ISSN 1977-0995

doi:10.3000/19770995.C_2014.028.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 28

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

57e jaargang
31 januari 2014


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2014/C 028/01

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.6857 — Crane Co./MEI Group) ( 1 )

1

2014/C 028/02

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.7021 — Swissport/Servisair) ( 1 )

1

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Raad

2014/C 028/03

Conclusies van de Raad over de globale dimensie van het Europese hoger onderwijs

2

2014/C 028/04

Besluit van de Raad van 28 januari 2014 houdende benoeming van een lid van de raad van bestuur van het Europees Agentschap voor chemische stoffen

6

2014/C 028/05

Kennisgeving aan de personen op wie de maatregelen van Besluit 2011/72/GBVB van de Raad, als gewijzigd bij Besluit 2014/49/GBVB van de Raad, en van Verordening (EU) nr. 101/2011 van de Raad, als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 81/2014 van de Raad betreffende restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Tunesië, van toepassing zijn

7

 

Europese Commissie

2014/C 028/06

Wisselkoersen van de euro

8

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

2014/C 028/07

Mededeling van de Commissie overeenkomstig artikel 16, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap — Intrekking van openbaredienstverplichtingen met betrekking tot geregelde luchtdiensten ( 1 )

9

2014/C 028/08

Kennisgeving door de Franse autoriteiten aan de Europese Commissie van de informatie overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2009/119/EG van de Raad houdende verplichting voor de lidstaten om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden

10

 

V   Adviezen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

 

Europese Commissie

2014/C 028/09

Bericht van opening van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op keramische tegels van oorsprong uit de Volksrepubliek China

11

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2014/C 028/10

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.7104 — Crown Holdings/Mivisa) ( 1 )

15

 

ANDERE HANDELINGEN

 

Europese Commissie

2014/C 028/11

Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

16

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

31.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 28/1


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.6857 — Crane Co./MEI Group)

(Voor de EER relevante tekst)

2014/C 28/01

Op 19 juli 2013 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/en/index.htm) onder documentnummer 32013M6857. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


31.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 28/1


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.7021 — Swissport/Servisair)

(Voor de EER relevante tekst)

2014/C 28/02

Op 18 december 2013 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/en/index.htm) onder documentnummer 32013M7021. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Raad

31.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 28/2


Conclusies van de Raad over de globale dimensie van het Europese hoger onderwijs

2014/C 28/03

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

OVERWEGENDE HETGEEN VOLGT:

1.

Bij de Verklaring van Bologna van 19 juni 1999 werd een intergouvernementeel proces ingesteld waarmee werd beoogd een Europese hogeronderwijsruimte (EHOR) tot stand te brengen, welke door de Europese Unie actief wordt ondersteund; de met hoger onderwijs belaste ministers van de deelnemende landen hebben tijdens hun bijeenkomst in april 2012 in Boekarest de Mobility for Better Learning Strategy 2020 voor het EHOR aangenomen, als integrerend deel van hun inspanningen om de internationalisering van het hoger onderwijs te bevorderen (1).

2.

Volgens Richtlijn 2004/114/EG (2) van de Raad van 13 december 2004 betreffende de voorwaarden voor de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op studie, scholierenuitwisseling, onbezoldigde opleiding of vrijwilligerswerk, heeft het optreden van de Gemeenschap op het gebied van onderwijs onder meer tot doel van Europa een wereldcentrum voor onderwijs en beroepsopleiding van topkwaliteit te maken.

3.

Richtlijn 2005/71/EG (3) van de Raad van 12 oktober 2005 betreffende een specifieke procedure voor de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op wetenschappelijk onderzoek heeft een soortgelijk doel, namelijk ervoor zorgen dat de Gemeenschap voor onderzoekers uit de hele wereld aantrekkelijker wordt en haar positie als mondiaal centrum voor onderzoek wordt versterkt.

4.

In de internationale strategie die werd aangenomen tijdens de bijeenkomst van de Bolognaministers in mei 2007 in Londen (4), wordt benadrukt dat de Europese hogeronderwijsruimte open en aantrekkelijk voor andere delen van de wereld dient te zijn, en dat de samenwerking op hogeronderwijsgebied en de beleidsdialoog met landen buiten Europa moeten worden geïntensiveerd.

5.

In de Raadsconclusies van 12 mei 2009 betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding wordt benadrukt dat de lidstaten moeten worden gesteund in hun pogingen om, dankzij nauwe synergie met het Bolognaproces, het hoger onderwijs te moderniseren, met name uit het oogpunt van kwaliteitsborging, erkenning, mobiliteit, en transparantie.

6.

De in juni 2010 aangenomen Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei (5) bevat de specifieke doelstelling de onderwijsniveaus te verhogen, in het bijzonder door te bewerkstelligen dat uiterlijk in 2020 ten minste 40 % van alle jongeren met goed gevolg tertiair of gelijkwaardig onderwijs heeft voltooid.

7.

In de conclusies van de Raad van 11 mei 2010 over de internationalisering van het hoger onderwijs (6) wordt onderstreept dat programma's inzake internationale samenwerking en politieke beleidsdialogen met derde landen op het gebied van hoger onderwijs niet alleen de kennisoverdracht vergemakkelijken, maar ook de kwaliteit en het internationaal aanzien van het Europese hoger onderwijs bevorderen, onderzoek en innovatie stimuleren, mobiliteit en interculturele dialoog aanmoedigen en tevens helpen om overeenkomstig de doelstellingen van het externe beleid van de EU de internationale ontwikkeling te bevorderen.

8.

Volgens de conclusies van de Raad van 28-29 november 2011 over een benchmark betreffende leermobiliteit (7) houdt die benchmark in dat in de EU uiterlijk in 2020 gemiddeld ten minste 20 % van de afgestudeerden van het hoger onderwijs een aan het hoger onderwijs gerelateerde studie- of opleidingsperiode (bijvoorbeeld in de vorm van een stage) in het buitenland dienen te hebben doorgebracht.

9.

In de conclusies van de Raad van 28-29 november 2011 over de modernisering van het hoger onderwijs wordt gunstig gereageerd op het voornemen van de Commissie een EU-strategie voor internationaal hoger onderwijs uit te werken die gericht is op grotere internationale aantrekkingskracht en zichtbaarheid, en met partners samen te werken ter versterking van de betrekkingen en van de capaciteitsopbouw in het hoger onderwijs.

ALSMEDE IN HET LICHT VAN:

de door het voorzitterschap georganiseerde conferentie The European Higher Education in the World, op 5 en 6 september 2013 in Vilnius, die duidelijk heeft gemaakt dat de lidstaten en de hogeronderwijsinstellingen integrale internationaliseringsstrategieën moeten ontwikkelen, die:

de kwaliteit en het concurrentievermogen van het Europese hoger onderwijs vergroten;

verder reiken dan mobiliteit, en in de curricula en onderwijs- en leerprocessen naar opzet en inhoud meer en meer ruimte bieden aan de globale dimensie (ook wel „internationalisering in eigen land” genoemd);

zich richten op een diverser en breder studentenpubliek, dankzij het combineren van nieuwe digitale hulpmiddelen met meer traditionele onderwijs- en leervormen, met dien verstande dat hoge kwaliteit gewaarborgd blijft;

de ontwikkelingssamenwerking versterken, door middel van strategische partnerschappen en capaciteitsopbouw.

