inlichtingen over de indeling van goederen in de douanenomenclatuur

(2016/C 484/04)

De douaneautoriteiten trekken vanaf 1 januari 2017 beschikkingen inzake bindende inlichtingen in als zij niet langer verenigbaar zijn met de interpretatie van de douanenomenclatuur die is gegeven in de hierna genoemde internationale tariefmaatregelen:

Indelingsadviezen of wijzigingen in de toelichtingen op de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen, aangenomen door de Internationale Douaneraad (IDR document NC2237 — verslag van de 57e zitting van het Comité GS):

WIJZIGING VAN DE TOELICHTINGEN EN DE INDELINGSADVIEZEN NAAR AANLEIDING VAN DE AANBEVELINGEN OP GROND VAN ARTIKEL 16 VAN 27 JUNI 2014 EN 11 JUNI 2015

(57e ZITTING VAN HET COMITÉ GS IN MAART 2016)

DOC. NC2237

Wijzigingen van de toelichtingen op de en het compendium met indelingsadviezen betreffende de nomenclatuur als bijlage bij het GS-verdrag opgenomen nomenclatuur overeenkomstig de aanbeveling van 27 juni 2014 en 11 juni 2015, opgesteld op de 57e vergadering van het Comité GS. Doc. NC2237.

Toelichtingen

U/1

Indelingsadviezen

T/1

WIJZIGINGEN VAN DE TOELICHTINGEN EN DE INDELINGSADVIEZEN NAAR AANLEIDING VAN DE AANBEVELING OP GROND VAN ARTIKEL 16 VAN 27 JUNI 2014

(58e ZITTING VAN HET COMITÉ GS IN SEPTEMBER 2016)

DOC. NC2304

Wijzigingen van de toelichtingen op de en het compendium met indelingsadviezen betreffende de nomenclatuur als bijlage bij het GS-verdrag opgenomen nomenclatuur overeenkomstig de aanbeveling van 27 juni 2014, opgesteld op de 58e vergadering van het Comité GS. Doc. NC2304.

Toelichtingen

N/3

Toelichtingen

N/5

Indelingsadviezen

N/1

Nadere informatie over de inhoud van deze maatregelen kan worden verkregen bij het directoraat-generaal Belastingen en Douane-unie van de Europese Commissie (Wetstraat 200, 1049 Brussel, België) of worden gedownload van de internetsite van dit directoraat-generaal:

http://ec.europa.eu/comm/taxation_customs/customs/customs_duties/tariff_aspects/harmonised_system/index_en.htm


24.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 484/18


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.7930 — ABP Group/Fane Valley Group/Slaney Foods)

(Voor de EER relevante tekst)

(2016/C 484/05)

Op 7 oktober 2016 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32016M7930. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europees Parlement

24.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 484/19


BESLUIT VAN HET BUREAU VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 12 december 2016

tot wijziging van de bepalingen ter uitvoering van het Statuut van de leden van het Europees Parlement

(2016/C 484/06)

HET BUREAU VAN HET EUROPEES PARLEMENT,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 223, lid 2,

Gezien het Statuut van de leden van het Europees Parlement (1),

Gezien de artikelen 10 en 25 van het Reglement van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 69, lid 1, van de bepalingen ter uitvoering van het Statuut van de leden van het Europees Parlement (2) („de uitvoeringsbepalingen”) kunnen de bedragen van de te vergoeden reiskosten, de vergoeding voor algemene uitgaven en de verblijfsvergoeding van de leden jaarlijks door het Bureau worden geïndexeerd tot maximaal het jaarlijkse inflatiepercentage in de Europese Unie voor oktober van het voorgaande jaar dat door Eurostat wordt gepubliceerd.

(2)

Het inflatiepercentage voor de periode vanaf 1 november 2015 tot en met 31 oktober 2016, zoals medegedeeld door Eurostat op 17 november 2016, bedraagt 0,5 %. De nieuwe bedragen die voortvloeien uit de aanpassing die nodig was om met het inflatiepercentage rekening te houden, dienen vanaf 1 januari 2017 van toepassing te zijn en de uitvoeringsbepalingen dienen dienovereenkomstig gewijzigd te worden.

(3)

Overeenkomstig artikel 69, lid 2, van de uitvoeringsbepalingen wordt de in artikel 33, lid 4, van deze uitvoeringsbepalingen bedoelde maximumvergoeding voor de kosten voor parlementaire assistentie van medewerkers in voorkomend geval jaarlijks geïndexeerd op basis van de gegevens die zijn vastgesteld op grond van artikel 65 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie, vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad (3).

(4)

De Commissie heeft de aanpassingscoëfficient voor 2016 in die zin vastgesteld op 3,3 %. De maandelijkse maximumvergoeding voor de kosten voor parlementaire assistentie wordt dus met ingang van 1 juli 2016 verhoogd tot 24 164 EUR,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De uitvoeringsbepalingen worden als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 15, onder c), wordt vervangen door:

„c)

bij autoreizen, met een vergoedingsplafond van 1 000 km per terug- of heenreis: 0,51 EUR/km, verhoogd met de prijs van een overtocht per veerboot of soortgelijk noodzakelijk vervoer.”.

2)

Artikel 20, lid 1, onder a), wordt vervangen door:

„a)

voor het trajectdeel tussen 0 en 50 km: 22,73 EUR;”.

3)

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   De vergoeding voor de kosten van reizen in de gevallen als bedoeld in artikel 10, lid 1, onder b), bedraagt maximaal 4 286 EUR per jaar.”;

b)

in lid 3 wordt de eerste alinea vervangen door:

„De vergoeding voor de werkelijk gemaakte kosten van reizen die de voorzitters van commissies of subcommissies maken om conferenties of manifestaties te kunnen bijwonen over een onderwerp van Europese aard dat onder het werkterrein van hun commissie of subcommissie valt en een parlementaire dimensie heeft, bedraagt maximaal 4 286 EUR per jaar. Voor deelname moet vooraf toestemming worden verkregen van de voorzitter van het Parlement, na verificatie van de beschikbare middelen binnen de grenzen van voornoemd maximum.”.

