ISSN 1977-0995 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Mededelingen en bekendmakingen |
59e jaargang |
Nummer |
Inhoud |
Bladzijde |
|
IV Informatie |
|
|
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE |
|
|
Hof van Justitie van de Europese Unie |
|
2016/C 078/01 |
NL |
|
IV Informatie
INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE
Hof van Justitie van de Europese Unie
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/1 |
Laatste publicaties van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie
(2016/C 078/01)
Laatste publicatie
Historisch overzicht van de vroegere publicaties
Deze teksten zijn beschikbaar in
EUR-Lex: http://eur-lex.europa.eu
V Bekendmakingen
GERECHTELIJKE PROCEDURES
Hof van Justitie
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/2 |
Beschikking van het Hof (Negende kamer) van 17 december 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Finanzgericht Hamburg — Duitsland) — YARA Brunsbüttel GmbH/Hauptzollamt Itzehoe
(Zaak C-529/14) (1)
([Prejudiciële verwijzing - Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Richtlijn 2003/96/EG - Heffing van belasting over energieproducten en elektriciteit - Artikel 2, lid 4, onder b) - Duaal gebruik van energieproducten - Begrip - Energieproduct dat wordt gebruikt voor de thermische behandeling van afval en gasvormige effluenten])
(2016/C 078/02)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Finanzgericht Hamburg
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: YARA Brunsbüttel GmbH
Verwerende partij: Hauptzollamt Itzehoe
Dictum
Artikel 2, lid 4, onder b), van richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit, zoals gewijzigd bij richtlijn 2004/75/EG van de Raad van 29 april 2004, moet aldus worden uitgelegd dat aardgas dat zowel wordt gebruikt voor het verhitten en drogen van stoom die vervolgens wordt gebruikt in het productieproces van ammoniak, als voor de thermische ontbinding en de afvoer van afgassen die bij dit proces vrijkomen, geen duaal gebruikt energieproduct in de zin van deze bepaling vormt dat van de werkingssfeer van deze richtlijn uitgesloten is. Bijgevolg kunnen de lidstaten alleen een fiscale vrijstelling toekennen voor het gebruik van een dergelijk energieproduct voor zover deze vrijstelling in overeenstemming is met de verplichtingen die zijn neergelegd in richtlijn 2003/96, zoals gewijzigd bij richtlijn 2004/75.
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/3 |
Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 17 december 2015 — Moreda-Riviere Trefilerías, SA (C-53/15 P), Trefilerías Quijano, SA (C-54/15 P), Trenzas y Cables de Acero PSC, SL (C-55/15 P), Global Steel Wire, SA (C-56/15 P)/Europese Commissie
(Gevoegde zaken C-53/15 P–C-56/15 P) (1)
((Hogere voorziening - Mededingingsregelingen - Europese markt van spanstaal - Besluit van de Commissie tot wijziging van de geldboeten die aan bepaalde ondernemingen zijn opgelegd en tot toekenning van een nieuwe termijn voor de betaling van deze geldboeten - Ontbreken van procesbelang bij de overige ondernemingen, waarvan het bedrag van de geldboeten ongewijzigd is gebleven - Artikel 181 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Kennelijk ongegronde hogere voorziening))
(2016/C 078/03)
Procestaal: Spaans
Partijen
Rekwirantes: Moreda-Riviere Trefilerías, SA (C-53/15 P), Trefilerías Quijano, SA (C-54/15 P), Trenzas y Cables de Acero PSC, SL (C-55/15 P), Global Steel Wire, SA (C-56/15 P) (vertegenwoordigers: F. González Díaz en A. Tresandi Blanco, abogados)
Andere partij in de procedure: Europese Commissie (vertegenwoordigers: C. Urraca Caviedes en F. Castillo de la Torre, gemachtigden)
Dictum
1) |
De hogere voorzieningen worden afgewezen. |
2) |
Moreda-Riviere Trefilerías, SA, Trefilerías Quijano, SA, Trenzas y Cables de Acero PSC, SL en Global Steel Wire, SA worden respectievelijk in de zaken C-53/15 P, C-54/15 P, C-55/15 P en C-56/15 P verwezen in de kosten. |
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/3 |
Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 10 december 2015 — Naftiran Intertrade Co. (NICO) Sàrl/Raad van de Europese Unie
(Zaak C-153/15 P) (1)
((Hogere voorziening - Artikel 181 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Beperkende maatregelen tegen Iran - Lijst van personen en entiteiten waarvan de tegoeden en economische middelen bevroren zijn - Opname van rekwirantes naam op de lijst - Ontvankelijkheid - Beroepstermijn - Aanvang - Kennelijk niet-ontvankelijkheid))
(2016/C 078/04)
Procestaal: Engels
Partijen
Rekwirante: Naftiran Intertrade Co. (NICO) Sàrl (vertegenwoordigers: J. Grayston, Solicitor, P. Gjørtler, advokat, G. Pandey en D. Rovetta, advocaten, M. Gambardella, avvocato)
Andere partij in de procedure: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: M. Bishop en I. Rodios, gemachtigden)
Dictum
1) |
De hogere voorziening wordt afgewezen. |
2) |
Naftiran Intertrade Co. (NICO) Sàrl wordt verwezen in haar eigen kosten alsmede in die van de Raad van de Europese Unie. |
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/4 |
Hogere voorziening ingesteld op 4 december 2015 door Verein zur Wahrung von Einsatz und Nutzung von Chromtrioxid und anderen Chrom-VI-verbindungen in der Oberflächentechnik eV (VECCO), Adolf Krämer GmbH & Co. KG, AgO Argentum GmbH, en anderen, tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 25 september 2015 in zaak T-360/13, Verein zur Wahrung von Einsatz und Nutzung von Chromotrioxid und anderen Chrom-VI-verbindungen in der Oberflächentechnik eV e.a./Europese Commissie
(Zaak C-651/15 P)
(2016/C 078/05)
Procestaal: Engels
Partijen
Rekwirantes: Verein zur Wahrung von Einsatz und Nutzung von Chromtrioxid und anderen Chrom-VI-verbindungen in der Oberflächentechnik eV (VECCO), Adolf Krämer GmbH & Co. KG, AgO Argentum GmbH, en anderen (vertegenwoordigers: C. Mereu, advocaat, J. Beck, solicitor)
Andere partijen in de procedure: Europese Commissie, Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA), Assogalvanica, Ecometal, Comité européen des traitements de surfaces (CETS), en anderen
Conclusies
— |
De hogere voorziening ontvankelijk en gegrond verklaren; |
— |
Het arrest van het Gerecht in zaak T-360/13 vernietigen; |
— |
Rekwirantes’ verzoek tot nietigverklaring ten gronde afdoen of de zaak terugverwijzen naar het Gerecht voor een beslissing ten gronde op het verzoek tot nietigverklaring. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van haar hogere voorziening voert rekwirante de volgende argumenten aan:
Eerste middel — Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door vast te stellen dat richtlijn 98/24 (1) en richtlijn 2004/37 (2) geen specifieke Gemeenschapswetgeving vormen in de zin van artikel 58, lid 2, van de REACH-verordening (3), waarbij minimumvereisten worden gesteld die het risico voor de menselijke gezondheid van het gebruik van chroomtrioxide in oppervlaktebekleding en in de galvaniseringsindustrie naar behoren beheersen:
In zijn redenering geeft het Gerecht een uitlegging aan artikel 58, lid 2, van de REACH-verordening die verder strekt dan de duidelijke bewoordingen en doelstelling van die bepaling, alsook dan de wijze waarop de richtlijnen 98/24 en 2004/37 moeten worden uitgelegd. Kort gezegd heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door (i) de vrijstelling krachtens artikel 58, lid 2, van de REACH-verordening te beschouwen als een vrijstelling die van toepassing is op „stoffen” in tegenstelling tot „vormen van gebruik”, (ii) de drieledige test van artikel 58, lid 2, op te delen en in wezen het derde deel van de test niet te beoordelen („goede beheersing van de risico’s”), en (iii) te oordelen dat de richtlijnen 98/24 en 2004/37 geen minimumvereisten stellen om het risico in verband met het gebruik van chroomtrioxide bij oppervlaktebehandeling en in de galvaniseringsindustrie te beheersen, door te wijzen op het ontbreken van grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling.
Tweede middel — De bevindingen in het bestreden arrest met betrekking tot de beoordelingsmarge van de Commissie zijn onjuist:
Indien het eerste middel slaagt, is de bevinding van het Gerecht dat de Commissie haar beoordelingsmarge naar behoren uitoefende bij het besluit om al dan niet de vrijstelling van artikel 58, lid 2, van de REACH-verordening toe te kennen, onjuist.