NEEMT MET BELANGSTELLING KENNIS VAN:

de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's betreffende het Europese hoger onderwijs in de wereld (8); en

de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, getiteld Naar een opener onderwijs: innovatief onderwijzen en leren voor iedereen met nieuwe technologie en open leermiddelen  (9).

CONSTATEERT HET VOLGENDE:

1.

Er is voor het hoger onderwijs een sleutelrol weggelegd bij het vormen van geëngageerde, mondige burgers die zich hebben kunnen ontplooien, en het is een krachtige motor voor slimme, duurzame en inclusieve samenlevingen, individuele welvaart en economische groei. De internationale mobiliteit van mensen en het integreren van een mondiaal perspectief in hogeronderwijsprogramma's kunnen die ontwikkeling verder bevorderen.

2.

De kracht van de Europese hogeronderwijsstelsels ligt besloten in het verzorgen van hoogwaardig onderwijs en onderzoek, in de diversiteit van de instellingen en in de Europese steun voor samenwerking op gebieden waar dat meerwaarde oplevert, zoals gezamenlijke en dubbele masteropleidingen, promovendiopleidingen („doctoral schools”) en promotietrajecten, alsmede internationale partnerschappen.

3.

In het huidige economische klimaat komt aan het hoger onderwijs en aan tertiair beroepsonderwijs en -opleiding een cruciale rol toe om de Europese onderzoeks- en innovatiecapaciteit te vergroten en daarvoor de hooggeschoolde personele middelen te leveren die nodig zijn voor het scheppen van banen, economische groei en welvaart.

4.

De competenties van afgestudeerden sluiten niet altijd aan bij de evoluerende behoeften van de arbeidsmarkt en de samenleving, en werkgevers in de overheids- en de privésector maken melding van mismatches en problemen bij het vinden van kandidaten die in de behoeften van een kennisgebaseerde economie kunnen voorzien.

5.

De vergrijzing zal de komende decennia waarschijnlijk een bepalende factor zijn in de EU, omdat de aanhoudend lage geboortecijfers het tekort aan vaardigheden op het niveau van afgestudeerden voor de Europese werkgevers alleen maar dreigen te verergeren.

6.

Als bronnen van kennis en innovatie hebben instellingen voor hoger onderwijs ook de maatschappelijke verantwoordelijkheid om zowel in nationaal verband als op ruimere schaal bij te dragen tot de menselijke ontwikkeling en het gemeenschappelijk welzijn.

IS VAN MENING DAT:

1.

De actieve betrokkenheid van internationale personeelsleden, onderzoekers en studenten in de Europese hogeronderwijsinstellingen, het verlenen van financiële en organisatorische steun voor de internationale mobiliteit van studenten en personeel, en grotere inspanningen voor het internationaliseren van onderwijsprogramma's kunnen studenten helpen competenties te verwerven die relevant zijn voor de mondiale arbeidsmarkt.

2.

De lidstaten en de Europese hogeronderwijsinstellingen hebben — met steun van de Unie — aanzienlijke vooruitgang geboekt bij het ontwikkelen van mechanismen voor een grensoverschrijdende kwaliteitsborging en de erkenning van diploma's in het kader van het proces van Bologna, via netwerken zoals ENIC/NARIC en door middel van acties als de programma's Erasmus Mundus en Tempus.

3.

De mondiale opkomst van vrije leermiddelen, vrij lesmateriaal („open courseware”) en „massive open online courses” (MOOC's) is een internationale ontwikkeling die belangrijke implicaties kan hebben voor de hogeronderwijsstelsels en kansen kan creëren voor vernieuwende vormen van grensoverschrijdende samenwerking over de hele wereld.

VERZOEKT DE LIDSTATEN DERHALVE WAAR PASSEND MET DE HOGERONDERWIJSINSTELLINGEN SAMEN TE WERKEN, DAARBIJ TERDEGE HUN AUTONOMIE IN ACHT NEMEND, OM:

1.

samen met de betrokken belanghebbenden integrale strategische internationaliseringsmethoden te ontwikkelen op de volgende drie kerngebieden:

a)

mobiliteit van studenten en personeel;

b)

de internationalisering van onderwijsprogramma's en digitaal leren;

c)

strategische samenwerking, partnerschappen en capaciteitsopbouw.

2.

een internationale, in beide richtingen werkende diploma- en studieonderdelenmobiliteit voor studenten te bevorderen, en kansen te scheppen voor personeelsmobiliteit tussen Europa en derde landen, onder andere door:

i)

een belangrijke mobiliteitscomponent voor studenten, onderzoekers en personeel in de internationaliseringsstrategieën in te bouwen en daaromheen een kwaliteitskader te ontwikkelen dat onder meer begeleidings- en adviesdiensten kan omvatten;

ii)

regelingen voor onderlinge mobiliteit, in wederzijds belang, tussen de EU en derde landen te ontwikkelen — met een redelijk evenwicht tussen fysieke en virtuele, en tussen inkomende en uitgaande mobiliteit — die een breed terrein bestrijken, met de nodige aandacht voor gebieden met tekorten aan vaardigheden;

iii)

steun te verlenen voor de erkenning van in het buitenland door internationaal mobiele studenten, onderzoekers en personeelsleden verworven studiepunten, diploma's, opleidingstitels en competenties, in overeenstemming met de nationale wetgeving en praktijk;

iv)

meer nadruk te leggen op leerresultaten en op samenhang met Europese transparantie-instrumenten als het Europees systeem voor het verzamelen en overdragen van studiepunten, het diplomasupplement en het Europees kwalificatiekader, alsook met kwaliteitsborgingsmechanismen; alsmede

v)

sneller vooruitgang te boeken met de voorgestelde herschikking van de richtlijnen betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op onderzoek en studie.

3.

internationalisering in eigen land en digitaal leren te bevorderen, door een grote meerderheid van de Europese studenten die niet deelnemen aan acties voor fysieke mobiliteit, toch de gelegenheid te geven internationale vaardigheden op te doen, onder andere dankzij:

i)

hoogwaardige, aan de behoeften van de studenten beantwoordende faciliteiten en studentendiensten in het tertiair onderwijs;

ii)

doeltreffend gebruik van de internationale ervaring en competenties van het personeel van hogeronderwijsinstellingen, dat ertoe moet worden aangemoedigd bij te dragen aan de ontwikkeling van hoogwaardige internationaal georiënteerde onderwijsprogramma's ten behoeve van zowel niet-mobiele als mobiele leerders;

iii)

grotere mogelijkheden voor studenten, onderzoekers en personeelsleden tot ontwikkeling van hun taalvermogen — met name dankzij taalonderwijs in de taal van het gastland voor wie lessen volgt in een taal die niet zijn moedertaal is — waardoor de Europese talendiversiteit en de sociale integratie van studenten, onderzoekers en personeelsleden in het gastland optimaal worden benut;

iv)

grotere kansen voor internationaal coöperatief onlineleren, en verkenning van de mogelijkheden om informatie- en communicatietechnologieën en vrije leermiddelen toe te passen in nieuwe onderwijsmethoden, ten einde ruimere toegang te bewerkstelligen, de onderwijsprogramma's te internationaliseren en de weg te effenen voor nieuwe partnerschapsvormen.

