ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 454

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

59e jaargang
5 december 2016


Inhoud

Bladzijde

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Hof van Justitie van de Europese Unie

2016/C 454/01

Laatste publicaties van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie

1

2016/C 454/02

Aanwijzing van de eerste advocaat-generaal

2

2016/C 454/03

Aanwijzing van de kamer belast met de zaken bedoeld in artikel 107 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof

2

2016/C 454/04

Aanwijzing van de kamer belast met de zaken bedoeld in artikel 193 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof

2

2016/C 454/05

Besluiten genomen door het Hof tijdens zijn algemene vergadering van 4 oktober 2016

2

2016/C 454/06

Lijsten ter bepaling van de samenstelling van de rechtsprekende formaties voor de zaken die naar de kamers van drie rechters worden verwezen

3

2016/C 454/07

Verkiezing van de presidenten van de kamers van drie rechters

4

2016/C 454/08

Eedaflegging door een nieuw lid van het Hof

4

2016/C 454/09

Eedaflegging door nieuwe rechters in het Gerecht

4


 

V   Bekendmakingen

 

GERECHTELIJKE PROCEDURES

 

Hof van Justitie

2016/C 454/10

Zaak C-102/14 P: Beschikking van het Hof (Vijfde kamer) van 29 september 2016 — Investigación y Desarrollo en Soluciones y Servicios IT, S.A./Europese Commissie (Hogere voorziening — Artikel 181 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof — Overeenkomsten betreffende financiële bijstand van de Europese Unie aan projecten op het gebied van onderzoek en ontwikkeling — Auditrapport waarin onregelmatigheden worden geconstateerd — Besluit om de door de Europese Commissie betaalde voorschotten terug te vorderen — Beroep tot nietigverklaring — Besluit om betalingen op te schorten — Beroep wegens niet-contractuele aansprakelijkheid — Besluit om geen overeenkomst te sluiten — Beroep tot schadevergoeding — Niet-ontvankelijkheid)

5

2016/C 454/11

Zaak C-224/14 P: Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 6 september 2016 — Lidl Stiftung & Co. KG/Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (Hogere voorziening — Uniemerk — Artikel 181 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof — Kennelijk niet-ontvankelijke of kennelijk ongegronde hogere voorziening)

5

2016/C 454/12

Zaak C-237/14 P: Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 6 september 2016 — Lidl Stiftung & Co. KG/Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (Hogere voorziening — Uniemerk — Artikel 181 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof — Kennelijk niet-ontvankelijke of kennelijk ongegronde hogere voorziening)

6

2016/C 454/13

Zaak C-551/14 P: Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 13 september 2016 — Arctic Paper Mochenwangen GmbH/Europese Commissie (Hogere voorziening — Milieu — Richtlijn 2003/87/EG — Artikel 10 bis — Regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten — Overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten vanaf 2013 — Besluit 2011/278/EU — Door de Bondsrepubliek Duitsland ingediende nationale uitvoeringsmaatregelen — Weigering van opname van bepaalde installaties op de lijsten van installaties die kosteloos toegewezen emissierechten ontvangen — Hardheidsclausule — Uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie)

6

2016/C 454/14

Zaak C-564/14 P: Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 13 september 2016 — Raffinerie Heide GmbH/Europese Commissie (Hogere voorziening — Milieu — Richtlijn 2003/87/EG — Artikel 10 bis — Regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten — Overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten vanaf 2013 — Besluit 2011/278/EU — Door de Bondsrepubliek Duitsland ingediende nationale uitvoeringsmaatregelen — Weigering van opname van bepaalde installaties op de lijsten van installaties die kosteloos toegewezen emissierechten ontvangen — Hardheidsclausule — Uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie)

7

2016/C 454/15

Zaak C-565/14 P: Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 13 september 2016 — Romonta GmbH/Europese Commissie (Hogere voorziening — Milieu — Richtlijn 2003/87/EG — Artikel 10 bis — Regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten — Overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten vanaf 2013 — Besluit 2011/278/EU — Door de Bondsrepubliek Duitsland ingediende nationale uitvoeringsmaatregelen — Weigering van opname van bepaalde installaties op de lijsten van installaties die kosteloos toegewezen emissierechten ontvangen — Hardheidsclausule — Uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie)

7

2016/C 454/16

Zaak C-228/15: Beschikking van het Hof (Vijfde kamer) van 7 september 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunale di Catania — Italië) — Strafzaak tegen Snezhana Velikova (Prejudiciële verwijzing — Recht van de burgers van de Unie op verkeer en verblijf op het grondgebied van de Europese Unie — Irrelevantie van het verzoek om een prejudiciële beslissing voor de beslechting van het hoofdgeding — Kennelijke niet-ontvankelijkheid)

8

2016/C 454/17

Zaak C-309/15: Beschikking van het Hof (Negende kamer) van 8 september 2016 — Real Express Srl/Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie, MIP Metro Group Intellectual Property GmbH & Co. KG [Hogere voorziening — Artikel 181 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof — Uniemerk — Verordening (EG) nr. 207/2009 — Beeldmerk in rood en blauw met het woordelement real — Oppositie door de houder van de nationale beeldmerken in wit en zwart met de woordelementen Real en Real mark — Afwijzing van de oppositie]

8

2016/C 454/18

Zaak C-322/15: Beschikking van het Hof (Vierde kamer) van 8 september 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunale amministrativo regionale per il Lazio — Italië) — Google Ireland Limited, Google Italy Srl/Autorità per le Garanzie nelle Comunicazioni (Prejudiciële verwijzing — Artikel 53, lid 2, en artikel 94 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof — Onvoldoende precisering van de feitelijke en juridische context van het hoofdgeding en van de redenen waarom een antwoord op de prejudiciële vraag noodzakelijk is — Kennelijke niet-ontvankelijkheid)

9

2016/C 454/19

Zaak C-338/15 P: Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 20 juli 2016 — Claire Staelen/Europese Ombudsman (Hogere voorziening — Niet-contractuele aansprakelijkheid — Afhandeling door de Europese Ombudsman van een klacht over het beheer van een lijst van geschikte kandidaten van een algemeen vergelijkend onderzoek — Reglement voor de procesvoering van het Hof — Artikel 181)

9

2016/C 454/20

Gevoegde zaken C-363/15 P en C-364/15 P: Beschikking van het Hof (Eerste kamer) van 21 juli 2016 — Louis Vuitton Malletier SA/Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie, Nanu-Nana Handelsgesellschaft mbH für Geschenkartikel & Co. KG (Hogere voorziening — Gemeenschapsmerk — Afdoening zonder beslissing)

10

2016/C 454/21

Zaak C-438/15: Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 28 september 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Tribunale di Taranto — Italië) — Strafzaak tegen Davide Durante (Prejudiciële verwijzing — Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof — Identieke prejudiciële vragen — Artikelen 49 VWEU en 56 VWEU — Vrijheid van vestiging — Vrij verrichten van diensten — Kansspelen — Beperkingen — Dwingende redenen van algemeen belang — Evenredigheid — Voorwaarden voor deelname aan een aanbesteding en beoordeling van de economische en financiële draagkracht — Uitsluiting van een inschrijver wegens niet-overlegging van door twee verschillende bankinstellingen afgegeven verklaringen van economische en financiële draagkracht)

10

2016/C 454/22

Zaak C-534/15: Beschikking van het Hof (Tiende kamer) van 14 september 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Judecătoria Satu Mare — Roemenië) — Pavel Dumitraș, Mioara Dumitraș/BRD Groupe Société Générale — Sucursala Judeţeană Satu Mare (Prejudiciële verwijzing — Bescherming van de consument — Richtlijn 93/13/EEG — Oneerlijke bedingen — Artikel 1, lid 1 — Artikel 2, onder b) — Hoedanigheid van consument — Overdracht van een schuldvordering door novatie van kredietovereenkomsten — Hypotheekovereenkomst gesloten door particulieren die geen professionele banden hebben met de nieuwe schuldenaar-handelsvennootschap)

11

2016/C 454/23

Zaak C-542/15: Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 28 september 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Tribunale di Santa Maria Capua Vetere — Italië) — Strafzaak tegen Angela Manzo (Prejudiciële verwijzing — Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof — Identieke prejudiciële vragen — Artikelen 49 VWEU en 56 VWEU — Vrijheid van vestiging — Vrij verrichten van diensten — Kansspelen — Beperkingen — Dwingende redenen van algemeen belang — Evenredigheid — Overheidsopdrachten — Voorwaarden voor deelname aan een aanbesteding en beoordeling van de economische en financiële draagkracht — Uitsluiting van een inschrijver wegens niet-overlegging van door twee verschillende bankinstellingen afgegeven verklaringen van economische en financiële draagkracht — Richtlijn 2004/18/EG — Artikel 47 — Toepasselijkheid)

12

2016/C 454/24

Zaak C-586/15: Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 7 september 2016 — Lotte Co. Ltd/Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie [Hogere voorziening — Artikel 181 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof — Uniemerk — Woordmerk bevattende een Japans woordelement en de afbeelding van een koala in een boom die een kleine koala draagt — Oppositie door de houder van het oudere nationale driedimensionale merk KOALA-BÄREN en het oudere nationale beeldmerk KOALA — Bewijs van het normaal gebruik van het merk — Gebruik van het merk in een op onderdelen afwijkende vorm zonder dat het onderscheidend vermogen van het merk wordt gewijzigd — Artikel 15, lid 1, tweede alinea, onder a), en artikel 42, leden 2 en 3, van verordening (EG) nr. 207/2009 — Hogere voorziening deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond]

12

2016/C 454/25

Zaak C-614/15: Beschikking van het Hof (Tiende kamer) van 21 september 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Curtea de Apel Craiova — Roemenië) — Rodica Popescu/Direcția Sanitar Veterinară și pentru Siguranța Alimentelor Gorj (Prejudiciële verwijzing — Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof — Sociale politiek — Richtlijn 1999/70/EG — Raamovereenkomst EVV, UNICE en CEEP inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd — Opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd — Dierenartsassistente op het gebied van veterinaire controle — Overheidssector — Clausule 5, punt 1 — Maatregelen ter voorkoming van misbruik van overeenkomsten voor bepaalde tijd — Begrip objectieve redenen die dergelijke overeenkomsten rechtvaardigen — Bezetting van vacante posten in afwachting van de afronding van vergelijkende onderzoeken)

13

2016/C 454/26

Zaak C-631/15: Beschikking van het Hof (Tiende kamer) van 21 september 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado Contencioso-Administrativo no 1 de Oviedo — Spanje) — Carlos Álvarez Santirso/Consejería de Educación, Cultura y Deporte del Principado de Asturias (Prejudiciële verwijzing — Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof — Richtlijn 1999/70/EG — Raamovereenkomst EVV, Unice en CEEP inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd — Clausule 4 — Opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd in de overheidssector — Niet-universitair onderwijs — Nationale regeling — Toekenning van een toelage — Voorwaarde — Positieve uitkomst van een beoordelingsprocedure — Leraren die werkzaam zijn als ambtenaar in tijdelijke dienst — Daarvan uitgesloten — Discriminatieverbod)

14

2016/C 454/27

Gevoegde zaken C-91/16 en C-120/16: Beschikking van het Hof (Vijfde kamer) van 8 september 2016 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de Primera Instancia no 60 de Madrid — Spanje) — Caixabank SA/Héctor Benlliure Santiago (C-91/16), Abanca Corporación Bancaria SA/Juan José González Rey, María Consuelo González Rey, Francisco Rodríguez Alonso (C-120/16) (Prejudiciële verwijzing — Richtlijn 93/13/EEG — Oneerlijke bedingen — Rentevoet van de moratoire rente — Toepassing van de rentevoet van de vergoedende rente — Artikel 53, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof — Niet-ontvankelijkheid)

14

2016/C 454/28

Zaak C-141/16: Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 20 juli 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Commissione Tributaria Regionale di Milano — Italië) — Stanleybet Malta Ltd, Mario Stoppani/Agenzia delle dogane e dei Monopoli — Ufficio dei Monopoli per la Lombardia (Prejudiciële verwijzing — Vrijheid van vestiging en vrij verrichten van diensten — Uniforme belasting op weddenschappen en totalisatorweddenschappen — Belastingplicht voor nationale tussenpersonen die spelgegevens doorgeven voor rekening van in een andere lidstaat gevestigde exploitanten — Onvoldoende precisering van de feitelijke en juridische context van het hoofdgeding en van de redenen waarom een antwoord op de prejudiciële vraag noodzakelijk is — Kennelijke niet-ontvankelijkheid)

15

2016/C 454/29

Zaak C-471/16 P: Hogere voorziening ingesteld op 24 augustus 2016 door Staatliche Porzellan-Manufaktur Meissen GmbH tegen het arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 14 juni 2016 in zaak T-789/14, Staatliche Porzellan-Manufaktur Meissen GmbH/Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

15

2016/C 454/30

Zaak C-492/16: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Fővárosi Törvényszék (Hongarije) op 14 september 2016 — Incyte Corporation/Szellemi Tulajdon Nemzeti Hivatala

17

2016/C 454/31

Zaak C-493/16: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunale Amministrativo Regionale della Campania (Italië) op 14 september 2016 — Sicurbau Srl e.a./Ministero delle Infrastrutture e dei Trasporti e.a.