Derde middel — Verzuim om het eerste middel en het tweede onderdeel van het eerste middel naar behoren te beoordelen:
Indien het eerste middel slaagt, valt de redenering in de punten 68-69 en 84-85 van het bestreden arrest weg, en moeten het eerste middel en het tweede onderdeel van het vierde middel voor het Gerecht opnieuw worden beoordeeld.
(1) Richtlijn 98/24/EG van de Raad van 7 april 1998 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico’s van chemische agentia op het werk (14e bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van richtlijn 89/391/EEG) (PB L 131, blz. 11).
(2) Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk (Zesde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid l, van richtlijn 89/391/EEG van de Raad) (PB L 158, blz. 50).
(3) Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396, blz. 1).
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/5 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Cour d’appel de Versailles (Frankrijk) op 14 december 2015 — Electricité Réseau Distribution France SA (ERDF)/Axa Corporate Solutions SA, Ombrière Le Bosc SAS
(Zaak C-669/15)
(2016/C 078/06)
Procestaal: Frans
Verwijzende rechter
Cour d’appel de Versailles
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Electricité Réseau Distribution France SA (ERDF)
Verwerende partijen: Axa Corporate Solutions SA, Ombrière Le Bosc SAS
Prejudiciële vraag
Zijn de besluiten van 10 juli 2006 en 12 januari 2010, genomen krachtens decreet nr. 2000-1196 van 6 december 2000 en decreet nr. 2001-410 van 10 mei 2001, die op hun beurt zijn genomen in toepassing van wet nr. 2000-108 van 10 februari 2000, in strijd met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (oude artikelen 87 en 88 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap), aangezien zij staatssteun vormen die, als het inderdaad om staatssteun gaat, de wettigheid ervan aantast, aangezien hij niet op voorhand is aangemeld bij de Commissie in toepassing van artikel 108, lid 3, van het voornoemde Verdrag?
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/6 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Cour administrative (Luxemburg) op 18 december 2015 — Berlioz Investment Fund SA/Directeur de l’administration des Contributions directes
(Zaak C-682/15)
(2016/C 078/07)
Procestaal: Frans
Verwijzende rechter
Cour administrative
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Berlioz Investment Fund SA
Verwerende partij: Directeur de l’administration des Contributions directes
Prejudiciële vragen
1) |
Brengt een lidstaat het Unierecht ten uitvoer en wordt daardoor het Handvest overeenkomstig artikel 51, lid 1, ervan van toepassing in een situatie als in casu wanneer hij een bestuurde een administratieve geldboete oplegt als sanctie wegens niet-nakoming van diens verplichtingen tot samenwerking die voortvloeien uit een bevel tot het verstrekken van inlichtingen dat de bevoegde nationale autoriteit van die lidstaat heeft uitgevaardigd op basis van internrechtelijke procedureregels die daartoe zijn vastgesteld in het kader van de uitvoering, door deze lidstaat als aangezochte staat, van een verzoek om inlichtingen van een andere lidstaat op grond van met name de bepalingen van richtlijn 2011/16 (1) met betrekking tot de uitwisseling van inlichtingen op verzoek? |
2) |
Zo komt vast te staan dat het Handvest in casu van toepassing is, kan een bestuurde zich dan beroepen op artikel 47 van het Handvest wanneer naar zijn mening de jegens hem vastgestelde administratieve geldboete ertoe strekt hem te verplichten inlichtingen te verstrekken in het kader van de uitvoering, door de bevoegde autoriteit van de aangezochte lidstaat waarvan hij een ingezetene is, van een verzoek om inlichtingen van een andere lidstaat waarvan het fiscale doeleinde geenszins wordt verantwoord zodat in casu een wettig doeleinde ontbreekt, en waarmee wordt beoogd inlichtingen te verkrijgen die naar verwachting niet van belang zijn voor de betrokken belastingheffing? |
3) |
Zo komt vast te staan dat het Handvest in casu van toepassing is, vereist het in artikel 47 van het Handvest neergelegde recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op toegang tot een onpartijdig gerecht, zonder dat ingevolge artikel 52, lid 1, van het Handvest beperkingen kunnen worden gesteld, dan dat de bevoegde nationale rechter volle rechtsmacht heeft en dus de bevoegdheid om minstens via een exceptie de geldigheid te toetsen van een bevel tot het verstrekken van inlichtingen dat de bevoegde autoriteit van een lidstaat heeft uitgevaardigd ter uitvoering van een met name krachtens richtlijn 2011/16 door de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat gedaan verzoek om uitwisseling van inlichtingen, in het kader van een beroep dat de derde-bezitter van de inlichtingen, zijnde de adressaat van dat bevel tot het verstrekken van inlichtingen, heeft ingesteld tegen een beslissing tot vaststelling van een administratieve geldboete wegens niet-nakoming, door deze rechtszoekende, van zijn verplichting tot samenwerking in het kader van de uitvoering van dat verzoek? |
4) |
Zo komt vast te staan dat het Handvest in casu van toepassing is, moeten de artikelen 1, lid 1, en 5 van richtlijn 2011/16, gelet op enerzijds de parallellie met het uit het OESO-model van belastingverdrag inzake inkomen en vermogen voortvloeiende criterium dat de gevraagde inlichtingen naar verwachting van belang zijn, en anderzijds het in artikel 4 VEU neergelegde beginsel van loyale samenwerking, in samenhang met de doelstelling van richtlijn 2011/16, dan aldus worden uitgelegd dat het criterium dat de door een lidstaat aan een andere lidstaat gevraagde inlichtingen naar verwachting van belang zijn voor de bedoelde belastingheffing en de daarin opgegeven fiscale doelstelling, een voorwaarde vormt waaraan het verzoek om inlichtingen moet voldoen opdat voor de bevoegde autoriteit van de aangezochte staat de verplichting ontstaat om aan dat verzoek gevolg te geven en opdat een jegens een derde-bezitter uitgevaardigd bevel tot het verstrekken van inlichtingen gerechtvaardigd is? |
5) |
Zo komt vast te staan dat het Handvest in casu van toepassing is, moeten de artikelen 1, lid 1, en 5 van richtlijn 2011/16 alsmede artikel 47 van het Handvest dan aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een wettelijke bepaling van een lidstaat waarbij de toetsing, door de bevoegde nationale autoriteit als autoriteit van de aangezochte staat, van de geldigheid van een verzoek om inlichtingen op algemene wijze wordt beperkt tot een toetsing van de formele regelmatigheid, en dat zij de nationale rechter verplichten om in het kader van een bij hem ingesteld beroep in rechte zoals in de derde vraag hierboven omschreven, na te gaan of aan de voorwaarde dat de gevraagde inlichtingen naar verwachting van belang zijn is voldaan op alle punten die betrekking hebben op het verband dat bestaat met de betrokken belastingheffing, het aangevoerde fiscale doeleinde en de eerbiediging van artikel 17 van richtlijn 2011/16? |
6) |
Zo komt vast te staan dat het Handvest in casu van toepassing is, verzet artikel 47, lid 2, van het Handvest zich dan tegen een wettelijke bepaling van een lidstaat volgens welke het niet mogelijk is om het door de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat gedane verzoek om inlichtingen aan de bevoegde nationale rechter van de aangezochte lidstaat voor te leggen in het kader van een bij hem ingesteld beroep in rechte zoals in de derde vraag hierboven omschreven, en vereist artikel 47, lid 2, van het Handvest dat dit document aan de bevoegde nationale rechter wordt overgelegd en de derde-bezitter daartoe toegang wordt verleend, of dat dit document aan de nationale rechter wordt overgelegd zonder dat de derde-bezitter toegang krijgt wegens de vertrouwelijkheid van dat document onder de voorwaarde dat alle moeilijkheden die de derde-bezitter ondervindt als gevolg van een beperking van zijn rechten toereikend worden gecompenseerd door de voor de bevoegde nationale rechter gevolgde procedure? |
(1) Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van richtlijn 77/799/EEG (PB L 64, blz. 1).
