ISSN 1977-0995 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 278 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Mededelingen en bekendmakingen |
59e jaargang |
Nummer |
Inhoud |
Bladzijde |
|
II Mededelingen |
|
|
MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
Europese Commissie |
|
2016/C 278/01 |
|
IV Informatie |
|
|
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
Europese Commissie |
|
2016/C 278/02 |
||
2016/C 278/03 |
||
|
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN |
|
2016/C 278/04 |
|
V Bekendmakingen |
|
|
PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID |
|
|
Europese Commissie |
|
2016/C 278/05 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.8089 — Randstad/Ausy) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 ) |
|
2016/C 278/06 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.8111 — Ardian/Crédit Agricole Assurances/Indigo Infra) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 ) |
|
2016/C 278/07 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.8139 — Onex/Pain & Partners/WireCo) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 ) |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
|
II Mededelingen
MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE
Europese Commissie
30.7.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 278/1 |
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE
betreffende de uitvoering van systemen voor het beheer van de voedselveiligheid bestaande uit basisvoorwaardenprogramma's en op de HACCP-beginselen gebaseerde procedures, met inbegrip van de bevordering/flexibilisering van de uitvoering in bepaalde levensmiddelenbedrijven
(2016/C 278/01)
1. INLEIDING
Overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 852/2004 (1) inzake de hygiëne van alle levensmiddelen moeten exploitanten van levensmiddelenbedrijven zich houden aan de algemene hygiënevoorschriften van de bijlagen I en II bij die verordening. Deze worden aangevuld door bij Verordening (EG) nr. 853/2004 (2) vastgestelde specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong. Die voorschriften vallen onder wat in een internationale context (bijv. WHO, FAO, Codex, ISO) „basisvoorwaardenprogramma's” („Prerequisite Programs”, PRP's; zie definitie in aanhangsel 1) wordt genoemd.
Overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 852/2004 moeten exploitanten van levensmiddelenbedrijven zorg dragen voor de invoering, de uitvoering en de handhaving van een permanente procedure die gebaseerd is op de beginselen met betrekking tot gevarenanalyse en kritische controlepunten („op HACCP gebaseerde procedures” of HACCP). Over het algemeen worden HACCP-beginselen beschouwd en internationaal erkend als een nuttig hulpmiddel voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven voor de beheersing van mogelijke gevaren met betrekking tot levensmiddelen.
Samen met de in Verordening (EG) nr. 178/2002 (3) vastgelegde beginselen (risicoanalyse, voorzorgsbeginsel, transparantie/communicatie, primaire verantwoordelijkheid bij exploitanten van levensmiddelenbedrijven en traceerbaarheid) vormen de twee hierboven vermelde artikelen de rechtsgrondslag voor het Europese systeem voor de beheersing van de voedselveiligheid („Food Safety Management System”, FSMS) waaraan exploitanten van levensmiddelenbedrijven moeten voldoen.
Deze handleiding is een vervolg op het overzichtsverslag over de stand van de toepassing van HACCP in de EU en punten ter verbetering (4), dat is opgesteld door het Voedsel en Veterinair Bureau (VVB) van het directoraat-generaal Gezondheid en Voedselveiligheid van de Commissie. Meer bepaald vormt zij een uitbreiding van dat verslag. In plaats van enkel de nadruk te leggen op procedures die op HACCP zijn gebaseerd, omvat deze handleiding een meer geïntegreerde benadering waarbij zowel basisvoorwaardenprogramma's als HACCP in een FSMS worden opgenomen en waarin tevens wordt voorzien in flexibiliteit ten aanzien van bepaalde bedrijven.
De Commissie heeft een reeks vergaderingen met deskundigen uit de lidstaten gehouden om deze kwesties te bespreken en erover tot een consensus te komen.
2. DOEL
Deze handleiding heeft tot doel de invoering van de EU-voorschriften inzake basisvoorwaardenprogramma's en op HACCP gebaseerde procedures te bevorderen en te harmoniseren door praktische richtsnoeren aan te reiken met betrekking tot:
— |
het verband tussen basisvoorwaardenprogramma's en op HACCP gebaseerde procedures in het kader van een FSMS; |
— |
de uitvoering van basisvoorwaardenprogramma's (bijlage I); |
— |
de uitvoering van (klassieke) op HACCP gebaseerde procedures (bijlage II); |
— |
de flexibiliteit die bepaalde levensmiddeleninrichtingen wordt geboden door de EU-wetgeving inzake de uitvoering van basisvoorwaardenprogramma's en op HACCP gebaseerde procedures (bijlage III). |
Aangezien dit een algemeen document is, heeft het vooral tot doel om bevoegde autoriteiten in staat te stellen een algemeen begrip van de wettelijke voorschriften te bevorderen. Het zal exploitanten van levensmiddelenbedrijven ook helpen om, na vaststelling van specifieke aanpassingen, en zonder dat dit afbreuk doet aan hun primaire verantwoordelijkheid, de EU-voorschriften uit te voeren.
Dit document kan worden aangevuld met richtsnoeren op sectoraal en nationaal niveau, zodat het rechtstreeks kan worden toegepast op specifieke inrichtingen.
3. VERBANDEN TUSSEN FSMS'EN, PRP'S, GHP'S, GMP'S EN HACCP
Algemeen gesteld is een FSMS een holistisch systeem van activiteiten rond preventie, paraatheid (5) en zelfcontrole met als doel de voedselveiligheid en hygiëne in een levensmiddelenbedrijf te beheren. Een FSMS moet worden gezien als een praktisch instrument om controle uit te oefenen op de omgeving en het proces van de levensmiddelenproductie en om de veiligheid van de producten te garanderen. Het omvat:
— |
goede hygiënepraktijken (GHP's, bijv. geschikte reiniging en ontsmetting, persoonlijke hygiëne) en goede fabricagepraktijken („Good Manufacturing Practices”, GMP's; bijv. correcte dosering van ingrediënten, passende verwerkingstemperatuur), die samen basisvoorwaardenprogramma's worden genoemd (uitvoering van artikel 4 en bijlage I of II bij Verordening (EG) nr. 852/2004 en van productspecifieke bepalingen in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004). In bijlage I bij dit document worden algemene richtsnoeren gegeven; |
— |
op HACCP gebaseerde procedures (uitvoering van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 852/2004). In bijlage II bij dit document worden algemene richtsnoeren gegeven; |
— |
andere beheersmaatregelen en interactieve communicatie om traceerbaarheid en efficiënte terugroepsystemen te waarborgen (uitvoering van de procedures van Verordening (EG) nr. 178/2002). De richtsnoeren met betrekking tot deze procedures zijn gepubliceerd in afzonderlijke documenten (6) en komen in deze mededeling niet verder aan bod. |
Het verband tussen de verschillende onderdelen van een FSMS (7) wordt weergegeven in figuur 1.
Figuur 1
Elementen van een systeem voor de beheersing van de voedselveiligheid (FSMS)
Exploitanten van levensmiddelenbedrijven moeten de basisvoorwaardenprogramma's uitvoeren alvorens de op HACCP gebaseerde procedures toe te passen. Ook de naleving van de procedures van Verordening (EG) nr. 178/2002 is een basisvereiste voor een FSMS. Deze procedures vormen de fundamenten inzake preventie en paraatheid van elk FSMS en zijn nodig om op HACCP gebaseerde procedures te ontwikkelen.
4. FLEXIBILITEIT BIJ DE TOEPASSING VAN PRP'S EN HACCP
Basisvoorwaardenprogramma's zijn niet gericht op een specifiek gevaar, maar gelden in het algemeen. Er bestaan verschillen in risico waarmee rekening moet worden gehouden bij de toepassing van basisvoorwaardenprogramma's. Om diezelfde reden moet bij de uitvoering van basisvoorwaardenprogramma's ook worden overwogen om enige flexibiliteit toe te passen. Een voorbeeld daarvan is het verschil tussen de verkoop van voorverpakte levensmiddelen aan de consument en de verkoop van levensmiddelen die eerst nog verder worden gehanteerd (bijv. slager). Een ander voorbeeld is het verschil tussen een complexe productie- of verwerkingsactiviteit en een beperkte, eenvoudige activiteit zoals opslag of vervoer.
Wat HACCP betreft, moeten de daarop gebaseerde procedures de nodige flexibiliteit bieden om het systeem in alle omstandigheden te kunnen toepassen (8).
In bijlage III bij deze mededeling wordt nagegaan in hoeverre deze flexibiliteit mogelijk is en worden richtsnoeren gegeven voor een vereenvoudigde uitvoering van het FSMS voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven die daar gezien hun aard en omvang voor in aanmerking komen.
5. GIDSEN VOOR GOEDE HYGIËNEPRAKTIJKEN EN OP HACCP GEBASEERDE PROCEDURES
5.1. Nationale gidsen overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 852/2004
Voor tal van levensmiddelensectoren zijn door de bevoegde autoriteiten reeds gidsen voor goede praktijken opgesteld of beoordeeld (9). Deze gidsen gaan vooral in op basisvoorwaardenprogramma's, maar combineren soms basisvoorwaardenprogramma's (voornamelijk GHP's) met procedures op basis van sommige of alle HACCP-beginselen.
Het gebruik van gidsen voor goede praktijken kan exploitanten van levensmiddelenbedrijven helpen om gevaren te beheersen en aan te tonen dat zij de voorschriften naleven. Zij kunnen in elke levensmiddelensector worden toegepast, en vooral in sectoren waar levensmiddelen worden gehanteerd volgens goed bekende procedures die vaak deel uitmaken van de gebruikelijke beroepsopleiding.
Dergelijke gidsen kunnen ook de aandacht vestigen op mogelijke gevaren met betrekking tot bepaalde levensmiddelen (bijv. rauwe eieren en de mogelijke aanwezigheid van salmonella daarin) en op de methoden om de besmetting van levensmiddelen te beheersen (bijv. door rauwe eieren te kopen bij een betrouwbare bron en door de tijd/temperatuurcombinatie voor de verwerking in acht te nemen).
Bevoegde autoriteiten zouden moeten overwegen om zelf gidsen op te stellen, vooral in sectoren waar geen organisaties van belanghebbenden bestaan of voor activiteiten die doorgaans worden uitgevoerd door kleine of micro-ondernemingen die voor hun specifieke inrichting behoefte hebben aan algemene richtsnoeren om mee van start te kunnen gaan.
5.2. EU-gidsen overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 852/2004
Verschillende Europese organisaties van belanghebbenden hebben gidsen voor goede hygiënepraktijken opgesteld voor gebruik in de Europese Unie. De lijst van deze gidsen kan worden geraadpleegd op: http://ec.europa.eu/food/safety/biosafety/food_hygiene/guidance/index_en.htm
6. RELATIE MET INTERNATIONALE NORMEN
De Codex Alimentarius-norm CAC/RCP 1-1969 „General principles of food hygiene” (Algemene beginselen van de levensmiddelenhygiëne) vormt het basisdocument om op basis van wereldwijd geharmoniseerde FSMS-vereisten de volksgezondheid tegen gevaren met betrekking tot levensmiddelen te beschermen en de internationale levensmiddelenhandel te bevorderen. In 1993 is een bijlage over HACCP toegevoegd (10).
De internationale norm ISO 22000 (11) bevat een overzicht van FSMS'en voor levensmiddelenbedrijven uit alle fasen van de levensmiddelenketen, met nadruk op bedrijven die levensmiddelen verwerken of produceren. Naast deze FSMS-norm heeft de ISO een aantal normen opgesteld die dieper ingaan op specifieke onderdelen van een FSMS (bijv. noodzakelijke voorwaarden voor levensmiddelenproductie (ISO 22002-1); traceerbaarheid in de diervoerder- en levensmiddelenketen (ISO 22005)).
De richtsnoeren in dit document zijn in overeenstemming met deze internationale normen, die aanvullend kunnen worden gebruikt als bronmateriaal voor de uitvoering van FSMS'en.
7. OPLEIDING
Personeelsleden moeten, al naargelang hun rol, worden gecontroleerd en opgeleid en/of gevormd op het gebied van de levensmiddelenhygiëne, en wie verantwoordelijk is voor de ontwikkeling en het onderhoud van het FSMS moet de nodige opleiding hebben gekregen over de toepassing van de basisvoorwaardenprogramma's en de HACCP-beginselen.
Exploitanten van levensmiddelenbedrijven moeten erop toezien dat personeelsleden die werkzaam zijn in de desbetreffende procedés voldoende vaardigheden aan de dag leggen en zich bewust zijn van de vastgestelde gevaren (in voorkomend geval) en de kritische controlepunten in het productie-, opslag, vervoers- en/of distributieproces. Ook moeten zij zich bewust zijn van de corrigerende maatregelen, de preventieve maatregelen en de bewakings- en registratieprocedures die gelden voor hun bedrijf overeenkomstig bijlage II, hoofdstuk XII, bij Verordening (EG) nr. 852/2004. Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen opleidingen op het gebied van hygiëne in het algemeen (alle personeelsleden) en specifieke HACCP-opleidingen. Personeelsleden die kritische controlepunten hanteren/beheren, moeten worden opgeleid inzake procedures die zijn gebaseerd op de HACCP-beginselen die aansluiten bij hun taken (bijv. een kelner moet opleiding krijgen over hygiëne en een kok heeft aanvullende opleiding nodig over de op HACCP-beginselen gebaseerde procedures). Naargelang de behoeften van de inrichting en de aangetoonde vaardigheden moet worden nagedacht over eventuele herhalingsopleidingen en de frequentie ervan.
De organisaties van belanghebbenden voor verschillende sectoren van de levensmiddelenindustrie moeten trachten informatie op te stellen over opleidingen voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven.
Opleiding, zoals bedoeld in bijlage II, hoofdstuk XII, bij Verordening (EG) nr. 852/2004, moet ruim worden opgevat. Voor een adequate opleiding is deelname aan formele cursussen dan ook geen absolute voorwaarde. Vaardigheden en kennis kunnen ook worden verworven via toegang tot technische informatie en advies van beroepsorganisaties of van de bevoegde autoriteiten, interne opleiding, gidsen voor goede praktijken enz.
De opleiding inzake basisvoorwaardenprogramma's en HACCP voor het personeel van levensmiddelenbedrijven moet in verhouding staan tot de omvang en de aard van het bedrijf.
Indien noodzakelijk kan de bevoegde autoriteit de ontwikkeling van opleidingsactiviteiten zoals vermeld in de vorige alinea's ondersteunen, met name in de sectoren die slecht zijn georganiseerd of die over onvoldoende informatie blijken te beschikken. Dergelijke ondersteuning is uitvoerig uitgewerkt in de „FAO/WHO guidance to governments on the application of HACCP in small and/or less-developed food businesses” (12).
(1) Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1).
(2) Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55).
(3) Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).
(4) http://ec.europa.eu/food/fvo/overview_reports/details.cfm?rep_id=78
(5) Met paraatheid wordt verwezen naar maatregelen zoals traceerbaarheidsbepalingen, communicatietools, terugroepsystemen en dergelijke, waardoor exploitanten van levensmiddelenbedrijven in gevallen van niet-naleving onmiddellijk en op efficiënte wijze de nodige maatregelen kunnen nemen om de consument te beschermen en te informeren.
(6) http://ec.europa.eu/food/safety/docs/gfl_req_guidance_rev_8_en.pdf
(7) Het FSMS kan deel uitmaken van een ruimer kwaliteitsbeheersysteem (zoals ISO 9000), dat ook kwaliteitsaspecten van levensmiddelen (samenstelling, voedingswaarden enz.) omvat. Kwaliteitsaspecten vallen buiten het toepassingsgebied van deze richtsnoeren.
(8) Overweging 15 van Verordening (EG) nr. 852/2004.
(9) http://ec.europa.eu/food/safety/docs/biosafety_food-hygiene_legis_guidance_good-practice_reg-nat.pdf
(10) Momenteel wordt overwogen om CAC/RCP 1-1969 te herzien.
(11) Er kunnen verschillen bestaan op het vlak van de terminologie. Zo verwijst de EU-regelgeving enkel naar het begrip „corrigerende maatregelen”, dat de beide ISO 22000-begrippen „corrective actions” en „corrections” omvat.
(12) http://www.fao.org/docrep/009/a0799e/a0799e00.HTM
BIJLAGE I
Basisvoorwaardenprogramma's (PRP's)
Alle exploitanten van levensmiddelenbedrijven moeten basisvoorwaardenprogramma's uitvoeren als deel van het FSMS. Naast andere goede praktijken omvatten dergelijke programma's goede hygiënepraktijken en goede fabricagepraktijken.
Levensmiddelenhygiëne en voedselveiligheid zijn het resultaat van de uitvoering van basisvoorwaardenprogramma's en op de HACCP-beginselen gebaseerde procedures door exploitanten van levensmiddelenbedrijven. De basisvoorwaardenprogramma's vormen het uitgangspunt voor een doeltreffende uitvoering van de HACCP-beginselen en moeten zijn ingevoerd voordat op HACCP gebaseerde procedures worden ingesteld.
1. Wetgeving
De belangrijkste bepalingen die gelden voor basisvoorwaardenprogramma's zijn vervat in:
a) |
de algemene hygiënevoorschriften van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 852/2004 voor primaire productie en daarmee verband houdende bewerkingen. Richtsnoeren over wat onder „primaire productie en daarmee verband houdende activiteiten” valt, zijn te vinden in de Leidraad voor de toepassing van een aantal bepalingen van Verordening (EG) nr. 852/2004 inzake levensmiddelenhygiëne (1); |
b) |
de algemene hygiënevoorschriften van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 852/2004 voor op de primaire productie volgende activiteiten in de productieketen; |
c) |
de specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong, zoals vastgelegd in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004. Sommige van deze voorschriften zijn gericht aan primaire producenten (van bijv. eieren, rauwe melk, levende tweekleppige weekdieren, visserijproducten): zie punt 3.7 van de Leidraad voor de toepassing van een aantal bepalingen van Verordening (EG) nr. 853/2004 inzake de hygiëne van levensmiddelen van dierlijke oorsprong (2). Aangezien die basisvoorwaardenprogramma's specifiek zijn voor bepaalde sectoren en levensmiddelen, worden ze niet verder behandeld in deze (algemene) leidraad. |
2. Voorbeelden van basisvoorwaardenprogramma's
In alle levensmiddelenbedrijven, met inbegrip van die in de primaire productie, moeten basisvoorwaardenprogramma's zijn ingevoerd. In dergelijke programma's zijn de voorwaarden en maatregelen vastgelegd die nodig zijn om de veiligheid en duurzaamheid van levensmiddelen in alle stadia van de voedselketen te kunnen waarborgen (3). Er is een uitgebreide lijst van sectorspecifieke gidsen voor goede hygiënepraktijken opgesteld (zie punt 5 van het hoofddocument).
Exploitanten van levensmiddelenbedrijven moeten een beschrijving bieden van de toegepaste basisvoorwaardenprogramma's, die in verhouding moeten staan tot de omvang en de aard van de inrichting. Deze beschrijving moet een lijst omvatten met de verantwoordelijke personen.