17

2016/C 454/32

Zaak C-494/16: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunale civile di Trapani (Italië) op 15 september 2016 — Giuseppa Santoro/Comune di Valderice, Presidenza del Consiglio dei Ministri

18

2016/C 454/33

Zaak C-503/16: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunal da Relação de Évora (Portugal) op 23 september 2016 — Luis Isidro Delgado Mendes/Crédito Agrícola Seguros — Companhia de Seguros de Ramos Reais, SA

19

2016/C 454/34

Zaak C-506/16: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunal da Relação do Porto (Portugal) op 26 september 2016 — José Joaquim Neto de Sousa/Portugese Staat

19

2016/C 454/35

Zaak C-1/15: Beschikking van de president van het Hof van 22 september 2016 — Europese Commissie/Republiek Oostenrijk, ondersteund door: Bondsrepubliek Duitsland, Tsjechische Republiek

20

2016/C 454/36

Zaak C-62/16: Beschikking van de president van het Hof van 8 juli 2016 — Commissie/Roemenië

20

2016/C 454/37

Zaak C-161/16: Beschikking van de president van het Hof van 15 juli 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Attunda Tingsrätt — Zweden) — Airhelp Ltd/Thomas Cook Airlines Scandinavia A/S

20

2016/C 454/38

Zaak C-172/16: Beschikking van de president van het Hof van 21 juli 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Amtsgericht Düsseldorf — Duitsland) — Ljiljana Kammerer, Frank Kammerer/Swiss International Air Lines AG

20

2016/C 454/39

Zaak C-257/16: Beschikking van de president van het Hof van 18 juli 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Amtsgericht Köln — Duitsland) — Elke Roch, Jürgen Roch/Germanwings GmbH

21

 

Gerecht

2016/C 454/40

Zaak T-672/14: Arrest van het Gerecht van 20 oktober 2016 — August Wolff en Remedia/Commissie (Geneesmiddelen voor menselijk gebruik — Artikel 31 van richtlijn 2001/83/EG — Artikel 116 van richtlijn 2001/83 — Werkzame stof estradiol — Besluit van de Commissie waarbij de lidstaten worden gelast nationale vergunningen voor het in de handel brengen van geneesmiddelen voor lokale toepassing met 0,01 % m/m estradiol in te trekken en te wijzigen — Bewijslast — Evenredigheid — Gelijke behandeling)

22

2016/C 454/41

Zaak T-14/15: Arrest van het Gerecht van 20 oktober 2016 — Lufthansa AirPlus Servicekarten/EUIPO — Mareea Comtur (airpass.ro) [Uniemerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor Uniebeeldmerk airpass.ro — Ouder Uniewoordmerk AirPlus International — Afwijzing van de oppositie — Regel 21 van verordening (EG) nr. 2868/95 — Afdoening zonder beslissing — Artikel 81, lid 4, van verordening (EG) nr. 207/2009]

22

2016/C 454/42

Zaak T-141/15: Arrest van het Gerecht van 20 oktober 2016 — Tsjechische Republiek/Commissie (ELGF en Elfpo — Van financiering uitgesloten uitgaven — Bescherming van wijngaarden — Uitgaven verricht door de Tsjechische Republiek — Rechtszekerheid — Gewettigd vertrouwen)

23

2016/C 454/43

Zaak T-407/15: Arrest van het Gerecht van 20 oktober 2016 — Monster Energy/EUIPO — Hot-Can Intellectual Property (HotoGo self-heating can technology) [Uniemerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor Uniebeeldmerk HotoGo self-heating can technology — Oudere Uniebeeldmerken die krabben door een klauw weergeven — Relatieve weigeringsgronden — Geen overeenstemmende tekens — Geen verwarringsgevaar — Geen samenhang tussen de tekens — Artikel 8, lid 1, onder b), en lid 5, van verordening (EG) nr. 207/2009]

24

2016/C 454/44

Zaak T-693/15: Arrest van het Gerecht van 20 oktober 2016 — Clover Canyon/EUIPO — Kaipa Sportswear (CLOVER CANYON) [Uniemerk — Oppositieprocedure — Internationale inschrijving met aanduiding van de Europese Unie — Woordmerk CLOVER CANYON — Ouder nationaal woordmerk CANYON — Relatieve weigeringsgrond — Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009 — Verwarringsgevaar]

24

2016/C 454/45

Zaak T-543/15: Beschikking van het Gerecht van 12 oktober 2016 — Lysoform Dr. Hans Rosemann e.a./ECHA [Beroep tot nietigverklaring — Opname als leverancier van een werkzame stof op de lijst van artikel 95 van verordening (EU) nr. 528/2012 — Geen rechtstreekse geraaktheid — Niet-ontvankelijkheid]

25

2016/C 454/46

Zaak T-564/15: Beschikking van het Gerecht van 11 oktober 2016 — Spliethoff’s Bevrachtingskantoor/Commissie (Beroep tot nietigverklaring — Financiële bijstand in het kader van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen — Niet voor beroep vatbare handeling — Voorbereidende handeling — Niet-ontvankelijkheid)

26

2016/C 454/47

Zaak T-620/15: Beschikking van het Gerecht van 17 oktober 2016 — Orthema Service/EUIPO (Gehen wie auf Wolken) [Uniemerk — Aanvraag voor Uniewoordmerk Gehen wie auf Wolken — Merk bestaande in een reclameslogan — Absolute weigeringsgrond — Geen onderscheidend vermogen — Artikel 7, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009 — Kennelijk rechtens ongegrond beroep]

26

2016/C 454/48

Zaak T-669/15: Beschikking van het Gerecht van 12 oktober 2016 — Lysoform Dr. Hans Rosemann e.a./ECHA [Beroep tot nietigverklaring — Opname als leverancier van een werkzame stof op de lijst van artikel 95 van verordening (EU) nr. 528/2012 — Geen rechtstreekse geraaktheid — Niet-ontvankelijkheid]

27

2016/C 454/49

Zaak T-699/16 P: Hogere voorziening ingesteld op 29 september 2016 door het Europees Parlement tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 19 juli 2016 in zaak F-147/15, Meyrl/Parlement

28

2016/C 454/50

Zaak T-704/16: Beroep ingesteld op 26 september 2016 — Murka/EUIPO (SCATTER SLOTS)

28

2016/C 454/51

Zaak T-705/16 P: Hogere voorziening ingesteld op 3 oktober 2016 door WQ (*1)  tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 21 juli 2016 in zaak F-1/16, WQ (*1) /Parlement

29

2016/C 454/52

Zaak T-706/16 P: Hogere voorziening ingesteld op 3 oktober 2016 door HB tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 21 juli 2016 in zaak F-125/15, HB/Commissie

30

2016/C 454/53

Zaak T-721/16: Beroep ingesteld op 7 oktober 2016 — Luxottica Group/EUIPO — Chen (BeyBeni)

31

2016/C 454/54

Zaak T-732/16: Beroep ingesteld op 20 oktober 2016 — Valencia Club de Fútbol/Commissie

31

2016/C 454/55

Zaak T-733/16: Beroep ingesteld op 18 oktober 2016 — Banque Postale/ECB

32

2016/C 454/56

Zaak T-613/15: Beschikking van het Gerecht van 19 september 2016 — European Dynamics Luxembourg e.a./Frontex

33


 


NL

 

Op grond van de bescherming van persoonsgegevens kan bepaalde in deze uitgave verschenen informatie niet langer openbaar worden gemaakt. Derhalve werd een nieuwe authentieke versie gepubliceerd.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Hof van Justitie van de Europese Unie

5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/1


Laatste publicaties van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie

(2016/C 454/01)

Laatste publicatie

PB C 441 van 28.11.2016

Historisch overzicht van de vroegere publicaties

PB C 428 van 21.11.2016

PB C 419 van 14.11.2016

PB C 410 van 7.11.2016

PB C 402 van 31.10.2016

PB C 392 van 24.10.2016

PB C 383 van 17.10.2016

Deze teksten zijn beschikbaar in

EUR-Lex: http://eur-lex.europa.eu


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/2


Aanwijzing van de eerste advocaat-generaal

(2016/C 454/02)

Tijdens zijn algemene vergadering van 27 september 2016 heeft het Hof de heer Wathelet aangewezen als eerste advocaat-generaal, voor de periode van 7 oktober 2016 tot en met 6 oktober 2017.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/2


Aanwijzing van de kamer belast met de zaken bedoeld in artikel 107 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof

(2016/C 454/03)

Het Hof heeft tijdens zijn algemene vergadering van 27 september 2016 krachtens artikel 11, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering de Vijfde kamer aangewezen als kamer belast met de zaken bedoeld in artikel 107 van voormeld Reglement, voor de periode van 7 oktober 2016 tot en met 6 oktober 2017.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/2


Aanwijzing van de kamer belast met de zaken bedoeld in artikel 193 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof

(2016/C 454/04)

Het Hof heeft tijdens zijn algemene vergadering van 27 september 2016 krachtens artikel 11, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering de Eerste kamer aangewezen als kamer belast met de zaken bedoeld in artikel 193 van voormeld Reglement, voor de periode van 7 oktober 2016 tot en met 6 oktober 2017.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/2


Besluiten genomen door het Hof tijdens zijn algemene vergadering van 4 oktober 2016

(2016/C 454/05)

Toevoeging van de rechters aan de kamers van drie rechters

Tijdens zijn algemene vergadering van 4 oktober 2016 heeft het Hof beslist om de rechters als volgt toe te voegen aan de kamers van drie rechters:

Zesde kamer

E. Regan, kamerpresident

J.-C. Bonichot, A. Arabadjiev, C.G. Fernlund en S. Rodin, rechters

Zevende kamer

A. Prechal, kamerpresident

A. Rosas, C. Toader en E. Jarašiūnas, rechters

Achtste kamer

M. Vilaras, kamerpresident

J. Malenovský, M. Safjan en D. Šváby, rechters

Negende kamer

E. Juhász, kamerpresident

C. Vajda, K. Jürimäe en C. Lycourgos, rechters

Tiende kamer

M. Berger, kamerpresident

A. Borg Barthet, E. Levits en F. Biltgen, rechters


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/3


Lijsten ter bepaling van de samenstelling van de rechtsprekende formaties voor de zaken die naar de kamers van drie rechters worden verwezen