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/7 |
Beroep ingesteld op 18 december 2015 — Europese Commissie/Republiek Polen
(Zaak C-683/15)
(2016/C 078/08)
Procestaal: Pools
Partijen
Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: K.-Ph. Wojcik, M. Heller en J. Hottiaux, gemachtigden)
Verwerende partij: Republiek Polen
Conclusies
— |
vaststelling dat de Republiek Polen, door niet de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (1), althans deze bepalingen niet aan de Commissie mede te delen, de krachtens artikel 130, lid 1, van deze richtlijn op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen; |
— |
oplegging aan de Republiek Polen krachtens artikel 260, lid 3, VWEU van een dwangsom van 51 456 EUR per dag vanaf de datum van de uitspraak van het arrest in de onderhavige zaak wegens niet-nakoming van de verplichting tot mededeling van maatregelen ter omzetting van richtlijn 2014/59/EU; |
— |
verwijzing van de Republiek Polen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
De termijn voor de omzetting van richtlijn 2014/59/EU is verstreken op 31 december 2014.
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/8 |
Hogere voorziening ingesteld op 23 december 2015 door de Tsjechische Republiek tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 8 oktober 2015 in de gevoegde zaken T-659/13 en T-660/13, Tsjechische Republiek/Commissie
(Zaak C-696/15 P)
(2016/C 078/09)
Procestaal: Tsjechisch
Partijen
Rekwirante: Tsjechische Republiek (vertegenwoordigers: M. Smolek, J. Vláčil, T. Müller, gemachtigden)
Andere partij in de procedure: Europese Commissie
Conclusies
— |
vernietiging van het bestreden arrest; |
— |
volledige nietigverklaring van verordening nr. 885/2013 (1) en verordening nr. 886/2013 (2) en |
— |
verwijzing van de Europese Commissie in de kosten. |
Subsidiair:
— |
vernietiging van het bestreden arrest; |
— |
nietigverklaring van artikel 3, lid 1, artikel 8 en artikel 9, lid 1, onder a), van verordening nr. 885/2013 alsook van artikel 5, lid 1, artikel 9 en artikel 10, lid 1, onder a), van verordening nr. 886/2013, en |
— |
verwijzing van de Europese Commissie in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Rekwirante baseert haar hogere voorziening op drie middelen.
Eerste middel: schending van het rechtszekerheidsbeginsel. De conclusie van het Gerecht in het bestreden arrest, zonder dat die conclusie blijkt uit verordening nr. 885/2013 of verordening nr. 886/2013, dat de uit deze verordeningen voortvloeiende verplichtingen alleen zien op de lidstaat die nog niet heeft beslist de intelligente toepassingen en vervoerssystemen op het gebied van vervoer op zijn grondgebied in te voeren, geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting.
Tweede middel: schending van artikel 13, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie juncto artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De conclusie van het Gerecht in het bestreden arrest dat de beoordelingsmarge van de Commissie bij de vaststelling van een gedelegeerde handeling zo groot is dat de beperkingen van de concrete machtigingsbepalingen haar niet binden, geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting.
Derde middel: vormverzuim voor het Gerecht. Het Gerecht heeft in het bestreden arrest bepaalde argumenten van de Tsjechische Republiek volkomen verkeerd opgevat en liet bepaalde argumenten van de Tsjechische Republiek volledig onbehandeld. Deze vormverzuimen hebben de beoordeling van de middelen door het Gerecht fundamenteel beïnvloed.
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/9 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Court of Appeal (England and Wales) (Civil Division) (Verenigd Koninkrijk) op 24 december 2015 — Commissioners for Her Majesty’s Revenue & Customs/Brockenhurst College
(Zaak C-699/15)
(2016/C 078/10)
Procestaal: Engels
Verwijzende rechter
Court of Appeal (England and Wales) (Civil Division)
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Commissioners for Her Majesty’s Revenue & Customs
Verwerende partij: Brockenhurst College
Prejudiciële vragen
1) |
Hangen, voor de toepassing van artikel 132, lid 1, onder i), van de btw-richtlijn (1), restaurantdiensten en amusementsdiensten die door een onderwijsinstelling worden verricht ten behoeve van een betalend publiek (dat niet de hoofdprestatie, het onderwijs, afneemt), „nauw samen” met de verstrekking van onderwijs in omstandigheden waarin het verstrekken van deze diensten wordt vergemakkelijkt door de studenten (die de afnemers van de hoofdprestatie, het onderwijs, zijn) tijdens hun opleiding en als een wezenlijk onderdeel van die opleiding? |
2) |
Is het bij de vaststelling of restaurantdiensten en amusementsdiensten als diensten die „nauw samenhangen” met onderwijs onder de vrijstelling van artikel 132, lid 1, onder i), vallen:
|
(1) Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347, blz. 1).
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/10 |
Beschikking van de president van het Hof van 1 december 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Commissione Tributaria Provinciale di Catanzaro — Italië) — Esse Di Emme Costruzioni srl/Tribunale Amministrativo Regionale della Calabria, Ministero della Giustizia — Dipartimento Affari di Giustizia, Ministero dell’Economia e delle Finanze
(Zaak C-59/15) (1)
(2016/C 078/11)
Procestaal: Italiaans
De president van het Hof heeft de doorhaling van de zaak gelast.
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/10 |
Beschikking van de vicepresident van het Hof van 18 december 2015 — Hof van Justitie van de Europese Unie/Kendrion NV, ondersteund door: Europese Commissie
(Zaak C-71/15 P) (1)
(2016/C 078/12)
Procestaal: Nederlands
De vicepresident van het Hof heeft de doorhaling van de zaak gelast.
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/10 |
Beschikking van de vicepresident van het Hof van 18 december 2015 — Hof van Justitie van de Europese Unie/Luigi Marcuccio
(Zaak C-77/15 P) (1)
(2016/C 078/13)
Procestaal: Italiaans
De vicepresident van het Hof heeft de doorhaling van de zaak gelast.
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/11 |
Beschikking van de vicepresident van het Hof van 18 december 2015 — Hof van Justitie van de Europese Unie/Gascogne Sack Deutschland GmbH, Groupe Gascogne SA, ondersteund door: Europese Commissie
(Zaak C-125/15 P) (1)
(2016/C 078/14)
Procestaal: Frans
De vicepresident van het Hof heeft de doorhaling van de zaak gelast.
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/11 |
Beschikking van de vicepresident van het Hof van 18 december 2015 — Hof van Justitie van de Europese Unie/Europese Commissie, Aalberts Industries NV
(Zaak C-132/15 P) (1)
(2016/C 078/15)
Procestaal: Nederlands
De vicepresident van het Hof heeft de doorhaling van de zaak gelast.
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/11 |
Beschikking van de president van het Hof van 9 december 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State — Nederland) — T. D. Rease, P. Wullems/College bescherming persoonsgegevens
(Zaak C-192/15) (1)
(2016/C 078/16)
Procestaal: Nederlands
De president van het Hof heeft de doorhaling van de zaak gelast.
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/11 |
Beschikking van de president van het Hof van 30 november 2015 — Europese Commissie/Roemenië
(Zaak C-366/15) (1)
(2016/C 078/17)
Procestaal: Roemeens
De president van het Hof heeft de doorhaling van de zaak gelast.
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/12 |
Beschikking van de president van het Hof van 15 december 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State — Nederland) — Lufthansa Cargo AG/Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu
(Zaak C-470/15) (1)
(2016/C 078/18)
Procestaal: Nederlands
De president van het Hof heeft de doorhaling van de zaak gelast.
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/12 |
Beschikking van de president van het Hof van 15 december 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Consiglio di Stato — Italië) — Aeroporto Valerio Catullo di Verona Villafranca SpA/Società per l’aeroporto civile di Bergamo-Orio al Serio SpA (SACBO SpA), Società Aeroporto Brescia e Montichiari SpA (Abem SpA) e.a.
(Zaak C-485/15) (1)
(2016/C 078/19)
Procestaal: Italiaans
De president van het Hof heeft de doorhaling van de zaak gelast.