4)

Artikel 24, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   Indien de officiële activiteit plaatsvindt op het grondgebied van de Unie, ontvangen de leden een vaste vergoeding van 307 EUR.”.

5)

Artikel 26, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   De vergoeding uit hoofde van artikel 25 bedraagt 4 342 EUR per maand.”.

6)

Artikel 33, lid 4, wordt vervangen door:

„4.   De maximumvergoeding voor de kosten van alle in artikel 34 vermelde medewerkers bedraagt 24 164 EUR per maand.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 januari 2017, met uitzondering van artikel 1, lid 6, dat van toepassing is met ingang van 1 juli 2016.


(1)  Besluit 2005/684/EG, Euratom van het Europees Parlement van 28 september 2005 houdende aanneming van het Statuut van de leden van het Europees Parlement (PB L 262 van 7.10.2005, blz. 1).

(2)  Besluit van het Bureau van het Europees Parlement van 19 mei en 9 juli 2008 houdende de uitvoeringsbepalingen van het Statuut van de leden van het Europees Parlement (PB C 159 van 13.7.2009, blz. 1).

(3)  PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.


Europese Commissie

24.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 484/21


Wisselkoersen van de euro (1)

23 december 2016

(2016/C 484/07)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,0446

JPY

Japanse yen

122,60

DKK

Deense kroon

7,4342

GBP

Pond sterling

0,85278

SEK

Zweedse kroon

9,6460

CHF

Zwitserse frank

1,0711

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

9,0928

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

27,023

HUF

Hongaarse forint

309,68

PLN

Poolse zloty

4,4098

RON

Roemeense leu

4,5318

TRY

Turkse lira

3,6674

AUD

Australische dollar

1,4566

CAD

Canadese dollar

1,4117

HKD

Hongkongse dollar

8,1069

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,5195

SGD

Singaporese dollar

1,5114

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 257,59

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

14,6353

CNY

Chinese yuan renminbi

7,2555

HRK

Kroatische kuna

7,5380

IDR

Indonesische roepia

14 034,13

MYR

Maleisische ringgit

4,6735

PHP

Filipijnse peso

52,002

RUB

Russische roebel

64,0085

THB

Thaise baht

37,564

BRL

Braziliaanse real

3,4146

MXN

Mexicaanse peso

21,6150

INR

Indiase roepie

70,8275


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


24.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 484/22


Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 15 oktober 2015 betreffende een ontwerpbesluit in Zaak AT.39639(2) — Optical Disk Drives

Rapporteur: Oostenrijk

(2016/C 484/08)

1.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat aan de adressaten van het ontwerpbesluit een geldboete moet worden opgelegd.

2.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat de basisbedragen van de geldboeten betreft.

3.

Het Adviescomité is het eens met de vastgestelde duur van de inbreuk met het oog op de berekening van het bedrag van de geldboeten.

4.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens over de specifieke verhogingen van de basisbedragen van de geldboeten teneinde een voldoende afschrikkende werking te verzekeren.

5.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat er in deze zaak geen verzwarende omstandigheden zijn.

6.

Het Adviescomité is het eens met de toepassing van verzachtende omstandigheden in deze zaak.

Een minderheid is het daarmee niet eens.

7.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens over de verlaging van de bedragen van de geldboeten overeenkomstig de clementieregeling van 2006.

8.

Het Adviescomité is het eens met het door de Commissie vastgestelde definitieve bedragen van de geldboetes.

9.

Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt.


24.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 484/23


Eindverslag van de raadadviseur-auditeur (1)

Optical Disk Drives

(AT.39639)

(2016/C 484/09)

Inleiding

(1)

Het ontwerpbesluit heeft betrekking op een kartel tussen bepaalde wereldwijde leveranciers van optische schijfeenheden („ODD’s”). Volgens het ontwerpbesluit coördineerden deze leveranciers hun beleid voor aanbestedingen voor ODD’s die worden georganiseerd door twee fabrikanten van personal computers, Dell, Inc. („Dell”) en Hewlett Packard („HP”).

(2)

In het ontwerpbesluit is tot de bevinding gekomen dat de volgende ondernemingen of gemeenschappelijke ondernemingen betrokken waren bij een kartel: Philips (2), Lite-On (3), Philips-Lite-On (4), Hitachi-LG (5), Toshiba-Samsung (6), Sony (7), Sony Optiarc (8) en Quanta Storage Inc.

Onderzoeksfase

(3)

De onderhavige zaak spruit voort uit een gezamenlijk verzoek van Philips, Lite-On en Philips & Lite-On om immuniteit tegen geldboeten. Vervolgens ontving de Commissie een verzoek om clementie van Hitachi-LG. Geen enkele andere betrokken partij heeft een verzoek om clementie ingediend.

(4)

De Commissie heeft geen inspecties verricht. In juni 2009 heeft de Commissie meerdere ondernemingen die actief zijn in de ODD-sector om gerichte inlichtingen gevraagd.

Mededeling van punten van bezwaar van de Commissie

(5)

Op 18 juli 2012 heeft de Commissie een mededeling van punten van bezwaar aangenomen. Bepaalde entiteiten van de ondernemingen die het voorwerp van het ontwerpbesluit uitmaken en één andere onderneming zijn daarvan in kennis gesteld.

(6)

Op 18 februari 2014 heeft de Commissie twee aanvullende mededelingen van punten van bezwaar aangenomen: een ervan was gericht aan Koninklijke Philips nv, Lite-On IT Corporation en Philips & Lite-On Digital Solutions Corporation, en de andere was gericht aan een andere onderneming. De aanvullende mededelingen van punten van bezwaar van februari 2014 beoogden de verduidelijking, wijziging en aanvulling van de bezwaren die zijn gericht aan de adressaten van de mededeling van punten van bezwaar met betrekking tot hun aansprakelijkheid voor de vermeende inbreuk.