De onderstaande basisvoorwaardenprogramma's vormen een niet-limitatieve lijst. De in punt 1 van deze bijlage opgesomde wettelijke voorschriften gelden echter voor alle levensmiddelenbedrijven. De hieronder vermelde basisvoorwaardenprogramma’s zijn daarom mogelijke voorbeelden van hoe in de praktijk aan de wettelijke voorschriften wordt voldaan. In de voorbeelden ligt de nadruk vooral op levenmiddelenproducerende en/of -verwerkende inrichtingen. Zij kunnen ook een bron van inspiratie vormen voor andere stadia zoals primaire productie, catering en andere detailhandelsactiviteiten waaronder levensmiddelendistributie, maar zijn mogelijk niet in elk geval toepasbaar.
2.1. Infrastructuur (gebouw, uitrusting)
a) |
Bij de beoordeling van de risico's met betrekking tot de locatie en de omliggende zones moet rekening worden gehouden met de nabijheid van mogelijke verontreinigingsbronnen, de watervoorziening, de afvoer van afvalwater, de stroomvoorziening, de toegang tot vervoer, het klimaat, eventueel overstromingsgevaar enz. Ook voor primaire productie (velden) moet hiermee rekening worden gehouden. |
b) |
In de indeling van de ruimten moet een duidelijke scheiding bestaan tussen verontreinigde (low care) en schone ruimten (high care); of er moet een scheiding in de tijd worden aangebracht, door middel van een passende schoonmaak tussen de stadia. De ruimten moeten passend worden ingedeeld voor een eenrichtings-productiestroom en gekoelde ruimten of verwarmingsvoorzieningen moeten worden geïsoleerd. |
c) |
De vloeren moeten vervaardigd zijn uit waterdicht, niet-absorberend, afwasbaar, slipvrij materiaal zonder barsten; dit geldt tevens voor de muren, ten minste tot op een passende hoogte. |
d) |
De deuren moeten voorzien zijn van gladde en niet-absorberende oppervlakken. Automatisch openende en sluitende deuren moeten worden overwogen om verontreiniging door aanraking te voorkomen. |
e) |
Er moet voldoende verlichting aanwezig zijn in alle zones, met bijzondere aandacht voor het aanbrengen van geschikte verlichting voor levensmiddelenbereiding en inspectieruimten. De verlichting moet gemakkelijk te reinigen zijn en voorzien zijn van een beschermende afdekking zodat de levensmiddelen bij beschadiging van de lichten niet verontreinigd raken. |
f) |
Er moeten duidelijk vastgestelde opslagvoorzieningen beschikbaar gemaakt worden voor grondstoffen, levensmiddelenrecipiënten en verpakkingsmaterialen. Alleen producten die aan levensmiddelen mogen worden toegevoegd (bijv. additieven) mogen in dezelfde ruimte worden opgeslagen; gemeenschappelijke opslag met toxische producten (bijv. pesticiden) is niet toegestaan. |
g) |
De specifiek voor het omkleden bestemde ruimten moeten schoon en ordelijk zijn, mogen niet als eetzaal of rokersruimte worden gebruikt en moeten beschikken over voorzieningen om normale kleding, schone werkkleding en gebruikte werkkleding te scheiden. |
h) |
Toiletten mogen niet rechtstreeks uitkomen op ruimten waar levensmiddelen worden gehanteerd. De toiletten moeten bij voorkeur voorzien zijn van met de voet of arm bedienbare doorspoelpedalen en herinneringen met betrekking tot het handen wassen moeten op strategische plaatsen zijn aangebracht. |
i) |
Voorzieningen voor het wassen van de handen moeten worden geïnstalleerd op een passende plaats tussen de toiletten en/of kleedkamers en de zone waar met levensmiddelen wordt omgegaan; ontsmettingsmiddelen/zeep en handdoeken voor eenmalig gebruik moeten voorhanden zijn; handendrogers mogen enkel aanwezig zijn in ruimten waarin geen levensmiddelen aanwezig zijn en het is wenselijk dat kranen voorzien zijn van een handenvrije bediening. |
j) |
Apparatuur en controle/meettoestellen (bijv. thermometers) moeten schoon zijn en de apparatuur moet geschikt zijn voor contact met levensmiddelenproducten. |
k) |
Er moet aandacht worden besteed aan de verschillende gevallen waarbij het gebruik van apparatuur kan leiden tot (kruis-)besmetting van levensmiddelen:
|
l) |
Er moet een passend aantal instrumenten aanwezig zijn om kritische parameters zoals temperatuur te bewaken. |
2.2. Reiniging en ontsmetting
a) |
Hierbij moet worden nagedacht over wat, wanneer en hoe. |
b) |
Standaard moet dit de volgende stappen omvatten: verwijderen van zichtbaar vuil → reinigen → afspoelen → ontsmetten → afspoelen. |
c) |
De materialen waarmee en de manier waarop apparatuur wordt gereinigd, moeten worden aangepast naargelang het ruimten met een lage of hoge mate van besmetting betreft. |
d) |
Voor zover mogelijk moet voor schoonmaken steeds heet water worden gebruikt. |
e) |
De technische informatie over reinigings- en ontsmettingsmiddelen moet beschikbaar zijn (bijv. actief bestanddeel, contacttijd, concentratie). |
f) |
Ontsmettingsactiviteiten moeten worden gecontroleerd door middel van visuele controles van het reinigen en bemonstering voor analyse (bijv. hygiënogram). |
2.3. Ongediertebestrijding: focus op preventie
a) |
Buitenmuren mogen geen barsten of scheuren vertonen, de omgeving moet net en schoon zijn en de te reinigen ruimten moeten toegankelijk zijn. |
b) |
Ramen moeten worden afgeschermd met horren. |
c) |
Deuren moeten gesloten blijven, behalve tijdens het laden en/of lossen. |
d) |
Apparatuur en ruimten die niet worden gebruikt, moeten schoon zijn. |
e) |
Plassen water in een gebouw moeten onmiddellijk worden verwijderd. |
f) |
Er moet een ongediertebestrijdingsplan voorhanden zijn:
|
2.4. Technisch onderhoud en ijking
a) |
Het onderhoudsplan moet worden gecontroleerd door een technische specialist. Het plan moet noodprocedures omvatten voor het geval de apparatuur defect is, evenals instructies voor het preventief vervangen van afdichtingen, pakkingen enz. |
b) |
Er moet aandacht worden besteed aan hygiëne tijdens onderhoudswerkzaamheden en aan de correcte bediening van de apparatuur, bijv. vermijden van capaciteitsoverbelasting/-overschrijding die leidt tot barsten, aan (te) warme levensmiddelen in koelsystemen waardoor een snelle afkoeling wordt belet, aan te lage (her)verwarmingscapaciteit voor levensmiddelen die op warmhoudplaten worden geplaatst in inrichtingen waar levensmiddelen worden geserveerd enz. |
c) |
IJking van meettoestellen (bijv. weegschalen, thermometers, stroommeters) is belangrijk bij de controle van de voedselveiligheid en -hygiëne. |
2.5. Fysische en chemische verontreiniging vanuit de productieomgeving (bijv. olie, inkt, gebruik van (beschadigde) houten uitrusting enz.)
a) |
De frequentie waarmee de controle op fysieke gevaren (glas, plastic, metaal…) plaatsvindt, moet worden vastgesteld op basis van een risico-evaluatie (hoe groot is de kans dat fysieke gevaren voorkomen in de betrokken inrichting?). |
b) |
Er moet een procedure voorhanden zijn waarin wordt uitgelegd wat moet worden gedaan indien de aanwezigheid van fysieke gevaren zoals gebroken glas, hard plastic, messen enz. wordt vastgesteld. |
c) |
In omgevingen waar levensmiddelen worden verwerkt en waar een mogelijkheid bestaat op incidenteel contact met levensmiddelen mogen alleen schoonmaakproducten worden gebruikt die geschikt zijn voor oppervlakken die in contact komen met levensmiddelen. Andere schoonmaakproducten mogen alleen buiten de productieperioden worden gebruikt. |
d) |
Eventuele chemisch gevaren mogen enkel worden verwijderd door gespecialiseerde, opgeleide personeelsleden. Weegschalen voor het wegen van toevoegingsmiddelen moeten een automatische werking hebben. |
2.6. Allergenen
Aangezien allergenen een gevaar vormen, moeten zij een van de aandachtspunten van een FSMS uitmaken. Nadat eerst is bepaald welke allergenen kunnen voorkomen in een bepaald product, kan een preventieve strategie worden opgesteld op basis van een van de volgende twee benaderingen:
— |
allergenen buiten de inrichting houden via garanties door de leveranciers van grondstoffen en andere ingrediënten, of |
— |
strikte maatregelen nemen om kruisbesmetting tot een minimum te beperken, waarbij producten die (mogelijk) allergenen bevatten tijdens de productie worden gescheiden van de andere producten door gebruik te maken van afzonderlijke productielijnen, recipiënten en opslagvoorzieningen, door een specifieke werkmethode te hanteren, door werknemers bewust te maken en door de hygiëneregels in acht te nemen alvorens weer aan het werk te gaan na eetpauzes. |
Indien een dergelijke preventieve strategie niet doelmatig kan worden uitgevoerd, kan het nodig zijn om het productieproces te herzien.
2.7. Afvalbeheer
De beste manier voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven om de voorschriften in bijlage II, hoofdstuk VI, bij Verordening (EG) nr. 852/2004 na te leven en deze naleving aan te tonen is het invoeren van aparte procedures voor elk soort afval (dierlijke bijproducten, bedorven levensmiddelen, chemisch afval, overtollig/gebruikt verpakkingsmateriaal). Indien van toepassing moet worden geregistreerd wie verantwoordelijk is voor de verwijdering van het afval, hoe het afval wordt ingezameld, waar het wordt opgeslagen en hoe het uit de inrichting wordt verwijderd.
2.8. Controle van water en lucht
Bovenop de zeer uitvoerige voorschriften in bijlage II, hoofdstuk VII, bij Verordening (EG) nr. 852/2004 gelden de volgende voorschriften:
a) |
Exploitanten van levensmiddelenbedrijven moeten geregeld een microbiologische en chemische analyse uitvoeren van water dat rechtstreeks in contact komt met levensmiddelen (met uitzondering van door drinkwaterbedrijven geleverd leidingwater). De frequentie van de analysen hangt af van factoren zoals de bron, het beoogd gebruik van het water enz. |
b) |
Als algemene regel geldt dat enkel drinkbaar water mag worden gebruikt voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong. In andere gevallen moet op zijn minst schoon water, of indien van toepassing, schoon zeewater worden gebruikt. Voor het wassen van voor directe consumptie bestemde groenten en fruit wordt sterk aanbevolen drinkbaar water te gebruiken. |
c) |
Condensatie moet worden voorkomen. |
d) |
Ventilatiesystemen moeten schoon worden gehouden, zodat ze geen bron van verontreiniging worden. Voor ruimten met een groot risico of waarvoor een grote zorg is vereist en waar een luchtcontrolesysteem nodig is, moet worden overwogen luchtoverdruksystemen en passende luchtfiltersystemen te installeren. |
2.9. Personeel (hygiëne, gezondheidstoestand)
a) |
Personeelsleden moeten zich bewust zijn van de gevaren die voortvloeien uit gastro-intestinale infecties, hepatitis en wonden en mogen, indien zij hierdoor zijn getroffen, niet omgaan met levensmiddelen of moeten bij dergelijke werkzaamheden passende bescherming dragen; relevante gezondheidsproblemen moeten aan de manager worden gemeld. Bijzondere aandacht moet uitgaan naar tijdelijke werknemers, die mogelijk minder vertrouwd zijn met de mogelijke gevaren. |
b) |
Op zijn minst bij het omgaan met kant-en-klare levensmiddelen moeten personeelsleden bij voorkeur handschoenen dragen die geschikt zijn voor contact met levensmiddelen, en deze regelmatig vervangen. Personeelsleden moeten de handen wassen voor het aandoen en na het uitdoen van de handschoenen. |
c) |
De handen moeten regelmatig worden gewassen (+ ontsmet). Hieronder wordt verstaan: ten minste vóór men begint te werken, na gebruik van het toilet, na pauzes, na het verwijderen van afval, na hoesten of niezen, na het omgaan met grondstoffen… |
d) |
Het wordt aangeraden om naast haarbedekking (en baardmaskers) geschikte en schone kleding met zo min mogelijk zakken te dragen en om geen sieraden en horloges te dragen. |
e) |
Eet- en drinkruimten en rookruimten moeten gescheiden en schoon zijn. |
f) |
EHBO-kits moeten gemakkelijk toegankelijk zijn en beschikbaar zijn voor onmiddellijk gebruik. |
g) |
Het aantal bezoekers moet tot een minimum worden beperkt. De exploitant van het levensmiddelenbedrijf moet bezoekers voorzien van gepaste beschermende kleding. |
2.10. Grondstoffen (selectie van leverancier, specificaties)
a) |
Er moet niet enkel aandacht worden besteed aan de levering van grondstoffen, maar ook aan de levering van toevoegingsmiddelen, technische hulpstoffen, verpakkingsmateriaal en materialen die met levensmiddelen in contact komen. |
b) |
Ter aanvulling op de basisvoorwaardenprogramma's en het HACCP-plan van de inrichting zelf kan een strikt leveringsbeleid worden gehanteerd waarbinnen afspraken zijn gemaakt over specificaties (bijvoorbeeld op microbiologisch vlak) en hygiënevereisten en/of waarbij wordt gevraagd om een gecertificeerd kwaliteitsmanagementsysteem te gebruiken. |
c) |
Naast overeenkomsten met en een eventuele audit van de leverancier kunnen een aantal aspecten een goede indicatie geven van de betrouwbaarheid van de leverancier; voorbeelden hiervan zijn de homogeniteit van de geleverde goederen, naleving van de overeengekomen levertermijn, nauwkeurigheid van de verstrekte informatie, voldoende houdbaarheid of versheid, gebruik van schone vervoermiddelen met gepaste uitrusting, hygiënebewustzijn van de chauffeur en andere personen die de levensmiddelen vervoeren, correcte temperatuur tijdens het vervoer, tevredenheid op lange termijn enz. De meeste van deze aspecten moeten deel uitmaken van een ontvangstcontrole. Het kan nodig zijn om na te gaan wat de vorige ladingen van een vervoermiddel waren om passende schoonmaakprocedures uit te voeren om de kans op kruisbesmetting te beperken. |
d) |
De opslagomstandigheden in de inrichting zelf moeten voldoen aan eventuele voorschriften van de leverancier, de FIFO-principes (first in, first out) of de FEFO-principes (first expire, first out), toegankelijkheid voor inspectie langs alle kanten (dus geen opslag rechtstreeks op de grond, tegen muren enz.). |
2.11. Temperatuurcontrole van de opslagomgeving
a) |
Waar nodig moeten de temperatuur en de luchtvochtigheid (automatisch) worden geregistreerd. |
b) |
Alarminrichtingen moeten bij voorkeur een automatische werking hebben. |
c) |
Temperatuurschommelingen moeten worden vermeden, bijvoorbeeld door gebruik te maken van afzonderlijke ruimten/vriezers voor het invriezen van producten enerzijds en het opslaan van bevroren producten anderzijds. |
d) |
De koel/verwarmingscapaciteit moet worden aangepast aan de hoeveelheden in kwestie. |
e) |
De temperaturen in het product en tijdens het vervoer moeten ook worden gecontroleerd. |
f) |
Controles moeten regelmatig worden uitgevoerd. |
2.12. Werkmethode
De werkvoorschriften moeten duidelijk en eenvoudig worden gehouden en moeten op een zichtbare plaats worden aangegeven of moeten gemakkelijk toegankelijk zijn. Deze kunnen bestaan uit aanwijzingen met betrekking tot schoonmaken en onmiddellijk verwijderen en melden van glasschade, niet onbemand laten van inspectieruimten, afgewerkte producten zo snel mogelijk in gekoelde ruimten plaatsen indien gekoelde opslag nodig is, registers zo snel mogelijk en correct invullen enz.
(1) http://ec.europa.eu/food/safety/docs/biosafety_food-hygiene_legis_guidance_reg-2004-852_nl.pdf
(2) http://ec.europa.eu/food/safety/docs/biosafety_food-hygiene_legis_guidance_reg-2004-853_nl.pdf
(3) Definitie uit de „FAO/WHO guidance to governments on the application of HACCP in small and/or less-developed food businesses” (http://www.fao.org/docrep/009/a0799e/a0799e00.HTM ISSN 2254-4725).
BIJLAGE II
Op HACCP gebaseerde procedures en richtsnoeren voor de toepassing ervan
1. Inleiding
Op HACCP gebaseerde procedures zijn verplicht voor alle exploitanten van levensmiddelenbedrijven, met uitzondering van primaire producenten (1). In deze bijlage wordt op eenvoudige wijze beschreven hoe de HACCP-beginselen kunnen worden toegepast. Deze bijlage is grotendeels gebaseerd op de beginselen zoals vastgelegd in de bijlage bij het Codex Alimentarius-document CAC/RCP 1-1969.
Op HACCP gebaseerde procedures worden beschouwd als een nuttig hulpmiddel voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven voor de opsporing en beheersing van gevaren die zich kunnen voordoen in levensmiddelen en bij de verwerking van levensmiddelen in hun eigen inrichting. Gezien het brede scala aan levensmiddelenbedrijven waarop Verordening (EG) nr. 852/2004 van toepassing is en de grote verscheidenheid aan levensmiddelen en fabricageprocedés waarvan bij levensmiddelen gebruik wordt gemaakt, is de publicatie van algemene richtsnoeren voor de ontwikkeling en uitvoering van op HACCP gebaseerde procedures zinvol.
2. Algemene beginselen
Voordat de op HACCP gebaseerde procedures in om het even welke branche worden toegepast, moeten exploitanten van levensmiddelenbedrijven de basisvoorwaardenprogramma's invoeren (zie bijlage I).
De op HACCP gebaseerde procedures moeten wetenschappelijk gefundeerd en risicogebaseerd zijn en berusten op een systematische aanpak; aan de hand hiervan worden specifieke gevaren geïdentificeerd en maatregelen ter beheersing van deze gevaren vastgesteld om de voedselveiligheid te verzekeren. Door middel van op HACCP gebaseerde procedures kunnen gevaren preventief worden opgespoord en beoordeeld en kunnen controlesystemen worden ingevoerd, dit in tegenstelling tot de oudere systemen, waarbij de nadruk eerder op het testen van het eindproduct lag. Alle op HACCP gebaseerde procedures kunnen worden aangepast aan veranderingen zoals vooruitgang op het vlak van het ontwerp van apparatuur of verwerkingsprocedés, of technologische ontwikkelingen, aangezien deze procedures de verplichting inhouden dat zij bij dergelijke veranderingen moeten worden herzien om te voorkomen dat hierdoor nieuwe gevaren worden geïntroduceerd.
Gevaren kunnen binnen dezelfde op HACCP gebaseerde procedure worden gegroepeerd indien zij op een vergelijkbare manier worden beheerst. Daarnaast kunnen vergelijkbare producten worden gegroepeerd indien zij op dezelfde wijze worden geproduceerd en dezelfde gevaren met elkaar gemeen hebben.