4.

de vorming van partnerschappen, zowel binnen als buiten Europa, ter versterking van de institutionele capaciteit op het gebied van onderwijs, onderzoek en innovatie te bevorderen, onder andere door:

i)

onderwijsprogramma's aan te bieden die ondernemerschap en innovatie stimuleren en de ontwikkeling van overdraagbare vaardigheden bevorderen, en voorts internationale opleidingsmogelijkheden te scheppen door nauwe samenwerking met werkgevers binnen en buiten de EU;

ii)

de nadruk te helpen leggen op de specifieke kracht en prioriteiten van elke hogeronderwijsinstelling, als middel om doelmatig en doeltreffend gebruik van overheidsinvesteringen te garanderen;

iii)

de resterende obstakels voor het ontwikkelen en invoeren van gezamenlijke, dubbele en meervoudige masteropleidingen weg te werken, en de voorzieningen voor kwaliteitsborging en grensoverschrijdende erkenning te verbeteren;

iv)

de samenhang tussen de internationaliseringsstrategieën van de lidstaten en het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van de EU te bevorderen door rekening te houden met de beginselen billijkheid en partnerlandownership, en met de behoeften van de hogeronderwijsinstellingen;

v)

gebruik te maken van de ervaringen van studenten, onderzoekers en personeelsleden uit derde landen als ambassadeurs voor de samenwerking met hogeronderwijsinstellingen in die landen;

vi)

hogeronderwijsinstellingen aan te moedigen hun eigen algemene internationaliseringsstrategie uit te stippelen, in het besef dat internationalisering een horizontaal karakter heeft en van invloed is op alle terreinen van het academische leven — zoals onderzoek, onderwijs, management, administratie en dienstverlening — en hen daarbij te ondersteunen.

IS INGENOMEN MET HET VOORNEMEN VAN DE COMMISSIE OM:

1.

steun te verlenen aan de inspanningen van de lidstaten en de hogeronderwijsinstellingen om integrale internationaliseringsstrategieën te volgen en de kansen voor internationale samenwerking op hogeronderwijsgebied te benutten die worden geboden in de programma's Erasmus+ en Horizon 2020, onder andere door:

i)

meer financiële steun te verlenen, via Erasmus+, voor de mobiliteit van lerenden en personeelsleden van en naar derde landen, en via de Marie Skłodowska-Curie-acties in het kader van Horizon 2020, voor de mobiliteit van onderzoekers van en naar derde landen;

ii)

internationale consortia van hogeronderwijsinstellingen voor de ontwikkeling van gezamenlijke diploma's op masters- en doctoraal niveau te steunen via respectievelijk Erasmus+ en de Marie Skłodowska-Curie-acties, en aan studenten en promovendi kansen op studie- en onderzoeksbeurzen op hoog niveau te bieden;

iii)

steun te verlenen aan strategische partnerschappen voor samenwerking en innovatie in het hoger onderwijs, met name partnerschappen voor capaciteitsopbouw tussen hogeronderwijsinstellingen in de EU en in derde landen.

2.

zich in samenwerking met de lidstaten ervoor in te zetten dat overal ter wereld het Europese hoger onderwijs aantrekkelijker en diverser wordt, onder andere door:

i)

via internationale samenwerking en dialoog de kwaliteit en de transparantie te verhogen, grensoverschrijdende kwaliteitsborging te begunstigen, en de vergelijkbaarheid van kwalificatie-, studiepunten- en erkenningssystemen te bevorderen;

ii)

de academische mobiliteit te verbeteren door het Erasmus-handvest voor het hoger onderwijs aan te vullen, onder meer met richtsnoeren inzake zelfevaluatie en monitoring door de hogeronderwijsinstellingen;

iii)

voor zover van toepassing, met inachtneming van de autonomie van de hogeronderwijsinstellingen te ijveren voor de implementatie van U-Multirank, het nieuwe multidimensionale, internationale transparantie-instrument, bedoeld om de vergelijkbaarheid van hogeronderwijsinstellingen te vergroten;

iv)

ertoe bij te dragen dat de lidstaten en de nationale promotiebureaus en alumniverenigingen onderling samenwerken door informatie uit te wisselen en gezamenlijk acties te ondernemen en te coördineren, om Europa als hoogstaande bestemming voor studie en onderzoek aan te prijzen, bijvoorbeeld op studentenbeurzen en door middel van gezamenlijke promotie-instrumenten.

3.

de samenwerking bij hoger onderwijs ten behoeve van innovatie en ontwikkeling tussen de Unie en haar mondiale partners te bevorderen, onder andere door:

i)

overeenkomstig het externe beleid van de Unie, bilaterale en multilaterale beleidsdialogen met cruciale internationale partners te voeren;

ii)

het Europees Instituut voor innovatie en technologie en zijn kennis- en innovatiegemeenschappen te gebruiken als toegangspoort tot internationale samenwerking inzake innovatie, onderzoek en hoger onderwijs, om maatschappelijke uitdagingen te kunnen aangaan;

iii)

de beleidsvorming op het gebied van internationaal onderwijs meer en beter op empirische gegevens te doen steunen, door middel van onderzoek, verzameling en analyse van statistische gegevens, en dialoog met deskundigen.


(1)  Communiqué van Boekarest van 27 april 2012, blz. 3.

(2)  PB L 375 van 23.12.2004, blz. 12.

(3)  PB L 289 van 3.11.2005, blz. 15.

(4)  „The European Higher Education Area in a Global Setting”.

(5)  EUCO 13/10.

(6)  PB C 135 van 26.5.2010, blz. 12.

(7)  PB C 372 van 20.12.2011, blz. 31.

(8)  12453/13.

(9)  14116/13 + ADD 1.


31.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 28/6


BESLUIT VAN DE RAAD

van 28 januari 2014

houdende benoeming van een lid van de raad van bestuur van het Europees Agentschap voor chemische stoffen

2014/C 28/04

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) en tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (1), en met name artikel 79,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 79 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 bepaalt dat de Raad een vertegenwoordiger uit elke lidstaat tot lid van de raad van bestuur van het Europees Agentschap voor chemische stoffen („de raad van bestuur”) moet benoemen.

(2)

Bij besluit van 17 mei 2011 (2) heeft de Raad 15 leden van de raad van bestuur benoemd.

(3)

De regering van Cyprus heeft de Raad in kennis gesteld van haar voornemen de vertegenwoordiger van Cyprus in de raad van bestuur te vervangen en heeft een voordracht ingediend voor een nieuwe vertegenwoordiger, die moet worden benoemd voor de periode tot en met 31 mei 2015,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Ter vervanging van de heer Leandros NICOLAIDES, wordt de heer Anastassios YIANNAKI, van Cypriotische nationaliteit, geboren op 27 september 1957, benoemd tot lid van de raad van bestuur van het Europees Agentschap voor chemische stoffen, voor de periode van 28 januari 2014 tot en met 31 mei 2015.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 28 januari 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

G. STOURNARAS


(1)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

(2)  PB C 151 van 21.5.2011, blz. 1.


31.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 28/7


Kennisgeving aan de personen op wie de maatregelen van Besluit 2011/72/GBVB van de Raad, als gewijzigd bij Besluit 2014/49/GBVB van de Raad, en van Verordening (EU) nr. 101/2011 van de Raad, als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 81/2014 van de Raad betreffende restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Tunesië, van toepassing zijn

2014/C 28/05

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

De volgende informatie wordt ter kennis gebracht van de personen die worden genoemd in de bijlage bij Besluit 2011/72/GBVB van de Raad, als gewijzigd bij Besluit 2014/49/GBVB (1) van de Raad, en in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 101/2011 van de Raad, als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 81/2014 van de Raad (2) betreffende restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Tunesië.