(7)

Op 1 juni 2015 heeft de Commissie een bijkomende aanvullende mededeling van punten van bezwaar aangenomen (9). De aanvullende mededeling van punten van bezwaar van juni 2015 diende enkel ter aanvulling van de mededeling van punten van bezwaar en de aanvullende mededeling van punten van bezwaar van februari 2014 door in te gaan op dezelfde bezwaren tegen extra juridische entiteiten waarvan de moederondernemingen (of hun voorgangers) al adressaten van de mededeling van punten van bezwaar waren. De aanvullende mededeling van punten van bezwaar van juni 2015 was ook gericht aan de moederondernemingen van deze extra juridische entiteiten. Andere adressaten van de mededeling van punten van bezwaar waren niet betrokken bij de aanvullende mededeling van punten van bezwaar van juni 2015, die geen uitbreiding of wijziging inhield van de jegens hen aangevoerde bezwaren in de mededeling van punten van bezwaar.

(8)

In hun schriftelijke reacties op de mededeling van punten van bezwaar hebben twee betrokken partijen kritiek geuit op algemene verwijzingen naar een bijlage bij de mededeling van punten van bezwaar waarbij specifieke gevallen van vermoedelijk heimelijke contacten werden uiteengezet in een tabel. Ik heb de mededeling van punten van bezwaar en de bijlage in kwestie onderzocht. In tegenstelling tot wat de partijen aanvoerden, stelt de bijlage de adressaten van de mededeling van punten van bezwaar in staat specifieke gebeurtenissen en bewijsmateriaal tegen hen te identificeren en daaruit af te leiden welke conclusies de Commissie voornemens is te trekken uit alle in de bijlage opgesomde contacten. Deze beoordeling wordt gesteund door het feit dat de betrokkenen in staat zijn geweest argumenten aan te voeren ter verdediging met betrekking tot alle aantijgingen in de mededeling van punten van bezwaar. Aangezien de mededeling van punten van bezwaar en de aanvullende mededeling van punten van bezwaar van juni 2015, afgezien van de lijst met adressaten, vrijwel identiek zijn, met inbegrip van de betrokken bijlage, ligt een soortgelijke beoordeling ten aanzien van de aanvullende mededeling van punten van bezwaar van juni 2015 voor de hand.

Termijnen voor de schriftelijke beantwoording van de mededeling van punten van bezwaar en bijkomende aanvullende mededelingen van punten van bezwaar

(9)

Het directoraat-generaal Concurrentie (hierna „DG Concurrentie” genoemd) heeft diverse adressaten van de mededeling van punten van bezwaar verlengingen toegestaan van de oorspronkelijk vastgestelde termijn van acht weken om schriftelijk op de mededeling van punten van bezwaar te antwoorden. Ik heb van twee andere adressaten van de mededeling van punten van bezwaar met redenen omklede verzoeken om verdere verlengingen ontvangen, nadat DG Concurrentie eerder deze verzoeken had geweigerd. Ik verleende verlengingen van één week en één extra dag.

(10)

De adressaten van de aanvullende mededelingen van punten van bezwaar van februari 2014 hebben binnen de gestelde termijn (vier weken vanaf de ontvangst) voor hun schriftelijke opmerkingen geantwoord.

(11)

DG Concurrentie stelde een termijn in van bijna vijf weken na ontvangst van de aanvullende mededeling van punten van bezwaar van juni 2015 waarbinnen geantwoord diende te worden op die aanvullende mededeling van punten van bezwaar. Alle adressaten hebben binnen die termijn geantwoord.

Toegang tot het onderzoeksdossier

(12)

Na de ontvangst van de mededeling van punten van bezwaar hebben de adressaten van de mededeling van punten van bezwaar gebruikgemaakt van de mogelijkheid om toegang te krijgen tot die gedeelten van het dossier van de Commissie die alleen beschikbaar werden gesteld in de lokalen van de Commissie. DG Concurrentie verstrekte de rest van het toegankelijke dossier aan deze adressaten via een elektronische gegevensdrager.

(13)

DG Concurrentie heeft een aantal verzoeken om verdere toegang behandeld.

(14)

DG Concurrentie heeft in een begeleidende brief bij de aanvullende mededelingen van punten van bezwaar van februari 2014 uitgelegd dat de tegen de respectieve adressaten van deze aanvullende mededelingen van punten van bezwaar aangevoerde bewijselementen ofwel door deze adressaten beschikbaar waren gesteld of voor hen beschikbaar waren als onderdeel van de toegang tot het dossier, na de goedkeuring van de mededeling van punten van bezwaar. DG Concurrentie achtte bijgevolg verdere toegang tot het dossier na de goedkeuring van de aanvullende mededelingen van punten van bezwaar van februari 2014 niet nodig.

(15)

De adressaten van de aanvullende mededeling van punten van bezwaar van juni 2015 hebben gebruikgemaakt van hun recht tot toegang tot het dossier van de Commissie.

„Letter of facts” van juni 2015

(16)

Op 13 maart 2015 heeft DG Concurrentie een brief gestuurd aan de betrokken partijen, waarbij extra documenten waren gevoegd die werden ontvangen van Dell en HP. In een „letter of facts” van 3 juni 2015 verstrekte DG Concurrentie deze partijen informatie over het door de Commissie beoogde gebruik van deze documenten in de onderhavige zaak.

(17)

DG Concurrentie stelde een termijn vast van twee weken vanaf de ontvangst per e-mail voor het indienen van een schriftelijke reactie op die „letter of facts”. Op één na hebben alle betrokken partijen binnen deze termijn gereageerd. DG Concurrentie verleende de resterende partij in feite een verlenging van één week waarbinnen geantwoord diende te worden.