De invoering van op HACCP gebaseerde procedures verhoogt niet enkel de voedselveiligheid, maar kan ook andere belangrijke voordelen met zich meebrengen, bijv. voor inspecties of audits door de toezichthoudende instanties, en het internationale handelsverkeer bevorderen door het vertrouwen in de voedselveiligheid te vergroten.
De op HACCP gebaseerde procedures berusten op de volgende zeven beginselen:
1) |
het identificeren van elk gevaar dat voorkomen, geëlimineerd of tot een aanvaardbaar niveau moet worden gereduceerd (gevarenanalyse); |
2) |
het identificeren van de kritische controlepunten in het stadium of de stadia waarin controle essentieel is om alle relevante gevaren te voorkomen of te elimineren dan wel tot een aanvaardbaar niveau te reduceren; |
3) |
het vaststellen van kritische grenswaarden voor de kritische controlepunten teneinde te onderscheiden wat aanvaardbaar en wat niet aanvaardbaar is om een vastgesteld gevaar te voorkomen, te elimineren of te reduceren; |
4) |
het vaststellen en toepassen van doeltreffende bewakingsprocedures op de kritische controlepunten; |
5) |
het vaststellen van corrigerende maatregelen wanneer uit de bewaking blijkt dat een kritisch controlepunt niet onder controle is; |
6) |
het vaststellen van regelmatig uit te voeren procedures om na te gaan of de maatregelen overeenkomstig de onder 1) tot en met 5) omschreven beginselen het gewenste effect sorteren; |
7) |
het opstellen van documenten en registers in overeenstemming met de aard en de omvang van het levensmiddelenbedrijf waaruit blijkt dat de maatregelen overeenkomstig de onder 1) tot en met 6) omschreven beginselen doeltreffend worden toegepast. |
Bij de vaststelling en de beoordeling van de gevaren en de daaropvolgende opstelling en toepassing van de op HACCP gebaseerde procedures moeten exploitanten van levensmiddelenbedrijven het waarschijnlijke eindgebruik van het product (bijvoorbeeld: al dan niet gekookt), categorieën kwetsbare consumenten en epidemiologische gegevens over de voedselveiligheid overwegen.
Met op HACCP gebaseerde procedures wordt beoogd aandacht te richten op de controle op kritische controlepunten. Deze procedures moeten in elke fase van de productie afzonderlijk worden toegepast. Wanneer het product, het proces of een fase daarvan wordt gewijzigd, moet de toepassing van de op HACCP gebaseerde procedures worden herzien en moeten de noodzakelijke veranderingen worden aangebracht. Bij de toepassing van HACCP is het belangrijk om flexibel te werk te gaan in gevallen waarin dit gezien de omstandigheden en gezien de aard en de omvang van de werkzaamheden passend is.
3. Voorbereidende activiteiten
3.1. Samenstelling van een multidisciplinair HACCP-team
Dit team, waarin alle bij een product betrokken onderdelen van het levensmiddelenbedrijf vertegenwoordigd zijn, moet beschikken over alle specifieke kennis en expertise betreffende dat product, de productie ervan (fabricage, opslag en distributie), het eindgebruik ervan en de potentiële gevaren die eraan verbonden zijn; ook het hogere management moet hierbij zoveel mogelijk worden betrokken. Het team moet de volledige steun krijgen van het management, dat zich moet beschouwen als eigenaar van het HACCP-plan en het hele FSMS.
Zo nodig moet het team worden bijgestaan door specialisten die helpen een oplossing te vinden voor problemen met betrekking tot de beoordeling en controle van kritische punten.
Het team kan bestaan uit specialisten en technici:
— |
die inzicht hebben in de biologische, chemische of fysische gevaren die aan een bepaalde productgroep zijn verbonden; |
— |
die verantwoordelijk zijn voor het technische proces van de fabricage van het desbetreffende product of daarbij nauw betrokken zijn; |
— |
die praktijkkennis hebben van de hygiënevoorschriften en de werking van de apparatuur en de uitrusting die bij het fabricageproces worden gebruikt; |
— |
die beschikken over bijzondere kennis op het gebied van de microbiologie, de hygiëne of de levensmiddelentechnologie. |
Eén enkele persoon kan verschillende of al deze rollen vervullen, zolang het team maar over de benodigde informatie kan beschikken en die informatie wordt benut om ervoor te zorgen dat het ontwikkelde systeem betrouwbaar is. Indien een dergelijke expertise niet aanwezig is binnen het bedrijf, moet zij elders worden verkregen (via consultants, gidsen voor goede hygiënepraktijken enz., of via andere bedrijven binnen dezelfde groep, binnen de sector of de beroepsorganisatie waar expertise voorhanden is).
3.2. Beschrijving van het product of de producten aan het einde van het proces (hierna „eindproduct” genoemd)
Het eindproduct moet volledig worden beschreven. Deze beschrijving moet relevante veiligheidsinformatie omvatten zoals:
— |
de oorsprong van ingrediënten of grondstoffen, op basis waarvan bepaalde gevaren mogelijk kunnen worden vastgesteld; |
— |
samenstelling (bijv. grondstoffen, ingrediënten, additieven, mogelijke allergenen enz.); |
— |
structuur en fysisch-chemische kenmerken (bijv. vast, vloeibaar, gel, emulsie, vochtgehalte, pH, wateractiviteit enz.); |
— |
behandelingen (bijv. verhitten, bevriezen, drogen, zouten, roken enz. en in welke mate); |
— |
verpakking (bijv. hermetisch, luchtledig, gemodificeerde atmosfeer) en etikettering; |
— |
opslag en distributieomstandigheden, waaronder vervoer en hantering; |
— |
vereiste houdbaarheidsperiode (datum van minimale houdbaarheid of uiterste consumptiedatum); |
— |
gebruiksaanwijzing; |
— |
eventuele toepasselijke microbiologische of chemische criteria. |
3.3. Vaststelling van het beoogde gebruik
Het HACCP-team moet ook een omschrijving opstellen van het gangbare of verwachte gebruik van het product door de consument en door de groepen consumenten voor wie het product bestemd is. In specifieke gevallen moet mogelijk overwogen worden of het product geschikt is voor bepaalde groepen consumenten, zoals institutionele cateringbedrijven, reizigers enz., en voor risicogroepen.
3.4. Opstelling van een stroomschema (beschrijving van het fabricageproces)
Alle processtadia moeten achtereenvolgens worden bestudeerd en weergegeven in een gedetailleerd stroomschema; de vorm van het schema kan vrij worden gekozen.
Alle processen (van de ontvangst van de grondstoffen tot het in de handel brengen van het eindproduct) met inbegrip van vertragingen tijdens of tussen stadia, moeten worden beschreven met voldoende, voor de voedselveiligheid relevante technische gegevens, zoals temperatuur en duur van warmtebehandelingen.
Deze gegevens kunnen met name bestaan uit (niet-limitatieve opsomming):
— |
plattegrond van de werkruimten en bijgebouwen; |
— |
de plaatsing van aanwezige apparatuur en de kenmerken daarvan; |
— |
de opeenvolging van de processtadia (inclusief de verwerking van grondstoffen, ingrediënten of toevoegingsmiddelen, de wachttijden tijdens of tussen de stadia); |
— |
de technische parameters met betrekking tot de werkzaamheden (met name de parameters tijd en temperatuur, inclusief de wachttijden); |
— |
de stroom van de producten (inclusief de kans op kruisbesmetting); |
— |
de scheiding tussen de schone en de vuile zones (of tussen zones met hoog risico en zones met gering risico). |
3.5. Het stroomschema ter plaatse toetsen
Nadat het stroomschema is opgesteld, moet het HACCP-team het tijdens de werkuren ter plaatse op zijn deugdelijkheid toetsen. Bij elke geconstateerde afwijking moet het oorspronkelijke stroomschema worden bijgesteld.
4. Gevarenanalyse (beginsel 1)
4.1. Inventarisering van relevante gevaren
Een gevaar is een biologisch, chemisch of fysisch agens in een levensmiddel of diervoeder, of de toestand van een levensmiddel of diervoeder, met mogelijk nadelige gevolgen voor de gezondheid (2).
Alle belangrijke biologische, chemische of fysische gevaren die redelijkerwijze in elk processtadium kunnen worden verwacht (inclusief de productie, de aankoop, de opslag, het vervoer en de hantering van grondstoffen en ingrediënten, alsook de wachttijden in de loop van de vervaardiging) moeten worden geïdentificeerd en opgesomd. Het kan nuttig zijn externe informatiebronnen te raadplegen, zoals het systeem voor snelle waarschuwingen voor levensmiddelen en diervoeders (RASFF).
Vervolgens moet het HACCP-team een gevarenanalyse uitvoeren om vast te stellen welke gevaren van een dergelijke aard zijn dat het elimineren of het verminderen ervan tot een aanvaardbaar niveau essentieel is voor de productie van veilige levensmiddelen (eindproduct).
Bij de uitvoering van de gevarenanalyse moet op het volgende worden gelet: (zie ook aanhangsel 2):
— |
de kans dat gevaren zich voordoen en de ernst van de schadelijke gevolgen ervan voor de gezondheid; |
— |
de kwalitatieve en/of kwantitatieve evaluatie van de aanwezigheid van gevaren; |
— |
de overleving of vermeerdering van pathogene micro-organismen en het ontstaan van onaanvaardbare chemische stoffen in tussenproducten, in eindproducten, in de productielijn of in de omgeving daarvan; |
— |
het ontstaan of de persistentie van toxines of andere ongewenste producten van microbiële omzetting, chemische stoffen, fysische agentia of allergenen in levensmiddelen; |
— |
verontreiniging (of herverontreiniging) van biologische (micro-organismen, parasieten), chemische of fysische aard, van de grondstoffen, de tussenproducten of de eindproducten. |
4.2. Beheersingsmaatregelen
Exploitanten van levensmiddelenbedrijven moeten overwegen en beschrijven welke maatregelen, zo die er al zijn, kunnen worden toegepast om elk afzonderlijk gevaar onder controle te houden.
Beheersingsmaatregelen zijn handelingen en activiteiten die kunnen worden gebruikt om een gevaar te voorkomen, te elimineren of de consequenties ervan of de kans dat het zich voordoet tot een aanvaardbaar niveau te reduceren. Heel wat preventieve beheersingsmaatregelen maken deel uit van basisvoorwaardenprogramma's en zijn gericht op het voorkomen van verontreiniging uit de productieomgeving (voorbeelden van dergelijke soorten verontreiniging, zoals door personeel, ongedierte, water en onderhoud, worden opgesomd in bijlage I). Andere beheersingsmaatregelen om gevaren te reduceren of te elimineren, zijn verbonden met een specifiek productieproces zoals pasteurisatie of fermentatie en kunnen leiden tot de vaststelling van kritische controlepunten of operationele basisvoorwaardenprogramma's (oPRP's: zie punt 5).
Om één vastgesteld gevaar onder controle te krijgen kunnen verschillende beheersingsmaatregelen noodzakelijk zijn. Zo wordt pasteurisatie onder controle gehouden via de pasteurisatieduur, de pasteurisatietemperatuur en de stroomsnelheid van de vloeistof. Ook kan één beheersingsmaatregel voldoende zijn om verschillende gevaren onder controle te krijgen. Zo kunnen pasteurisatie of gecontroleerde hittebehandeling voldoende zekerheid bieden dat het gehalte aan verschillende pathogene micro-organismen zoals salmonella en listeria wordt gereduceerd.
Beheersingsmaatregelen moeten worden gevalideerd.
Beheersingsmaatregelen moeten worden ondersteund met gedetailleerde procedures en specificaties om de doeltreffende toepassing ervan te garanderen.
5. Vaststelling van kritische controlepunten (beginsel 2)
De vaststelling van kritische controlepunten vereist een logische aanpak. Een dergelijke aanpak kan worden vergemakkelijkt door gebruik te maken van een beslissingsboom of andere methoden, naargelang de kennis en de ervaring van het HACCP-team.
Het identificeren van kritische controlepunten houdt twee verplichtingen in voor het HACCP-team:
— |
het team moet erop toezien dat de beheersingsmaatregelen doeltreffend zijn opgesteld en ingevoerd. Met name wanneer in een stadium een gevaar is geïdentificeerd waarvan beheersing noodzakelijk is voor de productveiligheid en er noch in dat stadium, noch verder in het productieproces beheersingsmaatregelen zijn getroffen, moet vóór, in of na dat stadium een beheersingsmaatregel voor het product of proces worden ingevoerd; |
— |
het team moet op elk kritisch punt een bewakingssysteem instellen en implementeren. |
Aanhangsel 2 bevat een methode om de gevarenanalyse uit te voeren aan de hand van een semikwantitatieve risico-evaluatie. Andere voorbeelden van hulpmiddelen zijn de beslissingsbomen in de aanhangsels 3A en B. De hulpmiddelen in de aanhangsels 2 en 3 kunnen afzonderlijk of in combinatie worden aangewend. Zo kan de risico-evaluatie worden gebruikt om de meest relevante gevaren vast te stellen en om een initiële screening uit te voeren van de vereiste beheersingsmaatregelen. De beslissingsboom kan op zijn beurt worden gebruikt om de beheersingsmaatregelen verder te verfijnen.
Elk processtadium in het stroomdiagram (zie punt 3.4 van deze bijlage) moet achtereenvolgens worden bestudeerd. In elk stadium moet de beslissingsboom en/of risico-evaluatie worden toegepast op elk gevaar waarvan redelijkerwijze mag worden aangenomen dat het zich voordoet of dat het wordt geïntroduceerd, alsook op elke vastgestelde beheersingsmaatregel. De hulpmiddelen moeten met enige flexibiliteit worden toegepast en daarbij moet een overzicht over het hele fabricageproces worden behouden om onnodige kritische punten te vermijden. Scholing in de toepassing van een methode voor het vaststellen van kritische controlepunten verdient aanbeveling.
Zoals weergegeven in de aanhangsels kunnen bij de gevarenanalyse voor elk processtadium verschillende risiconiveaus worden vastgesteld:
— |
Bij lage risiconiveaus kan, mits een solide basisvoorwaardenprogramma is ingesteld, worden geconcludeerd dat een basisvoorwaardenprogramma volstaat om de gevaren te beheersen. |
— |
Bij middelmatige risiconiveaus kunnen intermediaire maatregelen zoals „operationele basisvoorwaardenprogramma's” (oPRP's (3)) worden voorgesteld (zie de aanhangsels 2 en 3 en ISO 22000).
|
— |
Bij hoge risiconiveaus die niet worden beheerst door (operationele) basisvoorwaardenprogramma's moeten kritische controlepunten worden bepaald. |
In aanhangsel 4 wordt een vergelijking gemaakt van basisvoorwaardenprogramma's, operationele basisvoorwaardenprogramma's en kritische controlepunten.
6. Kritische grenswaarden op kritische controlepunten (beginsel 3)
Voor elke beheersingsmaatregel die verbonden is aan een kritisch controlepunt, moeten kritische grenswaarden worden bepaald.
De kritische grenswaarden komen overeen met de uiterste waarden die voor de productveiligheid aanvaardbaar zijn en vormen zo de scheiding tussen wat aanvaardbaar en niet-aanvaardbaar is. Zij worden ingesteld voor waarneembare of meetbare parameters aan de hand waarvan kan worden aangetoond dat het kritische punt onder controle is. Zij moeten gebaseerd zijn op bewijs dat de gekozen waarden ertoe zullen leiden dat het proces onder controle is.
De parameters kunnen bijvoorbeeld zijn: temperatuur, tijd, pH, vochtgehalte, gehalte aan additieven, aan conserveermiddelen of aan zouten, sensorische parameters zoals uiterlijk, textuur enz.
In bepaalde gevallen kan het, om zoveel mogelijk te voorkomen dat kritische grenswaarden worden overschreden als gevolg van variaties in het proces, noodzakelijk zijn strengere niveaus (d.w.z. streefniveaus) vast te stellen om te waarborgen dat de kritische grenswaarden in acht worden genomen.
Kritische grenswaarden moeten worden gevalideerd en moeten in duidelijke, specifieke waarden worden uitgedrukt.
Kritische grenswaarden kunnen aan uiteenlopende bronnen worden ontleend. Wanneer zij niet zijn ontleend aan wettelijke normen of gidsen voor goede hygiënepraktijken, moet het HACCP-team nagaan of zij kunnen worden gebruikt om vastgestelde gevaren op kritische controlepunten te beheersen.
7. Bewakingsprocedures op kritische controlepunten (beginsel 4)
Een essentieel onderdeel van op HACCP gebaseerde procedures is een programma van waarnemingen of metingen die op elk kritisch controlepunt worden uitgevoerd om te garanderen dat de vastgestelde kritische grenswaarden worden nageleefd.
Dergelijke waarnemingen of metingen moeten het mogelijk maken te constateren wanneer kritische controlepunten niet meer worden beheerst, en tijdig de nodige informatie opleveren om een corrigerende maatregel te kunnen treffen.
Waar mogelijk moet het proces worden aangepast als uit de resultaten van de bewaking blijkt dat zich een trend voordoet in de richting van verlies van controle op het kritisch controlepunt. De aanpassingen moeten plaatsvinden voordat er zich een afwijking voordoet (de kritische grenswaarde is niet nageleefd). De bewakingsgegevens moeten worden beoordeeld door een bevoegde en ervaren persoon die over de kennis en de autoriteit beschikt om indien nodig corrigerende maatregelen te treffen.
De waarnemingen of metingen kunnen continu of periodiek worden verricht. In geval van periodieke waarnemingen of metingen moeten de waarnemingen of metingen met een zodanige frequentie worden gepland dat zij tijdig betrouwbare informatie opleveren om corrigerende maatregelen te kunnen treffen.
Het HACCP-plan moet een beschrijving omvatten van de methoden, de frequentie van de waarnemingen of metingen, en de registratieprocedure voor de bewaking op de kritische controlepunten. Zo moet worden aangegeven:
— |
wie de bewaking en de controle verricht; |
— |
wanneer de bewaking en de controle worden verricht; |
— |
hoe de bewaking en de controle worden verricht. |
De frequentie van de bewaking moet gebaseerd zijn op de risico's en dus afhangen van factoren zoals de waarschijnlijkheid dat het gevaar zich voordoet in het product, het productievolume, de distributie van het product, de mogelijke consumenten, het aantal werknemers dat rechtstreeks omgaat met het product enz.
De gegevens van de bewaking op de kritische controlepunten moeten worden ondertekend door de persoon of personen die de bewaking verrichten, en, bij de controle daarvan, door de personeelsleden van het bedrijf dat verantwoordelijk is voor de controle.
8. Corrigerende maatregelen (beginsel 5)
Voor elk kritisch controlepunt moeten vooraf door het HACCP-team corrigerende maatregelen zijn gepland zodat deze, zodra een afwijking van de kritische grenswaarde wordt geconstateerd, onmiddellijk kunnen worden toegepast.
