ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 395

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

59e jaargang
26 oktober 2016


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

III   Voorbereidende handelingen

 

RAAD

2016/C 395/01

Standpunt (EU) nr. 17/2016 van de Raad in eerste lezing met het oog op de vaststelling van een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1342/2008 van de Raad tot vaststelling van een langetermijnplan voor kabeljauwbestanden en de bevissing van deze bestanden
Vastgesteld door de Raad op 29 september 2016

1

2016/C 395/02

Motivering van de Raad: Standpunt (EU) nr. 17/2016 van de Raad in eerste lezing met het oog op de vaststelling van een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1342/2008 van de Raad tot vaststelling van een langetermijnplan voor kabeljauwbestanden en bevissing van deze bestanden

5


NL

 


III Voorbereidende handelingen

RAAD

26.10.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 395/1


STANDPUNT (EU) Nr. 17/2016 VAN DE RAAD IN EERSTE LEZING

met het oog op de vaststelling van een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1342/2008 van de Raad tot vaststelling van een langetermijnplan voor kabeljauwbestanden en de bevissing van deze bestanden

Vastgesteld door de Raad op 29 september 2016

(2016/C 395/01)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1342/2008 van de Raad (3) is een langetermijnplan vastgesteld voor de kabeljauwbestanden in het Kattegat, de Noordzee, het Skagerrak en het oostelijke deel van het Kanaal, het gebied ten westen van Schotland en de Ierse Zee en voor de bevissing van deze bestanden. Verordening (EG) nr. 1342/2008 heeft ten doel een exploitatie van deze bestanden die hen boven een niveau brengt en behoudt dat de maximale duurzame opbrengst (MDO) kan opleveren.

(2)

De wetenschappelijke evaluatie van de werking van Verordening (EG) nr. 1342/2008 van het Europees Parlement en de Raad door het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) heeft een aantal problemen met de toepassing van die verordening aan het licht gebracht. De Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (International Council for the Exploration of the Sea — ICES) heeft voorgesteld de beheerstrategie opnieuw te evalueren, met name op basis van een veranderde kijk op het Noordzeebestand.

(3)

Met de toepassing sinds 1 januari 2014 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 (4) is het beheerskader voor kabeljauw fundamenteel gewijzigd, in het bijzonder door middel van de invoering van een aanlandingsverplichting.

(4)

Op dit moment zijn er meerjarenplannen in voorbereiding voor de meersoortenvisserij in verschillende gebieden van de Atlantische Oceaan, gebaseerd op Verordening (EU) nr. 1380/2013. Verordening (EG) nr. 1342/2008 zal voor elk betrokken gebied worden vervangen door deze nieuwe meerjarenplannen voor de meersoortenvisserij. Verordening (EG) nr. 1342/2008 zal derhalve slechts korte tijd van toepassing blijven. Niettemin dienen er een aantal dringende wijzigingen te worden aangebracht in Verordening (EG) nr. 1342/2008 die gelden tot de nieuwe meerjarenplannen voor de meersoortenvisserij van toepassing worden.

(5)

De visserijinspanningsregeling die in Verordening (EG) nr. 1342/2008 is vastgesteld, heeft een aantal resultaten op het gebied van selectiviteit en andere maatregelen ter vermijding van kabeljauwvangst opgeleverd, maar is ook een obstakel geworden voor de implementatie van de aanlandingsverplichting, omdat zij een verdere aanpassing van de visserijpatronen, zoals de gebieds- en visserijtuigkeuze, belemmert. De visserijinspanningsregeling moet dan ook worden stopgezet. Aangezien Verordening (EG) nr. 1342/2008 heeft geleid tot aanzienlijke verbeteringen in selectiviteit en de vermijding van kabeljauwvangst, dankzij stimuli die samenhingen met de visserijinspanningsregeling en dankzij nationale maatregelen (plannen ter vermijding van kabeljauwvangsten of ter vermindering van de teruggooi van kabeljauw) is het van het allergrootste belang dat, in de periode waarin de aanlandingsverplichting wordt ingevoerd voor alle kabeljauwvangsten in overeenstemming met het tijdschema voor de invoering ervan die in Verordening (EU) nr. 1380/2013 is vastgesteld, lidstaten die een rechtstreeks belang hebben bij de visserij die nationale maatregelen voortzetten of verder ontwikkelen.

