ISSN 1977-0995

doi:10.3000/19770995.C_2013.378.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 378

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

56e jaargang
24 december 2013


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

AANBEVELINGEN

 

Raad

2013/C 378/01

Aanbeveling van de Raad van 9 december 2013 over doeltreffende maatregelen voor integratie van de Roma in de lidstaten

1

 

Europese Commissie

2013/C 378/02

Aanbeveling van de Commissie van 27 november 2013 betreffende procedurele waarborgen voor kwetsbare personen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure

8

2013/C 378/03

Aanbeveling van de Commissie van 27 november 2013 inzake het recht op rechtsbijstand voor verdachten of beklaagden in strafprocedures

11

 

Europese Centrale Bank

2013/C 378/04

Aanbeveling van de Europese Centrale Bank van 17 december 2013 aan de Raad van de Europese Unie betreffende de externe accountants van de Banque centrale du Luxembourg (ECB/2013/51)

15

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2013/C 378/05

Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten krachtens de artikelen 107 en 108 VWEU — Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt ( 1 )

16

2013/C 378/06

Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten krachtens de artikelen 107 en 108 VWEU — Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt ( 1 )

17

2013/C 378/07

Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten krachtens de artikelen 107 en 108 VWEU — Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt ( 1 )

18

2013/C 378/08

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.7100 — New Mountain Capital/Alexander Mann Solutions) ( 2 )

19

2013/C 378/09

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.6844 — GE/Avio) ( 2 )

19

2013/C 378/10

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.7096 — Eni ULX/Liverpool Bay JV) ( 2 )

20

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2013/C 378/11

Wisselkoersen van de euro

21

2013/C 378/12

Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 28 juni 2013 betreffende een ontwerpbesluit in zaak COMP/39.847/E-BOOKS — Rapporteur: Litouwen

22

2013/C 378/13

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur — E-BOOKS (Penguin) (COMP/39.847)

23

2013/C 378/14

Samenvatting van het besluit van de Commissie van 25 juli 2013 inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst (Zaak COMP/39.847/E-BOOKS) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 4750)  ( 2 )

25

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

2013/C 378/15

Officiële feestdagen in 2014

29

2013/C 378/16

Kennisgeving van de Slowaakse regering, overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (de elektriciteitsrichtlijn), in verband met de aanwijzing van Slovenská elektrizačná prenosová sústava, a. s. als transmissiesysteembeheerder in Slowakije — Transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit

31

2013/C 378/17

Kennisgeving van de Slowaakse regering, overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas (de gasrichtlijn), in verband met de aanwijzing van eustream, a. s. als transmissiesysteembeheerder in Slowakije — Transmissiesysteembeheerder voor gas

31

2013/C 378/18

Kennisgeving van de Franse regering, overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas (de gasrichtlijn), in verband met de aanwijzing van GRTgaz en TIGF als transmissiesysteembeheerders in Frankrijk

32

2013/C 378/19

Mededeling van de minister van Economische Ontwikkeling van de Italiaanse Republiek op grond van artikel 3, lid 2, van Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruikmaken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen

33

 

V   Adviezen

 

BESTUURLIJKE PROCEDURES

 

Europese Commissie

2013/C 378/20

Oproep tot het indienen van voorstellen — Hercules II/2013/Opleiding

34

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2013/C 378/21

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.7052 — Lloyds Development Capital/PostNL/TNT Post UK) ( 2 )

35

2013/C 378/22

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.7112 — Sigma Alimentos/Campofrío) — Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 2 )

36

 

Rectificaties

2013/C 378/23

Rectificatie van de oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van het meerjarenwerkprogramma 2013 voor subsidies op het gebied van het trans-Europees vervoersnetwerk (TEN-T) voor de periode 2007-2013 (PB C 361 van 11.12.2013)

37

2013/C 378/24

Rectificatie van de oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van het werkprogramma 2013 voor subsidies op het gebied van het trans-Europees vervoersnetwerk (TEN-T) voor de periode 2007-2013 (PB C 361 van 11.12.2013)

38

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst, behalve voor de producten die onder bijlage I van het Verdrag vallen

 

(2)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

AANBEVELINGEN

Raad

24.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 378/1


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 9 december 2013

over doeltreffende maatregelen voor integratie van de Roma in de lidstaten

2013/C 378/01

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 292, in samenhang met artikel 19, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) is gelijkheid een van de waarden waarop de Unie berust. Overeenkomstig artikel 3, lid 3, tweede alinea, van het VEU bestrijdt de Unie sociale uitsluiting en discriminatie en bevordert zij de bescherming van de rechten van het kind.

(2)

Overeenkomstig artikel 10 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) streeft de Unie bij de bepaling en de uitvoering van haar beleid en optreden naar bestrijding van iedere discriminatie op grond van ras of etnische afkomst.

(3)

Overeenkomstig artikel 19, lid 1, VWEU kan de Raad passende maatregelen nemen om discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid te bestrijden.

(4)

Artikel 21, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie bepaalt dat iedere discriminatie, met name op grond van geslacht, ras, kleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal of het behoren tot een nationale minderheid, verboden is.

(5)

Richtlijn 2000/43/EG van de Raad (1) voorziet in een kader ter bestrijding, in de hele EU, van discriminatie op grond van ras of etnische afstamming op het gebied van werk en opleiding, onderwijs, sociale bescherming (waaronder sociale zekerheid en gezondheidszorg), sociale voordelen en toegang tot, en levering van, goederen en diensten, waaronder huisvesting.

(6)

Voor de toepassing van deze aanbeveling wordt de term „Roma” — zoals in andere politieke documenten van het Europees Parlement en van de Raad — gebruikt als een overkoepelende term die groepen mensen met min of meer vergelijkbare culturele kenmerken omvat, zoals de Sinti, Travellers, Kalé, Gens du voyage en dergelijke, ook als zij sedentair leven.

(7)

Een groot deel van de Roma in de Unie heeft nog steeds te kampen met grote armoede, sociale uitsluiting, discriminatie en belemmeringen bij het doen gelden van hun grondrechten, hetgeen hen kwetsbaar maakt voor uitbuiting, bijvoorbeeld in het kader van de mensenhandel. Derhalve moeten voor hun sociale integratie doeltreffender maatregelen worden overwogen die op hun situatie en behoeften zijn afgestemd.

(8)

De situatie van Roma-kinderen in de Unie is bijzonder zorgwekkend als gevolg van een aantal factoren die hen bijzonder kwetsbaar en vatbaar maken voor onder meer een slechte gezondheid, slechte huisvesting, slechte voeding, uitsluiting, discriminatie, racisme en geweld. De sociale uitsluiting van Roma-kinderen wordt vaak in verband gebracht met het ontbreken van geboorteregistratie- en identiteitsdocumenten, met een lage participatie aan voor- en vroegschoolse onderwijs en opvang en hoger onderwijs, alsook met hoge schooluitvalpercentages. Segregatie is een belangrijke hinderpaal die de toegang tot hoogwaardig onderwijs in de weg staat. Sommige Roma-kinderen worden ook het slachtoffer van mensenhandel en arbeidsuitbuiting.

(9)

De Roma die onderdaan zijn van een derde land en legaal in de lidstaten verblijven, kunnen zich ook in een kwetsbare positie bevinden, met name wanneer zij in dezelfde slechte omstandigheden leven als veel Roma die burgers van de Unie zijn, en tegelijk ook kampen met de problemen waarmee veel migranten van buiten de Unie worden geconfronteerd.

(10)

In de context van mobiliteit binnen de Unie moet het recht op vrij verkeer van de burgers van de Unie en de voorwaarden voor de uitoefening ervan worden geëerbiedigd, hetgeen ook inhoudt dat zij moeten beschikken over toereikende bestaansmiddelen en over een verzekering die de ziektekosten volledig dekt, in overeenstemming met Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) en tegelijkertijd moet er worden gestreefd naar een verbetering van de levensomstandigheden van de Roma en moeten er maatregelen worden getroffen om hun economische en sociale integratie in de lidstaten van oorsprong en van verblijf te bevorderen.

(11)

In de resoluties van het Europees Parlement van 9 september 2010 over de situatie van de Roma en het vrije verkeer in de Europese Unie, en van 9 maart 2011 over de EU-strategie voor de integratie van de Roma, werd de Commissie en de lidstaten verzocht de bestaande strategieën en instrumenten van de Unie te gebruiken om de sociaaleconomische integratie van de Roma te realiseren.

(12)

In haar mededeling van 5 april 2011, met als titel „Een EU-kader voor de nationale strategieën voor integratie van de Roma tot 2020”, moedigt de Commissie de lidstaten aan om tot een alomvattende aanpak van de integratie van de Roma te komen of deze verder uit te werken, en zich achter een aantal doelstellingen te scharen op het gebied van onderwijs, werkgelegenheid, gezondheidszorg en huisvesting, om de integratie van de Roma te bespoedigen.

(13)

Op 19 mei 2011 heeft de Raad conclusies aangenomen met als titel „Een EU-kader voor de nationale strategieën voor integratie van de Roma tot 2020”, waarin uiting wordt gegeven aan de wil van de lidstaten om de sociale en economische integratie van de Roma te verbeteren.

(14)

De Europese Raad van 23 en 24 juni 2011 heeft gevraagd de conclusies van de Raad van 19 mei 2011 met spoed ten uitvoer te leggen, met name wat betreft de voorbereiding, actualisering en ontwikkeling van nationale strategieën van de lidstaten voor de integratie van de Roma dan wel van geïntegreerde pakketten beleidsmaatregelen in het kader van hun bredere beleid inzake sociale integratie ter verbetering van de situatie van de Roma.

(15)

In haar mededeling van 21 mei 2012 met als titel „Nationale strategieën voor integratie van de Roma: eerste stap van de uitvoering van het EU-kader”, heeft de Commissie de resultaten bekendgemaakt van een eerste beoordeling van alle nationale strategieën voor integratie van de Roma en van de geïntegreerde pakketten beleidsmaatregelen, en heeft zij de lidstaten verzocht een aantal aanpassingen te overwegen om vorderingen te blijven maken.

(16)

De Commissie heeft haar dialoog met de lidstaten over de integratie van de Roma geïntensiveerd, met name door in oktober 2012 het netwerk van nationale contactpunten voor de integratie van de Roma in te stellen met het oog op overleg over oplossingen voor de vastgestelde problemen. In november en december 2012 heeft een groep van nationale contactpunten voor integratie van de Roma verder besproken op welke manier de doeltreffendheid van de maatregelen voor integratie van de Roma in de lidstaten kan worden verhoogd. Die groep heeft vervolgens verslag uitgebracht aan het netwerk van nationale contactpunten voor integratie van de Roma.

(17)

In haar mededeling van 26 juni 2013, „Verdere stappen bij de uitvoering van de nationale strategieën voor integratie van de Roma”, heeft de Commissie erop gewezen dat verdere actie moet worden ondernomen om de randvoorwaarden tot stand te brengen die nodig zijn voor een geslaagde uitvoering van maatregelen waarmee zo spoedig mogelijk vaart moet worden gezet achter de integratie van de Roma.

(18)

De mededeling van de Commissie van 3 maart 2010, „Europa 2020: een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei” (de „Europa 2020-strategie”), heeft de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting een nieuwe impuls gegeven door gemeenschappelijke Europese doelen te stellen om het aantal personen dat wordt bedreigd door armoede en sociale uitsluiting te verkleinen, het percentage voortijdige schoolverlaters te verminderen en het opleidings- en werkgelegenheidsniveau te verhogen. De integratie van de Roma is in deze context een essentieel onderdeel van de coherente inspanningen die de Unie en de lidstaten leveren. De huidige governance in het kader van het Europees semester bevordert de uitvoering van de relevante landenspecifieke aanbevelingen, en de conclusies van de Raad van 20 juni 2013, „Naar sociale investering voor groei en cohesie” zorgen voor verdere sturing van de inspanningen gericht op inclusieve groei.

(19)

In het licht van de bovenstaande overwegingen en de vastgestelde tekortkomingen moet de doeltreffendheid van de maatregelen voor integratie van de Roma worden verbeterd en gecontroleerd. Daarbij moeten het subsidiariteitsbeginsel en de primaire verantwoordelijkheid van de lidstaten op dit gebied volledig in acht worden genomen, ermee rekening houdend dat het verzamelen van gegevens op etnische gronden gevoelig kan liggen en in het besef dat de lidstaten hun eigen methoden van toezicht, inclusief passende methoden voor eventuele gegevensverzameling, en mogelijke indicatoren moeten kiezen.

(20)

Deze aanbeveling beoogt voort te bouwen op de diverse aanbevelingen die eerder in de resoluties van het Europees Parlement, de conclusies van de Raad en de mededelingen van de Commissie met betrekking tot integratie van de Roma zijn gedaan, en moet de bestaande Uniewetgeving ter bestrijding van discriminatie aanvullen teneinde de uitvoering en handhaving ervan doeltreffender te helpen maken.

(21)

Deze aanbeveling heeft geen betrekking op verschillen in behandeling op grond van nationaliteit, en doet geen afbreuk aan bepalingen en voorwaarden die verband houden met de wettelijke status van onderdanen van derde landen en staatlozen op het grondgebied van de lidstaten op grond van het nationaal recht of het recht van de Unie, noch aan de juridische gevolgen van die status.

(22)

In de Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) wordt de lidstaten verzocht een geïntegreerde aanpak vast te stellen die gericht is op de leniging van de specifieke behoeften van geografische gebieden die het hardst door armoede worden getroffen of van doelgroepen waarvoor het risico van discriminatie of sociale uitsluiting het grootst is, met bijzondere aandacht voor gemarginaliseerde gemeenschappen. Verordening (EU) nr. 1304/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) omvat voor de programmeringsperiode 2014-2020 een investeringsprioriteit inzake de sociaaleconomische integratie van gemarginaliseerde gemeenschappen als de Roma, ter aanvulling van de andere Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF) (5),

WIJZEND OP HET VOLGENDE:

DOEL

Het doel van deze aanbeveling is de lidstaten te helpen de doeltreffendheid van hun maatregelen voor de integratie van de Roma te verhogen en te zorgen voor een betere uitvoering van de nationale strategieën voor integratie van de Roma of de geïntegreerde pakketten beleidsmaatregelen in het kader van hun bredere beleid inzake sociale integratie, met als doel de situatie van de Roma te verbeteren en de eventuele kloof tussen de Roma en de bevolking in het algemeen te dichten.