Dergelijke corrigerende maatregelen moeten het volgende omvatten:
— |
aanwijzing van de persoon of personen die verantwoordelijk is/zijn voor de uitvoering van de corrigerende maatregelen; |
— |
de middelen en de maatregelen om de geconstateerde afwijking bij te stellen; |
— |
de maatregelen (soms „correcties” genoemd om ze te onderscheiden van andere corrigerende maatregelen) die moeten worden genomen ten aanzien van de producten die zijn geproduceerd in de periode waarin het proces niet onder controle was; |
— |
een schriftelijke registratie van de genomen maatregelen waarbij alle relevante informatie wordt vermeld (bijv. datum, tijdstip, soort maatregel, betrokken persoon en daaropvolgende verificatie). |
Uit de bewaking kan blijken dat preventieve maatregelen (basisvoorwaardenprogramma's), de grondigheid ervan of het proces en de bijbehorende kritische controlepunten moeten worden herzien, indien voor dezelfde procedure herhaaldelijk corrigerende maatregelen moeten worden genomen.
9. Verificatie- en valideringsprocedure (beginsel 6)
Het HACCP-team moet de methoden en procedures beschrijven aan de hand waarvan kan worden bepaald of de op HACCP gebaseerde procedures correct werken. Verificatiemethoden kunnen bestaan uit met name steekproefsgewijze bemonstering en analyses, frequentere analyses en tests op bepaalde kritische punten, geïntensiveerde analyses van tussenproducten of eindproducten, onderzoek naar de bestaande omstandigheden bij opslag, distributie en verkoop en naar het feitelijke gebruik van het product.
De verificatiefrequentie moet toereikend zijn om te kunnen vaststellen dat de op HACCP-gebaseerde procedures doeltreffend werken. De frequentie van de verificatie hangt af van de kenmerken van het bedrijf (productie, aantal werknemers, aard van de verwerkte levensmiddelen), van de bewakingsfrequentie, de nauwgezetheid van de werknemers, het aantal vastgestelde afwijkingen in de tijd en het soort gevaren.
Verificatieprocedures kunnen onder meer bestaan uit:
— |
audits van op HACCP gebaseerde procedures en de bijbehorende registratiegegevens; |
— |
inspectie van de werkzaamheden (naleving door personen); |
— |
bevestiging dat de bewaking op kritische controlepunten wordt uitgevoerd en volgehouden; |
— |
evaluatie van afwijkingen en de eindbestemming van de producten; toegepaste corrigerende maatregelen ten aanzien van het product. |
De verificatiefrequentie zal van grote invloed zijn op het aantal hercontroles of terugroepacties die nodig zijn indien overschrijdingen van de kritische grenswaarden worden geconstateerd. De verificatie moet bestaan uit de volgende activiteiten, die echter niet noodzakelijk tegelijkertijd hoeven plaats te vinden:
— |
controle van de juistheid van de geregistreerde gegevens en analyse van de afwijkingen; |
— |
controle van de persoon die de verwerking, de opslag en/of het vervoer bewaakt; |
— |
fysieke controle van het proces dat wordt bewaakt; |
— |
ijking van de voor de bewaking gebruikte instrumenten. |
De verificatie moet door een andere persoon worden uitgevoerd dan degene die belast is met de bewaking en de corrigerende maatregelen. Indien bepaalde verificatieactiviteiten niet door het bedrijf kunnen worden uitgevoerd, moeten namens het bedrijf externe deskundigen of gekwalificeerde derde partijen daarmee worden belast.
Bij het begin van een proces of in geval van een verandering moeten validatieactiviteiten worden uitgevoerd; in het kader van deze activiteiten moet bewijsmateriaal worden vergaard om aan te tonen dat alle onderdelen van het HACCP-plan doeltreffend werken. Dergelijk bewijsmateriaal omvat wetenschappelijke publicaties, interne tests, voorspellende microbiologie enz. waarmee kan worden aangetoond dat de vastgestelde kritische grenswaarden, indien deze worden nageleefd, de beoogde invloed hebben op het gevaar (geen toename, beperking enz.). Aanvullende richtsnoeren en voorbeelden van validatieactiviteiten zijn te vinden in CAC/GL 69-2008.
Veranderingen als gevolg waarvan mogelijk een nieuwe validatie moet worden uitgevoerd, zijn bijvoorbeeld:
— |
veranderingen met betrekking tot de grondstoffen of het product, de productieomstandigheden (de bedrijfsruimten en -gebouwen en de omgeving van het bedrijf, productiematerieel, reinigings- en ontsmettingsprogramma); |
— |
veranderingen in de verpakkings-, opslag- of distributieomstandigheden; |
— |
veranderingen in het gebruik door de consument; |
— |
alle informatie waaruit blijkt dat zich met betrekking tot het product een nieuw gevaar voordoet. |
Deze herziening kan eventueel aanleiding geven tot een wijziging van de procedures. De veranderingen moeten in hun geheel worden verwerkt in het documentatie- en registratiesysteem zodat er steeds actuele en betrouwbare gegevens beschikbaar zijn.
Validatie, verificatie of bewaking?
— Validatie: vóór het begin (of de wijziging) van een proces verkregen bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de bestudeerde beheersingsmaatregelen (basisvoorwaardenprogramma's, operationele basisvoorwaardenprogramma's of kritische controlepunten) doeltreffend zijn, mits zij correct worden uitgevoerd, en de gezondheid van de mens beschermen (bijvoorbeeld: bewijsmateriaal waaruit blijkt dat het gevaar ten aanzien waarvan maatregelen getroffen zijn, bij de voorgestelde kritische grenswaarde voor opslagtemperatuur niet toeneemt tot een onaanvaardbaar niveau).
— Bewaking: doorlopende (realtime)verzameling van informatie in het stadium waarin de beheersingsmaatregel wordt toegepast, bijvoorbeeld doorlopend of periodieke bewaking van de opslagtemperatuur.
— Verificatie: periodieke activiteit met de bedoeling aan te tonen dat het gewenste resultaat daadwerkelijk werd bereikt, bijv. bemonstering van en tests op levensmiddelen om na te gaan of het gevaar ten aanzien waarvan maatregelen getroffen zijn, gedaald is tot onder de aanvaardbare drempelwaarde voor opslag bij een bepaalde temperatuur.
Voorbeeld 1: pasteurisatie van melk
— Validatie: voorafgaand aan productieactiviteiten: experimenteel bewijs dat bij het gebruikte proces melk gedurende 15 seconden tot 72 °C wordt opgewarmd en dat Coxiella burnetti hierbij wordt vernietigd. Hiervoor kunnen geijkte sondes, microbiologische tests en voorspellende microbiologie worden gebruikt.
— Bewaking: tijdens productieactiviteiten: een systeem (tijd – temperatuur – druk – verwerkt volume) aan de hand waarvan bedrijven kunnen zien dat de kritische grenswaarde (72 °C gedurende 15 seconden) tijdens het proces wordt bereikt.
— Verificatie: vaste frequentie per jaar: periodieke microbiologische tests op het eindproduct, regelmatige temperatuurcontrole van de pasteuriseermachine met geijkte sondes.
Voorbeeld 2: fermentatie van drooggezouten worsten
— Validatie: pH-waarde, wateractiviteit, tijdtemperatuurcombinatie, waarbij de groei van Listeria monocytogenes wordt tegengegaan door middel van predictieve modellering of uitvoering van provocatietests;
— Bewaking tijdens de fermentatie: meting van pH-waarde, gewichtsverlies, tijdsverloop, temperatuur, luchtvochtigheid van de fermentatiekamer, bemonstering op Listeria monocytogenes in de fermentatieomgeving;
— Verificatie: plan voor bemonstering op Listeria monocytogenes in het eindproduct.
Zie ook CAC/GL 69-2008 (4).
10. Documentatie en registratie (beginsel 7)
Een efficiënte en nauwkeurige registratie van gegevens is voor de toepassing van op HACCP gebaseerde procedures van cruciaal belang. Op HACCP gebaseerde procedures moeten in het HACCP-plan worden gedocumenteerd en permanent worden aangevuld met gegevens over bevindingen. De documentatie en registratie moeten op de aard en de omvang van het productieproces zijn afgestemd en toereikend zijn om het bedrijf in staat te stellen om na te gaan of de op HACCP gebaseerde procedures zijn ingevoerd en worden toegepast. De documenten en geregistreerde gegevens moeten tot voldoende lang na het verstrijken van de houdbaarheid van het product worden bewaard ten behoeve van de traceerbaarheid, met het oog op de regelmatige herziening van de procedures door de exploitanten van levensmiddelenbedrijven en teneinde de bevoegde autoriteit in staat te stellen de op HACCP gebaseerde procedures te auditeren. Door deskundigen opgestelde richtsnoeren (bijvoorbeeld sectorspecifieke HACCP-gidsen) kunnen als onderdeel van de documentatie worden benut, mits daarin het voor het bedrijf specifieke proces van levensmiddelenproductie voldoende tot zijn recht komt. De documenten moeten door een met de controle belaste functionaris van het bedrijf worden ondertekend.
De aanbevolen documentatie omvat:
— |
toegepaste basisvoorwaardenprogramma's, arbeidsvoorschriften, operationele standaardprocedures, controle-instructies; |
— |
beschrijving van de voorbereidende stadia (voorafgaand aan de zeven beginselen); |
— |
gevarenanalyse; |
— |
aanduiding van de kritische controlepunten (+/- operationele basisvoorwaardenprogramma's); |
— |
bepaling van kritische grenswaarden; |
— |
validatieactiviteiten; |
— |
te verwachten corrigerende maatregelen; |
— |
beschrijving van geplande bewakings- en verificatieactiviteiten (wat, wie, wanneer); |
— |
vorm van de gegevens; |
— |
wijzigingen aan de op HACCP gebaseerde procedures; |
— |
ondersteunende documenten (algemene gidsen, wetenschappelijk bewijsmateriaal enz.). |
Er kan een systematische geïntegreerde aanpak worden gevolgd door werkbladen te gebruiken om het HACCP-plan uit te werken zoals weergegeven in de bijlage bij CAC/RCP 1-1969, diagram 3. Beginnend bij het stroomdiagram worden de mogelijke gevaren in elk stadium van de verwerking beschreven, worden de relevante beheersingsmaatregelen (basisvoorwaardenprogramma's) opgesomd, en worden de kritische controlepunten aangeduid (indien uit de gevarenanalyse blijkt dat dit wenselijk is) samen met de kritische grenswaarden, bewakingsprocedures, corrigerende maatregelen en beschikbare gegevens.
Voorbeelden van geregistreerde gegevens:
— |
resultaat van de bewaking op de kritische controlepunten; |
— |
vastgestelde afwijkingen en uitgevoerde corrigerende maatregelen; |
— |
resultaat van verificatieactiviteiten. |
De gegevens moeten zo lang als nodig worden bewaard. Die bewaringsduur moet lang genoeg zijn zodat, in geval van een waarschuwing die tot een bepaald levensmiddel kan worden teruggetraceerd, de gegevens met betrekking tot dat levensmiddel nog beschikbaar zijn. Voor bepaalde levensmiddelen ligt de datum van consumptie vast. Zo worden levensmiddelen bijvoorbeeld in het geval van levensmiddelencatering korte tijd na de productie geconsumeerd. Voor levensmiddelen waarvan de datum van consumptie onzeker is, moeten de gegevens gedurende een relatief korte periode na de datum van uiterste houdbaarheid worden bewaard. Geregistreerde gegevens zijn een belangrijk hulpmiddel voor de bevoegde autoriteiten om vast te kunnen stellen of het FSMS van een levensmiddelenbedrijf goed functioneert.
Een eenvoudig registratiesysteem kan effectief zijn en gemakkelijk ter kennis gebracht worden van werknemers. Het kan worden geïntegreerd in de bestaande werkzaamheden en het kan gebruikmaken van bestaande documenten, zoals leveringsbonnen en checklists waarop bijvoorbeeld de temperatuur van de producten wordt geregistreerd (zie ook bijlage III).
11. De rol van in het EU- of nationaal recht vastgestelde microbiologische criteria en grenswaarden
Hoewel er in het EU-recht geen kritische grenswaarden voor kritische controlepunten zijn vastgelegd, kunnen microbiologische criteria (5) worden gebruikt bij de validatie en verificatie van op HACCP gebaseerde procedures en andere beheersingsmaatregelen met betrekking tot levensmiddelenhygiëne en om te verifiëren of deze beheersingsmaatregelen goed functioneren. De gidsen voor goede praktijken kunnen voor een bepaald procedé of soort levensmiddel naar deze grenswaarden verwijzen en de HACCP-procedure kan zodanig worden opgezet dat deze grenswaarden worden nageleefd.
(1) Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 852/2004.
(2) Artikel 3, punt 14, van Verordening (EG) nr. 178/2002.
(3) Soms worden andere verwoordingen gebruikt zoals „controlepunt” (CP), aangezien niet alle intermediaire maatregelen verbonden zijn aan een werkzaamheid, of „aandachtspunten” („Points of Attention”, PoA).
(4) http://ucfoodsafety.ucdavis.edu/files/172961.pdf
(5) Verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie van 15 november 2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 1).
BIJLAGE III
Bij EU-wetgeving toegestane flexibiliteit ten aanzien van bepaalde levensmiddeleninrichtingen
1. Doel van deze bijlage
Deze bijlage is bedoeld als leidraad voor een flexibele invoering van FSMS'en met op HACCP-gebaseerde procedures en beoogt in het bijzonder:
— |
de levensmiddelenbedrijven in kaart te brengen waar een flexibele aanpak passend zou zijn; |
— |
het begrip „vereenvoudigde op HACCP gebaseerde procedures” toe te lichten; |
— |
de rol van gidsen voor goede praktijken en algemene HACCP-gidsen, met inbegrip van de noodzaak tot documentatie, uiteen te zetten; |
— |
de mate aan flexibiliteit bij de HACCP-beginselen vast te stellen. |
2. Flexibiliteit in het kader van een FSMS
Met flexibiliteit in het kader van een FSMS wordt beoogd beheersingsmaatregelen met evenredigheid in te voeren door deze aan te passen aan de aard en de omvang van de inrichting. De toepassing van dergelijke flexibiliteit moet steeds risicogebaseerd zijn en de beste manier om dit te bereiken is door middel van een geïntegreerde aanpak waarbij basisvoorwaardenprogramma's en initiële stappen in de op HACCP gebaseerde procedures (gevarenanalyse) in overweging worden genomen. Zo kan een gevarenanalyse op basis van een (semi)kwantitatief risico-evaluatiesysteem rechtvaardiging bieden om enkel controles op basis van basisvoorwaardenprogramma's in te voeren (zonder aanduiding van kritische controlepunten) of om een zeer beperkt aantal reële kritische controlepunten te bepalen waarop bewaking moet worden uitgevoerd en die verder aan bod moeten komen in de op HACCP gebaseerde procedures.
Door, met name in nationale of algemene gidsen, het gebruik te vermijden van jargon, dat voor sommige exploitanten van levensmiddelenbedrijven mogelijk moeilijk verstaanbaar is, kan terughoudendheid om een FSMS of een onderdeel ervan te ontwikkelen, worden voorkomen. Het vermijden van jargon kan dus worden beschouwd als een vorm van flexibiliteit.
Het hoofddoel van flexibiliteit is niet om het aantal kritische controlepunten te verminderen, en de toepassing ervan mag de voedselveiligheid niet in gevaar brengen.
Aanhangsel 5 bevat een reeks voorbeelden van flexibiliteit ten aanzien van basisvoorwaardenprogramma's en op HACCP gebaseerde procedures.
3. Flexibiliteit bij de uitvoering van basisvoorwaardenprogramma's
Basisvoorwaardenprogramma's gelden voor alle exploitanten van levensmiddelenbedrijven. De meeste basisvoorwaardenprogramma's zijn vastgelegd in de bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 852/2004, terwijl in Verordening (EG) nr. 853/2004 aanvullende basisvoorwaardenprogramma's voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong zijn vastgelegd. Globaal genomen worden de voorschriften in de bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 852/2004 in tamelijk algemene termen beschreven, omdat ze moeten kunnen worden toegepast door alle (en zeer uiteenlopende) sectoren uit de levensmiddelenproductie. Daarom kunnen ze met een grote mate van flexibiliteit worden toegepast. Er mag niet van worden uitgegaan dat alle basisvoorwaardenprogramma's van bijlage I bij dit document van toepassing zijn op alle inrichtingen. Er moet een evaluatie per geval worden gemaakt om voor elke inrichting relevante basisvoorwaardenprogramma's aan te duiden die in verhouding tot de aard en de omvang van de inrichting moeten worden uitgevoerd.
De verordeningen inzake levensmiddelenhygiëne bevatten verschillende flexibiliteitsbepalingen, die hoofdzakelijk zijn bedoeld om de uitvoering van basisvoorwaardenprogramma's in kleine ondernemingen te bevorderen:
a) |
De in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 852/2004 vastgestelde basisvoorwaardenprogramma's voor primaire productie en daarmee verband houdende activiteiten zijn algemener dan de in bijlage II vastgestelde basisvoorwaardenprogramma's voor andere exploitanten van levensmiddelenbedrijven. |
b) |
In bijlage II bij Verordening (EG) nr. 852/2004 zijn vereenvoudigde algemene en specifieke voorschriften voor bedrijfsruimten en lokalen opgenomen wat betreft mobiele en/of tijdelijke bedrijfsruimten, ruimten die voornamelijk als particuliere woning worden gebruikt, maar waar regelmatig levensmiddelen worden bereid voor het in de handel brengen, en verkoopautomaten (hoofdstuk III van bijlage II). |
c) |
Uitsluitingen van het toepassingsgebied (artikel 1) van Verordening (EG) nr. 852/2004, bijvoorbeeld in geval van rechtstreekse levering, door de producent, van kleine hoeveelheden primaire producten aan eindverbruikers of aan plaatselijke detailhandels die rechtstreeks aan eindverbruikers leveren. |
d) |
Uitsluitingen van het toepassingsgebied (artikel 1) van Verordening (EG) nr. 853/2004, bijvoorbeeld in geval van rechtstreekse levering, door de producent, van kleine hoeveelheden vlees van op het bedrijf geslacht(e) pluimvee en lagomorfen aan eindverbruikers of aan plaatselijke detailhandels die dergelijk vlees rechtstreeks als vers vlees aan de eindverbruiker leveren. |
e) |
Uitsluiting van de meeste detailhandelaren van het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 853/2004 (artikel 1, lid 5). |
f) |
De ingangscontrole van voorverpakte levensmiddelen in de detailhandel kan worden beperkt tot controle van de verpakkingen en de temperatuur tijdens het vervoer, terwijl in grote verwerkingsbedrijven de ingangscontrole moet worden aangevuld met regelmatige bemonstering en tests. |
g) |
In een kleine slagerij kan de reiniging en ontsmetting zeer dicht aanleunen bij de goede hygiënepraktijken voor keukens, terwijl in grote slachthuizen mogelijk gespecialiseerde externe bedrijven nodig zijn. |
h) |
Controle van het water kan achterwege worden gelaten indien door drinkwaterbedrijven geleverd leidingwater wordt gebruikt, maar moet uitgebreid zijn indien bedrijven gebruikmaken van een eigen waterbron of indien het water wordt gerecycleerd. |
i) |
In de detailhandel kan de schaptemperatuur worden nagegaan door deze af te lezen bij het bedienen van klanten, terwijl in grotere koelvoorzieningen automatische registratie en waarschuwingen worden gebruikt. |
j) |
De mogelijkheid om basisvoorwaardenprogramma's overeenkomstig artikel 10, lid 4, van Verordening (EG) nr. 853/2004 aan te passen aan de nationale wetgeving:
|
Nadere informatie over flexibiliteit is ook beschikbaar in de volgende specifieke richtsnoerdocumenten:
— |
Werkdocument van de diensten van de Commissie inzake de uitleg van een aantal bepalingen over flexibiliteit in het hygiënepakket - Richtsnoeren voor bevoegde autoriteiten: http://ec.europa.eu/food/safety/docs/biosafety-hygiene-faq_all_public_en.pdf |
— |
Werkdocument van de diensten van de Commissie inzake de uitleg van een aantal bepalingen over flexibiliteit in het hygiënepakket — Veelgestelde vragen — Richtsnoeren voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven http://ec.europa.eu/food/safety/docs/biosafety-hygiene-faq_all_business_en.pdf |
Het gebruik van algemene sectorale gidsen inzake basisvoorwaardenprogramma's in plaats van een beschrijving van basisvoorwaardenprogramma's die door het bedrijf zelf zijn opgesteld, kan kleine bedrijven helpen om deze voorschriften na te leven.