(6)

In de overgangsfase waarin in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1380/2013 meerjarenplannen voor de meersoortenvisserij worden voorbereid voor gebieden die nu onder Verordening (EG) nr. 1342/2008 vallen, moet in de beheersmaatregelen rekening worden gehouden met passende minimum- en voorzorgsbiomassaniveaus. Indien de bestanden onder de vrijwaringsniveaus voor de biomassa (MSY B-trigger) vallen die in wetenschappelijk advies overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1380/2013 beschikbaar zijn, moeten alle nodige maatregelen worden genomen om die situatie te verhelpen.

(7)

Voor sommige gebieden van Verordening (EG) nr. 1342/2008 is er mogelijk te weinig informatie over de bestanden en de visserijactiviteiten om de vangstmogelijkheden volgens het MDO-beginsel vast te stellen. In die gevallen moet de voorzorgsbenadering worden gevolgd.

(8)

In aanvulling op de visserijinspanningsregeling is bij Verordening (EG) nr. 1342/2008 een systeem van speciale visdocumenten ingevoerd dat is gekoppeld aan een beperking van de totale capaciteit aan motorvermogen van de visservaartuigen in een bepaald gebied. Om een disruptieve dislocatie van visserijactiviteiten, die het herstel van de bestanden negatief zou kunnen beïnvloeden, te voorkomen, is het passend dat systeem in de periode waarin de visserijinspanningsregeling zelf volledig wordt stopgezet, te handhaven.

(9)

Bij Verordening (EG) nr. 1224/2009 (5) is een aantal bepalingen van Verordening (EG) nr. 1432/2008 die naar de bijlagen II en III ervan verwezen, ingetrokken. Aangezien Verordening (EG) nr. 1342/2008 geen andere verwijzingen naar deze bijlagen bevat, zijn zij achterhaald en moeten zij worden geschrapt.

(10)

Derhalve dient Verordening (EG) nr. 1342/2008 dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1342/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 wordt vervangen door:

„Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (*).

(*)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).”."

2)

Artikel 4 wordt geschrapt.

3)

Artikel 5 wordt vervangen door:

„Artikel 5

Doelstelling van het plan

1.   Het in artikel 1 bedoelde plan heeft ten doel een exploitatie van de kabeljauwbestanden te garanderen die de bestanden boven een niveau brengt en behoudt dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren.

2.   Beheersmaatregelen die uit hoofde van deze verordening worden genomen, zijn in overeenstemming met de voorschriften van artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en de beginselen en doelstellingen van die verordening.”.

4)

Artikel 6 wordt vervangen door:

„Artikel 6

Minimum- en voorzorgsbiomassaniveaus

Bij het treffen van beheersmaatregelen zijn het minimum- en het voorzorgsbiomassaniveau voor elk van de kabeljauwbestanden in overeenstemming met de doelstellingen van Verordening (EU) nr. 1380/2013.”.

5)

De artikelen 7 en 8 worden geschrapt.

6)

Artikel 9 wordt vervangen door:

„Artikel 9

Vaststelling van TAC’s in geval van ontoereikende gegevens

Wanneer het door een gebrek aan onvoldoende accurate en representatieve gegevens niet mogelijk is de vangstmogelijkheden in overeenstemming met artikel 5, lid 1, vast te stellen, worden de vangstmogelijkheden in overeenstemming met artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 volgens de voorzorgsbenadering vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met tendensen in de kabeljauwbestanden en de visserijactiviteiten en voor de betrokken bestanden ten minste een gelijkwaardig instandhoudingsniveau wordt gegarandeerd.”.

7)

Na artikel 9 wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd:

HOOFDSTUK II bis

VERPLICHTINGEN VAN DE LIDSTATEN”.

8)

Artikel 10 wordt vervangen door:

„Artikel 10

Vismachtigingen en capaciteitsmaxima

1.   Voor elk van de in artikel 1 van deze verordening vermelde geografische gebieden geeft elke lidstaat vismachtigingen af overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (**) voor vaartuigen die zijn vlag voeren, en die in dat gebied vissen, en een van de volgende vistuigen gebruiken:

a)

bodemtrawls en zegens (OTB, OTT, PTB, SDN, SSC, SPR) met een maaswijdte:

i)

TR1 gelijk aan of groter dan 100 mm;

ii)

TR2 gelijk aan of groter dan 70 mm en kleiner dan 100 mm;

iii)

TR3 gelijk aan of groter dan 16 mm en kleiner dan 32 mm;

b)

boomkorren (TBB) met een maaswijdte:

i)

BT1 gelijk aan of groter dan 120 mm;

ii)

BT2 gelijk aan of groter dan 80 mm en kleiner dan 120 mm;

c)

kieuwnetten, warrelnetten (GN);

d)

schakelnetten (GT);

e)

beuglijnen (LL).