De omvang en de sociale en economische situatie van de Romabevolking verschillen aanzienlijk per lidstaat. Een nationale aanpak van de integratie van de Roma moet daarom worden toegesneden op de specifieke omstandigheden en behoeften ter plaatse, onder meer door in een breder verband beleidsmaatregelen te nemen of voort te zetten die op gemarginaliseerde en achtergestelde groepen, zoals de Roma, zijn gericht.

Deze aanbeveling is uitdrukkelijk gericht op maatregelen ter bevordering van de integratie van de Roma, zonder andere gemarginaliseerde en achtergestelde groepen te willen uitsluiten. Integratiemaatregelen moeten gebaseerd zijn op dezelfde beginselen in vergelijkbare omstandigheden.

BEVEELT HET VOLGENDE AAN DE LIDSTATEN AAN:

1.   ESSENTIËLE BELEIDSVRAAGSTUKKEN

Doeltreffende beleidsmaatregelen

1.1.

De lidstaten nemen gerichte beleidsmaatregelen om de gelijke behandeling van de Roma en de eerbiediging van hun grondrechten te waarborgen en zo volledige en daadwerkelijke gelijkheid te stimuleren, waarbij de Roma gelijke toegang hebben tot onderwijs, werk, gezondheidszorg en huisvesting. Dit doel kan worden bereikt door middel van algemene of gerichte maatregelen of een combinatie van beide, met inbegrip van specifieke maatregelen ter voorkoming of compensatie van achterstandsfactoren, met bijzondere aandacht voor de genderdimensie.

1.2.

Zij nemen maatregelen die gebaseerd kunnen zijn op sociaaleconomische indicatoren, zoals hoge langdurige werkloosheid, onderwijsniveau en gezondheidsparameters, of toegesneden kunnen zijn op geografische gebieden die gemarginaliseerd en/of gesegregeerd zijn.

Toegang tot onderwijs

1.3.

De lidstaten nemen effectieve maatregelen om ervoor te zorgen dat Roma-meisjes en -jongens gelijk worden behandeld en onbelemmerde toegang hebben tot hoogwaardig algemeen onderwijs, en om ervoor te zorgen dat alle Roma-leerlingen ten minste het verplichte onderwijs voltooien (6). Dit doel kan worden verwezenlijkt door onder meer de volgende maatregelen:

a)

een einde te maken aan gescheiden onderwijs;

b)

Roma-leerlingen niet meer zonder bijzondere reden op speciale scholen te plaatsen;

c)

voortijdig schoolverlaten (7) op alle onderwijsniveaus te verminderen, ook in het secundair onderwijs en het beroepsonderwijs;

d)

de toegang tot en de kwaliteit van het voor- en vroegschools onderwijs en de opvang te verbeteren, met inbegrip van gerichte ondersteuning, indien nodig;

e)

rekening te houden met de behoeften van individuele leerlingen en hierop passend in te spelen, in nauw overleg met het gezin waaruit zij komen;

f)

inclusieve en op maat gesneden onderwijs- en leermethoden toe te passen, met inbegrip van leerondersteuning voor leerlingen die leermoeilijkheden hebben en maatregelen ter bestrijding van analfabetisme, en de beschikbaarheid en het gebruik van buitenschoolse activiteiten te bevorderen;

g)

de ouders aan te moedigen meer betrokkenheid te tonen en door de leerkrachten beter op te leiden, waar nodig;

h)

Roma aan te moedigen secundair en tertiair onderwijs te volgen en te voltooien;

i)

de toegang tot het tweedekansonderwijs en volwassenenonderwijs te verbeteren, en ondersteuning te bieden bij de overgang tussen onderwijsniveaus en bij de verwerving van vaardigheden die zijn aangepast aan de behoeften van de arbeidsmarkt.

Toegang tot werk

1.4.

De lidstaten nemen effectieve maatregelen om ervoor te zorgen dat de Roma gelijk worden behandeld wat betreft toegang tot de arbeidsmarkt en werkgelegenheidskansen. Dit doel kan worden verwezenlijkt door onder meer de volgende maatregelen:

a)

de eerste werkervaring, beroepsonderwijs, opleiding op de werkplek, een leven lang leren en ontwikkeling van vaardigheden te ondersteunen;

b)

zelfstandige arbeid en ondernemerschap te ondersteunen;

c)

de Roma gelijke toegang te geven tot algemene openbare diensten voor arbeidsvoorziening, naast diensten ten behoeve van individuele werkzoekenden, met aandacht voor persoonlijke begeleiding en individuele planning, en, in voorkomend geval, te bevorderen dat er voor hen banen bij de overheid beschikbaar zijn;

d)

belemmeringen, zoals discriminatie, bij het (her)toetreden tot de arbeidsmarkt uit de weg te ruimen.

Toegang tot gezondheidszorg

1.5.

De lidstaten nemen effectieve maatregelen om er op basis van algemene toelatingscriteria voor te zorgen dat Roma gelijk worden behandeld wat betreft de toegang tot voor iedereen toegankelijke gezondheidsdiensten (8). Dit doel kan worden verwezenlijkt door onder meer de volgende maatregelen:

a)

belemmeringen voor de toegang tot voor de gehele bevolking toegankelijke gezondheidszorg weg te nemen;

b)

de toegang te verbeteren tot medische controles, pre- en postnatale zorg en voorlichting over gezinsplanning, alsmede tot seksuele en reproductieve gezondheidszorg, die doorgaans door nationale gezondheidsdiensten worden aangeboden;

c)

de toegang te verbeteren tot gratis vaccinatieprogramma's voor kinderen en vaccinatieprogramma's voor bepaalde groepen die het grootste risico lopen en/of in gemarginaliseerde en/of afgelegen gebieden wonen;

d)

de bewustmaking over gezondheid en gezondheidsvraagstukken te stimuleren.

Toegang tot huisvesting

1.6.

De lidstaten nemen effectieve maatregelen om ervoor te zorgen dat de Roma gelijk worden behandeld wat betreft de toegang tot huisvesting. Dit doel kan worden verwezenlijkt door onder meer de volgende maatregelen:

a)

ruimtelijke segregatie weg te nemen en desegregatie aan te moedigen;

b)

niet-discriminerende toegang tot sociale huisvesting te bevorderen;

c)

verblijfslocaties voor niet-sedentaire Roma ter beschikking te stellen, afhankelijk van lokale behoeften;

d)

te zorgen voor toegang tot openbare voorzieningen (zoals water, elektriciteit en gas) en infrastructuur voor huisvesting overeenkomstig nationale wettelijke voorschriften.

1.7.

Indien nodig zorgen de lidstaten ervoor dat lokale autoriteiten in hun aanvragen voor stadsvernieuwingsprojecten ook geïntegreerde huisvesting voor gemarginaliseerde gemeenschappen opnemen.

1.8.

De lidstaten bevorderen lokale, vanuit de gemeenschap geleide ontwikkelings- en/of geïntegreerde territoriale investeringen die worden ondersteund door de ESIF.

Financiering

1.9.

De lidstaten wijzen voor de uitvoering van en de controle op hun nationale en lokale strategieën en actieplannen passende middelen toe uit alle beschikbare financieringsbronnen (lokaal, nationaal, van de Unie en internationaal), teneinde de doelstellingen op het gebied van de integratie van de Roma te verwezenlijken door middel van algemene of gerichte maatregelen.

1.10.

Het bevorderen van sociale integratie en het bestrijden van armoede en discriminatie, met inbegrip van onder meer de sociaaleconomische integratie van gemarginaliseerde gemeenschappen als de Roma, moeten worden vergemakkelijkt door ten minste 20 % van de totale ESF-middelen in elke lidstaat toe te wijzen voor investeringen in mensen als bedoeld in de artikelen 3 en 4 van de Verordening (EU) nr. 1304/2013.

1.11.

Afhankelijk van de omvang en de sociale en economische situatie van hun Roma-gemeenschappen en de kloof tussen Roma en niet-Roma-bevolkingsgroepen, alsmede van de uitdagingen die in de context van het Europees semester zijn vastgesteld voor een aantal lidstaten, nemen de lidstaten passende maatregelen om de integratie van de Roma op te nemen als prioriteit in de partnerschapsovereenkomsten over het gebruik van deESIF (9) voor de periode 2014-2020.

1.12.

De lidstaten verbeteren hun beheer-, controle- en evaluatiecapaciteiten met technische bijstand van de ESIF, en zij faciliteren het gebruik van nationale middelen en middelen van de Unie om de lokale autoriteiten en organisaties van het maatschappelijk middenveld te ondersteunen bij de opbouw van hun capaciteit, zodat zij de projecten ook daadwerkelijk kunnen uitvoeren.

1.13.

De lidstaten zorgen ervoor dat de publieke middelen voor de uitvoering van nationale strategieën of geïntegreerde pakketten beleidsmaatregelen voor de integratie van de Roma gericht worden toegewezen ten behoeve van de specifieke behoeften van de Roma of van geografische gebieden die het meest worden getroffen door armoede en sociale uitsluiting, met inachtneming van de genderdimensie.

2.   HORIZONTALE BELEIDSMAATREGELEN

Bestrijding van discriminatie

2.1.

De lidstaten blijven zich inspannen om ervoor zorgen dat Richtlijn 2000/43/EG daadwerkelijk wordt gehandhaafd, in het bijzonder door erop toe te zien dat de nationale, regionale en lokale bestuursrechtelijke bepalingen niet-discriminerend zijn en niet leiden tot segregatiepraktijken. De relevante rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens moet dienen als referentiepunt om vast te stellen of bepalingen en praktijken in deze context verenigbaar zijn met de mensenrechten.

2.2.

De lidstaten passen, waar nodig, zowel op regionaal als op lokaal niveau maatregelen toe om de segregatie van de Roma tegen te gaan. Het beleid en de maatregelen ter bestrijding van segregatie moeten vergezeld gaan van passende opleidings- en voorlichtingsprogramma's, waaronder opleiding en voorlichting over de bescherming van de mensenrechten, ten behoeve van ambtenaren van de lokale overheid, vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en de Roma zelf.

2.3.

De lidstaten zorgen ervoor dat gedwongen ontruimingen volledig stroken met het recht van de Unie en met andere internationale verplichtingen inzake de mensenrechten, zoals die uit hoofde van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

2.4.

De lidstaten nemen maatregelen om de discriminatie van en de vooroordelen tegen de Roma, soms zigeunerhaat genoemd, op alle terreinen van de samenleving te bestrijden. Mogelijke maatregelen zijn onder meer:

a)

de Roma-gemeenschappen en het grote publiek ervan bewustmaken dat de integratie van de Roma voordelen met zich meebrengt;

b)

het grote publiek bewust maken van de verscheidenheid van samenlevingen, en de publieke opinie attent maken op de integratieproblemen van de Roma, onder meer door die aspecten in voorkomend geval aan bod te laten komen in onderwijsprogramma's en didactisch materiaal;

c)

passende maatregelen treffen om tegen de Roma gerichte retoriek en haatzaaiende uitspraken te bestrijden, en een dam opwerpen tegen racistische, stereotiepe of anderszins stigmatiserende taal of andere gedragingen die kunnen aanzetten tot discriminatie van de Roma.

Bescherming van Roma-kinderen en Roma-vrouwen

2.5.

De lidstaten pakken alle vormen van (meervoudige) discriminatie aan waarmee Roma-kinderen en Roma-vrouwen worden geconfronteerd, en zij bestrijden geweld, daaronder begrepen huiselijk geweld, tegen vrouwen en meisjes, alsmede mensenhandel, kinderhuwelijken en gedwongen huwelijken en het bedelen met kinderen, in het bijzonder door de wetgeving te doen naleven. Daartoe moeten de lidstaten alle relevante actoren bij dit proces betrekken, met inbegrip van overheidsdiensten, het maatschappelijk middenveld en de Roma-gemeenschappen. In dit verband wordt samenwerking tussen de lidstaten aangemoedigd in situaties met een grensoverschrijdende dimensie.

Armoedebestrijding door sociale investeringen

2.6.

De lidstaten bestrijden de armoede en de sociale uitsluiting van kansarmen, onder wie de Roma, door te investeren in menselijk kapitaal en in een beleid ter bevordering van de sociale cohesie. Dit doel kan worden verwezenlijkt door onder meer de volgende maatregelen:

a)

steun te verlenen aan de Roma in alle levensfasen; hiermee wordt zo vroeg mogelijk begonnen en worden systematisch de risico's aangepakt die zij lopen, onder meer door te investeren in inclusieve voor- en vroegschools onderwijs en opvang van goede kwaliteit, gerichte jongerengarantieregelingen, een leven lang leren en maatregelen die actief ouder worden stimuleren;

b)

uitvoering te geven aan een activerings- en faciliteringsbeleid door (her)toetreding tot de arbeidsmarkt te ondersteunen door middel van gerichte of algemene regelingen ter bevordering van de werkgelegenheid, en een inclusieve arbeidsmarkt te stimuleren door discriminatie op de werkplek aan te pakken;

c)

sociale voordelen en sociale diensten die overeenkomstig de nationale wetgeving aan kansarmen, onder wie de Roma, worden verstrekt, adequater en duurzamer te maken door het sociale beleid beter te coördineren, procedures te vereenvoudigen, fraude te bestrijden en fouten tegen te gaan, ervoor te zorgen dat beroep wordt gedaan op sociale bijstandsregelingen; en passende inkomenssteun te bieden aan degenen die daarvoor in aanmerking komen.

2.7.

Afhankelijk van de omvang en de sociale en economische situatie van hun Roma-bevolking, gaan de lidstaten na of de integratie van de Roma een belangrijk onderdeel moet vormen van hun nationale hervormingsprogramma's of van hun nationale sociale verslagen in het kader van de Europa 2020-strategie.

Bevordering van zelfredzaamheid

2.8.

De lidstaten ondersteunen het actieve burgerschap van de Roma door hun sociale, economische, politieke en culturele deelname aan de samenleving, ook op lokaal niveau, te stimuleren, aangezien de actieve betrokkenheid en deelname van de Roma zelf, onder meer via hun vertegenwoordigers en organisaties, van wezenlijk belang is voor de verbetering van hun levensomstandigheden en voor een betere sociale integratie.

2.9.

Voor zover passend bij de plaatselijke integratie-aanpak bevorderen de lidstaten de opleiding en de inzet van gekwalificeerde, specifiek voor de Roma bedoelde bemiddelaars, en doen zij een beroep op bemiddeling als een van de maatregelen om de ongelijkheden weg te werken waarmee de Roma worden geconfronteerd op het gebied van toegang tot kwalitatief goed onderwijs, werkgelegenheid, gezondheidszorg en huisvesting.

2.10.