(2016/C 454/06)

Het Hof heeft tijdens zijn algemene vergadering van 4 oktober 2016 de volgende lijsten opgesteld ter bepaling van de samenstelling van de kamers van drie rechters:

Zesde kamer

J.-C. Bonichot

A. Arabadjiev

C.G. Fernlund

S. Rodin

Zevende kamer

A. Rosas

C. Toader

E. Jarašiūnas

Achtste kamer

J. Malenovský

M. Safjan

D. Šváby

Negende kamer

C. Vajda

K. Jürimäe

C. Lycourgos

Tiende kamer

A. Borg Barthet

E. Levits

F. Biltgen


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/4


Verkiezing van de presidenten van de kamers van drie rechters

(2016/C 454/07)

De rechters in het Hof van Justitie hebben tijdens hun vergadering van 27 september 2016 krachtens artikel 12, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering de heer Regan verkozen tot president van de Zesde kamer, mevrouw Prechal tot president van de Zevende kamer, de heer Vilaras tot president van de Achtste kamer, de heer Juhász tot president van de Negende kamer en mevrouw Berger tot president van de Tiende kamer, voor de periode van 7 oktober 2016 tot en met 6 oktober 2017.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/4


Eedaflegging door een nieuw lid van het Hof

(2016/C 454/08)

Na zijn benoeming tot advocaat-generaal bij het Hof van Justitie bij besluit van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie van 7 september 2016 (1), voor de periode van 16 september 2016 tot en met 6 oktober 2021, heeft de heer Tanchev voor het Hof de eed afgelegd op 19 september 2016.


(1)  PB L 247 van 15.9.2016, blz. 17.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/4


Eedaflegging door nieuwe rechters in het Gerecht

(2016/C 454/09)

Na hun benoeming tot rechter in het Gerecht bij besluit van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie van 23 maart 2016 (1), voor de periode van 1 september 2016 tot en met 31 augustus 2022, hebben mevrouw Kowalik-Bańczyk en de heer Nihoul voor het Hof de eed afgelegd op 19 september 2016.

Na hun benoeming tot rechter in het Gerecht bij besluiten van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie van 7 september 2016 (2),

voor de periode van 1 september 2016 tot en met 31 augustus 2019

wat de heren Kornezov en Perillo betreft,

voor de periode van 16 september 2016 tot en met 31 augustus 2019

wat de heer Passer betreft,

voor de periode van 19 september 2016 tot en met 31 augustus 2019

wat de heer Öberg betreft,

voor de periode van 1 september 2016 tot en met 31 augustus 2022

wat de heren Barents, Svenningsen, Csehi en Iliopoulos, mevrouw Marcoulli en de heer Spielmann betreft, en

voor de periode van 16 september 2016 tot en met 31 augustus 2022

wat mevrouw Costeira, de heren Berke en da Silva Passos en mevrouw Spineanu-Matei betreft,

hebben de betrokkenen voor het Hof van Justitie de eed afgelegd op 19 september 2016.


(1)  PB L 87 van 2.4.2016, blz. 33.

(2)  PB L 247 van 15.9.2016, blz. 13, 15 en 18.


V Bekendmakingen

GERECHTELIJKE PROCEDURES

Hof van Justitie

5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/5


Beschikking van het Hof (Vijfde kamer) van 29 september 2016 — Investigación y Desarrollo en Soluciones y Servicios IT, S.A./Europese Commissie

(Zaak C-102/14 P) (1)

((Hogere voorziening - Artikel 181 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Overeenkomsten betreffende financiële bijstand van de Europese Unie aan projecten op het gebied van onderzoek en ontwikkeling - Auditrapport waarin onregelmatigheden worden geconstateerd - Besluit om de door de Europese Commissie betaalde voorschotten terug te vorderen - Beroep tot nietigverklaring - Besluit om betalingen op te schorten - Beroep wegens niet-contractuele aansprakelijkheid - Besluit om geen overeenkomst te sluiten - Beroep tot schadevergoeding - Niet-ontvankelijkheid))

(2016/C 454/10)

Procestaal: Spaans

Partijen

Rekwirante: Investigación y Desarrollo en Soluciones y Servicios IT, S.A. (vertegenwoordiger: M. Jiménez Perona, abogado)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie (vertegenwoordigers: R. Lyal en B. Conte, gemachtigden, bijgestaan door J. Rivas Andrés, avocat)

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

Investigación y Desarrollo en Soluciones y Servicios IT, S.A. wordt verwezen in de kosten van de hogere voorziening.


(1)  PB C 135 van 5.5.2014.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/5


Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 6 september 2016 — Lidl Stiftung & Co. KG/Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

(Zaak C-224/14 P) (1)

((Hogere voorziening - Uniemerk - Artikel 181 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Kennelijk niet-ontvankelijke of kennelijk ongegronde hogere voorziening))

(2016/C 454/11)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Lidl Stiftung & Co. KG (vertegenwoordigers: M. Wolter, M. Kefferpütz en A. K. Marx, Rechtsanwälte)

Andere partij in de procedure: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: L. Rampini, gemachtigde)

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

Lidl Stiftung & Co. KG wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 282 van 25.8.2014.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/6


Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 6 september 2016 — Lidl Stiftung & Co. KG/Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

(Zaak C-237/14 P) (1)

((Hogere voorziening - Uniemerk - Artikel 181 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Kennelijk niet-ontvankelijke of kennelijk ongegronde hogere voorziening))

(2016/C 454/12)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Lidl Stiftung & Co. KG (vertegenwoordigers: M. Wolter, M. Kefferpütz en A. K. Marx, Rechtsanwälte)

Andere partij in de procedure: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: L. Rampini, gemachtigde)

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

Lidl Stiftung & Co. KG wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 282 van 25.8.2014.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/6


Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 13 september 2016 — Arctic Paper Mochenwangen GmbH/Europese Commissie

(Zaak C-551/14 P) (1)

((Hogere voorziening - Milieu - Richtlijn 2003/87/EG - Artikel 10 bis - Regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten - Overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten vanaf 2013 - Besluit 2011/278/EU - Door de Bondsrepubliek Duitsland ingediende nationale uitvoeringsmaatregelen - Weigering van opname van bepaalde installaties op de lijsten van installaties die kosteloos toegewezen emissierechten ontvangen - Hardheidsclausule - Uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie))

(2016/C 454/13)

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirante: Arctic Paper Mochenwangen GmbH (vertegenwoordigers: S. Kobes en B. Burkert, Rechtsanwälte)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie (vertegenwoordigers: E. White, C. Hermes en K. Herrmann, gemachtigden)

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

Arctic Paper Mochenwangen GmbH wordt verwezen in haar eigen kosten en in die van de Europese Commissie.


(1)  PB C 26 van 26.1.2015.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/7


Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 13 september 2016 — Raffinerie Heide GmbH/Europese Commissie

(Zaak C-564/14 P) (1)

((Hogere voorziening - Milieu - Richtlijn 2003/87/EG - Artikel 10 bis - Regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten - Overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten vanaf 2013 - Besluit 2011/278/EU - Door de Bondsrepubliek Duitsland ingediende nationale uitvoeringsmaatregelen - Weigering van opname van bepaalde installaties op de lijsten van installaties die kosteloos toegewezen emissierechten ontvangen - Hardheidsclausule - Uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie))

(2016/C 454/14)

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirante: Raffinerie Heide GmbH (vertegenwoordigers: U. Karpenstein en C. Eckart, Rechtsanwälte)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie (vertegenwoordigers: C. Hermes, E. White en K. Herrmann, gemachtigden)

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

Raffinerie Heide GmbH wordt verwezen in haar eigen kosten en in die van de Europese Commissie.


(1)  PB C 34 van 2.2.2015.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/7


Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 13 september 2016 — Romonta GmbH/Europese Commissie

(Zaak C-565/14 P) (1)

((Hogere voorziening - Milieu - Richtlijn 2003/87/EG - Artikel 10 bis - Regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten - Overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten vanaf 2013 - Besluit 2011/278/EU - Door de Bondsrepubliek Duitsland ingediende nationale uitvoeringsmaatregelen - Weigering van opname van bepaalde installaties op de lijsten van installaties die kosteloos toegewezen emissierechten ontvangen - Hardheidsclausule - Uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie))

(2016/C 454/15)

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirante: Romonta GmbH (vertegenwoordigers: I. Zenke en M.-Y. Vollmer, Rechtsanwälte)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie (vertegenwoordigers: E. White, C. Hermes en K. Herrmann, gemachtigden)

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

Romonta GmbH wordt verwezen in haar eigen kosten en in die van de Europese Commissie.


(1)  PB C 46 van 9.2.2015.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/8


Beschikking van het Hof (Vijfde kamer) van 7 september 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunale di Catania — Italië) — Strafzaak tegen Snezhana Velikova

(Zaak C-228/15) (1)

((Prejudiciële verwijzing - Recht van de burgers van de Unie op verkeer en verblijf op het grondgebied van de Europese Unie - Irrelevantie van het verzoek om een prejudiciële beslissing voor de beslechting van het hoofdgeding - Kennelijke niet-ontvankelijkheid))

(2016/C 454/16)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Tribunale di Catania

Partij in de strafzaak

Snezhana Velikova

Dictum

Het bij beslissing van 7 januari 2015 door de Tribunale di Catania (rechter in eerste aanleg Catania, Italië) ingediende verzoek om een prejudiciële beslissing is kennelijk niet-ontvankelijk.


(1)  PB C 245 van 27.7.2015.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/8


Beschikking van het Hof (Negende kamer) van 8 september 2016 — Real Express Srl/Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie, MIP Metro Group Intellectual Property GmbH & Co. KG

(Zaak C-309/15) (1)

([Hogere voorziening - Artikel 181 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Uniemerk - Verordening (EG) nr. 207/2009 - Beeldmerk in rood en blauw met het woordelement „real” - Oppositie door de houder van de nationale beeldmerken in wit en zwart met de woordelementen „Real” en „Real mark” - Afwijzing van de oppositie])

(2016/C 454/17)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Real Express Srl (vertegenwoordiger: C. Anitoae, advocaat)

Andere partijen in de procedure: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: D. Botis en D. Hanf, gemachtigden), MIP Metro Group Intellectual Property GmbH & Co. KG (vertegenwoordigers: J.-C. Plate en R. Kaase, Rechtsanwälte)

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

Real Express Srl draagt haar eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie en in de kosten van MIP Metro Group Intellectual Property GmbH & Co. KG.


(1)  PB C 398 van 30.11.2015.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/9


Beschikking van het Hof (Vierde kamer) van 8 september 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunale amministrativo regionale per il Lazio — Italië) — Google Ireland Limited, Google Italy Srl/Autorità per le Garanzie nelle Comunicazioni

(Zaak C-322/15) (1)

((Prejudiciële verwijzing - Artikel 53, lid 2, en artikel 94 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Onvoldoende precisering van de feitelijke en juridische context van het hoofdgeding en van de redenen waarom een antwoord op de prejudiciële vraag noodzakelijk is - Kennelijke niet-ontvankelijkheid))

(2016/C 454/18)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Tribunale amministrativo regionale per il Lazio

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Google Ireland Limited, Google Italy Srl

Verwerende partij: Autorità per le Garanzie nelle Comunicazioni

In tegenwoordigheid van: Filandolarete Srl, Associazione Confindustria Radio Televisioni, Federazione Italiana Editori Giornali (FIEG)

Dictum

Het door de Tribunale amministrativo regionale per il Lazio (bestuursrechter in eerste aanleg Latium, Italië) bij beslissing van 22 april 2015 ingediende verzoek om een prejudiciële beslissing is kennelijk niet-ontvankelijk.