Basisvoorwaardenprogramma's worden hoofdzakelijk gebruikt om te voldoen aan wettelijke voorschriften en bijgevolg is het mogelijk om enige flexibiliteit toe te passen met betrekking tot de bewaarde documenten en gegevens, maar nooit met betrekking tot de doelstellingen van de basisvoorwaardenprogramma's.
4. Flexibiliteit bij de uitvoering van de HACCP-beginselen
4.1. Achtergrond
Overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 852/2004 moeten exploitanten van levensmiddelenbedrijven zorg dragen voor de invoering, de uitvoering en de handhaving van een of meer permanente procedures die gebaseerd zijn op de HACCP-beginselen.
Dit concept maakt het mogelijk de HACCP-beginselen met de nodige flexibiliteit in te voeren.
Verordening (EG) nr. 852/2004 bevat de volgende essentiële uitgangspunten voor een vereenvoudigde op HACCP gebaseerde procedure:
a) |
Overweging 15 van deze verordening luidt: „In de voorschriften voor een HACCP-systeem moet rekening worden gehouden met de beginselen die zijn vastgelegd in de Codex Alimentarius. Zij moeten de nodige soepelheid bieden om het systeem overal te kunnen toepassen, ook in kleine bedrijven. Met name dient te worden onderkend dat in bepaalde levensmiddelenbedrijven geen kritische controlepunten kunnen worden bepaald en dat in sommige gevallen goede hygiënepraktijken een alternatief kunnen zijn voor het controleren op kritische controlepunten. Evenmin betekent de eis om „kritische grenswaarden” vast te stellen dat er voor elk geval een getalsmatige grenswaarde moet worden vastgesteld. De eis om documenten te bewaren moet soepel zijn om te voorkomen dat zeer kleine bedrijven te zwaar belast worden.”. |
b) |
De duidelijke verklaring in artikel 5, lid 1, dat de procedures gebaseerd moeten zijn op de HACCP-beginselen. |
c) |
Overeenkomstig artikel 5, lid 2, onder g), moet het opstellen van documenten en registers aan de aard en de omvang van het levensmiddelenbedrijf aangepast zijn. |
d) |
Op grond van artikel 5, lid 5, van de verordening is het mogelijk regelingen vast te stellen om de toepassing van de HACCP-verplichting door bepaalde exploitanten van levensmiddelenbedrijven te vergemakkelijken. Hiertoe behoort onder meer het gebruik van gidsen voor de toepassing van op HACCP gebaseerde procedures. |
In artikel 5, lid 2, onder g), van Verordening (EG) nr. 852/2004 worden twee belangrijke criteria aangeduid op basis waarvan een exploitant van een levensmiddelenbedrijf in aanmerking komt voor flexibiliteit bij de toepassing van HACCP gebaseerde procedures: de aard en de omvang van levensmiddelenbedrijven.
a) |
De aard vormt de basis voor een risicogebaseerde benadering en hangt af van de activiteit van het levensmiddelenbedrijf in kwestie, bijvoorbeeld:
De gevarenanalyse speelt een cruciale rol bij de beoordeling van risico's. |
b) |
Voor exploitanten van kleine bedrijven wordt op basis van de omvang (productievolume, doorvoer enz.) het evenredigheidsbeginsel toegepast. Dit omvat voornamelijk een vermindering van de administratieve last (gebruik van algemene gidsen, mate van documentering, gegevens enz.); |
Hoewel bepaalde exploitanten van levensmiddelenbedrijven (bijv. detailhandelaren) kunnen voldoen aan beide criteria om voor een flexibele aanpak in aanmerking te komen, moeten deze criteria afzonderlijk worden bekeken.
4.2. Wat zijn vereenvoudigde op HACCP gebaseerde procedures?
De zeven HACCP-beginselen zijn een praktisch model om significante gevaren vast te stellen en op permanente basis te beheersen. Dit houdt in dat, in gevallen waar deze doelstelling kan worden bereikt met gelijkwaardige middelen die op vereenvoudigde, maar doeltreffende wijze een aantal van de zeven beginselen vervangen, wordt aangenomen dat aan de verplichting van artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 852/2004 is voldaan.
In overweging 15 van Verordening (EG) nr. 852/2004 wordt duidelijk erkend dat niet in alle gevallen kritische controlepunten kunnen worden bepaald. In dergelijke gevallen is de toepassing van op HACCP-beginselen gebaseerde procedures beperkt tot het eerste principe, namelijk de gevarenanalyse, die nodig is om op risicogebaseerde wijze te rechtvaardigen waarom geen kritische controlepunt hoeft te worden overwogen en om aan te tonen dat basisvoorwaardenprogramma's volstaan om de gevaren te beheersen.
Wanneer kritische controlepunten worden bepaald in kleine bedrijven, vormt evenredigheid in de administratieve belasting een extra rechtvaardiging voor een vereenvoudigde benadering van de naleving van de andere HACCP-beginselen.
Soortgelijke producten kunnen worden gegroepeerd voor de invoering van op de HACCP-beginselen gebaseerde procedures.
Wanneer dit nodig is voor uitvoer of bij specificaties die door klanten zijn opgelegd, staat het exploitanten van levensmiddelenbedrijven vrij om op HACCP gebaseerde procedures te gebruiken en volledig in te voeren en zich hiervoor te laten certificeren, zelfs al komen zij in aanmerking voor een flexibelere aanpak zoals beschreven in dit document.
4.3. Algemene gidsen voor de invoering van op HACCP gebaseerde procedures
Er zijn algemene HACCP-gidsen opgesteld waarin wordt ingegaan op alle beginselen die moeten worden nageleefd indien kritische controlepunten zijn bepaald.
Algemene gidsen kunnen voor bepaalde levensmiddelenbedrijven specifieke gevaren en beheersingsmaatregelen toelichten en het management of het HACCP-team ondersteunen bij de ontwikkeling van procedures of methoden inzake voedselveiligheid die op een algemene gevarenanalyse gebaseerd zijn, en bij het correct bijhouden van registratiegegevens.
Exploitanten van levensmiddelenbedrijven moeten echter goed beseffen dat zich ook andere gevaren kunnen voordoen, die bijvoorbeeld verband houden met de indeling van hun bedrijfsruimten of het gebruikte productieproces, en dat zulke gevaren in een algemene HACCP-handleiding niet te voorzien zijn. Wanneer algemene HACCP-gidsen worden gebruikt, moeten exploitanten van levensmiddelenbedrijven zich ervan vergewissen dat alle werkzaamheden in hun bedrijf in de handleiding aan bod komen. Is dit niet het geval, dan moeten exploitanten van levensmiddelenbedrijven voor de niet behandelde werkzaamheden hun eigen op de HACCP-beginselen gebaseerde procedures opstellen.
In branches met veel gemeenschappelijke bedrijfskenmerken, een lineair en kort productieproces en waar de prevalentie van gevaren bekend is, kunnen algemene HACCP-gidsen wenselijk zijn. Dit geldt bijvoorbeeld voor:
— |
slachthuizen, inrichtingen waar visserijproducten worden verwerkt, zuivelbedrijven enz. |
— |
bedrijven waar standaardbewerkingsprocedés worden verricht, zoals het inblikken van levensmiddelen, de pasteurisatie van vloeibare levensmiddelen, het invriezen/diepvriezen van levensmiddelen enz. |
In het bijzonder in de detailhandel wordt vaak met levensmiddelen omgegaan volgens goed bekende procedures die deel uitmaken van de gebruikelijke beroepsopleiding van het personeel. Mogelijke voorbeelden hiervan zijn:
— |
restaurants, inclusief faciliteiten waar levensmiddelen worden gehanteerd in vervoersmiddelen zoals schepen; |
— |
cateringbedrijven die kant-en-klare maaltijden leveren vanuit een centrale keuken; |
— |
de brood- en banketbakkerijsector; |
— |
detailzaken, inclusief slagerswinkels. |
De inhoud van algemene HACCP-gidsen waarbij flexibiliteit kan worden toegepast, moet voldoen aan de aanbevelingen in punt 4.4.
4.4. Flexibiliteit ten aanzien van de voorbereidende activiteiten en de HACCP-beginselen
4.4.1.
In kleine bedrijven kunnen HACCP-/FSMS-activiteiten worden uitgevoerd door één persoon die (tijdelijk of regelmatig) een beroep doet op externe expertise. Wanneer daarop een beroep wordt gedaan, is het van essentieel belang dat het levensmiddelenbedrijf zelf voldoende verantwoordelijkheid neemt voor het FSMS. Exploitanten die van deze mogelijkheid gebruikmaken, moeten ervoor zorgen dat ze weten hoe het systeem werkt, hoe het op hun bedrijf van toepassing is en dat hun personeel adequaat is opgeleid om te zorgen voor een doeltreffende uitvoering.
Wanneer er geen verwerking of andere behandeling (bijv. snijden, verpakken) plaatsvindt, kan de beschrijving van het product worden beperkt tot de informatie op het etiket (voorverpakte levensmiddelen) of andere, van betrouwbare websites overgenomen informatie met betrekking tot het levensmiddel. Tenzij producten specifiek bestemd zijn voor bepaalde groepen consumenten (bijv. babyvoeding) kan men ervan uitgaan dat het product bestemd is voor consumptie door het grote publiek.
De aard van het bedrijf zal bepalend zijn voor de complexiteit van het vereiste stroomdiagram. Voor sommige bedrijven kan dit stroomdiagram zeer eenvoudig zijn.
4.4.2.
Er zijn verschillende vereenvoudigde methoden beschreven om de gevarenanalyse uit te voeren en mogelijke kritische controlepunten vast te stellen. Voorbeelden van dergelijke methoden zijn vereenvoudigde beslissingsbomen en semikwantitatieve risico-evaluatiemethoden. Zie de voorbeelden in de aanhangsels 2 en 3.
In bepaalde gevallen is het mogelijk dat, wegens de aard van het levensmiddelenbedrijf en de levensmiddelen die er worden gehanteerd, uit een (algemene) gevarenanalyse blijkt dat er geen bijzonder significant gevaar bestaat en er dus geen kritische controlepunten hoeven worden vastgesteld. In dat geval kunnen alle gevaren voor de voedselveiligheid worden beheerst door enkel basisvoorwaardenprogramma's in te voeren of deze te combineren met de toepassing van bepaalde operationele basisvoorwaardenprogramma's. Niettemin moet worden onderstreept dat flexibiliteit bij de gevarenanalyse niet rechtstreeks afhangt van de omvang van de inrichting en bijvoorbeeld niet passend is — zelfs niet voor kleine bedrijven — wanneer het gaat om:
— |
een zeer risicovolle verwerkingsmethode zoals inblikken, vacuüm verpakken; |
— |
de productie van levensmiddelen voor kwetsbare groepen consumenten; |
— |
controles op de aanwezigheid van allergenen in producten die als allergenenvrij worden opgegeven. |
Voor bepaalde categorieën levensmiddelenbedrijven met een zeer uniforme, gestandaardiseerde en beperkte behandeling van de levensmiddelen (bijv. detailzaken) kan het mogelijk zijn om op voorhand vast te stellen welke gevaren moeten worden beheerst. Dergelijke gevaren en de beheersing ervan kunnen in een algemene HACCP-handleiding of louter in een algemene gevarenanalyse worden behandeld.
In bepaalde gevallen is het mogelijk dat, wegens de aard van het levensmiddelenbedrijf en de levensmiddelen die er worden gehanteerd, uit een gevarenanalyse blijkt dat er geen significante gevaren bestaan en er geen beheersingsmaatregelen zijn die als kritische controlepunten kunnen worden ingedeeld. In dergelijke gevallen fungeren de operationele basisvoorwaardenprogramma's als beheersingsmaatregelen.
Voor kleine bedrijven kan het voldoende zijn wanneer in de gevarenanalyses in het HACCP-plan de methoden om gevaren te beheersen op praktische en eenvoudige wijze worden beschreven, zonder dat over de aard van de gevaren in detail wordt getreden. Niettemin moeten in zulke analyses alle in een bedrijf voorkomende significante gevaren aan bod komen en moeten de procedures om de gevaren te beheersen en de bij problemen te treffen corrigerende maatregelen duidelijk worden omschreven.
4.4.3.
Kritische grenswaarden op kritische controlepunten kunnen worden vastgesteld aan de hand van:
— |
ervaring (optimale praktijkvoorbeelden); |
— |
internationale documentatie betreffende een aantal procedés, zoals het inblikken van levensmiddelen, de pasteurisatie van vloeistoffen enz., waarvoor internationaal aanvaarde normen (Codex Alimentarius) bestaan; |
— |
gidsen voor goede praktijken met betrekking tot de specifieke kwestie; |
— |
wetenschappelijke publicaties; |
— |
EU-wetgeving, adviezen van de EFSA. |
De verplichting tot vaststelling van een kritische grenswaarde voor een kritisch controlepunt betekent niet altijd dat een numerieke waarde moet worden vastgelegd. Dit geldt met name indien de bewakingsprocedures berusten op visuele waarneming, zoals:
— |
de verontreiniging van karkassen met fecaliën in slachthuizen; |
— |
de kooktemperatuur van vloeibare levensmiddelen; |
— |
de verandering van de fysische eigenschappen van levensmiddelen tijdens de verwerking (zoals het verhitten van levensmiddelen). |
4.4.4.
Bewaking bestaat niet enkel uit meten. Bewaking kan in vele gevallen een eenvoudige procedure zijn, zoals:
— |
een regelmatige visuele controle van de temperatuur van koel-/vriesinstallaties door middel van een thermometer; |
— |
visuele waarneming om vast te stellen of bij het slachten het juiste procedé voor het verwijderen van de huid wordt toegepast, indien dit onderdeel van het slachtproces als kritisch controlepunt ter preventie van de verontreiniging van karkassen is aangewezen; |
— |
visuele waarneming of een voedselbereiding die een warmtebehandeling ondergaat de juiste, met deze behandeling overeenstemmende fysische eigenschappen bezit (bijvoorbeeld of ze kookt, of dat een levensmiddel door en door kokend heet is). |
Bewaking zou zo frequent als nodig moeten plaatsvinden om ervoor te zorgen dat permanent wordt voldaan aan de kritische grenswaarden en streefwaarden. Via bewaking moet worden bevestigd dat de kritische grenswaarde of streefwaarde niet wordt overschreden. De frequentie van de bewaking hangt af van het soort kritisch controlepunt. De bewaking op een kritisch controlepunt kan in sommige gevallen periodiek worden verricht, bijvoorbeeld in geval van een lage bewakingsfrequentie na een lange periode met goede resultaten.
Het is mogelijk om standaardverwerkingsprocedures te gebruiken:
— |
Bepaalde levensmiddelen worden soms volgens een standaardprocedure met geijkte standaardapparatuur verwerkt, zoals bepaalde verhittingsprocedés, braden van kippen enz. Dergelijke apparatuur garandeert dat de juiste tijd/temperatuurcombinatie standaard in acht wordt genomen. De verhittingstemperatuur van het product hoeft in zulk geval niet systematisch te worden gemeten, zolang ervoor wordt gezorgd dat de apparatuur op de juiste wijze functioneert, dat de vereiste tijd/temperatuurcombinatie in acht wordt genomen en dat met het oog daarop de noodzakelijke controles worden uitgevoerd (en er zo nodig corrigerende maatregelen worden getroffen). |
— |
In restaurants worden levensmiddelen overeenkomstig gangbare procedés voor levensmiddelenbereiding bereid. Zolang deze gangbare procedures in acht worden genomen, is het niet nodig om systematisch metingen (bijvoorbeeld van de temperatuur van levensmiddelen) uit te voeren. |
4.4.5.
Verificatie kan in vele gevallen bestaan uit een eenvoudige procedure waarbij wordt nagegaan of de bewaking zoals beschreven in punt 4.4.4 op correcte wijze wordt uitgevoerd om een vereist niveau van voedselveiligheid te bereiken.
Eenvoudige verificatieprocedures kunnen onder meer bestaan uit:
— |
een fysieke audit of controle van de bewaking; |
— |
een fysieke audit of controle van de bewakingsgegevens. Voor alle geregistreerde meldingen van niet-naleving of uitzonderingen wordt daartoe een controle van de corrigerende maatregelen uitgevoerd. |
Algemene HACCP-gidsen moeten voorbeelden van noodzakelijke verificatieprocedures bevatten, en in geval van standaardprocedures moet een validatie worden uitgevoerd van de maatregelen die men ten aanzien van gevaren overweegt te nemen. Bij de validatie van het HACCP-plan en van de activiteiten van de exploitant kan de nadruk worden gelegd op de bemonstering en tests die worden uitgevoerd om na te gaan of de gevaren ten aanzien waarvan maatregelen zijn getroffen, aanwezig zijn.
4.4.6.
Dit punt heeft alleen betrekking op HACCP-documentatie en niet op andere documentatie met betrekking tot bijvoorbeeld voorraadbeheer, traceerbaarheid enz.
De hierna gegeven voorbeelden moeten worden gezien in het licht van artikel 5, lid 2, onder g), van Verordening (EG) nr. 852/2004, waarin wordt bepaald dat overeenkomstig de op HACCP-beginselen gebaseerde procedures de documenten en registers aan de aard en de omvang van het levensmiddelenbedrijf aangepast moeten zijn.
In de regel dient goed te worden overwogen of het nodig is om HACCP-gegevens te registreren en kan het volstaan om de allerbelangrijkste gegevens met betrekking tot de voedselveiligheid te registreren. Registratie is belangrijk, maar vormt geen doel op zich.