De lidstaten organiseren voorlichtingsactiviteiten om de Roma meer bewust te maken van hun rechten (met name in verband met discriminatie en de mogelijkheden die zij hebben om verhaal te zoeken) en hun burgerplichten.

3.   STRUCTURELE MAATREGELEN

Lokale maatregelen

3.1.

Met inachtneming van de bevoegdheden van de regionale en lokale autoriteiten, moedigen de lidstaten deze autoriteiten aan lokale actieplannen of strategieën of pakketten van lokale beleidsmaatregelen uit te werken in het kader van een breder beleid inzake sociale integratie; daartoe kunnen ook uitgangswaarden, benchmarks en meetbare doelstellingen voor de integratie van de Roma, alsmede passende financiering behoren.

3.2.

De lidstaten betrekken de regionale en de lokale autoriteiten en het lokale maatschappelijke middenveld bij het ontwikkelen, uitvoeren en controleren van hun nationale strategieën of geïntegreerde pakketten beleidsmaatregelen in het kader van een breder beleid inzake sociale integratie. Relevante vertegenwoordigers en belanghebbenden moeten worden betrokken bij de partnerschapsovereenkomsten en de door de ESIF medegefinancierde operationele programma's. De centrale en lokale autoriteiten moeten bij de uitvoering van die strategieën samenwerken.

Daartoe ondersteunen de lidstaten de lokale autoriteiten om de lokale uitvoering van pakketten beleidsmaatregelen te vergemakkelijken.

3.3.

De lidstaten streven op lokaal niveau naar een geïntegreerde aanpak voor gezinnen met een Roma-achtergrond die worden geconfronteerd met meerdere problemen zoals vroegtijdig schoolverlaten, schulden, armoede en een slechte gezondheid. Daartoe kan de capaciteit van de lokale autoriteiten worden versterkt, met inachtneming van de bevoegdheidsverdeling binnen elke lidstaat, om hen in staat te stellen daadwerkelijk samen te werken, niet alleen met de betrokken gezinnen en ook met, bijvoorbeeld, scholen, organisaties voor jeugdzorg, politie, gezondheidszorgorganisaties, organisaties voor welzijnszorg en woningcorporaties.

Toezicht en evaluatie van het beleid

3.4.

De lidstaten houden toezicht op en evalueren de doeltreffendheid van hun nationale strategieën of geïntegreerde pakketten beleidsmaatregelen in het kader van hun bredere beleid inzake sociale integratie. Daartoe kunnen maatregelen worden getroffen zoals het vaststellen van uitgangswaarden of meetbare doelstellingen, of kunnen kwalitatieve of kwantitatieve gegevens over de sociale en economische gevolgen van diestrategieën of maatregelen worden verzameld overeenkomstig het toepasselijk nationaal en Unierecht, met name inzake de bescherming van persoonsgegevens.

3.5.

De lidstaten maken gebruik van relevante kernindicatoren of methoden van empirisch sociaal onderzoek of gegevensverzameling om de geboekte vooruitgang regelmatig te controleren en te evalueren, met name op lokaal niveau, zodat er op doeltreffende wijze kan worden gerapporteerd over de situatie van de Roma in de lidstaten, met de eventuele steun van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten.

Organen voor de bevordering van gelijke behandeling

3.6.

De lidstaten ondersteunen het werk en de institutionele capaciteit van organen die ijveren voor gelijke behandeling door hun passende middelen toe te kennen, zodat hun rechtsbijstand en juridisch advies ook daadwerkelijk ten goede komen aan Roma die het slachtoffer zijn van discriminatie.

3.7.

De lidstaten stimuleren een regelmatige dialoog tussen de nationale contactpunten voor de integratie van de Roma en de nationale organen ter bevordering van gelijke behandeling.

Nationale contactpunten voor de integratie van de Roma

3.8.

De lidstaten geven de nationale contactpunten voor de integratie van de Roma een passende taakomschrijving en bij hun rol passende middelen opdat zij het sectoroverschrijdende toezicht van het Roma-integratiebeleid doeltreffend kunnen coördineren met het oog op de uitvoering ervan, met inachtneming van de bevoegdheidsverdeling binnen elke lidstaat.

3.9.

Zij betrekken hun nationale contactpunten voor de integratie van de Roma bij de besluitvorming over de ontwikkeling, de financiering en de uitvoering van het betrokken beleid. Deze nationale contactpunten moeten ervoor zorgen dat het maatschappelijk middenveld van de Roma gemakkelijker kan deelnemen aan en beter betrokken wordt bij de uitvoering van nationale strategieën en lokale actieplannen voor de integratie van de Roma.

Transnationale samenwerking

3.10.

De lidstaten moedigen de ontwikkeling van, en de actieve deelname aan, transnationale samenwerkingsvormen op nationaal, regionaal of lokaal niveau aan via beleidsinitiatieven, in het bijzonder projecten en bilaterale of multilaterale overeenkomsten, teneinde:

a)

samen te werken met betrekking tot vraagstukken in verband met de grensoverschrijdende mobiliteit van de Roma in de Unie; en

b)

het wederzijdse leerproces te ondersteunen en meer goede praktijken te ontwikkelen; zo zouden autoriteiten die structuurfondsen beheren samen kunnen werken aan doeltreffende maatregelen voor de integratie van de Roma.

3.11.

De in punt 3.10 bedoelde transnationale samenwerking moet een aanvulling vormen op de maatregelen die worden genomen in het kader van de nationale strategieën voor de integratie van de Roma en de geïntegreerde pakketten beleidsmaatregelen in het kader van een breder beleid inzake sociale integratie, alsmede in het kader van bestaande samenwerkingsovereenkomsten tussen de lidstaten zoals de strategie voor de Donau-regio en van andere internationale organisaties zoals de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE).

4.   VERSLAGLEGGING EN FOLLOW-UP

4.1.

De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 1 januari 2016 in kennis van maatregelen die overeenkomstig deze aanbeveling zijn genomen.

4.2.

Vervolgens stellen zij de Commissie aan het eind van elk jaar in kennis van eventuele nieuwe genomen maatregelen, samen met informatie over de vorderingen met de uitvoering van hun nationale strategie voor de integratie van de Roma of van hun geïntegreerde pakketten beleidsmaatregelen in het kader van hun bredere beleid inzake sociale integratie.

VERZOEKT DE COMMISSIE:

5.1.

Ervoor te zorgen dat de door de lidstaten verstrekte informatie zal worden gebruikt als basis voor haar jaarverslagen aan het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van de nationale strategieën voor de integratie van de Roma, en dat deze informatie via de landenspecifieke aanbevelingen zal bijdragen tot het Europees semester van de Europa 2020-strategie.

5.2.

Op deze basis de situatie van nabij volgen, en uiterlijk op 1 januari 2019 te beoordelen of deze aanbeveling moet worden herzien en geactualiseerd.

Gedaan te Brussel, 9 december 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

A. PABEDINSKIENĖ


(1)  Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming (PB L 180 van 19.7.2000, blz. 22).

(2)  Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77).

(3)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(4)  Verordening (EU) nr. 1304/2013van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Sociaal Fonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1081/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 470).

(5)  De ESIF zijn het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF), het Cohesiefonds (CF), het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV).

(6)  Het recht van kinderen op onderwijs is vervat in artikel 28 van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind.

(7)  Zie de Aanbeveling van de Raad van 28 juni 2011 inzake beleid ter bestrijding van voortijdig schoolverlaten (PB C 191 van 1.7.2011, blz. 1). Volgens een van de door de Europese Raad overeengekomen kerndoelen van Europa 2020-strategie moet het percentage voortijdige schoolverlaters onder de 10 % komen te liggen en moet ten minste 40 % van de jongeren een diploma in het hoger onderwijs of een equivalent daarvan halen.

(8)  Deze aanbeveling doet geen afbreuk aan de bepalingen van Richtlijn 2004/38/EG, die voorschrijft dat een burger van de Unie die zich binnen de Unie verplaatst „[…] voor zichzelf en voor zijn familieleden over voldoende bestaansmiddelen beschikt om te voorkomen dat zij tijdens hun verblijf ten laste komen van het socialebijstandsstelsel van het gastland, en over een verzekering beschikt die de ziektekosten in het gastland volledig dekt […]”.

(9)  Het EFRO kan worden gebruikt ter ondersteuning van infrastructuurprojecten in de sectoren gezondheidszorg, onderwijs en huisvesting.


Europese Commissie

24.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 378/8


AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

van 27 november 2013

betreffende procedurele waarborgen voor kwetsbare personen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure

2013/C 378/02

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 292,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Deze aanbeveling heeft als doel de lidstaten ertoe aan te zetten de procedurele rechten te versterken van alle verdachten en beklaagden die door hun leeftijd, geestelijke of lichamelijke toestand of handicap niet in staat zijn een strafprocedure te begrijpen en er effectief aan deel te nemen (hierna „kwetsbare personen” genoemd).

(2)

Door in deze aanbeveling minimumvoorschriften voor de bescherming van procedurele rechten van verdachten en beklaagden vast te stellen, moet het vertrouwen van de lidstaten in de strafrechtsstelsels van andere lidstaten worden bevorderd, hetgeen de wederzijdse erkenning van beslissingen in strafzaken kan helpen te verbeteren.

(3)

Het programma van Stockholm (1) legde grote nadruk op het versterken van de rechten van het individu in strafprocedures. In punt 2.4 ervan verzocht de Europese Raad de Commissie om voorstellen in te dienen voor een stapsgewijze versterking (2) van de rechten van verdachten en beklaagden.

(4)

Tot dusver zijn drie maatregelen vastgesteld, te weten Richtlijn 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad (3), Richtlijn 2012/13/EU van het Europees Parlement en de Raad (4) en Richtlijn 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad (5).

(5)

Wanneer in deze aanbeveling wordt verwezen naar de vrijheidsbeneming van verdachten of beklaagden, dienen hieronder situaties te worden verstaan waarin, in de loop van een strafprocedure, verdachten of beklaagden hun vrijheid wordt ontnomen als bedoeld in artikel 5, lid 1, onder c), EVRM, zoals uitgelegd in de rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens.

(6)

Het is uiterst belangrijk dat de kwetsbaarheid van een verdachte of beklaagde in een strafprocedure onverwijld wordt vastgesteld en erkend. Met het oog daarop moeten politiebeambten en gerechtelijke of justitiële autoriteiten een eerste beoordeling uitvoeren. De bevoegde autoriteiten moeten ook een beroep kunnen doen op een onafhankelijke expert om de mate van kwetsbaarheid en de behoeften van een kwetsbare persoon te onderzoeken, en om na te gaan of de met betrekking tot de kwetsbare persoon genomen of overwogen maatregelen geschikt zijn.

(7)

Verdachten of beklaagden moeten het recht hebben om overeenkomstig het nationaal recht de beoordeling van hun potentiële kwetsbaarheid in strafprocedures te betwisten, of hun advocaten moeten dat namens hen kunnen doen, in het bijzonder wanneer die beoordeling de uitoefening van hun grondrechten aanzienlijk zou hinderen of beperken. Dat recht houdt niet in dat de lidstaten moeten voorzien in een specifieke beroepsprocedure, een afzonderlijk mechanisme of een klachtenprocedure om het verzuim of de weigering aan te vechten.

(8)

De term „wettelijke vertegenwoordiger” duidt een persoon aan die de belangen van een kwetsbare persoon vertegenwoordigt en toezicht houdt op diens juridische zaken. Zo is een door de rechter aangeduide voogd van een kwetsbare persoon een wettelijke vertegenwoordiger.

(9)

Met de term „geschikte volwassene” wordt een familielid van de kwetsbare persoon bedoeld of een persoon die met de kwetsbare persoon een sociale band heeft, die met de autoriteiten kan communiceren en de kwetsbare persoon kan helpen bij de uitoefening van zijn of haar procedurele rechten.

(10)

Kwetsbare personen hebben passende bijstand en ondersteuning nodig tijdens een strafprocedure. Met het oog daarop moet de wettelijke vertegenwoordiger van een kwetsbare verdachte of beklaagde of een geschikte volwassene zo spoedig mogelijk op de hoogte worden gesteld van de tegen de kwetsbare persoon ingestelde strafprocedure en van de aard van de beschuldiging, de procedurele rechten en de beschikbare rechtsmiddelen. De wettelijke vertegenwoordiger of een geschikte volwassene moet zo snel mogelijk in kennis worden gesteld van de vrijheidsbeneming en van de redenen daarvoor, tenzij dat in het nadeel is van de betrokkene.

(11)

Personen die als bijzonder kwetsbaar worden erkend, zijn niet in staat de strafprocedure te volgen en te begrijpen. Om ervoor te zorgen dat hun recht op een eerlijk proces wordt gewaarborgd, mogen zij niet de mogelijkheid krijgen af te zien van hun recht op een advocaat.

(12)

Teneinde de persoonlijke integriteit van kwetsbare personen aan wie de vrijheid wordt ontnomen, te garanderen, moeten deze personen toegang hebben tot medisch onderzoek waarbij hun algemene toestand wordt beoordeeld alsook de verenigbaarheid van eventuele op hen betrekking hebbende maatregelen met hun toestand.

(13)

Kwetsbare personen zijn niet altijd in staat om de inhoud van politieverhoren waaraan zij worden onderworpen, te begrijpen. Om te vermijden dat discussie ontstaat over de inhoud van een verhoor en de betrokken persoon bijgevolg opnieuw moet worden ondervraagd, moet van het verhoor een audiovisuele opname worden gemaakt.

(14)

Afhankelijk van de specifieke omstandigheden van elke zaak, mag de mate van kwetsbaarheid geen hindernis vormen voor de toegang van de verdachte of beklaagde bij de uitoefening van zijn procedurele rechten en met het oog op het recht op effectieve rechtsmiddelen tot materieel bewijs waarover de bevoegde autoriteiten met betrekking tot de strafzaak beschikken.

(15)

Deze aanbeveling is van toepassing op kwetsbare personen die op grond van Kaderbesluit 2002/584/JBZ (6) van de Raad het voorwerp zijn van een procedure van overlevering (een procedure ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel). De bevoegde autoriteiten in de uitvoerende lidstaat moeten de specifieke procedurele rechten van deze aanbeveling toepassen op procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel.

(16)

Verwijzingen in deze aanbeveling naar passende maatregelen om personen met een handicap effectieve toegang tot de rechter te garanderen, moeten worden uitgelegd in het kader van de doelstellingen die zijn vastgelegd in het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap van 2006, in het bijzonder in artikel 13 daarvan.