De Raad van de Europese Unie heeft besloten dat de personen die in de bovengenoemde bijlagen worden genoemd, opgenomen moeten blijven in de lijst van personen en entiteiten die onderworpen zijn aan de restrictieve maatregelen van Besluit 2011/72/GBVB van de Raad betreffende restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten vanwege de situatie in Tunesië.

De betrokken personen kunnen, onder overlegging van bewijsstukken, op onderstaand adres een verzoek bij de Raad indienen tot heroverweging van het besluit om hen op bovengenoemde lijst te plaatsen:

Raad van de Europese Unie

Secretariaat-generaal

DG C 1C

Wetstraat 175

1048 Brussel

BELGIË

E-mail: sanctions@consilium.europa.eu

Tevens worden de betrokken personen erop geattendeerd dat zij tegen het besluit van de Raad beroep kunnen instellen bij het Gerecht van de Europese Unie, overeenkomstig de voorwaarden die zijn neergelegd in artikel 275, tweede alinea, en in artikel 263, vierde en zesde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.


(1)  PB L 28 van 31.1.2014, blz. 38.

(2)  PB L 28 van 31.1.2014, blz. 2.


Europese Commissie

31.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 28/8


Wisselkoersen van de euro (1)

30 januari 2014

2014/C 28/06

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,3574

JPY

Japanse yen

139,28

DKK

Deense kroon

7,4622

GBP

Pond sterling

0,82380

SEK

Zweedse kroon

8,8347

CHF

Zwitserse frank

1,2233

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

8,4680

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

27,594

HUF

Hongaarse forint

310,97

LTL

Litouwse litas

3,4528

PLN

Poolse zloty

4,2312

RON

Roemeense leu

4,5110

TRY

Turkse lira

3,0808

AUD

Australische dollar

1,5459

CAD

Canadese dollar

1,5176

HKD

Hongkongse dollar

10,5421

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,6624

SGD

Singaporese dollar

1,7323

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 469,53

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

15,2700

CNY

Chinese yuan renminbi

8,2302

HRK

Kroatische kuna

7,6605

IDR

Indonesische roepia

16 551,39

MYR

Maleisische ringgit

4,5417

PHP

Filipijnse peso

61,527

RUB

Russische roebel

47,8025

THB

Thaise baht

44,745

BRL

Braziliaanse real

3,2955

MXN

Mexicaanse peso

18,1111

INR

Indiase roepie

85,0840


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

31.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 28/9


Mededeling van de Commissie overeenkomstig artikel 16, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap

Intrekking van openbaredienstverplichtingen met betrekking tot geregelde luchtdiensten

(Voor de EER relevante tekst)

2014/C 28/07

Lidstaat

Italië

Betrokken route

Alghero–Bologna en omgekeerd,

Alghero–Torino en omgekeerd.

Oorspronkelijke datum waarop de openbaredienstverplichtingen van kracht zijn geworden

donderdag 1 maart 2007

Datum van intrekking

13 januari 2014

Adres waar de tekst en alle relevante informatie en/of documentatie met betrekking tot de openbaredienstverplichting kunnen worden verkregen

Referentiedocumenten: PB C 93 van 21.4.2006.

Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met:

Ministero delle Infrastrutture e dei Trasporti

Direzione Generale per Aeroporti e il Trasporto Aereo

Tel. +39 659084908 / 4041 / 4350

Fax +39 659083280

E-mail: segreteria_dgata@mit.gov.it

Internet: http://www.mit.gov.it


31.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 28/10


Kennisgeving door de Franse autoriteiten aan de Europese Commissie van de informatie overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2009/119/EG van de Raad houdende verplichting voor de lidstaten om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden

2014/C 28/08

De Franse autoriteiten geven hierbij kennis aan de Commissie van de onderstaande informatie overeenkomstig artikel 9, lid 4, van Richtlijn 2009/119/EG van de Raad van 14 september 2009 houdende verplichting voor de lidstaten om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden:

1.

De Franse autoriteiten stellen zich ten doel een hoeveelheid die overeenkomt met 30 dagen gemiddeld dagelijks verbruik aan speciale voorraden in opslag te houden.

2.

Deze opslagdoelstelling geldt voor de periode van 1 februari 2014 tot en met 31 januari 2015.

3.

De specifieke voorraden bestaan uit producten van de volgende categorieën:

motorbenzine,

reactiemotorbrandstof van het kerosinetype en

gasolie/diesel (gedistilleerde stookolie).


V Adviezen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

Europese Commissie

31.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 28/11


Bericht van opening van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op keramische tegels van oorsprong uit de Volksrepubliek China

2014/C 28/09

1.   Opening van het nieuwe onderzoek

De Europese Commissie („de Commissie”) heeft op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”) een verzoek ontvangen om een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek te openen. Dit verzoek werd ingediend door Foshan Gani Ceramic Co., Ltd en Qingyang Gani Ceramic Co., Ltd (de „Gani-groep” of „betrokken onderneming”), producenten-exporteurs uit de Volksrepubliek China („het betrokken land”).

Het nieuwe onderzoek betreft alleen een onderzoek naar de eigendomsstructuur en, als dat gerechtvaardigd is, een onderzoek op eigen initiatief naar de dumpingmarge voor wat de Gani-groep betreft.

Tegelijkertijd opent de Commissie op eigen initiatief een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening met hetzelfde toepassingsgebied, maar voor zover de beweerdelijk voorheen met de Gani-groep verbonden ondernemingen — Dongguan City Wonderful Ceramics Industrial Park Co., Ltd en Guangdong Jiamei Ceramics Co., Ltd (de „Wonderful-groep” of „betrokken onderneming”) in dezen betrokken zijn.

2.   Het onderzochte product

Dit nieuwe onderzoek heeft betrekking op plavuizen en vloer- en wandtegels, al dan niet verglaasd of geglazuurd, van keramische stoffen, blokjes en dergelijke artikelen voor mozaïeken, al dan niet verglaasd of geglazuurd, van keramische stoffen, ook indien op een drager („het onderzochte product”), momenteel ingedeeld onder de GN-codes 6907 10 00, 6907 90 20, 6907 90 80, 6908 10 00, 6908 90 11, 6908 90 20, 6908 90 31, 6908 90 51, 6908 90 91, 6908 90 93 en 6908 90 99.

3.   Bestaande maatregelen

Momenteel is een definitief antidumpingrecht van toepassing, dat is ingesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 917/2011 van de Raad (2). De Gani-groep en de Wonderful-groep zijn als verbonden partijen onderworpen aan een enkel recht van 26,3 %.

4.   Motivering van het nieuwe onderzoek

Het verzoek stoelt op door de Gani-groep verstrekt voorlopig bewijsmateriaal waaruit naar voren komt dat de omstandigheden waarop de bestaande maatregelen gebaseerd zijn, voor wat de Gani-groep betreft zijn gewijzigd en dat deze wijziging van blijvende aard is.

Er wordt beweerd dat de op aandeelhouderschap gebaseerde verhouding tussen de Gani- en de Wonderful-groep beëindigd is. Dit zou betekenen dat handhaving van de maatregelen op het huidige niveau — namelijk het eerder voor de Gani- en Wonderful-groep als geheel vastgestelde dumpingniveau — niet langer lijkt te sporen met de huidige situatie om de eerder vastgestelde gevolgen van de schade veroorzakende dumping te neutraliseren. Deze gestelde wijziging van omstandigheden heeft ook betrekking op de Wonderful-groep en rechtvaardigt de opening op eigen initiatief van een nieuw onderzoek betreffende de Wonderful-groep.