(1)  PB C 320 van 28.9.2015.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/9


Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 20 juli 2016 — Claire Staelen/Europese Ombudsman

(Zaak C-338/15 P) (1)

((Hogere voorziening - Niet-contractuele aansprakelijkheid - Afhandeling door de Europese Ombudsman van een klacht over het beheer van een lijst van geschikte kandidaten van een algemeen vergelijkend onderzoek - Reglement voor de procesvoering van het Hof - Artikel 181))

(2016/C 454/19)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirante: Claire Staelen (vertegenwoordiger: V. Olona, avocate)

Andere partij in de procedure: Europese Ombudsman (vertegenwoordigers: aanvankelijk G. Grill en vervolgens L. Papadias, gemachtigden)

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

Claire Staelen wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 294 van 7.9.2015.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/10


Beschikking van het Hof (Eerste kamer) van 21 juli 2016 — Louis Vuitton Malletier SA/Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie, Nanu-Nana Handelsgesellschaft mbH für Geschenkartikel & Co. KG

(Gevoegde zaken C-363/15 P en C-364/15 P) (1)

((Hogere voorziening - Gemeenschapsmerk - Afdoening zonder beslissing))

(2016/C 454/20)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Louis Vuitton Malletier SA (vertegenwoordigers: P. Roncaglia, G. Lazzeretti, F. Rossi en N. Parrotta, avvocati)

Andere partijen in de procedure: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: P. Bullock en D. Hanf, gemachtigden), Nanu-Nana Handelsgesellschaft mbH für Geschenkartikel & Co. KG (vertegenwoordigers: T. Boddien en A. Nordemann, Rechtsanwälte)

Dictum

1)

Op de hogere voorziening behoeft niet te worden beslist.

2)

Nanu-Nana Handelsgesellschaft mbH für Geschenkartikel & Co. KG wordt verwezen in haar eigen kosten in de zaken C-363/15 P en C-364/15 P.

3)

Louis Vuitton Malletier SA wordt verwezen in haar eigen kosten en in die van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) in de zaken C-363/15 P en C-364/15 P.


(1)  PB C 414 van 14.12.2015.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/10


Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 28 september 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Tribunale di Taranto — Italië) — Strafzaak tegen Davide Durante

(Zaak C-438/15) (1)

((Prejudiciële verwijzing - Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Identieke prejudiciële vragen - Artikelen 49 VWEU en 56 VWEU - Vrijheid van vestiging - Vrij verrichten van diensten - Kansspelen - Beperkingen - Dwingende redenen van algemeen belang - Evenredigheid - Voorwaarden voor deelname aan een aanbesteding en beoordeling van de economische en financiële draagkracht - Uitsluiting van een inschrijver wegens niet-overlegging van door twee verschillende bankinstellingen afgegeven verklaringen van economische en financiële draagkracht))

(2016/C 454/21)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Tribunale di Taranto

Partij in de strafzaak

Davide Durante

Dictum

De artikelen 49 VWEU en 56 VWEU moeten aldus worden uitgelegd dat zij niet in de weg staan aan een nationale bepaling, zoals die in het hoofdgeding, op grond waarvan marktdeelnemers die wensen deel te nemen aan een aanbesteding voor de verlening van concessies op het gebied van spelen en weddenschappen, hun economische en financiële draagkracht moeten bewijzen aan de hand van verklaringen van minstens twee bankinstellingen, zonder dat deze draagkracht ook op een andere wijze mag worden aangetoond, voor zover een dergelijke bepaling kan voldoen aan de evenredigheidsvoorwaarden die in de rechtspraak van het Hof zijn geformuleerd, hetgeen ter beoordeling van de verwijzende rechterlijke instantie staat.


(1)  PB C 381 van 16.11.2015.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/11


Beschikking van het Hof (Tiende kamer) van 14 september 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Judecătoria Satu Mare — Roemenië) — Pavel Dumitraș, Mioara Dumitraș/BRD Groupe Société Générale — Sucursala Judeţeană Satu Mare

(Zaak C-534/15) (1)

((Prejudiciële verwijzing - Bescherming van de consument - Richtlijn 93/13/EEG - Oneerlijke bedingen - Artikel 1, lid 1 - Artikel 2, onder b) - Hoedanigheid van consument - Overdracht van een schuldvordering door novatie van kredietovereenkomsten - Hypotheekovereenkomst gesloten door particulieren die geen professionele banden hebben met de nieuwe schuldenaar-handelsvennootschap))

(2016/C 454/22)

Procestaal: Roemeens

Verwijzende rechter

Judecătoria Satu Mare

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Pavel Dumitraș, Mioara Dumitraș

Verwerende partij: BRD Groupe Société Générale — Sucursala Judeţeană Satu Mare

Dictum

Artikel 1, lid 1, en artikel 2, onder b), van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten moeten aldus worden uitgelegd dat die richtlijn van toepassing is op een hypotheekovereenkomst die tussen natuurlijke personen en een kredietinstelling is gesloten ter waarborging van de verplichtingen die een handelsvennootschap in een kredietovereenkomst jegens die kredietinstelling is aangegaan, wanneer die natuurlijke personen hebben gehandeld voor doeleinden die buiten hun bedrijfs- of beroepsactiviteit vallen en geen functionele band hebben met die vennootschap, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan.


(1)  PB C 16 van 18.1.2016.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/12


Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 28 september 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Tribunale di Santa Maria Capua Vetere — Italië) — Strafzaak tegen Angela Manzo

(Zaak C-542/15) (1)

((Prejudiciële verwijzing - Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Identieke prejudiciële vragen - Artikelen 49 VWEU en 56 VWEU - Vrijheid van vestiging - Vrij verrichten van diensten - Kansspelen - Beperkingen - Dwingende redenen van algemeen belang - Evenredigheid - Overheidsopdrachten - Voorwaarden voor deelname aan een aanbesteding en beoordeling van de economische en financiële draagkracht - Uitsluiting van een inschrijver wegens niet-overlegging van door twee verschillende bankinstellingen afgegeven verklaringen van economische en financiële draagkracht - Richtlijn 2004/18/EG - Artikel 47 - Toepasselijkheid))

(2016/C 454/23)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Tribunale di Santa Maria Capua Vetere

Partij in de strafzaak

Angela Manzo

Dictum

1)

De artikelen 49 VWEU en 56 VWEU moeten aldus worden uitgelegd dat zij niet in de weg staan aan een nationale bepaling, zoals die in het hoofdgeding, op grond waarvan marktdeelnemers die wensen deel te nemen aan een aanbesteding voor de verlening van concessies op het gebied van spelen en weddenschappen, hun economische en financiële draagkracht moeten bewijzen aan de hand van verklaringen van minstens twee bankinstellingen, zonder dat deze draagkracht ook op een andere wijze mag worden aangetoond, voor zover een dergelijke bepaling kan voldoen aan de evenredigheidsvoorwaarden die in de rechtspraak van het Hof zijn geformuleerd, hetgeen ter beoordeling van de verwijzende rechterlijke instantie staat.

2)

Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten, in het bijzonder artikel 47 ervan, moet aldus worden uitgelegd dat een nationale regeling inzake het verlenen van concessies op het gebied van kansspelen, zoals die in het hoofdgeding, niet binnen de werkingssfeer van deze richtlijn valt.


(1)  PB C 16 van 18.1.2016.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/12


Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 7 september 2016 — Lotte Co. Ltd/Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

(Zaak C-586/15) (1)

([Hogere voorziening - Artikel 181 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Uniemerk - Woordmerk bevattende een Japans woordelement en de afbeelding van een koala in een boom die een kleine koala draagt - Oppositie door de houder van het oudere nationale driedimensionale merk KOALA-BÄREN en het oudere nationale beeldmerk KOALA - Bewijs van het normaal gebruik van het merk - Gebruik van het merk in een op onderdelen afwijkende vorm zonder dat het onderscheidend vermogen van het merk wordt gewijzigd - Artikel 15, lid 1, tweede alinea, onder a), en artikel 42, leden 2 en 3, van verordening (EG) nr. 207/2009 - Hogere voorziening deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond])

(2016/C 454/24)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Lotte Co. Ltd (vertegenwoordiger: M. Knitter, Rechtsanwältin)

Andere partijen in de procedure: Nestlé Unternehmungen Deutschland GmbH (vertegenwoordiger: A. Jaeger-Lenz, Rechtsanwältin), Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: D. Walicka, gemachtigde)

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

Lotte Co. Ltd wordt, behalve in haar eigen kosten, verwezen in de kosten van Nestlé Unternehmungen Deutschland GmbH.

3)

Het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) draagt zijn eigen kosten.


(1)  PB C 59 van 15.2.2016.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/13


Beschikking van het Hof (Tiende kamer) van 21 september 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Curtea de Apel Craiova — Roemenië) — Rodica Popescu/Direcția Sanitar Veterinară și pentru Siguranța Alimentelor Gorj

(Zaak C-614/15) (1)

((Prejudiciële verwijzing - Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Sociale politiek - Richtlijn 1999/70/EG - Raamovereenkomst EVV, UNICE en CEEP inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd - Opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd - Dierenartsassistente op het gebied van veterinaire controle - Overheidssector - Clausule 5, punt 1 - Maatregelen ter voorkoming van misbruik van overeenkomsten voor bepaalde tijd - Begrip „objectieve redenen” die dergelijke overeenkomsten rechtvaardigen - Bezetting van vacante posten in afwachting van de afronding van vergelijkende onderzoeken))

(2016/C 454/25)

Procestaal: Roemeens

Verwijzende rechter

Curtea de Apel Craiova

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Rodica Popescu

Verwerende partij: Direcția Sanitar Veterinară și pentru Siguranța Alimentelor Gorj

Dictum

Clausule 5, punt 1, van de op 18 maart 1999 gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, moet aldus worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen een nationale regeling als in het hoofdgeding, op grond waarvan de vernieuwing van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd in de overheidssector om „objectieve redenen” in de zin van die clausule is gerechtvaardigd op de enkele grond dat de controletaken van het veterinaire personeel een niet-permanent karakter hebben wegens de veranderingen in de omvang van de activiteiten van de te controleren ondernemingen, tenzij — hetgeen de nationale rechter dient na te gaan — met de vernieuwing van de overeenkomsten werkelijk wordt beoogd te voorzien in een specifieke behoefte in de betrokken sector, echter zonder dat budgettaire overwegingen aan de basis van die vernieuwing mogen liggen. De omstandigheid dat opeenvolgende overeenkomsten voor bepaalde tijd worden vernieuwd in afwachting van de afronding van vergelijkende onderzoeken, volstaat bovendien niet om die regeling in overeenstemming te brengen met die clausule, indien de concrete toepassing van die regeling in feite leidt tot misbruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, hetgeen de nationale rechter eveneens dient na te gaan.