(17)

Om ervoor te zorgen dat professionals die met kwetsbare personen werken zich bewust zijn van de specifieke behoeften van deze personen, moeten zij passende opleiding krijgen.

(18)

In deze aanbeveling worden de grondrechten en de beginselen die door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, in acht genomen. Zij beoogt met name het recht op vrijheid, het recht op een eerlijk proces en de rechten van verdediging te bevorderen.

(19)

De lidstaten dienen de Commissie binnen (36 maanden) na de kennisgeving van deze aanbeveling in kennis te stellen van het gevolg dat zij daaraan hebben gegeven. Op basis van die informatie moet de Commissie de door de lidstaten genomen maatregelen controleren en evalueren,

BEVEELT AAN:

AFDELING 1

ONDERWERP EN WERKINGSSFEER

1.

Deze aanbeveling roept de lidstaten ertoe op een aantal procedurele rechten van kwetsbare verdachten en beklaagden in strafprocedures en van kwetsbare personen tegen wie een procedure ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel loopt, te versterken.

2.

De specifieke procedurele rechten van kwetsbare personen moeten gelden zodra een kwetsbare persoon van strafbare feiten wordt verdacht. Deze rechten moeten blijven gelden tot aan het einde van de procedure.

3.

Kwetsbare personen moeten overeenkomstig hun belangen worden bijgestaan bij de uitoefening van hun procedurele rechten, rekening houdend met hun vermogen om de procedure te begrijpen en er effectief aan deel te nemen.

AFDELING 2

VASTSTELLING VAN DE KWETSBAARHEID VAN PERSONEN

4.

De kwetsbaarheid van personen moet onverwijld worden vastgesteld en erkend. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat alle bevoegde autoriteiten een beroep kunnen doen op een onafhankelijke expert om een medisch onderzoek uit te voeren teneinde de kwetsbaarheid van personen vast te stellen, te bepalen hoe kwetsbaar zij zijn en welke specifieke behoeften zij hebben. De expert kan een met redenen omkleed advies geven over de geschiktheid van de maatregelen die met betrekking tot de kwetsbare persoon zijn genomen of worden overwogen.

AFDELING 3

RECHTEN VAN KWETSBARE PERSONEN

Non-discriminatie

5.

Kwetsbare personen mogen niet op grond van het nationaal recht worden gediscrimineerd bij de uitoefening van de procedurele rechten waar in deze aanbeveling naar wordt verwezen.

6.

De aan kwetsbare personen toegekende procedurele rechten moeten tijdens de volledige strafprocedure worden geëerbiedigd, rekening houdend met de aard en de mate van kwetsbaarheid.

Vermoeden van kwetsbaarheid

7.

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat er ten aanzien van met name personen met een ernstige psychologische, intellectuele, lichamelijke of zintuiglijke beperking, of met een geestesziekte of cognitieve aandoening, die daardoor de procedure moeilijker begrijpen en er moeilijker effectief aan kunnen deelnemen, een vermoeden van kwetsbaarheid geldt.

Recht op informatie

8.

Personen met een handicap moeten op verzoek informatie krijgen over hun procedurele rechten op een voor hen toegankelijke wijze.

9.

Kwetsbare personen en, indien nodig, hun wettelijke vertegenwoordiger of een geschikte volwassene, moeten op de hoogte worden gebracht van de specifieke procedurele rechten waar in deze aanbeveling naar wordt verwezen, in het bijzonder die welke betrekking hebben op het recht op informatie, het recht op medische bijstand, het recht op een advocaat, de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en indien van toepassing de rechten met betrekking tot voorlopige hechtenis.

10.

De wettelijke vertegenwoordiger of een geschikte volwassene die door de kwetsbare persoon of door de bevoegde autoriteiten is aangewezen om die bij te staan, moet op het politiebureau en tijdens de rechtszittingen aanwezig zijn.

Recht op toegang tot een advocaat

11.

Als een kwetsbare persoon niet in staat is de procedure te begrijpen en te volgen, mag deze persoon geen afstand doen van het recht op toegang tot een advocaat overeenkomstig Richtlijn 2013/48/EU.

Recht op medische bijstand

12.

Kwetsbare personen aan wie de vrijheid wordt ontnomen, moeten tijdens de hele strafprocedure toegang hebben tot systematische en regelmatige medische bijstand.

Opname van verhoor

13.

Van alle verhoren die tijdens het vooronderzoek plaatsvinden, moet een audiovisuele opname worden gemaakt.

Vrijheidsbeneming

14.

De lidstaten moeten al het nodige doen om te garanderen dat in het geval van kwetsbare personen slechts als ultieme maatregel tot vrijheidsbeneming vóór veroordeling wordt overgegaan, en dat deze maatregel evenredig is en rekening houdt met de behoeften van de kwetsbare persoon. Er moeten passende maatregelen worden genomen om te garanderen dat kwetsbare personen aan wie de vrijheid wordt ontnomen toegang hebben tot redelijke voorzieningen die zijn afgestemd op hun bijzondere behoeften.

Persoonlijke levenssfeer

15.

De bevoegde autoriteiten moeten passende maatregelen nemen om de persoonlijke levenssfeer, de persoonlijke integriteit en de persoonsgegevens van kwetsbare personen, met inbegrip van hun medische gegevens, tijdens de volledige strafprocedure te beschermen.

Procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel

16.

De uitvoerende lidstaat moet garanderen dat een kwetsbare persoon tegen wie een procedure ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel loopt, bij aanhouding de specifieke procedurele rechten geniet waarnaar in deze aanbeveling wordt verwezen.

Opleiding

17.

De in strafprocedures met betrekking tot kwetsbare personen bevoegde politiebeambten en gerechtelijke of justitiële autoriteiten moeten specifieke opleiding krijgen.

AFDELING 4

MONITORING

18.

De lidstaten dienen de Commissie uiterlijk (36 maanden na de kennisgeving) in kennis te stellen van de maatregelen die zij ter uitvoering daarvan hebben genomen.

AFDELING 5

SLOTBEPALINGEN

19.

Deze aanbeveling is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 27 november 2013.

Voor de Commissie

Viviane REDING

Vicevoorzitter


(1)  PB C 115 van 4.5.2010, blz. 1.

(2)  PB C 295 van 4.12.2009, blz. 1.

(3)  Richtlijn 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures (PB L 280 van 26.10.2010, blz. 1).

(4)  Richtlijn 2012/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het recht op informatie in strafprocedures (PB L 142 van 1.6.2012, blz. 1).

(5)  Richtlijn 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel en het recht om een derde op de hoogte te laten brengen vanaf de vrijheidsbeneming en om met derden en consulaire autoriteiten te communiceren tijdens de vrijheidsbeneming (PB L 294 van 6.11.2013, blz.1).

(6)  Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (PB L 190 van 18.7.2002, blz. 1).


24.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 378/11


AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

van 27 november 2013

inzake het recht op rechtsbijstand voor verdachten of beklaagden in strafprocedures

2013/C 378/03

DE EUROPESE COMMISSIE

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 292,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Deze aanbeveling heeft als doel het recht op rechtsbijstand te versterken voor verdachten of beklaagden in strafprocedures en voor personen die worden gezocht in het kader van een procedure ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel krachtens Kaderbesluit 2002/584/JHA van de Raad (1) teneinde het recht op toegang tot een advocaat als neergelegd in Richtlijn 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad (2) te vervolledigen en afdwingbaar te maken.

(2)

Het recht op rechtsbijstand tijdens strafprocedures is neergelegd in artikel 47, lid 3, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie („het Handvest”) en in artikel 6, lid 3, onder c), van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens („EVRM”). Dit recht is ook erkend in artikel 14, lid 3, onder d), van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (ICCPR). De grondbeginselen waarop een stelsel voor rechtsbijstand moet worden gebaseerd, zijn neergelegd in de Principles and Guidelines on Access to Legal Aid in Criminal Justice Systems (Beginselen en richtsnoeren inzake de toegang tot rechtsbijstand in strafrechtstelsels) van de Verenigde Naties, die op 20 december 2012 door de Algemene Vergadering werden goedgekeurd.

(3)

Het toepassingsgebied en de inhoud van het recht op toegang tot een advocaat zijn vastgesteld in Richtlijn 2013/48/EU en geen enkele bepaling in deze aanbeveling mag worden uitgelegd als een beperking van de rechten als bedoeld in die richtlijn.

(4)

Een verdachte of beklaagde in een strafprocedure heeft recht op toegang tot een advocaat vanaf het tijdstip waarop hij, door middel van een officiële kennisgeving of op andere wijze, door de bevoegde autoriteiten ervan op de hoogte is gebracht dat hij wordt verdacht of beschuldigd van een strafbaar feit, ongeacht of hij van zijn vrijheid is beroofd. Dit recht is van toepassing totdat de procedure is beëindigd, dat wil zeggen totdat definitief is vastgesteld of de verdachte of beklaagde het strafbare feit al dan niet heeft begaan, indien van toepassing met inbegrip van de veroordeling en de uitspraak in een eventuele beroepsprocedure. Dezelfde temporele werkingssfeer zou van toepassing moeten zijn op het recht op rechtsbijstand.

(5)

In deze aanbeveling wordt onder „advocaat” eenieder verstaan die overeenkomstig het nationale recht, daaronder begrepen op grond van een door een bevoegde instantie verleende machtiging, gekwalificeerd en bevoegd is om verdachten of beklaagden juridisch advies en juridische bijstand te verlenen.

(6)

Onder „rechtsbijstand” wordt de financiering en bijstand van de lidstaat verstaan waardoor de daadwerkelijke uitoefening van het recht op toegang tot een advocaat wordt gewaarborgd. De financiering zou de kosten moeten dekken van de verdediging en de procedure voor verdachten of beklaagden in strafprocedures en gezochte personen in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel.

(7)

Verdachten of beklaagden en gezochte personen die over onvoldoende financiële middelen beschikken om alle of een deel van de kosten van de verdediging en de procedure te voldoen, zouden toegang moeten hebben tot rechtsbijstand, voor zover deze bijstand in het belang van de rechtspleging noodzakelijk is

(8)

Een verdachte of beklaagde zou niet buiten iedere redelijke twijfel hoeven aan te tonen dat hij over onvoldoende financiële middelen beschikt, zoals is vastgesteld in de jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens. Om te bepalen of het „belang van de rechtspleging” vereist dat kosteloze rechtsbijstand wordt verleend, heeft het Europees Hof voor de rechten van de mens geoordeeld dat met de niet-cumulatieve criteria van de ernst van het strafbaar feit, de zwaarte van het mogelijke vonnis, de ingewikkeldheid van de zaak of de persoonlijke situatie van de verdachte of beklaagde, rekening moet worden gehouden.

(9)

Bovendien heeft het Europees Hof voor de rechten van de mens geoordeeld dat wanneer er sprake van vrijheidsberoving is, in beginsel moet worden aangenomen dat aan het criterium inzake het belang van de rechtspleging is voldaan.

(10)

De beslissing over het al dan niet verlenen van kosteloze rechtsbijstand in een strafprocedure, zou zo tijdig moeten worden genomen dat de verdachte of de beklaagde de gelegenheid krijgt zijn zaak op concrete en doeltreffende wijze te bepleiten.

(11)

Omdat de advocatuur onafhankelijk is, is het voeren van de verdediging in wezen een zaak tussen de verdachte, beklaagde of gezochte persoon en diens vertegenwoordiger. Om ervoor te zorgen dat het professionele niveau van de rechtsbijstand zo hoog is dat een eerlijk proces gewaarborgd is, zouden de lidstaten doeltreffende systemen moeten invoeren die de algemene kwaliteit van pro-deo-advocaten waarborgen. Daartoe zouden de lidstaten erkenningsregelingen voor pro-deo-advocaten moeten invoeren. In ieder geval zouden de lidstaten ervoor moeten zorgen dat maatregelen worden genomen wanneer een gebrek in de rechtsbijstand manifest is of voldoende onder de aandacht van de lidstaat wordt gebracht.

(12)

Advocaten en functionarissen die betrokken zijn bij de besluitvorming inzake het recht op rechtsbijstand, zoals openbare aanklagers, rechters en personeel van raden voor rechtsbijstand, zouden een passende opleiding moeten krijgen om het recht op een daadwerkelijke toegang tot rechtsbijstand te bevorderen.

(13)

Gezien het belang van het vertrouwen tussen advocaat en cliënt zouden de bevoegde autoriteiten bij de keuze van de pro-deo-advocaat zoveel mogelijk rekening moeten houden met de voorkeur en wensen van de verdachte of de beklaagde. Zoals in de rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens is erkend, kunnen zij echter aan deze wensen voorbijgaan wanneer er relevante en toereikende gronden zijn om te oordelen dat dit in het belang van de rechtspleging noodzakelijk is.

(14)

Deze aanbeveling eerbiedigt de grondrechten en de beginselen die zijn neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Met name wordt met deze aanbeveling beoogd het recht op vrijheid, het recht op een eerlijk proces en de rechten van de verdediging te bevorderen. Zij zou dienovereenkomstig moeten worden uitgelegd en toegepast.

(15)

In zoverre het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie rechten bevat die overeenkomen met rechten die worden gewaarborgd door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, zouden de inhoud en reikwijdte van deze rechten dezelfde moeten zijn als die van de rechten die in dit Verdrag zijn neergelegd. De overeenkomstige bepalingen van deze aanbeveling zouden dus moeten worden uitgelegd en toegepast in overeenstemming met deze rechten, zoals deze zijn uitgelegd in de jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens.

(16)

De lidstaten zouden de Commissie in kennis moeten stellen van de maatregelen die zijn genomen om aan deze aanbeveling gevolg te geven.

(17)

Binnen 48 maanden na de kennisgeving van deze aanbeveling zou de Commissie moeten nagaan of verdere maatregelen, met inbegrip van wetgevende maatregelen, nodig zijn om ervoor te zorgen dat de doelstellingen van deze aanbeveling ten volle worden verwezenlijkt,

BEVEELT AAN:

AFDELING 1

ONDERWERP EN WERKINGSSFEER

1.

Deze aanbeveling betreft het recht op rechtsbijstand voor verdachten en beklaagden in strafprocedures en personen die in het kader van een procedure ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel worden gezocht, teneinde de daadwerkelijke toegang tot een advocaat overeenkomstig Richtlijn 2013/48/EU te waarborgen.

2.

Verdachten of beklaagden in strafprocedures dienen recht op rechtsbijstand te hebben vanaf het tijdstip waarop zij ervan worden verdacht een strafbaar feit te hebben gepleegd. Dit recht dient van toepassing te zijn totdat de procedure is beëindigd.

