ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 461

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

59e jaargang
10 december 2016


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2016/C 461/01

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.8230 — Nordea Bank/DNB/Relacom Management) ( 1 )

1


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Raad

2016/C 461/02

Conclusies van de Raad over de criteria en het proces voor de opstelling van de EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden

2

 

Europese Commissie

2016/C 461/03

Wisselkoersen van de euro

6

2016/C 461/04

Vaststelling van het besluit van de Commissie betreffende de kennisgeving door Litouwen van een gewijzigd nationaal plan voor de overgangsfase als bedoeld in artikel 32, lid 6, van Richtlijn 2010/75/EU inzake industriële emissies

7

 

Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels

2016/C 461/05

Reglement van orde van 21 oktober 2016 van het Raadgevend Comité voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels

8


 

V   Bekendmakingen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

 

Europese Commissie

2016/C 461/06

Bericht van opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China

12

2016/C 461/07

Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van bepaalde gietijzeren producten van oorsprong uit de Volksrepubliek China en India

22

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2016/C 461/08

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.8262 — Fosun International/Tom Tailor) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

33

2016/C 461/09

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.8317 — KKR/Calsonic Kansei) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

34

 

ANDERE HANDELINGEN

 

Europese Commissie

2016/C 461/10

Bekendmaking van een wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

35


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

10.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 461/1


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.8230 — Nordea Bank/DNB/Relacom Management)

(Voor de EER relevante tekst)

(2016/C 461/01)

Op 5 december 2016 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32016M8230. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Raad

10.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 461/2


CONCLUSIES VAN DE RAAD

over de criteria en het proces voor de opstelling van de EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (*1)

(2016/C 461/02)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE:

1.

BEVESTIGT zijn prioritair voornemen om belastingfraude, -ontduiking en -ontwijking en witwassen, die de belastinggrondslagen van de lidstaten uithollen, te blijven bestrijden;

2.

IS VAN MENING dat de gecoördineerde beleidsinspanningen op dit gebied op EU- en internationaal niveau, zoals het bepalen van de objectieve criteria voor de identificatie van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden, deel uitmaken van de doeltreffende maatregelen die zullen bijdragen tot economische groei en belastingzekerheid;

3.

MEMOREERT de conclusies van de Raad van 25 mei 2016 over een externe belastingstrategie en over maatregelen om misbruik van belastingverdragen tegen te gaan, in het bijzonder de punten 6 tot en met 10 van die conclusies;

4.

VERKLAART dat de EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden in 2017 door de Raad zal worden vastgesteld;

5.

IS in dit verband INGENOMEN MET de tot dusver verrichte voorbereidingswerkzaamheden van de Groep gedragscode (belastingregeling ondernemingen) en de Europese Commissie;

6.

HECHT ZIJN GOEDKEURING AAN de bijlage bij deze conclusies en MERKT OP dat toekomstige werkzaamheden op dit gebied moeten worden gecoördineerd met en moeten voortbouwen op de ontwikkelingen in het Mondiaal Forum inzake transparantie en uitwisseling van inlichtingen voor belastingdoeleinden en het Inclusief Kader van de OESO inzake de bestrijding van grondslaguitholling en winstverschuiving;

7.

VRAAGT hoogwaardige internationale normen inzake fiscaal goed bestuur wat betreft fiscale transparantie, billijke belastingheffing en BEPS-bestrijdingsmaatregelen, en in het bijzonder wat betreft fiscale transparantie;

8.

NEEMT in verband met fiscale transparantie NOTA VAN de toezegging van ruim 100 rechtsgebieden om de Common Reporting Standard (CRS) te implementeren en van de lopende monitoring door het Mondiaal Forum inzake transparantie en uitwisseling van inlichtingen voor belastingdoeleinden en de beoordeling van de internationale normen inzake de automatische uitwisseling van inlichtingen en de uitwisseling van inlichtingen op verzoek;

9.

NEEMT in het kader van billijke belastingheffing en BEPS-bestrijdingsmaatregelen NOTA VAN de lopende werkzaamheden bij het Inclusief Kader van de OESO inzake de bestrijding van grondslaguitholling en winstverschuiving, onder meer het werk van het forum schadelijke belastingmaatregelen, dat er deel van uitmaakt;

10.

VERZOEKT de Groep gedragscode (belastingregeling ondernemingen) en de relevante subgroep om in januari 2017 de werkzaamheden inzake de selectie van de rechtsgebieden voor doorlichting op basis van het scorebord van de Europese Commissie af te ronden en te blijven nagaan welke defensieve maatregelen op EU-niveau overeenkomstig de conclusies van de Raad van mei 2016 door de Raad kunnen worden bekrachtigd.


(*1)  De Raad heeft besloten deze conclusies ter informatie in het Publicatieblad te publiceren.


BIJLAGE

I.   CRITERIA VOOR DE DOORLICHTING VAN RECHTSGEBIEDEN MET HET OOG OP DE OPSTELLING VAN EEN EU-LIJST VAN NIET-COÖPERATIEVE RECHTSGEBIEDEN

De volgende criteria inzake goed fiscaal bestuur moeten worden gebruikt voor de doorlichting van rechtsgebieden met het oog op de opstelling van een EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden, in overeenstemming met de richtsnoeren voor de doorlichting. De conformiteit van rechtsgebieden inzake fiscale transparantie, billijke belastingheffing en de toepassing van BEPS-maatregelen zal tijdens het doorlichtingsproces cumulatief worden beoordeeld.

Wat toekomstige doorlichtingen betreft, zullen de criteria zo nodig door de Raad worden aangepast om rekening te houden met de ontwikkelingen inzake internationale normen, de toekomstige ratings van die normen en het belang van het maken van duurzame en snelle vorderingen op deze domeinen door alle relevante rechtsgebieden.

1.   Criteria inzake fiscale transparantie

De criteria die een rechtsgebied moet vervullen om als conform te worden beschouwd wat betreft fiscale transparantie:

1.1.

aanvankelijk criterium met betrekking tot de OESO-standaard (de „common reporting standard” — CRS) inzake automatische uitwisseling van inlichtingen (AEOI): het rechtsgebied moet zich hebben gecommitteerd aan de wetgevingsprocedure die is gericht op de daadwerkelijke toepassing van de CRS en deze hebben ingeleid, waarbij de eerste uitwisselingen uiterlijk in 2018 plaatsvinden (betreffende het jaar 2017), en moet uiterlijk eind 2017 regelingen hebben getroffen om met alle lidstaten informatie te kunnen uitwisselen, via de ondertekening van de Multilaterale overeenkomst tussen bevoegde autoriteiten dan wel via bilaterale overeenkomsten;

toekomstig criterium met betrekking tot de CRS vanaf 2018: het rechtsgebied moet wat betreft de CRS inzake automatische uitwisseling van inlichtingen ten minste over de rating „largely compliant” (grotendeels conform) van het Mondiaal Forum beschikken, en

1.2.

het rechtsgebied moet wat betreft de OESO-standaard inzake uitwisseling van inlichtingen op verzoek (EOIR), terdege rekening houdend met de versnelde procedure, ten minste over de rating „largely compliant” (grotendeels conform) van het Mondiaal Forum beschikken, en

1.3.

(wat betreft soevereine staten) moet het rechtsgebied ofwel

i)

het Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken (het WABB-Verdrag) van de OESO, zoals gewijzigd, hebben geratificeerd, tot de ratificatie ervan hebben besloten, de procedure voor de ratificatie ervan hebben ingeleid of zich hebben gecommitteerd aan de inwerkingtreding ervan binnen een redelijke termijn, of

ii)

op 31 december 2018 beschikken over een netwerk van uitwisselingsregelingen dat voldoende ruim is om alle lidstaten te omvatten, waardoor zowel de AEOI als de EOIR mogelijk zijn;

(wat betreft niet-soevereine rechtsgebieden) moet het rechtsgebied ofwel

i)

partij zijn bij het WABB-Verdrag, zoals gewijzigd, dat in het rechtsgebied hetzij reeds in werking is getreden hetzij naar verwachting binnen een redelijke termijn in werking zal treden, ofwel

ii)

beschikken over een netwerk van uitwisselingsregelingen, of de noodzakelijke stappen hebben ondernomen om dergelijke regelingen binnen een redelijke termijn in werking te doen treden, dat voldoende ruim is om alle lidstaten te omvatten, waardoor zowel de AEOI als de EOIR mogelijk zijn.

1.4.

Toekomstig criterium: in het licht van het initiatief voor de toekomstige wereldwijde uitwisseling van informatie over uiteindelijke begunstigden, zal het aspect van de uiteindelijk begunstigde in een latere fase worden opgenomen als een vierde transparantiecriterium voor doorlichting.

Tot 30 juni 2019 dient de volgende uitzondering te gelden:

Een rechtsgebied kan als conform worden beschouwd wat betreft fiscale transparantie indien het ten minste aan twee van de criteria 1.1, 1.2 of 1.3 voldoet.

Deze uitzondering geldt niet voor rechtsgebieden die voor criterium 1.2 te boek staan als „non compliant” (niet conform) of die niet uiterlijk op 30 juni 2018 op criterium 1.2 ten minste de rating „largely compliant” (grotendeels conform) hebben verkregen.

Landen en rechtsgebieden die voorkomen in de lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden die momenteel door de OESO- en G20-leden wordt opgesteld, zullen in aanmerking worden genomen voor opneming in de EU-lijst, ongeacht of zij voor het doorlichtingsproces zijn geselecteerd.

2.   Billijke belastingheffing

De criteria die een rechtsgebied moet vervullen om als conform te worden beschouwd wat betreft billijke belastingheffing:

2.1.

het rechtsgebied mag geen preferentiële belastingmaatregelen toepassen die volgens de criteria in de resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 1 december 1997 betreffende een gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen (1), als schadelijk kunnen worden beschouwd, en

2.2.

het rechtsgebied mag offshoreconstructies of -regelingen die erop zijn gericht winsten aan te trekken die geen weerspiegeling vormen van de reële economische activiteit in het rechtsgebied, niet faciliteren.

3.   Toepassing van BEPS-bestrijdingsmaatregelen

3.1.

Aanvankelijk criterium dat een rechtsgebied moet vervullen om als conform te worden beschouwd wat betreft de toepassing van BEPS-bestrijdingsmaatregelen:

het rechtsgebied moet zich uiterlijk eind 2017 committeren aan de overeengekomen OESO-minimumnormen inzake BEPS-bestrijding en de consistente toepassing ervan.

3.2.

Toekomstig criterium dat een rechtsgebied moet vervullen om als conform te worden beschouwd wat betreft de toepassing van BEPS-bestrijdingsmaatregelen (moet worden toegepast zodra de evaluaties van de overeengekomen minimumnormen door middel van het inclusieve kader zijn voltooid):

ù het rechtsgebied moet een positieve beoordeling (2) verkrijgen met betrekking tot de effectieve toepassing van de overeengekomen OESO-minimumnormen inzake BEPS-bestrijding.

II.   RICHTSNOEREN VOOR HET PROCES VAN DOORLICHTING VAN RECHTSGEBIEDEN MET HET OOG OP DE OPSTELLING VAN EEN EU-LIJST VAN NIET-COÖPERATIEVE RECHTSGEBIEDEN VOOR BELASTINGDOELEINDEN

1.

Met de doorlichting van in aanmerking komende rechtsgebieden door de Groep gedragscode (belastingregeling ondernemingen) op basis van de in deel I van deze bijlage opgenomen criteria moet spoedig worden begonnen, zodat de Raad de EU-lijst van op belastinggebied niet-coöperatieve rechtsgebieden vóór het einde van 2017 kan bekrachtigen.

2.

De Groep gedragscode (belastingregeling ondernemingen) zal het doorlichtingsproces met de steun van het secretariaat-generaal van de Raad leiden en coördineren. De Commissiediensten zullen de Groep gedragscode (belastingregeling ondernemingen) bijstaan door de nodige voorbereidende werkzaamheden voor het doorlichtingsproces te verrichten, met inachtneming van de rollen die momenteel zijn omschreven in het proces van de Gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen en met bijzondere aandacht voor eerdere en lopende dialogen met derde landen.

3.

Tijdens het doorlichtingsproces moet rekening worden gehouden met de verwezenlijkingen van het Mondiaal Forum inzake transparantie en uitwisseling van inlichtingen voor belastingdoeleinden en het Inclusief Kader van de OESO inzake de bestrijding van grondslaguitholling en winstverschuiving.

4.

Uiterlijk in januari 2017 moeten brieven worden verstuurd naar de voor doorlichting geselecteerde rechtsgebieden om deze te verzoeken deel te nemen aan het proces, waarbij wordt gezorgd voor passende transparantie van di proces.

5.

Uiterlijk in februari 2017 moet de Groep gedragscode (belastingregeling ondernemingen), in voorkomend geval, de lidstaten en/of hun deskundigen, of groepen van deskundigen voordragen om met de Commissie samen te werken aan de doorlichting van de in aanmerking komende rechtsgebieden.

6.

Uiterlijk in de zomer van 2017 moeten schriftelijke contacten en, indien nodig, bilaterale besprekingen met rechtsgebieden plaatsvinden, om de dialoog voort te zetten en oplossingen te vinden voor de bezwaren tegen de belastingstelsels van deze rechtsgebieden, alsook om de vereiste toezeggingen te verkrijgen. De Groep gedragscode (belastingregeling ondernemingen) moet op de hoogte van dit proces worden gehouden en er actief bij worden betrokken.

7.

Uiterlijk in september 2017 moeten het resultaat en de stand van zaken van de bilaterale besprekingen aan de Groep gedragscode (belastingregeling ondernemingen) worden voorgelegd.

8.

Uiterlijk eind december 2017 moet de Raad, na de nodige voorbereidende stappen in de Groep gedragscode (belastingregeling ondernemingen), in overleg met de Groep op hoog niveau belastingvraagstukken de EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden bekrachtigen.

9.

De werkzaamheden inzake het zoeken naar passende defensieve maatregelen op EU-niveau in overeenstemming met de conclusies van de Raad van mei 2016 moeten tijdig worden voltooid. Eventuele defensieve maatregelen moeten de respectieve bevoegdheden van de lidstaten, bijvoorbeeld de bevoegdheid om extra maatregelen toe te passen of lijsten van niet-coöperatieve rechtsgebieden op nationaal niveau met een ruimere reikwijdte bij te houden, onverlet laten.

10.

Zodra de laatste hand aan de lijst is gelegd, moeten onverwijld brieven worden verstuurd naar de niet-coöperatieve rechtsgebieden die in de lijst zijn opgenomen, met een duidelijke uiteenzetting van de redenen daarvoor en van de stappen die van een betrokken rechtsgebied worden verwacht om van de lijst te worden geschrapt.

11.

Aangezien het mogelijk is dat ontwikkelingslanden de capaciteit ontberen om de normen inzake fiscale transparantie en de minimumnormen inzake BEPS-bestrijding volgens hetzelfde tijdschema te implementeren als ontwikkelde landen, moet daarmee nadrukkelijk rekening worden gehouden tijdens het doorlichtingsproces, voor zover in deze rechtsgebieden weinig financiële activiteit plaatsvindt en geen financiële centra gelegen zijn.

12.

De Groep gedragscode (belastingregeling ondernemingen) moet zorgen voor de nadere uitwerking van de passende regelingen inzake de praktische methoden en modaliteiten voor het toepassen van de richtsnoeren voor de doeltreffende uitvoering van het doorlichtingsproces van rechtsgebieden met het oog op de opstelling door de Raad van een EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.

13.

Onder meer moet de Groep gedragscode (belastingregeling ondernemingen) uiterlijk in januari 2017, op basis van objectieve criteria, de duur bepalen van de redelijke termijn, bedoeld in criterium 1.3, en de reikwijdte van de toepassing van criterium 2.2. In de context van criterium 2.2 dient de Groep gedragscode (belastingregeling ondernemingen) het ontbreken van een systeem voor vennootschapsbelasting of de toepassing van een nominaal vennootschapsbelastingtarief van nul of bijna nul procent als mogelijke indicator te beoordelen.

14.

De EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden moet regelmatig, al naargelang noodzakelijk, door de Raad volgens deze richtsnoeren worden geactualiseerd aan de hand van de informatie die ter beschikking van de Commissie en/of de Groep gedragscode (belastingregeling ondernemingen) wordt gesteld.