De beëindiging van de verhouding tussen de twee betrokken ondernemingen heeft beweerdelijk een economische impact op het functioneren van de twee betrokken ondernemingen en bijgevolg op hun dumpingmarges. Daarom zullen de dumpingmarges van beide betrokken ondernemingen, indien gerechtvaardigd, op eigen initiatief afzonderlijk opnieuw worden onderzocht.

De verandering in de bedrijfsstructuur is aan de Commissie meegedeeld na de mededeling van de voorlopige bevindingen van het onderzoek aan de partijen (zie overweging 97 van Verordening (EU) nr. 917/2011).

5.   Procedure

Daar de Commissie na overleg met het Raadgevend Comité tot de conclusie is gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal is om een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek te openen dat beperkt is tot de beoordeling van de eigendomsstructuur en, indien gerechtvaardigd, de dumping, opent zij hierbij overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening een nieuw onderzoek.

Er zal ook worden onderzocht of de huidige maatregelen ten aanzien van de twee betrokken ondernemingen moeten worden gehandhaafd, ingetrokken of gewijzigd.

5.1.    Procedure voor het vaststellen van dumping

5.1.1.   Onderzoek van producenten-exporteurs

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig acht, zal de Commissie de twee betrokken ondernemingen in de Volksrepubliek China een vragenlijst toezenden.

De beide ondernemingen moeten de ingevulde vragenlijst uiterlijk 37 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie indienen, tenzij anders aangegeven.

In de vragenlijst zal onder meer informatie worden gevraagd over de structuur van de onderneming(en) van de producenten-exporteurs, de activiteiten van die onderneming(en) met betrekking tot het onderzochte product, de productiekosten, de verkoop van het onderzochte product op de binnenlandse markt van het betrokken land en de verkoop van het onderzochte product aan de Unie.

5.1.2.   Aanvullende procedure voor producenten-exporteurs in het betrokken land zonder markteconomie

5.1.2.1.   Selectie van een derde land met een markteconomie

De normale waarde van de invoer uit de Volksrepubliek China zal, met inachtneming van de bepalingen van punt 5.1.2.2, overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening worden vastgesteld op basis van de prijs of de berekende waarde in een derde land met een markteconomie.

Bij het vorige onderzoek werden de Verenigde Staten van Amerika als derde land met een markteconomie gebruikt om de normale waarde voor de Volksrepubliek China vast te stellen. De Commissie is voornemens om de Verenigde Staten van Amerika opnieuw hiervoor te gebruiken. Belanghebbenden wordt hierbij verzocht om eventuele opmerkingen over de geschiktheid van deze keuze in te dienen binnen 10 dagen vanaf de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie.

5.1.2.2.   Behandeling van producenten-exporteurs in het betrokken land zonder markteconomie

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening kunnen individuele producenten-exporteurs in het betrokken land zonder markteconomie die van mening zijn dat zij het onderzochte product onder marktvoorwaarden vervaardigen en verkopen, een naar behoren onderbouwd verzoek om behandeling als marktgerichte onderneming indienen („BMO-aanvraag”). Een BMO wordt toegekend als uit de beoordeling van de BMO-aanvraag blijkt dat aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening (3) is voldaan. Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening wordt de dumpingmarge van de producenten-exporteurs aan wie een BMO is toegekend, voor zover mogelijk en onverminderd het gebruik van beschikbare gegevens uit hoofde van artikel 18 van de basisverordening, berekend op basis van hun eigen normale waarde en uitvoerprijzen.

De Commissie zal de twee betrokken ondernemingen een BMO-aanvraagformulier toesturen. Als zij om een BMO verzoeken, moeten ze het ingevulde BMO-aanvraagformulier, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 21 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie indienen.

5.2.    Andere schriftelijke opmerkingen

Alle belanghebbenden wordt hierbij verzocht om onder de voorwaarden van dit bericht hun standpunt kenbaar te maken en informatie en bewijsmateriaal in te dienen. Tenzij anders aangegeven, moeten deze informatie en het bewijsmateriaal uiterlijk 37 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie in het bezit van de Commissie zijn.

5.3.    Mogelijkheid om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord

Alle belanghebbenden kunnen een verzoek indienen om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord. Dit verzoek moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. Een verzoek om te worden gehoord over zaken die betrekking hebben op het beginstadium van het onderzoek, moet uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend. Daarna moet een verzoek om te worden gehoord, worden ingediend binnen de specifieke termijnen die de Commissie in haar correspondentie met de partijen heeft vastgesteld.

5.4.    Instructies voor schriftelijke opmerkingen en de verzending van ingevulde vragenlijsten en correspondentie

Alle schriftelijke opmerkingen (met inbegrip van de in dit bericht gevraagde informatie), ingevulde vragenlijsten en correspondentie die door de belanghebbenden worden verstrekt en waarvoor om een vertrouwelijke behandeling wordt verzocht, moeten zijn voorzien van de vermelding „Limited” (4).

Belanghebbenden die informatie met de vermelding „Limited” verstrekken, moeten hiervan krachtens artikel 19, lid 2, van de basisverordening een niet-vertrouwelijke samenvatting van deze informatie indienen, die voorzien is van de vermelding „For inspection by interested parties”. Deze samenvatting moet gedetailleerd genoeg zijn om een redelijk inzicht te verschaffen in de essentie van de als vertrouwelijk verstrekte gegevens. Als een belanghebbende die vertrouwelijke informatie verstrekt, geen niet-vertrouwelijke samenvatting daarvan verschaft met de vereiste vorm en kwaliteit, kan deze informatie buiten beschouwing worden gelaten.

Belanghebbenden moeten alle opmerkingen en verzoeken elektronisch (niet-vertrouwelijke opmerkingen via e-mail, vertrouwelijke op cd-r/dvd) indienen met opgave van hun naam, adres, e-mailadres en telefoon- en faxnummer. Volmachten en ondertekende verklaringen, die bij de BMO-aanvraagformulieren of de antwoorden op de vragenlijsten worden gevoegd, alsmede bijwerkingen daarvan moeten echter op papier, d.w.z. per post of in persoon, op onderstaand adres worden ingediend. Nadere informatie over correspondentie met de Commissie vinden de belanghebbenden op de volgende pagina van de website van het directoraat-generaal Handel: http://ec.europa.eu/trade/tackling-unfair-trade/trade-defence

Correspondentieadres van de Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Kantoor: N105 08/020

1049 Brussel

BELGIË

Fax +32 22956505

E-mail: Trade-R586-Ceramic-Tiles@ec.europa.eu

6.   Niet-medewerking

Wanneer belanghebbenden geen toegang tot de nodige gegevens verlenen, deze niet binnen de gestelde termijn verstrekken of het onderzoek ernstig belemmeren, kunnen er overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening conclusies worden getrokken op basis van de beschikbare gegevens, zowel in positieve als in negatieve zin.

Wanneer blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, kunnen deze buiten beschouwing worden gelaten en kan van de beschikbare gegevens gebruik worden gemaakt.

Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en de conclusies daarom overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kunnen de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan indien hij wel medewerking had verleend.

Indien de belanghebbende zijn antwoord niet door middel van systemen voor automatische gegevensverwerking verstrekt, wordt dit niet als niet-medewerking beschouwd, mits deze belanghebbende aantoont dat verstrekking van het antwoord in de gevraagde vorm voor hem een onredelijke extra belasting zou betekenen of onredelijke extra kosten met zich zou brengen. De belanghebbende moet onmiddellijk contact opnemen met de Commissie.

7.   Raadadviseur-auditeur

Belanghebbenden kunnen vragen dat de raadadviseur-auditeur van het directoraat-generaal Handel wordt ingeschakeld. Deze fungeert als tussenpersoon tussen de belanghebbenden en de onderzoeksdiensten van de Commissie. Hij behandelt verzoeken om toegang tot het dossier, geschillen over de vertrouwelijkheid van documenten, verzoeken om termijnverlenging en verzoeken van derden om te worden gehoord. De raadadviseur-auditeur kan een hoorzitting met een individuele belanghebbende organiseren en als bemiddelaar optreden om te garanderen dat de belanghebbenden hun recht van verweer ten volle kunnen uitoefenen.

Een verzoek om door de raadadviseur-auditeur te worden gehoord, moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. Een verzoek om een hoorzitting over zaken die betrekking hebben op het beginstadium van het onderzoek, moet uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend. Daarna moet een verzoek om te worden gehoord, worden ingediend binnen de specifieke termijnen die de Commissie in haar correspondentie met de partijen heeft vastgesteld.

De raadadviseur-auditeur kan ook een hoorzitting voor belanghebbenden organiseren waar uiteenlopende standpunten en tegenargumenten naar voren kunnen worden gebracht met betrekking tot kwesties in verband met onder andere dumping.

Belanghebbenden die contact willen opnemen, vinden de nodige gegevens en nadere informatie op de webpagina's van de raadadviseur-auditeur op de website van DG Handel: http://ec.europa.eu/commission_2010-2014/degucht/contact/hearing-officer/

8.   Tijdschema voor het onderzoek

Het onderzoek wordt overeenkomstig artikel 11, lid 5, van de basisverordening binnen 15 maanden na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie afgesloten.

9.   Verwerking van persoonsgegevens

Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (5).


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51

(2)  PB L 238 van 15.9.2011, blz. 1

(3)  De producent(en)-exporteur(s) moet(en) met name aantonen dat: i) besluiten van ondernemingen en de door hen gemaakte kosten een reactie zijn op marktsignalen, zonder staatsinmenging van betekenis; ii) ondernemingen beschikken over een duidelijke basisboekhouding die alle terreinen bestrijkt en die door een onafhankelijke instantie wordt gecontroleerd in overeenstemming met de hiervoor internationaal geldende normen; iii) er geen verstoringen van betekenis zijn die nog voortvloeien uit het vroegere systeem zonder markteconomie; iv) de faillissements- en eigendomswetten rechtszekerheid en stabiliteit bieden, en v) omrekening van munteenheden tegen de marktkoers geschiedt.

(4)  Een „Limited”-document wordt als vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51) en artikel 6 van de WTO-Overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (Antidumpingovereenkomst) beschouwd. Het is ook een beschermd document krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).

(5)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

31.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 28/15


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.7104 — Crown Holdings/Mivisa)

(Voor de EER relevante tekst)

2014/C 28/10

1.

Op 24 januari 2014 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat Crown Holdings, Inc. („Crown”, Verenigde Staten) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de EG-concentratieverordening de uitsluitende zeggenschap verkrijgt over Mivisa Envases, S.A.U. („Mivisa”, Spanje) door de verwerving van aandelen.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

Crown: ontwerp, vervaardiging en verkoop van verpakkingsproducten voor consumptiegoederen, met inbegrip van metalen conservenblikken voor voedingsmiddelen, alsook de deksels en sluitsystemen ervan,

Mivisa: vervaardiging en verkoop van metalen conservenblikken voor voedingsmiddelen, alsook de deksels en sluitsystemen ervan.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de EG-concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per faxbericht (+32 22964301), per e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer COMP/M.7104 — Crown Holdings/Mivisa, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (de „EG-concentratieverordening”).


ANDERE HANDELINGEN

Europese Commissie

31.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 28/16


Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

2014/C 28/11

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag.

ENIG DOCUMENT

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen  (2)

„CHAROLAIS”

EG-nummer: FR-PDO-0005-0838-15.11.2010

BGA ( ) BOB ( X )

1.   Naam

„Charolais”

2.   Lidstaat of derde land

Frankrijk

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel

3.1.   Productcategorie

Categorie 1.3:

Kaas

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is

De „Charolais” wordt bereid uit licht gestremde, volle rauwe geitenmelk.

De kaas wordt verkregen uit wrongel waaraan zuursel is toegevoegd en heeft een enigszins bolle, verticale cilindrische vorm. Het is een roomkleurige, stevige en gladde kaas. Hij wordt voornamelijk bedekt met geotrichum. Tijdens de rijping kunnen er met name blauwe vlekken, hoofdzakelijk van penicillium verschijnen.

Na de minimale rijpingsduur (ten minste zestien dagen na de stremming) ligt het gewicht tussen 250 en 310 gram bij een

doorsnede halverwege tussen 60 en 70 mm;

hoogte tussen 70 en 85 mm.

De Charolais bevat ten minste 45 gram droge stof per 100 gram kaas.

3.3.   Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)

3.4.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong)

De geiten worden gevoerd met gras dat volledig uit het geografische gebied afkomstig is.

Het voer bestaat uit vers gras (op de weilanden of in de trog) of hooi. Voer van monospecifieke weiden of uit eenjarige cultuurgewassen is verboden.

Het voor de geiten bestemde voederareaal bestaat per bedrijf voor minimaal 60 % uit blijvende en/of tijdelijke graslanden van ten minste vier jaar oud.

De jaarlijkse periode waarin de geiten kunnen grazen en/of groenvoer toegediend krijgen, bedraagt minimaal 150 dagen, al dan niet opeenvolgend, met inbegrip van de overgang naar ander voer:

 

Op de weilanden:

Tijdens een periode van ten minste 120 dagen bestaat minimaal een derde van het dagelijkse voer van de geiten uit vers gras dat op de weilanden groeit. Daarbij krijgen ze per geit maximaal 1,2 kg bruto hooi.

 

Als groenvoer toegediend:

Tijdens een periode van ten minste 120 dagen bestaat minimaal twee derde van het dagelijkse voer van de geiten uit vers groenvoer dat zij in de trog krijgen toegediend. Daarbij krijgen ze per geit maximaal 1 kg bruto hooi. Het gras wordt binnen 24 uur opgegeten. Alles wat na 24 uur is blijven liggen, wordt uit de troggen gehaald.

De toegelaten soorten krachtvoer zijn vastgesteld in een positieve lijst. De wei die zich op de boerderij heeft ontwikkeld, kan aan de geiten worden gegeven maar telt niet mee bij de berekening van het rantsoen. De jaarlijkse hoeveelheid krachtvoer mag niet groter zijn dan een derde van de totale jaarlijkse inname per geit (inclusief luzerne), berekend in kilo's droge stof, en 600 gram per liter melk die een geit per jaar produceert.