AFDELING 2

TOEGANG TOT RECHTSBIJSTAND

Recht op rechtsbijstand

3.

De lidstaten dienen passende maatregelen te nemen om te waarborgen dat verdachte, beklaagde of gezochte personen recht op daadwerkelijke rechtsbijstand hebben, teneinde het recht op een eerlijk proces in overeenstemming met deze aanbeveling te waarborgen.

4.

Verdachte, beklaagde of gezochte personen dienen op zijn minst juridische bijstand te krijgen wanneer zij als gevolg van hun economische situatie over onvoldoende financiële middelen beschikken om alle of een deel van de kosten van de verdediging en de procedure te kunnen voldoen („draagkrachttoets”), en/of wanneer dergelijke bijstand in het belang van de rechtspleging is vereist („onderzoek van de juridische merites van de zaak”).

5.

Alle maatregelen dienen te worden genomen die nodig zijn om alle relevante informatie inzake rechtsbijstand in strafzaken gemakkelijk toegankelijk en begrijpelijk te maken voor verdachte, beklaagde of gezochte personen, met inbegrip van informatie over hoe en waar deze bijstand moet worden aangevraagd, transparante criteria voor het in aanmerking komen voor rechtsbijstand, alsmede informatie over de mogelijkheden om een klacht in te dienen in gevallen waarin toegang tot rechtsbijstand wordt geweigerd of een pro-deo-advocaat onvoldoende juridische bijstand biedt.

Draagkrachttoets

6.

Wanneer bij de beoordeling of er recht op rechtsbijstand is het ontbreken van voldoende financiële middelen een vereiste is (draagkrachttoets), dient de beoordeling van de economische situatie van de aanvrager plaats te vinden aan de hand van objectieve criteria, zoals inkomen, vermogen, gezinssituatie, levensstandaard en de kosten van een advocaat. Wanneer het om rechtsbijstand voor een kind gaat, dient rekening te worden gehouden met het eigen vermogen van het kind en niet met dat van de ouders of degene die het ouderlijk gezag uitoefent.

7.

Wanneer bij de draagkrachttoets rekening wordt gehouden met het gezinsinkomen, maar de individuele gezinsleden met elkaar in conflict zijn of niet in gelijke mate over het gezinsinkomen kunnen beschikken, dient alleen met het inkomen van de persoon die rechtsbijstand aanvraagt, rekening te worden gehouden.

8.

Bij het vaststellen of verdachte, beklaagde of gezochte personen over onvoldoende financiële middelen beschikken, dient met alle relevante omstandigheden rekening te worden gehouden.

9.

Wanneer een lidstaat een drempel vaststelt waarboven een persoon wordt geacht de kosten van de verdediging en de procedure geheel of ten dele te kunnen dragen, dient bij die vaststelling rekening te worden gehouden met de in lid 6 genoemde factoren. Voorts mag het bestaan van een dergelijke drempel niet verhinderen dat personen met financiële middelen boven de drempel, alle of sommige kosten van rechtsbijstand vergoed krijgen wanneer zij in de betrokken zaak over onvoldoende financiële middelen beschikken.

10.

Verdachte, beklaagde of gezochte personen dienen niet buiten iedere redelijke twijfel te hoeven aantonen dat zij over onvoldoende financiële middelen beschikken om de kosten van de verdediging en de procedure te dekken.

Onderzoek van de juridische merites

11.

Wanneer het criterium wordt toegepast of het belang van de rechtspleging rechtsbijstand vereist (onderzoek van de juridische merites), dan dient dat ook een beoordeling te omvatten van de complexiteit van de zaak, de sociale en persoonlijke situatie van de verdachte, beklaagde of de aangezochte persoon, de ernst van het misdrijf en de zwaarte van de eventuele sanctie. Er dient rekening te worden gehouden met alle relevante omstandigheden.

12.

In situaties waarin een persoon wordt verdacht of beschuldigd van een strafbaar feit waarvoor een vrijheidsstraf kan worden opgelegd, en in situaties waarin rechtsbijstand verplicht is, dient het verlenen van rechtsbijstand in het belang van de rechtspleging te worden geacht.

13.

Indien aan een verdachte, een beklaagde of een gezochte personen rechtsbijstand wordt verleend op basis van een onderzoek naar de juridische merites, kunnen de kosten van de rechtsbijstand worden teruggevorderd in het geval van een definitieve veroordeling, op voorwaarde dat de persoon op het tijdstip van de terugvordering over voldoende middelen beschikt, zoals vastgesteld overeenkomstig de punten 6 tot en met 10.

Besluiten over verzoeken om rechtsbijstand

14.

Besluiten over het al dan niet verlenen van de rechtsbijstand dienen onverwijld door een onafhankelijke bevoegde instantie te worden genomen, binnen een tijdsbestek dat verdachte, beklaagde of gezochte personen de gelegenheid biedt hun verdediging doeltreffend en concreet voor te bereiden.

15.

Verdachte, beklaagde of gezochte personen dienen het recht te hebben beroep in stellen tegen besluiten waarbij hun verzoek om rechtsbijstand geheel of gedeeltelijk wordt afgewezen.

16.

Wanneer aanvragen volledig of gedeeltelijk worden afgewezen, dient deze afwijzing schriftelijk te worden gemotiveerd.

AFDELING 3

DOELTREFFENDHEID EN KWALITEIT VAN DE RECHTSBIJSTAND

De kwaliteit van in het kader van een rechtsbijstandsregeling verstrekte rechtsbijstand

17.

Rechtsbijstand die op grond van een rechtsbijstandsregeling wordt verleend dient van hoge kwaliteit te zijn teneinde het eerlijke verloop van de procedure te waarborgen. Te dien einde dienen in alle lidstaten regelingen te bestaan ter waarborging van de kwaliteit van pro-deo-advocaten.

18.

Er dienen mechanismen aanwezig te zijn die het mogelijk maken dat de bevoegde autoriteiten pro-deo-advocaten vervangen of aan de vervulling van hun verplichtingen houden, wanneer deze advocaten nalaten passende rechtsbijstand te verlenen.

Erkenning

19.

In elke lidstaat dient een systeem voor de erkenning van pro-deo-advocaten te worden ingevoerd en gehandhaafd.

20.

De lidstaten wordt verzocht om criteria vast te stellen voor de erkenning van pro-deo-advocaten, met inachtneming van de beste praktijken.

Opleiding

21.

Functionarissen die betrokken zijn bij de besluitvorming over rechtsbijstand in strafzaken, dienen passende opleiding te krijgen.

22.

Om rechtsbijstand van hoge kwaliteit te verzekeren, dient de opleiding en de ontwikkeling van opleidingsprogramma’s voor advocaten die rechtsbijstand verlenen, te worden aangemoedigd.

23.

De erkenning van pro-deo-advocaten dient zoveel mogelijk te worden gekoppeld aan een verplichting tot permanente beroepsopleiding.

Benoeming van pro-deo-advocaten

24.

Door de nationale rechtsbijstandsregelingen dient bij de keuze van de pro-deo-advocaat zo veel mogelijk rekening te worden gehouden met de voorkeur en wensen van de verdachte, beklaagde of gezochte persoon.

25.

De rechtsbijstandsregeling dient erop gericht te zijn de vertegenwoordiging in rechte door een en dezelfde advocaat te waarborgen indien de verdachte, beschuldigde of gezochte persoon deze wenst.

26.

Er dienen transparante en op verantwoording gerichte mechanismen te worden ingevoerd om ervoor te zorgen dat verdachte, beklaagde en gezochte personen een geïnformeerde keuze kunnen maken over rechtsbijstand uit hoofde van de rechtsbijstandsregeling, zonder ongepaste beïnvloeding.

AFDELING 4

VERZAMELING VAN GEGEVENS EN TOEZICHT

Verzameling van gegevens

27.

De lidstaten dienen gegevens te verzamelen over kwesties die voor de follow-up van deze aanbeveling relevant zijn.

Toezicht

28.

De lidstaten dienen de Commissie uiterlijk (36 maanden na de kennisgeving) te informeren over de maatregelen die zijn genomen ter uitvoering van deze aanbeveling.

AFDELING 5

SLOTBEPALINGEN

29.

Deze aanbeveling is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 27 november 2013.

Voor de Commissie

Viviane REDING

Vicevoorzitter


(1)  Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (PB L 190 van 18.7.2002, blz. 1).

(2)  Richtlijn 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel en het recht om een derde op de hoogte te laten brengen vanaf de vrijheidsbeneming en om met derden en consulaire autoriteiten te communiceren tijdens de vrijheidsbeneming (PB L 294 van 6.11.2013, blz. 1).


Europese Centrale Bank

24.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 378/15


AANBEVELING VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 17 december 2013

aan de Raad van de Europese Unie betreffende de externe accountants van de Banque centrale du Luxembourg

(ECB/2013/51)

2013/C 378/04

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid artikel 27.1,

Overwegende:

(1)

De rekeningen van de Europese Centrale Bank (ECB) en van de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben, worden gecontroleerd door onafhankelijke externe accountants, die op aanbeveling van de Raad van bestuur van de ECB zijn aanvaard door de Raad van de Europese Unie.

(2)

Het mandaat van de huidige externe accountants van de Banque centrale du Luxembourg eindigt na de audit van het boekjaar 2013. Het is derhalve noodzakelijk om met ingang van het boekjaar 2014 externe accountants te benoemen.

(3)

De Banque centrale du Luxembourg heeft DELOITTE AUDIT SARL als externe accountants geselecteerd voor de boekjaren 2014 tot en met 2018,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

Het verdient aanbeveling dat DELOITTE AUDIT SARL benoemd wordt als externe accountant van de Banque centrale du Luxembourg voor de boekjaren 2014 tot en met 2018.

Gedaan te Frankfurt am Main, 17 december 2013.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

24.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 378/16


Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten krachtens de artikelen 107 en 108 VWEU

Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt

(Voor de EER relevante tekst, behalve voor de producten die onder bijlage I van het Verdrag vallen)

2013/C 378/05

Datum waarop het besluit is genomen

14.10.2013

Referentienummer staatssteun

SA.36709 (13/N)

Lidstaat

Polen

Regio

Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde

Restoration of forests damaged by adverse weather conditions and prevention measures

Rechtsgrondslag

1)

Ustawa z dnia 7 marca 2007 r. o wspieraniu rozwoju obszarów wiejskich z udziałem środków Europejskiego Funduszu Rolnego na rzecz Rozwoju Obszarów Wiejskich

2)

Rozporządzenie Ministra Rolnictwa i Rozwoju Wsi z dnia 20 maja 2008 r. w sprawie szczegółowych warunków i trybu przyznawania pomocy finansowej w ramach działania „Odtwarzania potencjału produkcji leśnej zniszczonego przez katastrofy oraz wprowadzanie instrumentów zapobiegawczych” objętego Programem Rozwoju Obszarów Wiejskich na lata 20…

Type maatregel

Regeling

Doelstelling

Bosbouw

Vorm van de steun

Overige

Begrotingsmiddelen

Maximale steunintensiteit

100 %

Looptijd (periode)

1.1.2014-31.12.2015

Economische sectoren

Bosbouw en de exploitatie van bossen

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Agencja Restrukturyzacji i Modernizacji Rolnictwa

ul. Poleczki 33

02-822 Warszawa

POLSKA/POLAND

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/competition/elojade/isef/index.cfm


24.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 378/17


Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten krachtens de artikelen 107 en 108 VWEU

Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt

(Voor de EER relevante tekst, behalve voor de producten die onder bijlage I van het Verdrag vallen)

2013/C 378/06

Datum waarop het besluit is genomen

4.11.2013

Referentienummer staatssteun

SA.37151 (13/N)

Lidstaat

Tsjechische Republiek

Regio

Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde

Zásady, kterými se stanovují podmínky pro poskytování dotací na zmírnění škod způsobených povodněmi v lesním hospodářství a myslivosti v červnu roku 2013

Rechtsgrondslag

1)

Zásady, kterými se stanovují podmínky pro poskytování dotací na zmírnění škod způsobených povodněmi v lesním hospodářství a myslivosti v červnu roku 2013

2)

Zákon č. 289/1995 Sb., o lesích a o změně a doplnění některých zákonů (lesní zákon), ve znění pozdějších předpisů

3)

Zákon č. 449/2001 Sb. o myslivosti, ve znění pozdějších předpisů

4)

Usnesení vlády č. 548 ze dne 24. července 2013, k řešení zmírnění škod způsobených na státním vodohospodářském majetku, zemědělském a lesním majetku v důsledku povodně v červnu 2013 (včetně přílohy – souhrnné vyčíslení škod)

5)

Zákon č. 218/2000 Sb., o rozpočtových pravidlech a o změně některý souvisejících zákonů, ve znění pozdějších předpisů

Type maatregel

Regeling

Doelstelling

Vergoeding schade veroorzaakt door natuurrampen

Vorm van de steun

Rechtstreekse subsidie

Begrotingsmiddelen

 

Totaalbudget: 28 CZK (in miljoen)

 

Jaarbudget: 28 CZK (in miljoen)

Maximale steunintensiteit

80 %

Looptijd (periode)

tot 31.12.2014

Economische sectoren

Teelt van gewassen, veeteelt, jacht en diensten in verband met deze activiteiten, Bosbouw en de exploitatie van bossen

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Ministerstvo zemědělství

Těšnov 17

117 05 Praha 1

ČESKÁ REPUBLIKA

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/competition/elojade/isef/index.cfm


24.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 378/18


Goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten krachtens de artikelen 107 en 108 VWEU

Gevallen waartegen de Commissie geen bezwaar maakt

(Voor de EER relevante tekst, behalve voor de producten die onder bijlage I van het Verdrag vallen)

2013/C 378/07

Datum waarop het besluit is genomen

4.11.2013

Referentienummer staatssteun

SA.36895 (13/N)

Lidstaat

Slovenië

Regio

Slovenia

Benaming van de steunregeling en/of naam van de begunstigde

Pomoč za izgube zaradi neugodnih vremenskih razmer – suša 2012

Rechtsgrondslag

Program odprave posledic škode v kmetijstvu zaradi suše leta 2012 (Sklep Vlade RS, št. 84400-1/2013/4, sprejet na 4. seji, z dne 11.4.2013).