HACCP-documentatie omvat:
— |
documenten betreffende op HACCP-gebaseerde procedures voor een bepaald levensmiddelenbedrijf, en |
— |
de geregistreerde gegevens van metingen en analyses. |
Gezien het bovenstaande zouden de volgende algemene richtsnoeren kunnen worden gehanteerd:
— |
Indien er algemene HACCP-gidsen bestaan, kan documentatie met betrekking tot gevarenanalyse, bepaling van kritische controlepunten en kritische grenswaarden, eventuele wijziging van het FSMS en validatie-activiteiten worden gebruikt in plaats van individuele documentatie over op HACCP gebaseerde procedures. Dergelijke gidsen zouden ook duidelijk moeten aangeven wanneer registratie noodzakelijk is en gedurende welke periode de geregistreerde gegevens bewaard moeten blijven. |
— |
In het bijzonder bij visuele bewaking kan worden overwogen om metingen uitsluitend te registreren in geval van geconstateerde niet-naleving (bijv. apparatuur die niet de juiste temperatuur aanhoudt). |
— |
Een doeltreffend bewaking is doorgaans belangrijker dan de registratie ervan. Daarom kan flexibiliteit ten aanzien van de registratie van de bewaking makkelijker worden aanvaard dan flexibiliteit ten aanzien van de bewaking zelf (bijv. ten aanzien van de frequentie ervan). |
— |
In het bijzonder voor kleine bedrijven is het veel belangrijker dat zij de juiste temperatuur handhaven dan dat zij deze registreren. |
— |
Bij de gegevens betreffende niet-naleving moeten tevens de getroffen corrigerende maatregelen worden vermeld. Voor dergelijke gevallen zou het gebruik van een logboek of een checklist een geschikt registratiemiddel kunnen zijn. Exploitanten van levensmiddelenbedrijven kunnen hierin simpelweg vakjes aankruisen om aan te geven hoe zij te werk gaan, of meer gedetailleerde informatie verstrekken door in tekstkaders te noteren hoe zij een controlepunt beheersen. De dagelijkse registratie van gegevens bestaat uit het bevestigen van de controles aan het begin en het einde van de werkdag door een vakje aan te kruisen en een handtekening te zetten als bevestiging dat de methoden inzake voedselveiligheid zijn gevolgd. Indien een dergelijke checklist wordt gebruikt, hoeven enkel problemen of afwijkingen van de procedures geregistreerd te worden, door deze meer in detail te noteren (dit is de melding van uitzonderingen). |
— |
Organisaties van belanghebbenden of bevoegde autoriteiten zouden (algemene) modellen voor zelfcontroleformulieren moeten verstrekken. Deze moeten gemakkelijk te gebruiken, begrijpelijk en eenvoudig in te voeren zijn. |
— |
Voor een beoordeling van de methoden om de x weken hoeft enkel een checklist van activiteiten en mogelijke gevolgen voor veilige methoden te worden ingevuld. |
Aanhangsel 1
Verklarende woordenlijst
Kritisch controlepunt (CCP) : een stadium waarin controle kan worden toegepast en dat essentieel is om een gevaar te voorkomen of te elimineren dan wel tot een aanvaardbaar niveau te reduceren (1). De meest voorkomende kritische controlepunten om microbiologische gevaren te beheersen zijn temperatuurvoorschriften, zoals temperatuur bij opslag of vervoer, de tijd/temperatuur om een gevaar te beperken of te elimineren (bijvoorbeeld pasteurisatie). Andere kritische controlepunten kunnen bestaan uit het controleren of verpakkingen schoon en onbeschadigd zijn, of er fysieke gevaren aanwezig zijn door middel van zeven of metaaldetectie, of uit het controleren van de duur/temperatuur van het bakproces in vet om de aanwezigheid van chemische contaminanten te voorkomen.
Kritische grenswaarde : een criterium aan de hand waarvan wordt bepaald wat aanvaardbaar is en wat niet. In de bovenstaande voorbeelden van kritische controlepunten wordt verwezen naar respectievelijk de maximumtemperatuur (opslag en vervoer), de minimumtemperatuur (vermindering/eliminatie van gevaren) en de aanwezigheid van verontreiniging of beschadiging.
Systeem voor de beheersing van de voedselveiligheid of managementsysteem voor voedselveiligheid (FSMS) : de combinatie van preventieve beheersingsmaatregelen in de vorm van basisvoorwaardenprogramma's, paraatheid in de vorm van traceerbaarheid, terugroepacties en communicatie, en beheersingsmaatregelen in de vorm van een HACCP-plan waarin kritische controlepunten en/of operationele basisvoorwaardenprogramma's in het kader van het productieproces worden vastgesteld. Zie figuur 1. Het FSMS is ook een combinatie van beheersingsmaatregelen en borgingsactiviteiten. Deze laatste bestaan uit het leveren van bewijs dat de beheersingsmaatregelen correct werken, bijvoorbeeld aan de hand van validatie en verificatie, documentatie en gegevensregistratie.
Goede hygiënepraktijken (GHP's), goede fabricagepraktijken (GMP's) : pakket van preventieve praktijken en voorwaarden om de veiligheid van de geproduceerde levensmiddelen te waarborgen. Bij GHP's ligt de nadruk op hygiëne, terwijl GMP's gericht zijn op correcte werkmethoden. De meeste basisvoorwaardenprogramma's (alle programma's die in bijlage I worden vermeld) zijn GHP's of GMP's. Soms wordt geen onderscheid gemaakt tussen GHP's en GMP's, en worden alle preventieve maatregelen „GMP's” genoemd.
Gevaar : een biologisch (bijv. salmonella), chemisch (bijv. dioxine, allergenen) of fysisch (bijv. harde, scherpe vreemde lichamen zoals stukjes glas, metaal) agens in een levensmiddel, of de toestand van een levensmiddel, met mogelijk nadelige gevolgen voor de gezondheid (2).
Op HACCP gebaseerde procedures of HACCP : op de beginselen van gevarenanalyse en kritische controlepunten („Hazard Analysis and Critical Control Points”, HACCP) gebaseerde procedures. Deze vormen een systeem voor zelfcontrole waarbij overeenkomstig de HACCP-beginselen voor voedselveiligheid significante gevaren worden geïdentificeerd, geëvalueerd en beheerst.
HACCP-plan : een document, in voorkomend geval in elektronisch formaat, waarin de op HACCP gebaseerde procedures volledig worden beschreven. Het initiële HACCP-plan wordt bijgewerkt in geval van veranderingen in de productie en moet worden aangevuld met registratiegegevens van bewakings- en verificatieresultaten en van getroffen corrigerende maatregelen.
Bewaking : het in real time uitvoeren van een geplande sequentie van waarnemingen of metingen van controleparameters om te beoordelen of een kritisch controlepunt onder controle is (3). Voorbeelden hiervan zijn het regelmatig (of continu indien automatisch) meten van temperaturen en het controleren op verontreiniging en schade.
Basisvoorwaardenprogramma('s) (PRP('s)) : preventieve praktijken en voorwaarden die nodig zijn voorafgaand aan en tijdens de uitvoering van HACCP en die van essentieel belang zijn voor de voedselveiligheid. Welke basisvoorwaardenprogramma's nodig zijn, hangt af van het segment van de voedselketen waarin de sector in kwestie werkzaam is en van het type sector. Voorbeelden van gelijkwaardige termen zijn: goede landbouwpraktijken („Good Agricultural Practices”, GAP's), goede diergeneeskundige praktijken („Good Veterinarian Practices”, GVP's), goede fabricagepraktijken (GMP's), goede hygiënepraktijken (GHP's), goede productiepraktijken (GPP's) en goede handelspraktijken („Good Trade Practices”, GTP's). Soms worden procedures voor het traceren van levensmiddelen en het terugroepen ervan in gevallen van niet-naleving als onderdeel van de basisvoorwaardenprogramma's beschouwd. In de Codex Alimentarius-normen worden basisvoorwaardenprogramma's „Codes of Good Practice” genoemd.
Risico : betekent een functie van de kans op een nadelig gezondheidseffect en de ernst van dat effect, voortvloeiend uit een gevaar (4).
Validatie : het verkrijgen van bewijs dat een beheersingsmaatregel of combinatie van beheersingsmaatregelen, mits correct uitgevoerd, het mogelijk maakt om een gevaar tot op een bepaald niveau te beheersen. Bij wijzigingen moet mogelijk een nieuwe validatie worden uitgevoerd. Gedetailleerde voorbeelden zijn te vinden in CAC/GL 69-2008.
Verificatie : de toepassing van methoden, procedures, tests en andere evaluaties als aanvulling op bewaking met de bedoeling om de naleving van de op HACCP gebaseerde procedures te bepalen (5). Periodiek wordt verificatie uitgevoerd om aan te tonen dat het HACCP-systeem zoals gepland functioneert. De volgende voorbeelden kunnen worden gebruikt als input voor verificatie:
— |
algemeen: verificatie van bewakingsgegevens van kritische controlepunten (frequentie, meetresultaten gedurende een bepaald tijdsverloop); |
— |
specifiek: met bemonstering en analyse kan de doeltreffendheid van het HACCP-systeem worden aangetoond; |
— |
temperatuur bij opslag en vervoer: naleving van proceshygiënecriteria met betrekking tot bederf veroorzakende bacteriën, zoals het aeroob kiemgetal; |
— |
tijd/temperatuurcombinatie (reductie/eliminatie van gevaren): controleren van hittebehandelde levensmiddelenproducten op afwezigheid van pathogenen zoals listeria, salmonella enz. |
— |
beschadigde verpakkingen: controleren op de aanwezigheid van de meest waarschijnlijke bacteriële of chemische verontreinigingen waaraan een product kan zijn blootgesteld indien zijn verpakking werd beschadigd. |
— |
Zie ook de voorbeelden in het Codex-document CAC/GL 69-2008. |
(1) CAC/RCP 1-1969, Rev. 2003.
(2) Artikel 3, punt 14, van Verordening (EG) nr. 178/2002.
(3) CAC/RCP 1-1969, Rev. 2003.
(4) Artikel 3, punt 9, van Verordening (EG) nr. 178/2002.
(5) Ontleend aan CAC/RCP 1-1969, Rev. 2003.
Aanhangsel 2
Voorbeeld van een gevarenanalyse — (semikwantitatieve) risico-evaluatieprocedure
(Gebaseerd op: FAO/WHO „Risk characterisation of microbiological hazards in food” (1) en op „Quality management systems in the food industry” (2).)
Het risiconiveau wordt bepaald door de ernst of het effect van het gevaar in verhouding tot de waarschijnlijkheid dat het gevaar zich met betrekking tot het eindproduct kan voordoen indien de overwogen (specifieke) beheersingsmaatregelen niet zijn getroffen of ontoereikend zijn. Daarbij wordt rekening gehouden met verdere processtadia waarin het risico mogelijk kan worden geëlimineerd of teruggebracht tot een aanvaardbaar niveau, evenals met basisvoorwaardenprogramma's die reeds correct zijn uitgevoerd.
P= waarschijnlijkheid dat het gevaar zich voordoet in het eindproduct indien de overwogen specifieke beheersingsmaatregelen niet zijn getroffen of ontoereikend zijn, rekening houdend met verdere processtadia waarin eliminatie of reductie van het risico tot een aanvaardbaar niveau mogelijk is en rekening houdend met reeds correct uitgevoerde basisvoorwaardenprogramma's.
E= effect of ernst van het gevaar voor de menselijke gezondheid.
RISICONIVEAU (R = P × E): SCHAAL VAN 1 TOT 7
WAARSCHIJNLIJKHEID |
Hoog |
4 |
4 |
5 |
6 |
7 |
Reëel |
3 |
3 |
4 |
5 |
6 |
|
Laag |
2 |
2 |
3 |
4 |
5 |
|
Zeer laag |
1 |
1 |
2 |
3 |
4 |
|
|
|
1 |
2 |
3 |
4 |
|
|
|
Beperkt |
Matig |
Ernstig |
Zeer ernstig |
|
|
|
|
EFFECT |
|
WAARSCHIJNLIJKHEID
1 = zeer laag
— |
Theoretische kans — het gevaar heeft zich nog nooit voorgedaan. |
— |
Het gevaar wordt in een volgend processtadium (bijv. pasteurisatie, fermentatie) geëlimineerd of tot een aanvaardbaar niveau teruggebracht. |
— |
De beheersingsmaatregel of het gevaar zijn van een dergelijke aard dat indien de beheersingsmaatregel ontoereikend is, geen productie mogelijk is of geen bruikbare producten meer worden geproduceerd (bijv. te hoge concentratie toegevoegde kleurstoffen). |
— |
De verontreiniging is zeer beperkt en/of lokaal. |
2 = laag
— |
De waarschijnlijkheid dat het gevaar zich als gevolg van ontoereikendheid of ontbreken van de basisvoorwaardenprogramma's voordoet met betrekking tot het eindproduct is zeer beperkt. |
— |
De beheersingsmaatregelen voor het gevaar zijn van algemene aard (basisvoorwaardenprogramma's) en zijn goed in de praktijk gebracht. |
3 = reëel
— |
Ontoereikendheid of ontbreken van de specifieke beheersingsmaatregel leidt niet tot de systematische aanwezigheid van het gevaar in het eindproduct, maar het gevaar kan voorkomen in een bepaald percentage van het eindproduct in de bijbehorende partij. |
4 = hoog
— |
Ontoereikendheid of ontbreken van de specifieke beheersingsmaatregel leidt tot een systematische fout. Er is een hoge waarschijnlijkheid dat het gevaar aanwezig is in alle eindproducten van de bijbehorende partij. |
EFFECT (of ernst)
1 = beperkt
— |
Er is geen probleem voor de consument wat betreft de voedselveiligheid (aard van het gevaar, bijv. papier, zacht plastic, grote vreemde materialen). |
— |
Het gevaar kan nooit een gevaarlijke concentratie bereiken (bijv. kleurstoffen, Staphylococcus aureus in bevroren levensmiddelen waarin toename door vermenigvuldiging zeer onwaarschijnlijk is of onmogelijk is wegens opslagomstandigheden en bakken). |
2 = beperkt
— |
Geen ernstige verwondingen en/of symptomen of enkel bij blootstelling aan een uiterst hoge concentratie gedurende een lange periode. |
— |
Een tijdelijk maar duidelijk effect op de gezondheid (bijv. kleine stukjes). |
3 = ernstig
— |
Een duidelijk effect op de gezondheid met symptomen zich op korte of lange termijn voordoen en zelden dodelijk zijn (bijv. gastro-enteritis). |
— |
Het gevaar heeft een langetermijneffect; de maximale dosis is niet bekend (bijv. dioxinen, residuen van bestrijdingsmiddelen, mycotoxinen enz.). |
4 = zeer ernstig
— |
De consumentengroep behoort tot een risicocategorie en het gevaar kan dodelijk zijn. |
— |
Het gevaar leidt tot ernstige symptomen die de dood tot gevolg kunnen hebben. |
— |
Permanente verwondingen. |
BEPALING VAN CCP's en oPRP's waar nodig
Risiconiveaus 1 & 2: geen specifieke maatregelen, beheersing verzekerd door basisvoorwaardenprogramma's.
Risiconiveaus 3 & 4: eventueel operationele basisvoorwaardenprogramma's. Bijkomende vraag voor het HACCP-team: is/zijn de algemene beheersingsmaatregel(en) zoals beschreven in het basisvoorwaardenprogramma (PRP) voldoende om het vastgestelde risico te bewaken?
— |
Indien JA: PRP |
— |
Indien NEEN: oPRP |
Risiconiveaus 5, 6 & 7: kritisch controlepunt, en indien geen meetbare grenswaarde bestaat, kan een operationeel basisvoorwaardenprogramma worden toegepast (bijv. controleren op de aanwezigheid van allergenen).
Kritische controlepunten zijn de punten in een productieproces waar een continue controle of een controle per partij door middel van een specifieke beheersingsmaatregel vereist is om het gevaar te elimineren of te reduceren tot een aanvaardbaar niveau. De bewaking moet aantoonbaar zijn en er moeten gegevens worden bijgehouden. In het geval van een overschrijding van de kritische grenswaarde moet een corrigerende maatregel worden genomen ten aanzien van het product en het proces.
Operationele basisvoorwaardenprogramma's zijn punten in het productieproces met een lager risico voor de voedselveiligheid of waarvoor geen meetbare grenswaarden bestaan. Deze punten kunnen worden beheerst met meer uitgewerkte algemene basisbeheersingsmaatregelen die deel uitmaken van basisvoorwaardenprogramma's, zoals regelmatigere controle, registratie enz. Bij een regelmatige controle en aanpassing van het proces of de productvoorschriften kunnen deze risico's als beheerst worden beschouwd. Onmiddellijke corrigerende maatregelen ten aanzien van het product zijn niet vereist. Enkele voorbeelden van operationele basisvoorwaardenprogramma's zijn:
— |
ontvangst van grondstoffen → bemonsteringsplan voor verificatie van aanpak door leveranciers op het vlak van hygiëne/veiligheid |
— |
kruisverontreiniging met allergenen tussen partijen → tussentijdse schoonmaak en controle door middel van adenosinetrifosfaatmetingen (ATP-metingen) |
— |
verontreiniging van levensmiddelen in highcareruimte → mondmaskers en extra beschermende kleding voor personeelsleden, wekelijkse controle van handhygiëne |
ALTERNATIEVE/VEREENVOUDIGDE BENADERING
Dezelfde benadering wordt op een veel eenvoudigere manier toegepast, bijvoorbeeld:
— |
Risiconiveaus 1 tot 5 in plaats van 1 tot 7 door drie in plaats van vier onderverdelingen van waarschijnlijkheid en effect te gebruiken (onderverdelingen 3 en 4 zijn samengevoegd). |
— |
Operationele basisvoorwaardenprogramma's worden niet toegepast bij vaststelling van een middelmatig risiconiveau. Er wordt enkel een onderscheid gemaakt tussen gevaren die met basisvoorwaardenprogramma's kunnen worden beheerst en gevaren die de vaststelling van een kritisch controlepunt vereisen. |
(1) http://www.who.int/foodsafety/publications/micro/MRA17.pdf
(2) ISBN 978-90-5989-275-0
Aanhangsel 3A
Voorbeeld van een beslissingsboom om kritische controlepunten (CCP's) vast te stellen. De vragen moeten in de aangegeven volgorde worden beantwoord
Aanhangsel 3B
Voorbeeld van vereenvoudigde beslissingsboom
Aanhangsel 4
Vergelijking van PRP's, oPRP's en CCP's
Soort beheersingsmaatregel |
PRP |
oPRP |
CCP |
Toepassingsgebied |
Maatregelen met betrekking tot het creëren van een passende omgeving voor veilige levensmiddelen: maatregelen die een invloed hebben op de geschiktheid en veiligheid van levensmiddelen |
Maatregelen (of een combinatie ervan) met betrekking tot de omgeving en/of het product om verontreiniging te voorkomen, om gevaren met betrekking tot het eindproduct te elimineren, te voorkomen of te reduceren tot een aanvaardbaar niveau. Deze maatregelen worden getroffen na de uitvoering van basisvoorwaardenprogramma's. |
|
Relatie ten aanzien van gevaren |
Niet specifiek voor een gevaar |
Specifiek voor elk gevaar of elke groep gevaren |
|
Bepaling |
Ontwikkeling gebaseerd op: ✓ ervaring; ✓ referentiedocumenten (gidsen, wetenschappelijke publicaties enz.); ✓ gevaar of gevarenanalyse. |
Gebaseerd op de gevarenanalyse, rekening houdend met PRP's CCP's en oPRP's zijn product- en/of processpecifiek |
|
Validatie |
Niet noodzakelijk uitgevoerd door de exploitant van een levensmiddelenbedrijf. (bijvoorbeeld: een producent van schoonmaakproducten heeft de doeltreffendheid van het product gevalideerd en het productspectrum en de handleidingen vastgesteld. De exploitant moet de instructies volgen en de technische specificaties van het product bijhouden) |
De validatie moet worden uitgevoerd (in vele gevallen bieden praktijkhandleidingen richtsnoeren voor een validatiemethode of gebruiksklaar validatiemateriaal) |
|
Criteria |
/ |
Meetbare of waarneembare criteria |
Meetbare kritische grenswaarden |
Bewaking |
Wanneer nodig en haalbaar |
Bewaking van de uitvoering van de beheersingsmaatregelen: meestal geregistreerd |
|
Verlies van controle: Correcties/corrigerende maatregelen (1) |
Corrigerende maatregelen en/of correcties bij de uitvoering van basisvoorwaardenprogramma's indien nodig |
Correctieve maatregelen met betrekking tot het proces Mogelijke correcties met betrekking tot het product (per geval) Bijhouden van gegevens |
Vooraf bepaalde correcties met betrekking tot het project Eventuele correctieve maatregelen met betrekking tot het proces Bijhouden van gegevens |
Verificatie |
Geplande verificatie van de uitvoering |
Geplande verificatie van de uitvoering, nagaan of de geplande gevarenbeheersing werd gerealiseerd |
(1) In deze tabel duidt „correctieve maatregel” op een maatregel om de oorzaak van een vastgesteld geval van niet-naleving of andere ongewenste situatie te elimineren, terwijl „correctie” duidt op een maatregel om een vastgesteld geval van niet-naleving te elimineren.