(1)  PB C 68 van 22.2.2016.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/14


Beschikking van het Hof (Tiende kamer) van 21 september 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado Contencioso-Administrativo no 1 de Oviedo — Spanje) — Carlos Álvarez Santirso/Consejería de Educación, Cultura y Deporte del Principado de Asturias

(Zaak C-631/15) (1)

((Prejudiciële verwijzing - Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Richtlijn 1999/70/EG - Raamovereenkomst EVV, Unice en CEEP inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd - Clausule 4 - Opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd in de overheidssector - Niet-universitair onderwijs - Nationale regeling - Toekenning van een toelage - Voorwaarde - Positieve uitkomst van een beoordelingsprocedure - Leraren die werkzaam zijn als ambtenaar in tijdelijke dienst - Daarvan uitgesloten - Discriminatieverbod))

(2016/C 454/26)

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Juzgado Contencioso-Administrativo no 1 de Oviedo

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Carlos Álvarez Santirso

Verwerende partij: Consejería de Educación, Cultura y Deporte del Principado de Asturias

Dictum

Clausule 4, lid 1, van de op 18 maart 1999 gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de Unice en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, moet aldus worden uitgelegd dat deze clausule zich verzet tegen een nationale regeling als in het hoofdgeding die zonder objectieve rechtvaardiging de deelname aan het plan voor de beoordeling van de onderwijstaak en de bij een positieve beoordeling daaraan verbonden financiële toelage voorbehoudt aan onderwijzend personeel dat op basis van een dienstverband voor onbepaalde tijd werkzaam is als ambtenaar in vaste dienst, en onderwijzend personeel dat op basis van een dienstverband voor bepaalde tijd werkzaam is als ambtenaar in tijdelijke dienst, uitsluit.


(1)  PB C 68 van 22.2.2016.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/14


Beschikking van het Hof (Vijfde kamer) van 8 september 2016 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de Primera Instancia no 60 de Madrid — Spanje) — Caixabank SA/Héctor Benlliure Santiago (C-91/16), Abanca Corporación Bancaria SA/Juan José González Rey, María Consuelo González Rey, Francisco Rodríguez Alonso (C-120/16)

(Gevoegde zaken C-91/16 en C-120/16) (1)

((Prejudiciële verwijzing - Richtlijn 93/13/EEG - Oneerlijke bedingen - Rentevoet van de moratoire rente - Toepassing van de rentevoet van de vergoedende rente - Artikel 53, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Niet-ontvankelijkheid))

(2016/C 454/27)

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Juzgado de Primera Instancia no 60 de Madrid

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Caixabank SA (C-91/16), Abanca Corporación Bancaria SA (C-120/16)

Verwerende partijen: Héctor Benlliure Santiago (C-91/16), Juan José González Rey, María Consuelo González Rey, Francisco Rodríguez Alonso (C-120/16)

Dictum

De door de Juzgado de Primera Instancia no 60 de Madrid (rechtbank van eerste aanleg nr. 60 te Madrid, Spanje) bij beslissingen van 8 februari 2016 (zaak C-91/16) en 18 februari 2016 (zaak C-120/16) ingediende verzoeken om een prejudiciële beslissing zijn kennelijk niet-ontvankelijk.


(1)  PB C 175 van 17.5.2016.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/15


Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 20 juli 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Commissione Tributaria Regionale di Milano — Italië) — Stanleybet Malta Ltd, Mario Stoppani/Agenzia delle dogane e dei Monopoli — Ufficio dei Monopoli per la Lombardia

(Zaak C-141/16) (1)

((Prejudiciële verwijzing - Vrijheid van vestiging en vrij verrichten van diensten - Uniforme belasting op weddenschappen en totalisatorweddenschappen - Belastingplicht voor nationale tussenpersonen die spelgegevens doorgeven voor rekening van in een andere lidstaat gevestigde exploitanten - Onvoldoende precisering van de feitelijke en juridische context van het hoofdgeding en van de redenen waarom een antwoord op de prejudiciële vraag noodzakelijk is - Kennelijke niet-ontvankelijkheid))

(2016/C 454/28)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Commissione Tributaria Regionale di Milano

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Stanleybet Malta Ltd, Mario Stoppani

Verwerende partij: Agenzia delle dogane e dei Monopoli — Ufficio dei Monopoli per la Lombardia

Dictum

Het door de Commissione Tributaria Regionale di Milano (regionale commissie voor belastinggeschillen Milaan, Italië) bij beslissing van 29 september 2015 ingediende verzoek om een prejudiciële beslissing is kennelijk niet-ontvankelijk.


(1)  PB C 191 van 30.5.2016.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/15


Hogere voorziening ingesteld op 24 augustus 2016 door Staatliche Porzellan-Manufaktur Meissen GmbH tegen het arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 14 juni 2016 in zaak T-789/14, Staatliche Porzellan-Manufaktur Meissen GmbH/Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

(Zaak C-471/16 P)

(2016/C 454/29)

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirante: Staatliche Porzellan-Manufaktur Meissen GmbH (vertegenwoordigers: O. Spuhler en M. Geitz, Rechtsanwälte)

Andere partijen in de procedure: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO), Meissen Keramik GmbH

Conclusies

het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 14 juni 2016 in zaak T-789/14 en de beslissing van de vierde kamer van beroep van het EUIPO van 29 september 2014 in beroepsprocedures R 1182/2013-4 en R 1245/2013-4 vernietigen;

subsidiair, het bestreden arrest van het Gerecht van de Europese Unie vernietigen en de zaak terugverwijzen naar het Gerecht;

het EUIPO verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

1.

In het kader van de hogere voorziening verwijt rekwirante het Gerecht, in het bestreden arrest het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en de merkenverordening (1) op verschillende punten te hebben geschonden.

2.

Om te beginnen voert rekwirante schending van het beginsel van een eerlijk proces aan overeenkomstig artikel 6, lid 1, VEU, juncto artikel 47, lid 2, van het Handvest van de grondrechten. Het Gerecht heeft documenten die bij het verzoekschrift waren gevoegd, buiten beschouwing gelaten. Deze stukken vormden louter een aanvulling op de tot dan toe gedane uiteenzetting van de feiten en het betoog rechtens. Het Gerecht heeft deze niet-inaanmerkingneming evenmin gemotiveerd, maar heeft gewoon een standaardformulering uit een ander arrest overgenomen, die in casu niet van toepassing is.

3.

Hierdoor heeft het Gerecht rekwirantes recht op een eerlijk proces overeenkomstig artikel 6, lid 1, VEU, juncto artikel 47, lid 2, van het Handvest van de grondrechten geschonden.

4.

Verder voert rekwirante schending van artikel 15, lid 1, van verordening nr. 207/2009 aan wegens onjuiste voorstelling van de feiten. Het Gerecht heeft zijn oordeel onder meer gebaseerd op het feit dat bepaalde waren in de overgelegde stukken betreffende het gebruik niet zouden zijn opgenomen. Deze waren zijn evenwel in de stukken betreffende het gebruik opgenomen.

5.

Het Gerecht stelt hierdoor de feiten onjuist voor en schendt aldus artikel 15, lid 1, van verordening nr. 207/2009.

6.

Tevens betoogt rekwirante dat artikel 7, lid 3, van verordening nr. 207/2009 werd geschonden. Het Gerecht heeft als motivering voor zijn beslissing gesteld dat het merk Meissen® een geografische herkomstaanduiding is. Het EUIPO heeft het merk Meissen® overeenkomstig artikel 7, lid 3, van verordening nr. 207/2009 ingeschreven op grond van verkregen onderscheidend vermogen. Aldus heeft het EUIPO onherroepelijk vastgesteld dat het bij het merk Meissen® juist niet gaat om een geografische, maar om een commerciële herkomstaanduiding.

7.

Door de inschrijving van het merk Meissen® op grond van verkregen onderscheidend vermogen heeft het EUIPO dit merk bescherming krachtens artikel 7, lid 3, van verordening nr. 207/2009 verleend. Het Gerecht beschouwt het merk Meissen® als een zuivere geografische herkomstaanduiding. Hierdoor ontzegt het Gerecht het merk Meissen® de facto zijn bescherming.

8.

Ten slotte is volgens rekwirante sprake van schending van artikel 8, lid 5, van verordening nr. 207/2009. Volgens het Gerecht kan geen bescherming wegens bekendheid worden verleend overeenkomstig artikel 8, lid 5, van verordening nr. 207/2009, aangezien de conflicterende waren en diensten niet soortgelijk zijn. Volgens de uitdrukkelijke bewoordingen van artikel 8, lid 5, van verordening nr. 207/2009 is soortgelijkheid van de waren respectievelijk diensten niet vereist. Aldus wordt in het bestreden arrest artikel 8, lid 5, van verordening nr. 207/2009 in het tegendeel ervan veranderd.


(1)  Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Uniemerk (PB L 78, blz. 1).


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/17


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Fővárosi Törvényszék (Hongarije) op 14 september 2016 — Incyte Corporation/Szellemi Tulajdon Nemzeti Hivatala

(Zaak C-492/16)

(2016/C 454/30)

Procestaal: Hongaars

Verwijzende rechter

Fővárosi Törvényszék

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Incyte Corporation

Verwerende partij: Szellemi Tulajdon Nemzeti Hivatala

Prejudiciële vragen

1)

Moet artikel 17, lid 2, van verordening (EG) nr. 1610/96 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 1996 betreffende de invoering van een aanvullend beschermingscertificaat voor gewasbeschermingsmiddelen (1), aldus worden uitgelegd dat wanneer in een aanvraag voor een aanvullend beschermingscertificaat krachtens die verordening of krachtens verordening (EG) nr. 469/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende het aanvullende beschermingscertificaat voor geneesmiddelen (2), „de datum van de eerste vergunning voor het in de handel brengen in de Europese Unie” is vastgesteld in strijd met de juridische uitlegging in het arrest van het Europees Hof van Justitie in zaak C-471/14, deze datum onjuist is, zodat moet worden overgegaan tot rectificatie van de datum waarop het aanvullende beschermingscertificaat vervalt, zelfs indien het besluit tot afgifte van voornoemd certificaat werd genomen vóór de uitspraak van dat arrest en de termijn voor indiening van een beroep tegen dat besluit reeds is verstreken?

2)

Is de tot afgifte van het aanvullende beschermingscertificaat bevoegde autoriteit van een lidstaat op het gebied van industriële eigendom verplicht om de datum van afgifte van voornoemd certificaat ambtshalve te rectificeren, teneinde deze in overeenstemming te brengen met de juridische uitlegging in het arrest dat is gewezen in zaak C-471/14?


(1)  PB 1996, L 198, blz. 30.

(2)  PB 2009, L 152, blz. 1.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/17


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunale Amministrativo Regionale della Campania (Italië) op 14 september 2016 — Sicurbau Srl e.a./Ministero delle Infrastrutture e dei Trasporti e.a.

(Zaak C-493/16)

(2016/C 454/31)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Tribunale Amministrativo Regionale della Campania

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Sicurbau Srl, IGR — Imprese Generali Riunite Srl, Iterga Costruzioni Generali SpA, Pa.Co. — Pacifico Costruzioni SpA

Verwerende partijen: Ministero delle Infrastrutture e dei Trasporti, Autorità Portuale di Napoli, Soa Rina SpA

Prejudiciële vraag

Verzetten de Unierechtelijke beginselen van de bescherming van het gewettigd vertrouwen en de rechtszekerheid, gelezen in samenhang met de grondbeginselen van het vrije verkeer van goederen, de vrijheid van vestiging en de vrije dienstverrichting volgens het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), alsook de beginselen die daarvan zijn afgeleid, met name de gelijkheid van behandeling, het discriminatieverbod, het beginsel van wederzijdse erkenning, het evenredigheids- en het transparantiebeginsel, zoals daarnaar (laatstelijk) wordt verwezen in richtlijn 2014/24/EU (1), zich tegen een nationale wettelijke regeling, zoals de Italiaanse wettelijke regeling die voortvloeit uit de artikelen 87, lid 4, en 86, lid 3 bis, van Decreto legislativo nr. 163 van 2006, juncto artikel 26, lid 6, van Decreto legislativo nr. 81 van 2008, zoals deze bepalingen overeenkomstig artikel 99 van het wetboek bestuursprocesrecht („Codice del processo amministrativo”) ter waarborging van de eerbiediging van de wet en de uniforme uitlegging ervan zijn uitgelegd bij de arresten nr. 3 en nr. 9 van 2015 van de Adunanza plenaria del Consiglio di Stato (Grote kamer van de Raad van State), volgens welke het ontbreken in de economische offerte van de afzonderlijke vermelding van de kosten van de veiligheidsmaatregelen in de onderneming in een procedure voor de plaatsing van een overheidsopdracht voor werken hoe dan ook tot de uitsluiting van de betrokken onderneming leidt, zelfs indien van deze verplichting tot afzonderlijke vermelding van die kosten geen sprake is in het bestek of in de oproep tot inschrijvingen en evenmin in het voor de indiening van de offerte in te vullen formulier dat als bijlage daarbij ter beschikking stond, en ongeacht het feit dat de betrokken offerte wel degelijk voorzag in de middelen ter dekking van de minimumkosten van de interne bedrijfskosten voor de veiligheid?