Type maatregel

Regeling

Doelstelling

Vergoeding schade veroorzaakt door natuurrampen, Natuurrampen of uitzonderlijke gebeurtenissen

Vorm van de steun

Rechtstreekse subsidie

Begrotingsmiddelen

 

Totaalbudget: 0,3 EUR (in miljoen)

 

Jaarbudget: 0,3 EUR (in miljoen)

Maximale steunintensiteit

45 %

Looptijd (periode)

tot 31.12.2015

Economische sectoren

Teelt van gewassen, veeteelt, jacht en diensten in verband met deze activiteiten

Naam en adres van de steunverlenende autoriteit

Ministrstvo za kmetijstvo in okolje

Dunajska cesta 22

SI-1000 Ljubljana

SLOVENIJA

Andere informatie

De tekst van de beschikking in de authentieke ta(a)l(en), waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn geschrapt, is beschikbaar op site:

http://ec.europa.eu/competition/elojade/isef/index.cfm


24.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 378/19


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.7100 — New Mountain Capital/Alexander Mann Solutions)

(Voor de EER relevante tekst)

2013/C 378/08

Op 13 december 2013 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/en/index.htm) onder documentnummer 32013M7100. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


24.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 378/19


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.6844 — GE/Avio)

(Voor de EER relevante tekst)

2013/C 378/09

Op 1 juli 2013 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/en/index.htm) onder documentnummer 32013M6844. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


24.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 378/20


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.7096 — Eni ULX/Liverpool Bay JV)

(Voor de EER relevante tekst)

2013/C 378/10

Op 19 december 2013 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/en/index.htm) onder documentnummer 32013M7096. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

24.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 378/21


Wisselkoersen van de euro (1)

23 december 2013

2013/C 378/11

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,3702

JPY

Japanse yen

142,38

DKK

Deense kroon

7,4612

GBP

Pond sterling

0,83770

SEK

Zweedse kroon

8,9873

CHF

Zwitserse frank

1,2257

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

8,3975

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

27,574

HUF

Hongaarse forint

298,52

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,7022

PLN

Poolse zloty

4,1597

RON

Roemeense leu

4,4810

TRY

Turkse lira

2,8660

AUD

Australische dollar

1,5320

CAD

Canadese dollar

1,4524

HKD

Hongkongse dollar

10,6248

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,6697

SGD

Singaporese dollar

1,7349

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 453,63

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

14,1583

CNY

Chinese yuan renminbi

8,3151

HRK

Kroatische kuna

7,6395

IDR

Indonesische roepia

16 607,59

MYR

Maleisische ringgit

4,5117

PHP

Filipijnse peso

60,825

RUB

Russische roebel

44,8968

THB

Thaise baht

44,780

BRL

Braziliaanse real

3,2504

MXN

Mexicaanse peso

17,7681

INR

Indiase roepie

84,7030


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


24.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 378/22


Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 28 juni 2013 betreffende een ontwerpbesluit in zaak COMP/39.847/E-BOOKS

Rapporteur: Litouwen

2013/C 378/12

1.

Het Adviescomité deelt de door de Commissie in haar ontwerpbesluit geformuleerde mededingingsbezwaren.

2.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de praktijk de handel tussen de lidstaten kan beïnvloeden.

3.

Het Adviescomité is het ermee eens dat de door Penguin gedane toezeggingen tegemoetkomen aan de mededingingsbezwaren van de Commissie.

4.

Het Adviescomité is het ermee eens dat de toezeggingen toereikend zijn.

5.

Het Adviescomité is het eens met de duur van de toezeggingen.

6.

Het Adviescomité is het ermee eens dat de toezeggingen volledig verbindend moeten worden verklaard.

7.

Het Adviescomité is het ermee eens dat er, gelet op de toezeggingen en onverminderd artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003, niet langer gronden bestaan voor een optreden van de Commissie tegen Penguin met betrekking tot de in het ontwerpbesluit vastgestelde mededingingsbezwaren.

8.

Het Adviescomité verzoekt de Commissie rekening te houden met alle overige opmerkingen die tijdens de discussie zijn gemaakt.

9.

Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt.


24.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 378/23


Eindverslag van de raadadviseur-auditeur (1)

E-BOOKS (Penguin)

(COMP/39.847)

2013/C 378/13

(1)

Deze procedure heeft betrekking op een aantal vermeende onderling afgestemde feitelijke gedragingen met betrekking tot de verkoop van e-boeken aan consumenten.

(2)

Op 12 december 2012 heeft de Commissie een besluit in de zin van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1/2003 (2) vastgesteld. Deze beoordeling betrof het gedrag van vier uitgeverijen (Hachette, Harper Collins, Holtzbrinck/Macmillan en Simon & Schuster) (3), alsook van Apple, met betrekking tot de verkoop van e-boeken aan consumenten. Bij het besluit zijn de door de vier uitgeverijen en Apple gedane toezeggingen verbindend verklaard en is de procedure ten aanzien van hen afgesloten (4).

(3)

Aangezien Pearson, het moederbedrijf van de Penguin-groep (5), geen toezeggingen deed, heeft de Commissie haar onderzoek naar het gedrag van Pearson en de verenigbaarheid daarvan met artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-overeenkomst voortgezet.

(4)

Op 16 april 2013 heeft Penguin, de verkoper van commerciële e-boeken binnen het Pearsonconcern, toezeggingen bij de Commissie ingediend ingevolge de in de voorlopige beoordeling van 1 maart 2013 geformuleerde bezwaren (6).

(5)

Op 19 april 2013 is, overeenkomstig artikel 27, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1/2003, een bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerd waarin een samenvatting van de zaak en de toezeggingen werd gegeven en belanghebbende derden werden verzocht binnen één maand na de datum van de bekendmaking hun opmerkingen in te dienen (7). Er zijn geen relevante opmerkingen ontvangen. De Commissie oordeelde derhalve, net als voor het eerste deel van deze procedure tegen vier uitgevers en Apple, dat de toezeggingen volstonden om de mededingingsbezwaren te verhelpen.

(6)

In haar besluit overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 verklaart de Commissie de door Penguin gedane toezeggingen verbindend en concludeert zij dat er in het licht van de gedane toezeggingen voor haar geen reden tot optreden meer is en dat de procedure in deze zaak derhalve moet worden beëindigd.

(7)

Ik heb van geen van de partijen bij dit tweede deel van de procedure in deze zaak een verzoek of klacht ontvangen (8). Ik ben dan ook van mening dat de daadwerkelijke uitoefening van de procedurele rechten van alle partijen in deze zaak is geëerbiedigd.

Brussel, 28 juni 2013.

Michael ALBERS


(1)  Conform de artikelen 16 en 17 van Besluit 2011/695/EU van de voorzitter van de Europese Commissie van 13 oktober 2011 betreffende de functie en het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 275 van 20.10.2011, blz. 29).

(2)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).

(3)  Hachette Livre SA, HarperCollins Publishers, L.L.C. en HaperCollins Publishers Limited, Georg von Holtzbrinck GmbH & Co. KG en Verlagsgruppe Georg von Holtzbrinck GmbH, Simon & Schuster, Inc. Simon & Schuster (UK) Ltd en Simon & Schuster Digital Sales, Inc.

(4)  Besluit van de Commissie van 12 december 2012, gepubliceerd onder document C(2012) 9288 beschikbaar op http://ec.europa.eu/competition/antitrust/cases/dec_docs/39847/39847_26804_4.pdf. Zie ook het eindverslag van de raadadviseur-auditeur, PB C 73 van 13.3.2013, blz. 15, beschikbaar op http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:52013XX0313(02):EN:NOT

(5)  Penguin Publishing Company Limited, The Penguin Group, Penguin Group (USA) Inc. en Dorling Kindersley Holdings Limited, hun opvolgers en rechtverkrijgenden en elk van hun dochterondernemingen, divisies, concerns en compagnonschappen, hierna „Penguin”.

(6)  De door Penguin gedane toezeggingen zijn beschikbaar op http://ec.europa.eu/competition/antitrust/cases/dec_docs/39847/39847_27098_5.pdf

(7)  Bekendmaking van de Commissie overeenkomstig artikel 27, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1/2003 in zaak COMP/39.847/E-BOOKS (PB C 112 van 19.4.2013, blz. 9).

(8)  Overeenkomstig artikel 15, lid 1, van Besluit 2011/695/EU kunnen partijen bij de procedure die overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1/2003 toezeggingen doen, in elk stadium van de procedure van artikel 9 een beroep doen op de raadadviseur-auditeur om te verzekeren dat zij hun procedurele rechten daadwerkelijk kunnen uitoefenen.


24.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 378/25


Samenvatting van het besluit van de Commissie

van 25 juli 2013

inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst

(Zaak COMP/39.847/E-BOOKS)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 4750)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

2013/C 378/14

Op 25 juli 2013 heeft de Commissie een besluit vastgesteld inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-Overeenkomst. Overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad  (1) publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van het besluit, waaronder de opgelegde sancties, rekening houdend met het rechtmatige belang van de ondernemingen inzake de bescherming van hun bedrijfsgeheimen.

1.   INLEIDING

(1)

Het besluit is gericht tot Penguin Random House Limited (voorheen The Penguin Publishing Company Limited) en Penguin Group (USA), LLC (voorheen Penguin Group (USA), Inc.) (hierna gezamenlijk „Penguin” genoemd) (2). Het besluit betreft gedragingen van Penguin in het kader van haar deelname aan een mogelijke onderling afgestemde feitelijke gedraging met betrekking tot de verkoop van e-boeken aan de consument.

2.   PROCEDURE

(2)

Op 1 december 2011 heeft de Commissie een procedure ingeleid tegen Apple Inc. („Apple”), Hachette Livre SA („Hachette”), HarperCollins Publishers Limited en HarperCollins Publishers L.L.C. (hierna gezamenlijk „Harper Collins” genoemd), Georg von Holtzbrinck GmbH & Co. KG en Verlagsgruppe Georg von Holtzbrinck GmbH (hierna gezamenlijk „Holtzbrinck/Macmillan” genoemd), Simon & Schuster, Inc., Simon & Schuster (UK) Ltd en Simon & Schuster Digital Sales Inc. (hierna gezamenlijk „Simon & Schuster” genoemd), (hierna gezamenlijk „de vier uitgeverijen” genoemd), en Penguin (hierna gezamenlijk „de vijf uitgeverijen” genoemd), naar aanleiding van voorlopige bezwaren ten aanzien van een mogelijke onderling afgestemde feitelijke gedraging tussen deze ondernemingen die ertoe strekte de detailprijzen in de EER te verhogen. Op 12 december 2012 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan een besluit op grond van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1/2003 gericht tot de vier uitgeverijen en Apple (hierna „het besluit van 12 december 2012” genoemd). Bij dit besluit zijn de door de vier uitgeverijen en Apple gedane toezeggingen verbindend verklaard en is de procedure ten aanzien van hen afgesloten. Het besluit was niet gericht tot Penguin, aangezien de uitgeverij destijds geen toezeggingen had ingediend. Penguin heeft echter besloten eerder dit jaar formeel toezeggingen in te dienen.

(3)

Op 1 maart 2013 heeft de Commissie een tot Penguin gerichte voorlopige beoordeling vastgesteld.

(4)

Op 16 april 2013 heeft Penguin toezeggingen ingediend om tegemoet te komen aan de bezwaren in de voorlopige beoordeling (hierna „de toezeggingen” genoemd).

(5)

Op 19 april 2013 is een bekendmaking overeenkomstig artikel 27, lid 4, in het Publicatieblad gepubliceerd, waarin belanghebbenden wordt verzocht binnen één maand na de datum van de bekendmaking hun opmerkingen over de toezeggingen mee te delen (hierna de „markttest” genoemd).

(6)

Op 23 mei 2013 heeft de Commissie Penguin in kennis gesteld van een opmerking die zij tijdens de markttest van een belanghebbende had ontvangen.

(7)

Op 28 juni 2013 heeft het Adviescomité het op grond van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1/2003 vastgestelde ontwerp-besluit goedgekeurd. Op 28 juni 2013 heeft de raadadviseur-auditeur zijn eindverslag uitgebracht.

3.   IN DE VOORLOPIGE BEOORDELING GEFORMULEERDE BEZWAREN

In de VS en de EER tussen elk van de vijf uitgeverijen en Apple gesloten agentuurovereenkomsten

(8)

In overeenstemming met de tot de vier uitgeverijen gerichte voorlopige beoordeling nam de Commissie in de tot Penguin gerichte voorlopige beoordeling het voorlopige standpunt in dat ten minste de vijf uitgeverijen vóór 2008 onderling hun bezorgdheid hadden geuit over de detailprijzen voor e-boeken die Amazon, een grote onlinedetailhandelaar, op of onder het niveau van de groothandelsprijzen vaststelde. Volgens het voorlopige standpunt van de Commissie had elk van de vijf uitgeverijen ten minste sinds december 2009 directe en indirecte (via Apple) contacten om hetzij de detailprijzen van e-boeken te verhogen tot boven die van Amazon (zoals in het Verenigd Koninkrijk), hetzij gewoonweg te verhinderen dat dergelijke prijzen in de EER worden geïntroduceerd (zoals in Frankrijk en Duitsland). Met het oog hierop waren de vijf uitgeverijen samen met Apple voornemens om voor de verkoop van e-boeken wereldwijd gezamenlijk over te stappen van een groothandelsmodel (waarbij de detailhandelaar de detailprijzen bepaalt) op een agentuurmodel (waarbij de uitgever de detailprijzen bepaalt) met dezelfde essentiële voorwaarden inzake prijszetting, eerst met Apple en dan met Amazon en andere detailhandelaars.

(9)

De Commissie was in haar voorlopige beoordeling van mening dat elk van de vijf uitgeverijen met het oog op deze gezamenlijke overstap informatie vrijgaf aan en/of informatie ontving van de andere vijf uitgeverijen en/of Apple over de toekomstige voornemens van de vijf uitgeverijen met betrekking tot: i) de sluiting van een agentuurovereenkomst met Apple in de VS; en ii) de essentiële voorwaarden waaronder elk van de vijf uitgeverijen een dergelijke agentuurovereenkomst met Apple in de VS zou sluiten, inclusief een MFN-clausule (meestbegunstigingsclausule) met betrekking tot de detailprijzen, de maximale detailhandelstarieven en de hoogte van de aan Apple te betalen vergoeding. In de MFN-clausule met betrekking tot de detailprijzen is bepaald dat elk van de uitgeverijen de prijzen in de iBookstore van Apple moet afstemmen op die van andere onlinedetailhandelaars indien deze voor dezelfde e-boeken lagere prijzen toepassen. In combinatie met de andere essentiële voorwaarden inzake prijszetting zou de MFN-clausule hebben geresulteerd in lagere inkomsten voor de uitgeverijen wanneer andere detailhandelaars e-boeken bleven aanbieden tegen de op dat moment op de markt gebruikelijke prijzen. De Commissie nam het voorlopige standpunt in dat de financiële gevolgen van de MFN-clausule met betrekking tot de detailprijzen voor de uitgeverijen van dien aard waren dat deze clausule fungeerde als een gezamenlijk middel voor zelfbinding („commitment device”). Elk van de vijf uitgeverijen verkeerde in de mogelijkheid om Amazon te dwingen de overschakeling naar het agentuurmodel te accepteren, of anders het risico te lopen dat haar de toegang tot de e-boeken van elk van hen wordt ontzegd, in de veronderstelling dat ten minste alle vijf de uitgeverijen in dezelfde periode dezelfde prikkel hadden, en dat een situatie waarin elk van de vijf uitgeverijen haar op hetzelfde ogenblik de toegang tot ook maar een klein deel van hun e-boekenfonds zou ontzeggen, voor Amazon niet houdbaar was geweest.