(1)  PB C 2 van 6.1.1998, blz. 2.

(2)  Zodra overeenstemming is bereikt over de methodologie, zal de Raad de formulering van het criterium dienovereenkomstig herzien.


Europese Commissie

10.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 461/6


Wisselkoersen van de euro (1)

9 december 2016

(2016/C 461/03)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,0559

JPY

Japanse yen

121,48

DKK

Deense kroon

7,4369

GBP

Pond sterling

0,83935

SEK

Zweedse kroon

9,6910

CHF

Zwitserse frank

1,0756

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

8,9805

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

27,027

HUF

Hongaarse forint

314,45

PLN

Poolse zloty

4,4454

RON

Roemeense leu

4,4994

TRY

Turkse lira

3,6707

AUD

Australische dollar

1,4141

CAD

Canadese dollar

1,3914

HKD

Hongkongse dollar

8,1934

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,4745

SGD

Singaporese dollar

1,5079

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 237,00

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

14,5450

CNY

Chinese yuan renminbi

7,2931

HRK

Kroatische kuna

7,5327

IDR

Indonesische roepia

14 072,51

MYR

Maleisische ringgit

4,6708

PHP

Filipijnse peso

52,615

RUB

Russische roebel

66,6988

THB

Thaise baht

37,664

BRL

Braziliaanse real

3,5815

MXN

Mexicaanse peso

21,5825

INR

Indiase roepie

71,3410


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


10.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 461/7


Vaststelling van het besluit van de Commissie betreffende de kennisgeving door Litouwen van een gewijzigd nationaal plan voor de overgangsfase als bedoeld in artikel 32, lid 6, van Richtlijn 2010/75/EU inzake industriële emissies

(2016/C 461/04)

Op 8 december 2016 heeft de Commissie Besluit C(2016) 7891 van de Commissie betreffende de kennisgeving door Litouwen van een gewijzigd nationaal plan voor de overgangsfase als bedoeld in artikel 32, lid 6, van Richtlijn 2010/75/EU inzake industriële emissies (1) vastgesteld.

Dit document is beschikbaar op de volgende internetsite: https://circabc.europa.eu/w/browse/36205e98-8e7a-47d7-808d-931bc5baf6ee


(1)  PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17.


Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels

10.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 461/8


REGLEMENT VAN ORDE

van 21 oktober 2016

van het Raadgevend Comité voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels

(2016/C 461/05)

HET RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE COÖRDINATIE VAN DE SOCIALEZEKERHEIDSSTELSELS, DAT IS OPGERICHT BIJ ARTIKEL 75, LID 1, VAN VERORDENING (EG) Nr. 883/2004 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN 29 APRIL 2004 BETREFFENDE DE COÖRDINATIE VAN DE SOCIALEZEKERHEIDSSTELSELS,

Gezien artikel 75 van Verordening (EG) nr. 883/2004,

Gezien het standaardreglement van orde voor deskundigengroepen in bijlage 3 bij Besluit C(2016) 3301 van de Commissie van 30 mei 2016 tot vaststelling van horizontale regels voor de oprichting en het functioneren van haar deskundigengroepen,

Teneinde het Raadgevend Comité in staat te stellen uitvoering te geven aan de taken die eraan zijn opgelegd bij artikel 75, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (1) en bij artikel 89, lid 2, van Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (2),

Handelend overeenkomstig artikel 75, lid 1, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 883/2004,

HEEFT MET ABSOLUTE MEERDERHEID VAN STEMMEN VAN DE LEDEN HET VOLGENDE REGLEMENT VAN ORDE VASTGESTELD:

Artikel 1

Frequentie van de vergaderingen, convocatie en ontwerpagenda

1.   Het Raadgevend Comité komt ten minste eenmaal per jaar bijeen.

2.   De voorzitter stelt elk lid en plaatsvervangend lid ten minste vier weken op voorhand in kennis van de datum van de vergadering. Hij stuurt hen terzelfder tijd de ontwerpagenda met de te behandelen punten. Eventuele voorbereidende documenten worden hen, voor zover mogelijk gelijktijdig, ter beschikking gesteld.

3.   In spoedgevallen kan de voorzitter de in lid 2 genoemde termijn van vier weken verkorten, met dien verstande dat deze ten minste twee weken moet bedragen.

4.   Indien ten minste een derde van de leden van het Raadgevend Comité schriftelijk om een vergadering van het Raadgevend Comité verzoeken, en hun verzoek vergezeld doen gaan van concrete voorstellen voor de agenda, willigt de voorzitter dat verzoek in overeenstemming met lid 2 binnen drie weken in.

5.   De ontwerpagenda omvat aangelegenheden die onder de bevoegdheid van het Raadgevend Comité vallen en

a)

die door de voorzitter zijn voorgesteld, of

b)

waarvoor een of meer van de leden schriftelijk een verzoek tot opneming op de ontwerpagenda en de bijbehorende documentatie hebben ingediend, die de voorzitter uiterlijk tien dagen voor de vergadering heeft ontvangen. In dit geval moet de voorzitter de andere leden en plaatsvervangende leden van het Raadgevend Comité onmiddellijk van dergelijke verzoeken in kennis stellen.

Artikel 2

Plaats van de vergaderingen

De vergaderingen van het Raadgevend Comité en de krachtens artikel 9 opgerichte werkgroepen worden in het algemeen gehouden in de plaats waar de Europese Commissie haar zetel heeft.

Artikel 3

Agenda

1.   Bij de opening van de vergadering keurt het Raadgevend Comité de agenda goed; deze bevat de punten op de ontwerpagenda als bedoeld in artikel 1, lid 5, en andere onder de bevoegdheid van het Raadgevend Comité vallende punten die door de voorzitter zijn voorgesteld.

2.   Tijdens de vergadering kunnen leden voorstellen een punt op de agenda van de volgende vergadering te plaatsen. Bij de opening van die volgende vergadering besluit het Raadgevend Comité over de opneming van het voorgestelde punt op de agenda.

Artikel 4

Deelname aan de vergaderingen

Afgezien van de voorzitter en de ingevolge artikel 75, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 883/2004 benoemde leden kunnen de volgende personen de vergaderingen van het Raadgevend Comité bijwonen:

a)

plaatsvervangende leden die ingevolge artikel 75, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 883/2004 zijn benoemd; zij nemen slechts deel aan de beraadslagingen als bedoeld in de artikelen 3, 5, 6, 7 en 12 wanneer zij op geldige wijze een lid van het Raadgevend Comité vervangen;

b)

door de voorzitter aangewezen personeelsleden van de Europese Commissie;

c)

andere deskundigen op het gebied van de coördinatie van socialezekerheidsstelsels die door de voorzitter zijn uitgenodigd om advies uit te brengen aan het Raadgevend Comité, met inbegrip van de coördinatoren van de Europese organisaties van de sociale partners.

Artikel 5

Beraadslagingen

1.   Bij aanwezigheid van een meerderheid van de leden of van de plaatsvervangende leden die hen op geldige wijze vertegenwoordigen, is het quorum bereikt, met inachtneming van artikel 7.

2.   De vergaderingen van het Raadgevend Comité zijn niet openbaar. In overleg met het directoraat-generaal Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie kan het Raadgevend Comité met absolute meerderheid van haar leden besluiten om haar beraadslagingen open te stellen voor het publiek.

Artikel 6

Vereiste meerderheid, goedkeuring van adviezen en voorstellen en schriftelijke procedure

1.   In afwijking van artikel 5, lid 2, artikel 12 en van lid 3, derde alinea, besluit het Raadgevend Comité bij absolute meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen van de leden of van de plaatsvervangende leden die hen op geldige wijze vertegenwoordigen. Blanco stemmen en stemonthoudingen worden beschouwd als geldig uitgebrachte stemmen. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

2.   De in artikel 75, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde adviezen en voorstellen worden in het algemeen voorgelegd tijdens een vergadering van het Raadgevend Comité.

Zij zijn met redenen omkleed.

Bij elk advies of voorstel van het Raadgevend Comité wordt de stemverdeling vermeld. Indien de minderheid daarom verzoekt, gaat het advies of voorstel vergezeld van een schriftelijke verklaring waarin haar standpunt is neergelegd.

Adviezen en voorstellen worden gestuurd naar de Europese Commissie, de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en de leden en plaatsvervangende leden van het Raadgevend Comité.

3.   Het Raadgevend Comité kan een advies of voorstel en andere besluiten door middel van een schriftelijke procedure goedkeuren, indien dat bij een vorige vergadering van het Raadgevend Comité is overeengekomen.

Daartoe zendt de voorzitter de leden van het Raadgevend Comité de goed te keuren tekst toe. De leden krijgen ten minste tien werkdagen de tijd om te kennen te geven dat zij de voorgestelde tekst verwerpen, dan wel zich van stemming onthouden. Geen reactie binnen de vastgestelde termijn wordt als een positieve stem voor het voorstel beschouwd.

De voorzitter stelt na afloop van de gestelde termijn de leden op de hoogte van het resultaat van de stemming. Een advies, voorstel of ander besluit dat de positieve stem van een absolute meerderheid van de leden van het Raadgevend Comité heeft gekregen, wordt geacht te zijn goedgekeurd op de laatste dag van de periode waarbinnen de leden konden reageren.

Artikel 7

Vervanging van een lid door een ander dan zijn plaatsvervanger

1.   Een lid dat verhinderd is een vergadering bij te wonen en niet door zijn plaatsvervanger kan worden vertegenwoordigd, mag een ander lid of plaatsvervangend lid in zijn categorie machtigen namens hem te stemmen. Dit moet vóór de vergadering schriftelijk aan de voorzitter worden meegedeeld.

2.   Leden en plaatsvervangende leden mogen ieder slechts een volmachtstem uitbrengen.

3.   Een volmachtstem is slechts geldig voor de vergadering waarvoor de volmacht is verleend.

Artikel 8

Notulen

1.   De notulen over de bespreking van elk agendapunt en over de adviezen, voorstellen en aanbevelingen van het Raadgevend Comité zijn relevant en volledig. De notulen worden opgesteld door het secretariaat onder de verantwoordelijkheid van de voorzitter.

2.   De notulen omvatten een lijst van de aanwezige personen, indien nodig met vermelding van de autoriteiten, organisaties of andere openbare entiteiten van de lidstaten waartoe de deelnemers behoren.

3.   Het Raadgevend Comité keurt de notulen goed.

4.   De notulen worden door het Raadgevend Comité alleen ter goedkeuring voorgelegd indien aan de leden en plaatsvervangende leden ten minste 15 dagen voor de voor de vergadering geplande datum een ontwerp van de notulen is toegezonden. Indien deze ontwerpnotulen niet tijdig zijn verzonden, wordt de goedkeuring van de notulen tot de volgende vergadering uitgesteld.

5.   Voorstellen tot wijziging van de ontwerpnotulen worden uiterlijk bij de opening van de vergadering waarin zij moeten worden goedgekeurd, schriftelijk ingediend.

Artikel 9

Werkgroepen

1.   Het Raadgevend Comité kan voor specifieke taken werkgroepen oprichten. Het kan deze werkgroepen desgewenst ook weer opheffen.

2.   De leden van de werkgroepen worden aangewezen door het Raadgevend Comité.

Bij de selectie van vertegenwoordigers van werknemers- en werkgeversorganisaties streeft het Raadgevend Comité ernaar dat de verschillende belanghebbende sectoren op billijke wijze in de werkgroepen vertegenwoordigd zijn.

3.   De werkgroepen worden voorgezeten door de voorzitter van het Raadgevend Comité of door een door hem aangewezen persoon.

4.   De voorzitter van een werkgroep kan op eigen initiatief of op verzoek van een of meer leden van die werkgroep deskundigen uitnodigen om de vergaderingen van de werkgroep bij te wonen.

5.   De voor de beraadslagingen van een werkgroep vereiste documenten worden ter beschikking gesteld aan alle leden en plaatsvervangende leden van het Raadgevend Comité.

Artikel 10

Secretariaat

1.   Het directoraat-generaal Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie verzorgt het secretariaat voor het Raadgevend Comité. Het secretariaat draagt onder toezicht van de voorzitter zorg voor de organisatie van de werkzaamheden van het Raadgevend Comité en van de werkgroepen en helpt bij de voorbereiding van ontwerpadviezen en -voorstellen.

2.   Voor het Raadgevend Comité, de werkgroepen en het secretariaat bestemde correspondentie wordt gestuurd naar het specifiek hiervoor ingestelde e-mailadres (empl-ss-advisory-committee@ec.europa.eu) van het directoraat-generaal Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie.

Artikel 11

Transparantie

1.   Het Raadgevend Comité en zijn werkgroepen worden geregistreerd in het register van deskundigengroepen.

2.   Werknemers- en werkgeversorganisaties worden geregistreerd in het transparantieregister.

3.   Het secretariaat stelt alle relevante documenten beschikbaar, met inbegrip van agenda’s, notulen en bijdragen van deelnemers hetzij in het register van deskundigengroepen, hetzij via een link in het register naar een speciale website met die informatie. De toegang tot speciale websites wordt niet onderworpen aan gebruikersregistratie of enige andere beperking. Met name de agenda en andere relevante achtergronddocumenten worden bijtijds voor aanvang van de vergadering door het secretariaat bekendgemaakt; daarop volgt de bekendmaking van de goedgekeurde notulen. Er wordt enkel voorzien in een uitzondering op de bekendmaking wanneer het bekendmaken van een document wordt geacht een aantasting te zijn van de bescherming van een openbaar of particulier belang als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (3).

4.   Verzoeken om toegang tot documenten in het bezit van de deskundigengroep worden behandeld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1049/2001.

Artikel 12

Inwerkingtreding, herziening en intrekking

1.   Het reglement van orde treedt in werking op de dag van goedkeuring ervan door een absolute meerderheid van de leden van het Raadgevend Comité.

Het wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   Het Raadgevend Comité besluit met absolute meerderheid van stemmen van zijn leden over herziening van zijn reglement van orde.

3.   Het reglement van orde van het Raadgevend Comité van 22 oktober 2010 wordt ingetrokken met ingang van de in lid 1 aangegeven datum.

Gedaan te Brussel, 21 oktober 2016.

De voorzitter van het Raadgevend Comité

Jordi CURELL GOTOR


(1)  PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1368/2014 van de Commissie van 17 december 2014 (PB L 366 van 20.12.2014, blz. 15).

(2)  PB L 284 van 30.10.2009, blz. 1.

(3)  PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.


V Bekendmakingen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

Europese Commissie

10.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 461/12


Bericht van opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China

(2016/C 461/06)

Na de bekendmaking van een bericht van het naderend vervallen (1) van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China heeft de Europese Commissie („de Commissie”) een verzoek ontvangen voor een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (2) („de basisverordening”).

1.   Verzoek om een nieuw onderzoek

Het verzoek werd op 8 september 2016 ingediend door de Seamless Steel Tubes Industry of the European Union (ESTA of „de indiener van het verzoek”) namens producenten die goed zijn voor meer dan 25 % van de totale productie in de Unie van bepaalde naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal.

2.   Onderzocht product

Het nieuwe onderzoek heeft betrekking op naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal (met uitzondering van die welke voorzien zijn van hulpstukken (fittings), voor gassen of vloeistoffen, bestemd voor burgerluchtvaartuigen) („het onderzochte product”), momenteel ingedeeld onder de GN-codes 7304 11 00, 7304 22 00, 7304 24 00, ex 7304 41 00, 7304 49 10, ex 7304 49 93, ex 7304 49 95, ex 7304 49 99 en ex 7304 90 00 (Taric-codes 7304410090, 7304499390, 7304499590, 7304499990 en 7304900091), van oorsprong uit de Volksrepubliek China („de VRC”).

3.   Bestaande maatregelen

Momenteel geldt een definitief antidumpingrecht dat werd ingesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1331/2011 van de Raad (3).

4.   Motivering van het nieuwe onderzoek

4.1.    Motivering van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen

Het verzoek is ingediend omdat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot herhaling van dumping en herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie.