Gerecht
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/13 |
Arrest van het Gerecht van 19 januari 2016 — Toshiba/Commissie
(Zaak T-404/12) (1)
((„Mededinging - Mededingingsregelingen - Markt voor projecten inzake gasgeïsoleerd schakelmateriaal - Besluit dat na de gedeeltelijke nietigverklaring door het Gerecht van de oorspronkelijke beschikking wordt vastgesteld - Geldboeten - Rechten van de verdediging - Motiveringsplicht - Gelijke behandeling - Uitgangsbedrag - Mate van bijdrage aan de inbreuk”))
(2016/C 078/20)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Toshiba Corp. (Tokyo, Japan) (vertegenwoordigers: J. MacLennan, solicitor, A. Schulz en S. Sakellariou, advocaten)
Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: N. Khan en F. Ronkes Agerbeek, gemachtigden)
Voorwerp
Primair een verzoek tot nietigverklaring van besluit C(2012) 4381 van de Commissie van 27 juni 2012 tot wijziging van beschikking C(2006) 6762 definitief van 24 januari 2007 in een procedure op grond van artikel 81 [EG] (thans artikel 101 VWEU) en artikel 53 van de EER-Overeenkomst voor zover die beschikking gericht was tot Mitsubishi Electric Corporation en Toshiba Corporation (Zaak COMP/39.966 — Gasgeïsoleerd schakelmateriaal — Geldboeten) en, subsidiair, een verzoek tot verlaging van het aan verzoekster opgelegde boetebedrag
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
Toshiba Corp. wordt verwezen in de kosten. |
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/13 |
Arrest van het Gerecht van 19 januari 2016 — Mitsubishi Electric/Commissie
(Zaak T-409/12) (1)
((„Mededinging - Mededingingsregelingen - Markt voor projecten inzake gasgeïsoleerd schakelmateriaal - Besluit dat na de gedeeltelijke nietigverklaring door het Gerecht van de oorspronkelijke beschikking wordt vastgesteld - Geldboeten - Motiveringsplicht - Beginsel van behoorlijk bestuur - Rechten van de verdediging - Gelijke behandeling - Evenredigheid - Onjuiste beoordeling - Uitgangsbedrag - Mate van bijdrage aan de inbreuk - Afschrikkingscoëfficiënt”))
(2016/C 078/21)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Mitsubishi Electric Corp. (Tokyo, Japan) (vertegenwoordigers: R. Denton, J. Vyavaharkar, R. Browne, L. Philippou, M. Roald en J. Robinson, solicitors, en K. Haegeman, advocaat)
Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: N. Khan en P. Van Nuffel, gemachtigden)
Voorwerp
Primair een verzoek tot nietigverklaring van besluit C(2012) 4381 van de Commissie van 27 juni 2012 tot wijziging van beschikking C(2006) 6762 definitief van 24 januari 2007 in een procedure op grond van artikel 81 [EG] (thans artikel 101 VWEU) en artikel 53 van de EER-Overeenkomst voor zover die beschikking gericht was tot Mitsubishi Electric Corporation en Toshiba Corporation (Zaak COMP/39.966 — Gasgeïsoleerd schakelmateriaal — Geldboeten) voor zover het verzoekster betreft, en, subsidiair, een verzoek tot wijziging van artikel 1 van dat besluit tot opheffing, zo niet verlaging van het aan verzoekster opgelegde boetebedrag
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
Mitsubishi Electric Corp. wordt verwezen in de kosten. |
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/14 |
Arrest van het Gerecht van 14 januari 2016 — Ntouvas/ECDC
(Zaak T-94/13 P) (1)
((„Hogere voorziening - Openbare dienst - Arbeidscontractant - Beoordeling - Loopbaanontwikkelingsrapport - Beoordelingsjaar 2010 - Verwerping van het beroep in eerste aanleg - Termijn voor de indiening van het verweerschrift - Verlenging - Buitengewone omstandigheden - Artikel 39, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken - Regelmatigheid van de beoordeling”))
(2016/C 078/22)
Procestaal: Engels
Partijen
Rekwirant: Ioannis Ntouvas (Agios Stefanos, Griekenland) (vertegenwoordiger: V. Kolias, advocaat)
Andere partij in de procedure: Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) (vertegenwoordigers: aanvankelijk R. Trott, vervolgens J. Mannheim en A. Daume, gemachtigden, bijgestaan door D. Waelbroeck en A. Duron, advocaten)
Voorwerp
Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Tweede kamer) van 11 december 2012, Ntouvas/ECDC (F-107/11, JurAmbt., EU:F:2012:182), en strekkende tot vernietiging van dat arrest
Dictum
1) |
De hogere voorziening wordt afgewezen. |
2) |
Ntouvas wordt verwezen in de kosten. |
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/15 |
Arrest van het Gerecht van 14 januari 2016 — Tilly-Sabco/Commissie
(Zaak T-397/13) (1)
([„Landbouw - Uitvoerrestitutie - Vlees van pluimvee - Uitvoeringsverordening waarbij de restitutie op 0 EUR wordt vastgesteld - Beroep tot nietigverklaring - Regelgevingshandeling die geen uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengt - Rechtstreekse geraaktheid - Ontvankelijkheid - Artikel 3, lid 3, van verordening (EU) nr. 182/2011 - Motiveringsplicht - Artikel 164, lid 3, van verordening (EG) nr. 1234/2007 - Gewettigd vertrouwen”])
(2016/C 078/23)
Procestaal: Frans
Partijen
Verzoekende partij: Tilly-Sabco (Guerlesquin, Frankrijk) (vertegenwoordigers: R. Milchior, F. Le Roquais en S. Charbonnel, advocaten)
Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: D. Bianchi en K. Skelly, gemachtigden)
Interveniënte aan de zijde van verzoekende partij: Doux SA (Châteaulin, Frankrijk) (vertegenwoordiger: J. Vogel, advocaat)
Voorwerp
Verzoek tot nietigverklaring van uitvoeringsverordening (EU) nr. 689/2013 van de Commissie van 18 juli 2013 tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector vlees van pluimvee (PB L 196, blz. 13)
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
Tilly-Sabco draagt haar eigen kosten, daaronder begrepen de kosten van de procedure in kort geding. |
3) |
De Europese Commissie draagt haar eigen kosten, daaronder begrepen de kosten van de procedure in kort geding. |
4) |
Doux SA draagt haar eigen kosten. |
5) |
De Franse Republiek draagt de kosten die zij als interveniënte heeft gemaakt in de procedure in kort geding. |
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/16 |
Arrest van het Gerecht van 14 januari 2016 — Doux/Commissie
(Zaak T-434/13) (1)
([„Landbouw - Uitvoerrestitutie - Vlees van pluimvee - Uitvoeringsverordening waarbij de restitutie op 0 EUR wordt vastgesteld - Beroep tot nietigverklaring - Regelgevingshandeling die geen uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengt - Rechtstreekse geraaktheid - Ontvankelijkheid - Artikel 3, lid 3, van verordening (EU) nr. 182/2011 - Motiveringsplicht - Artikel 164, lid 3, van verordening (EG) nr. 1234/2007 - Gewettigd vertrouwen”])
(2016/C 078/24)
Procestaal: Frans
Partijen
Verzoekende partij: Doux SA (Châteaulin, Frankrijk) (vertegenwoordiger: J. Vogel, advocaat)
Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: D. Bianchi en K. Skelly, gemachtigden)
Interveniënte aan de zijde van verzoekende partij: Tilly-Sabco (Guerlesquin, Frankrijk) (vertegenwoordigers: R. Milchior, F. Le Roquais en S. Charbonnel, advocaten)
Voorwerp
Verzoek tot nietigverklaring van uitvoeringsverordening (EU) nr. 689/2013 van de Commissie van 18 juli 2013 tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector vlees van pluimvee (PB L 196, blz. 13)
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
Doux SA draagt haar eigen kosten alsmede die van de Europese Commissie. |
3) |
Tilly-Sabco draagt haar eigen kosten. |
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/16 |
Arrest van het Gerecht van 14 januari 2016 — Frankrijk/Commissie
(Zaak T-549/13) (1)
([„Landbouw - Uitvoerrestitutie - Vlees van pluimvee - Vaststelling van de uitvoerrestitutie op 0 EUR - Motiveringsplicht - Mogelijkheid voor de Commissie om zich te beperken tot een standaardmotivering - Gebruikelijke praktijk van de Commissie bij de vaststelling van restituties - Artikel 164, lid 3, van verordening (EG) nr. 1234/2007 - Niet-uitputtendheid van de genoemde criteria”])
(2016/C 078/25)
Procestaal: Frans
Partijen
Verzoekende partij: Franse Republiek (vertegenwoordigers: G. de Bergues, D. Colas en C. Candat, gemachtigden)
Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: D. Bianchi en K. Skelly, gemachtigden)
Voorwerp
Verzoek tot nietigverklaring van uitvoeringsverordening (EU) nr. 689/2013 van de Commissie van 18 juli 2013 tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector vlees van pluimvee (PB L 196, blz. 13)
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
Elke partij draagt haar eigen kosten. |
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/17 |
Arrest van het Gerecht van 14 januari 2016 — The Cookware Company/BHIM — Fissler (VITA+VERDE)
(Zaak T-535/14) (1)
([„Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk VITA+VERDE - Ouder woordmerk VITAVIT - Relatieve weigeringsgrond - Verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009”])