(10)

In haar voorlopige beoordeling nam de Commissie het voorlopige standpunt in dat Apple een manier wilde vinden om de detailprijzen af te stemmen op die van Amazon en tevens haar beoogde marge wilde handhaven. Apple zou hebben geweten dat dit doel, evenals het doel van elk van de vijf uitgeverijen om de detailprijzen te verhogen tot boven het door Amazon vastgestelde prijsniveau (of te verhinderen dat Amazon lagere prijzen invoert), kon worden bereikt indien Apple: i) inging op het voorstel van ten minste een aantal van de vijf uitgeverijen om tot de markt voor de verkoop van e-boeken toe te treden in het kader van een agentuurmodel in plaats van een groothandelsmodel; en ii) elk van de vijf uitgeverijen op de hoogte bracht of één van de ten minste vijf andere uitgeverijen een agentuurovereenkomst met Apple in de VS, onder dezelfde essentiële voorwaarden, zou sluiten.

Artikel 101, leden 1 en 3, VWEU en artikel 53, leden 1 en 3, van de EER-Overeenkomst

(11)

Volgens het voorlopige standpunt van de Commissie kwam de gezamenlijke overstap voor de verkoop van e-boeken van een groothandelsmodel op een agentuurmodel met internationaal dezelfde essentiële voorwaarden inzake prijszetting neer op een onderling afgestemde feitelijke gedraging die ertoe strekte de detailhandelsprijzen van e-boeken in de EER te verhogen dan wel het tot stand komen van lagere prijzen voor e-boeken in de EER te verhinderen.

(12)

De onderling afgestemde feitelijke gedraging tussen de vijf uitgeverijen en Apple, alsook onderling, kan de handel tussen de lidstaten merkbaar ongunstig beïnvloeden in de zin van artikel 101, lid 1, VWEU en artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst.

(13)

Voorts zijn artikel 101, lid 3, VWEU en artikel 53, lid 3, van de EER-Overeenkomst volgens het voorlopige standpunt van de Commissie in het onderhavige geval niet van toepassing omdat de cumulatieve voorwaarden van deze bepalingen niet vervuld zijn.

(14)

De in de voorlopige beoordeling geformuleerde bezwaren van de Commissie houden geen verband met het rechtmatige gebruik van het agentuurmodel voor de verkoop van e-boeken. Penguin blijft vrij om agentuurovereenkomsten te sluiten in overeenstemming met de toezeggingen, voor zover deze overeenkomsten en de bepalingen ervan niet in strijd zijn met de mededingingswetgeving van de Unie.

(15)

De voorlopige beoordeling liet voorts nationale wetgeving onverlet op grond waarvan uitgeverijen de detailprijs voor e-boeken naar eigen goeddunken mogen vaststellen (wetgeving inzake verticale prijsbinding).

4.   DE VERBINTENISSEN EN DE MARKTTEST

(16)

Penguin is het niet eens met de voorlopige beoordeling van de Commissie van 1 maart 2013. Niettemin heeft Penguin, om tegemoet te komen aan de in die voorlopige beoordeling geformuleerde bezwaren van de Commissie, op 16 april 2013 toezeggingen gedaan die grotendeels dezelfde zijn als de eerder ingediende toezeggingen die verbindend zijn verklaard bij het besluit van de Commissie van 12 december 2012 betreffende de vier uitgevers.

(17)

De belangrijkste elementen van de toezeggingen van Penguin worden hieronder weergegeven.

(18)

Indien Apple haar agentuurovereenkomsten met Penguin niet reeds heeft beëindigd, zoals zij had toegezegd, zal Penguin haar overeenkomsten met Apple beëindigen uiterlijk veertien dagen na de datum van goedkeuring van het besluit van de Commissie tot verbindendverklaring van de toezeggingen.

(19)

Penguin stelt elke andere detailhandelaar dan Apple in de gelegenheid eventuele agentuurovereenkomsten voor de verkoop van e-boeken te beëindigen die i) voor de detailhandelaar de mogelijkheid beperken, begrenzen of blokkeren om de detailprijs vast te stellen, te wijzigen of te verlagen, of om promoties aan te bieden, of die ii) een MFN-prijsclausule bevatten als omschreven in de toezeggingen van Penguin. Indien een detailhandelaar besluit geen gebruik te maken van de gelegenheid om een dergelijke overeenkomst te beëindigen, zal Penguin de overeenkomst beëindigen conform de daarin vervatte voorwaarden.

(20)

Penguin verbindt zich ertoe gedurende een periode van twee jaar (de zogenoemde bedenktijd) voor detailhandelaars van e-boeken de mogelijkheid niet te beperken, begrenzen of blokkeren om detailprijzen voor e-boeken vast te stellen, te wijzigen of te verlagen en/of om kortingen of promoties aan te bieden. Wanneer Penguin na beëindiging van de vorengenoemde overeenkomsten een agentuurovereenkomst sluit met een detailhandelaar van e-boeken, mag deze detailhandelaar gedurende een periode van twee jaar de detailprijzen voor e-boeken verlagen met een totaal bedrag dat gelijk is aan het totaal van de vergoedingen die de uitgeverij gedurende een periode van ten minste één jaar aan die detailhandelaar betaalt in verband met de verkoop van haar e-boeken aan consumenten; en/of mag hij dit bedrag gebruiken om andere vormen van promoties aan te bieden.

(21)

Penguin zal gedurende een periode van vijf jaar geen overeenkomsten sluiten met betrekking tot de verkoop van e-boeken in de EER die een MFN-prijsclausule bevatten zoals omschreven in de toezeggingen van Penguin (met betrekking tot de detailprijzen, de groothandelsprijzen, het aandeel vergoedingen/inkomsten).

(22)

Naar aanleiding van de markttest heeft de Commissie één opmerking ontvangen.

(23)

De opmerking betrof overwegingen die geen verband houden met de in de voorlopige beoordeling geformuleerde mededingingsbezwaren, namelijk het gebruik van verschillende bestandsformaten en digitale-rechtenbeheer (DRM), die tot gevolg kunnen hebben dat bepaalde e-boekbestanden slechts voor bepaalde soorten e-boeklezers leesbaar zijn, en de sterke marktpositie van Amazon in de EER.

5.   BEOORDELING EN EVENREDIGHEID VAN DE TOEZEGGINGEN

(24)

In haar voorlopige beoordeling was de Commissie van oordeel dat de mogelijke onderling afgestemde feitelijke gedraging tussen de vijf uitgeverijen en Apple ertoe strekte de mededinging in de EER te verhinderen, beperken of vervalsen.

(25)

In het besluit van 12 december 2012 oordeelt de Commissie dat de mededingingsvoorwaarden die in de EER bestonden vóór de mogelijke onderling afgestemde feitelijke gedraging, grotendeels opnieuw moeten worden ingevoerd („herstel van de mededingingsvoorwaarden”).

(26)

Elk van de vier uitgeverijen en Apple hebben toezeggingen gedaan die dit herstel tot stand zouden brengen door ervoor te zorgen dat de betrokken agentuurovereenkomsten worden beëindigd, en in te stemmen met bepaalde beperkingen bij de herziening van hun commerciële regelingen voor e-boeken. Deze beperkingen omvatten onder andere een bedenktijd wat de vier uitgeverijen betreft, en een verbod op MFN-detailprijsclausules wat Apple betreft.

(27)

De Commissie was van oordeel dat de toezeggingen van elk van de vier uitgeverijen en Apple in hun geheel genomen het herstel van de mededingingsvoorwaarden in de EER voor een toereikende periode mogelijk zouden maken. De toezeggingen zouden resulteren in voldoende onzekerheid rond de toekomstige voornemens van de uitgeverijen en detailhandelaars met betrekking tot de keuze van het bedrijfsmodel (d.w.z. groothandelsmodel, agentuurmodel of een nieuw model) en de in het kader daarvan toegepaste prijsvoorwaarden. Door de toezeggingen zou voorts de stimulans voor elk van de vier uitgeverijen en Apple om opnieuw overeenkomsten voor e-boeken te proberen sluiten met dezelfde essentiële voorwaarden, kleiner worden.

(28)

De toezeggingen van Penguin zullen bijdragen tot het door het besluit van 12 december 2012 tot stand gebrachte herstel van de mededingingsvoorwaarden.

(29)

In de eerste plaats zullen de toezeggingen Penguin ertoe aanzetten haar agentuurovereenkomsten met detailhandelaren te beëindigen (naast de agentuurovereenkomsten met Apple, die moeten worden beëindigd uit hoofde van de toezeggingen die bij besluit van 12 december 2012 verbindend zijn verklaard voor Apple).

(30)

Ten tweede zal de bedenktijd van twee jaar in het kader van de verbintenissen van Penguin nu gelden voor alle e-boeken van Penguin die worden aangeboden door Apple en andere detailhandelaren.

(31)

Ten derde zal het verbod op MFN-prijsclausules in het kader van de toezeggingen van Penguin gelden voor elke nieuwe overeenkomst tussen Penguin en detailhandelaren (bovenop het verbod op MFN-detailprijsclausules voor elke nieuwe overeenkomst tussen Penguin en Apple, zoals bepaald in de toezeggingen die bij het besluit van 12 december 2012 verbindend zijn verklaard voor Apple).

(32)

De Commissie is van mening dat de door Penguin gedane toezeggingen in het licht van de toezeggingen van de vier uitgeverijen en Apple, die verbindend zijn verklaard bij het besluit van 12 december 2012, in hun geheel genomen voor een toereikende periode verder zullen bijdragen tot het herstel van de mededingingsvoorwaarden.

(33)

Concluderend is de Commissie van mening dat de toezeggingen van Penguin volstaan (zowel wat betreft de reikwijdte als de duur ervan) om de door de Commissie in haar voorlopige beoordeling geformuleerde bezwaren weg te nemen. Bovendien heeft Penguin geen minder belastende toezeggingen aangeboden die ook zouden volstaan om aan deze bezwaren tegemoet te komen.

(34)

De Commissie heeft rekening gehouden met de belangen van belanghebbenden, waaronder die welke op de markttest hebben gereageerd.

6.   CONCLUSIE

(35)

Bij het besluit worden de toezeggingen verbindend verklaard voor Penguin voor een totale periode van vijf jaar vanaf de datum van kennisgeving van dit besluit. De bedenktijd zal voor een totale periode van twee jaar vanaf de datum van kennisgeving van het besluit verbindend zijn.


(1)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.

(2)  Op 1 juli 2013 is de transactie, die heeft geleid tot de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming Penguin Random House, voltooid. Als gevolg daarvan heeft Penguin Group (USA), Inc. haar naam gewijzigd in Penguin group (USA), LLC en The Penguin Publishing Company Limited in Penguin Random House Limited. De Penguin Group (een divisie van Pearson plc) heeft opgehouden te bestaan, terwijl de activa op uitgeverijgebied van Dorling Kindersley Holdings Limited zijn overgedragen naar Penguin Random House Limited of haar dochterondernemingen (waarop Penguin Random House Limited een beslissende invloed uitoefent).


INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

24.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 378/29


Officiële feestdagen in 2014

2013/C 378/15

Belgique/België

1.1, 20.4, 21.4, 1.5, 2.5, 29.5, 30.5, 8.6, 9.6, 21.7, 15.8, 1.11, 2.11, 10.11, 11.11, 15.11, 25.12, 26.12, 27.12, 28.12, 29.12, 30.12, 31.12

България

1.1, 3.3, 18.4, 21.4, 1.5, 6.5, 24.5, 6.9, 22.9, 1.11, 24.12, 25.12, 26.12

Česká republika

1.1, 21.4, 1.5, 8.5, 5.7, 6.7, 28.9, 28.10, 17.11, 24.12, 25.12, 26.12

Danmark

1.1, 17.4, 18.4, 20.4, 21.4, 16.5, 29.5, 5.6, 8.6, 9.6, 24.12, 25.12, 26.12, 31.12

Deutschland

1.1, 18.4, 21.4, 1.5, 29.5, 9.6, 21.7, 15.8, 3.10, 1.11, 25.12, 26.12

Eesti

1.1, 24.2, 18.4, 20.4, 1.5, 8.6, 23.6, 24.6, 20.8, 24.12, 25.12, 26.12

Éire/Ireland

1.1, 17.3, 18.4, 21.4, 5.5, 2.6, 4.8, 27.10, 25.12, 26.12

Ελλάδα

1.1, 6.1, 3.3, 25.3, 18.4, 21.4, 1.5, 9.6, 15.8, 28.10, 25.12, 26.12

España

1.1, 18.4, 1.5, 15.8, 1.11, 6.12, 8.12, 25.12

France

1.1, 21.4, 1.5, 9.5, 29.5, 9.6, 14.7, 21.7, 15.8, 1.11, 25.12

Hrvatska

1.1, 6.1, 20.4, 21.4, 1.5, 19.6, 22.6, 25.6, 5.8, 15.8, 8.10, 1.11, 25.12, 26.12

Italia

1.1, 6.1, 21.4, 25.4, 1.5, 2.6, 15.8, 1.11, 8.12, 25.12, 26.12

Κύπρος/Kıbrıs

1.1, 6.1, 3.3, 25.3, 1.4, 18.4, 21.4, 1.5, 9.6, 15.8, 1.10, 28.10, 24.12, 25.12, 26.12

Latvija

1.1, 18.4, 21.4, 1.5, 2.5, 5.5, 23.6, 24.6, 17.11, 18.11, 24.12, 25.12, 26.12, 31.12