4.1.1.   Bewering dat herhaling van dumping waarschijnlijk is

Aangezien de Volksrepubliek China („de VRC” of „het betrokken land”) gelet op de voorschriften van artikel 2, lid 7, van de basisverordening niet als een land met een markteconomie wordt beschouwd, heeft de indiener van het verzoek de normale waarde voor de invoer uit de VRC vastgesteld op basis van de prijs in verscheidene derde landen met een markteconomie, namelijk de Verenigde Staten van Amerika (VSA) en de Republiek Korea. De bewering dat herhaling van dumping waarschijnlijk is, is gebaseerd op een vergelijking van de aldus vastgestelde normale waarden met de prijs (af fabriek) van het onderzochte product bij uitvoer naar de Unie. Omdat er thans nauwelijks invoer uit de VRC in de Unie plaatsvindt, is de bewering dat herhaling van dumping waarschijnlijk is, eveneens gebaseerd op een vergelijking van de aldus vastgestelde normale waarden met de prijzen (af fabriek) van het onderzochte product bij uitvoer naar India, Zuid-Korea en de VSA.

Op grond van voornoemde vergelijking, waaruit dumping blijkt, stelt de indiener van het verzoek dat het waarschijnlijk is dat de dumping uit het betrokken land wordt herhaald.

4.1.2.   Bewering dat herhaling van schade waarschijnlijk is

Volgens de indiener van het verzoek is herhaling van schade waarschijnlijk. In dit verband heeft de indiener van het verzoek voorlopig bewijsmateriaal overgelegd waaruit blijkt dat de invoer in de Unie van het onderzochte product uit het betrokken land bij het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk in omvang zal toenemen, gezien de onbenutte capaciteit van de productiefaciliteiten van de producenten-exporteurs in de VRC en gezien de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie omwille van de hogere prijzen op deze markt.

Tot slot voert de indiener van het verzoek aan dat het vooral dankzij de antidumpingmaatregelen is dat de bedrijfstak van de Unie geen schade meer lijdt, en dat de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk opnieuw schade zal lijden als de maatregelen vervallen en het betrokken product weer in grote hoeveelheden tegen dumpingprijzen uit het betrokken land wordt ingevoerd.

5.   Procedure

Daar de Commissie, na raadpleging van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité, tot de conclusie is gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal is om een procedure voor een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen in te leiden, opent zij hierbij een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening.

Bij het onderzoek zal worden vastgesteld of voortzetting of herhaling van dumping van het onderzochte product van oorsprong uit het betrokken land en voortzetting of herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie al dan niet waarschijnlijk zijn bij het vervallen van de maatregelen.

5.1.    Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode

Het onderzoek naar de voortzetting of herhaling van dumping zal betrekking hebben op de periode van 1 oktober 2015 tot en met 30 september 2016 („het tijdvak van het nieuwe onderzoek”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade zal betrekking hebben op de periode van 1 januari 2013 tot het einde van het onderzoektijdvak („de beoordelingsperiode”).

5.2.    Procedure voor het vaststellen van de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping

Producenten-exporteurs (4) van het onderzochte product uit het betrokken land, inclusief degenen die niet hebben meegewerkt aan het onderzoek dat tot de geldende maatregelen heeft geleid, worden uitgenodigd aan het onderzoek van de Commissie mee te werken.

5.2.1.   Onderzoek van de producenten-exporteurs

Procedure voor de selectie van te onderzoeken producenten-exporteurs in de VRC

Samenstelling van de steekproef

Gezien het potentieel grote aantal producenten-exporteurs in de VRC dat bij dit nieuwe onderzoek betrokken is, en teneinde het onderzoek binnen de wettelijke termijn af te ronden, kan de Commissie haar onderzoek tot een redelijk aantal producenten-exporteurs beperken door een steekproef samen te stellen. De steekproef zal overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening worden uitgevoerd.

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle producenten-exporteurs of hun vertegenwoordigers, met inbegrip van degenen die niet hebben meegewerkt aan het onderzoek dat tot de onderzochte maatregelen heeft geleid, verzocht contact met de Commissie op te nemen. Zij moeten dat, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie doen en de Commissie de in bijlage I bij dit bericht verlangde informatie over hun ondernemingen verstrekken.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van producenten-exporteurs nodig acht, zal de Commissie bovendien contact opnemen met de autoriteiten van de VRC en mogelijk ook met haar bekende verenigingen van producenten-exporteurs.

Belanghebbenden die behalve de hierboven vermelde informatie ook andere informatie willen verstrekken die voor de samenstelling van de steekproef van nut kan zijn, moeten dit, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 21 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie doen.

Indien een steekproef noodzakelijk is, zullen de producenten-exporteurs worden geselecteerd op basis van het grootste representatieve volume van de productie, verkoop of uitvoer dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kan worden onderzocht. De Commissie zal alle haar bekende producenten-exporteurs, de autoriteiten van het betrokken land en de verenigingen van producenten-exporteurs, indien nodig via de autoriteiten van het betrokken land, meedelen welke ondernemingen in de steekproef zijn opgenomen.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek met betrekking tot producenten-exporteurs nodig acht, zal de Commissie vragenlijsten toezenden aan de producenten-exporteurs die in de steekproef zijn opgenomen, aan de haar bekende verenigingen van producenten-exporteurs en aan de autoriteiten van de VRC.

Alle in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs moeten, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen na de datum van kennisgeving van de samenstelling van de steekproef een ingevulde vragenlijst indienen.

Ondernemingen die hebben ingestemd met opname in de steekproef maar uiteindelijk niet worden geselecteerd, worden onverminderd de mogelijke toepassing van artikel 18 van de basisverordening geacht mee te werken („niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs”). Het antidumpingrecht dat wordt toegepast op de invoer van de niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs zal niet hoger zijn dan de gewogen gemiddelde dumpingmarge die is vastgesteld voor de producenten-exporteurs in de steekproef (5).

5.2.2.   Aanvullende procedure voor producenten-exporteurs in het betrokken land zonder markteconomie

Selectie van een derde land met een markteconomie

De normale waarde van de invoer uit de VRC zal, met inachtneming van de voorschriften van het deel over de behandeling van producenten-exporteurs in het betrokken land zonder markteconomie, overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening worden vastgesteld op basis van de prijs of de berekende waarde in een derde land met een markteconomie.

In het vorige onderzoek is de EU als derde land met een markteconomie gebruikt om de normale waarde voor de VRC vast te stellen. De Commissie overweegt voor dit onderzoek de Verenigde Staten van Amerika te gebruiken. Volgens de informatie waarover de Commissie beschikt, kunnen andere producenten uit landen met een markteconomie onder meer gevestigd zijn in Japan, de Republiek Korea, Noorwegen, Oekraïne en Turkije. Om uiteindelijk het derde land met een markteconomie te selecteren, zal de Commissie onderzoeken of het onderzochte product daadwerkelijk wordt geproduceerd en verkocht in die derde landen met een markteconomie waarvoor aanwijzingen bestaan dat het onderzochte product er wordt geproduceerd. Belanghebbenden wordt verzocht hun opmerkingen over de geschiktheid van deze keuze uiterlijk tien dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie in te dienen.

5.2.3.   Onderzoek van niet-verbonden importeurs  (6)  (7)

Niet-verbonden importeurs van het onderzochte product uit de VRC, met inbegrip van die welke niet hebben meegewerkt aan het onderzoek dat tot de geldende maatregelen heeft geleid, worden uitgenodigd aan dit onderzoek mee te werken.

Gezien het mogelijk grote aantal niet-verbonden importeurs dat bij dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen betrokken is, kan de Commissie, om het onderzoek binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, haar onderzoek tot een redelijk aantal niet-verbonden importeurs beperken door een steekproef samen te stellen. De steekproef zal overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening worden uitgevoerd.

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle niet-verbonden importeurs of hun vertegenwoordigers, met inbegrip van die welke niet hebben meegewerkt aan het onderzoek dat tot de onderzochte maatregelen heeft geleid, verzocht contact met de Commissie op te nemen. Zij moeten dat, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie doen en de Commissie de in bijlage II bij dit bericht verlangde informatie over hun onderneming of ondernemingen verstrekken.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van niet-verbonden importeurs nodig acht, kan de Commissie ook contact opnemen met haar bekende verenigingen van importeurs.

Belanghebbenden die behalve de hierboven vermelde informatie nog andere informatie willen verstrekken die voor de samenstelling van de steekproef van nut kan zijn, moeten dit, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 21 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie doen.

Indien een steekproef noodzakelijk is, kunnen de importeurs worden geselecteerd op basis van het grootste representatieve volume van hun verkoop van het onderzochte product in de Unie dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kan worden onderzocht. De Commissie zal alle haar bekende niet verbonden importeurs en verenigingen van importeurs mededelen welke ondernemingen voor de steekproef zijn geselecteerd.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig acht, zal de Commissie een vragenlijst toezenden aan de in de steekproef opgenomen niet-verbonden importeurs en aan alle haar bekende verenigingen van importeurs. Deze partijen moeten de ingevulde vragenlijst, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen na de datum van kennisgeving van de samenstelling van de steekproef indienen.

5.3.    Procedure voor het vaststellen van de waarschijnlijkheid van herhaling van schade

Teneinde vast te stellen of herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk is, wordt de producenten van het onderzochte product in de Unie verzocht aan het onderzoek van de Commissie mee te werken.

5.3.1.   Onderzoek van producenten in de Unie

Steekproef van producenten in de Unie

Gezien het grote aantal producenten in de Unie dat bij dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen betrokken is, heeft de Commissie, om het onderzoek binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, besloten haar onderzoek tot een redelijk aantal producenten in de Unie te beperken door een steekproef samen te stellen. De steekproef wordt overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening samengesteld.

De Commissie heeft een voorlopige steekproef van producenten in de Unie samengesteld. Belanghebbenden vinden nadere details in het dossier. Belanghebbenden wordt verzocht het dossier te raadplegen (de contactgegevens van de Commissie zijn opgenomen in punt 5.7). Andere producenten in de Unie of hun vertegenwoordigers, met inbegrip van die welke niet hebben meegewerkt aan het onderzoek dat tot de geldende maatregelen heeft geleid, die vinden dat er redenen zijn waarom zij in de steekproef zouden moeten worden opgenomen, moeten uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie contact met de Commissie opnemen.

Belanghebbenden die nog andere informatie willen verstrekken die voor de samenstelling van de steekproef van nut kan zijn, moeten dit, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 21 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie doen.

De Commissie zal alle haar bekende producenten in de Unie en/of verenigingen van producenten in de Unie mededelen welke ondernemingen uiteindelijk voor de steekproef zijn geselecteerd.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig acht, zal de Commissie vragenlijsten toezenden aan de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en aan alle haar bekende verenigingen van producenten in de Unie. Deze partijen moeten de ingevulde vragenlijst, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen na de datum van kennisgeving van de samenstelling van de steekproef indienen.

5.4.    Procedure voor het beoordelen van het belang van de Unie

Indien wordt bevestigd dat voortzetting van dumping en schade waarschijnlijk is, zal uit hoofde van artikel 21 van de basisverordening een beslissing worden genomen over de vraag of het handhaven van de antidumpingmaatregelen niet in strijd is met het belang van de Unie. Producenten in de Unie, importeurs en hun representatieve verenigingen, gebruikers en hun representatieve verenigingen, en representatieve consumentenorganisaties wordt verzocht om, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie contact op te nemen. Om aan het onderzoek mee te werken, moeten de representatieve consumentenorganisaties binnen dezelfde termijn aantonen dat er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het onderzochte product.

Partijen die binnen de genoemde termijn contact opnemen, kunnen de Commissie, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie informatie verstrekken over het belang van de Unie. Zij kunnen deze informatie vormvrij opstellen of een vragenlijst van de Commissie invullen. Met informatie die op grond van artikel 21 wordt verstrekt, wordt alleen rekening gehouden indien daarbij tegelijkertijd het nodige bewijsmateriaal is gevoegd.

5.5.    Andere schriftelijke opmerkingen

Alle belanghebbenden worden hierbij uitgenodigd om onder de voorwaarden van dit bericht hun standpunt kenbaar te maken en informatie en bewijsmateriaal in te dienen. Tenzij anders aangegeven, moeten deze informatie en het bewijsmateriaal uiterlijk 37 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie in het bezit van de Commissie zijn.

5.6.    Mogelijkheid om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord

Alle belanghebbenden kunnen een verzoek indienen om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord. Dit verzoek moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. Een verzoek om te worden gehoord over zaken die betrekking hebben op het beginstadium van het onderzoek, moet uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend. Daarna moet een verzoek om te worden gehoord, worden ingediend binnen de specifieke termijnen die de Commissie in haar correspondentie met de partijen vaststelt.

5.7.    Instructies voor schriftelijke opmerkingen en de verzending van ingevulde vragenlijsten en correspondentie

Informatie die aan de Commissie wordt verstrekt in het kader van handelsbeschermingsonderzoeken is vrij van auteursrechten. Alvorens aan de Commissie informatie en/of gegevens te verstrekken die onderworpen zijn aan het auteursrecht van derden, moeten belanghebbenden de houder van het auteursrecht specifiek verzoeken de Commissie uitdrukkelijk toestemming te verlenen om a) voor deze handelsbeschermingsprocedure gebruik te maken van de informatie en gegevens, en b) de informatie en/of gegevens te verstrekken aan belanghebbenden in dit onderzoek, in een vorm die hun de mogelijkheid biedt hun recht van verweer uit te oefenen.

Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de in dit bericht gevraagde informatie, ingevulde vragenlijsten en correspondentie die door de belanghebbenden worden verstrekt en waarvoor om een vertrouwelijke behandeling wordt verzocht, moeten zijn voorzien van de vermelding „Limited” (8).

Belanghebbenden die informatie met de vermelding „Limited” verstrekken, moeten hiervan krachtens artikel 19, lid 2, van de basisverordening een niet-vertrouwelijke samenvatting indienen, voorzien van de vermelding „For inspection by interested parties”. Deze samenvatting moet gedetailleerd genoeg zijn om een redelijk inzicht te verschaffen in de essentie van de als vertrouwelijk verstrekte gegevens. Als een belanghebbende die vertrouwelijke informatie verstrekt, geen niet-vertrouwelijke samenvatting daarvan verstrekt met de vereiste vorm en kwaliteit, kan deze vertrouwelijke informatie buiten beschouwing worden gelaten.

Belanghebbenden wordt verzocht alle opmerkingen en verzoeken met inbegrip van gescande volmachten en certificaten per e-mail in te dienen, met uitzondering van uitgebreide antwoorden, die persoonlijk of per aangetekend schrijven worden ingediend op een cd-rom of dvd. Door e-mail te gebruiken, stemmen belanghebbenden in met de geldende voorschriften inzake elektronisch ingediende opmerkingen, zoals bepaald in het document „CORRESPONDENCE WITH THE EUROPEAN COMMISSION IN TRADE DEFENCE CASES” (Correspondentie met de Europese Commissie in handelsbeschermingszaken) op de website van het directoraat-generaal Handel (http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2014/june/tradoc_152578.pdf). Belanghebbenden moeten hun naam, adres, telefoonnummer en een geldig e-mailadres vermelden en ervoor zorgen dat het verstrekte e-mailadres een actief, officieel en zakelijk e-mailadres is dat iedere dag wordt gecontroleerd. Zodra contactgegevens zijn verstrekt, verloopt de communicatie van de Commissie met belanghebbenden uitsluitend per e-mail, behalve indien zij er uitdrukkelijk om verzoeken alle documenten van de Commissie via een ander communicatiemiddel te ontvangen, of het document wegens de aard ervan per aangetekend schrijven moet worden verzonden. Voor nadere voorschriften en informatie over de correspondentie met de Commissie, met inbegrip van de beginselen die van toepassing zijn op per e-mail verzonden opmerkingen, moeten belanghebbenden de hierboven genoemde instructies voor de communicatie met belanghebbenden raadplegen.

Correspondentieadres van de Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Kamer CHAR 04/039

1049 Brussel

BELGIË

E-mail

:

TRADE-SSSPT-R657-DUMPING@ec.europa.eu

TRADE-SSSPT-R657-INJURY@ec.europa.eu

6.   Niet-medewerking

Wanneer belanghebbenden geen toegang tot de vereiste gegevens verlenen, deze niet binnen de gestelde termijn verstrekken of het onderzoek aanmerkelijk belemmeren, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening conclusies worden getrokken op basis van de beschikbare gegevens, zowel in positieve als in negatieve zin.

Indien blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, worden deze buiten beschouwing gelaten en kan van de beschikbare gegevens gebruik worden gemaakt.

Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en de bevindingen daarom overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kan het resultaat voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan indien hij wel medewerking had verleend.

Indien de belanghebbende zijn antwoord niet door middel van systemen voor automatische gegevensverwerking verstrekt, wordt dit niet als niet-medewerking beschouwd, mits deze belanghebbende aantoont dat verstrekking van het antwoord in de gevraagde vorm voor hem een onredelijke extra belasting zou betekenen of onredelijke extra kosten met zich zou meebrengen. De belanghebbende moet onmiddellijk contact opnemen met de Commissie.

7.   Raadadviseur-auditeur

Belanghebbenden kunnen erom vragen dat de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures wordt ingeschakeld. De raadadviseur-auditeur fungeert als tussenpersoon tussen de belanghebbenden en de onderzoeksdiensten van de Commissie. Hij behandelt verzoeken om toegang tot het dossier, geschillen over de vertrouwelijkheid van documenten, verzoeken om termijnverlenging en verzoeken van derden om te worden gehoord. De raadadviseur-auditeur kan een hoorzitting met een individuele belanghebbende beleggen en als bemiddelaar optreden om te garanderen dat de belanghebbenden hun recht van verweer ten volle kunnen uitoefenen.

Een verzoek om door de raadadviseur-auditeur te worden gehoord, moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. Een verzoek om te worden gehoord over zaken die betrekking hebben op het beginstadium van het onderzoek, moet uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend. Daarna moet een verzoek om te worden gehoord, worden ingediend binnen de specifieke termijnen die de Commissie in haar correspondentie met de partijen vermeldt.

De raadadviseur-auditeur kan ook een hoorzitting voor belanghebbenden beleggen waar uiteenlopende standpunten en tegenargumenten naar voren kunnen worden gebracht met betrekking tot kwesties in verband met onder andere de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping en schade, dumping, schade, oorzakelijk verband en het belang van de Unie.

Belanghebbenden die contact willen opnemen, vinden de nodige gegevens en nadere informatie op de webpagina’s van de raadadviseur-auditeur op de website van DG Handel (http://ec.europa.eu/trade/trade-policy-and-you/contacts/hearing-officer/).

8.   Tijdschema voor het onderzoek

Het onderzoek wordt overeenkomstig artikel 11, lid 5, van de basisverordening uiterlijk 15 maanden na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie afgesloten.

9.   Verzoek om een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening

Aangezien dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen wordt geopend overeenkomstig de voorschriften van artikel 11, lid 2, van de basisverordening, kunnen de bestaande maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 6, van de basisverordening naar aanleiding van de bevindingen van het onderzoek worden ingetrokken of gehandhaafd, maar niet worden gewijzigd.

Belanghebbenden die van oordeel zijn dat de maatregelen opnieuw moeten worden onderzocht zodat deze kunnen worden gewijzigd, kunnen op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening een verzoek om een nieuw onderzoek indienen.

Zij moeten daartoe contact opnemen met de Commissie op het bovenstaande adres. Een dergelijk onderzoek zal onafhankelijk van het in dit bericht aangekondigde onderzoek worden uitgevoerd.

10.   Verwerking van persoonsgegevens

Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (9).


(1)  PB C 117 van 2.4.2016, blz. 10.

(2)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1331/2011 van de Raad van 14 december 2011 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaalde naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 336 van 20.12.2011, blz. 6).

(4)  Onder producent-exporteur wordt verstaan: een onderneming uit het betrokken land die het onderzochte product produceert en naar de markt van de Unie uitvoert, hetzij rechtstreeks of via derden, met inbegrip van verbonden ondernemingen die betrokken zijn bij de productie, binnenlandse verkoop of uitvoer van het onderzochte product.

(5)  Overeenkomstig artikel 9, lid 6, van de basisverordening, wordt geen rekening gehouden met nihilmarges en minimale marges noch met marges die onder de in artikel 18 van de basisverordening bedoelde omstandigheden zijn vastgesteld.

(6)  Uitsluitend importeurs die niet verbonden zijn met de producenten-exporteurs mogen in de steekproef worden opgenomen. Importeurs die met producenten-exporteurs verbonden zijn, moeten bijlage I bij de vragenlijst voor deze producenten-exporteurs invullen. Overeenkomstig artikel 127 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie, worden twee personen geacht te zijn verbonden indien: a) zij functionaris of directeur zijn in de onderneming van de andere persoon; b) zij door de wettelijke bepalingen worden erkend als in zaken verbonden; c) zij werkgever en werknemer zijn; d) een derde partij 5 % of meer van het stemgerechtigde uitstaande kapitaal of de aandelen van beiden direct of indirect bezit, houdt of daarover zeggenschap heeft; e) één van hen direct of indirect zeggenschap heeft over de ander; f) een derde persoon direct of indirect zeggenschap heeft over beiden; g) beiden direct of indirect zeggenschap hebben over een derde persoon; of (h) zij behoren tot dezelfde familie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558). Personen worden slechts geacht leden te zijn van dezelfde familie indien zij op een van de volgende wijzen met elkaar bloed- of aanverwant zijn: i) echtgenoot en echtgenote, ii) ouder en kind, iii) broers en zusters (of halfbroers en halfzusters), iv) grootouder en kleinkind, v) oom of tante en neef of nicht (oomzeggers), vi) schoonouder en schoondochter of schoonzoon, vii) zwagers en schoonzusters. Overeenkomstig artikel 5, punt 4, van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie wordt onder „persoon” verstaan een natuurlijk persoon, een rechtspersoon of een vereniging van personen die geen rechtspersoonlijkheid bezit maar krachtens het Unierecht of het nationale recht wel als handelingsbekwaam is erkend (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).

(7)  Gegevens die door niet-verbonden importeurs zijn verstrekt, mogen ook worden gebruikt voor andere aspecten van dit onderzoek dan het vaststellen van dumping.

(8)  Een van de vermelding „Limited” voorzien document wordt als vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van de basisverordening en artikel 6 van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst) beschouwd. Het is ook een beschermd document krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).

(9)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.


BIJLAGE I

Image

Tekst van het beeld

Image

Tekst van het beeld

BIJLAGE II

Image

Tekst van het beeld

Image

Tekst van het beeld

10.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 461/22


Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van bepaalde gietijzeren producten van oorsprong uit de Volksrepubliek China en India

(2016/C 461/07)

De Europese Commissie („de Commissie”) heeft een klacht ontvangen op grond van artikel 5 van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) („de basisverordening”), volgens welke de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade lijdt door de invoer met dumping van bepaalde gietijzeren producten, van oorsprong uit de Volksrepubliek China („de VRC”) en India.

1.   Klacht

De klacht is op 31 oktober 2016 ingediend door zeven producenten in de Unie, namelijk Fondatel Lecompte SA, Ulefos Niemisen Valimo Oy Ltd, Saint-Gobain PAM SA, Fonderies Dechaumont SA, Heinrich Meier Eisengießerei GmbH & Co. KG, Saint-Gobain Construction Products UK Ltd en Fundiciones de Odena SA („de klagers”) die samen meer dan 25 % van de totale productie van bepaalde gietijzeren producten in de Unie voor hun rekening nemen.

2.   Onderzocht product

Dit onderzoek heeft betrekking op bepaalde producten van gietijzer met bladvormig grafiet (grijs gietijzer) of gietijzer met bolgrafiet (ook bekend als nodulair gietijzer) en delen daarvan. Deze producten zijn van de soort die wordt gebruikt voor:

het afdekken van installaties op of onder de grond en/of openingen tot installaties op of onder de grond, alsmede

het toegankelijk maken van installaties op of onder de grond en/of zicht mogelijk maken in installaties op of onder de grond.

De producten kunnen zijn bewerkt, gecoat, geverfd en/of voorzien van andere materialen, zoals onder meer beton, vloerplaten of tegels, met uitzondering van brandkranen („gietwerk” of „het onderzochte product”).

3.   Bewering dat er sprake is van dumping

Het product dat volgens de klacht met dumping wordt ingevoerd, is het onderzochte product, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7325 10 00 en ex 7325 99 10, van oorsprong uit de VRC en India („de betrokken landen”). De GN-codes worden slechts ter informatie vermeld.

De bewering dat er sprake is van dumping uit India is gebaseerd op een vergelijking van de binnenlandse prijs met de prijs (af fabriek) van het onderzochte product bij uitvoer naar de Unie.

Aangezien de VRC ingevolge de bepalingen van artikel 2, lid 7, van de basisverordening als land zonder markteconomie wordt beschouwd, hebben de klagers de normale waarde voor de invoer uit de VRC vastgesteld op basis van de prijs in een derde land met een markteconomie, namelijk de Verenigde Staten van Amerika („de VS”). Daarnaast hebben de klagers de normale waarde vastgesteld op basis van de prijs in Noorwegen en India (2). De klacht over invoer met dumping is gebaseerd op een vergelijking van de aldus vastgestelde normale waarde met de prijs (af fabriek) van het onderzochte product bij uitvoer naar de Unie.

De aldus berekende dumpingmarges blijken voor de betrokken landen aanzienlijk te zijn.

4.   Bewering dat er sprake is van schade en oorzakelijk verband

De klagers hebben bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat de invoer van het onderzochte product uit de betrokken landen zowel absoluut als qua marktaandeel is gestegen.

Uit het voorlopige bewijsmateriaal dat de klagers hebben verstrekt, blijkt dat de hoeveelheden waarin het onderzochte product wordt ingevoerd onder meer een ongunstige invloed hebben gehad op de verkochte hoeveelheden en het ingenomen marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie, waardoor de algemene prestaties van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk zijn verslechterd.

5.   Procedure

Daar de Commissie na kennisgeving aan de lidstaten heeft vastgesteld dat de klacht is ingediend door of namens de bedrijfstak van de Unie en dat er voldoende bewijsmateriaal is om een procedure in te leiden, opent zij hierbij een onderzoek op grond van artikel 5 van de basisverordening.

Bij het onderzoek zal worden vastgesteld of het onderzochte product van oorsprong uit de betrokken landen met dumping wordt ingevoerd en of hierdoor schade voor de bedrijfstak van de Unie is ontstaan. Als de conclusies bevestigend zijn, zal in het onderzoek worden nagegaan of het niet tegen het belang van de Unie is maatregelen in te stellen.

5.1.    Onderzoektijdvak en beoordelingsperiode

Het onderzoek naar dumping en schade heeft betrekking op de periode van 1 oktober 2015 tot en met 30 september 2016 („het onderzoektijdvak”). Het onderzoek naar ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling heeft betrekking op de periode van 1 januari 2013 tot het einde van het onderzoektijdvak („de beoordelingsperiode”).

5.2.    Procedure voor het vaststellen van dumping

Producenten-exporteurs (3) van het onderzochte product uit het betrokken land worden uitgenodigd aan het onderzoek van de Commissie mee te werken.

5.2.1.   Onderzoek van de producenten-exporteurs

Procedure voor de selectie van te onderzoeken producenten-exporteurs in de betrokken landen

a)   Steekproeven

Gezien het mogelijk grote aantal bij deze procedure betrokken producenten-exporteurs in de VRC en India kan de Commissie, om het onderzoek binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, haar onderzoek tot een redelijk aantal producenten-exporteurs beperken door een steekproef samen te stellen. De steekproef zal overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening worden uitgevoerd.

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle producenten-exporteurs, of hun vertegenwoordigers, verzocht contact met de Commissie op te nemen. Zij moeten dat, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie doen en de Commissie de in bijlage I bij dit bericht verlangde informatie over hun ondernemingen verstrekken.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van producenten-exporteurs nodig acht, zal de Commissie bovendien contact opnemen met de autoriteiten van de betrokken landen en mogelijk ook met haar bekende verenigingen van producenten-exporteurs.

Belanghebbenden die behalve de hierboven vermelde informatie nog andere informatie willen verstrekken die voor de samenstelling van de steekproef van nut kan zijn, moeten dit, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 21 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie doen.

Indien een steekproef noodzakelijk is, kunnen de producenten-exporteurs worden geselecteerd op basis van het grootste representatieve volume van de uitvoer naar de Unie dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kan worden onderzocht. De Commissie zal alle haar bekende producenten-exporteurs, de autoriteiten van de betrokken landen en de verenigingen van producenten-exporteurs, indien nodig via de autoriteiten van de betrokken landen, mededelen welke ondernemingen voor de steekproef zijn geselecteerd.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek met betrekking tot producenten-exporteurs nodig acht, zal de Commissie een vragenlijst toezenden aan de voor de steekproef geselecteerde producenten-exporteurs, aan de haar bekende verenigingen van producenten-exporteurs en aan de autoriteiten van de betrokken landen.

Alle voor de steekproef geselecteerde producenten-exporteurs moeten, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen na de datum van kennisgeving van de samenstelling van de steekproef een ingevulde vragenlijst indienen.

Ondernemingen die hebben ingestemd met opname in de steekproef maar uiteindelijk niet worden geselecteerd, worden onverminderd de mogelijke toepassing van artikel 18 van de basisverordening geacht mee te werken („niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs”). Onverminderd punt b) zal het antidumpingrecht dat wordt toegepast op de invoer van de niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs niet hoger zijn dan de gewogen gemiddelde dumpingmarge die is vastgesteld voor de producenten-exporteurs in de steekproef (4).

b)   Individuele dumpingmarge voor ondernemingen die niet in de steekproef zijn opgenomen

Niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs kunnen de Commissie uit hoofde van artikel 17, lid 3, van de basisverordening verzoeken om voor hen een individuele dumpingmarge vast te stellen. De producenten-exporteurs die in aanmerking willen komen voor een individuele dumpingmarge, moeten een vragenlijst aanvragen en deze, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen na de datum van kennisgeving van de samenstelling van de steekproef naar behoren ingevuld terugzenden. De Commissie zal onderzoeken of hun een individueel recht overeenkomstig artikel 9, lid 5, van de basisverordening kan worden toegekend. De producenten-exporteurs in het land zonder markteconomie die van mening zijn dat zij het onderzochte product onder marktvoorwaarden vervaardigen en verkopen, kunnen in dit verband een naar behoren onderbouwd verzoek om behandeling als marktgerichte onderneming indienen („BMO-aanvraag”), en dit naar behoren ingevuld terugsturen, binnen de in punt 5.2.2.2 vermelde termijnen.

Producenten-exporteurs die een individuele dumpingmarge aanvragen, moeten zich er echter van bewust zijn dat de Commissie kan besluiten geen individuele dumpingmarge vast te stellen, bijvoorbeeld als het aantal producenten-exporteurs zo groot is dat individuele onderzoeken te belastend zijn en aan een tijdige afsluiting van het onderzoek in de weg staan.

5.2.2.   Aanvullende procedure met betrekking tot producenten-exporteurs in de betrokken landen zonder markteconomie

5.2.2.1.   Selectie van een derde land met een markteconomie

De normale waarde van de invoer uit de VRC zal, met inachtneming van punt 5.2.2.2, overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening worden vastgesteld op basis van de prijs of de berekende waarde in een derde land met een markteconomie. De Commissie zal daartoe een geschikt derde land met een markteconomie selecteren. De voorlopige keuze van de Commissie is gevallen op de India. Volgens de informatie waarover de Commissie beschikt, zijn andere producenten uit landen met een markteconomie onder meer gevestigd in Noorwegen, de VS, Turkije en Iran. Om uiteindelijk het derde land met een markteconomie te selecteren, zal de Commissie onderzoeken of het onderzochte product wordt geproduceerd en verkocht in die derde landen met een markteconomie waarvoor aanwijzingen bestaan dat het onderzochte product er wordt geproduceerd. Belanghebbenden wordt verzocht hun opmerkingen over de geschiktheid van de keuze van het referentieland uiterlijk tien dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie in te dienen.

5.2.2.2.   Behandeling van producenten-exporteurs in het betrokken land zonder markteconomie

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening kunnen individuele producenten-exporteurs in de VRC die van mening zijn dat zij het onderzochte product onder marktvoorwaarden vervaardigen en verkopen, een naar behoren onderbouwd verzoek om behandeling als marktgerichte onderneming indienen („BMO-aanvraag”). Een BMO wordt toegekend als uit de beoordeling van de BMO-aanvraag blijkt dat aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening (5) is voldaan. Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening wordt de dumpingmarge van de producenten-exporteurs aan wie een BMO is toegekend, voor zover mogelijk en onverminderd het gebruik van beschikbare gegevens uit hoofde van artikel 18 van de basisverordening, berekend op basis van hun eigen normale waarde en uitvoerprijzen.