(2016/C 078/26)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: The Cookware Company Ltd (Hongkong, China) (vertegenwoordiger: K. Manhaeve, advocaat)
Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: V. Melgar, gemachtigde)
Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniënte voor het Gerecht: Fissler GmbH (Idar-Oberstein, Duitsland) (vertegenwoordigers: A. Späth en V. Töbelmann, advocaten)
Voorwerp
Beroep tegen de beslissing van de tweede kamer van beroep van het BHIM van 15 april 2014 (zaak R 1082/2013-2) inzake een oppositieprocedure tussen Fissler GmbH en The Cookware Company Ltd
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
The Cookware Company Ltd wordt verwezen in de kosten. |
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/18 |
Arrest van het Gerecht van 14 januari 2016 — International Gaming Projects/BHIM (BIG BINGO)
(Zaak T-663/14) (1)
([„Gemeenschapsmerk - Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk BIG BINGO - Absolute weigeringsgrond - Onderscheidend vermogen - Artikel 7, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009”])
(2016/C 078/27)
Procestaal: Spaans
Partijen
Verzoekende partij: International Gaming Projects Ltd (Valletta, Malta) (vertegenwoordiger: M. D. Garayalde Niño, advocaat)
Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: V. Melgar, gemachtigde)
Voorwerp
Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 11 juni 2014 (zaak R 755/2014-1) inzake een aanvraag tot inschrijving van het beeldteken BIG BINGO als gemeenschapsmerk
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
International Gaming Projects Ltd wordt verwezen in de kosten. |
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/18 |
Arrest van het Gerecht van 14 januari 2016 — Coede Suárez/Raad
(Zaak T-297/15 P) (1)
((„Hogere voorziening - Openbare dienst - Ambtenaren - Tuchtmaatregelen - Tuchtrechtelijk ontslag met vermindering van de invaliditeitstoelage - Verwerping van het beroep in eerste aanleg - Verkeerde rechtsopvatting - Motiveringsplicht”))
(2016/C 078/28)
Procestaal: Frans
Partijen
Rekwirant: Ángel Coede Suárez (Brussel, België) (vertegenwoordigers: S. Rodrigues en C. Bernard-Glanz, advocaten)
Andere partij in de procedure: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: M. Bauer en M. Veiga, gemachtigden)
Voorwerp
Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Eerste kamer) van 26 maart 2015, Coede Suárez/Raad (F-38/14, JurAmbt., EU:F:2015:25), en strekkende tot vernietiging van dat arrest
Dictum
1) |
Het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Eerste kamer) van 26 maart 2015, Coedo Suárez/Raad (F-38/14), wordt vernietigd, voor zover daarbij de tweede grief van het in eerste aanleg aangevoerde middel, betreffende de beoordeling van de verzachtende omstandigheden, wordt afgewezen. |
2) |
Het door Ángel Coede Suárez bij het Gerecht voor ambtenarenzaken in zaak F-38/14 ingestelde beroep wordt verworpen. |
3) |
Coede Suárez wordt verwezen in de kosten van de procedure voor het Gerecht voor ambtenarenzaken en zal, naast zijn eigen kosten, de helft van de kosten van de Raad van de Europese Unie van deze procedure dragen. |
4) |
De Raad van de Europese Unie draagt de helft van zijn eigen kosten van deze procedure. |
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/19 |
Arrest van het Gerecht van 14 januari 2016 — Zitro IP/BHIM (TRIPLE BONUS)
(Zaak T-318/15) (1)
([„Gemeenschapsmerk - Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk TRIPLE BONUS - Absolute weigeringsgrond - Beschrijvend karakter - Artikel 7, lid 1, onder c), en lid 2, van verordening (EG) nr. 207/2009”])
(2016/C 078/29)
Procestaal: Spaans
Partijen
Verzoekende partij: Zitro IP Sàrl (Luxemburg, Luxemburg) (vertegenwoordiger: A. Canela Giménez, advocaat)
Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordigers: A. Crawcour en J. Crespo Carrillo, gemachtigden)
Voorwerp
Beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 15 april 2015 (zaak R 1648/2014-4) inzake een aanvraag tot inschrijving van het beeldteken TRIPLE BONUS als gemeenschapsmerk
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
Zitro IP Sàrl wordt verwezen in de kosten. |
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/20 |
Beschikking van het Gerecht van 15 december 2015 — CCPL e.a./Commissie
(Zaak T-522/15) (1)
((„Kort geding - Mededinging - Mededingingsregelingen - Verpakkingen van levensmiddelen voor de detailhandel - Besluit waarbij geldboeten worden opgelegd - Bankgarantie - Verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging - Fumus boni juris - Spoedeisendheid - Belangenafweging”))
(2016/C 078/30)
Procestaal: Italiaans
Partijen
Verzoekende partijen: CCPL — Consorzio Cooperative di Produzione e Lavoro SC (Reggio Emilia, Italië), Coopbox group SpA (Reggio Emilia), Poliemme Srl (Reggio Emilia), Coopbox Hispania, SL (Lorca, Spanje), Coopbox Eastern s.r.o. (Nové Mesto nad Váhom, Slowakije) (vertegenwoordigers: S. Bariatti en E. Cucchiara, advocaten)
Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: aanvakelijk F. Jimeno Fernandez, A. Biolan en P. Rossi, vervolgens F. Jimeno Fernandez, P. Rossi en L. Malferrari, gemachtigden)
Voorwerp
Verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging van besluit C(2015) 4336 final van de Commissie van 24 juni 2015 inzake een procedure op grond van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (zaak AT.39563 — Verpakkingen van levensmiddelen voor de detailhandel), voor zover verzoeksters daarbij worden verplicht tot het stellen van een bankgarantie of tot voorlopige betaling van het bedrag van de opgelegde geldboeten als voorwaarde ter voorkoming van de onmiddellijke invordering van dat bedrag
Dictum
1) |
De verplichting van verzoeksters, CCPL — Consorzio Cooperative di Produzione e Lavoro SC, Coopbox group SpA, Poliemme Srl, Coopbox Hispania, SL en Coopbox Eastern s.r.o., om ten gunste van de Europese Commissie een bankgarantie te stellen ter voorkoming van de onmiddellijke invordering van de geldboeten die hun zijn opgelegd bij artikel 2 van besluit C(2015) 4336 final van de Commissie van 24 juni 2015 inzake een procedure op grond van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (zaak AT.39563 — Verpakkingen van levensmiddelen voor de detailhandel), wordt opgeschort op voorwaarde dat verzoeksters:
|
2) |
De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden. |
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/21 |
Beroep ingesteld op 13 november 2015 — Liedtke/Parlement
(Zaak T-652/15)
(2016/C 078/31)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Dirk Liedtke (Hamburg, Duitsland) (vertegenwoordiger: N. Pirc Musar, advocaat)
Verwerende partij: Europees Parlement
Conclusies
— |
besluit A(2015)8547 C van het Europees Parlement van 16 september 2015 houdende afwijzing van verzoekers confirmatief verzoek om toegang tot bepaalde documenten die informatie bevatten over reiskosten, dagvergoedingen, vergoedingen voor algemene uitgaven en kosten voor personeelsvoorziening van leden van het Europees Parlement, nietig verklaren; |
— |
het Parlement overeenkomstig de artikelen 134 en 140 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht verwijzen in de kosten van verzoeker en in die van eventuele interveniënten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van zijn beroep voert verzoeker vijf middelen aan.
1. |
Eerste middel: schending van artikel 4, lid 1, onder b), van verordening nr. 1049/2001 (1), gelezen in samenhang met artikel 8, onder b), van verordening nr. 45/2001 (2), aangezien de gevraagde persoonsgegevens niet beschermd zijn op grond van het Unierecht. |
2. |
Tweede middel: schending van artikel 4, lid 1, onder b), van verordening nr. 1049/2001, gelezen in samenhang met artikel 8, onder b), van verordening nr. 45/2001, aangezien de toegang tot de gevraagde informatie werd geweigerd, hoewel de voorwaarden voor openbaarmaking waren vervuld. |
3. |
Derde middel: schending van de in de artikelen 2 en 4, juncto artikel 6, lid 3, van verordening nr. 1049/2001 neergelegde algemene verplichting om ieder document afzonderlijk te onderzoeken. |
4. |
Vierde middel: schending van artikel 4, lid 6, van verordening nr. 1049/2001, aangezien de weigering om gedeeltelijke toegang tot de gevraagde documenten te verlenen, niet gerechtvaardigd was. |
5. |
Vijfde middel: schending van de in de artikelen 7, lid 1, en 8, lid 1, van verordening nr. 1049/2001 neergelegde motiveringsplicht, aangezien het Parlement niet op alle argumenten van verzoeker heeft geantwoord. |
(1) Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145, blz. 43).