Belanghebbende derden: Dell

(18)

Op 31 oktober 2012 ontving ik van Dell een met redenen omkleed verzoek om als belanghebbende derde te worden gehoord uit hoofde van artikel 27 van Verordening (EG) nr. 1/2003 (10) en artikel 13 van Verordening (EG) nr. 773/2004 (11). Overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Besluit 2011/695/EU heb ik vastgesteld dat Dell „voldoende belang” had aangetoond in de zin van deze bepalingen. Daarom heb ik Dell als belanghebbende derde toegelaten.

(19)

Overeenkomstig artikel 13 van Verordening nr. 773/2004, lid 1, stelde DG Concurrentie Dell schriftelijk op de hoogte van de aard en het onderwerp van de procedure en Dell maakte vervolgens zijn standpunten schriftelijk bekend.

Mondelinge hoorzitting

(20)

De mondelinge hoorzitting was gespreid over anderhalve dag en vond plaats op 29 en 30 november 2012. Alle ondernemingen waaraan de mededeling van punten van bezwaar was gericht, op één na, hebben eraan deelgenomen. Er waren geen besloten zittingen.

(21)

Ik heb het verzoek van Dell om deel te nemen aan de mondelinge hoorzitting verworpen. In toepassing van artikel 6 van Besluit 2011/695/EU achtte ik het niet „passend” (12). Ten eerste zou de aanwezigheid van Dell de verzoekers van immuniteit of clementie ontmoedigd hebben om volledig en actief deel te nemen aan de mondelinge hoorzitting. Ten tweede, en meer in het algemeen, zou het toestaan van een potentiële eiser van schadevergoeding om deel te nemen aan een hoorzitting een remmende invloed op de clementieregeling van de Commissie kunnen hebben. Ten derde kon de aanwezigheid van Dell een belemmering zijn van de openheid van uitwisselingen tussen de Commissie en de adressaten van de mededeling van punten van bezwaar, en dit zou de mogelijkheid van de betrokken partijen om zich doeltreffend te verdedigen, hebben kunnen ondermijnen. Ten vierde achtte ik het onwaarschijnlijk dat Dell, voor wie de vermoedelijke collusie verborgen was gebleven, zich in een positie bevond om bij de mondelinge hoorzitting een belangrijke bijdrage te leveren aan de opheldering van de feiten van de zaak (13). Ten vijfde beschikte Dell niet over toegang tot de mededeling van punten van bezwaar of tot het onderzoeksdossier, overwegende dat de besprekingen op de hoorzitting waarschijnlijk gericht zouden zijn op de interpretatie van de mededeling van punten van bezwaar en van het bewijsmateriaal in dat dossier. Tot slot dient er rekening mee te worden gehouden - ook al was dit geen doorslaggevende reden voor mijn besluit - dat aanvragen van derden zoals Dell in een vergevorderd stadium van voorbereiding van de mondelinge hoorzitting de organisatie van de mondelinge hoorzitting zouden kunnen verstoren (14).

(22)

Tijdens de hoorzitting stelde DG Concurrentie een vraag aan een gemeenschappelijke onderneming betreffende een verklaring in de mededeling van de controle op concentraties (formulier CO) afkomstig van haar moederondernemingen uit hoofde van de ten tijde van de vorming van deze gemeenschappelijke onderneming geldende EU-regels inzake controle op concentraties. Ik waarschuwde de betrokken partij dat deze vraag in mijn ogen een procedurefout opleverde en dat deze partij ervoor kon kiezen niet te reageren. Volgens EU-regels inzake controle op concentraties mag de Commissie informatie die in het kader van controle op concentraties werd ingewonnen niet gebruiken in afzonderlijke (kartel)procedures (15). Omdat de betrokken partij besliste om de vraag te beantwoorden, concludeerde ik dat de daadwerkelijke uitoefening van de rechten van verdediging niet werd aangetast.

(23)

In hun schriftelijke reacties op de aanvullende mededelingen van punten van bezwaar van februari 2014 en de aanvullende mededeling van punten van bezwaar van juni 2015, deden de betrokken adressaten geen beroep op de mogelijkheid om hun argumenten op een mondelinge hoorzitting uiteen te zetten (16).

Ontwerpbesluit

(24)

Na de belanghebbenden te hebben gehoord heeft de Commissie de zaak ten aanzien van één onderneming geseponeerd. Ten aanzien van twee ondernemingen en een gemeenschappelijke onderneming handhaaft de beslissing de bezwaren die zijn uiteengezet in de mededeling van punten van bezwaar, de aanvullende mededelingen van punten van bezwaar van februari 2014 en de aanvullende mededeling van punten van bezwaar van juni 2015 (samen de „mededelingen van punten van bezwaar” genoemd) niet, voor zover deze bezwaren gedrag betrof met betrekking tot een van de twee ODD-klanten in kwestie.

(25)

In tegenstelling tot de mededelingen van punten van bezwaar worden de adressaten van het ontwerpbesluit geen verzwarende omstandigheden tegengeworpen.

(26)

Het ontwerpbesluit geeft aan dat de adressaten van dat besluit betrokken waren bij een kartel dat heeft geduurd van 23 juni 2004 tot en met 25 november 2008. Deze totale looptijd is korter dan die welke hun in de mededelingen van punten van bezwaar ten laste wordt gelegd. De duur van de perioden voor welke individuele adressaten van het ontwerpbesluit aansprakelijk zijn, zijn alle korter dan de overeenkomstige perioden die in de mededelingen van punten van bezwaar worden vermeld. Verminderingen van de duur van de aansprakelijkheid voor aansprakelijk gestelde entiteiten variëren van ongeveer zeven maanden tot iets meer dan vier jaar en acht maanden.

(27)

Bovendien boden de verklaringen van punten van bezwaar de belanghebbende partijen, overeenkomstig punt 85 van de mededeling van de Commissie inzake goede praktijken voor procedures op grond van de artikelen 101 en 102 VWEU (17), de mogelijkheid om te reageren op de beoogde methode voor de vaststelling van boeten. In het licht van de door de Commissie ontvangen opmerkingen in dit verband maakt het ontwerpbesluit voor de berekening van boeten gebruik van een gewijzigde aanpak voor het ramen van de waarde van de verkopen.