De Commissie zal BMO-aanvraagformulieren toezenden aan alle producenten-exporteurs in de VRC die voor de steekproef zijn geselecteerd, evenals aan alle niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs die een individuele dumpingmarge willen aanvragen, aan alle haar bekende verenigingen van producenten-exporteurs en aan de autoriteiten van de VRC. De Commissie zal enkel de BMO-aanvraagformulieren beoordelen die zijn ingediend door voor de steekproef geselecteerde producenten-exporteurs in de VRC en door niet voor de steekproef geselecteerde medewerkende producenten-exporteurs waarvan het verzoek om berekening van een individuele dumpingmarge is aanvaard.

Alle producenten-exporteurs die een BMO willen aanvragen, moeten, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 21 dagen na de datum van kennisgeving van de samenstelling van de steekproef een ingevuld BMO-aanvraagformulier indienen.

5.2.3.   Onderzoek van niet-verbonden importeurs  (6)  (7)

Niet-verbonden importeurs die het onderzochte product uit de betrokken landen in de Unie invoeren, worden uitgenodigd aan dit onderzoek mee te werken.

Gezien het mogelijk grote aantal bij deze procedure betrokken niet-verbonden importeurs kan de Commissie, om het onderzoek binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, haar onderzoek tot een redelijk aantal niet-verbonden importeurs beperken door een steekproef samen te stellen. De steekproef zal overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening worden uitgevoerd.

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle niet-verbonden importeurs, of hun vertegenwoordigers, verzocht contact met de Commissie op te nemen. Zij moeten dat, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie doen en de Commissie de in bijlage II bij dit bericht verlangde informatie over hun ondernemingen verstrekken.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van niet-verbonden importeurs nodig acht, kan de Commissie ook contact opnemen met haar bekende verenigingen van importeurs.

Belanghebbenden die behalve de hierboven vermelde informatie nog andere informatie willen verstrekken die voor de samenstelling van de steekproef van nut kan zijn, moeten dit, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 21 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie doen.

Indien een steekproef noodzakelijk is, kunnen de importeurs worden geselecteerd op basis van het grootste representatieve volume van hun verkoop van het onderzochte product in de Unie dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kan worden onderzocht. De Commissie zal alle haar bekende niet-verbonden importeurs en verenigingen van importeurs mededelen welke ondernemingen voor de steekproef zijn geselecteerd.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig acht, zal de Commissie een vragenlijst toezenden aan de in de steekproef opgenomen niet-verbonden importeurs en aan alle haar bekende verenigingen van importeurs. Deze partijen moeten de ingevulde vragenlijst, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen na de datum van kennisgeving van de samenstelling van de steekproef indienen.

5.3.    Procedure voor het vaststellen van schade en onderzoek van producenten in de Unie

De vaststelling van de schade is gebaseerd op positief bewijsmateriaal en houdt een objectief onderzoek in van de omvang van de invoer met dumping, de gevolgen daarvan voor de prijzen in de Unie en de gevolgen van deze invoer voor de bedrijfstak van de Unie. Teneinde vast te stellen of de bedrijfstak van de Unie schade heeft geleden, worden de producenten van het onderzochte product in de Unie uitgenodigd aan het onderzoek van de Commissie mee te werken.

Gezien het grote aantal bij deze procedure betrokken producenten in de Unie heeft de Commissie, om het onderzoek binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, besloten haar onderzoek tot een redelijk aantal producenten in de Unie te beperken door een steekproef samen te stellen. De steekproef wordt overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening uitgevoerd.

De Commissie heeft een voorlopige steekproef van producenten in de Unie samengesteld. Belanghebbenden vinden nadere details in het dossier. Belanghebbenden wordt verzocht het dossier te raadplegen (de contactgegevens van de Commissie zijn opgenomen in punt 5.7). Andere producenten in de Unie of hun vertegenwoordigers, die vinden dat er redenen zijn waarom zij in de steekproef zouden moeten worden opgenomen, moeten uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie contact met de Commissie opnemen.

Belanghebbenden die nog andere informatie willen verstrekken die voor de samenstelling van de steekproef van nut kan zijn, moeten dit, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 21 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie doen.

De Commissie zal alle haar bekende producenten in de Unie en/of verenigingen van producenten in de Unie mededelen welke ondernemingen uiteindelijk voor de steekproef zijn geselecteerd.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig acht, zal de Commissie een vragenlijst toezenden aan de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en aan alle haar bekende verenigingen van producenten in de Unie. Deze partijen moeten de ingevulde vragenlijst, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen na de datum van kennisgeving van de samenstelling van de steekproef indienen.

5.4.    Procedure voor het beoordelen van het belang van de Unie

Indien wordt vastgesteld dat er inderdaad invoer met dumping plaatsvindt en dat daardoor schade wordt veroorzaakt, zal uit hoofde van artikel 21 van de basisverordening een beslissing worden genomen over de vraag of de instelling van antidumpingmaatregelen niet in strijd zou zijn met het belang van de Unie. Producenten in de Unie, importeurs en hun representatieve verenigingen, gebruikers en hun representatieve verenigingen, en representatieve consumentenorganisaties wordt verzocht om, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie contact op te nemen. Om aan het onderzoek deel te nemen, moeten de representatieve consumentenorganisaties binnen dezelfde termijn aantonen dat er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het onderzochte product.

Partijen die binnen de genoemde termijn contact opnemen, kunnen de Commissie, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie informatie verstrekken over het belang van de Unie. Zij kunnen deze informatie vormvrij opstellen of een vragenlijst van de Commissie invullen. Met informatie die op grond van artikel 21 wordt verstrekt, wordt alleen rekening gehouden indien daarbij tegelijkertijd het nodige bewijsmateriaal is gevoegd.

5.5.    Andere schriftelijke opmerkingen

Alle belanghebbenden wordt hierbij verzocht om onder de voorwaarden van dit bericht hun standpunt kenbaar te maken en informatie en bewijsmateriaal in te dienen. Tenzij anders aangegeven, moeten deze informatie en het bewijsmateriaal uiterlijk 37 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie in het bezit van de Commissie zijn.

5.6.    Mogelijkheid om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord

Alle belanghebbenden kunnen een verzoek indienen om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord. Dit verzoek moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. Een verzoek om te worden gehoord over zaken die betrekking hebben op het beginstadium van het onderzoek, moet uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend. Daarna moet een verzoek om te worden gehoord, worden ingediend binnen de specifieke termijnen die de Commissie in haar correspondentie met de partijen vermeldt.

5.7.    Instructies voor schriftelijke opmerkingen en de verzending van ingevulde vragenlijsten en correspondentie

Informatie die aan de Commissie wordt verstrekt in het kader van handelsbeschermingsonderzoeken is vrij van auteursrechten. Alvorens aan de Commissie informatie en/of gegevens te verstrekken die onderworpen zijn aan het auteursrecht van derden, moeten belanghebbenden de houder van het auteursrecht specifiek verzoeken de Commissie uitdrukkelijk toestemming te verlenen om a) voor deze handelsbeschermingsprocedure gebruik te maken van de informatie en gegevens en b) de informatie en/of gegevens te verstrekken aan belanghebbenden in dit onderzoek, in een vorm die hun de mogelijkheid biedt hun recht van verweer uit te oefenen.

Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de in dit bericht gevraagde informatie, ingevulde vragenlijsten en correspondentie die door de belanghebbenden worden verstrekt en waarvoor om een vertrouwelijke behandeling wordt verzocht, moeten zijn voorzien van de vermelding „Limited” (8).

Belanghebbenden die informatie met de vermelding „Limited” verstrekken, moeten hiervan krachtens artikel 19, lid 2, van de basisverordening een niet-vertrouwelijke samenvatting indienen, voorzien van de vermelding „For inspection by interested parties”. Deze samenvatting moet gedetailleerd genoeg zijn om een redelijk inzicht te verschaffen in de wezenlijke inhoud van de als vertrouwelijk verstrekte inlichtingen. Als een belanghebbende die vertrouwelijke inlichtingen verstrekt, geen niet-vertrouwelijke samenvatting daarvan indient met de vereiste vorm en inhoud, kan deze informatie buiten beschouwing worden gelaten.

Belanghebbenden wordt verzocht alle opmerkingen en verzoeken met inbegrip van gescande volmachten en certificaten per e-mail in te dienen, met uitzondering van uitgebreide antwoorden, die persoonlijk of per aangetekend schrijven worden ingediend op een cd-rom of dvd. Door e-mail te gebruiken, stemmen belanghebbenden in met de geldende voorschriften inzake elektronisch ingediende opmerkingen, zoals bepaald in het document „CORRESPONDENCE WITH THE EUROPEAN COMMISSION IN TRADE DEFENCE CASES” (Correspondentie met de Europese Commissie in handelsbeschermingszaken) op de website van het Directoraat-Generaal Handel (http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2011/june/tradoc_148003.pdf). Belanghebbenden moeten hun naam, adres, telefoon en een geldig e-mailadres vermelden en ervoor zorgen dat het verstrekte e-mailadres een actief, officieel en zakelijk e-mailadres is dat elke dag wordt gecontroleerd. Zodra contactgegevens zijn verstrekt, verloopt de communicatie van de Commissie met belanghebbenden uitsluitend per e-mail, behalve indien zij er uitdrukkelijk om verzoeken alle documenten van de Commissie via een ander communicatiemiddel te ontvangen, of het document wegens de aard ervan per aangetekend schrijven moet worden verzonden. Voor nadere voorschriften en informatie over de correspondentie met de Commissie, met inbegrip van de beginselen die van toepassing zijn op per e-mail verzonden opmerkingen, moeten belanghebbenden de genoemde instructies over communicatie met belanghebbenden raadplegen.

Correspondentieadres van de Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Kamer CHAR 04/039

1049 Brussel

BELGIË

E-mailadressen:

voor dumpingaspecten

:

TRADE-AD637-CASTINGS-DUMPING-PRC@ec.europa.eu

TRADE-AD637-CASTINGS-DUMPING-INDIA@ec.europa.eu

voor schadeaspecten

:

TRADE-AD637-CASTINGS-INJURY@ec.europa.eu

6.   Niet-medewerking

Wanneer belanghebbenden geen toegang tot de nodige gegevens verlenen, deze niet binnen de gestelde termijn verstrekken of het onderzoek aanmerkelijk belemmeren, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening voorlopige of definitieve conclusies worden getrokken aan de hand van de beschikbare gegevens, zowel in positieve als in negatieve zin.

Wanneer blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, worden deze buiten beschouwing gelaten en kan van de beschikbare gegevens gebruik worden gemaakt.

Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en de bevindingen daarom overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kan het resultaat voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan indien hij wel medewerking had verleend.

Indien de belanghebbende zijn antwoord niet door middel van systemen voor automatische gegevensverwerking verstrekt, wordt dit niet als niet-medewerking beschouwd, mits deze belanghebbende aantoont dat verstrekking van het antwoord in de gevraagde vorm voor hem een onredelijke extra belasting zou betekenen of onredelijke extra kosten met zich zou meebrengen. De belanghebbende moet onmiddellijk contact opnemen met de Commissie.

7.   Raadadviseur-auditeur

Belanghebbenden kunnen erom vragen dat de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures wordt ingeschakeld. De raadadviseur-auditeur fungeert als tussenpersoon tussen de belanghebbenden en de onderzoeksdiensten van de Commissie. Hij behandelt verzoeken om toegang tot het dossier, geschillen over de vertrouwelijkheid van documenten, verzoeken om termijnverlenging en verzoeken van derden om te worden gehoord. De raadadviseur-auditeur kan een hoorzitting met een individuele belanghebbende beleggen en als bemiddelaar optreden om te garanderen dat de belanghebbenden hun recht van verweer ten volle kunnen uitoefenen.

Een verzoek om door de raadadviseur-auditeur te worden gehoord, moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. Een verzoek om te worden gehoord over zaken die betrekking hebben op het beginstadium van het onderzoek, moet uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend. Daarna moet een verzoek om te worden gehoord, worden ingediend binnen de specifieke termijnen die de Commissie in haar correspondentie met de partijen vermeldt.

De raadadviseur-auditeur kan ook een hoorzitting voor belanghebbenden beleggen waar uiteenlopende standpunten en tegenargumenten naar voren kunnen worden gebracht met betrekking tot kwesties in verband met onder andere dumping, schade, oorzakelijk verband en belang van de Unie. Een dergelijke hoorzitting vindt normaliter uiterlijk aan het einde van de vierde week na de mededeling van de voorlopige bevindingen plaats.

Belanghebbenden die contact willen opnemen, vinden de nodige gegevens en nadere informatie op de pagina’s van de raadadviseur-auditeur op de website van DG Handel: http://ec.europa.eu/trade/trade-policy-and-you/contacts/hearing-officer/

8.   Tijdschema voor het onderzoek

Het onderzoek wordt overeenkomstig artikel 6, lid 9, van de basisverordening uiterlijk 15 maanden na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie afgesloten. Overeenkomstig artikel 7, lid 1, van de basisverordening kunnen tot uiterlijk negen maanden na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie voorlopige maatregelen worden ingesteld.

9.   Verwerking van persoonsgegevens

Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (9).


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  De klagers stellen dat India niet kan worden beschouwd als een geschikt referentieland, vanwege de marktverstoringen ten gevolge van subsidies, met name de instelling van een uitvoerrecht op ijzererts en door de regeling inzake een tweeledig vrachttarief voor het vervoer van ijzererts per spoor, waardoor de kosten van de belangrijkste grondstof lager zijn voor de producenten van het onderzochte product. Zie overweging 278 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/387 van de Commissie van 17 maart 2016 tot instelling van een definitief compenserend recht op buizen en pijpen van nodulair gietijzer (eveneens bekend als gietijzer met bolgrafiet), van oorsprong uit India (PB L 73 van 18.3.2016, blz. 1).

(3)  Onder producent-exporteur wordt verstaan: een onderneming uit de betrokken landen die het onderzochte product produceert en naar de markt van de Unie uitvoert, hetzij rechtstreeks of via derden, met inbegrip van verbonden ondernemingen die betrokken zijn bij de productie, binnenlandse verkoop of uitvoer van het onderzochte product.

(4)  Ingevolge artikel 9, lid 6, van de basisverordening wordt geen rekening gehouden met nihilmarges, minimale marges of marges die onder de in artikel 18 van de basisverordening bedoelde omstandigheden zijn vastgesteld.

(5)  De producenten-exporteurs moeten met name aantonen dat: i) besluiten van bedrijven en de door hen gemaakte kosten een reactie zijn op marktsignalen, zonder staatsinmenging van betekenis; ii) bedrijven beschikken over een duidelijke basisboekhouding die onder controle staat van een onafhankelijke instantie in overeenstemming met de internationale standaarden voor jaarrekeningen en die alle terreinen bestrijkt; iii) er geen verstoringen van betekenis zijn die nog voortvloeien uit het vroegere systeem zonder markteconomie; iv) de faillissements- en eigendomswetten rechtszekerheid en stabiliteit bieden; v) omrekening van munteenheden tegen de marktkoers geschiedt.

(6)  Uitsluitend importeurs die niet verbonden zijn met de producenten-exporteurs mogen in de steekproef worden opgenomen. Importeurs die met producenten-exporteurs verbonden zijn, moeten bijlage I bij de vragenlijst voor deze producenten-exporteurs invullen. Overeenkomstig artikel 127 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie, worden twee personen geacht te zijn verbonden indien: a) zij functionaris of directeur zijn in de onderneming van de andere persoon; b) zij door de wettelijke bepalingen worden erkend als in zaken verbonden; c) zij werkgever en werknemer zijn; d) een derde partij 5 % of meer van het stemgerechtigde uitstaande kapitaal of de aandelen van beiden direct of indirect bezit, houdt of daarover zeggenschap heeft; e) één van hen direct of indirect zeggenschap heeft over de ander; f) beiden, rechtstreeks of zijdelings, worden gecontroleerd door een derde persoon; g) beiden direct of indirect zeggenschap hebben over een derde persoon, of h) zij tot dezelfde familie behoren (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558). Personen worden slechts geacht leden te zijn van dezelfde familie indien zij op een van de volgende wijzen met elkaar bloed- of aanverwant zijn: i) echtgenoot en echtgenote, ii) ouder en kind, iii) broers en zusters (of halfbroers en halfzusters), iv) grootouder en kleinkind, v) oom of tante en neef of nicht (oomzeggers), vi) schoonouder en schoondochter of schoonzoon, vii) zwagers en schoonzusters. Overeenkomstig artikel 5, punt 4, van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie wordt verstaan onder „persoon”: een natuurlijk persoon, een rechtspersoon of een vereniging van personen die geen rechtspersoonlijkheid bezit, maar krachtens het Unierecht of het nationale recht wel als handelingsbekwaam is erkend (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).