Het voeder van de geiten mag uitsluitend bestaan uit planten, nevenproducten en krachtvoer uit niet genetisch gemodificeerde gewassen. Op het areaal van een veehouderijbedrijf dat melk produceert die tot „Charolais” BOB wordt verwerkt, mogen geen genetisch gemodificeerde gewassen worden geteeld. Het verbod geldt voor elk gewas dat als voeder aan de dieren op het bedrijf zou kunnen worden verstrekt of dat tot besmetting zou kunnen leiden.

3.5.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden

De melkproductie en de fabricage en de rijping van de kazen vinden plaats in het geografische gebied.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz.

3.7.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering

Afgezien van de voor alle kazen geldende verplichte vermeldingen, moet elke „Charolais” die in de handel wordt gebracht, voorzien zijn van een etiket. Een gedeelte van dit etiket is gepersonaliseerd en bevat de gegevens van de producent. Het andere gedeelte is voor alle producenten hetzelfde met daarin:

de naam „Charolais”, in letters ter grootte van minimaal twee derde van de grootste letters op het etiket;

het BOB-symbool van de Europese Unie;

de etikettering kan worden aangevuld met de vermelding „Appellation d'origine protégée”.

Wanneer de kaas rechtstreeks door de producent — of door iemand die rechtstreeks onder zijn verantwoordelijkheid valt — op de boerderij of op een markt wordt verkocht, hoeft echter niet ieder product van een etiket te worden voorzien. Vermelding van de nodige gegevens op een uithangbord volstaat dan.

De organisatie die de etiketten en de uithangborden verstrekt, stelt ook de modellen daarvan vast.

De naam „Charolais”, gevolgd door de vermelding „Appellation d'origine protégée” of „AOP” (beschermde oorsprongsbenaming of BOB), moet op alle facturen en handelsdocumenten komen te staan zodra de Europese Unie tot registratie is overgegaan.

4.   Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied

De melkproductie en de fabricage en de rijping van de kazen vinden plaats in het geografische gebied, dat zich uitstrekt over het grondgebied van de volgende gemeenten:

Departement Allier (03):

De gemeenten of delen van gemeenten in de kantons:

Le Donjon: Avrilly, Chassenard, Le Bouchaud, Le Donjon, Lenax, Loddes, Luneau, Montaiguët-en-Forez, Neuilly-en-Donjon, Le Pin, Saint-Didier-en-Donjon, Saint-Léger-sur-Vouzance.

Dompierre-sur-Besbre: Coulanges, Molinet, Monétay-sur-Loire.

Jaligny-sur-Besbre: Liernolles.

Departement Loire (42):

De kantons Belmont-de-la-Loire, Charlieu.

De gemeenten of delen van gemeenten in de kantons:

La Pacaudière: Changy, La Pacaudière, Sail-les-Bains, Urbise, Vivans.

Perreux: Coutouvre, Montagny, Perreux.

Departement Rhône (69):

Het kanton Monsols.

De gemeenten of delen van gemeenten in de kantons:

Beaujeu: Les Ardillats, Avenas, Saint-Didier-sur-Beaujeu, Vernay.

Lamure-sur-Azergues: Chenelette, Claveisolles, Poule-les-Echarmeaux, Saint-Nizier-d’Azergues.

Departement Saône-et-Loire (71):

De kantons Charolles, Chauffailles, Digoin, Gueugnon, Issy-l’Evêque, La Clayette, La Guiche, Le Creusot-Est, Marcigny, Matour, Montcenis, Montchanin, Palinges, Paray-le-Monial, Saint-Bonnet-de-Joux, Semur-en-Brionnais, Toulon-sur-Arroux.

De gemeenten of delen van gemeenten in de kantons:

Bourbon-Lancy: Bourbon-Lancy, Chalmoux, Gilly-sur-Loire, Maltat, Mont, Perrigny-sur-Loire, Saint-Aubin-sur-Loire.

Buxy: Bissy-sur-Fley, Cersot, Chenôves, Culles-les-Roches, Fley, Germagny, Marcilly-lès-Buxy, Saint-Boil, Saint-Martin-d’Auxy, Saint-Martin-du-Tartre, Saint-Maurice-des-Champs, Saint-Privé, Saint-Vallerin, Saules, Savianges, Villeneuve-en-Montagne.

Cluny: Bergesserin, Buffières, Chérizet, Curtil-sous-Buffières, Donzy-le-National, Saint-André-le-Désert, Sainte-Cécile, Saint-Vincent-des-Prés.

Couches: Essertenne, Saint-Pierre-de-Varennes.

Mesvres: La Boulaye, La Chapelle-sous-Uchon, Charbonnat, Dettey, Saint-Eugène, Saint-Nizier-sur-Arroux, La Tagnière, Uchon.

Montceau-les-Mines: Montceau-les-Mines, Saint-Vallier.

Mont-Saint-Vincent: Genouilly, Gourdon, Marigny, Mary, Mont-Saint-Vincent, Le Puley, Saint-Micaud, Saint-Romain-sous-Gourdon.

Saint-Gengoux-Le-National: Sailly.

Saint-Léger-sous-Beuvray: Etang-sur-Arroux, Saint-Didier-sur-Arroux, Thil-sur-Arroux.

Tramayes: Clermain, Germolles-sur-Grosnes, Saint-Léger-sous-la-Bussière, Saint-Pierre-le-Vieux, Tramayes.

5.   Verband met het geografische gebied

5.1.   Specificiteit van het geografische gebied

Het geografische gebied van de „Charolais” ligt in de omgeving van de stad Charolles. Het betreft een streek met heuvels die de overgang markeert tussen de bergen van Auvergne in het zuiden en het Morvan-massief in het noorden. Het is een heuvelachtig terrein waarvan de hoogte varieert tussen ongeveer 200 en 900 meter.

De streek kent een koel zeeklimaat. Regelmatig over het jaar verspreid valt er 750 tot 950 mm neerslag bij niet al te grote temperatuurverschillen. De temperatuur wordt evenwel beïnvloed door het reliëf: de hoogste gebieden hebben een soort bergklimaat (koude winters).

De ondergrond bestaat hoofdzakelijk uit graniet en zure gesteenten. Plaatselijk zijn er op de oost- en westrand van het Charolais-massief sedimentformaties te vinden die soms uit kalk maar meestal uit klei of zand bestaan. Op al deze overwegend silicaathoudende gesteenten (graniet, klei, zand) hebben zich zure, vaak uitgespoelde en diepe bodems ontwikkeld.

De streek bestaat voor een groot deel uit een coulisselandschap. Het bijzondere aan dit gebied is dat hier niet zoals elders veel graslanden hebben plaatsgemaakt voor grote percelen met cultuurgewassen. Daarom bestaat bijna 90 % van de landbouwgrond die in het geografische gebied wordt gebruikt, uit voederarealen, tegen gemiddeld minder dan 50 % in het hele land. Op de weilanden groeit een grote diversiteit aan bloemen, waaronder talrijke zuurminnende soorten; het oostelijke deel van het gebied is bestempeld tot Natura 2000-gebied (gebied van communautair belang „Bocage, forêts et milieux humides du bassin de la Grosne et du Clunysois”). De verscheidenheid aan flora wordt op de tijdelijke graslanden ook bevorderd door een verbod op monospecifieke weiden en door de verplichting dat de graslanden pas na vier jaar voor begrazing mogen worden opengesteld. Dankzij deze maatregel komen er allerlei soorten op die ertegen kunnen vertrapt te worden, en tevens soorten die op grasvelden en weilanden gedijen.