(2) Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8, blz. 1).
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/22 |
Beroep ingesteld op 30 november 2015 — Bergbräu/BHIM — Vilser Privatbrauerei (VILSER BERGBRÄU)
(Zaak T-697/15)
(2016/C 078/32)
Taal van het verzoekschrift: Duits
Partijen
Verzoekende partij: Bergbräu GmbH & Co. KG (Uslar, Duitsland) (vertegenwoordiger: B. Reiter, advocaat)
Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)
Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Vilser Privatbrauerei GmbH (Vils, Oostenrijk)
Gegevens betreffende de procedure voor het BHIM
Aanvrager van het betrokken merk: andere partij in de procedure voor de kamer van beroep
Betrokken merk: gemeenschapsbeeldmerk met de woordelementen „VILSER BERGBRÄU” — inschrijvingsaanvraag nr. 11 396 223
Procedure voor het BHIM: oppositieprocedure
Bestreden beslissing: beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 10 september 2015 in zaak R 2675/2014-1
Conclusies
— |
vernietiging van de bestreden beslissing inzake een oppositieprocedure tussen Privatbrauerei Bergbräu GmbH & Co. KG en Vilser Privatbrauerei GmbH (oppositieprocedure B 002169764); |
— |
verwijzing van het BHIM in de kosten; |
— |
bepaling van een datum van de pleitzitting voor het geval dat de opheldering van de feiten door het Gerecht zonder hoorzitting niet mogelijk is. |
Aangevoerd middel
— |
schending van artikel 8, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009. |
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/22 |
Beroep ingesteld op 14 december 2015 — ICA Laboratories e.a./Commissie
(Zaak T-732/15)
(2016/C 078/33)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partijen: ICA Laboratories Close Corp. (Century City, Zuid-Afrika), ICA International Chemicals (Proprietary) Ltd (Century City), ICA Developments (Proprietary) Ltd (Century City) (vertegenwoordigers: K. Van Maldegem en R. Crespi, advocaten, en P. Sellar, solicitor)
Verwerende partij: Europese Commissie
Conclusies
— |
het beroep ontvankelijk en gegrond verklaren; |
— |
verordening (EU) 2015/1910 van de Commissie van 21 oktober 2015 tot wijziging van de bijlagen III en V bij verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft maximumresidugehalten voor guazatine in of op bepaalde producten (1), nietig verklaren, en |
— |
de Commissie verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Verzoekende partijen voeren aan dat de Commissie door het vaststellen van verordening (EU) 2015/1910, waarbij een maximale residulimiet van 0,05 mg/kg van de werkzame stof guazatine in of op bepaalde producten wordt opgelegd, het Unierecht heeft geschonden en algemene beginselen van Unierecht niet heeft toegepast.
1. |
Eerste middel: de Commissie heeft het gewettigd vertrouwen van de regering van Zuid-Afrika en van verzoekende partijen geschonden en heeft juridisch bindende regels van verordening (EG) nr. 396/2005 (2) geschonden door geen rekening te houden met de beschikbare wetenschappelijke en technische informatie. |
2. |
Tweede middel: de Commissie heeft een reeks kennelijke beoordelingsfouten gemaakt door zich te verlaten op twee adviezen van de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid, waarbij van die fouten blijkt uit de inhoud van deze adviezen. |
3. |
Derde middel: de Commissie heeft de rechten van verdediging van verzoekende partijen geschonden. De Commissie heeft zich gebaseerd op vermeende wetenschappelijke bedenkingen waarover noch in de bestreden verordening, noch in de stukken waarop de bestreden verordening is gebaseerd, informatie wordt gegeven. |
4. |
Vierde middel: de bestreden verordening is onevenredig. De Commissie heeft voor de zwaarste maatregel gekozen, terwijl haar andere, evenredigere maatregelen ter beschikking stonden. |
(1) Verordening (EU) 2015/1910 van de Commissie van 21 oktober 2015 tot wijziging van de bijlagen III en V bij verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft maximumresidugehalten voor guazatine in of op bepaalde producten (PB L 280, blz. 2).
(2) Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van richtlijn 91/414/EG van de Raad (PB L 70, blz. 1).
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/23 |
Beroep ingesteld op 21 december 2015 — Puro/BHIM (smartline)
(Zaak T-744/15)
(2016/C 078/34)
Procestaal: Italiaans
Partijen
Verzoekende partij: Puro Italian Style SpA (Puro SpA) (Modena, Italië) (vertegenwoordiger: F. Terrano, advocaat)
Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)
Gegevens betreffende de procedure voor het BHIM
Betrokken merk: gemeenschapsbeeldmerk met het woordelement „smartline” — inschrijvingsaanvraag nr. 12 574 802
Bestreden beslissing: beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 7 oktober 2015 in zaak R 2258/2014-1
Conclusies
— |
vernietiging van de bestreden beslissing; |
— |
verwijzing van het BHIM in de kosten. |
Aangevoerd middel
— |
schending van artikel 7, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009. |
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/24 |
Beroep ingesteld op 22 december 2015 — EDF/Commissie
(Zaak T-747/15)
(2016/C 078/35)
Procestaal: Frans
Partijen
Verzoekende partij: Électricité de France (EDF) (Parijs, Frankrijk) (vertegenwoordiger: M. Debroux, advocaat)
Verwerende partij: Europese Commissie
Conclusies
— |
primair: de artikelen 1, 2, 3, 4 en 5 van het bestreden besluit nietig verklaren wegens schending van wezenlijke vormvoorschriften, onjuiste rechtsopvattingen en feitelijke onjuistheden; |
— |
subsidiair: de artikelen 1, 2 en 3 van het bestreden besluit nietig verklaren, voor zover het bedrag dat EDF moest terugbetalen veel te hoog is vastgesteld, en |
— |
in ieder geval de Commissie verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Tot staving van haar beroep voert verzoekster primair drie middelen aan.
1. |
Eerste middel: schending van artikel 266 VWEU. |
2. |
Tweede middel: onjuiste opvatting van artikel 107 VWEU. Dit middel valt uiteen twee onderdelen:
|
3. |
Derde middel: ontoereikende motivering van het bestreden besluit. |
Tot staving van het beroep voert verzoekster subsidiair nog twee middelen aan.