(7)  Gegevens die door niet-verbonden importeurs zijn verstrekt, mogen ook worden gebruikt voor andere aspecten van dit onderzoek dan het vaststellen van dumping.

(8)  Een „Limited”-document wordt als vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van de basisverordening en artikel 6 van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst) beschouwd. Het is ook een beschermd document krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).

(9)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.


BIJLAGE I

Image

Tekst van het beeld

Image

Tekst van het beeld

BIJLAGE II

Image

Tekst van het beeld

Image

Tekst van het beeld

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

10.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 461/33


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.8262 — Fosun International/Tom Tailor)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2016/C 461/08)

1.

Op 24 november 2016 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat Fosun International Limited („Fosun”, China) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening de volledige zeggenschap verkrijgt over Tom Tailor Holding AG („Tom Tailor”, Duitsland) door de verwerving van aandelen.

2.

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

—   Fosun: houdt zich bezig met verzekeringen, banking, investeringen, activabeheer, farmaceutica, gezondsheidszorg, staal en mijnbouw, vastgoed, consument en levensstijl;

—   Tom Tailor: verkoop van klassieke en moderne kleding voor mannen, vrouwen en kinderen in Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, de Benelux-landen en Frankrijk onder de merken Tom Tailer, Tom Tailer Denim, Tom Tailor Contemporary, Tom Tailor Polo Team, Bonita en Bonita Men.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (+32 22964301), via e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer M.8262 — Fosun International/Tom Tailor, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


10.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 461/34


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.8317 — KKR/Calsonic Kansei)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2016/C 461/09)

1.

Op 5 december 2016 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat KKR & Co. L.P. („KKR”, Verenigde Staten), in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening de indirecte uitsluitende zeggenschap zal verkrijgen over Calsonic Kansei Corporation („Calsonic Kansei”, Japan) door de verwerving van aandelen.

2.

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

—   KKR: wereldwijde investeringsonderneming die een breed scala alternatieve activafondsen en beleggingsproducten aanbiedt in verschillende sectoren;

—   Calsonic Kansei: wereldwijde leverancier van een brede waaier aan auto-onderdelen, waaronder cockpitmodules, klimaatbeheersingssystemen, motorkoelingsproducten, compressoren en uitlaatsystemen voor de automobielsector.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (+32 22964301), via e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer M.8317 — KKR/Calsonic Kansei, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.


ANDERE HANDELINGEN

Europese Commissie

10.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 461/35


Bekendmaking van een wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

(2016/C 461/10)

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de wijzigingsaanvraag.

AANVRAAG TOT GOEDKEURING VAN EEN NIET-MINIMALE WIJZIGING VAN HET PRODUCTDOSSIER INZAKE BESCHERMDE OORSPRONGSBENAMING OF BESCHERMDE GEOGRAFISCHE AANDUIDINGEN

Aanvraag tot goedkeuring van een wijziging overeenkomstig artikel 53, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012

„MOGETTE DE VENDÉE”

EU-nr.: PGI-FR-02129 — 18.3.2016

BOB ( ) BGA ( X )

1.   Aanvragende groepering en rechtmatig belang

Vendée Qualité — afdeling Mogette

Adres: Maison de l’Agriculture

21 Boulevard Réaumur

85013 La Roche-sur-Yon cedex

FRANKRIJK

Tel. +33 251368251

Fax +33 251368454

E-mail: contact@vendeequalite.fr

Samenstelling en rechtmatig belang: producenten van Mogette, producentengroepering, inzamelaars/sorteerders, conservenfabrieken en industriële producenten die deel uitmaken van een vereniging op grond van de wet van 1 juli 1901. Aangezien zij alle exploitanten verenigt die zijn betrokken bij de „Mogette de Vendée”, gaat het om een rechtmatige wijzigingsaanvraag van het productdossier.

2.   Lidstaat of derde land

Frankrijk

3.   Rubriek van het productdossier waarop de wijziging(en) betrekking heeft/hebben

Naam van het product

Beschrijving van het product

Geografisch gebied

Bewijs van oorsprong

Werkwijze voor het verkrijgen van het product

Verband

Etikettering

Overige: aanvragende groepering/controlestructuur/nationale eisen/geografisch gebied

4.   Aard van de wijziging(en)

Wijziging van een productdossier van een geregistreerde BOB of BGA die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 niet als minimaal kan worden beschouwd.

Wijziging van een productdossier van een geregistreerde BOB of BGA waarvoor geen enig document (of gelijkwaardig document) is bekendgemaakt, die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 niet als minimaal kan worden beschouwd.

5.   Wijziging(en)

Beschrijving van het product

De kenmerken van de plant zijn geschrapt omdat de boon het product is waarvoor de BGA geldt. De beschrijving van de boon is niet gewijzgd.

Deze kenmerken zijn dan ook geschrapt uit punt 3.2 van het enig document.

De beschrijving van de „Mogette de Vendée” is opgedeeld in drie paragrafen, die betrekking hebben op droge bonen, diepgevroren halfdroge bonen en gepasteuriseerde of gesteriliseerde „Mogette de Vendée”. Iedere beschrijving bevat de aanbiedings- en verpakkingsvorm. Door deze nieuwe indeling ontstaat een duidelijkere beschrijving van de „Mogette de Vendée”.

Een aantal bepalingen is gewijzigd:

het gewicht van de verschillende toegestane verpakkingen voor de consument („500 g, 1 kg, 2 kg enz.” en „1 kg enz.”) is uit de aanbiedingsvorm geschrapt. Deze redactionele wijziging heeft geen gevolgen voor de verpakkingswijzen, aangezien de voormalige bewoording niet uitsluitend was.

Door deze wijziging zijn de gewichten van de verschillende verpakkingsvormen geschrapt uit punt 3.6, dat punt 3.5 van het enig document is geworden;

de zin „Groothandelsverpakking met het oog op verwerking of groothandelsverpakking door afnemers die een contract in het kader van een partnerschapsovereenkomst hebben gesloten” is geschrapt, zodat verboden praktijken worden vermeld en niet alle mogelijke praktijken. Deze schrapping heeft dan ook geen gevolgen voor groothandelsverpakkingen, die gewoon mogelijk blijven.

Dezelfde zin is geschrapt in punt 3.6, dat punt 3.5 van het enig document is geworden;

de zin „Iedere transactie moet duidelijk traceerbaar zijn en er moet een nauwkeurige voorraadboekhouding worden gevoerd waarin de datum van de verpakking, het nummer van de gebruikte partij „Mogette de Vendée”, het nummer van de levering, en het nummer van de verpakte of geproduceerde partijen en de desbetreffende hoeveelheden worden geregistreerd” is geschrapt. Deze bepalingen zijn opgenomen in deel 4 („Elementen waaruit blijkt dat het product uit het geografische gebied afkomstig is”).

Het vochtgehalte van de droge boon van 10 % à 16 % wordt gewijzigd in 12 % à 17 % om de kwaliteit zo goed mogelijk te kunnen behouden. Bij de uitvoering van het productdossier in de afgelopen jaren is namelijk gebleken dat een te laag vochtgehalte (< 12 %) de productkwaliteit niet ten goede komt; bij de ondergrens van 10 % zijn er meer gebroken bonen en moeten de bonen langer worden gekookt; omgekeerd is een hoger vochtgehalte (van 17 %) gunstig voor het kookproces en de malsheid van de bonen.

Het vochtgehalte van de droge boon dat in punt 3.2 van het enig document wordt genoemd, bedraagt daarom tussen 12 % en 17 %.

Voor de halfdroge boon wordt de zin „het vochtgehalte bedraagt gemiddeld 50 %” geschrapt. Het vochtgehalte werd ter indicatie genoemd, maar het gaat niet om een doelwaarde. Dit voegt niets toe aan de beschrijving van het product.

De paragraaf

„In het sensorisch profiel van de gekookte „Mogette de Vendée” in bijlage 10 wordt ingegaan op de bijzondere productkenmerken:

een malse, niet vaste en weinig korrelige textuur, en een huid die niet hard is;

de bonen zijn homogeen (van grootte, vorm en kleur, en vertonen weinig gebreken);

de typische smaak van de boon is niet erg zout of zoet, met een aroma van kastanje en een lichte toets van prei.”,

wordt vervangen door:

„Beschrijving van de gepasteuriseerde of gesteriliseerde „Mogette de Vendée”:

De bonen zijn crèmekleurig wit (met tintverschillen).

Ze kunnen enigszins opengesprongen zijn doordat ze zo mals zijn.

De bonen worden aangeboden op sap dat enkel uit (al dan niet gezouten) water bestaat.

Zij hebben een malse textuur en zijn homogeen van vorm en grootte.

De gepasteuriseerde, in eigen nat gekookte „Mogette de Vendée” wordt aangeboden in bakjes met een deksel of zakjes (voor de consument bestemde verkoopeenheden) of andere verpakkingsvormen met verschillend gewicht.

Wanneer de gesteriliseerde, in eigen nat gekookte „Mogette de Vendée” in verkoopeenheden voor de consument wordt aangeboden, wordt deze verpakt in glazen potten.”.

Deze wijziging vloeit voort uit de inspanningen van de groepering voor een betere omschrijving van het sensorisch profiel van de „Mogette de Vendée”. Deze moet de essentiële zintuiglijke informatie bevatten. Vanwege de nieuwe paragraafindeling zijn in de nieuwe versie ook de aanbiedingswijzen opgenomen.

Bewijs van oorsprong

De volgende paragraaf is toegevoegd: „Bijhouden van registers”. Hierin wordt vermeld welke gegevens op het informatieblad over het gewas moeten voorkomen: variëteit, tijdstippen voor het inzaaien, uittrekken en/of dorsen en vorige teelt.

De schema’s voor de traceerbaarheid van de verschillende producten worden vervangen door tabellen. Daarmee is de presentatie vereenvoudigd en verduidelijkt. In een eerste tabel wordt de traceerbaarheid van het droge product en het diepgevroren halfdroge product beschreven. In een tweede tabel wordt de traceerbaarheid van het gepasteuriseerde product en gesteriliseerde product beschreven. Deze vormwijzigingen zijn niet van invloed op de middelen waarmee de traceerbaarheid wordt gewaarborgd.

Ten gevolge van wijzigingen in nationale regelgeving wordt de Franse afkorting DLUO (date limite d’utilisation optimale, de uiterste houdbaarheidsdatum) vervangen door de afkorting DDM (datum van minimale houdbaarheid).

Werkwijze voor het verkrijgen van het product

Verwerkingsschema’s:

Voor de duidelijkheid worden de verwerkingsschema’s van de teelt en verwerking tot droge boon en diepgevroren halfdroge boon vervangen door vereenvoudigde schema’s. Voor de twee verwerkingsschema’s voor de bereiding van de gepasteuriseerde en de gesteriliseerde, in eigen nat gekookte „Mogette de Vendée” komt één gemeenschappelijk schema in de plaats voor zowel het gepasteuriseerde als het gesteriliseerde product.

Kenmerken van het perceel:

De paragraaf over de kenmerken van het perceel wordt minder uitgebreid. Beschrijvende onderdelen die niet verplicht zijn, zijn geschrapt. De paragraaf is begrijpelijker geformuleerd.

Alleen meetbare elementen zijn behouden. In een aantal gevallen zijn deze verduidelijkt. Het betreft:

streefwaarden voor de leem- en kleigehalten voor de perceelkeuze.

Deze streefwaarden zijn niet gewijzigd voor de indirecte oogst (maximaal 25 % klei en minimaal 35 % leem voor de teelt van de droge „Mogette de Vendée” en maximaal 35 % klei en minimaal 35 % leem voor de teelt van de halfdroge „Mogette de Vendée”).

De directe oogst is in het productdossier toegevoegd voor de oogst van droge bonen en daarom zijn voor deze oogstmethode streefwaarden vastgelegd: maximaal 35 % klei en minimaal 35 % leem;

de vorige teelt (niet gewijzigd).

Het voorschrift van een deeltjesgrootteanalyse voor de kwalificatie van het perceel wordt uit het productdossier geschrapt. Deze bepaling houdt namelijk verband met de controlevoorschriften en valt daarom onder het controleplan.

Het voorschrift van het bijhouden van een referentiebestand en een register met gekwalificeerde percelen tijdens de bonenseizoenen wordt geschrapt. Het bijhouden van een dergelijk register houdt immers geen verband met een productievoorwaarde, maar met het beheer van de interne documentatie van de groepering.

De paragraaf „Voorbereiding van de bodem — Bemesting” wordt vereenvoudigd: alleen het objectieve criterium betreffende de toevoeging van kaliumchloride (verboden in de drie maanden voorafgaand aan het zaaien) blijft intact. Het punt waarin wordt beschreven met welke wijzen van voorbereiding van de bodem „fijne grond” wordt verkregen, heeft betrekking op goede landbouwpraktijken. Het is niet gekoppeld aan een streefwaarde en wordt geschrapt. De zin waarmee wordt aangegeven dat bemesting met stikstof „doordacht moet zijn en dat de dosis op basis van de balansmethode door de producent wordt vastgesteld”, verwijst naar geldende regelgeving en wordt dan ook geschrapt.

Inzaaien:

De paragraaf:

„Het inzaaien vindt plaats vanaf 10 mei met de huidige variëteiten, wanneer de grond voldoende opgewarmd en droog is. Wanneer er wordt gezorgd voor een gelijkmatige opkomst, biedt dit extra garantie voor een homogene oogst. Vóór deze datum kan de grond nog te koud zijn. De Mogette komt dan niet gelijkmatig op, ontwikkelt zich niet op de juiste wijze en het eindproduct zal dan niet de verwachte kwaliteit hebben. Als de twee criteria, temperatuur en vochtigheid, niet in acht worden genomen, zal er een ontwikkelingsachterstand ontstaan en zal de opkomst ongelijkmatig en verspreid zijn. Als einddatum is 20 juni vastgesteld omdat oogsten vanaf oktober zeer onzeker kunnen zijn vanwege het klimaat in de Vendée, dat een redelijk regenachtig najaar kent. De zaaiperiode is beperkt van 10 mei tot 20 juni.”,

wordt vervangen door:

„Het inzaaien vindt plaats tussen 10 mei en 20 juni. De producent mag vóór 10 mei inzaaien als de temperatuur van de bodem op de inzaaihoogte (tussen 1 en 4 cm) ten minste 12 °C bedraagt.”.

Deze bepaling is preciezer en biedt producenten de gelegenheid om vóór 10 mei in te zaaien in jaren waarin de klimaatomstandigheden reeds vóór die datum gunstig blijken.

Variëteiten:

De paragraaf:

„De gebruikte zaadsoorten worden door de beroepsorganisatie van de „Mogette de Vendée” regelmatig geselecteerd uit de in de officiële catalogus opgenomen commerciële soorten die voldoen aan de aan de „Mogette de Vendée” gestelde eisen en alle van oudsher in de regio gekende kenmerken van de „Mogette de Vendée” hebben. De lijst van gebruikte zaadsoorten verschijnt jaarlijks en wordt de producenten ter beschikking gesteld.

De beroepsorganisatie baseert zich bij haar keuzen op een aantal elementen:

Agronomische en technische analyse van landbouwtechnici, die de productie nauwlettend volgen en andere variëteiten kunnen testen om de lijst aan te vullen, en de feedback van producenten zelf.

De resultaten van interne proeverijen (door een groep producenten en conservenfabrikanten, alsmede gastproevers) van de geoogste productie in de winter.