(1)  Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van richtlijn 2004/18/EG (PB L 94, blz. 65).


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/18


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunale civile di Trapani (Italië) op 15 september 2016 — Giuseppa Santoro/Comune di Valderice, Presidenza del Consiglio dei Ministri

(Zaak C-494/16)

(2016/C 454/32)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Tribunale civile di Trapani

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Giuseppa Santoro

Verwerende partijen: Comune di Valderice, Presidenza del Consiglio dei Ministri

Prejudiciële vragen

1)

Vormt de toekenning van een vergoeding van minimaal 2,5 keer en maximaal 12 keer het laatste maandloon (artikel 32, lid 5, van wet nr. 183/2010) aan een werknemer in overheidsdienst wiens arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd op onrechtmatige wijze verschillende keren is verlengd, een gelijkwaardige en doeltreffende maatregel in de zin van de uitspraken van het Hof van Justitie in de gevoegde zaken Mascolo (C-22/13, C-61/13–C-63/13 en C-418/13) en in de zaak Marrosu [en Sardino] (C-53/04), wanneer bovendien die werknemer slechts volledige vergoeding van de schade kan verkrijgen door te bewijzen dat hij andere tewerkstellingskansen heeft verloren of dat hij, indien volgens de regels een vergelijkend onderzoek zou zijn georganiseerd, hij daarvoor zou zijn geslaagd?

2)

Moet het door het Hof van Justitie (onder meer) in die uitspraken vermelde gelijkwaardigheidsbeginsel aldus worden begrepen dat wanneer de lidstaat beslist, de in de (particuliere sector erkende) omzetting in een arbeidsbetrekking voor onbepaalde tijd niet toe te passen in de overheidssector, die lidstaat in elk geval verplicht is de werknemer een zelfde resultaat te waarborgen, in voorkomend geval door toekenning van een schadevergoeding die moet overeenkomen met de waarde van de arbeidsbetrekking voor onbepaalde tijd?


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/19


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunal da Relação de Évora (Portugal) op 23 september 2016 — Luis Isidro Delgado Mendes/Crédito Agrícola Seguros — Companhia de Seguros de Ramos Reais, SA

(Zaak C-503/16)

(2016/C 454/33)

Procestaal: Portugees

Verwijzende rechter

Tribunal da Relação de Évora

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Luis Isidro Delgado Mendes

Verwerende partij: Crédito Agrícola Seguros — Companhia de Seguros de Ramos Reais, SA

Prejudiciële vraag

Moet het gemeenschapsrecht, meer bepaald de artikelen 12, lid 3, en 13, lid 1, van richtlijn 2009/103/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid (1), aldus worden uitgelegd dat het in geval van een verkeersongeval waardoor lichamelijk letsel en materiële schade is toegebracht aan een voetganger die opzettelijk is aangereden door het hem in eigendom toebehorende voertuig, dat werd bestuurd door de persoon die het voertuig gestolen had, eraan in de weg staat dat schadeloosstelling van die voetganger naar nationaal recht is uitgesloten op grond dat hij eigenaar van het voertuig en verzekeringnemer is?


(1)  PB 2009, L 263, blz. 11.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/19


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunal da Relação do Porto (Portugal) op 26 september 2016 — José Joaquim Neto de Sousa/Portugese Staat

(Zaak C-506/16)

(2016/C 454/34)

Procestaal: Portugees

Verwijzende rechter

Tribunal da Relação do Porto

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: José Joaquim Neto de Sousa

Verwerende partij: Portugese Staat

Prejudiciële vraag

Moeten de bepalingen van de tweede (1) en de derde (2) richtlijn inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven, aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan nationale wetgeving als neergelegd in artikel 7, lid 3, van decreto-lei 522/85 van 31 december 1985, zoals gewijzigd bij decreto-lei 130/94 van 19 mei 1994, op grond waarvan de bestuurder die schuld treft aan het ongeval, recht heeft op vergoeding van vermogensschade in geval van overlijden van de echtgenote die zich als inzittende aan boord van het voertuig bevond?


(1)  Tweede Richtlijn 84/5/EEG van de Raad van 30 december 1983 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven (PB 1984, L 8, blz. 17).

(2)  Derde Richtlijn 90/232/EEG van de Raad van 14 mei 1990 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven (PB 1990, L 129, blz. 33).


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/20


Beschikking van de president van het Hof van 22 september 2016 — Europese Commissie/Republiek Oostenrijk, ondersteund door: Bondsrepubliek Duitsland, Tsjechische Republiek

(Zaak C-1/15) (1)

(2016/C 454/35)

Procestaal: Duits

De president van het Hof heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 73 van 2.3.2015.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/20


Beschikking van de president van het Hof van 8 juli 2016 — Commissie/Roemenië

(Zaak C-62/16) (1)

(2016/C 454/36)

Procestaal: Roemeens

De president van het Hof heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 145 van 25.4.2016.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/20


Beschikking van de president van het Hof van 15 juli 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Attunda Tingsrätt — Zweden) — Airhelp Ltd/Thomas Cook Airlines Scandinavia A/S

(Zaak C-161/16) (1)

(2016/C 454/37)

Procestaal: Zweeds

De president van het Hof heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 175 van 17.5.2016.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/20


Beschikking van de president van het Hof van 21 juli 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Amtsgericht Düsseldorf — Duitsland) — Ljiljana Kammerer, Frank Kammerer/Swiss International Air Lines AG

(Zaak C-172/16) (1)

(2016/C 454/38)

Procestaal: Duits

De president van het Hof heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 211 van 13.6.2016.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/21


Beschikking van de president van het Hof van 18 juli 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Amtsgericht Köln — Duitsland) — Elke Roch, Jürgen Roch/Germanwings GmbH

(Zaak C-257/16) (1)

(2016/C 454/39)

Procestaal: Duits

De president van het Hof heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 279 van 1.8.2016.


Gerecht

5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/22


Arrest van het Gerecht van 20 oktober 2016 — August Wolff en Remedia/Commissie

(Zaak T-672/14) (1)

((„Geneesmiddelen voor menselijk gebruik - Artikel 31 van richtlijn 2001/83/EG - Artikel 116 van richtlijn 2001/83 - Werkzame stof estradiol - Besluit van de Commissie waarbij de lidstaten worden gelast nationale vergunningen voor het in de handel brengen van geneesmiddelen voor lokale toepassing met 0,01 % m/m estradiol in te trekken en te wijzigen - Bewijslast - Evenredigheid - Gelijke behandeling”))

(2016/C 454/40)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partijen: Dr. August Wolff GmbH & Co. KG Arzneimittel (Bielefeld, Duitsland) en Remedia d.o.o. (Zagreb, Kroatië) (vertegenwoordigers: P. Klappich, C. Schmidt en P. Arbeiter, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: B.-R. Killmann, M. Šimerdová en A. Sipos, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 263 VWEU tot nietigverklaring van uitvoeringsbesluit C(2014) 6030 final van de Commissie van 19 augustus 2014 betreffende de vergunningen voor het in de handel brengen van voor lokale toepassing bestemde geneesmiddelen voor menselijk gebruik die een hoge concentratie estradiol bevatten, in het kader van artikel 31 van richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad, voor zover daarbij de lidstaten worden verplicht om te voldoen aan de bij het uitvoeringsbesluit opgelegde verplichtingen voor de in bijlage I daarbij opgenomen en niet opgenomen geneesmiddelen met 0,01 % m/m estradiol die voor lokale toepassing zijn bestemd, met uitzondering van de beperking dat de in bijlage I van het uitvoeringsbesluit genoemde geneesmiddelen met 0,01 % m/m estradiol die voor lokale toepassing zijn bestemd alleen nog intravaginaal mogen worden toegediend

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Dr. August Wolff GmbH & Co. KG Arzneimittel en Remedia d.o.o. worden verwezen in de kosten, met inbegrip van de kosten van de procedure in kort geding.


(1)  PB C 439 van 8.12.2014.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/22


Arrest van het Gerecht van 20 oktober 2016 — Lufthansa AirPlus Servicekarten/EUIPO — Mareea Comtur (airpass.ro)

(Zaak T-14/15) (1)

([„Uniemerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor Uniebeeldmerk airpass.ro - Ouder Uniewoordmerk AirPlus International - Afwijzing van de oppositie - Regel 21 van verordening (EG) nr. 2868/95 - Afdoening zonder beslissing - Artikel 81, lid 4, van verordening (EG) nr. 207/2009”])

(2016/C 454/41)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Lufthansa AirPlus Servicekarten GmbH (Neu Isenburg, Duitsland) (vertegenwoordigers: R. Kunze en G. Würtenberger, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: V. Melgar en H. Kunz, gemachtigden)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO: SC Mareea Comtur SRL (Deva, Roemenië)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vijfde kamer van beroep van het EUIPO van 17 oktober 2014 (zaak R 1918/2013-5) inzake een oppositieprocedure tussen Lufthansa AirPlus Servicekarten en SC Mareea Comtur

Dictum

1)

De beslissing van de vijfde kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 17 oktober 2014 (zaak R 1918/2013-5) wordt vernietigd met betrekking tot „reclame; beheer van commerciële zaken; zakelijke administratie; administratieve diensten” van klasse 35 in de zin van de Overeenkomst van Nice van 15 juni 1957 betreffende de internationale classificatie van de waren en diensten ten behoeve van de inschrijving van merken, zoals herzien en gewijzigd.

2)

Het EUIPO zal zijn eigen kosten dragen alsmede die van Lufthansa AirPlus Servicekarten GmbH.