Slotopmerkingen

(28)

Overeenkomstig artikel 16 van Besluit 2011/695/EU heb ik onderzocht of het ontwerpbesluit enkel de bezwaren behandelt waarover de partijen opmerkingen hebben kunnen formuleren, en ik ben tot de conclusie gekomen dat dit inderdaad het geval is.

(29)

Alles in aanmerking genomen, concludeer ik dat de procedurele rechten in deze zaak daadwerkelijk konden worden uitgeoefend.

Gedaan te Brussel, 9 oktober 2015.

Wouter WILS


(1)  Opgesteld overeenkomstig de artikelen 16 en 17 van Besluit 2011/695/EU van de voorzitter van de Europese Commissie van 13 oktober 2011 betreffende de functie en het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 275 van 20.10.2011, blz. 29).

(2)  De Philips-entiteiten waaraan het ontwerpbesluit is gericht, zijn Koninklijke Philips nv en Philips Electronics North America Corporation.

(3)  De Lite-On-entiteiten waaraan het ontwerpbesluit is gericht, zijn Lite-On Technology Corporation en Lite-On Sales & Distribution, Inc.

(4)  De Philips-Lite-On-entiteiten waaraan het ontwerpbesluit is gericht, zijn Philips & Lite-On Digital Solutions Corporation en Philips & Lite-On Digital Solutions USA, Inc.

(5)  De Hitachi-LG-entiteiten waaraan het ontwerpbesluit is gericht, zijn Hitachi-LG Data Storage, Inc., Hitachi-LG Data Storage Korea, Inc.

(6)  De Toshiba-Samsung-entiteiten waaraan het ontwerpbesluit is gericht, zijn Toshiba Samsung Storage Technology Corporation en Toshiba Samsung Storage Technology Korea Corporation.

(7)  De Sony-entiteiten waaraan het ontwerpbesluit is gericht, zijn Sony Corporation en Sony Electronics Inc.

(8)  De Sony Optiarc-entiteiten waaraan het ontwerpbesluit is gericht, zijn Sony Optiarc Inc. en Sony Optiarc America Inc.

(9)  Deze was gericht aan Koninklijke Philips nv, Philips Electronics North America Corporation, Philips Taiwan Ltd, Lite-On Technology Corporation, Lite-On Sales & Distribution, Inc., Philips & Lite-On Digital Solutions Corporation en Philips & Lite-On Digital Solutions USA, Inc.

(10)  Overeenkomstig artikel 27, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1) en overeenkomstig artikel 13.

(11)  Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures van de Commissie op grond van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 18).

(12)  Zie artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 773/2004.

(13)  Zie overweging 13 van Beschikking 2011/695/EU.

(14)  Dell was al lange tijd op de hoogte van de onderhavige procedure en vroeg toch slechts een maand voor de mondelinge hoorzitting om erkend te worden als belanghebbende derde. Zijn formele verzoek om de mondelinge hoorzitting bij te wonen kwam minder dan een week voor de mondelinge hoorzitting aan.

(15)  Zie artikel 17, lid 1 van Verordening (EG) nr. 139/2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1). Een identieke bepaling werd opgenomen in de vroeger geldende regels inzake controle op concentraties.

(16)  Zie artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 773/2004.

(17)  PB C 308 van 20.10.2011, blz. 6.


24.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 484/27


Samenvatting van het besluit van de Commissie

van 21 oktober 2015

inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst

(Zaak AT.39639 — Optical Disk Drives)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 7135)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(2016/C 484/10)

Op 21 oktober 2015 heeft de Commissie een besluit vastgesteld inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst. Overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003  (1) van de Raad publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van het besluit, waaronder de opgelegde sancties, rekening houdend met het rechtmatige belang van de ondernemingen inzake de bescherming van hun bedrijfsgeheimen.

1.   INLEIDING

1.

Op 21 oktober 2015 heeft de Commissie een besluit vastgesteld betreffende een inbreuk op artikel 101 van het Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst in de sector van de optische schijfeenheden. De adressaten van het besluit coördineerden hun beleid voor de aanbestedingen voor optische schijfeenheden („ODD’s”) voor laptops en desktops die worden geproduceerd door twee computerfabrikanten, Dell, Inc. („Dell”) en Hewlett Packard („HP”).

2.   BESCHRIJVING VAN DE ZAAK

2.1.   Procedure

2.

Nadat Koninklijke Philips Electronics nv, Lite-On IT Corporation en Philips & Lite-On Digital Solutions Corporation overeenkomstig de voorwaarden van de clementieregeling van 2006 een gezamenlijk verzoek om immuniteit hadden ingediend, vroeg de Commissie op 29 juni 2009 de ondernemingen die actief zijn in de sector om gerichte inlichtingen en vervolgens ontving zij een verzoek om clementie van Hitachi-LG Data Storage, Inc.

3.

Op 18 juli 2012 heeft de Commissie in deze zaak een mededeling van punten van bezwaar goedgekeurd. Alle adressaten van de mededeling van punten van bezwaar hebben schriftelijk hun standpunten meegedeeld met betrekking tot de jegens hen aangevoerde bezwaren en konden hun recht om te worden gehoord uitoefenen door deel te nemen aan de mondelinge hoorzitting op 29 en 30 november 2012.

4.

Op 18 februari 2014 heeft de Commissie twee aanvullende mededelingen van punten van bezwaar goedgekeurd ter aanvulling, wijziging en/of verduidelijking van de bezwaren die zijn gericht aan bepaalde adressaten van de mededeling van punten van bezwaar met betrekking tot hun aansprakelijkheid voor de vermeende inbreuk.

5.

Op 1 juni 2015 heeft de Commissie een bijkomende aanvullende mededeling van punten van bezwaar aangenomen. De aanvullende mededeling van punten van bezwaar van 1 juni 2015 beoogde enkel de aanvulling van de mededeling van punten van bezwaar en de aanvullende mededelingen van punten van bezwaar van 18 februari 2014 door in te gaan op de bezwaren van de initiële mededeling van punten van bezwaar tegen extra juridische entiteiten die betrekking hebben op de groepen van ondernemingen die adressaten waren van de mededeling van punten van bezwaar.