Bepaalde gekozen variëteiten kunnen slechts worden aangepast voor een van de twee oogstmethoden, en in dat geval wordt dat kenmerk vermeld op de lijst van de beroepsorganisatie.”,

wordt vervangen door een preciezere selectieprocedure van variëteiten, die als volgt wordt geformuleerd:

„De „Mogette de Vendée” wordt geproduceerd op basis van standaardzaden:

met de vermelding „EG-voorschriften en -normen”. Deze worden ingeschreven in de officiële Franse of Europese catalogus en onderworpen aan controles van de officiële instanties;

die zijn ingeschreven op de lijst met door de groepering erkende variëteiten.

Het gebruik van agrarisch zaaigoed is verboden.

Voor de inschrijving van een nieuwe variëteit wordt een procedure gevolgd waarmee het volgende wordt gewaarborgd:

de fysieke kenmerken zoals omschreven in het hoofdstuk „Beschrijving van het product” van het onderhavige productdossier zijn gecontroleerd;

de volgende organoleptische kenmerken zijn aanwezig na het koken: „malse bonen” en „fijne huid”.

Een nieuwe variëteit kan alleen worden opgenomen op de lijst met door de groepering erkende variëteiten indien:

zij gedurende twee proefseizoenen en na een oordeel van de groepering voldoet aan de hierboven genoemde criteria;

er een positief oordeel over is geveld door een smaakpanel (het „deskundigencomité”.

Een reeds ingeschreven variëteit kan worden uitgesloten als er een negatief oordeel over is geveld door een smaakpanel, het „deskundigencomité”, van de groepering, nadat er representatieve monsters zijn genomen en geproefd.

Het „deskundigencomité” bestaat uit ten minste vijf personen die minimaal twee van de drie volgende groepen vertegenwoordigen: consumenten, personen die werkzaam zijn of zijn geweest in de landbouwsector en de horeca. Definitieve beslissingen over inschrijving op of uitsluiting van de lijst met erkende variëteiten worden genomen door de groepering. De lijst met erkende variëteiten is beschikbaar bij het hoofdkantoor van de groepering en wordt ieder jaar doorgegeven aan het controleorgaan.”.

Met deze wijziging wordt beoogd alleen gecertificeerde zaden te gebruiken om sanitaire redenen.

Het gebruik van gecertificeerde zaden vormt namelijk de meest doeltreffende wijze waarop kan worden gewaarborgd dat er ziektevrij zaaigoed wordt gebruikt. Hiermee kan onder meer de vetvlekkenziekte worden bestreden. Deze bonenziekte is bijzonder moeilijk uit te roeien. Zij leidt tot jarenlange bodemverontreiniging en kan overslaan naar andere percelen. Zonder verscherpt toezicht kunnen de bodems van het grondgebied snel geïnfecteerd raken, waardoor de oogsten en de toekomst van de boon in het gebied in gevaar komen.

Het gebruik van gecertificeerde zaden is voorts direct van invloed op de homogeniteit van het product, in tegenstelling tot agrarisch zaaigoed, dat in de loop der jaren kan degenereren. Producenten van zaden voor de „Mogette de Vendée” moeten zijn gecertificeerd om gezond, stabiel zaaigoed te garanderen. Bij de productie van agrarisch zaaigoed zijn de risico’s van degenereren en sanitaire risico’s groter, waardoor oogsten in gevaar kunnen komen.

De procedure die leidt tot inschrijving van een nieuwe variëteit, wordt nader omschreven: verplichting van twee proefseizoenen, eerbiediging van de fysieke en organoleptische productkenmerken, oordeel van een deskundigencomité. Met deze procedure wordt de gangbare praktijk van de groepering gecodificeerd.

Gewasbeheer:

Deze paragraaf bevat geen enkele streefwaarde en wordt dan ook geschrapt. De beschreven bepalingen hebben betrekking op goede productiepraktijken, met uitzondering van documentatievoorschriften. Deze worden ondergebracht in de paragraaf „Bijhouden van registers”.

Oogst en verwerking van de droge „Mogette de Vendée”:

De directe oogsttechniek, die reeds is toegestaan voor de productie van halfdroge bonen, wordt toegevoegd voor de oogst van droge bonen. Door technische ontwikkelingen is directe oogst (dorsen zonder uittrekken, maar met een droogfase op de stengels) voortaan mogelijk voor droge bonen. Twintig jaar geleden konden alleen halfdroge bonen worden gedorst met de directe dorsmethode. Als droge bonen met deze methode zouden zijn gedorst, zouden zij zijn gedenatureerd; droge bonen zijn immers zeer breekbaar en door deze direct te dorsen met de machines die destijds werden gebruikt, zouden de bonen zijn gebroken. De dorskast is echter veranderd. Voorheen was de kast kort en verliep het dorsen mechanisch. Er was geen fijne afstelling mogelijk. Nu is de dorskast lang (5 m). Plantaardig materiaal blijft daarom langer in de machine en de boon kan rustig worden uitgenomen, zonder het product geweld aan te doen, door verschillende parameters in te stellen zoals de kantelhoek van de kast. Met dit soort materieel is het mogelijk om een instelling te kiezen die past bij de vochtigheidsgraad van het product en de hoeveelheid plantaardig materiaal: de peulen hoeven dan ook niet volledig te worden gedroogd met de droogfase op de grond. Bij de directe oogst blijven bonen gemiddeld zes à tien dagen langer in de grond. Het drogen geschiedt geleidelijker en wordt beter beheerst dan wanneer de stengels worden uitgetrokken en op de grond blijven liggen bij de indirecte oogst (wanneer de stek in de grond blijft, wordt deze ’s nachts weer vochtig). De mogelijkheid van directe oogst voor droge bonen wordt dus ingevoerd zonder de techniek van de indirecte oogst los te laten.

De bepalingen met betrekking tot de beoordeling van het oogsttijdstip („wanneer het merendeel van de groene bladeren gedroogd is en de boon de (geschatte) adequate vochtgehalte(10-20 %) heeft bereikt”) worden vervangen door een objectievere bepaling die gemakkelijker te controleren is: „minimaal 90 % droge peulen”. Deze herformulering verandert niets aan het tijdstip van oogsten.

Het vochtgehalte van de bonen bij ontvangst in het inzamelcentrum wordt verhoogd van 10-20 % naar 12-25 %, zodat er rekening wordt gehouden met de modernisering van het materieel voor droging dat wordt gebruikt. Door de precisie van de instellingen op het materieel kunnen nu producten met een vochtgehalte van 25 % in optimale omstandigheden worden gedroogd, waarbij de eigenschappen van de boon intact blijven. Uit ervaring is gebleken dat een vochtgehalte van 10 % ongunstig is voor de kwaliteit van het product. Bij een dergelijk vochtgehalte breken er meer bonen en moeten deze langer worden gekookt. De vochtigheidsgrens wordt dus beperkt tot 12 %.

De verplichtingen voor het drogen worden gewijzigd: het vochtgehalte tussen 16-20 % waarbij droging verplicht is, wordt vervangen door een vochtgehalte dat hoger is dan 17 %. Een hoger vochtgehalte is namelijk gunstiger voor het kookproces en de malsheid van de boon.

De fase van voorafgaande reiniging van de droge boon wordt optioneel. Deze handeling is niet van invloed op de kwaliteit van het eindproduct. Voor de vermelding „zeer laag percentage onzuiverheden” worden precieze fysieke kenmerken toegevoegd waaraan partijen na het sorteren moeten voldoen: maximaal 0,4 % (in massa) vreemde stoffen, stofjes, zaden van andere planten, plantenresten en voor consumptie ongeschikte bonen en maximaal 4 % (in massa) gevlekte, gekreukte, opgetrokken of gebroken bonen.

Oogst en verwerking van de halfdroge „Mogette de Vendée”:

De bepalingen met betrekking tot de beoordeling van het oogsttijdstip („Wanneer het merendeel van de planten het juiste tijdstip van oogsten heeft bereikt […]. De peulen moeten niet te groen zijn: het halfdroge stadium is dan nog niet bereikt. Zij moeten ook niet te droog zijn.”) worden vervangen door een preciezere bepaling: „in het stadium waarin ten minste 65 % van de bonen wit is”. Deze herformulering verandert niets aan het tijdstip van oogsten.

De titel van deel 7.6: „Productie van de diepgevroren, halfdroge „Mogette de Vendée”” wordt geschrapt. De inhoud van dit deel wordt ondergebracht in punt 5.4: „Oogst en verwerking van de diepgevroren, halfdroge „Mogette de Vendée””.

Er wordt een verplichting toegevoegd met betrekking tot de temperatuur van het halfdroge product bij ontvangst: deze moet bij ontvangst 30 °C of lager zijn. Deze toevoeging draagt bij aan de productkwaliteit omdat daarmee de afwezigheid van gisting van de bonen wordt gewaarborgd, en dus afwezigheid van kwaliteitsafname.

Het huidige reinigingsproces verloopt in drie stappen: reiniging/opslag van de bonen zonder water in bakken/reiniging. De verplichting om twee afzonderlijke reinigingen uit te voeren met daartussen een opslagfase wordt geschrapt:

enerzijds om de mogelijkheid open te laten voor drie of meer reinigingsrondes indien dit nodig blijkt voor de partijen;

anderzijds om de mogelijkheid te bieden voor een hoogwaardiger, „continu” proces van reiniging en homogenisering van de partijen.

De vermelding „eerste” reiniging wordt dus eveneens geschrapt.

De volledige beschrijving van het diepvriesproces wordt vervangen door de naam van de methode „Het product wordt met behulp van IQF diepgevroren”, waarvan de definitie onder aan de pagina van het productdossier te vinden is („IQF (Individually Quick Frozen): een productietechniek voor diepgevroren producten die geschikt is voor breekbare, kleine producten waarmee wordt voorkomen dat deze aan elkaar kleven”). De naam van de methode wordt reeds gebruikt in het van kracht zijnde productdossier in de paragraaf „Nationale eisen”.

Voor de vermelding „laag percentage onzuiverheden” worden precieze fysieke kenmerken toegevoegd waaraan partijen na het sorteren moeten voldoen: maximaal 0,4 % (in massa) vreemde stoffen, stofjes, zaden van andere planten, plantenresten en voor consumptie ongeschikte bonen en maximaal 4 % (in massa) gevlekte, gekreukte, opgetrokken of gebroken bonen.

Gepasteuriseerde en gesteriliseerde, in eigen nat gekookte „Mogette de Vendée”:

De bepalingen met betrekking tot het sap waarmee de bonen worden verwerkt, worden begrijpelijker gemaakt. Uit de Franstalige formulering voor „sap dat bestaat uit water en al dan geen zeezout” kan namelijk niet worden opgemaakt of het zout optioneel is, of het specifieke gebruik van zeezout. Deze formulering wordt vervangen door „sap dat bestaat uit water met of zonder zeezout”.

Sinds de wijzigingen in wet- en regelgeving en met name Verordening (EG) nr. 852/2004 worden de pasteurisatie- en sterilisatieschalen ter beoordeling van exploitanten gelaten, die de verantwoordelijkheid hebben om een thermische behandeling uit te voeren waarmee de bacteriologische stabiliteit van producten tot aan de uiterste houdbaarheidsdatum of de datum van minimale houdbaarheid wordt gewaarborgd. De volgende vermeldingen worden dan ook geschrapt: „De pasteurisatietemperatuur bedraagt circa 98 °C”, „De minimale pasteurisatiewaarde bedraagt 1 000” en „De minimale sterilisatiewaarde bedraagt 10”.

De formulering „Het blancheren duurt 30 à 40 minuten” wordt vervangen door „Het blancheren duurt maximaal 40 minuten”. Wanneer het blancheren langer duurt, heeft dit een negatieve invloed op de textuur van het product, dat dan gemakkelijker kan worden platgedrukt. Wanneer het blancheren daarentegen van kortere duur is, heeft dit geen gevolgen voor de textuur van het product, dat zijn malsheid krijgt door de daaropvolgende thermische behandeling. Net zoals thans het geval is voor het gepasteuriseerde product, wordt voor het gesteriliseerde product alleen een maximale duur voor het blancheren gehanteerd.

Voor gesteriliseerde producten wordt verduidelijkt dat verwerking in glazen potten alleen verplicht is voor producten die in verkoopeenheden voor de consument worden aangeboden. Andere vormen van verwerking zijn toegestaan wanneer het product bestemd is voor bijvoorbeeld groothandelaren.

De verplichting om gesteriliseerde producten op donkere plaatsen op te slaan wordt geschrapt. Wanneer producten namelijk eenmaal in de schappen staan, is dit voorschrift onmogelijk na te leven.

De punten die betrekking hebben op algemene regelgeving worden geschrapt: „De verkoopeenheden worden vervolgens voorzien van een etiket”, „De koudeketen wordt tot aan het verkooppunt in stand gehouden waarbij de temperatuur onder + 4 °C blijft”, „De potten worden vervolgens voorzien van een etiket”.

Onnauwkeurige vermeldingen die niet verwijzen naar een streefwaarde, worden geschrapt: „De kwaliteit van het blancheren wordt visueel gecontroleerd”, „De pasteurisatietemperatuur bedraagt circa 98 °C”, „Er wordt een kooktest uitgevoerd om de coherentie met de kenmerken van de „Mogette de Vendée” na te gaan”, „Gepasteuriseerde en gesteriliseerde producten bieden consumenten de mogelijkheid om over een kwaliteitsproduct te beschikken dat snel kan worden klaargemaakt. De procedés laten de kenmerken van de „Mogette de Vendée” intact.”.

Andere bepalingen in verband met het controleplan zijn geschrapt: „De voorraadboekhouding en de traceerbaarheid van de partijen „Mogette de Vendée” worden gecontroleerd. Er vinden documentatiecontroles plaats waarbij wordt nagegaan of het productdossier in de diverse fasen van het proces is nageleefd. Gedeclasseerde bonen worden in de handel gebracht met de benaming „Witte bonen”.”.

Verband met de oorsprong

De rubriek „Verband met de oorsprong” is herschreven om de specifieke kenmerken van het gebied, de specifieke kenmerken van het product en het causale verband beter te omschrijven.

Punt 5 van het enig document is afgestemd op de herformulering van het verband met de oorsprong in het productdossier.

De wijziging van dit deel houdt verband met de invoering van de directe oogst van de droge boon en heeft betrekking op het drogen van het droge product op het perceel. Door de invoering van de directe oogst vindt het drogen van het product met deze oogstmethode voortaan plaats „op de stengel”, en niet meer enkel en alleen op de grond. Met de invoering van een nieuwe wijze van oogsten kunnen Mogettes worden geoogst na droging „in het veld”„op de grond” (de methode van indirecte oogst, die behouden is), of „op de stengel” (de toegevoegde methode van directe oogst). De met laatstgenoemde methode geoogste „Mogette de Vendée” heeft een teeltcyclus (van het inzaaien tot de oogst) die gemiddeld zes à tien dagen langer is. Dit verandert echter niets aan het verband met de oorsprong, want deze vloeit voort uit de lokale kennis en de verbetering van machines, met name het oogstmaterieel. De specifieke productkenmerken blijven intact.

Etikettering

De twee volgende zinnen:

„De producten waarvoor de BGA geldt, worden verkocht onder de benaming Mogette de Vendée”, en

„Op de etiketten zijn de vermelding „Indication Géographique Protégée” en/of het communautaire logo aangebracht”

worden geschrapt uit het enig document. De naam van de BGA „Mogette de Vendée” en het BGA-symbool van de Europese Unie zijn voortaan verplicht op grond van Verordening (EU) nr. 1151/2012.

Overige

Aanvragende groepering:

De naam en contactgegevens van de aanvragende groepering worden bijgewerkt:

de aanvragende groepering is „Vendée Qualité — Section Mogette”;

haar contactgegevens luiden als volgt:

Maison de l’Agriculture

21 Boulevard Réaumur

85013 La Roche-sur-Yon cedex

FRANKRIJK

Tel. +33 251368251

Fax +33 251368454

E-mail: contact@vendeequalite.fr

Informatie over de organisatie van de bedrijfstak wordt geschrapt. Deze heeft namelijk geen betrekking op de bepalingen betreffende de „Mogette de Vendée”.