(1)  PB C 81 van 9.3.2015.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/23


Arrest van het Gerecht van 20 oktober 2016 — Tsjechische Republiek/Commissie

(Zaak T-141/15) (1)

((„ELGF en Elfpo - Van financiering uitgesloten uitgaven - Bescherming van wijngaarden - Uitgaven verricht door de Tsjechische Republiek - Rechtszekerheid - Gewettigd vertrouwen”))

(2016/C 454/42)

Procestaal: Tsjechisch

Partijen

Verzoekende partij: Tsjechische Republiek (vertegenwoordigers: M. Smolek, J. Očková, J. Vláčil en L. Březinová, gemachtigden)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: B. Eggers en P. Ondrůšek, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 263 VWEU strekkende tot nietigverklaring van uitvoeringsbesluit (EU) 2015/103 van de Commissie van 16 januari 2015 houdende onttrekking aan EU-financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten hebben verricht in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) of in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) (PB 2015, L 16, blz. 33) voor zover daarbij de uitgaven die de Tsjechische Republiek voornemens was uit hoofde van het ELFG te verrichten voor een bepaalde maatregel ter bescherming van wijngaarden voor de jaren 2010 tot 2012, ten belope van in totaal 2 123 199,04 EUR aan financiering worden onttrokken

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

De Tsjechische Republiek wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 213 van 29.6.2015.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/24


Arrest van het Gerecht van 20 oktober 2016 — Monster Energy/EUIPO — Hot-Can Intellectual Property (HotoGo self-heating can technology)

(Zaak T-407/15) (1)

([„Uniemerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor Uniebeeldmerk HotoGo self-heating can technology - Oudere Uniebeeldmerken die krabben door een klauw weergeven - Relatieve weigeringsgronden - Geen overeenstemmende tekens - Geen verwarringsgevaar - Geen samenhang tussen de tekens - Artikel 8, lid 1, onder b), en lid 5, van verordening (EG) nr. 207/2009”])

(2016/C 454/43)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Monster Energy Company (Corona, Californië, Verenigde-Staten) (vertegenwoordiger: P. Brownlow, solicitor)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: A. Folliard-Monguiral en P. Ivanov, gemachtigden)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO: Hot-Can Intellectual Property Sdn Bhd (Cheras, Maleisië)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vijfde kamer van beroep van het EUIPO van 4 mei 2015 (zaak R 1028/2014-5) inzake een oppositieprocedure tussen Monster Energy Company en Hot-Can Intellectual Property

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Monster Energy Company wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 311 van 21.9.2015.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/24


Arrest van het Gerecht van 20 oktober 2016 — Clover Canyon/EUIPO — Kaipa Sportswear (CLOVER CANYON)

(Zaak T-693/15) (1)

([„Uniemerk - Oppositieprocedure - Internationale inschrijving met aanduiding van de Europese Unie - Woordmerk CLOVER CANYON - Ouder nationaal woordmerk CANYON - Relatieve weigeringsgrond - Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009 - Verwarringsgevaar”])

(2016/C 454/44)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Clover Canyon, Inc. (Los Angeles, Californië, Verenigde Staten) (vertegenwoordiger: T. Schmitz, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: J. Ivanauskas en A. Folliard-Monguiral, gemachtigden)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniënte voor het Gerecht: Kaipa Sportswear GmbH (Heilbronn, Duitsland) (vertegenwoordiger: D. Pauli, advocaat)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vijfde kamer van beroep van het EUIPO van 4 augustus 2015 (zaak R 3018/2014-5) inzake een oppositieprocedure tussen Kaipa Sportswear en Clover Canyon

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Clover Canyon, Inc. wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 38 van 1.2.2016.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/25


Beschikking van het Gerecht van 12 oktober 2016 — Lysoform Dr. Hans Rosemann e.a./ECHA

(Zaak T-543/15) (1)

([„Beroep tot nietigverklaring - Opname als leverancier van een werkzame stof op de lijst van artikel 95 van verordening (EU) nr. 528/2012 - Geen rechtstreekse geraaktheid - Niet-ontvankelijkheid”])

(2016/C 454/45)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Lysoform Dr. Hans Rosemann GmbH (Berlijn, Duitsland), Ecolab Deutschland GmbH (Monheim, Duitsland), Schülke & Mayr GmbH (Norderstedt, Duitsland) en Diversey Europe Operations BV (Amsterdam, Nederland) (vertegenwoordigers: K. Van Maldegem, M. Grunchard en P. Sellar, advocaten)

Verwerende partij: Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) (vertegenwoordigers: C. Buchanan, W. Broere en M. Heikkilä, gemachtigden, bijgestaan door P. Oliver, barrister)

Voorwerp

Verzoek op grond van artikel 263 VWEU tot nietigverklaring van het besluit van het ECHA van 17 juni 2015 houdende opname van Oxea GmbH, gevestigd in Duitsland, als leverancier van een werkzame stof op de lijst van artikel 95, lid 1, van verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB 2012, L 167, blz. 1)

Dictum

1)

Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Op de verzoeken tot interventie van Oxea GmbH en BASF SE hoeft niet meer te worden beslist.

3)

Lysoform Dr. Hans Rosemann GmbH, Ecolab Deutschland GmbH, Schülke & Mayr GmbH en Diversey Europe Operations BV worden verwezen in hun eigen kosten en in die van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA), behoudens de kosten in verband met de verzoeken tot interventie.

4)

Lysoform Dr. Hans Rosemann, Ecolab Deutschland, Schülke & Mayr, Diversey Europe Operations, ECHA, Oxea en BASF dragen hun eigen kosten in verband met de verzoeken tot interventie.


(1)  PB C 406 van 7.12.2015.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/26


Beschikking van het Gerecht van 11 oktober 2016 — Spliethoff’s Bevrachtingskantoor/Commissie

(Zaak T-564/15) (1)

((„Beroep tot nietigverklaring - Financiële bijstand in het kader van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen - Niet voor beroep vatbare handeling - Voorbereidende handeling - Niet-ontvankelijkheid”))

(2016/C 454/46)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Spliethoff’s Bevrachtingskantoor BV (Amsterdam, Nederland) (vertegenwoordiger: P. Glazener, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: J. Hottiaux en J. Samnadda, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 263 VWEU tot nietigverklaring van het besluit dat beweerdelijk ligt besloten in de e-mail van het Uitvoerend Agentschap Innovatie en Netwerken (INEA) van 17 juli 2015 betreffende het door verzoekster ingediende voorstel in reactie op de oproep tot het indienen van voorstellen gedaan in het kader van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, op basis van het meerjarige werkprogramma als vastgesteld in 2014 in het kader van uitvoeringsbesluit C(2014) 1921 def. van de Commissie van 26 maart 2014 tot vaststelling van een meerjarig werkprogramma 2014 voor financiële bijstand in het kader van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (MIE) — sector vervoer, voor de periode 2014-2020

Dictum

1)

Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Spliethoff’s Bevrachtingskantoor BV wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 398 van 30.11.2015.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/26


Beschikking van het Gerecht van 17 oktober 2016 — Orthema Service/EUIPO (Gehen wie auf Wolken)

(Zaak T-620/15) (1)

([„Uniemerk - Aanvraag voor Uniewoordmerk Gehen wie auf Wolken - Merk bestaande in een reclameslogan - Absolute weigeringsgrond - Geen onderscheidend vermogen - Artikel 7, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009 - Kennelijk rechtens ongegrond beroep”])

(2016/C 454/47)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Orthema Service GmbH (Rotkreuz, Zwitserland) (vertegenwoordiger: M. Gail, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: M. Fischer, gemachtigde)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het EUIPO van 1 september 2015 (zaak R 404/2015-4) inzake een aanvraag tot inschrijving van het woordteken Gehen wie auf Wolken als Uniemerk

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Orthema Service GmbH wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 7 van 11.1.2016.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/27


Beschikking van het Gerecht van 12 oktober 2016 — Lysoform Dr. Hans Rosemann e.a./ECHA

(Zaak T-669/15) (1)

([„Beroep tot nietigverklaring - Opname als leverancier van een werkzame stof op de lijst van artikel 95 van verordening (EU) nr. 528/2012 - Geen rechtstreekse geraaktheid - Niet-ontvankelijkheid”])

(2016/C 454/48)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Lysoform Dr. Hans Rosemann GmbH (Berlijn, Duitsland), Ecolab Deutschland GmbH (Monheim, Duitsland), Schülke & Mayr GmbH (Norderstedt, Duitsland) en Diversey Europe Operations BV (Amsterdam, Nederland) (vertegenwoordigers: K. Van Maldegem, M. Grunchard en P. Sellar, advocaten)

Verwerende partij: Europees Agentschap voor chemische stoffen (vertegenwoordigers: M. Heikkilä en C. Buchanan, gemachtigden, bijgestaan door P. Oliver, [barrister])

Voorwerp

Verzoek op grond van artikel 263 VWEU tot nietigverklaring van het besluit van het ECHA van 16 juli 2015 houdende opname van de vennootschap BASF SE, gevestigd in Duitsland, als leverancier van een werkzame stof op de lijst van artikel 95, lid 1, van verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB 2012, L 167, blz. 1)

Dictum

1)

Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Op de verzoeken tot interventie van Oxea GmbH en BASF SE hoeft niet meer te worden beslist.

3)

Lysoform Dr. Hans Rosemann GmbH, Ecolab Deutschland GmbH, Schülke & Mayr GmbH en Diversey Europe Operations BV worden verwezen in hun eigen kosten en in die van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA), behoudens de kosten in verband met de verzoeken tot interventie.

4)

Lysoform Dr. Hans Rosemann, Ecolab Deutschland, Schülke & Mayr, Diversey Europe Operations, ECHA, Oxea en BASF dragen hun eigen kosten in verband met de verzoeken tot interventie.


(1)  PB C 48 van 8.2.2016.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/28


Hogere voorziening ingesteld op 29 september 2016 door het Europees Parlement tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 19 juli 2016 in zaak F-147/15, Meyrl/Parlement

(Zaak T-699/16 P)

(2016/C 454/49)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirerende partij: Europees Parlement (vertegenwoordigers: V. Montebello-Demogeot en M. Dean, gemachtigden)

Andere partij in de procedure: Sonja Meyrl (Brussel, België)

Conclusies

De rekwirerende partij verzoek het Gerecht:

het bestreden arrest te vernietigen;

dientengevolge, het beroep in eerste aanleg te verwerpen;

te oordelen dat elke partij de eigen kosten van deze procedure zal dragen;

Meyrl te verwijzen in de kosten van de procedure in eerste aanleg.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert de rekwirerende partij drie middelen aan.

1.

Eerste middel, ontleend aan een onjuiste rechtsopvatting, verkeerde opvatting van de feiten en een ontoereikende motivering, daar het Gerecht voor ambtenarenzaken (GVA) in punt 25 van het bestreden arrest heeft geoordeeld dat de mogelijkheid om de andere partij in de procedure tewerk te stellen in een ander ambt, haar ontslag had kunnen verhinderen.

2.

Tweede middel, ontleend aan een onjuiste rechtsopvatting, verkeerde opvatting van de feiten en een ontoereikende motivering bij de vaststelling waartoe het GVA in de punten 23 en 30 van het bestreden arrest is gekomen, namelijk dat de relationele problemen een extra reden waren voor het ontslag van de andere partij in de procedure.

3.

Derde middel, ontleend aan een kennelijk onjuiste beoordeling volgende uit de vaststelling van het GVA dat indien de andere partij in de procedure eveneens over de relationele problemen was gehoord, dit daadwerkelijk van invloed had kunnen zijn op het besluitvormingsproces dat tot het betwiste besluit heeft geleid, namelijk het ontslag van laatstgenoemde.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/28


Beroep ingesteld op 26 september 2016 — Murka/EUIPO (SCATTER SLOTS)

(Zaak T-704/16)

(2016/C 454/50)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Murka Ltd (Tortola, Britse Maagdeneilanden) (vertegenwoordiger: S. Santos Rodriguez, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Betrokken merk: Uniewoordmerk „SCATTER SLOTS” — inschrijvingsaanvraag nr. 14 590 889

Bestreden beslissing: beslissing van de eerste kamer van beroep van het EUIPO van 21 juni 2016 in zaak R 471/2016-1

Conclusies

vernietiging van de bestreden beslissing;

verwijzing van het EUIPO in de kosten, met inbegrip van de kosten van de procedure voor het EUIPO.