2.   Onverminderd de in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde capaciteitsmaxima is voor elk van de in artikel 1 van deze verordening vermelde geografische gebieden de in kW uitgedrukte totale capaciteit van de vaartuigen die overeenkomstig lid 1 van dit artikel afgegeven vismachtigingen hebben, niet groter dan de maximumcapaciteit van de vaartuigen die in 2006 of 2007 met een van de in lid 1 vermelde vistuigen in het betrokken geografische gebied visten.

3.   Iedere lidstaat stelt een lijst op van de vaartuigen die een in lid 1 bedoelde vismachtiging hebben, houdt deze lijst bij en stelt deze via zijn officiële website beschikbaar voor de Commissie en de overige lidstaten.

(**)  Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).”."

9)

Hoofdstuk III wordt geschrapt.

10)

De artikelen 30 en 31 worden geschrapt.

11)

De bijlagen I, II, III en IV worden geschrapt.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de vierde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2017.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te …, …

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter


(1)  PB C 44 van 15.2.2013, blz. 125.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 11 juni 2013 en standpunt van de Raad in eerste lezing van 29 september 2016. Standpunt van het Europees Parlement van … (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  Verordening (EG) nr. 1342/2008 van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van een langetermijnplan voor kabeljauwbestanden en de bevissing van deze bestanden, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 423/2004 (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 20).

(4)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

(5)  Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).


26.10.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 395/5


Motivering van de Raad: Standpunt (EU) nr. 17/2016 van de Raad in eerste lezing met het oog op de vaststelling van een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1342/2008 van de Raad tot vaststelling van een langetermijnplan voor kabeljauwbestanden en bevissing van deze bestanden

(2016/C 395/02)

I.   INLEIDING

1.

De Europese Commissie heeft het voorstel op 14 september 2012 ingediend (1).

2.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 12 december 2012 advies uitgebracht (2).

3.

Op 19 december 2012 heeft de Raad besloten het voorstel in twee delen te splitsen (3) en heeft hij één deel van het bestaande kabeljauwplan gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1243/2012 van de Raad (4).

4.

Het Europees Parlement heeft op 11 juni 2013 zijn standpunt in eerste lezing vastgesteld (5).

5.

Op 1 december 2015 heeft het Hof van Justitie Verordening (EU) nr. 1243/2012 van de Raad nietig verklaard toen het oordeelde dat het voorstel had moeten worden vastgesteld op basis van artikel 43, lid 2, en niet artikel 43, lid 3 (6). Het Hof handhaafde echter de gevolgen van die verordening totdat, uiterlijk op 31 december 2016, een nieuwe verordening op basis van artikel 43, lid 2 VWEU, in werking treedt.

6.

Op 27 april 2016 heeft het Coreper het voorzitterschap een eerste mandaat verleend om informele onderhandelingen te voeren met het oog op een wijzigingsverordening op basis van artikel 43, lid 2, VWEU (7). Na ontvangst, op 7 juni 2016, van de herziene versie van het onderhandelingsstandpunt van het Europees Parlement (8), werd het mandaat van het voorzitterschap herzien op 22 juni 2016 (9).

7.

Tijdens een trialoog op 29 juni 2016 hebben de onderhandelaars van de instellingen een politiek compromis bereikt. In een brief van 13 juli 2016 heeft de voorzitter van de Commissie visserij van het Europees Parlement de voorzitter van Coreper I meegedeeld dat, indien de Raad zijn door de juristen-vertalers bijgewerkte overeengekomen standpunt formeel aan het Europees Parlement zou toezenden, hij de plenaire vergadering zal aanbevelen het standpunt van de Raad in de tweede lezing van het Parlement zonder amendementen vast te stellen. Het op 29 juni 2016 bereikte compromis werd door het Coreper bekrachtigd op 20 juli 2016 (10), en kreeg het politieke akkoord van de Raad op 27 juli 2016 (11).

II.   DOELSTELLING

8.

Doel van het voorstel was een wijziging van de bestaande verordening van 2008 voor een langetermijnplan voor kabeljauwbestanden (12) (het kabeljauwplan). Het voorstel behelst onder andere het aanbrengen van een zekere flexibiliteit in de regels inzake totaal toegestane vangsten, een betere harmonisatie van de berekening van de visserij-inspanning, en het invoeren van nieuwe en gewijzigde stimuli in het systeem van beperkingen van de visserij-inspanning ter vermijding van kabeljauwvangsten en ter vermindering van de teruggooi.