Overige

Verwijzingen betreffende de controlestructuren:

Controlestructuur: op grond van de geldende instructies op nationaal niveau ter harmonisering van de productdossiers worden de naam en de contactgegevens van het certificerende orgaan geschrapt. In deze rubriek worden voortaan de contactgegevens van de bevoegde controleautoriteiten in Frankrijk vermeld: „Institut national de l’origine et de la qualité” (INAO) (het Franse Nationaal instituut voor oorsprong en kwaliteit) en „Direction générale de la concurrence, de la consommation et de la répression des fraudes” (DGCCRF) (het Franse directoraat-generaal voor mededinging, consumentenzaken en fraudebestrijding). De naam en contactgegevens van de certificerende instantie kunnen worden geraadpleegd op de website van het INAO en in de database van de Europese Commissie.

Overige

Nationale eisen:

In het licht van de nationale ontwikkelingen op wet- en regelgevingsgebied is deze rubriek herzien en zijn de eisen toegespitst op de voornaamste te controleren punten.

Overige

Geografisch gebied:

De kaart met het geografische gebied wordt vervangen door een vereenvoudigde kaart. De verdeling van de verschillende exploitanten op het grondgebied wordt geschrapt, want deze is aan verandering onderhevig.

De presentatie van de gemeenten per kanton wordt vervangen door een lijst met gemeenten (fusies, naamswijzigingen enz.).

Bij de opstelling van het geldende productdossier zijn drie gemeenten vergeten. Zij behoren tot drie kantons die als geheel zijn meegenomen in het geografische gebied dat in de geregistreerde samenvatting wordt vermeld.

De gemeente Mallièvre is vergeten in de lijst met gemeenten in het kanton Mortagne-sur-Sèvre. De gemeente Montaigu is vergeten in de lijst met gemeenten in het kanton Montaigu. De gemeente Longèves is vergeten in de lijst met gemeenten in het kanton Fontenay-le-Comte. De gemeente Montaigu, Mallièvre en Longèves zijn dan ook weer opgenomen in de lijst met gemeenten in het productdossier. De grenzen van het geografische productiegebied blijven ongewijzigd.

De argumentatie van de gebieden die zijn uitgesloten is geschrapt, omdat deze niet van belang is voor de beschrijving van de kenmerken van het geografische gebied van de benaming.

De specifieke productiefasen die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden, die zijn omschreven in hoofdstuk 3 van het productdossier over de afbakening van het geografische gebied en die niet zijn gewijzigd, worden in het enig document nader omschreven. In punt 3.4, dat punt 3.5 is geworden in het enig document, wordt de volgende zin: „De „Mogette de Vendée” moet worden geteeld in het afgebakende geografische gebied waarvoor de BGA geldt” vervangen door: „De fasen die moeten plaatsvinden in het geografische gebied, zijn de teeltfasen van de „Mogette de Vendée”, tot aan de oogst”. Met deze wijziging ontstaat samenhang met het productdossier.

ENIG DOCUMENT

„MOGETTE DE VENDÉE”

EU-nr.: PGI-FR-02129 — 18.3.2016

BOB ( ) BGA ( X )

1.   Naam/namen

„Mogette de Vendée”

2.   Lidstaat of derde land

Frankrijk

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel

3.1.   Productcategorie

Categorie 1.6 Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is

De „Mogette de Vendée” is een witte boon van de soort Phaseolus vulgaris (gewone boon) van het type „lingot”. De boon wordt in een droog stadium (volledige rijpheid) of in een halfdroog stadium geoogst.

De boon heeft een grote, regelmatige ellipsvorm of niervorm en een lengte van 1 à 2 cm, en is rechthoekig met vaak één afgeknotte zijde, met een dikte van 4,5 mm of meer.

Beschrijving van de „Mogette de Vendée” als droge boon:

de kleur is wit en homogeen, zonder zichtbare strepen;

de huid van de boon is dun en glanzend;

de boon is droog, met een vochtgehalte tussen 12 % en 17 %;

duizend bonen wegen tussen 400 g en 650 g.

Beschrijving van de „Mogette de Vendée” als diepgevroren halfdroge boon:

regelmatige, grote ellipsvorm of niervorm, iets dikker dan de droge vorm;

de kleur is wit tot zeer lichtgroen vanwege de rijping;

de huid van de boon is glad en glanzend;

de boon is een vers product dat niet hoeft te worden geweekt;

de boon is fysiologisch rijp maar is nog niet gedroogd, het vochtgehalte bedraagt gemiddeld 50 %.

Beschrijving van de gepasteuriseerde of gesteriliseerde „Mogette de Vendée”:

de bonen zijn crèmekleurig wit (met tintverschillen);

ze kunnen enigszins opengesprongen zijn doordat ze zo mals zijn;

de bonen worden aangeboden op sap, dat enkel uit (al dan niet gezouten) water bestaat;

zij hebben een malse textuur en zijn homogeen van vorm en grootte.

3.3.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong) en grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)

3.4.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden

De fasen die moeten plaatsvinden in het geografische gebied, zijn de teeltfasen van de „Mogette de Vendée”, tot aan de oogst.

3.5.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz. van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst

 

Losse verkoop van de „Mogette de Vendée” als droge boon aan de consument is verboden: het product moet in verkoopeenheden voor de consument worden aangeboden, dat wil zeggen in zakken, netten of andere verpakkingsvormen met verschillend gewicht.

 

Losse verkoop van de „Mogette de Vendée” als diepgevroren, halfdroge boon aan de consument is verboden: het product moet in verkoopeenheden voor de consument worden aangeboden, dat wil zeggen in zakken of andere verpakkingsvormen met verschillend gewicht.

 

De gepasteuriseerde, in eigen nat gekookte „Mogette de Vendée” wordt aangeboden in bakjes met een deksel of in zakjes.

 

Wanneer de gesteriliseerde, in eigen nat gekookte „Mogette de Vendée” in verkoopeenheden voor de consument wordt aangeboden, wordt deze verpakt in glazen potten.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst

4.   Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied

Departement Loire-Atlantique:

de gemeenten Geneston, Legé, La Limouzinière, La Marne, Montbert, Paulx, La Planche, Saint-Colomban, Corcoué-sur-Logne, Saint-Étienne-de-Mer-Morte, Saint Philbert-de-Grand-Lieu (met uitzondering van het meer), Touvois, Vieillevigne.

Departement Vendée:

de kantons: Aizenay, Challans (met uitzondering van de gemeenten Bois-de-Cené, Chateauneuf en Sallertaine), Chantonnay, La Châtaigneraie, Fontenay-le-Comte (met uitzondering van de gemeenten Damvix, Maillé, Le Mazeau, Saint Sigismond en Vix), Les Herbiers, Mareuil-sur-Lay-Dissay (met uitzondering van de gemeenten Angles, La Jonchère, St Benoist-sur-Mer en La Tranche-sur-Mer), Montaigu, Mortagne-sur-Sèvre, La Roche-sur-Yon Nord, La Roche-sur-Yon Sud;

de gemeenten: Beaulieu-sous-la-Roche, La Chapelle-Achard, La Chapelle-Hermier, Chasnais, Coëx, Le Girouard, Lairoux, Landeronde, Luçon, Les Magnils-Reigniers, Martinet, La Mothe-Achard, Mouzeuil-Saint-Martin, Nalliers, Nieul-le-Dolent, Pouillé, Sainte-Flaive-des-Loups, Sainte-Gemme-la-Plaine, Saint-Georges-de-Pointindoux, Saint-Julien-des-Landes en Saint-Mathurin.

5.   Verband met het geografische gebied

Het gebied van de „Mogette de Vendée” wordt gekenmerkt door een geologische structuur, een klimaat en menselijke factoren die het specifieke karakter van dit gebied vormen.

De Vendée, die in het verlengde ligt van de zuidkant van het Armoricaans Massief, is een voornamelijk bosrijk gebied (70 % van de totale oppervlakte van het departement) met een licht golvend reliëf, dat wordt gekenmerkt door een wisselend netwerk van hagen, die als windscherm fungeren voor de noordoostelijke luchtstromen die zich vaak in het voorjaar voordoen. Hier komen bruine, middeldiepe bodems voor die vaak van het type brunisol (bruine bosaarde) of luvisol (brikgrond) zijn. In deze bodems zijn klei en leem goed in evenwicht, en is er een gemiddelde nuttige waterreserve (tussen 120 en 160 mm).

De gemiddelde temperaturen zijn zacht in het voorjaar (15-16 °C in mei) en de temperatuurverschillen per dag zijn laag. In de warmste maanden (van juni tot en met augustus) schommelen de gemiddelde minimale temperaturen tussen 12 en 16 °C van het binnenland naar de kust, en variëren de gemiddelde maximale temperaturen van 22 tot 26 °C vanaf de eilanden naar de binnenlanden. Naast dit bijzonder zachte en zonnige klimaat is er voldoende neerslag (1 000 mm gemiddeld in het gebied) met een totale regenval van juni tot en met augustus tussen 120 en 150 mm. In de maand augustus is er weinig neerslag: gemiddeld 44 mm in het gebied. Tussen oktober en maart valt er regelmatig veel neerslag, waardoor de waterreserves in de bodems worden hersteld. Het aantal zonuren in de Vendée ligt 10 % hoger dan in de rest van de regio, namelijk 2 000 à 2 500 uur per jaar.

Op dit grondgebied, waar de omstandigheden voor de teelt van de witte boon gunstig zijn, heeft de lokale bevolking kennis weten te ontwikkelen die in de loop der generaties is overgedragen en verfijnd, wat een kwalitatief hoogwaardig product oplevert. Dankzij deze knowhow kunnen onder meer producenten op nauwkeurige en strikte wijze te werk gaan in de belangrijkste fasen van de teelt van droge en halfdroge bonen. Allereerst wordt de authenticiteit van de „Mogette de Vendée” met een protocol voor de selectie van variëteiten middels tests tijdens de teelt, uitwisselingen en proeverijen gewaarborgd en behouden. Voorts wordt deze kennis toegepast in de keuze van de bodems, waarvan de klei- en leemgehalten gunstig zijn voor de teelt van de „Mogette de Vendée”. Tot slot vormen de vaststelling van het juiste tijdstip waarop kan worden gezaaid (in een voldoende opgewarmde grond) en de bepaling van het optimale stadium voor het dorsen (90 % droge peulen voor de droge boon, of 65 % witte bonen voor de halfdroge boon) het resultaat van jarenlange ervaring met de bodem en de teelt en uitvoerige productkennis.

De „Mogette de Vendée” is een witte boon van het type „lingot” met een regelmatige niervorm. Het droge eindproduct (met een vochtgehalte van 12 % à 17 %) heeft een witte kleur. Het geoogste halfdroge product bestaat uit witte en lichtgroene bonen. De huid is dun, glad en glanzend, wat het product na het koken een malse textuur en een zachte schil geeft. De bonen zijn bijzonder homogeen van grootte, vorm en kleur (wit voor droge bonen; wit en lichtgroen voor halfdroge bonen) en vertonen weinig onvolkomenheden).

De specifieke kenmerken van de BGA „Mogette de Vendée” houden verband met de kwaliteit en de reputatie van het product in de loop van de geschiedenis. De „Mogette de Vendée” dankt haar identiteit aan zowel de bodem- en klimaatomstandigheden van het gebied als de specifieke knowhow die voortvloeit uit de kennis van deze productie en de omgeving waarin teelt en interactie plaatsvinden. De bijzonder malse textuur van de „Mogette de Vendée” en de homogeniteit van de bonen houden nauw verband met de bodem- en klimaatomstandigheden van het BGA-gebied en met de kennis van de mannen en vrouwen die zich op de teelt toeleggen.

Met de overvloedige regenbuien in de winter worden de waterreserves van de bodems in het gebied aangevuld. In het voorjaar zorgen de beschikbaarheid van deze reserves en de lage temperatuurverschillen voor scheutvorming en een homogene ontwikkeling van alle jonge planten, zodra de bodem een ideale temperatuur (rond de 12 °C) bereikt. Dankzij de kennis van de producent kan een tijdstip worden gekozen waarop zich de optimale zaaiomstandigheden voordoen. De aanwezige heggen fungeren als windscherm waarmee uitdroging van de bodem wordt tegengegaan, en waardoor de jonge planten snel en regelmatig kunnen opkomen. Deze regelmatige opkomst speelt een doorslaggevende rol in de homogeniteit van het geoogste product.

In de bodems van dit gebied zijn klei en leem goed in evenwicht, wat zorgt voor een gemiddelde waterreserve die voldoende is om watertekorten op natuurlijke wijze te beperken. Wanneer de natuurlijke omstandigheden niet meer toereikend zijn, kan de producent zijn of haar knowhow inzetten door het gewas te irrigeren. Deze regelmatige watertoevoer aan de jonge bonenplanten, en dus aan de bonen, zorgt ervoor dat de celmembranen niet worden aangetast en niet verharden. De watertoevoer speelt een cruciale rol in de ontwikkeling van de malsheid en de homogeniteit van de bonen.

Door het warme klimaat in de zomer met veel zonneschijn kan natuurlijke droging plaatsvinden in het veld, ofwel op de grond (bij uittrekken vóór het dorsen) ofwel op de stengel (bij direct dorsen), waardoor de verschillen in de rijpingsstadia van de bonen kunnen worden teruggedrongen en een homogeen product kan worden verkregen. De keuze van het tijdstip van uittrekken en/of dorsen is dan ook essentieel, en deze fase moet plaatsvinden op het moment waarop de boon zich in het juiste rijpheidsstadium bevindt (ten minste 90 % droge peulen voor de droge boon en 65 % witte bonen voor de halfdroge boon) en een specifiek vochtgehalte heeft (tussen 12 % en 25 % voor de droge boon; rond de 50 % voor de halfdroge boon). Alleen dankzij uitgebreide ervaring en uitvoerige kennis van de teelt kan dit optimale stadium worden vastgesteld, een laatste fase die garant staat voor het typische karakter van dit product.

De „Mogette de Vendée” wordt op traditionele wijze geproduceerd, die is verankerd in het grondgebied. Reeds aan het einde van de 17e eeuw merken artsen de teelt van „bonen” op in de Vendée. „De Amerikaanse boon lijkt in dit gebied […] een adequate bodem te hebben gevonden, […]. In de loop van de eeuwen breidde de reputatie van de Mogettes zich uit naar andere gebieden in de Vendée, want in 1931 worden niet alleen bonen uit Fontenay-le-Comte, Luçon en Nalliers, in het zuiden van het departement, in de UNA-gids aanbevolen aan gastronomen, maar ook die uit Pouzauges, in een noordelijker gelegen bosrijk gebied.” (Prom’Agri, 1995; Guichard, O. e.a., 1993).

T. Sarrazin, die aan het hoofd stond van het ministerie van Landbouw, zei in 1930 het volgende over de tuinbouw in de Vendée: „De belangrijkste teelt is de bonenteelt die haast 9 000 ha in beslag neemt; een lokale variëteit, de Mogette, vormt het basisvoedsel van de boeren in de Vendée. De boon is in het hele departement te vinden.” In een recenter verleden werd in een krant uit 1966 het volgende gesteld over de verkoop van de seizoensbonen: „De prijzen zijn behouden, ondanks de lager geprijsde, geïmporteerde bonen, doordat de kwaliteit van de producten uit de Vendée door een groot aantal kopers wordt erkend en gewaardeerd. […] Producenten van bonen uit de Vendée, die het geluk hebben om zich in een bevoorrecht gebied te bevinden waar deze productie een ongeëvenaarde kwaliteit kent […].” (Couradette, 1966).

De kwaliteit van deze „Mogette de Vendée” wordt ook bekrachtigd door nationale verantwoordelijken: „In een regio zoals de Vendée […] hebben wij mogelijkheden voor de boon en de lingot, waarvan we kunnen stellen dat zij uniek in de wereld zijn. We moeten toch echt erkennen dat de lingot uit de Vendée, voor dit type boon, absoluut ongeëvenaard blijft”, aldus de heer Wallery-Masson, voorzitter van de nationale federatie voor gedroogde groente, in een van zijn toespraken (Les légumes secs, Ed. Invuflec, 1978). Tevens bestaan er folders en etiketten die meer dan twintig jaar geleden tot aan recentelijk zijn geschreven, waarin de „Mogette de Vendée”, de lingot of de Vendée-boon wordt geprezen; hieruit blijken de dynamiek rondom de „Mogette de Vendée”, haar handelsreputatie en de historische waarde van deze benaming.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier

(artikel 6, lid 1, tweede alinea, van de onderhavige verordening)

https://info.agriculture.gouv.fr/gedei/site/bo-agri/document_administratif-96e588fd-319f-431b-9c3e-503a19baa1d3/telechargement


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.