6.

De adressaten van de aanvullende mededelingen van punten van bezwaar van 18 februari 2014 en 1 juni 2015 hebben hun standpunten schriftelijk bekendgemaakt aan de Commissie, maar zij hebben niet om een mondelinge hoorzitting verzocht.

7.

Op 3 juni 2015 heeft de Commissie een „letter of facts” verstuurd aan alle partijen. De adressaten van de „letter of facts” hebben hun standpunten schriftelijk bekendgemaakt aan de Commissie.

8.

Het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities heeft op 5 en 15 oktober 2015 een gunstig advies uitgebracht.

2.2.   Samenvatting van de inbreuk

9.

De inbreuk betrof collusie met betrekking tot aanbestedingen die werden georganiseerd door Dell en HP in de periode 2004-2008. Het onderzoek bracht een netwerk van parallelle bilaterale contacten aan het licht dat tot doel had offertes te manipuleren, om zo de onzekerheden die verbonden zijn aan concurrentie door collusie weg te nemen. De partijen stelden elkaar in kennis van hun voornemens ten aanzien van de rangschikking en/of prijsstelling bij aanbestedingen en deelden elkaar andere commercieel gevoelige informatie mee inzake aanbestedingen.

2.3.   Adressaten

10.

De volgende ondernemingen hebben inbreuk gemaakt op artikel 101 van het Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst door gedurende de hieronder aangegeven perioden deel te nemen aan een kartel in de sector van de optische schijfeenheden:

a)

Philips Electronics North America Corporation, Koninklijke Philips nv (hierna aangeduid als „Philips”) van 13 september 2004 tot en met 6 augustus 2006

b)

Lite-On Sales & Distribution, Inc., Lite-On Technology Corporation (hierna aangeduid als „Lite-On”) van 23 augustus 2004 tot en met 4 maart 2007

c)

Philips & Lite-On Digital Solutions USA, Inc., Philips & Lite-On Digital Solutions Corporation (hierna aangeduid als „PLDS”) van 7 augustus 2006 tot en met 25 november 2008

d)

Hitachi-LG Data Storage Korea, Inc., Hitachi-LG Data Storage, Inc. (hierna aangeduid als „HLDS”) van 23 juni 2004 tot en met 25 november 2008

e)

Toshiba Samsung Storage Technology Korea Corporation, Toshiba Samsung Storage Technology Corporation (hierna aangeduid als „TSST”) van 23 juni 2004 tot en met 17 november 2008

f)

Sony Electronics Inc., Sony Corporation (hierna aangeduid als „Sony”) van 23 augustus 2004 tot en met 15 september 2006

g)

Sony Optiarc America Inc., van 25 juli 2007 tot en met 31 oktober 2007; Sony Optiarc Inc. (hierna aangeduid als „Optiarc”) van 25 juli 2007 tot en met 29 oktober 2008

h)

Quanta Storage Inc. van 14 februari 2008 tot en met 28 oktober 2008.

2.4.   Sancties

11.

In het besluit worden de richtsnoeren inzake geldboeten van 2006 toegepast (2).

2.4.1.   Basisbedrag van de geldboete

12.

Om het daadwerkelijke gevolgen van de kartelvorming beter weer te geven, wordt een indicatieve waarde voor de jaaromzet berekend (gebaseerd op de werkelijke waarde van de omzet van ODD’s in de EER van de ondernemingen in de relevante periode van hun deelname aan de inbreuken), die als grondslag voor de berekening van het basisbedrag van de op te leggen geldboeten wordt gebruikt.

13.

Gezien de aard van de inbreuken en de geografische omvang ervan, is het percentage voor het variabele bedrag van de geldboete en het bijkomende bedrag („toetredingsrecht”) vastgesteld op 16 % van de waarde van de verkopen wat betreft de inbreuk.

14.

Het variabele bedrag wordt vermenigvuldigd met respectievelijk het aantal jaren of fracties van jaren dat aan de inbreuk is deelgenomen, om ten volle rekening te houden met de duur van de deelname van elke onderneming individueel aan de inbreuk. De Commissie neemt de werkelijke duur van de deelname aan de inbreuken door de ondernemingen in aanmerking, op maandbasis (naar beneden afgerond) en pro rata-basis.

15.

Aangezien de contacten met betrekking tot Dell aanvingen vóór de contacten met betrekking tot HP en hun duur bijgevolg niet samenvalt, wordt de waarde van de verkopen afzonderlijk berekend per klant en worden twee verschillende vermenigvuldigingsfactoren toegepast.

16.

De waarde van de verkopen voor Philips, Sony en Optiarc werd alleen berekend op basis van de verkoop aan Dell, omdat niet is aangetoond dat deze drie ondernemingen hebben deelgenomen aan het mededingingsbeperkende gedrag met betrekking tot HP.

2.4.2.   Aanpassingen van het basisbedrag

17.

In deze zaak heeft de Commissie geen rekening gehouden met verzwarende omstandigheden.

18.

Een verzachtende omstandigheid is van toepassing op Philips, Sony en Optiarc om hun gebrek aan besef van en aansprakelijkheid voor delen van de enkele en voortgezette inbreuk met betrekking tot HP te weerspiegelen.

2.4.3.   Specifieke verhoging met het oog op afschrikking

19.

In dit geval is een afschrikkingsfactor van 1,2 van toepassing op Sony.

2.4.4.   Toepassing van het 10 %-omzetplafond

20.

Het definitieve bedrag van de individuele geldboeten bedraagt minder dan 10 % van de wereldwijde omzet van al de ondernemingen waaraan het besluit is gericht, met uitzondering van TSST.

2.4.5.   Toepassing van de clementieregeling van 2006

21.