Lietuva

1.1, 16.2, 11.3, 20.4, 1.5, 4.5, 1.6, 24.6, 6.7, 15.8, 1.11, 24.12, 25.12, 26.12

Luxembourg

1.1, 21.4, 1.5, 29.5, 9.6, 23.6, 15.8, 1.11, 25.12, 26.12

Magyarország

1.1, 15.3, 21.4, 1.5, 9.6, 20.8, 23.10, 1.11, 25.12, 26.12

Malta

1.1, 10.2, 19.3, 31.3, 18.4, 1.5, 7.6, 29.6, 15.8, 8.9, 21.9, 8.12, 13.12, 25.12

Nederland

1.1, 20.4, 21.4, 27.4, 29.5, 8.6, 9.6, 25.12, 26.12

Österreich

1.1, 6.1, 21.4, 1.5, 29.5, 9.6, 19.6, 15.8, 26.10, 1.11, 8.12, 25.12, 26.12

Polska

1.1, 6.1, 20.4, 21.4, 1.5, 3.5, 8.6, 19.6, 15.8, 1.11, 11.11, 25.12, 26.12

Portugal

1.1, 18.4, 20.4, 25.4, 1.5, 10.6, 15.8, 8.12, 25.12

România

1.1, 2.1, 20.4, 21.4, 1.5, 8.6, 9.6, 15.8, 30.11, 1.12, 25.12, 26.12

Slovenija

1.1, 8.2, 1.4, 1.5, 2.5, 25.6, 15.8, 31.10, 1.11, 25.12, 26.12

Slovensko

1.1, 6.1, 18.4, 21.4, 1.5, 8.5, 5.7, 29.8, 1.9, 15.9, 1.11, 17.11, 24.12, 25.12, 26.12

Suomi/Finland

1.1, 6.1, 18.4, 21.4, 1.5, 29.5, 21.6, 1.11, 6.12, 25.12, 26.12

Sverige

1.1, 6.1, 18.4, 21.4, 1.5, 29.5, 21.6, 1.11, 25.12, 26.12

United Kingdom

Wales and England: 1.1, 18.4, 21.4, 5.5, 26.5, 4.8, 1.12, 25.12, 26.12

Northern Ireland: 1.1, 17.3, 18.4, 21.4, 5.5, 26.5, 14.7, 25.8, 25.12, 26.12

Scotland: 1.1, 2.1, 18.4, 5.5, 26.5, 4.8, 1.12, 25.12, 26.12


24.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 378/31


Kennisgeving van de Slowaakse regering, overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (de „elektriciteitsrichtlijn”), in verband met de aanwijzing van „Slovenská elektrizačná prenosová sústava, a. s.” als transmissiesysteembeheerder in Slowakije — Transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit

2013/C 378/16

Na vaststelling van het definitieve besluit van de Slowaakse regulerende instantie van 14 oktober 2013 betreffende de certificering van „Slovenská elektrizačná prenosová sústava, a. s.” als transmissiesysteembeheerder met ontvlechting van eigendom (artikel 9 van de elektriciteitsrichtlijn), heeft de nationale regelgevende autoriteit de Commissie in kennis gesteld van de officiële goedkeuring en aanwijzing van deze onderneming als transmissiesysteembeheerder in Slowakije overeenkomstig artikel 10 van de elektriciteitsrichtlijn.

Aanvullende informatie kan worden verkregen op het volgende adres:

Ministry of Economy

Mierová 19

827 15 Bratislava 212

SLOVENSKO/SLOVAKIA

http://www.economy.gov.sk


24.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 378/31


Kennisgeving van de Slowaakse regering, overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas (de „gasrichtlijn”), in verband met de aanwijzing van „eustream, a. s.” als transmissiesysteembeheerder in Slowakije — Transmissiesysteembeheerder voor gas

2013/C 378/17

Na vaststelling van het definitieve besluit van de Slowaakse regulerende instantie van 28 oktober 2013 betreffende de certificering van „eustream, a. s.” als onafhankelijke transmissiebeheerder (hoofdstuk IV van de gasrichtlijn), heeft Slowakije de Commissie in kennis gesteld van de officiële goedkeuring en aanwijzing van deze onderneming als transmissiesysteembeheerder in Slowakije overeenkomstig artikel 10 van de gasrichtlijn.

Aanvullende informatie kan worden verkregen op het volgende adres:

Ministry of Economy

Mierová 19

827 15 Bratislava 212

SLOVENSKO/SLOVAKIA

http://www.economy.gov.sk


24.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 378/32


Kennisgeving van de Franse regering, overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas (de „gasrichtlijn”), in verband met de aanwijzing van „GRTgaz” en „TIGF” als transmissiesysteembeheerders in Frankrijk

2013/C 378/18

Na vaststelling van het definitieve besluit van de Franse regulerende instantie („Commission de régulation de l’énergie”) van 26 januari 2012 betreffende de certificering van „GRTgaz” en „TIGF” als onafhankelijke transmissiebeheerders (hoofdstuk IV van de gasrichtlijn), heeft Frankrijk de Commissie in kennis gesteld van de officiële goedkeuring en aanwijzing van deze ondernemingen als transmissiesysteembeheerders in Frankrijk overeenkomstig artikel 10 van de gasrichtlijn.

Aanvullende informatie kan worden verkregen op het volgende adres:

Ministère de l’écologie, du développement durable et de l’énergie

Direction générale de l’énergie et du climat

Arche Nord

92055 La Défense Cedex

FRANCE

http://www.developpement-durable.gouv.fr


24.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 378/33


Mededeling van de minister van Economische Ontwikkeling van de Italiaanse Republiek op grond van artikel 3, lid 2, van Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruikmaken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen

2013/C 378/19

Het ministerie van Economische Ontwikkeling maakt bekend dat zij een aanvraag voor een vergunning voor onderzoek naar koolwaterstoffen heeft ontvangen, genaamd „ZANZA”, die is ingediend door de maatschappijen Northsun Italia SpA (enig vertegenwoordiger), Petrorep Italiana SpA en Aleanna Resources LLC, die daarvan respectievelijk voor 75 %, 15 % en 10 % eigenaar zijn, voor een gebied dat in de regio Emilia Romagna ligt, meer in het bijzonder in de provincie Ferrara, en dat wordt begrensd door meridianen en parallellen, waarvan de hoekpunten worden aangegeven door de onderstaande geografische coördinaten:

Hoekpunten

Geografische coördinaten

Westerlengte (t.o.v. Monte Mario, Rome)

Noorderbreedte

a

– 0°37′

44°51′

b

– 0°35′

44°51′

c

– 0°35′

44°50′

d

– 0°37′

44°50′

De bovengenoemde coördinaten zijn vastgesteld volgens de nationale kaart van het Militair Geografisch Instituut (IGM) — Blad nr. 76 van de kaart van Italië op schaal 1:100 000.

Op basis van deze grensbeschrijving is de oppervlakte 4,89 km2.

Overeenkomstig bovengenoemde richtlijn, artikel 4 van het wetgevingsdecreet van 25 november 1996, nr. 625, het ministerieel decreet van 4 maart 2011 en het directiedecreet van 22 maart 2011, maakt het ministerie van Economische Ontwikkeling een mededeling bekend om de belanghebbende bedrijven in de gelegenheid te stellen om concurrerende aanvragen voor een vergunning voor onderzoek naar koolwaterstoffen in hetzelfde gebied, dat door de bovengenoemde coördinaten wordt begrensd, in te dienen.

De voor de afgifte van de betrokken onderzoeksvergunning bevoegde autoriteit is het Italiaanse ministerie van Economische Ontwikkeling — Departement voor Energie — Directoraat-generaal mijnbouw en energie — Afdeling VI (Ministero dello sviluppo economico — Dipartimento per l’Energia — Direzione generale delle risorse minerarie ed energetiche — Divisione VI).

De regeling voor de afgifte van de mijnbouwvergunning wordt nader gespecificeerd in de volgende wet- en regelgeving:

wet nr. 613 van 21 juli 1967; wet nr. 9 van 9 januari 1991; wetgevingsdecreet nr. 625 van 25 november 1996; ministerieel decreet van 4 maart 2011 en directiedecreet van 22 maart 2011.

De uiterste datum voor de indiening van aanvragen is drie maanden na publicatie van deze mededeling in het Publicatieblad.

Aanvragen die na afloop van deze termijn zijn ontvangen, zullen niet in behandeling worden genomen.

Het adres voor de indiening van aanvragen is:

Ministero dello sviluppo economico

Dipartimento per l’energia

Direzione generale per le risorse minerarie ed energetiche

Divisione VI

Via Molise 2

00187 Roma RM

ITALIA

De aanvraag kan ook worden ingediend door de aanvraagdocumenten, digitaal ondertekend door een wettelijk vertegenwoordiger van de aanvragende vennootschap, in elektronische vorm op te sturen naar het volgende beveiligde e-mailadres:„ene.rme.div6@pec.sviluppoeconomico.gov.it”.

In de zin van decreet nr. 22 van de voorzitter van de Ministerraad van 22 december 2010, bijlage A, punt 2, neemt de procedure voor het verlenen van de exploratievergunning in totaal maximaal 180 dagen in beslag.


V Adviezen

BESTUURLIJKE PROCEDURES

Europese Commissie

24.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 378/34


Oproep tot het indienen van voorstellen — Hercules II/2013/Opleiding

2013/C 378/20

1.   Doelstellingen en prioriteiten

Deze oproep heeft betrekking op de acties op grond van artikel 1 bis, onder b), van het Hercules II-besluit, te weten het organiseren van opleidingen, seminars en conferenties ter ondersteuning van de strijd tegen fraude, corruptie en andere illegale activiteiten, en het ontwikkelen en uitvoeren van beleid om fraude te voorkomen en op te sporen.

2.   In aanmerking komende aanvragers

Elke nationale of regionale overheidsdienst van een lidstaat of een land buiten de Unie zoals gedefinieerd in artikel 3 van het Hercules II-programma die de versterking van de communautaire acties op het gebied van de bescherming van haar financiële belangen bevordert.

3.   Begroting en duur van het project

In totaal zijn begrotingsmiddelen van naar schatting 1 000 000 EUR beschikbaar.

De EU-medefinanciering bedraagt maximaal 80 % van de totale subsidiabele kosten.

De opleiding moet betrekking hebben op een project dat ten vroegste aanvangt op 15 juni 2014 en op uiterlijk 15 juni 2015 eindigt.

4.   Termijn

Voorstellen moeten uiterlijk op 6 maart 2014 worden verzonden naar de Commissie.

5.   Verdere informatie

De volledige tekst van de oproep tot het indienen van voorstellen, het aanvraagformulier en de bijbehorende documenten zijn te vinden op de volgende website:

http://ec.europa.eu/anti_fraud/about-us/funding/training/index_nl.htm

De aanvragen moeten voldoen aan het bepaalde in de hierboven vermelde teksten en middels de daartoe bestemde formulieren worden ingediend.


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

24.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 378/35


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.7052 — Lloyds Development Capital/PostNL/TNT Post UK)

(Voor de EER relevante tekst)

2013/C 378/21

1.

Op 16 december 2013 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat Lloyds Development Capital (Holdings) Limited („LDC”, Verenigd Koninkrijk) en PostNL NV („PostNL”, Nederland) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de EG-concentratieverordening de gezamenlijke zeggenschap verkrijgen over TNT Post UK (Verenigd Koninkrijk) door de verwerving van aandelen.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

LDC: private-equityspecialist die zich toelegt op management buyouts, institutionele buyouts en transacties met ontwikkelingskapitaal via een netwerk van regionale kantoren, hoofzakelijk in het gehele Verenigd Koninkrijk. Zij is een volle dochteronderneming van Lloyds Banking Group plc, die een volledig gamma financiële diensten aanbiedt waaronder bankdiensten voor particulieren en ondernemingen, verzekeringen en beleggingsbeheerdiensten,

PostNL: aanbieder van post-, pakjes- en ondersteuningsdiensten, zowel fysiek als digitaal, op haar thuismarkt Nederland alsook in het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Italië, Luxemburg, België (en elders). In het Verenigd Koninkrijk biedt PostNL diensten aan via TNT Post UK en Spring Global Mail,

TNT Post UK: aanbieder van postdiensten via een netwerk van volle operationele dochterondernemingen in het Verenigd Koninkrijk.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de EG-concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per faxbericht (+32 22964301), per e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer COMP/M.7052 — Lloyds Development Capital/PostNL/TNT Post UK, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (de „EG-concentratieverordening”).


24.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 378/36


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.7112 — Sigma Alimentos/Campofrío)

Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

2013/C 378/22

1.

Op 16 december 2013 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat Sigma Alimentos, SA de C.V. („Sigma”, Mexico), die onder de uiteindelijke zeggenschap staat van Alfa, S.A.B. de C.V. („Alfa”, Mexico), in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de EG-concentratieverordening de uitsluitende zeggenschap verkrijgt over Campofrío Food Group, SA („Campofrío”, Spanje) door de verwerving van aandelen.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

Alfa: haar dochteronderneming Sigma houdt zich bezig met de productie, de distributie en de verkoop van verwerkt vlees, kaas, yoghurt, bereide maaltijden en dranken. Daarnaast houdt Alfa zich ook bezig met aardgas en -olie, petrochemicaliën, aluminiumonderdelen en telecommunicatiediensten,

Campofrío: productie en verkoop van verwerkte vleesproducten.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van de EG-concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens de EG-concentratieverordening (2).

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per faxbericht (+32 22964301), per e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer COMP/M.7112 — Sigma Alimentos/Campofrío, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (de „EG-concentratieverordening”).

(2)  PB C 56 van 5.3.2005, blz. 32 („mededeling betreffende een vereenvoudigde procedure”).


Rectificaties

24.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 378/37


Rectificatie van de oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van het meerjarenwerkprogramma 2013 voor subsidies op het gebied van het trans-Europees vervoersnetwerk (TEN-T) voor de periode 2007-2013

( Publicatieblad van de Europese Unie C 361 van 11 december 2013 )

2013/C 378/23

Op pagina 8:

in plaats van:

„De uiterste datum voor de indiening van de voorstellen is 17 maart 2014,”

te lezen:

„De uiterste datum voor de indiening van de voorstellen is 11 maart 2014.”


24.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 378/38


Rectificatie van de oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van het werkprogramma 2013 voor subsidies op het gebied van het trans-Europees vervoersnetwerk (TEN-T) voor de periode 2007-2013

( Publicatieblad van de Europese Unie C 361 van 11 december 2013 )

2013/C 378/24

Op bladzijde 7:

in plaats van:

„De uiterste datum voor de indiening van de voorstellen is 17 maart 2014.”

te lezen:

„De uiterste datum voor de indiening van de voorstellen is 11 maart 2014.”