Aan het eind van de negentiende eeuw werden er in Saône-et-Loire veel geiten gefokt (40 000 geiten in 1892). De productie van geitenkaas stond op een hoog niveau. Deze kaas is een „voedingsmiddel dat door alle Charollais zeer werd gewaardeerd” (La fortune agricole du Charolais — Raymond Boivin — 1924).

Historisch gezien is de productie van de „Charolais” nauw verbonden met de runderteelt, waar zij een aanvullende activiteit op vormde. De kwaliteit van de kaas leidde tot erkenning van de rol van de vrouwen, die de bereiding van de kazen voor hun rekening namen. De gehanteerde zuiveltechnologie was uitermate geschikt om hogere kaasopbrengsten uit de melk te verkrijgen. De kaasmakerij stond naast het huis zodat er steeds weer nieuwe wrongel kon worden toegevoegd, wat nodig was om deze grote kazen te fabriceren.

Vanwege zijn omvang, textuur en houdbaarheid was dit een geliefde kaas. In de jaren vijftig van de vorige eeuw bijvoorbeeld werden deze kazen zeer gewaardeerd door de mijnwerkers in het gebied die seizoenswerk op het land verrichten. Ze kochten de kaas vers en bewaarden deze in „kaaskooien”: deze „tsézires” of „chazères” worden nog altijd door de liefhebbers van de „Charolais” gebruikt.

In de jaren zestig werd de productie van kazen van zuivere geitenmelk uitgebreid met de komst van gespecialiseerde geitenhouders die geen zoogkoeien of melkvee hadden.

De verkoop van de „Charolais” ontwikkelde zich dankzij de kaasrijpers („affineurs”) of de poeliers („coquetiers”) die de kazen uit de boerderijen verzamelden om ze door te verkopen aan de kaaswinkels, slagers en kruideniers in de naburige steden Lyon en Roanne. Uiteindelijk begint de „Charolais” in de jaren zeventig grotere bekendheid te krijgen. Lange tijd was de kaas alleen een begrip in Bourgogne en het noorden van de regio Rhône-Alpes, maar nu vindt het product ook zijn weg op de grote markten van de hoofdstad. Daarmee ontwikkelt de kaas zich van een plattelandsproduct tot een product dat in de stad wordt verhandeld.

De productietechnieken die vandaag de dag gehanteerd worden, lijken nog altijd op die uit het verleden. De giststoffen die bij de fabricage van de „Charolais” worden gebruikt, zijn bij voorkeur afkomstig van eerdere bereidingen van de „Charolais”. Bovendien wordt de melk die voor de bereiding van de kaas bestemd is, in zijn rauwe en volle staat bewaard, zonder fysieke behandeling. De wrongel wordt met een lepel in hoge geperforeerde vormen met een grote diameter geschept. De gebruikte vormen zijn specifiek voor Charolais. De kaas wordt aan alle zijden handmatig gezouten en ook het keren van de kaas vindt met de hand plaats. De rijping gebeurt op een koele en vochtige plaats waar de omstandigheden gunstig zijn voor de ontwikkeling van geotrichum en soms penicillium.

5.2.   Specificiteit van het product

De „Charolais” wordt gekenmerkt door de samengestelde aroma's, de compacte roomkleurige kaasmassa en de zachte, fijne en gladde textuur. Hij heeft een uitgesproken smaak, met een plantaardige toets (gras, hooi, verse stro, paddenstoelen, …) en een vleugje droge vruchten (hazelnoot) en boter. Al deze smaakaccenten komen tot ontwikkeling tijdens de zestien dagen die minimaal nodig zijn om de „Charolais” te bereiden en te laten rijpen.

Tijdens het rijpen, dat op een koele en vochtige plek gebeurt, kan de kleur van de korst veranderen. Aanvankelijk is de kleur beige-ivoor, die vooral door geotrichum wordt veroorzaakt, maar geleidelijk kan een blauwachtige kleur ontstaan, met name dankzij de ontwikkeling van penicillium. De kaas heeft grote afmetingen voor een geitenkaas. Verder heeft hij een enigszins bolle, verticale cilindrische vorm, als van een tonnetje.

5.3.   Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA)

Door het koele zeeklimaat en de afwezigheid van droogte in de zomer, door het zachtglooiende terrein en de diepe bodems op een kiezelhoudende ondergrond zijn de omstandigheden in het geografische gebied bevorderlijk voor de ontwikkeling van een goede kwaliteit weilanden met een grote bloemenrijkdom. De regelmatige neerslag in combinatie met de vruchtbare bodems bevordert de gelijkmatige groei van het gras van het voorjaar tot het najaar. Het hooien en, in sommige gebieden, het oogsten van het nagras leveren een overvloed aan voeders op. Het landschap van Charolais is opgebouwd uit een netwerk van percelen waarin een coulisselandschap en grotendeels blijvende graslanden met elkaar zijn verbonden.

Deze weilanden vormen veruit het grootste deel van de graslanden waar het voer vandaan komt dat de geiten vers of in gedroogde vorm eten. Dankzij deze kenmerken is het geografische gebied een plek waar het houden van geiten een aanvulling vormt op het vetmesten van runderen. De „Charolais” is tevens een voortvloeisel van de lokale agrarische geschiedenis. De kaasmakerijen hebben zich ontwikkeld in een situatie met enerzijds grote voor de runderteelt bestemde stukken grond (die vooral in handen zijn van grote ondernemingen in de regio) en anderzijds talrijke kleine landbouwbedrijven die de bescheiden hoeveelheid grond waarover ze beschikken, helemaal voor het houden van geiten inrichten.

De traditionele en ambachtelijke bereidingstechnieken hebben zich gehandhaafd dankzij de lange ervaring van deze producenten, die zowel de natuurlijke omstandigheden als de gebruikte grondstof optimaal benutten. Tijdens dit proces gebeurt het aanzuren met melkzuurbacteriën bij voorkeur op basis van wei afkomstig van een eerdere stremming. Daarbij ontwikkelt zich op natuurlijke wijze een uitgebreide microbiële flora op de kazen, die dankzij de diverse handmatige behandelingen tijdens de rijping gelijkmatig wordt verspreid. Deze behandelingen zorgen er mede voor dat de typische tonvorm van de „Charolais” ontstaat.

Omdat de „Charolais” zo groot is, kan hij lange tijd onder goede omstandigheden worden bewaard. Tijdens het rijpingsproces, dat voor een geitenkaas lang duurt, ontstaat een licht gegroefde korst die deze grote kaas tegen uitdroging beschermt en hem een fijne en zachte textuur en een voortreffelijke smaak verschaft. Tijdens het rijpen, dat op een koele en vochtige plek gebeurt, kan de kleur van de korst veranderen. Aanvankelijk is de kleur beige-ivoor, die vooral door geotrichum wordt veroorzaakt, maar geleidelijk kan een blauwachtige kleur ontstaan, wanneer zich her en der penicillium ontwikkelt.

Het dieet van de geiten op basis van gras en voedergewassen in de weilanden in het geografische gebied, die door een grote verscheidenheid aan plantensoorten worden gekenmerkt, draagt bij aan de diverse aroma's en de kleur van de „Charolais”.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier

https://www.inao.gouv.fr/fichier/CDCCharolais.pdf


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. Vervangen door Verordening (EU) nr. 1151/2012.