Philips, Lite-On en PLDS waren de eerste ondernemingen die inlichtingen en bewijsmateriaal hebben verstrekt die aan de voorwaarden van punt 8, onder a), van de clementieregeling van 2006 voldeden. De op te leggen boete werd voor de drie inbreuken met 100 % verminderd.

22.

Aan de onderneming HLDS werd een verlaging van 50 % toegekend voor de inbreuk en ook een extra vermindering op grond van punt 26, laatste alinea, van de clementieregeling voor zover de Commissie, dankzij de inlichtingen die HLDS heeft verstrekt, feiten heeft kunnen vaststellen die de duur van de inbreuk verlengden.

3.   IN HET BESLUIT OPGELEGDE GELDBOETEN

23.

Voor de enkele, voortgezette ODD-inbreuk worden de volgende geldboeten opgelegd aan:

a)

Koninklijke Philips nv en Philips Electronics North America Corporation, waarbij ieder hoofdelijk aansprakelijk is: 0 EUR

b)

Lite-On Technology Corporation en Lite-On Sales & Distribution, Inc., waarbij ieder hoofdelijk aansprakelijk is: 0 EUR

c)

Philips & Lite-On Digital Solutions Corporation en Philips & Lite-On Digital Solutions USA, Inc., waarbij ieder hoofdelijk aansprakelijk is: 0 EUR

d)

Hitachi-LG Data Storage, Inc., Hitachi-LG Data Storage Korea, Inc., waarbij ieder hoofdelijk aansprakelijk is: 37 121 000 EUR

e)

Toshiba Samsung Storage Technology Corporation en Toshiba Samsung Storage Technology Korea Corporation, waarbij ieder hoofdelijk aansprakelijk is: 41 304 000 EUR

f)

Sony Corporation en Sony Electronics Inc., waarbij ieder hoofdelijk aansprakelijk is: 21 024 000 EUR

g)

Sony Optiarc Inc.: 9 782 000 EUR, waarvan 5 433 000 EUR hoofdelijk en gezamenlijk met Sony Optiarc America Inc.

h)

Quanta Storage Inc.: 7 146 000 EUR.


(1)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 411/2004 (PB L 68 van 6.3.2004, blz. 1).

(2)  PB C 210 van 1.9.2006, blz. 2.


INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

24.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 484/30


Bijwerking van de lijst van grensdoorlaatposten bedoeld in artikel 2, punt 8, van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (codificatie) (1)

(2016/C 484/11)

De publicatie van de lijst van grensdoorlaatposten bedoeld in artikel 2, punt 8, van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) is gebaseerd op de informatie die door de lidstaten aan de Commissie wordt verstrekt overeenkomstig artikel 39 van de Schengengrenscode.

Naast de publicatie in het Publicatieblad wordt de lijst regelmatig bijgewerkt op de website van het directoraat-generaal Binnenlandse Zaken.

FINLAND

Vervanging van de informatie die is gepubliceerd in PB C 401 van 29.10.2016

LIJST VAN GRENSDOORLAATPOSTEN

Luchthavens

(1)

Enontekiö

(2)

Helsinki - Hernesaari (enkel voor helikopters)

(3)

Helsinki - Malmi

(4)

Helsinki - Vantaa

(5)

Ivalo

(6)

Joensuu

(7)

Jyväskylä

(8)

Kajaani

(9)

Kemi - Tornio

(10)

Kittilä

(11)

Kokkola - Pietarsaari

(12)

Kuopio

(13)

Kuusamo

(14)

Lappeenranta

(15)

Maarianhamina

(16)

Mikkeli

(17)

Oulu

(18)

Pori

(19)

Rovaniemi

(20)

Savonlinna

(21)

Seinäjoki

(22)

Tampere - Pirkkala

(23)

Turku

(24)

Vaasa

Havens

Doorlaatposten in havens voor koopvaardijschepen en vissersboten

(1)

Eckerö

(2)

Eurajoki

(3)

Färjsundet

(4)

Förby

(5)

Hamina

(6)

Hanko (ook voor pleziervaartuigen)

(7)

Haukipudas

(8)

Helsinki

(9)

Inkoo

(10)

Kalajoki

(11)

Kaskinen

(12)

Kemi

(13)

Kemiö

(14)

Kirkkonummi

(15)

Kokkola

(16)

Kotka

(17)

Kristiinankaupunki

(18)

Lappeenranta

(19)

Loviisa

(20)

Långnäs

(21)

Maarianhamina (ook voor pleziervaartuigen)

(22)

Merikarvia

(23)

Naantali

(24)

Nuijamaa (ook voor pleziervaartuigen)

(25)

Oulu

(26)

Parainen

(27)

Pernaja

(28)

Pietarsaari

(29)

Pohja

(30)

Pori

(31)

Porvoo

(32)

Raahe

(33)

Rauma

(34)

Salo

(35)

Sipoo

(36)

Taalintehdas

(37)

Tammisaari

(38)

Tornio

(39)

Turku

(40)

Uusikaupunki

(41)

Vaasa

Posten van de kustwacht die dienst doen als grensdoorlaatpost voor pleziervaartuigen

(1)

Ahvenanmaa

(2)

Haapasaari

(3)

Hanko

(4)

Helsinki

(5)

Haven van Nuijamaan

(6)

Santio

Posten van de kustwacht die dienst doen als grensdoorlaatpost voor watervliegtuigen

1.

Ahvenanmaa

2.

Hanko

3.

Helsinki

Lijst van eerdere publicaties

 

PB C 316 van 28.12.2007, blz. 1.

 

PB C 134 van 31.5.2008, blz. 16.

 

PB C 177 van 12.7.2008, blz. 9.

 

PB C 200 van 6.8.2008, blz. 10.

 

PB C 331 van 31.12.2008, blz. 13.

 

PB C 3 van 8.1.2009, blz. 10.

 

PB C 37 van 14.2.2009, blz. 10.

 

PB C 64 van 19.3.2009, blz. 20.

 

PB C 99 van 30.4.2009, blz. 7.