Aanhangsel 5
Samenvatting van voorbeelden van flexibiliteit voor bepaalde exploitanten van levensmiddelenbedrijven
IV Informatie
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE
Europese Commissie
30.7.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 278/33 |
Wisselkoersen van de euro (1)
29 juli 2016
(2016/C 278/02)
1 euro =
|
Munteenheid |
Koers |
USD |
US-dollar |
1,1113 |
JPY |
Japanse yen |
114,83 |
DKK |
Deense kroon |
7,4374 |
GBP |
Pond sterling |
0,84400 |
SEK |
Zweedse kroon |
9,5673 |
CHF |
Zwitserse frank |
1,0823 |
ISK |
IJslandse kroon |
|
NOK |
Noorse kroon |
9,5092 |
BGN |
Bulgaarse lev |
1,9558 |
CZK |
Tsjechische koruna |
27,031 |
HUF |
Hongaarse forint |
312,19 |
PLN |
Poolse zloty |
4,3630 |
RON |
Roemeense leu |
4,4655 |
TRY |
Turkse lira |
3,3523 |
AUD |
Australische dollar |
1,4782 |
CAD |
Canadese dollar |
1,4643 |
HKD |
Hongkongse dollar |
8,6210 |
NZD |
Nieuw-Zeelandse dollar |
1,5615 |
SGD |
Singaporese dollar |
1,5015 |
KRW |
Zuid-Koreaanse won |
1 246,83 |
ZAR |
Zuid-Afrikaanse rand |
15,7301 |
CNY |
Chinese yuan renminbi |
7,3908 |
HRK |
Kroatische kuna |
7,4875 |
IDR |
Indonesische roepia |
14 559,70 |
MYR |
Maleisische ringgit |
4,5200 |
PHP |
Filipijnse peso |
52,431 |
RUB |
Russische roebel |
74,4883 |
THB |
Thaise baht |
38,712 |
BRL |
Braziliaanse real |
3,6478 |
MXN |
Mexicaanse peso |
21,0288 |
INR |
Indiase roepie |
74,4070 |
(1) Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.
30.7.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 278/34 |
Mededeling inzake invoer- en uitvoercertificaten voor landbouwproducten
(Deze mededeling vervangt de mededeling die is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie C 264 van 13 september 2013, blz. 4 en de mededeling van de Commissie — Enige instructies voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 376/2008, die op 24 september 2013 door de Commissie is goedgekeurd en op 25 september 2013 is meegedeeld aan de lidstaten)
(2016/C 278/03)
Inhoud
I. |
ALGEMEEN | 34 |
II. |
INVULLEN VAN DE VAKKEN VAN EEN CERTIFICAATAANVRAAG EN VAN EEN CERTIFICAAT | 35 |
1. |
Algemeen | 35 |
2. |
Sectorspecifiek | 37 |
3. |
Invoer | 38 |
4. |
Uitvoer | 39 |
5. |
Uittreksels | 39 |
III. |
AFSCHRIJVINGEN OP PAPIEREN CERTIFICATEN (ACHTERZIJDE VAN HET CERTIFICAAT OF UITTREKSEL) | 41 |
1. |
Algemene instructies | 41 |
2. |
Bijzondere instructies voor bepaalde vakken | 41 |
IV. |
TOEPASSING VAN ARTIKEL 13, LID 3, TWEEDE ALINEA, VAN UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1239 | 41 |
Bijlage I — Vermeldingen
Deel A
Deel B
Deel C
Bijlage II — Controle a posteriori
I. ALGEMEEN
1. |
Certificaten en uittreksels worden afgegeven door de met afgifte van certificaten belaste autoriteit van de lidstaten. Zij zijn geldig voor in- en uitvoertransacties in elke lidstaat, behalve in een aantal specifieke gevallen die in de regelgeving van de Unie zijn vastgesteld. |
2. |
Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad (1) worden zaterdagen, zondagen en feestdagen niet als werkdagen beschouwd voor de indiening van certificaataanvragen en voor de afgifte van certificaten. |
3. |
Elk certificaat wordt slechts in één taal ingevuld. |
4. |
De aanvragen, de certificaten en de uittreksels mogen geen doorhalingen of overschrijvingen bevatten. Indien bij het invullen van de formulieren een fout is gemaakt, moet een nieuw aanvraagformulier of een nieuw certificaat worden ingevuld. Wanneer de aanvraag een fout van ondergeschikt belang bevat die geen twijfel schept ten aanzien van de inhoud van de aanvraag, wordt het certificaat afgegeven na correctie van deze fout. |
5. |
Financiële bedragen worden in cijfers en in euro uitgedrukt, maar de lidstaten die niet tot de eurozone behoren, mogen deze in hun nationale munteenheid weergeven. |
6. |
Hoeveelheden worden als volgt uitgedrukt:
|
7. |
Data worden aangegeven met een getal van 6 cijfers, nl. 2 cijfers in elk van de 3 vakjes: de eerste twee cijfers geven de dag aan (van 01 tot en met 31) in het eerste vakje, de volgende twee cijfers geven de maand aan (van 01 tot en met 12) in het tweede vakje en de laatste twee cijfers het jaar (01, enz. …) in het laatste vakje. |
8. |
Voorbeeld van toepassing van de plaatselijke tijd Brussel als bedoeld in Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1237 van de Commissie (2) (Certificaten) en in Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1239 van de Commissie (3) (Certificaten): 13.00 uur in deze verordeningen komt overeen met 13.00 uur plaatselijke tijd Brussel:
|
II. INVULLEN VAN DE VAKKEN VAN EEN CERTIFICAATAANVRAAG EN VAN EEN CERTIFICAAT
1. Algemeen
1.1. |
De aanvrager hoeft alleen de vakken 4, 7, 8, 11, 14, 15, 16, 17, 18 en 20 van het formulier voor de certificaataanvraag in te vullen. De lidstaten kunnen evenwel voorschrijven dat de aanvrager ook vak 1 en eventueel vak 5 invult. |
1.2. |
Indien in vak 7 of vak 8 van het formulier betreffende de invoer en in vak 7 van het formulier betreffende de uitvoer onvoldoende plaats is om de in de regelgeving van de Unie bedoelde vermelding aan te brengen, moet de gehele vermelding worden opgenomen in vak 20, voorafgegaan door een asterisk die overeenstemt met een asterisk die wordt aangebracht in vak 7 of vak 8. |
1.3. |
Indien in vak 20 onvoldoende plaats is om de gehele vermelding aan te brengen, moet deze worden opgenomen in vak 15, voorafgegaan door een asterisk die overeenstemt met een asterisk die wordt aangebracht in vak 7 of vak 8. |
1.4. |
In de vakken 7 en 8 van het formulier moet vóór de woorden „ja” of „neen” het toepasselijke vakje worden aangekruist. |
1.5. |
Wanneer het certificaat wordt afgegeven voor een kleinere dan de gevraagde hoeveelheid, vermeldt de met afgifte belaste autoriteit:
|
1.6. |
De ongebruikte ruimte in de vakken 20 en 24 van de invoercertificaten en in de vakken 20 en 22 van de uitvoercertificaten moet onbruikbaar worden gemaakt. Om elk risico van onbevoegd plaatsen van vermeldingen te vermijden, moet als volgt te werk worden gegaan:
|
1.7. |
Vak 3 van de certificaten moet onbruikbaar worden gemaakt, behalve als het een uittreksel betreft. |
1.8. |
In de in artikel 6, lid 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1237 bedoelde gevallen wordt één van de in bijlage I, deel A, bedoelde vermeldingen door de met afgifte belaste autoriteit aangebracht in vak 6 van het certificaat. |
1.9. |
In de in artikel 15, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1239 bedoelde gevallen wordt één van de in bijlage I, deel B, bedoelde vermeldingen aangebracht in vak 22 (uitvoercertificaat) of in vak 24 (invoercertificaat) van het vervangingscertificaat of -uittreksel. |
1.10. |
In de in artikel 5, lid 5, eerste alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1237 bedoelde gevallen wordt in vak 19 van het certificaat het cijfer nul („0”) ingevuld. |
1.11. |
In de in artikel 5, lid 5, tweede alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1237 bedoelde gevallen wordt in vak 24 (invoercertificaat) één van de in bijlage I, deel C, opgenomen vermeldingen aangebracht, tenzij een voor een specifieke sector geldende regeling een specifieke vermelding voorschrijft. |
1.12. |
Als een duplicaatcertificaat of -uittreksel wordt afgegeven, wordt indien mogelijk diagonaal op deze documenten een van de hierna genoemde vermeldingen aangebracht:
|
2. Sectorspecifiek
2.1. Hennep
2.1.1. |
Vak 20 Het hennepras moet worden vermeld indien het gaat om hennepzaad, bestemd voor zaaidoeleinden. |
2.1.2. |
Vak 24 Een van de volgende vermeldingen moet worden aangebracht:
|
2.2. Ethylalcohol uit landbouwproducten
2.2.1. |
Op de invoercertificaataanvraag en het invoercertificaat voor alcohol uit landbouwproducten wordt in vak 8 het land van oorsprong vermeld. Het vakje „verplicht: ja” moet worden aangevinkt. Op verzoek van de belanghebbende kan de instantie die het certificaat heeft afgegeven, eenmalig het land van oorsprong vervangen door een ander land. |
2.2.2. |
De lidstaten kunnen besluiten dat in vak 20 de invoerprijs (cif) van de alcohol moet worden vermeld. |
2.3. Knoflook
2.3.1. |
In vak 8 van de certificaataanvraag en van het certificaat wordt het land van oorsprong ingevuld en wordt het woord „ja” aangekruist. Het invoercertificaat is enkel geldig voor invoer van oorsprong uit het vermelde land. |
3. Invoer
3.1. Vak 7
Onder „land van uitvoer” wordt verstaan het derde land van waaruit het product naar de Unie wordt verzonden.
3.1.1. |
Vermelding van het land van uitvoer of de groep landen van uitvoer is vereist wanneer dit in de regelgeving van de Unie is voorgeschreven. |
3.1.2. |
Indien volgens de regelgeving van de Unie een bepaalde herkomst is voorgeschreven, moet het vakje vóór het woord „ja” worden aangekruist en moet de herkomst van het product overeenstemmen met de op het certificaat vermelde herkomst, op straffe van ongeldigheid van het certificaat. |
3.1.3. |
In de overige gevallen is vermelding van het land van uitvoer facultatief. Dan moet het vakje vóór het woord „neen” worden aangekruist. Vermelding van het land van uitvoer kan echter nuttig zijn met het oog op de toepassing van artikel 16 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1239 bij overmacht. |
3.2. Vak 8
— |
Het land van oorsprong wordt bepaald volgens de desbetreffende regels van de Unie. |
— |
De hierboven met betrekking tot vak 7 gegeven aanwijzingen zijn van overeenkomstige toepassing. |
3.3. Vak 14
Vermeld de gebruikelijke handelsbenaming van het product (bijvoorbeeld suiker), en geen handelsmerk.
3.4. Vakken 15 en 16
In het algemeen wordt het certificaat aangevraagd en afgegeven voor alle onder eenzelfde GN-code (acht cijfers) vallende producten. In sommige, in de regelgeving van de Unie vastgestelde bijzondere gevallen wordt het certificaat evenwel aangevraagd en afgegeven:
— |
hetzij voor producten die onder verschillende GN-codes vallen; |
— |
hetzij voor slechts een deel van de producten die onder een bepaalde GN-code vallen. |
Indien in vak 16 onvoldoende plaats is om verscheidene GN-codes te vermelden, moeten alle codes worden vermeld in vak 15, voorafgegaan door een asterisk die overeenstemt met een asterisk die wordt aangebracht in vak 16.
3.5. Vak 15
De beschrijving mag worden vereenvoudigd, maar dient de elementen te bevatten op grond waarvan het product onder de in vak 16 vermelde GN-code is ingedeeld.
3.6. Vak 16
De volledige GN-code dient te worden vermeld. In bepaalde, in de regelgeving van de Unie vastgestelde gevallen moeten echter:
— |
de volledige GN-codes of de door „ex” voorafgegane GN-codes worden vermeld; of |
— |
de codes worden vermeld zoals in de desbetreffende regelgeving van de Unie is bepaald. |
3.7. Vak 19
3.7.1. |
Invullen overeenkomstig de regelgeving van de Unie inzake de voor het betrokken product toegestane tolerantie. |
3.7.2. |
Voor certificaten waarvoor geen overschrijdingstolerantie geldt, moet in vak 19 het cijfer nul („0”) worden ingevuld. |
3.7.3. |
Vak 20 Invullen overeenkomstig de voor elke sector met een gemeenschappelijke marktordening geldende specifieke regelgeving van de Unie. |
3.7.4. |
Vak 24 Invullen overeenkomstig de voor de betrokken productsector geldende regeling van de Unie. |
3.7.5. |
Vakken 25 en 26 De handtekening op papieren certificaten moet handgeschreven zijn. |
4. Uitvoer
4.1. Vak 7
4.1.1. |
Vermelding van het land van bestemming of de groep landen van bestemming is vereist wanneer dit in de regelgeving van de Unie is voorgeschreven. |
4.1.2. |
Indien volgens de regelgeving van de Unie een bepaalde bestemming is voorgeschreven, moet het vakje vóór het woord „ja” worden aangekruist en moet het product naar de op het certificaat vermelde bestemming worden uitgevoerd. |
4.1.3. |
In de overige gevallen is vermelding van het land van bestemming facultatief. Dan moet het vakje vóór het woord „neen” worden aangekruist. Vermelding van het land van bestemming kan echter nuttig zijn met het oog op de toepassing van artikel 16 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1239 bij overmacht. |
4.2. Vakken 14, 15, 16, 19 en 20
Op dezelfde wijze invullen als voor invoer.
4.3. Vak 22
1. |
Invullen overeenkomstig de voor de betrokken productsector geldende regeling van de Unie. |
2. |
Alle gegevens betreffende hoeveelheden en bedragen moeten zowel in cijfers als in letters worden vermeld. |
4.4. Vakken 23 en 24
De handtekening op papieren certificaten moet met de hand worden geschreven.
5. Instructies voor het opstellen van uittreksels van certificaten
5.1. Uittreksels van certificaten worden opgesteld door de met afgifte van certificaten belaste autoriteit van de lidstaat die het betrokken certificaat heeft afgegeven.
In vak 3 van de uittreksels van certificaten moet een van de volgende vermeldingen worden aangebracht:
— |
: |
In het Bulgaars |
: |
„Извлечение от лицензия № …” |
— |
: |
In het Spaans |
: |
„Extracto de certificado n.o …” |
— |
: |
In het Tsjechisch |
: |
„Výpis z licence č. …” |
— |
: |
In het Deens |
: |
„Partiallicens nr. …” |
— |
: |
In het Duits |
: |
„Teillizenz der Lizenz Nr. …” |
— |
: |
In het Ests |
: |
„Litsentsi nr … väljavõte” |
— |
: |
In het Grieks |
: |
„Απόσπασμα πιστοποιητικού αριθ. …” |
— |
: |
In het Engels |
: |
„Extract of licence No. …” |
— |
: |
In het Frans |
: |
„Extrait du certificat no …” |
— |
: |
In het Kroatisch |
: |
„Izvadak dozvole br. …” |
— |
: |
In het Italiaans |
: |
„Estratto del titolo n. …” |
— |
: |
In het Lets |
: |
„Licences Nr. … izraksts” |
— |
: |
In het Litouws |
: |
„Licencijos Nr. … išrašas” |
— |
: |
In het Hongaars |
: |
„A … sz. engedély kivonata” |
— |
: |
In het Maltees |
: |
„Estratt tal-liċenzja Nru. …” |
— |
: |
In het Nederlands |
: |
„Uittreksel van certificaat nr. …” |
— |
: |
In het Pools |
: |
„Wyciąg z pozwolenia nr …” |
— |
: |
In het Portuguees |
: |
„Extrato do certificado n.o …” |
— |
: |
In het Roemeens |
: |
„Extras din licenţa nr. …” |
— |
: |
In het Slowaaks |
: |
„Výpis z licencie č. …” |
— |
: |
In het Sloveens |
: |
„Izpisek dovoljenja št. …” |
— |
: |
In het Fins |
: |
„Ote todistuksesta nro …” |
— |
: |
In het Zweeds |
: |
„Dellicens nr. …” |
In vak 3 moet het nummer worden aangebracht dat is vermeld in vak 25 van het originele invoercertificaat of in vak 23 van het originele uitvoercertificaat.
In geval van invoer moeten alle gegevens van de vakken 4, 6 tot en met 8, 10, 12 tot en met 16 en 19 tot en met 24 van het certificaat op het uittreksel of de uittreksels worden overgenomen.
In geval van uitvoer moeten alle gegevens van de vakken 4, 6, 7, 10, 12 tot en met 16 en 19 tot en met 22 van het certificaat op het uittreksel of de uittreksels worden overgenomen.