III.   ANALYSE VAN HET STANDPUNT VAN DE RAAD IN EERSTE LEZING

A.   Algemeen

9.

In het standpunt in eerste lezing van het Parlement wordt een aantal amendementen op het voorstel gesteund dat ook door de Raad werd gesteund via diens – naderhand nietig verklaarde – Verordening (EU) nr. 1243/2012. De medewetgevers hebben evenwel, in overleg met de Commissie, gekozen voor een grondige herziening van hun standpunten gezien het feit dat de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) het beheerskader voor meerjarenplannen sinds 2014 heeft gewijzigd.

10.

De wijziging in het beheerskader had voornamelijk in drie opzichten gevolgen voor de besprekingen over de wijziging van het kabeljauwplan:

Door de aanlandingsverplichting die bij de GVB-basisverordening (Verordening (EU) nr. 1380/2013) werd ingevoerd, is twijfel gerezen over de meerwaarde van de visserij-inspanningsregeling van het kabeljauwplan, aangezien deze was ingevoerd om dezelfde tekortkoming (teruggooi) aan te pakken. Voorts vereist het nieuwe beleid, aangezien de aanlandingsverplichting geleidelijk toepassing vindt in de verschillende visserijtakken, veel aanpassing en flexibiliteit van de vissers, hetgeen niet mogelijk is indien de verordening, via de inspanningsregeling, het gebruik van vistuig en de tijd op zee beperkt;

Zowel de aanlandingsverplichting als de noodzaak om af te stappen van het concept van het beheer van één soort in gemengde visserij vereisen een nieuw soort meerjarig beheersplan. De Commissie heeft gewerkt aan vervolgplannen voor het kabeljauwplan in de vorm van beheersplannen voor meerdere soorten in een bepaald gebied. Het eerste, met betrekking tot de Noordzee, is inmiddels voorgelegd aan de medewetgevers. (13) Het is derhalve niet wenselijk nieuwe elementen aan het kabeljauwplan toe te voegen die de besprekingen over de op hervorming gerichte meerjarige beheersplannen overbodig maken;

Bij de basisverordening wordt ook het concept "regionalisering" ingevoerd, dat moet worden begrepen als een mechanisme op het niveau van de secundaire wetgeving van de EU dat wordt ingesteld via samenwerking tussen lidstaten op regionaal zeegebiedniveau. Aangezien de regionalisering zich ontwikkelt in het kader van de basisverordening, bijvoorbeeld door middel van gebiedsgebonden teruggooiplannen, is het wenselijk het detailniveau voor het beheer van de kabeljauwvisserij in het kabeljauwplan te verlagen.

B.   Doelstelling van het kabeljauwplan

11.

Het standpunt van de Raad bevat een wijziging van de doelstelling van het kabeljauwplan (artikel 1, punt 3, van het standpunt van de Raad). Dit wordt gerechtvaardigd door het feit dat in de basisverordening de algemene instandhoudingsdoelstelling voor het beheer van bestanden is bepaald, en door het voornemen om een grondige herziening van biologische referentiepunten voor kabeljauwbestanden te vermijden die via de meerjarige vervolgplannen zou moeten worden verricht. De oplossing die samen met het Europees Parlement is gevonden, is te vergelijken met degene die is overeengekomen voor het onlangs aangenomen meerjarenplan voor de kabeljauw-, haring- en sprotbestanden in de Oostzee. (14)

C.   Regulering van de visserij-inspanning

12.

De Raad heeft alle bepalingen betreffende de regulering van de visserij-inspanning geschrapt (zie artikel 1, punten 1, 2 en 9 tot en met 11 van het standpunt van de Raad). Dit standpunt stemt overeen met het herziene standpunt van het Parlement, waarin deze stap wordt gesteund met het oog op het wegnemen van een belemmering voor de uitvoering van de aanlandingsverplichting die, sinds 2016, wordt ingevoerd in de visserij in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan. Met deze radicalere stap werden de amendementen 4 en 5, 9 tot en met 17 en 19 tot en met 21 van het standpunt in eerste lezing van het Parlement van 2013 vervangen, die waren ingegeven door soortgelijke overwegingen (vereenvoudiging, flexibiliteit), maar nog steeds binnen het systeem van regulering van de visserij-inspanning vielen.