 

PB C 229 van 23.9.2009, blz. 28.

 

PB C 263 van 5.11.2009, blz. 22.

 

PB C 298 van 8.12.2009, blz. 17.

 

PB C 74 van 24.3.2010, blz. 13.

 

PB C 326 van 3.12.2010, blz. 17.

 

PB C 355 van 29.12.2010, blz. 34.

 

PB C 22 van 22.1.2011, blz. 22.

 

PB C 37 van 5.2.2011, blz. 12.

 

PB C 149 van 20.5.2011, blz. 8.

 

PB C 190 van 30.6.2011, blz. 17.

 

PB C 203 van 9.7.2011, blz. 14.

 

PB C 210 van 16.7.2011, blz. 30.

 

PB C 271 van 14.9.2011, blz. 18.

 

PB C 356 van 6.12.2011, blz. 12.

 

PB C 111 van 18.4.2012, blz. 3.

 

PB C 183 van 23.6.2012, blz. 7.

 

PB C 313 van 17.10.2012, blz. 11.

 

PB C 394 van 20.12.2012, blz. 22.

 

PB C 51 van 22.2.2013, blz. 9.

 

PB C 167 van 13.6.2013, blz. 9.

 

PB C 242 van 23.8.2013, blz. 2.

 

PB C 275 van 24.9.2013, blz. 7.

 

PB C 314 van 29.10.2013, blz. 5.

 

PB C 324 van 9.11.2013, blz. 6.

 

PB C 57 van 28.2.2014, blz. 4.

 

PB C 167 van 4.6.2014, blz. 9.

 

PB C 244 van 26.7.2014, blz. 22.

 

PB C 332 van 24.9.2014, blz. 12.

 

PB C 420 van 22.11.2014, blz. 9.

 

PB C 72 van 28.2.2015, blz. 17.

 

PB C 126 van 18.4.2015, blz. 10.

 

PB C 229 van 14.7.2015, blz. 5.

 

PB C 341 van 16.10.2015, blz. 19.

 

PB C 84 van 4.3.2016, blz. 2.

 

PB C 236 van 30.6.2016, blz. 6.

 

PB C 278 van 30.7.2016, blz. 47.

 

PB C 331 van 9.9.2016, blz. 2.

 

PB C 401 van 29.10.2016, blz. 4.


(1)  Zie de lijst van eerdere publicaties aan het eind van deze bijwerking.


24.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 484/34


ACCIJNS

Administratieve samenwerking

Lijst van bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 3, lid 2, van Verordening (EU) nr. 389/2012 van de Raad (administratieve samenwerking op het gebied van de accijnzen)

(Deze lijst bevat de autoriteiten namens welke Verordening (EU) nr. 389/2012 van de Raad van 2 mei 2012 betreffende administratieve samenwerking op het gebied van de accijnzen en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 2073/2004 wordt toegepast)

(2016/C 484/12)

Voor de toepassing van artikel 3 van Verordening (EU) nr. 389/2012 wordt onder de bevoegde autoriteit van een lidstaat verstaan:

in Oostenrijk:

Bundesministerium für Finanzen

in België:

Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen

in Bulgarije:

Агенция „Митници”

in Kroatië:

Ministarsvo financija, Carinska uprava, Sektor za trošarine i posebne poreze

in Cyprus:

Τμήμα Τελωνείων

in Tsjechië:

Generální ředitelství cel

in Denemarken:

SKAT

in Estland:

Maksu- ja Tolliamet

in Frankrijk:

Direction Générale des Douanes et Droits Indirects

in Finland:

Tulli

in Duitsland:

Generalzolldirektion

in Griekenland:

Γενική Διεύθυνση Τελωνείων & ΕΦΚ

in Hongarije:

Nemzeti Adó- és Vámhivatal, Központi Irányítás, Jövedéki Főosztály

in Ierland:

The Revenue Commissioners

in Italië:

Ministero dell’Economia e delle Finanze - Dipartimento delle Finanze

in Letland:

Valsts ieņēmumu dienests

in Litouwen:

Valstybinė mokesčių inspekcija prie Lietuvos Respublikos finansų ministerijos

in Luxemburg:

Administration des Douanes et Accises - Division Taxud

in Malta:

Customs Department

in Polen:

Ministerstwo Finansów, Departament Podatku Akcyzowego

in Portugal:

AT-Autoridade Tributária e Aduaneira

in Roemenië:

Agenţia Naţională de Administrare Fiscală, Direcţia Generală a Vămilor

in Slowakije:

Finančné riaditeľstvo Slovenskej Republiky, Odbor spotrebných daní

in Slovenië:

Ministrstvo za finance

in Spanje:

El Secretario de Estado de Hacienda. Ministerio de Hacienda y Función Pública

in Zweden:

Skatteverket

in Nederland:

Douane Informatie Centrum

in het Verenigd Koninkrijk:

HM Revenue & Customs


24.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 484/36


Mededeling van de Commissie overeenkomstig artikel 16, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap

Intrekking van openbaredienstverplichtingen met betrekking tot geregelde luchtdiensten

(Voor de EER relevante tekst)

(2016/C 484/13)

Lidstaat

Italië

Betrokken routes

Reggio Calabria-Pisa en omgekeerd

Reggio Calabria-Bologna en omgekeerd

Oorspronkelijke datum waarop de openbaredienstverplichtingen van kracht zijn geworden

30 oktober 2016

Datum van intrekking

24 november 2016

Adres waar de tekst en alle relevante informatie en/of documentatie met betrekking tot de openbaredienstverplichting kunnen worden verkregen

Referentiedocument

PB C 301 van 12.9.2015, blz. 11

PB C 50 van 10.2.2016, blz. 5

Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met:

Ministero delle Infrastrutture e dei Trasporti

Direzione Generale per Aeroporti e il Trasporto Aereo

Tel. +39 064158-3683/3681

E-mail: dg.ta@pec.mit.gov.it

Internet: http://www.mit.gov.it