1. |
Eerste subsidiaire middel: het grootste deel van de vermeende steun is verjaard. Dit middel valt uiteen in twee onderdelen:
|
2. |
Tweede subsidiaire middel: rekenfouten die de Commissie heeft begaan bij de vaststelling van de vermeende steun. Dit middel heeft drie onderdelen:
|
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/26 |
Beroep ingesteld op 21 december 2015 — Gauff/BHIM — H.P. Gauff Ingenieure (Gauff)
(Zaak T-748/15)
(2016/C 078/36)
Taal van het verzoekschrift: Duits
Partijen
Verzoekende partij: Gauff GmbH & Co. Engineering KG (Nürnberg, Duitsland) (vertegenwoordiger: A. Molnar, advocaat)
Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)
Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: H.P. Gauff Ingenieure GmbH & Co. KG — JBG (Frankfurt am Main, Duitsland)
Gegevens betreffende de procedure voor het BHIM
Houder van het betrokken merk: verzoekster
Betrokken merk: gemeenschapswoordmerk „Gauff” — gemeenschapsmerk nr. 6 192 521
Procedure voor het BHIM: nietigheidsprocedure
Bestreden beslissing: beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 8 oktober 2015 in zaak R 1350/2014-1
Conclusies
— |
de bestreden beslissing vernietigen; |
— |
subsidiair, de zaak naar het BHIM terugverwijzen voor een verder onderzoek van de litigieuze elementen die ten onrechte niet werden onderzocht; |
— |
het BHIM verwijzen in de kosten van de procedure, daaronder begrepen de kosten van de beroepsprocedure. |
Aangevoerde middelen
— |
schending van de artikelen 53, 56, 57 en 76 van verordening nr. 207/2009; |
— |
schending van verordening nr. 2868/95; |
— |
schending van het recht om te worden gehoord; |
— |
ontoereikende motivering. |
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/26 |
Beroep ingesteld op 18 december 2015 — Guccio Gucci/BHIM — Guess? IP Holder (afbeelding van vier ineengestrengelde letters G)
(Zaak T-753/15)
(2016/C 078/37)
Taal van het verzoekschrift: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Guccio Gucci SpA (Florence, Italië) (vertegenwoordigers: P. Roncaglia, F. Rossi en N. Parrotta, advocaten)
Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)
Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Guess? IP Holder LP (Los Angeles, Verenigde Staten)
Gegevens betreffende de procedure voor het BHIM
Aanvrager van het betrokken merk: andere partij in de procedure voor de kamer van beroep
Betrokken merk: internationale inschrijving, met aanduiding van de Europese Unie, van het beeldmerk bestaande uit vier ineengestrengelde letters G — internationale inschrijving, met aanduiding van de Europese Unie, nr. 1 090 048
Procedure voor het BHIM: oppositieprocedure
Bestreden beslissing: beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 14 oktober 2015 in zaak R 1703/2014-4
Conclusies
— |
vernietiging van de bestreden beslissing; |
— |
verwijzing van het BHIM in de door verzoekster in de onderhavige procedure gemaakte kosten; |
— |
verwijzing van Guess in de door verzoekster in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM gemaakte kosten. |
Aangevoerd middel
— |
schending van artikel 8, leden 1, onder b), en 5, en artikel 75 van verordening nr. 207/2009. |
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/27 |
Beroep ingesteld op 28 december 2015 — Labeyrie/BHIM — Delpeyrat (Afbeelding van een patroon van gouden vissen op blauwe achtergrond)
(Zaak T-766/15)
(2016/C 078/38)
Taal van het verzoekschrift: Frans
Partijen
Verzoekende partij: Labeyrie (Saint-Geours-de-Maremne, Frankrijk) (vertegenwoordiger: A. Lecomte, advocaat)
Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)
Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Delpeyrat (Saint Pierre du Mont, Frankrijk)
Gegevens betreffende de procedure voor het BHIM
Houder van het betrokken merk: verzoekende partij
Betrokken merk: gemeenschapsbeeldmerk in kleur (Afbeelding van een patroon van gouden vissen op blauwe achtergrond) — gemeenschapsmerk nr. 3 916 509
Procedure voor het BHIM: procedure tot vervallenverklaring
Bestreden beslissing: beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 15 oktober 2015 in zaak R 2693/2014-1
Conclusies
— |
vernietiging van de bestreden beslissing, voor zover deze strekt tot bevestiging van de beslissing van de nietigheidsafdeling van het BHIM waarbij de rechten van de vennootschap LABEYRIE op haar gemeenschapsmerk nr. 3 916 509 ter aanduiding van vissen, gerookte vissen en gerookte zalm, vervallen worden verklaard; |
— |
verwijzing van verweerder in de kosten van de procedure. |
Aangevoerd middel
— |
schending van artikel 51, lid 1, onder a), van verordening nr. 207/2009 junctis artikel 1, lid 1, onder a), van deze verordening en regel 22 en regel 40 van verordening nr. 2868/95. |
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/28 |
Beroep ingesteld op 28 december 2015 — Labeyrie/BHIM — Delpeyrat (Afbeelding van een patroon van heldere vissen op donkere achtergrond)
(Zaak T-767/15)
(2016/C 078/39)
Taal van het verzoekschrift: Frans
Partijen
Verzoekende partij: Labeyrie (Saint-Geours-de-Maremne, Frankrijk) (vertegenwoordiger: A. Lecomte, advocaat)
Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)
Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Delpeyrat (Saint Pierre du Mont, Frankrijk)
Gegevens betreffende de procedure voor het BHIM
Houder van het betrokken merk: verzoekende partij
Betrokken merk: gemeenschapsbeeldmerk waarvoor geen aanspraak wordt gemaakt op kleuren (Afbeelding van een patroon van heldere vissen op donkere achtergrond) — gemeenschapsmerk nr. 3 916 533
Procedure voor het BHIM: procedure tot vervallenverklaring
Bestreden beslissing: beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 15 oktober 2015 in zaak R 2694/2014-1
Conclusies
— |
vernietiging van de bestreden beslissing, voor zover deze strekt tot bevestiging van de beslissing van de nietigheidsafdeling van het BHIM waarbij de rechten van de vennootschap LABEYRIE op haar gemeenschapsmerk nr. 3 916 533 ter aanduiding van vissen, vervallen worden verklaard; |
— |
verwijzing van verweerder in de kosten van de procedure. |
Aangevoerd middel
— |
schending van artikel 51, lid 1, onder a), van verordening nr. 207/2009 junctis artikel 1, lid 1, onder a), van deze verordening en regel 22 en regel 40 van verordening nr. 2868/95. |
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/29 |
Beroep ingesteld op 28 december 2015 — RP Technik/BHIM — Tecnomarmi (RP ROYAL PALLADIUM)
(Zaak T-768/15)
(2016/C 078/40)
Taal van het verzoekschrift: Duits
Partijen
Verzoekende partij: RP Technik GmbH Profilsysteme (Bönen, Duitsland) (vertegenwoordiger: P. Henrichs, advocaat)
Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)
Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Tecnomarmi Snc (Treviso, Italië)
Gegevens betreffende de procedure voor het BHIM
Houder van het litigieuze merk: de andere partij in de procedure voor de kamer van beroep
Betrokken merk: gemeenschapsbeeldmerk met de woordelementen „RP ROYAL PALLADIUM” — gemeenschapsmerk nr. 11 358 496
Procedure voor het BHIM: oppositieprocedure
Bestreden beslissing: beslissing van de tweede kamer van beroep van het BHIM van 14 oktober 2014 in zaak R 2061/2014-2
Conclusies
— |
vernietiging van de bestreden beslissing, |
— |
verwijzing van de interveniërende partij in de kosten, |
— |
subsidiair, mocht geen partij interveniëren, verwijzing van de verwerende partij in de kosten, daaronder begrepen de kosten die in de procedure voor de kamer van beroep zijn opgekomen. |
Aangevoerd middel
— |
schending van artikel 8, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009. |
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/30 |
Beroep ingesteld op 29 december 2015 — SeNaPro/BHIM — Paltentaler Splitt & Marmorwerke (Dolokorn)
(Zaak T-769/15)
(2016/C 078/41)
Taal van het verzoekschrift: Duits
Partijen
Verzoekende partij: SeNaPro GmbH (Pommelsbrunn, Duitsland) (vertegenwoordiger: A. Schröder, advocaat)
Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)
Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Paltentaler Splitt & Marmorwerke GmbH (Rottenmann, Oostenrijk)
Gegevens betreffende de procedure voor het BHIM
Aanvrager van het litigieuze merk: verzoekende partij
Betrokken merk: gemeenschapswoordmerk „Dolokorn” — Inschrijvingsaanvraag nr. 11 877 181
Procedure voor het BHIM: oppositieprocedure
Bestreden beslissing: beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 23 oktober 2015 in zaak R 2643/2014-1
Conclusies
— |
vernietiging van de bestreden beslissing, |
— |
verwijzing van het BHIM in zijn eigen kosten en in de kosten van SeNaPro GmbH. |
Aangevoerd middel
— |
schending van artikel 75 en van artikel 76, leden1 en 2, van verordening nr. 207/2009. |
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/31 |
Beroep ingesteld op 23 december 2015 — BBY Solutions/BHIM — Worldwide Sales Corporation España (BEST BUY)
(Zaak T-773/15)
(2016/C 078/42)
Taal van het verzoekschrift: Engels
Partijen
Verzoekende partij: BBY Solutions, Inc. (Minneapolis, Verenigde Staten) (vertegenwoordiger: A. Poulter, Solicitor)
Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)
Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Worldwide Sales Corporation España, SL (Sant Vicenç dels Horts, Spanje)
Gegevens betreffende de procedure voor het BHIM
Aanvrager: verzoekster
Betrokken merk: gemeenschapsbeeldmerk met de woordelementen „BEST BUY” — inschrijvingsaanvraag nr. 6 065 403
Procedure voor het BHIM: oppositieprocedure
Bestreden beslissing: beslissing van de tweede kamer van beroep van het BHIM van 8 oktober 2015 in de gevoegde zaken R 733/2015-2 en R 780/2015-2
Conclusies
— |
de beslissing van de kamer van beroep van 8 oktober 2015 in zaak R-0780/2015-2 vernietigen, voor zover daarbij de oppositie werd toegewezen; |
— |
de beslissing van de oppositieafdeling van 23 februari 2015 in oppositieprocedure B 1312208 vernietigen, voor zover daarbij de oppositie werd toegewezen; |
— |
de aanvraag tot inschrijving van gemeenschapsmerk nr. 006065403 toewijzen; |
— |
verweerder verwijzen in zijn eigen kosten en in die van verzoekster. |
Aangevoerde middelen
— |
de kamer van beroep heeft artikel 8, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009 geschonden door de dominerende en onderscheidende bestanddelen van de merken onjuist te beoordelen; |
— |
de kamer van beroep heeft artikel 8, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009 geschonden door de door de merken opgeroepen totaalindruk onjuist te beoordelen; |
— |
de kamer van beroep heeft artikel 8, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009 geschonden door de gelijkheid of soortgelijkheid van de door de merken aangeduide waren en diensten onjuist te beoordelen; en |
— |
de kamer van beroep heeft artikel 8, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009 geschonden door ten onrechte te oordelen dat er gevaar voor verwarring tussen de oudere merken van opposante en verzoeksters merk bestond. |
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/32 |
Beroep ingesteld op 29 december 2015 — EK/servicegroup/BHIM (FERLI)
(Zaak T-775/15)
(2016/C 078/43)
Procestaal: Duits
Partijen
Verzoekende partij: EK/servicegroup eG (Bielefeld, Duitsland) (vertegenwoordigers: T. Müller en T. Müller, advocaten)
Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)
Gegevens betreffende de procedure voor het BHIM
Betrokken merk: gemeenschapswoordmerk „FERLI” — inschrijvingsaanvraag nr. 13 850 235
Bestreden beslissing: beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 28 oktober 2015 in zaak R 1233/2015-4
Conclusies
— |
vernietiging van de bestreden beslissing; |
— |
verwijzing van het BHIM in de kosten. |
Aangevoerde middelen
— |
schending van artikelen 28 van verordening nr. 207/2009, juncto regel 9, lid 4, van verordening nr. 2868/95; |
— |
schending van artikelen 75, lid 2, van verordening nr. 207/2009. |
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/32 |
Beroep ingesteld op 30 december 2015 — Meissen Keramik/BHIM (MEISSEN KERAMIK)
(Zaak T-776/15)
(2016/C 078/44)
Procestaal: Duits
Partijen
Verzoekende partij: Meissen Keramik GmbH (Meißen, Duitsland) (vertegenwoordiger: M. Vohwinkel en M. Bagh, advocaten)
Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)
Gegevens betreffende de procedure voor het BHIM
Betrokken merk: gemeenschapsbeeldmerk met de woordelementen „MEISSEN KERAMIK” — inschrijvingsaanvraag nr. 13 100 797
Bestreden beslissing: beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 28 oktober 2015 in zaak R 531/2015-1
Conclusies
— |
vernietiging van de bestreden beslissing; |
— |
verwijzing van het BHIM in de kosten. |
Aangevoerd middel
— |
schending van artikel 7, lid 1, onder b) en c), van verordening nr. 207/2009. |
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/33 |
Beroep ingesteld op 4 januari 2016 — K&K Group/BHIM — Pret a Manger (Europe) (Pret A Diner)
(Zaak T-2/16)
(2016/C 078/45)
Taal van het verzoekschrift: Engels
Partijen
Verzoekende partij: K&K Group AG (Cham, Zwitserland) (vertegenwoordigers: N. Lützenrath, U. Rademacher, C. Fürsen en N. Bertram, advocaten)
Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)
Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Pret a Manger (Europe) Ltd (Londen, Verenigd Koninkrijk)
Gegevens betreffende de procedure voor het BHIM
Aanvrager van het betrokken merk: verzoekende partij
Betrokken merk: internationale inschrijving waarin de Europese Unie wordt aangewezen, van het beeldmerk met de woordelementen „Pret A Diner” — internationale inschrijving nr. 1 113 460
Procedure voor het BHIM: oppositieprocedure
Bestreden beslissing: beslissing van de vijfde kamer van beroep van het BHIM van 29 oktober 2015 in zaak R 2825/2014-5
Conclusies
— |
vernietiging van de bestreden beslissing; |
— |
verwijzing van het BHIM in de kosten. |
Aangevoerde middelen
— |
schending van de artikelen 8, lid 5, 15, lid 1, 42, lid 2, en 42, lid 3, van verordening nr. 207/2009; |
— |
schending van regel 22 van verordening nr. 2868/95. |
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/34 |
Beroep ingesteld op 4 januari 2016 — Allstate Insurance/BHIM (DRIVEWISE)
(Zaak T-3/16)
(2016/C 078/46)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Allstate Insurance Company (Northfield, Verenigde Staten) (vertegenwoordiger: G. Würtenberger, advocaat)
Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)
Gegevens betreffende de procedure voor het BHIM
Betrokken merk: gemeenschapswoordmerk „DRIVEWISE” — inschrijvingsaanvraag nr. 13 455 019
Bestreden beslissing: beslissing van de tweede kamer van beroep van het BHIM van 8 oktober 2015 in zaak R 956/2015-2
Conclusies
— |
vernietiging van de beslissing van de tweede kamer van beroep van 8 oktober 2015 in zaak R 956/2015 2 betreffende aanvraag nr. 013 455 019 tot inschrijving van het woord „DRIVEWISE” als gemeenschapsmerk; |
— |
verweerder te verwijzen in de kosten. |
Aangevoerde middelen
— |
schending van artikelen 7, lid 1, onder b), 7, lid 1, onder c), en 7, lid 2, van verordening nr. 207/2009; |
— |
schending van artikel 75 van verordening nr. 207/2009. |
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/34 |
Beroep, ingesteld op 18 januari 2016 — De Masi/Commissie
(Zaak T-11/16)
(2016/C 078/47)
Procestaal: Duits
Partijen
Verzoekende partij: Fabio De Masi (Brussel, België) (vertegenwoordiger: Prof. A. Fischer-Lescano)
Verwerende partij: Europese Commissie
Conclusies
— |
verweersters besluit van 9 december 2015 over het verzoek om toegang tot de documenten van de Groep gedragscode nietig verklaren; |
— |
verweersters besluit van 9 november 2015 houdende verlening van beperkte toegang tot de documenten van de Groep gedragscode nietig verklaren; |
— |
verweerster overeenkomstig artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht verwijzen in de kosten van het geding en in de kosten van eventuele interveniënten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van zijn beroep voert verzoeker vier middelen aan, waarvan er twee betrekking hebben op verweersters besluit van 9 december 2015 en twee op verweersters besluit van 9 november 2015.
— |
Verweersters besluit van 9 december 2015
|
— |
Verweersters besluit van 9 november 2015
|
(1) Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145, blz. 43).
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/35 |
Beschikking van het Gerecht van 9 december 2015 — BT Limited Belgian Branch/Commissie
(Zaak T-335/13) (1)
(2016/C 078/48)
Procestaal: Engels
De president van de Vierde kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.
Gerecht voor ambtenarenzaken
29.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 78/36 |
Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Tweede kamer) van 20 januari 2016 — Proia/Commissie
(Zaak F-61/15) (1)
([Openbare dienst - Arbeidscontractant - Bezoldiging - Ontheemdingstoeslag - Voorwaarden van artikel 4, lid 1, onder a), van bijlage VII bij het Statuut - Gewone verblijfplaats vóór de indiensttreding - Studieperiodes gevolgd door een stage en opeenvolgende arbeidsovereenkomsten in de staat van tewerkstelling - Vermeende wil van de betrokkene om het permanente centrum van zijn belangen te verplaatsen vanaf het begin van zijn studie in de staat van tewerkstelling - Geen vermeende wil])
(2016/C 078/49)
Procestaal: Frans
Partijen
Verzoekende partij: Alessandro Proia (Brussel, België) (vertegenwoordigers: S. Orlandi en T. Martin, advocaten)
Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: T. S. Bohr en F. Simonetti, gemachtigden)
Voorwerp
Verzoek om nietigverklaring van het besluit van het Bureau beheer en afwikkeling van individuele rechten van de Commissie van 25 september 2014 houdende weigering om verzoeker de ontheemdingstoelage toe te kennen
Dictum
1) |
Het besluit van de Europese Commissie van 25 september 2014 houdende weigering om Proia krachtens artikel 4, lid 1, sub a), van bijlage VII bij het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie de ontheemdingstoeslag toe te kennen, wordt nietig verklaard. |
2) |
De Europese Commissie zal haar eigen kosten dragen en wordt verwezen in de kosten van Proia. |
(1) PB C 221 van 6.7.2015, blz. 27.