13.

De Raad handhaafde in het kabeljauwplan de verplichting voor de lidstaten om de algemene vangstcapaciteit (in kW) voor de gereglementeerde vistuigen in een bepaald gebied te beperken (artikel 1, punt 8, van het standpunt van de Raad). Deze verplichting, die voorheen was opgenomen in het hoofdstuk over regulering van de visserij-inspanning, staat nu volledig apart.

14.

In overeenstemming met de initiële amendementen 8 en 18 van het Parlement heeft de Raad besloten een overweging (overweging 5) op te nemen waarin het belang wordt onderstreept van maatregelen van de lidstaten inzake vermindering van de teruggooi en vermijding van kabeljauwvangsten, aangezien deze werden beschouwd als waardevolle verwezenlijkingen in het kader van het kabeljauwplan die de uitvoering van de aanlandingsverplichting zouden kunnen vergemakkelijken.

D.   Regels inzake totaal toegestane vangsten

15.

Het standpunt van de Raad bekort de regels inzake totaal toegestane vangsten (artikel 6 tot en met 10 van het kabeljauwplan) en versoepelt ze. Met name bevat artikel 6 niet langer voorzorgsniveaus van de paaibiomassa, aangezien deze niveaus door de medewetgevers opnieuw moeten worden bezien op basis van voorstellen van de Commissie over nieuwe meerjarige beheersplannen, samen met de bijbehorende beheersverplichtingen (artikelen 7 en 8 van het kabeljauwplan).

16.

Met de vereenvoudiging van artikel 6 en de schrapping van de artikelen 7 en 8 van het kabeljauwplan (zie artikel 1, punten 4 en 5, van het standpunt van de Raad) wordt duidelijk aangegeven dat het gewijzigde kabeljauwplan een overgangsplan is, zoals tot uiting komt in de nieuwe overweging 6. In het herziene onderhandelingsstandpunt van het Europees Parlement werd deze benadering bevestigd. De medewetgevers bogen zich ook over de noodzaak om nog in 2016 een akkoord te bereiken over de wijzigingen in het kabeljauwplan, en over het feit dat in het wetenschappelijk advies voor het kabeljauwbestand in de Noordzee wordt voorgesteld de beheerstrategie opnieuw te evalueren (zie de wijziging van overweging 2).

17.

Het voorstel van de Commissie betreffende de herformulering van artikel 9 over een speciale procedure voor de vaststelling van TAC's in geval van ontoereikende gegevens was reeds geamendeerd tijdens de eerste lezing in het Parlement (amendement 7). Het standpunt van de Raad, met beraad over een herzien onderhandelingsstandpunt van het Europees Parlement, gaat ook in de richting van vermindering van de rigiditeit, maar hierin wordt gepleit voor een veel lager detailniveau.

18.

Ten slotte wordt artikel 10 van het kabeljauwplan in het standpunt van de Raad geschrapt op verzoek van het Parlement, volgens hetwelk dit niet langer in overeenstemming is met het inzicht van de medewetgevers met betrekking tot het nemen van besluiten over beleidskeuzes.

IV.   CONCLUSIE

19.

Bij de bepaling van zijn standpunt heeft de Raad ten volle rekening gehouden met het voorstel van de Commissie en met het standpunt in eerste lezing en het herziene onderhandelingsstandpunt van het Europees Parlement.


(1)  Zie doc. 13745/12 PECHE 343 CODEC 2130.

(2)  PB C 44 van 15.2.2013, blz. 125.

(3)  Zie doc. 17340/12 PECHE 528 CODEC 2934.

(4)  PB L 352 van 21.12.2012, blz. 10.

(5)  Zie doc. 10685/13 PECHE 251 CODEC 272.

(6)  Gevoegde zaken C-124/13 en C-125/13.

(7)  Zie doc. 8030/16 PECHE 142 CODEC 481 + ADD1.

(8)  Zie doc 9742/16 PECHE 198 CODEC 805.

(9)  Zie doc. 10391/16 PECHE 230 CODEC 908 + ADD1.

(10)  Zie doc 11122/16 PECHE 271 CODEC 1047.

(11)  Zie doc. CM 3652/16 PECHE PROCED.

(12)  PB L 348 van 24.12.2008, blz. 20.

(13)  Zie doc. 11636/16 PECHE 293 CODEC 1142 IA 62.

(14)  PB L 191 van 15.7.2016, blz. 1.