Aangevoerde middelen

schending van artikel 7, lid 1, onder c), van verordening nr. 207/2009;

schending van artikel 7, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009;

schending van artikel 7, lid 3, van verordening nr. 207/2009.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/29


Hogere voorziening ingesteld op 3 oktober 2016 door  WQ (*1) tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 21 juli 2016 in zaak F-1/16,  WQ (*1)/Parlement

(Zaak T-705/16 P)

(2016/C 454/51)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirerende partij: WQ (*1) (vertegenwoordigers: S. Orlandi en T. Martin, advocaten)

Andere partij in de procedure: Europees Parlement

Conclusies

De rekwirerende partij verzoekt het Gerecht:

het arrest van het GVA in zaak F-1/16,  WQ (*1)/Parlement, te vernietigen;

nietig te verklaren het besluit van het TABG van 27 maart 2015 om rekwirants naam niet op te nemen op lijst van ambtenaren die mogen deelnemen aan het opleidingsprogramma van de certificeringsronde 2014;

het Parlement te verwijzen in de kosten van de beide procedures.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert de rekwirerende partij drie middelen aan.

1.

Eerste middel, ontleend aan een verkeerde rechtsopvatting van het Gerecht voor ambtenarenzaken (GVA) bij het onderzoek van het door rekwirant in eerste aanleg aangevoerde middel ontleend aan schending van het algemene gelijkheidsbeginsel, door te oordelen dat rekwirant zich feitelijk in een situatie bevond die verschilde van die van een kandidaat met een diploma van hetzelfde niveau die een cursus van ten minste één jaar heeft gevolgd.

2.

Tweede middel, ontleend aan een verkeerde rechtsopvatting volgende uit het feit dat het GVA heeft geoordeeld dat het betwiste besluit, namelijk dat om rekwirants naam niet op te nemen op de lijst van ambtenaren die mogen deelnemen aan het opleidingsprogramma van de certificeringsronde 2014, niet in strijd was met artikel 165 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en met de verdeling van de bevoegdheden tussen de Unie en haar lidstaten op het gebied van onderwijs.

3.

Derde middel, ontleend aan een verkeerde rechtsopvatting van het GVA doordat het de exceptie van onwettigheid die de rekwirerende partij in eerste aanleg had aangevoerd heeft afgewezen, op grond dat het criterium van het hebben gevolgd van een cursus van ten minste één jaar gerechtvaardigd en evenredig was, gelet op de aard van de certificeringsprocedure. In dit kader wordt gesteld dat het GVA eveneens de argumenten van de rekwirerende partij verkeerd heeft opgevat, door te oordelen dat zij niet was opgekomen tegen het feit de in aanmerkingneming van het betwiste diploma tot gevolg had gehad dat haar beroepservaring bij de instellingen twee keer was gewaardeerd.


(*1)  Informatie gewist in het kader van de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/30


Hogere voorziening ingesteld op 3 oktober 2016 door HB tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 21 juli 2016 in zaak F-125/15, HB/Commissie

(Zaak T-706/16 P)

(2016/C 454/52)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirerende partij: HB (Schweich, Duitsland) (vertegenwoordigers: S. Orlandi en T. Martin, advocaten)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

De rekwirerende partij verzoekt het Gerecht:

het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken in zaak F-125/15, HB/Commissie, te vernietigen;

te oordelen:

het besluit om rekwirante in het kader van de bevorderingsronde 2014 niet te bevorderen wordt nietig verklaard;

de Commissie wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag van 15 000 EUR aan rekwirante ter vergoeding van haar immateriële schade;

de Commissie wordt verwezen in de kosten van de beide procedures.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter onderbouwing van de hogere voorziening voert de rekwirerende partij drie middelen aan, ontleend aan een verkeerde rechtsopvatting van het Gerecht voor ambtenarenzaken (GVA).

Ten eerste stelt zij dat het GVA blijk heeft gegeven van een verkeerde rechtsopvatting door te oordelen dat het tot aanstelling bevoegd gezag (TABG) de verdiensten daadwerkelijk op een objectieve en gelijke grondslag heeft vergeleken, terwijl het geen rekening heeft gehouden met haar verdiensten over 2013, daar die in het beoordelingsrapport 2013 niet waren beoordeeld, zonder een poging te doen om over vergelijkbare informatie of inlichtingen te beschikken.

Ten tweede is zij van mening dat het GVA blijk heeft gegeven van een verkeerde rechtsopvatting door te oordelen dat het ontbreken van beoordeling in het beoordelingsrapport 2013 te wijten was aan de rekwirerende partij en dat het feit dat dit niet binnen de statutaire termijnen is betwist zich ertegen verzet dat het TABG haar verdiensten voor dat jaar beoordeelt.

Ten derde heeft het GVA blijk gegeven van een verkeerde rechtsopvatting door te oordelen dat zij geen feiten had aangetoond die het bestaan van discriminatie op grond van geslacht konden doen vermoeden, terwijl haar beoordelingsrapport geen enkele wezenlijke beoordeling bevat, alleen omdat zij langdurig afwezig was wegens ouderschapsverlof en met haar zwangerschap verband houdend ziekteverlof.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/31


Beroep ingesteld op 7 oktober 2016 — Luxottica Group/EUIPO — Chen (BeyBeni)

(Zaak T-721/16)

(2016/C 454/53)

Taal van het verzoekschrift: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Luxottica Group S.p.A. (Milaan, Italië) (vertegenwoordigers: E. M. Ochoa Santamaría en I. Aparicio Martínez, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Xian Chen (Wenzhou, China)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Houder van het betrokken merk: andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

Betrokken merk: Uniebeeldmerk met het woordelement „BeyBeni” — inschrijvingsaanvraag nr. 12 511 317

Procedure voor het EUIPO: oppositieprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de vijfde kamer van beroep van het EUIPO van 8 juni 2016 in zaak R 675/2015-5

Conclusies

de bij het Gerecht ingediende vordering toewijzen, de beslissing van de vijfde kamer van beroep van het EUIPO van 8 juni 2016 in zaak R 675/2015-5 vernietigen en de inschrijving van „BeyBeni” als Uniemerk (nr. 12 511 317) weigeren overeenkomstig artikel 8, lid 5, van verordening nr. 207/2009;

het EUIPO verwijzen in de kosten.

Aangevoerde middelen

schending van artikel 8, lid 5, van verordening nr. 207/2009, in samenhang met de analyse van de voorwaarden voor toepassing ervan.

schending van de artikelen 63, lid 2, en 75 van verordening nr. 207/2009, in samenhang met een mogelijke schending van de rechten van verdediging en van het recht om te worden gehoord in het stadium van het beroep.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/31


Beroep ingesteld op 20 oktober 2016 — Valencia Club de Fútbol/Commissie

(Zaak T-732/16)

(2016/C 454/54)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Valencia Club de Fútbol, SAD (Valencia, Spanje) (vertegenwoordigers: J. R. García-Gallardo Gil-Fournier en A. Guerrero Righetto, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietigverklaring van het besluit van de Europese Commissie van 4 juli 2016 inzake steunmaatregel SA.36387 (2013/C) (ex 2013/CP) die door Spanje ten uitvoer is gelegd ten gunste van Valencia Club de Fútbol, S.A.D. (en andere voetbalclubs), in het bijzonder maatregelen 1 en 4, die gevolgen hebben voor Valencia CF.

verwijzing van de Commissie in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster acht middelen aan.

1.

Kennelijk onjuiste beoordeling van drie van de vier criteria om een garantie als staatssteun aan te merken. In de eerste plaats heeft de Commissie zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat Valencia FC zich in een moeilijke financiële situatie bevond, doordat zij zich op onvolledige informatie heeft gebaseerd en geen rekening heeft gehouden met het bedrijfsmodel dat kenmerkend is voor voetbalclubs, zich op de boekwaarde en niet op de werkelijke marktwaarde van de spelers heeft gebaseerd en geen levensvatbaarheidsplan heeft opgesteld dat te allen tijde was gebaseerd op realistische assumpties. In de tweede plaats heeft de Commissie zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat de garantie meer dan 80 % van de kredietfaciliteit dekte. In de derde plaats heeft de Commissie de algemene rentevoet van de kredietfaciliteit ten onrechte op basis van de marktprijs berekend.

2.

Subsidiair, kennelijke fouten van de Commissie door de verenigbaarheidstoets toe te passen voor vier van de zes in haar reddings- en herstructureringsrichtsnoeren genoemde criteria, met name: het herstel van de levensvatbaarheid op lange termijn, de voorkoming van onrechtmatige verstoringen van de mededinging door middel van tegenprestaties, het beginsel dat steun tot het minimum moet worden beperkt en het eenmalige karakter van de steun.

3.

Fout van de Commissie bij de bepaling van de aanzienlijke waarde van de geleverde tegenprestatie, met name het pand op de aandelen en bijkomende garanties die door de Fundación Valencia aan het Instituto Valenciano de Finanzas (Valenciaans Instituut voor Financiën) zijn verstrekt.

4.

Onjuiste schatting van de hoofdsom van en de rente over de vermeende steun die moet worden teruggevorderd, doordat de Commissie een onjuiste assumptie heeft gemaakt over referentiepercentages die constant blijven voor de duur van de maatregelen en over de duur van die maatregelen.

5.

Schending van het evenredigheidsbeginsel, doordat de bedragen waarvan de Commissie de terugvordering gelast, niet in verhouding staan tot de reeds betaalde bedragen.

6.

Onjuiste beoordeling door de Commissie, doordat zij de kredietgever niet als begunstigde heeft aangemerkt en er geen rekening mee heeft gehouden dat de club een nieuwe eigenaar heeft.

7.

Schending van het non-discriminatiebeginsel, doordat de Commissie de verschillende situaties van de onderzochte clubs op gelijke wijze heeft beoordeeld, terwijl die clubs zich in totaal verschillende omstandigheden bevinden.

8.

Niet-nakoming van de verplichting tot motivering van handelingen.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/32


Beroep ingesteld op 18 oktober 2016 — Banque Postale/ECB

(Zaak T-733/16)

(2016/C 454/55)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: La Banque Postale (Parijs, Frankrijk) (vertegenwoordigers: E. Guillaume en L. Coudray, advocaten)

Verwerende partij: Europese Centrale Bank

Conclusies

Verzoekende partij concludeert tot:

nietigverklaring van het besluit van de Europese Centrale Bank van 24 augustus 2016 betreffende het verzoek van La Banque Postale om toestemming om risicoblootstellingen aan de overheidssector overeenkomstig artikel 429, lid 14, van verordening (EU) nr. 575/2013 buiten de berekening van de hefboomratio te houden;

verwijzing van de Europese Centrale Bank in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekende partij drie middelen aan.

1.

Eerste middel: De Europese Centrale Bank heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting doordat het besluit van 24 augustus 2016 betreffende het verzoek van La Banque Postale om toestemming om risicoblootstellingen aan de overheidssector buiten de berekening van de hefboomratio te houden (hierna: „bestreden besluit”) voorbarig is.

2.

Tweede middel: de ECB heeft geen discretionaire bevoegdheid bij de toepassing van artikel 429, lid 14, van verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van verordening (EU) nr. 648/2012 (PB 2013, L 176, p.1; hierna: „verordening nr. 575/2013”).

3.

Derde middel: de ECB heeft bij de vaststelling van het bestreden besluit het recht geschonden. Deze schending houdt met name verband met:

het feit dat de gecentraliseerde spaargelden van La Banque Postale geen hefboomwerking hebben;

het vermeende risico dat de Caisse des dépôts et consignations en de Franse Staat niet zullen betalen;

vermeende operationele risico’s bij het inzamelen van de gecentraliseerde spaargelden van La Banque Postale.


5.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 454/33


Beschikking van het Gerecht van 19 september 2016 — European Dynamics Luxembourg e.a./Frontex

(Zaak T-613/15) (1)

(2016/C 454/56)

Procestaal: Grieks

De president van de Vierde kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 7 van 11.1.2016.