In elk geval bevat vak 11 van het uittreksel één van de volgende vermeldingen:
„Извлечение” |
BG |
„Extracto” |
ES |
„Výpis” |
CS |
„Partiallicens” |
DA |
„Teillizenz” |
DE |
„Väljavõte” |
ET |
„Απόσπασμα” |
EL |
„Extract” |
EN |
„Extrait” |
FR |
„Izvadak” |
HR |
„Estratto” |
IT |
„Izraksts” |
LV |
„Išrašas” |
LT |
„Kivonat” |
HU |
„Estratt” |
MT |
„Uittreksel” |
NL |
„Wyciąg” |
PL |
„Extrato” |
PT |
„Extras” |
RO |
„Výpis” |
SK |
„Izpisek” |
SL |
„Ote” |
FI |
„Dellicens” |
SV |
III. AFSCHRIJVINGEN OP PAPIEREN CERTIFICATEN (ACHTERZIJDE VAN HET CERTIFICAAT OF UITTREKSEL)
1. Algemene instructies
1.1. |
De afschrijvingen moeten leesbaar worden aangebracht met de computer, met de schrijfmachine of met de hand. |
1.2. |
De afschrijvingen mogen geen doorhalingen of overschrijvingen bevatten. Eventuele fouten worden verbeterd door de foutieve vermeldingen door te halen en de correcte vermelding aan te brengen. Elke aldus uitgevoerde rectificatie moet worden geparafeerd door de persoon die deze verricht, en worden gewaarmerkt met het stempel van de met de afschrijving belaste autoriteit. De instantie die een verbeterd certificaat of uittreksel afgeeft, brengt daarop ook de in het oorspronkelijke document voorkomende afschrijvingen aan. |
2. Bijzondere instructies voor bepaalde vakken
2.1. Vak 29
Bij de eerste afschrijving is de in deel I in te vullen nettohoeveelheid die welke is vermeld in de vakken 17 en 18, verhoogd met de eventuele tolerantie en moet dezelfde meeteenheid worden gebruikt.
2.2. Vakken 29 en 30
In geval van afschrijving in verband met de afgifte van een uittreksel is de aan te geven hoeveelheid die waarvoor het uittreksel is afgegeven, verhoogd met de eventuele tolerantie.
2.3. Vak 31
Noteer het nummer van de douaneaangifte of, waar van toepassing, het nummer van het uittreksel, evenals de afschrijvingsdatum, d.w.z. de datum waarop de douaneaangifte is aanvaard.
2.4. Vak 32
De naam van de lidstaat wordt weergegeven aan de hand van een van de in bijlage I, punt 4, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1239 vermelde afkortingen.
De handtekening moet handgeschreven zijn.
IV. TOEPASSING VAN ARTIKEL 13 VAN UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1239
Wanneer een instantie van een andere lidstaat om een controle, in de vorm van een steekproef of in een andere vorm, wordt gevraagd, wordt het in bijlage II opgenomen document gebruikt.
(1) PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1.
(2) PB L 206 van 30.7.2016, blz. 1.
(3) PB L 206 van 30.7.2016, blz. 44.
(4) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608.
BIJLAGE I
Vermeldingen
DEEL A
In artikel 6, lid 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1237 bedoelde vermeldingen
— |
: |
in het Bulgaars |
: |
правата са прехвърлени обратно на титуляря на [дата] … |
— |
: |
in het Spaans |
: |
Retrocesión al titular el … |
— |
: |
in het Tsjechisch |
: |
Zpětný převod držiteli dne … |
— |
: |
in het Deens |
: |
tilbageføring til indehaveren den … |
— |
: |
in het Duits |
: |
Rückübertragung auf den Lizenzinhaber am … |
— |
: |
in het Ests |
: |
õiguste tagasiandmine litsentsi/sertifikaadi omanikule … |
— |
: |
in het Grieks |
: |
εκ νέου παραχώρηση στον δικαιούχο στις … |
— |
: |
in het Engels |
: |
rights transferred back to the titular holder on [date] … |
— |
: |
in het Frans |
: |
rétrocession au titulaire le … |
— |
: |
in het Kroatisch |
: |
prava vraćena na nositelja dana [datum]… |
— |
: |
in het Italiaans |
: |
retrocessione al titolare in data … |
— |
: |
in het Lets |
: |
tiesības nodotas atpakaļ to nominālajam īpašniekam [datums] |
— |
: |
in het Litouws |
: |
teisės grąžinamos nominaliam turėtojui (data) … |
— |
: |
in het Hongaars |
: |
Visszátruházás az eredeti jogosultra …-án/-én |
— |
: |
in het Maltees |
: |
Drittijiet trasferiti lura lid-detentur titolari fil-… |
— |
: |
in het Nederlands |
: |
aan de titularis geretrocedeerd op … |
— |
: |
in het Pools |
: |
Prawa przeniesione z powrotem na tytularnego posiadacza w dniu… |
— |
: |
in het Portugees |
: |
retrocessão ao titular em … |
— |
: |
in het Roemeens |
: |
Drepturi retrocedate titularului la data de [data] |
— |
: |
in het Slowaaks |
: |
Spätný prevod na oprávneného držiteľa dňa … |
— |
: |
in het Sloveens |
: |
Ponoven odstop nosilcu pravic dne … |
— |
: |
in het Fins |
: |
palautus todistuksenhaltijalle … |
— |
: |
in het Zweeds |
: |
återlämnad till licensinnehavaren den … |
DEEL B
In punt II.1.9 van deze mededeling bedoelde vermeldingen
— |
: |
in het Bulgaars |
: |
Заместваща лицензия или извлечение на загубена или унищожена лицензия или извлечение — номер на оригиналната лицензия или извлечение… |
— |
: |
in het Spaans |
: |
Certificado o extracto sustitutivo de un certificado o extracto perdido o destruido — Número del certificado o extracto inicial… |
— |
: |
in het Tsjechisch |
: |
Náhradní licence nebo výpis za ztracenou či zničenou licenci nebo ztracený či zničený výpis — číslo původní licence nebo původního výpisu … |
— |
: |
in het Deens |
: |
Erstatningslicens eller -partiallicens for en bortkommet eller ødelagt licens eller partiallicens — originallicens eller partiallicens nr. … |
— |
: |
in het Duits |
: |
Ersatzlizenz oder Ersatzteillizenz einer verlorenen oder vernichteten Lizenz oder Teillizenz — Nummer der ursprünglichen Lizenz oder Teillizenz … |
— |
: |
in het Ests |
: |
Kaotatud või hävinud litsentsi või väljavõtte asenduslitsents või —väljavõte — originaallitsentsi või -väljavõtte number |
— |
: |
in het Grieks |
: |
Πιστοποιητικό ή απόσπασμα αντικατάστασης πιστοποιητικού ή αποσπάσματος που έχει απολεσθεί ή καταστραφεί — Αριθμός του πρωτότυπου πιστοποιητικού ή αποσπάσματος … |
— |
: |
in het Engels |
: |
Replacement licence or extract of a lost or destroyed licence or extract — Number of original licence or extract … |
— |
: |
in het Frans |
: |
Certificat ou extrait de remplacement d’un certificat ou d’un extrait perdu ou détruit — Numéro du certificat ou de l’extrait original… |
— |
: |
in het Kroatisch |
: |
Zamjenska dozvola ili izvadak izgubljene ili uništene dozvole ili izvadak — Broj izvorne dozvole ili izvatka … |
— |
: |
in het Italiaans |
: |
Titolo o estratto sostitutivo di un titolo o di un estratto smarrito o distrutto — Numero del titolo o dell’estratto originale … |
— |
: |
in het Lets |
: |
Nozaudētas vai bojāgājušas licences vai izraksta aizstājēja licence vai izraksts — Licences vai izraksta oriģināla numurs |
— |
: |
in het Litouws |
: |
Pamestos arba sunaikintos licencijos arba išrašo pakaitinė licencija arba išrašas — Pirminės licencijos arba išrašo numeris … |
— |
: |
in het Hongaars |
: |
Helyettesítő engedély vagy kivonat elveszett vagy megsemmisült engedély vagy kivonat pótlására — az eredeti engedély vagy kivonat száma: … |
— |
: |
in het Maltees |
: |
Is-sostituzzjoni ta’ liċenzja jew estratt ta’ liċenzja li jintilfu jew jinqerdu — in-Numru tal-liċenzji jew tal-estratt oriġinali … |
— |
: |
in het Nederlands |
: |
Certificaat (of uittreksel) ter vervanging van een verloren of vernietigd certificaat (of uittreksel) — nummer van het oorspronkelijke certificaat … |
— |
: |
in het Pools |
: |
Zastępcze pozwolenie lub wyciąg z utraconego lub zniszczonego pozwolenia lub wyciągu — numer oryginalnego pozwolenia lub wyciągu … |
— |
: |
in het Portugees |
: |
Certificado ou extrato de substituição de um certificado ou extrato extraviado ou destruído — número do certificado ou do extrato original … |
— |
: |
in het Roemeens |
: |
Licență sau extras de înlocuire a unei licențe sau a unui extras pierdut(e) sau distrus(e) — Numărul licenței sau al extrasului original(e) … |
— |
: |
in het Slowaaks |
: |
Náhradná licencia alebo náhradný výpis za stratenú alebo zničenú licenciu alebo stratený alebo zničený výpis — číslo pôvodnej licencie alebo pôvodného výpisu … |
— |
: |
in het Sloveens |
: |
Nadomestna dovoljenje ali izpisek za izgubljeno ali uničeno dovoljenje ali izpisek — Številka izvirnega dovoljenja ali izpiska … |
— |
: |
in het Fins |
: |
Kadonneen tai tuhoutuneen todistuksen tai todistuksen otteen korvaava todistus tai todistuksen ote — Alkuperäisen todistuksen tai todistuksen otteen numero … |
— |
: |
in het Zweeds |
: |
Ersättningslicens eller ersättningsdellicens för en förlorad eller förstörd licens eller dellicens — Nummer på originallicensen eller originaldellicensen … |
DEEL C
In punt II.1.11 van deze mededeling bedoelde vermeldingen
— |
: |
in het Bulgaars |
: |
Преференциален режим, приложим към количеството, посочено в клетки 17 и 18 |
— |
: |
in het Spaans |
: |
Régimen preferencial aplicable a la cantidad indicada en las casillas 17 y 18 |
— |
: |
in het Tsjechisch |
: |
Preferenční režim na množství uvedená v kolonkách 17 a 18 |
— |
: |
in het Deens |
: |
Præferenceordning gældende for mængden anført i rubrik 17 og 18 |
— |
: |
in het Duits |
: |
Präferenzregelung, anwendbar auf die in den Feldern 17 und 18 genannte Menge |
— |
: |
in het Ests |
: |
Lahtrites 17 ja 18 osutatud koguse suhtes kohaldatav sooduskord |
— |
: |
in het Grieks |
: |
Προτιμησιακό καθεστώς εφαρμοζόμενο για την ποσότητα που αναγράφεται στα τετραγωνίδια 17 και 18 |
— |
: |
in het Engels |
: |
Preferential arrangements applicable to the quantity specified in Sections 17 and 18 |
— |
: |
in het Frans |
: |
Régime préférentiel applicable pour la quantité indiquée dans les cases 17 et 18 |
— |
: |
in het Kroatisch |
: |
Preferencijalni uvjeti primjenjivi za količine navedene u odjeljcima 17 i 18 |
— |
: |
in het Italiaans |
: |
Regime preferenziale applicabile per la quantità indicata nelle caselle 17 e 18 |
— |
: |
in het Lets |
: |
Labvēlības režīms, kas piemērojams 17. un 18. iedaļā dotajam daudzumam |
— |
: |
in het Litouws |
: |
Taikoma lengvatinė tvarka 17 ir 18 skiltyse įrašytam kiekiui |
— |
: |
in het Hongaars |
: |
Kedvezményes eljárás hatálya alá tartozó, a 17. és a 18. szakaszban feltüntetett mennyiség |
— |
: |
in het Maltees |
: |
Arranġamenti preferenzjali applikabbli għall-kwantità indikata fis-Sezzjonijiet 17 u 18 |
— |
: |
in het Nederlands |
: |
Preferentiële regeling van toepassing voor de in de vakken 17 en 18 vermelde hoeveelheid |
— |
: |
in het Pools |
: |
Systemy preferencyjne stosowane dla ilości wskazanych w polach 17 i 18 |
— |
: |
in het Portugees |
: |
Regime preferencial aplicável em relação à quantidade indicada nas casas 17 e 18 |
— |
: |
in het Roemeens |
: |
Regimuri preferențiale aplicabile cantității prevăzute în căsuțele 17 și 18 |
— |
: |
in het Slowaaks |
: |
Preferenčné opatrenia platia pre množstvo uvedené v kolónkach 17 a 18 |
— |
: |
in het Sloveens |
: |
Preferencialni režim, uporabljen za količine, navedene v okencih 17 in 18 |
— |
: |
in het Fins |
: |
Etuuskohtelu, jota sovelletaan kohdissa 17 ja 18 esitettyihin määriin |
— |
: |
in het Zweeds |
: |
Preferensordning tillämplig för den kvantitet som anges i fält 17 och 18 |
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN
30.7.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 278/47 |
Bijwerking van de lijst van grensdoorlaatposten bedoeld in artikel 2, punt 8, van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (1)
(2016/C 278/04)
De publicatie van de lijst van grensdoorlaatposten bedoeld in artikel 2, punt 8, van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) is gebaseerd op de informatie die door de lidstaten aan de Commissie wordt verstrekt overeenkomstig artikel 39 van de Schengengrenscode.
Naast de publicatie in het Publicatieblad wordt de lijst regelmatig bijgewerkt op de website van het directoraat-generaal Binnenlandse Zaken.
FINLAND
Vervanging van de informatie die is bekendgemaakt in PB C 72 van 28.2.2015
LIJST VAN GRENSDOORLAATPOSTEN
Landgrenzen (Finland-Rusland)
(1) |
Haapovaara* |
(2) |
Imatra |
(3) |
Imatra (spoorweg*) |
(4) |
Inari* |
(5) |
Karttimo* |
(6) |
Kurvinen* |
(7) |
Kuusamo |
(8) |
Leminaho* |
(9) |
Niirala |
(10) |
Nuijamaa |
(11) |
Parikkala* |
(12) |
Raja-Jooseppi** |
(13) |
Salla** |
(14) |
Vaalimaa |
(15) |
Vainikkala (spoorweg) |
(16) |
Vartius |
TOELICHTING:
De grensdoorlaatposten zijn gebaseerd op de Overeenkomst tussen de regering van de Republiek Finland en de regering van de Russische Federatie betreffende de doorlaatposten aan de Fins-Russische staatsgrens (Helsinki, 11 maart 1994). De met een asterisk (*) gemarkeerde grensdoorlaatposten worden slechts beperkt gebruikt en zijn alleen opengesteld voor burgers van Finland en Rusland in het kader van de bilaterale overeenkomst. Zij blijven opengesteld voor verkeer wanneer de noodzaak daartoe zich voordoet. Het verkeer bestaat bijna uitsluitend in het vervoer van ladingen hout. Het merendeel van de grensdoorlaatposten is meestal gesloten. De betrokken grensdoorlaatposten vormen het voorwerp van onderhandelingen tussen de Finse en de Russische autoriteiten. De met twee asterisken (**) gemarkeerde grensdoorlaatposten worden slechts beperkt en tijdelijk gebruikt en zijn alleen opengesteld voor burgers van de Russische Federatie, de Republiek Belarus en de Republiek Finland, en hun gezinsleden die met hen reizen of zich bij hen voegen, ongeacht hun nationaliteit. Deze tijdelijke beperking is met ingang van 10 april 2016 gedurende 180 dagen van kracht.
Lijst van eerdere publicaties
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
(1) Zie de lijst van eerdere publicaties aan het eind van deze bijwerking.
V Bekendmakingen
PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID
Europese Commissie
30.7.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 278/49 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie
(Zaak M.8089 — Randstad/Ausy)
Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak
(Voor de EER relevante tekst)
(2016/C 278/05)
1. |
Op 22 juli 2016 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat de onderneming Randstad Holding n.v. („Randstad”, Nederland), via haar volle dochteronderneming Randstad France SASU, in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening de volledige zeggenschap verkrijgt over de onderneming Ausy SA („Ausy”, Frankrijk) door een vriendelijk overnamebod in contanten. |
2. |
De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn: — Randstad: aanbieder van diensten in verband met uitzendkrachten en vast personeel, alsook van andere met personeelsbeheer verband houdende diensten; — Ausy: verlening van advies- en ingenieursdiensten, vooral gericht op geavanceerde technologieën. |
3. |
Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2). |
4. |
De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken. Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (+32 22964301), via e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer M.8089 — Randstad/Ausy, aan onderstaand adres worden toegezonden:
|
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).
(2) PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.
30.7.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 278/50 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie
(Zaak M.8111 — Ardian/Crédit Agricole Assurances/Indigo Infra)
Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak
(Voor de EER relevante tekst)
(2016/C 278/06)
1. |
Op 20 juli 2016 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat de ondernemingen Ardian („Ardian”, Frankrijk) en Predica Prévoyance Dialogue du Crédit Agricole („Predica”, Frankrijk) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening de gezamenlijke zeggenschap verkrijgen over de onderneming Infra Foch Topco SAS („Infra Foch Topco”, Frankrijk) door de verwerving van aandelen. |
2. |
De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn: — Ardian: onafhankelijk private-equitybedrijf dat in diverse sectoren in Europa, Noord-Amerika en Azië actief is; — Predica: levensverzekeringsmaatschappij, dochteronderneming van de groep Crédit Agricole Assurances; — Infra Foch Topco: bedrijf dat eigenaar is van de bedrijven Indigo Infra en Infra Park Digital, waarvan de activiteiten bestaan in de exploitatie van parkeerterreinen en de levering van parkeerplaatsen en aanverwante diensten. |
3. |
Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2). |
4. |
De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken. Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (+32 22964301), via e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer M.8111 — Ardian/Crédit Agricole Assurances/Indigo Infra, aan onderstaand adres worden toegezonden:
|
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).
(2) PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.
30.7.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 278/51 |
Voorafgaande aanmelding van een concentratie
(Zaak M.8139 — Onex/Pain & Partners/WireCo)
Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak
(Voor de EER relevante tekst)
(2016/C 278/07)
1. |
Op 22 juli 2016 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat de ondernemingen Onex Corporation („Onex”, Canada), en Pain & Partners LLC („Paine”, USA) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening de volledige zeggenschap verkrijgen over de joint venture WireCo Worldgroup (Cayman) Inc., („WireCo”, USA). |
2. |
De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn: — Onex: investeringen in ondernemingen via private equityfondsen. Huidige onder de zeggenschap van door private-equityfondsen staande en door dochterondernemingen van Onex beheerde ondernemingen zijn in tal van bedrijfstakken actief; zoals onder meer diensten op het gebied van de productie van elektronica, medische beeldvorming, gezondheidsdiensten, automatisering, gereedschappen en onderdelen op het gebied van luchtvervoer, leasing en beheer van vliegtuigen, zakelijke dienstverlening en beurzen, restaurants, ziekenhuismanagement en overlevingsuitrusting. Daarnaast bezit Onex investeringen in vastgoed, kredietstrategieën en mid-market private-equitybedrijven, — Paine: een private-equity-onderneming die zich vooral bezighoudt met management buy-outs en groeikapitaalinvesteringen. Paine beheert investeringen namens toonaangevende internationale financiële instellingen en beleggers in voornamelijk de levensmiddelen- en agro-industrie, — WireCo: internationaal producent van geavanceerde en algemene draadproducten, staaldraad en synthetisch touwwerk (en bijbehorende hardware), elektromechanische kabels en geavanceerde kabelstructuren, met vestiging in de VS. |
3. |
Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2). |
4. |
De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken. Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per fax (+32 22964301), via e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer M.8139 — Onex/Pain & Partners/WireCo, aan onderstaand adres worden toegezonden:
|
(1) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).
(2) PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.